Sharp AR-620N, AR-620U, AR-M550U, AR-M550, AR-M620U Manual [nl]

...
0 (0)

GEBRUIKSAANWIJZING

(voor printer)

DIGITALE LASER KOPIEERMACHINE/PRINTER DIGITAAL MULTIFUNCTIONEEL SYSTEEM

Lees deze handleiding grondig door om vertrouwd te worden met het product en er optimaal gebruik van te kunnen maken.

Lees voordat u dit product installeert het deel over de installatievoorschriften en -waarschuwingen van de "Gebruiksaanwijzing (algemene informatie en werking van kopieerder)".

Bewaar alle bedieningshandleidingen binnen handbereik voor latere naslag. Hiermee worden deze handleiding, de "Gebruiksaanwijzing (algemene informatie en werking van kopieerder)" en de bedieningshandleidingen voor alle geïnstalleerde optionele apparatuur bedoeld.

Garantie

Hoewel alles in het werk is gesteld om dit document zo nauwkeurig en nuttig mogelijk te maken, geeft SHARP Corporation geen enkele garantie ten aanzien van de inhoud. Alle informatie in dit document kan worden gewijzigd zonder kennisgeving. SHARP is niet verantwoordelijk voor enig verlies of schade, direct of indirect, voortvloeiende uit of gerelateerd aan het gebruik van deze handleiding.

© Copyright SHARP Corporation 2003. A lle rechten voorbehouden. Het reproduceren, wijzigen of vertalen van dit document is verboden zonder voorafgaande, schriftelijke toestemming, uitgezonderd zoals toegestaan door de wetten ten aanzien van het auteursrecht.

Erkenning van handelsmerken

Sharpdesk is een handelsmerk van Sharp Corporation.

Microsoft® , Windows® , Windows® 95, Windows® 98, Windows® Me, Windows NT® 4.0, Windows® 2000, Windows® XP en Internet Explorer® zijn gedeponeerde handelsmerken of handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en andere landen.

Netscape Navigator is een handelsmerk van Netscape Communications Corporation.

Macintosh, Power Macintosh, Mac OS, LaserWriter en AppleTalk zijn gedeponeerde handelsmerken van Apple Computer, Inc.

IBM, PC/AT en PowerPC zijn handelsmerken van International Business Machines Corporation.

Pentium is een gedeponeerd handelsmerk van Intel Corporation.

PCL is een handelsmerk van Hewlett-Packard Company.

PostScript® is een gedeponeerd handelsmerk van Adobe Systems Incorporated.

Acrobat® Reader Copyright© 1987-2002 Adobe Systems Incorporated. Alle rechten voorbehouden.

Adobe, het Adobe logo, Acrobat en het Acrobat logo zijn handelsmerken van Adobe Systems Incorporated.

NetWare is een gedeponeerd handelsmerk van Novell, Inc.

Agfa en de Agfa Rhombus zijn gedeponeerde handelsmerken van Agfa-Gevaert, A.G.

Alle andere productnamen en auteursrechten zijn eigendom van hun respectievelijke eigenaren.

Wegens productverbetering en wijzigingen kunnen de in de handleiding afgebeelde displayschermen, berichten en toetsnamen verschillen van die op het toestel.

INHOUDSOPGAVE

HOOFDSTUK 1 BASISPROCEDURES VOOR AFDRUKKEN

INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA 1-2

Instellingen van het printerstuurprogramma onder Windows (afdrukvoorwaarden selecteren

 

en instellen).........................................................

1-2

Gebruik van het Help-bestand om uitleg van de

 

 

instellingen in te zien...........................................

1-3

Afdrukken............................................................

1-4

Opties gebruiken voor het afdrukken ..................

1-6

HOOFDSTUK 2 EIGENSCHAPPEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA INSTELLEN

AFDRUKFUNCTIES KIEZEN .....................................

2-2

Instellingen van het tabblad [Algemeen] .............

2-2

Instellingen van het tabblad [Papier] ...................

2-6

Instellingen van het tabblad [Geavanceerd] ........

2-9

Instellingen van het tabblad [Taakverwerking].....

2-13

Instellingen van het tabblad [Watermerken] ........

2-16

HOOFDSTUK 5 KEY-OPERATORPROGRAMMA'S

KEY-OPERATORPROGRAMMA'S..............................

5-2

Lijst van key-operatorprogramma's ...................

5-2

Procedure voor het gebruik van key-

 

 

operatorprogramma's ..........................................

5-3

Menu van key-operatorprogramma's...................

5-4

BESCHRIJVING VAN INSTELLINGSPROGRAMMA'S...

5-5

Printerinstellingen................................................

5-5

Netwerkinstellingen .............................................

5-7

HOOFDSTUK 6

OPLOSSING VAN PROBLEMEN

OPLOSSING VAN PROBLEMEN ...............................

