Hp MINI 110-1120SA, MINI 110-1160EA, MINI 110-1140EA, MINI 110-1140SA, COMPAQ MINI 110C-1110SA Manual [nl]

...
0 (0)
Mini Gebruikershandleiding
© Copyright 2009 Hewlett-Packard
Development Company, L.P.
Bluetooth is een handelsmerk van de
desbetreffende eigenaar en wordt door
Hewlett-Packard Company onder licentie
gebruikt. Het SD-logo is een handelsmerk
van de eigenaar. Microsoft en Windows zijn
handelsmerken van Microsoft Corporation.
De informatie in deze documentatie kan
zonder kennisgeving worden gewijzigd. De
enige garanties voor HP producten en
diensten staan vermeld in de expliciete
garantievoorwaarden bij de betreffende
producten en diensten. Aan de informatie in
deze handleiding kunnen geen aanvullende
rechten worden ontleend. HP aanvaardt
geen aansprakelijkheid voor technische
fouten, drukfouten of weglatingen in deze
publicatie.
Eerste editie: september 2009
Artikelnummer van document: 577886-331
Kennisgeving over het product
In deze handleiding worden de
voorzieningen beschreven die op de meeste
modellen beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet
alle voorzieningen op uw computer
beschikbaar.
Voor de recentste informatie in de Mini -
gebruikershandleiding gaat u naar de
website van HP op
http://www.hp.com/
support.
Veiligheidswaarschuwing
WAARSCHUWING! Werk niet met de computer op uw schoot en blokkeer de ventilatieopeningen van
de computer niet, om de kans op letsel door hitte of oververhitting van de computer te beperken. Gebruik
de computer alleen op een stevige, vlakke ondergrond. Zorg dat de luchtcirculatie niet wordt
geblokkeerd door een voorwerp van hard materiaal (zoals een optionele printer naast de computer) of
een voorwerp van zacht materiaal (zoals een kussen, een kleed of kleding). Zorg er ook voor dat de
netvoedingsadapter tijdens het gebruik niet in contact kan komen met de huid of een voorwerp van
zacht materiaal. De temperatuur van de computer en de netvoedingsadapter blijft binnen de
temperatuurlimieten voor de oppervlakken die toegankelijk zijn voor de gebruiker, zoals bepaald in de
International Standard for Safety of Information Technology Equipment (IEC 60950).
iii
iv Veiligheidswaarschuwing
Inhoudsopgave
1 Aan de slag
HP Instant Web gebruiken (alleen bepaalde modellen) ....................................................................... 2
2 Verschillende onderdelen
Hardware herkennen ............................................................................................................................ 3
Onderdelen aan de bovenkant ............................................................................................ 3
Touchpad ............................................................................................................ 3
Lampje ................................................................................................................ 4
Toetsen ............................................................................................................... 5
Onderdelen aan de voorkant ............................................................................................... 5
Onderdelen aan de rechterkant ........................................................................................... 7
Onderdelen aan de linkerkant .............................................................................................. 7
Beeldschermonderdelen ...................................................................................................... 8
Onderdelen aan de onderkant ............................................................................................. 9
Antennes voor draadloze communicatie ............................................................................ 10
Aanvullende hardwareonderdelen ..................................................................................... 11
Labels herkennen ............................................................................................................................... 11
3 Energiebeheer
Opties voor energiebeheer instellen ................................................................................................... 13
Energiebesparende standen gebruiken ............................................................................. 13
Slaapstand activeren en beëindigen ................................................................. 13
Hibernationstand activeren en beëindigen ........................................................ 14
Energiebeheerschema's gebruiken ................................................................................... 14
Huidig energiebeheerschema weergeven ......................................................... 14
Ander energiebeheerschema selecteren .......................................................... 15
Energiebeheerschema’s aanpassen ................................................................. 15
Wachtwoord instellen voor beëindigen slaapstand of hibernationstand ............................ 15
Externe netvoeding gebruiken ............................................................................................................ 15
Netvoedingsadapter aansluiten ......................................................................................... 16
Accuvoeding gebruiken ...................................................................................................................... 17
Acculading weergeven ....................................................................................................... 17
Accu-informatie vinden in Help en ondersteuning ............................................................. 18
Accucontrole ...................................................................................................................... 18
v
Accu plaatsen of verwijderen ............................................................................................. 18
Accu opladen ..................................................................................................................... 19
Ontladingstijd van de accu maximaliseren ........................................................................ 20
Omgaan met een lage acculading ..................................................................................... 20
Lage acculading herkennen .............................................................................. 20
Problemen met lage acculading verhelpen ....................................................... 22
Lage acculading verhelpen wanneer een externe voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................... 22
Lage acculading verhelpen wanneer een opgeladen accu
beschikbaar is ................................................................................... 22
Lage acculading verhelpen wanneer er geen voedingsbron
beschikbaar is ................................................................................... 22
Lage acculading verhelpen wanneer de computer de
hibernationstand niet kan beëindigen ............................................... 22
Accu kalibreren .................................................................................................................. 22
Stap 1: Laad de accu volledig op ...................................................................... 22
Stap 2: schakel de energiebesparende voorzieningen uit ................................ 23
Stap 3: Ontlaad de accu .................................................................................... 24
Stap 4: Laad de accu volledig op ...................................................................... 25
Stap 5: Hibernationstand en slaapstand opnieuw inschakelen ........................ 25
Accuvoeding besparen ...................................................................................................... 25
Accu opbergen ................................................................................................................... 26
Afvoeren van afgedankte accu's ........................................................................................ 26
Computer uitschakelen ....................................................................................................................... 26
4 Internet
Verbinding maken met een bekabeld netwerk ................................................................................... 29
Verbinding maken met een draadloos netwerk .................................................................................. 30
Apparaten voor draadloze communicatie gebruiken ......................................................... 30
Pictogrammen voor draadloze communicatie en netwerken herkennen .......... 30
Bedieningselementen voor draadloze communicatie gebruiken ....................... 31
Schakelaar voor draadloze communicatie gebruiken ....................................... 31
HP Connection Manager gebruiken (alleen bepaalde modellen) ...................... 32
Wireless Assistant-software gebruiken ............................................................. 32
Voorzieningen van het besturingssysteem gebruiken ....................................... 33
Draadloos netwerk gebruiken ............................................................................................ 33
Draadloos netwerk installeren ........................................................................... 33
Draadloos netwerk beveiligen ........................................................................... 34
Verbinding maken met een draadloos netwerk ................................................. 35
Naar een ander netwerk roamen ...................................................................... 36
HP mobiel breedband gebruiken (alleen bepaalde modellen) ........................................................... 37
SIM-kaart plaatsen ............................................................................................................. 38
SIM-kaart verwijderen ........................................................................................................ 39
Bluetooth-apparaten voor draadloze communicatie gebruiken .......................................................... 40
vi
Bluetooth en Internet Connection Sharing (ICS) ................................................................................ 41
5 Multimedia
Multimediavoorzieningen .................................................................................................................... 42
Multimediacomponenten herkennen .................................................................................. 42
Geluidsvolume aanpassen ................................................................................................ 44
Multimediasoftware ............................................................................................................................ 45
Andere vooraf geïnstalleerde multimediasoftware gebruiken ............................................ 45
Multimediasoftware installeren vanaf internet .................................................................... 45
Audio .................................................................................................................................................. 46
Externe audioapparatuur aansluiten .................................................................................. 46
Audiofuncties controleren .................................................................................................. 46
Video .................................................................................................................................................. 48
Externe monitor of projector aansluiten ............................................................................. 48
Webcam ............................................................................................................................................. 49
6 Beveiliging
Computer beveiligen .......................................................................................................................... 50
Wachtwoorden gebruiken ................................................................................................................... 50
Wachtwoorden instellen in Windows ................................................................................. 51
Wachtwoorden instellen in het setupprogramma ............................................................... 52
Beheerderswachtwoord .................................................................................... 52