6-2

Controleren van het IP-adres ..............................

6-4

HOOFDSTUK 7

BIJLAGE

PRINTERSPECIFICATIES ..........................................

7-2

AFDRUKKEN VAN KENNISGEVINGPAGINA.............

7-3

AFDRUKGEBIED ........................................................

7-4

HOOFDSTUK 3

WEBPAGINA'S IN DE PRINTER

BEDIENING VIA EEN NETWERK ..............................

3-2

Vereiste omgeving voor toegang tot de webpagina's ....

3-2

Benaderen van de webpagina's en weergeven

 

 

van help ..............................................................

3-2

Items in het menuframe van de webpagina ........

3-3

E-mail afdrukken .................................................

3-7

Een bestand direct afdrukken op een computer......

3-8

Direct een bestand afdrukken van een FTP-server .....

3-9

HOOFDSTUK 4 BASISINSTELLINGEN VAN DE PRINTER

CONFIGURATIE-INSTELLINGEN MAKEN ................

4-2

Gemeenschappelijke bedieningsprocedure voor alle printerconfiguratie-instellingen (items die kunnen worden ingesteld vanaf het

 

bedieningspaneel)...............................................

4-2

Standaardinstellingen .........................................

4-4

PCL-instellingen..................................................

4-5

PostScript-instellingen.........................................

4-5

0-1

HOOFDSTUK 1

BASISPROCEDURES VOOR AFDRUKKEN

Dit hoofdstuk geeft uitleg over het configureren van de instellingen van het printerstuurprogramma op uw computer en bevat basisinformatie over het afdrukken.

Pagina

INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA ..............................

1-2

Instellingen van het printerstuurprogramma onder Windows

 

(afdrukvoorwaarden selecteren en instellen).............................................

1-2

Gebruik van het Help-bestand om uitleg van de instellingen in te zien....

1-3

Afdrukken ...............................................................................................

1-4

Opties gebruiken voor het afdrukken .....................................................

1-6

1-1

INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA

Dit deel beschrijft het wijzigen van de instellingen van het printerstuurprogramma vanaf uw computer. Indien u het printerstuurprogramma nog niet heeft geïnstalleerd, lees dan de bijbehorende "SOFTWARE-INSTALLATIEGIDS (voor printer)" en installeer het printerstuurprogramma vanaf de CD-ROM.

Instellingen van het printerstuurprogramma onder Windows (afdrukvoorwaarden selecteren en instellen)

Instellingen wijzigen met behulp van de printereigenschappen.

Windows 95/98/Me

Windows NT4.0 / 2000 / XP

Hierna wordt de procedure beschreven voor het wijzigen van de instellingen in Windows Me.

Hierna wordt de procedure beschreven voor het wijzigen van de instellingen in Windows XP.

1

2

Kies in het menu [Start] achtereenvolgens [Instellingen] en [Printers].

Klik rechts op het geïnstalleerde printerstuurprogramma en kies [Eigenschappen]. Klik op de tab [Instellen] in de eigenschappen van het printerstuurprogramma.

In onderstaand voorbeeld is het stuurprogramma "SHARP AR-M620N PCL6" geselecteerd.

1

2

3

Kies [Printers en faxapparaten] in het menu [Start].

Klik rechts op het geïnstalleerde printerstuurprogramma en kies [Voorkeursinstellingen].

In onderstaand voorbeeld is het stuurprogramma "SHARP AR-M620N PCL6" geselecteerd.

Stel elk item in.

3 Stel elk item in.

Voor het instellen van items zie de help van het printerstuurprogramma. Voor informatie over het inzien van de Help zie de volgende pagina 1-3. Een voorbeeld dat laat zien hoe u altijd de kleurfunctie gebruikt vindt u op pagina 1-3.

4 Klik op de knop [OK].

Voor het instellen van items zie de help van het printerstuurprogramma. Voor informatie over het inzien van de Help zie de volgende pagina 1-3. Een voorbeeld dat laat zien hoe u altijd de kleurfunctie gebruikt vindt u op pagina 1-3.

4 Klik op de knop [OK].

OPMERKING

Instellingen voor geïnstalleerde randapparatuur zoals een Zadelsteek afwerkingseenheid, afwerkingseenheid en Ruime lade. kunnen worden opgeroepen door rechts te klikken op het printerstuurprogramma, [Eigenschappen] te kiezen en vervolgens het tabblad [Configuratie] te selecteren. (In Windows 95/98/Me kiest u [Eigenschappen] en vervolgens de tab [Configuratie] op het tabblad [Instellen].) Indien de machine wordt gebruikt als netwerkprinter, kiest u de knop [Automatische configuratie] op het tabblad [Configuratie] om de configuratie van randapparatuur automatisch in te stellen. Om informatie te tonen over de huidige lade (papierformaat, papiersoort en de hoeveelheid resterend papier), klikt u op de knop [Ladestatus(3)] op het tabblad [Papier].

1-2

INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA

Kleurfunctie selecteren

Het volgende voorbeeld toont hoe u de kleurfunctie instelt zodat u deze altijd gebruikt. Deze instelling maakt u op het tabblad [Taakverwerking] van de eigenschappen van het printerstuurprogramma.

1

2

3

Volg stappen 1 en 2 op pagina 1-2. Klik op de tab [Taakverwerking].

Selecteer het keuzevakje [Documentarchivering].

4 Voer een gebruikersen opdrachtnaam in in het veld "Taak-id".

5 Klik op de knop [Toepassen].

6 Klik op de knop [OK].

De kleurfunctie wordt nu voor elke printopdracht gebruikt.

Gebruik van het Help-bestand om uitleg van de instellingen in te zien

Om een uitleg van de instellingen van het printerstuurprogramma in te zien op het scherm, opent u het helpbestand.

Help openen in Windows

Dit scherm toont de eigenschappen van de SHARP AR-M620N PCL6 in Windows Me.

Druk op [Help] Om het helpvenster te tonen.

U kunt naar informatie zoeken met behulp van verschillende methoden op de tabbladen.

1-3

INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA

Afdrukken

In dit deel wordt de procedure voor het afdrukken met WordPad*1 uitgelegd aan de hand van een voorbeeld. Indien u geen documenten heeft welke zijn aangemaakt met behulp van WordPad, maak dan een tekstdocument aan met behulp van WordPad dat kan worden afgedrukt.

*1 Dit is een standaard hulpprogramma in Windows

1 Open een document dat is gemaakt met behulp van WordPad.

2 Kies [Afdrukken] in het WordPad menu [Bestand].

3 Kies [SHARP AR-M620N PCL6] in de keuzelijst [Naam].

(1)In Windows 95/98/Me/NT 4.0

Klik op de knop [Eigenschappen] om het venster met de eigenschappen van het printerstuurprogramma te openen.

4 Klik op de gewenste tab en configureer de instellingen.

OPMERKINGEN

Indien de instellingen worden geopend vanuit een toepassing blijven de instellingen die u wijzigt alleen van kracht gedurende het gebruik van deze applicatie.

Voor informatie over de instellingen in de eigenschappen zie "EIGENSCHAPPEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA INSTELLEN" in hoofdstuk 2.

(2)In Windows 2000/XP

Selecteer het [SHARP AR-M620N PCL6] printericoon in [Printer selecteren]. In Windows 2000 bestaan de instellingen uit vijf tabbladen: [Algemeen], [Papier], [Geavanceerd], [Taakverwerking] en [Watermerken].

In Windows XP klikt u op de knop [Voorkeursinstellingen] om de eigenschappen van het printerstuurprogramma te openen.

5 Volg de onderstaande procedure om het afdrukcontract aan te passen. Indien u het afdrukcontrast niet hoeft aan te passen, gaat u door naar stap 6 op de volgende pagina.

Om het afdrukcontrast te wijzigen, klikt u op de knop [Beeldafstelling] op het tabblad [Gevorderde instelling]. Het hieronder weergegeven venster zal verschijnen. Pas de helderheid en het contrast aan in het veld [Beeldafstelling].

Wanneer u klaar bent, gaat u door naar stap 6 op de volgende pagina.

1-4

INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA

6 Klik op de tab [Papier].

Controleer of het papierformaat juist is. Geef vervolgens de papierinvoermethode aan bij [Papierkeuze]. Normaliter wordt [Automatishe keuze] gebruikt. Wanneer u klaar bent, klikt u op de knop [OK] om het venster met printereigenschappen te sluiten.

7 Klik op de knop [OK] in het afdrukvenster in Windows 95/98/Me/NT 4.0, of de knop [Afdrukken] in Windows 2000/XP.

1-5

Sharp AR-620N, AR-620U, AR-M550U, AR-M550, AR-M620U Manual

INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA

Opties gebruiken voor het afdrukken

De procedure voor het afdrukken middels een randapparaat (optie) wordt hiernavolgend uitgelegd met WordPad*1 als voorbeeld. Indien u geen documenten heeft welke zijn aangemaakt met behulp van WordPad, maak dan een tekstdocument aan met behulp van WordPad dat kan worden afgedrukt.

*1 WordPad is een softwaretoepassing welke wordt meegeleverd met Windows als standaard hulpprogramma.

1 Open een document dat is aangemaakt met behulp van WordPad.

2 Kies [Afdrukken] in het WordPad menu [Bestand].

4 Klik op de gewenste tab en configureer de instellingen.

Kies "SHARP AR-M620N PCL6" in de

 

3 keuzelijst [Naam].