Beheerderswachtwoord beheren ...................................................... 52
Beheerderswachwoord invoeren ...................................................... 53
Opstartwachtwoord ........................................................................................... 53
Opstartwachtwoord beheren ............................................................ 53
Opstartwachtwoord invoeren ............................................................ 53
Antivirussoftware gebruiken ............................................................................................................... 54
Firewallsoftware gebruiken ................................................................................................................. 55
Essentiële updates installeren ............................................................................................................ 56
7 Digitale kaarten
Digitale kaart plaatsen ........................................................................................................................ 57
Digitale kaart verwijderen ................................................................................................................... 58
8 USB-apparatuur
USB-apparaat gebruiken .................................................................................................................... 59
USB-apparaat aansluiten ................................................................................................... 59
USB-apparaat verwijderen ................................................................................................. 60
9 Cursorbesturing en toetsenbord
Voorkeuren voor cursorbesturingsapparaten instellen ....................................................................... 61
Cursorbesturing gebruiken ................................................................................................................. 61
vii
Touchpad gebruiken .......................................................................................................... 61
Externe muis aansluiten .................................................................................................... 61
Toetsenbord gebruiken ...................................................................................................................... 61
Hotkeys gebruiken ............................................................................................................. 61
Slaapstand activeren ......................................................................................... 62
Schakelen tussen beeldschermen .................................................................... 63
Helderheid van het beeldscherm verlagen ........................................................ 63
Helderheid van het beeldscherm verhogen ...................................................... 63
QuickLock activeren .......................................................................................... 63
Geluid uit- en weer inschakelen ........................................................................ 64
Geluidsvolume verlagen .................................................................................... 64
Geluidsvolume verhogen .................................................................................. 64
10 Schijfeenheden
Geïnstalleerde schijfeenheden herkennen ......................................................................................... 65
Schijfeenheden hanteren ................................................................................................................... 65
Externe schijfeenheden gebruiken ..................................................................................................... 66
Optionele externe apparaten gebruiken ............................................................................ 67
11 Geheugenmodules
12 Software updaten
BIOS updaten ..................................................................................................................................... 73
BIOS-versie vaststellen ..................................................................................................... 73
BIOS-update downloaden .................................................................................................. 73
Programma's en stuurprogramma's updaten ..................................................................................... 75
13 Instellingen van Instant Web wijzigen
Instant Web uitschakelen en inschakelen .......................................................................................... 76
14 Setupprogramma
Setupprogramma starten .................................................................................................................... 77
Setupprogramma gebruiken ............................................................................................................... 77
Taal van het setupprogramma wijzigen ............................................................................. 77
Navigeren en selecteren in het setupprogramma .............................................................. 78
Systeeminformatie weergeven .......................................................................................... 78
Standaardinstellingen herstellen in het setupprogramma .................................................. 78
Setupprogramma afsluiten ................................................................................................. 79
Menu's van het setupprogramma ....................................................................................................... 79
Menu Main (Hoofdmenu) ................................................................................................... 79
Menu Security (Beveiliging) ............................................................................................... 79
Menu System Configuration (Systeemconfiguratie) .......................................................... 79
Menu Diagnostics (Diagnostische gegevens) .................................................................... 80
viii
Index ................................................................................................................................................................... 81
ix
x