 

OPMERKINGEN

(1) In Windows 95/98/Me/NT 4.0

 

● Indien de instellingen worden geopend vanuit een

 

toepassing blijven de instellingen die u wijzigt

 

alleen van kracht gedurende het gebruik van deze

 

applicatie.

 

● Voor informatie over de instellingen in de

 

eigenschappen zie "EIGENSCHAPPEN VAN HET

 

PRINTERSTUURPROGRAMMA INSTELLEN" in

 

hoofdstuk 2.

 

 

Klik op de knop [Eigenschappen] om het venster met de eigenschappen van het printerstuurprogramma te openen.

(2)In Windows 2000/XP

In [Printer selecteren] selecteert u het "SHARP ARM620N PCL6" printericoon.

In Windows 2000 bestaan de eigenschappen uit vijf tabbladen: [Algemeen], [Papier], [Geavanceerd], [Taakverwerking], and [Watermerken].

In Windows XP klikt u op de knop [Voorkeursinstellingen] om de eigenschappen van het printerstuurprogramma te openen.

(1)Om de optionele Zadelsteek afwerkingseenheid te gebruiken om te printen, maakt u de instellingen in het volgende scherm:

1Om de functie voor pamfletstijl te gebruiken, kiest u [Inbindkopie] in het veld [Documenttype] en zet u [Nieten] op [2 nietjes] in het veld [Bezig met voltooien].

1-6

INSTELLEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA

5 Klik op de tab [Papier].

Zorg ervoor dat het geselecteerde papierformaat in het veld [Papierformaat] correct is.

Selecteer vervolgens de papierinvoermethode bij [Papierkeuze]. Normaliter wordt [Automatishe keuze] gebruikt. Indien u wenst de optionele papierlade te gebruiken, kunt u deze selecteren in het volgende venster.

1Om een papierlade te selecteren, kiest u [Papierinvoerbron] in [Papierkeuze] en vervolgens selecteert u de gewenste lade in de lijst.

Voorbeeld: Selecteren van de Ruime lade.

2 Om het papiertype te selecteren, kiest u [Papiertype] in [Papierkeuze] en selecteer daarna het gewenste papiertype in de lijst.

Voorbeeld: Selecteren van gerecycled papier

OPMERKING

Het formaat en type van het papier en of een lade kan worden gebruikt voor het afdrukken worden geconfigureerd in "Papierlade-instellingen" van de machines eigen instellingen. (Zie "Gebruikersinstellingen" in de "Gebruiksaanwijzing (voor algemene informatie en kopiëren)".)

Indien u [Papierinvoerbron] of [Papiertype] selecteert, zorg er dan voor dat de instellingen van de lade geconfigureerd worden op het [Configuratie] tabblad van de eigenschappen van het printerstuurprogramma.

6 Pas het afdrukcontract aan indien nodig (pagina 1-4). Indien het afdrukcontrast niet aangepast hoeft te worden, ga dan door naar stap 7.

7 Druk op de knop [OK] in Windows 95/98/Me/ NT 4.0. Druk op de knop [Afdrukken] in Windows 2000/XP.

1-7

HOOFDSTUK 2

EIGENSCHAPPEN VAN HET PRINTERSTUURPROGRAMMA INSTELLEN

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe u de instellingen van het printerstuurprogramma configureert. De instellingen worden gewijzigd in de softwaretoepassing.

 

Pagina

AFDRUKFUNCTIES KIEZEN ........................................................................

2-2

Instellingen van het tabblad [Algemeen] ................................................

2-2

Instellingen van het tabblad [Papier] ......................................................

2-6

Instellingen van het tabblad [Geavanceerd] ...........................................

2-9

Instellingen van het tabblad [Taakverwerking]......................................

2-13

Instellingen van het tabblad [Watermerken] .........................................

2-16

2-1

AFDRUKFUNCTIES KIEZEN

Vrijwel alle printerfuncties worden geconfigureerd in het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma dat verschijnt wanneer u afdrukt vanuit een toepassing of wanneer u [Eigenschappen] kiest in het menu van het pictogram van het printerstuurprogramma. De instellingen van het printerstuurprogramma zijn gegroepeerd op tabbladen in het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma.

In dit deel wordt de procedure uitgelegd voor het aanpassen van de instellingen wanneer het eigenschappenvenster wordt geopend vanuit een toepassing. (De getoonde vensters zijn die van het AR-M620N PCL6-printerstuurprogramma in Windows Me.)

De volgende optionele randapparaten zijn geïnstalleerd in de printerstuurprogrammavensters: Zadelsteek afwerkingseenheid + Invoegeenheid + Perforatie module + Ruime lade

Instellingen van het tabblad [Algemeen]

Het volgende venster verschijnt wanneer u op de tab [Algemeen] klikt. De instellingen en knoppen worden hieronder uitgelegd.

Klik op deze knop om alle instellingen weer terug te brengen naar hun standaardwaarden. Deze knop is beschikbaar op alle tabbladen.

1Kopieën

Stel het aantal kopieën in.

U kunt elk getal van 1 t/m 999 instellen. Standaard instelling: 1

2Sorteren

Selecteer dit keuzevakje om de kopieën te sorteren.

Wanneer de nietof perforatiefunctie wordt ingeschakeld, verschijnt automatisch een vinkje in het selectievakje.

Standaard instelling: ingeschakeld

3Documenttype

Kies enkelzijdig of dubbelzijdig afdrukken.

[Enkelzijdig]..............Afdrukken op één zijde van het papier.

[Dubbelzijdig(Boek)] .... Afdrukken op beide zijden van het papier en aan de zijkant inbinden.

[Dubbelzijdig ..................Afdrukken op beide zijden van

(Schrijfblok)]

het papier en bovenaan

 

inbinden.

[Inbindkopie]*1...........Afdrukken op beide zijden van het papier en in het midden inbinden.

Standaard instelling: Enkelzijdig

*1 Vier keuzes zijn beschikbaar voor het pamfletformaat.

[Pamfletten naast elkaar]

Afdrukken op papier dat dubbel zo groot is als het documentformaat dat is gekozen in de toepassing. De paginavolgorde wordt aangepast zoals vereist voor inbinden in het midden.

[Twee op één pamflet]

Het in de toepassing gekozen documentformaat wordt op dezelfde manier verkleind als bij het afdrukken van 2 pagina's op 1 vel en het afdrukken gebeurt op het gekozen papierformaat.

[Meerbladige folder naast elkaar]

Bij het gebruik van de pamfletfunctie gebeurt het afdrukken op papier dat dubbel zo groot is als dat geselecteerd in de toepassing. Wanneer deze functie wordt gekozen en het aantal pagina's is hoger dan de limiet voor nieten, worden de pagina's opgedeeld in groepen die kunnen worden geniet en de pagina's in elke groep worden geordend in pamfletstijl en geniet. De groepen kunnen vervolgens worden samengevoegd tot een pamflet met de correcte paginavolgorde.

[Meerbladige 2-up folder]

Bij het gebruik van de pamfletfunctie worden de pagina's verkleind en afgedrukt in 2-up-stijl op het papierformaat dat geselecteerd is in de toepassing. Wanneer deze functie wordt gekozen en het aantal pagina's is hoger dan de limiet voor nieten, worden de pagina's opgedeeld in groepen die kunnen worden geniet en de pagina's in elke groep worden geordend in pamfletstijl en geniet. De groepen kunnen vervolgens worden samengevoegd tot een pamflet met de correcte paginavolgorde.

2-2

AFDRUKFUNCTIES KIEZEN Instellingen van het tabblad [Algemeen] (vervolg)

4

X pagina's-op-1vel afdr

5

Gebruikersinstellingen

 

Elke pagina wordt verkleind, zodat meerdere

 

De gebruiker kan tot 30 sets instellingen opslaan,

 

pagina's kunnen worden afgedrukt op elk vel. De

 

waardoor het mogelijk wordt om de instellingen

 

pagina's worden in "Z"-volgorde afgedrukt op elk

 

makkelijk te wijzigen door simpelweg de gewenste

 

vel.

 

set te kiezen.

 

De volgende vijf instellingen zijn mogelijk:

 

Standaard instelling: Fabrieksinstellingen

 

[1 pagina op 1 vel], [2 pagina's op 1 vel], [4 pagina's

 

[Opslaan]

 

op 1 vel], [6 pagina's op 1 vel], [8 pagina's op 1 vel].

 

 

 

Slaat de instellingen op onder naam die wordt

 

Standaard instelling: 1 pagina op 1 vel

 

 

 

weergegeven in "Gebruikersinstellingen".

 

 

 

 

Rand

 

U kunt tot maximaal 20 tekens invoeren voor de

 

 

naam. Als geen instellingen zijn gewijzigd (de

 

 

 

 

 

 

instellingen zijn nog steeds de fabrieksinstellingen),

 

 

 

dan wordt deze knop grijs weergegeven.

 

 

 

Wanneer [Wissen] op de knop verschijnt, kunt u

 

 

 

erop klikken om een opgeslagen set

 

[Rand]

 

gebruikersinstellingen te verwijderen.

 

 

 

 

Deze instelling wordt grijs weergegeven wanneer [1

 

 

 

pagina op 1 vel] is gekozen. Kies of er wel of niet een

 

 

 

rand rond elke pagina moet worden afgedrukt

 

 

 

wanneer een andere instelling dan 1 pagina op 1 vel

 

 

 

is gekozen.