1 Aan de slag

Het hoofdbesturingssysteem van uw computer 'is Microsoft® Windows®. Uw computer kan ook zijn
uitgerust met de functie HP Instant Web (alleen bepaalde modellen).
Het besturingssysteem Microsoft Windows geeft het bureaublad weer op het beeldscherm en
bestuurt de hardware, randapparatuur en softwareprogramma's van uw computer.
Als uw computer is uitgerust met Instant Web, kunt u snel door internet bladeren, digitale foto's
bekijken, naar muziek luisteren of contact onderhouden via e-mail, expresberichten of Skype
(alleen bepaalde modellen), zonder dat u het hoofdbesturingssysteem hoeft op te starten. Instant
Web wordt ook wel Instant-On Software (IOS) genoemd.
OPMERKING: Als u Instant Web wilt uitschakelen of opnieuw wilt inschakelen, raadpleegt u hoofdstuk
13, "Instellingen van Instant Web wijzigen." U kunt de helpfunctie van de software openen in Instant
Web door te klikken op het pictogram Help in het systeemvak.
1

HP Instant Web gebruiken (alleen bepaalde modellen)

U start Instant Web als volgt:
1. Zet de computer aan. Het scherm HP Instant Web wordt weergegeven.
2. Klik op een pictogram op het scherm Instant Web om een programma te starten.
Ga als volgt te werk om Instant Web te starten vanuit Microsoft Windows:
Selecteer Start, klik op de pijl naast de knop Afsluiten en klik vervolgens op Opnieuw
opstarten. De computer wordt opnieuw opgestart en de homepage van Instant Web wordt
weergegeven.
OPMERKING: Voor meer informatie over HP Instant Web, raadpleegt u de helpfunctie van de
software die bij Instant Web is meegeleverd.
2 Hoofdstuk 1 Aan de slag

2 Verschillende onderdelen

Hardware herkennen

De samenstelling van de computer verschilt per regio/land en per model. Op de afbeeldingen in dit
hoofdstuk worden de standaardvoorzieningen van de meeste computermodellen weergegeven.
U geeft als volgt een overzicht weer van de hardware die in de computer is geïnstalleerd:
Selecteer Start > Configuratiescherm > System and Security (Systeem en beveiliging). Klik
op Systeem en klik vervolgens op Apparaatbeheer.
Met Apparaatbeheer kunt u ook hardware toevoegen of computerconfiguraties wijzigen.

Onderdelen aan de bovenkant

Touchpad
Onderdeel Beschrijving
(1) Linkerknop van het touchpad* Deze knop heeft dezelfde functie als de linkerknop op
een externe muis.
(2) Touchpad* Hiermee kunt u de aanwijzer (ook wel "cursor"
genoemd) verplaatsen en onderdelen op het scherm
selecteren of activeren.
(3) Schuifzone van het touchpad Hiermee schuift u de weergave in het actieve venster
op het beeldscherm omhoog of omlaag.
Hardware herkennen 3
(4) Rechterknop van het touchpad* Deze knop heeft dezelfde functie als de rechterknop op
een externe muis.
*In deze tabel worden de fabrieksinstellingen beschreven. Als u de voorkeuren voor cursorbesturing wilt weergeven of wijzigen,
selecteert u Start > Devices and Printers (Apparaten en printers). Klik daarna met de rechtermuisknop op het pictogram
dat uw apparaat vertegenwoordigt en selecteer Muisinstellingen.
Lampje
Onderdeel Beschrijving
Caps lock-lampje Aan: caps lock is ingeschakeld.
4 Hoofdstuk 2 Verschillende onderdelen
Toetsen
Onderdeel Beschrijving
(1) Functietoetsen Druk op een van deze toetsen in combinatie met de
fn-toets om veelgebruikte systeemfuncties uit te
voeren.
(2) fn-toets Door deze toets in combinatie met een functietoets
in te drukken, kunt u veelgebruikte systeemfuncties
uitvoeren.
(3) Windows®-logotoets Hiermee geeft u het menu Start van Windows weer.
(4) Windows-applicatietoets Hiermee opent u een snelmenu voor items waarbij
de aanwijzer staat.

Onderdelen aan de voorkant

Hardware herkennen 5
Onderdeel Beschrijving
(1) Aan/uit-lampje
Aan: de computer staat aan.
Knipperend: de computer staat in de
slaapstand.
Uit: de computer is uitgeschakeld of staat in de
hibernationstand.
(2) Aan/uit-schakelaar
Als de computer is uitgeschakeld, verschuift u
de schakelaar om de computer in te schakelen.
Als de computer is ingeschakeld, verschuift u de
schakelaar en laat u deze direct weer los om de
slaapstand te activeren.
Als de computer in de slaapstand staat,
verschuift u de schakelaar en laat u deze direct
weer los om de slaapstand te beëindigen.
Als de computer in de hibernationstand staat,
verschuift u de schakelaar en laat u deze direct
weer los om de hibernationstand te beëindigen.
Als de computer niet meer reageert en de
afsluitprocedures van Windows geen effect hebben,
verschuift u de aan/uit-schakelaar en houdt u deze
minimaal vijf seconden vast om de computer uit te
schakelen.
Selecteer Start > Configuratiescherm > System
and Security (Systeem en beveiliging) >
Energiebeheer als u meer wilt weten over de
instellingen voor energiebeheer.
(3) Schijfeenheidlampje Knipperend: er wordt geschreven naar of gelezen
van de vaste schijf of de flash-drive.
(4) Acculampje
Aan: er wordt een accu opgeladen.
Knipperend: een accu die de enige beschikbare
voedingsbron is, is bijna leeg. Wanneer de accu
een kritiek laag ladingsniveau bereikt, begint het
acculampje snel te knipperen.
Uit: als de computer is aangesloten op een
externe voedingsbron, gaat het lampje uit
wanneer alle accu's in de computer volledig zijn
opgeladen. Als de computer niet is aangesloten
op een externe voedingsbron, blijft het lampje
uit tot de accu in de computer bijna leeg is.
(5) Lampje voor draadloze communicatie
Blauw: een geïntegreerd apparaat voor
draadloze communicatie, zoals een WLAN-
apparaat en/of een Bluetooth®-apparaat, is
ingeschakeld.
Oranje: alle apparaten voor draadloze
communicatie zijn uitgeschakeld.
(6) Schakelaar voor draadloze communicatie Hiermee kunt u de voorziening voor draadloze
communicatie in- en uitschakelen, maar geen
draadloze verbinding tot stand brengen.
6 Hoofdstuk 2 Verschillende onderdelen
Onderdeel Beschrijving
OPMERKING: Als u een draadloze verbinding tot
stand wilt brengen, moet er al een draadloos netwerk
zijn ingesteld.