 

 

 

Standaard instelling: Uitgeschakeld

 

 

 

[Volgorde]

 

 

 

Deze instelling wordt grijs weergegeven wanneer

 

 

 

1-Up is gekozen. Wanneer een andere instelling

 

 

 

dan 1-Up is gekozen, kan de indeling van de

 

 

 

pagina's op het vel worden gekozen.

 

 

 

Voorbeeld: Het veranderen van de indeling van

 

 

 

4-Up naar [Links, en omlaag].

 

 

2-3

AFDRUKFUNCTIES KIEZEN Instellingen van het tabblad [Algemeen] (vervolg)

6Bezig met voltooien

De instellingen voor de nietof perforatiefunctie configureren.

[Zijde voor inbinden]

Bij automatisch dubbelzijdig afdrukken wordt de instelling [Zijde voor inbinden] gebruikt om te bepalen hoe de bovenen onderranden van de vooren achterzijden moeten worden geplaatst. De relatie tussen het document en elk van de instellingen is als volgt:

 

Origineel beeld

 

[Links]

[Rechts]

[Boven]

Links inbinden

Rechts inbinden

Bovenaan inbinden

 

 

Inbindrand

Inbindrand

Inbindrand

 

Standaard instelling: Links

[Nieten]

[Geen]............. Niet nieten.

[1 nietje] .......... Op één plaats nieten.

[2 nietjes] ........ Op twee plaatsen nieten. Standaard instelling: Geen

Pamfletnietfunctie

Het papier wordt geniet op twee plaatsen op de middellijn, in tweeën gevouwen zoals afgebeeld en afgeleverd in de uitvoerlade.

[Voorbeeld]

6

7

4

9

2

11

Nietsorteerfunctie

Elke set pagina's waarbij de sorteerfunctie gebruikt wordt tijdens het afdrukken wordt geniet en afgeleverd in de bovenste lade, of geniet in het midden en afgeleverd in de onderste pamfletlade. (Alleen Zadelsteek afwerkingseenheid.) De relaties tussen nietplaatsen, papierinvoeroriëntaties, toegestane papierformaten en nietlimieten worden hieronder aangegeven.

Mogelijke nietplaatsen

 

Een niet in de

Mogelijke papierformaten: A4, B5,

 

8-1/2" x 11"

 

 

hoek linksboven

 

 

Nietlimiet: 50 vellen

 

 

 

 

papierinvoer

Een niet in de

Gelijk aan hierboven

 

hoek linksonder

 

 

 

 

 

 

 

 

Verticale

Twee nieten aan

Gelijk aan hierboven

 

de linkerzijde

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Twee nieten op

Pamfletstijl is niet mogelijk bij

 

de middellijn

verticale papierinvoer

 

 

 

Mogelijke papierformaten: A3, B4,

 

 

11" x 17"

 

 

 

Een niet in de

Nietlimiet: 30 vellen

 

 

 

 

 

 

hoek linksboven

Mogelijke

papierformaten:

A4R,

papierinvoer

 

 

8-1/2" x 14", 8-1/2" x 13",

 

 

8-1/2" x 11"R

 

 

Nietlimiet: 30 vellen

 

Een niet in de

Mogelijke papierformaten: A3, B4,

A4R, 11" x 17", 8-1/2" x 14",

 

hoek linksonder

8-1/2" x 13", 8-1/2" x 11"R

 

Horizontale

 

 

Nietlimiet: 30 vellen

 

Twee nieten aan

Gelijk aan hierboven

 

de linkerzijde

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Twee nieten op

Mogelijke papierformaten: A3, B4,

 

A4R, 11" x 17", 8-1/2" x 14",

 

 

de middellijn

8-1/2" x 13", 8-1/2" x 11"R

 

 

 

Nietlimiet: 15 vellen

 

2-4

AFDRUKFUNCTIES KIEZEN Instellingen van het tabblad [Algemeen] (vervolg)

7[Perforatie]

Gebruik dit om de perforatiefunctie te kiezen. Wanneer de performatiefunctie wordt gekozen, wordt automatisch [Sorteren] geselecteerd.

Standaard instelling: Uitgeschakeld

Perforatiefunctie (alleen indien een Perforatie module is geïnstalleerd)

Wanneer een Perforatie module is geïnstalleerd op de Zadelsteek afwerkingseenheid, kunnen (twee) perforaties in de afgedrukte pagina's worden gemaakt voor ze worden afgeleverd in de lade. (De perforatiefunctie kan niet worden gebruikt in combinatie met de pamfletfunctie.) Wanneer de perforatiefunctie wordt gebruikt, werkt de automatische afbeeldingsrotatiefunctie niet.

De papierformaten welke kunnen worden geperforeerd zijn aangegeven in de specificaties op pagina 3-3 van de "Gebruiksaanwijzing (voor algemene informatie en kopiëren)"".