Onderdelen aan de rechterkant

Onderdeel Beschrijving
(1) USB-poorten (2) Hierop sluit u optionele USB-apparatuur aan.
(2) Digitale-mediaslot Ondersteunt de volgende types optionele digitale
kaarten:
Memory Stick (MS)
MS/Pro
MultiMediaCard (MMC)
Secure Digital High Capacity-geheugenkaart
(SDHC) (standaardformaat en groot formaat)
xD-Picture Card
(3) Externemonitorpoort Sluit een optioneel extra beeldscherm, zoals een
monitor of projector, aan op de computer.
(4) RJ-45-netwerkconnector Hierop sluit u een netwerkkabel aan.

Onderdelen aan de linkerkant

Hardware herkennen 7
Onderdeel Beschrijving
(1) Bevestigingspunt voor een beveiligingskabel Hiermee bevestigt u een als optie verkrijgbare
beveiligingskabel aan de computer.
OPMERKING: Van de beveiligingskabel moet op de
eerste plaats een ontmoedigend effect uitgaan. Deze
voorziening kan echter niet voorkomen dat de
computer verkeerd wordt gebruikt of wordt gestolen.
(2) Netvoedingsconnector Hierop sluit u een netvoedingsadapter aan.
(3) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de
interne ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u
met het apparaat werkt.
(4) USB-poort Hierop sluit u een optioneel USB-apparaat aan.
(5) Audio-uitgang (hoofdtelefoon)/audio-ingang
(microfoon)
Hierop kunt u optionele stereoluidsprekers met eigen
voeding, een hoofdtelefoon, een oortelefoon, een
headset of een televisietoestel aansluiten, om het
geluid via dat apparaat weer te geven. Ook kunt u
hierop de microfoon van een optionele headset
aansluiten.
OPMERKING: Wanneer een audiocomponent is
aangesloten op de ingang, zijn de luidsprekers van de
computer uitgeschakeld.
De kabel van de audiocomponent moet een connector
met vier pinnen hebben.

Beeldschermonderdelen

8 Hoofdstuk 2 Verschillende onderdelen
Onderdeel Beschrijving
(1) Luidsprekers (2) Hiermee wordt het apparaatgeluid weergegeven.
(2) Interne beeldschermschakelaar Activeert slaapstand wanneer u het beeldscherm dicht
doet terwijl de computer aan staat.
OPMERKING: De beeldschermschakelaar is niet
zichtbaar aan de buitenkant van de computer.
(3) Webcam Hiermee legt u foto's en video's vast.
OPMERKING: Als u video's wilt opnemen en
bewerken, kunt u gebruik maken van het vooraf
geïnstalleerde softwareprogramma Arcsoft WebCam
Companion 3.
(4) Webcamlampje Aan: de webcam is in gebruik.
(5) Interne microfoon Hiermee kunt u geluid opnemen.