[Voorbeeld]

 

{Origineel 1}

{Perforatieplaatsen}

8[Geen offset]

Kies deze instelling wanneer u niet wilt dat gesorteerde of gegroepeerde sets worden verschoven om ze van elkaar te scheiden.

Standaard instelling: Uitgeschakeld

Offsetfunctie

Elke set afgedrukte pagina's wordt verschoven ten opzichte van de vorige set in de lade zodat ze makkelijk kunnen worden gescheiden. (De offsetfunctie wordt uitgevoerd in de lade van de afwerkingseenheid of Zadelsteek afwerkingseenheid.) De offsetfunctie wordt niet uitgevoerd wanneer de nietsorteerfunctie is gekozen.

Offsetmodus

Non-offsetmodus

{Origineel 2}

{Perforatieplaatsen}

 

 

 

 

 

 

 

 

2-5

AFDRUKFUNCTIES KIEZEN

Instellingen van het tabblad [Papier]

Het volgende venster verschijnt wanneer op de tab [Papier] wordt geklikt. De instellingen en knoppen in dit venster worden hieronder verklaard.

1Papierformaat

Kies het papierformaat waarop moet worden afgedrukt.

Klik op één van de papierformaten die in de lijst worden weergegeven.

Standaard instelling: A4

[Extra]

U kunt ook een extra papierformaat instellen.

Er kan slechts één extra papierformaat worden opgeslagen.

Klik op deze knop om het venster te openen voor het instellen van het extra papierformaat.

2Aanpassen aan pagina

3Afdrukstand

Stel de afdrukstand van het document in.

Klik op het keuzerondje voor [Staand] of het keuzerondje voor [Liggend].

[Staand] .......... Kies staande afdrukstand. [Liggend]......... Kies liggende afdrukstand. Standaard instelling: Staand

[180 graden draaien]

Draai het beeld 180° voor het afdrukken. Standaard instelling: Uitgeschakeld

Dit veld wordt gebruikt voor de functie Aanpassen aan pagina. Deze functie vergroot of verkleint het afgedrukte beeld automatisch om het aan te passen aan het gebruikte papier. Bij het vergroten of verkleinen wordt het beeld op de pagina gecentreerd.

Om deze functie te gebruiken, schakelt u het keuzevakje [Aanpassen pagina] in en kiest u vervolgens het te gebruiken papierformaat.

OPMERKING

Het afdrukken gebeurt normaal gesproken op het papierformaat dat is ingesteld in de toepassing, ongeacht welk papierformaat is gekozen in het printerstuurprogramma. Wanneer het papierformaat niet is aangegeven in de toepassing, wordt de papierformaatinstellingen van het printerstuurprogramma gebruikt.

[Aanpassen pagina]

Wanneer dit keuzevakje is geselecteerd, wordt het afdrukbeeld overeenkomende met het papierformaat gekozen bij [Papierformaat] automatisch verkleind of vergroot om het aan te passen aan het papier dat is gekozen bij [Aanpassen aan pagina].

Standaard instelling: Uitgeschakeld

2-6

AFDRUKFUNCTIES KIEZEN Instellingen van het tabblad [Papier] (vervolg)

4Papierkeuze

Met deze instelling worden de papierlade en het papiertype gekozen.

Standaard instelling: Automatishe keuze

[Automatishe keuze]

Wanneer [Automatishe keuze] wordt gekozen, wordt automatisch de lade gebruikt welke het papier bevat dat is gekozen bij [Papierformaat].

[Papierinvoerbron]

Wanneer dit wordt gekozen, wordt het papier gebruikt uit de aangegeven lade, ongeacht de instelling voor het papierformaat.

[Papiertype]

Wanneer dit wordt gekozen, wordt het papier gebruikt uit de lade welke het aangegeven type papier bevat. Er zijn ook 7 instellingen voor het gebruikerstype. Een naam kan worden toegekend aan elk type (met een maximum van 14 tekens).

OPMERKING

De grootte en type van het papier en of een lade kan worden gebruikt voor het afdrukken, wordt ingesteld bij "Papierlade-instellingen" van de aangepaste instellingen van de machine. (Zie "Gebruikersinstellingen" in de "Gebruiksaanwijzing (voor algemene informatie en kopiëren)")

Als u [Papierinvoerbron] of [Papiertype] kiest, zorg er dan voor dat de instellingen voor de lades worden gemaakt op het tabblad [Configuratie] van het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma.

[Ladestatus]

Klik op deze knop om om het papierformaat, het papiertype en de resterende hoeveelheid papier in de papierladen van de machine weer te geven.

Deze functie werkt alleen wanneer de machine via een netwerk wordt gebruikt.

5Carbonafdruk

Kies deze functie om meerdere afdrukken te maken van hetzelfde document op papier uit verschillende lades. Klik op de knop [Instellingen voor carbonafdruk] om de instellingen voor carbonafdruk te configureren. Bijvoorbeeld, wanneer lade 1 gewoon papier bevat en lade 2 gekleurd papier, kunt u een origineel en een kopie afdrukken van een factuur. U kunt lade 1 ook vullen met geowon papier en lade 2 met gerecycled papier om een kopie af te drukken ter presentatie en een om te bewaren.

[Instellingen voor carbonafdruk]

Klik op deze knop om de instellingen te maken in het venster [Instellingen voor carbonafdruk]. Standaard instelling: Uitgeschakeld

Afdrukopdracht

Resultaat (wanneer [Sorteren] is gekozen)

6Uitvoer

Gebruik deze instelling om de uitvoerlade te selecteren. Wanneer de nietfunctie is gekozen, kan de middelste lade niet worden geselecteerd.

Standaard instelling: Middelste lade

7Transparant-insteekvellen

De printer kan worden opgedragen de transparanten te scheiden door blanke vellen papier tussen te voegen.

Klik op deze knop om het venster te openen voor de instellingen voor transparant-insteekvellen. Deze instelling kan niet worden gekozen wanneer dubbelzijdig afdrukken, de nietfunctie, of de perforatiefunctie is gekozen.

Origineel

Inlegvellen

2-7

AFDRUKFUNCTIES KIEZEN Instellingen van het tabblad [Papier] (vervolg)

[Instelling ander papier]

Deze instellingen worden gebruikt om de geselecteerde pagina's af te drukken op een specifiek papiertype of papier uit een specifieke lade, of om blanke vellen papier toe te voegen als insteekvellen bij specifieke pagina's.

1Gebruikersinstellingen

Maximaal 30 sets [Instelling ander papier] kunnen worden opgeslagen, waardoor het mogelijk is de instellingen te wijzigen door simpelweg een set te kiezen.

Standaard instellingen: Geen ander papier

[Opslaan]

Klik op deze knop om een set papierinstellingen te bewaren. Een venster [Gebruikersinstellingen] zal verschijnen.

Tekstinvoer voor gebruikersinstellingen is beperkt tot 20 tekens. Wanneer een knop [Wissen] verschijnt, kan een set gebruikersinstellingen worden verwijderd door op deze knop te klikken.

2Invoegpositie [Omslagpagina]

Wanneer deze instelling wordt gekozen, wordt papier van een andere papierinvoerbron of een ander type papier gebruikt voor de eerste pagina van de printopdracht. Kies [Papierinvoerbron] of [Papiertype].

[Laatste pagina]

Wanneer deze instelling wordt gekozen, wordt papier van een andere papierinvoerbron of een ander type papier gebruikt voor de laatste pagina van de printopdracht. Kies [Papierinvoerbron] of [Papiertype].

[Andere pagina]

Wanneer deze instelling wordt gebruikt, dient u de pagina's aan te geven waar u een ander type papier wilt invoegen. Indien de [Afdrukmethode] 5 is ingesteld op [Blanco], wordt het vel ingevoegd voor de aangegeven pagina. Indien [Enkelzijdig] is gekozen, wordt de aangegeven pagina afgedrukt op de voorzijde van het ingevoegde vel. Indien [Dubbelzijdig] is gekozen, worden de aangegeven pagina en de daarop volgende afgedrukt op de vooren achterzijde van het ingevoegde vel. Standaard instelling: Omslagpagina

3Papierkeuze [Papierinvoerbron]

Kies dit indien u een papierlade wilt aangeven om te gebruiken voor [Invoegpositie] 2 .

[Papiertype]

Kies dit indien u een papiertype wilt aangeven om te gebruiken voor [Invoegpositie] 2 .

Standaard instelling: Handinvoer

4Informatie

De opgeslagen instelling voor [Ander papier] verschijnen hier.

[Wissen]

Klik op deze knop om de in de informatielijst geselecteerde instellingen te verwijderen.

[Alle verwijderen]

Klik op deze knop om alle instellingen in de informatielijst te verwijderen.

5Afdrukmethode

Hiermee kunt u een afdrukmethode kiezen voor een omslag, laatste pagina, of een andere pagina.

[Blanco]

Voeg een blank vel in bij de aangegeven pagina.

[Enkelzijdig]

Om enkel op één zijde af te drukken van het papier dat wordt gebruikt voor een omslag, laatste pagina of andere pagina, kiest u dit. Wanneer deze optie is geselecteerd voor [Laatste pagina] (achterzijde omslag), vindt het afdrukken plaats op de achterzijde van het vel.

[Dubbelzijdig]

Om op beide zijden af te drukken op papier dat wordt gebruikt voor een omslag, laatste pagina of andere pagina, kiest u dit.

Standaard instelling: Nee

6[Toev.]

Klik op deze knop om een set instellingen voor [Ander papier] op te slaan. De instellingen worden toegevoegd aan de informatielijst.

2-8

Loading...
+ 39 hidden pages