Onderdelen aan de onderkant

Onderdeel Beschrijving
(1) Accuruimte Hierin bevindt zich de accu.
(2) Accu-ontgrendelingen (2) Hiermee ontgrendelt u de accu uit de accuruimte.
(3) Ventilatieopening Deze opening zorgt voor luchtkoeling van de interne
onderdelen.
Hardware herkennen 9
Onderdeel Beschrijving
OPMERKING: De ventilator van de computer start
automatisch om interne onderdelen te koelen en
oververhitting te voorkomen. Het is normaal dat de interne
ventilator automatisch aan- en uitgaat terwijl u met het
apparaat werkt.
(4) Geheugenmodulecompartiment Bevat het slot voor de geheugenmodule.

Antennes voor draadloze communicatie

Onderdeel Beschrijving
(1) WWAN-antennes (2) (alleen bepaalde modellen)
*
Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze WAN's (WWAN's,
wireless wide area networks).
(2) WLAN-antennes (2)* Via deze antennes worden draadloze signalen verzonden en
ontvangen om te communiceren met draadloze LAN's (WLAN's,
wireless local area networks).
*Deze antennes zijn niet zichtbaar aan de buitenkant van de computer. Voor optimale communicatie houdt u de directe
omgeving van de antennes vrij.
Voor informatie over de voorschriften voor draadloze communicatie raadpleegt u de sectie over uw land
of regio in Informatie over voorschriften, veiligheid en milieu. Deze voorschriften vindt u in Help en
ondersteuning
10 Hoofdstuk 2 Verschillende onderdelen

Aanvullende hardwareonderdelen

Onderdeel Beschrijving
(1) Netsnoer* Hiermee kunt u een netvoedingsadapter aansluiten op een
stopcontact.
(2) Netvoedingsadapter Hiermee wordt netvoeding omgezet in gelijkstroom.
(3) Accu* Hiermee kunt u de computer op accuvoeding laten werken als de
computer niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
*Het uiterlijk van accu's en netsnoeren verschilt per regio en land.

Labels herkennen

De labels die zijn aangebracht op de computer, bieden informatie die u nodig kunt hebben wanneer u
problemen met het systeem probeert op te lossen of wanneer u de computer in het buitenland gebruikt.
Servicelabel: bevat belangrijke informatie, zoals:
Productnaam (1). Dit is de productnaam die is aangebracht op de voorkant van de computer.
Serienummer (s/n) (2). Dit is een alfanumerieke code die voor elk product uniek is.
Productnummer (p/n) (3). Dit nummer geeft specifieke informatie over de
hardwareonderdelen van het product. Aan de hand van het productnummer kan een
servicemonteur bepalen welke onderdelen er nodig zijn.
Labels herkennen 11
Modelbeschrijving (4). Dit is de alfanumerieke identificatiecode die u gebruikt om
documenten, stuurprogramma's en ondersteuning voor de computer op te zoeken.
Garantieperiode (5). Dit getal beschrijft de duur (in jaren) van de garantieperiode voor deze
computer.
Houd deze gegevens bij de hand wanneer u contact opneemt met de technische ondersteuning.
Het servicelabel bevindt zich aan de onderkant van de computer.
Certificaat van echtheid van Microsoft®: bevat de Windows®-productcode. U kunt de productcode
nodig hebben wanneer u een update van het besturingssysteem wilt uitvoeren of problemen met
het systeem wilt oplossen. Dit certificaat bevindt zich aan de onderkant van de computer.
Label met kennisgevingen: bevat kennisgevingen betreffende het gebruik van de computer,
inclusief de volgende informatie:
Informatie over optionele apparaten voor draadloze communicatie en de keurmerken van een
aantal landen of regio's waarin deze apparaten zijn goedgekeurd voor gebruik. Een optioneel
apparaat kan een WLAN-apparaat zijn. U kunt deze informatie nodig hebben als u het
apparaat in het buitenland wilt gebruiken.
Het serienummer van de HP module voor mobiel breedband (alleen bepaalde modellen).
Het label met kennisgevingen bevindt zich aan de onderkant van de computer.
12 Hoofdstuk 2 Verschillende onderdelen

3 Energiebeheer

Opties voor energiebeheer instellen

Energiebesparende standen gebruiken

Standaard zijn twee energiebesparende voorzieningen ingeschakeld: de slaapstand en de
hibernationstand.
Wanneer de slaapstand wordt geactiveerd, knippert het aan/uit-lampje en wordt het scherm
leeggemaakt. Uw werk wordt opgeslagen in het geheugen, waardoor het beëindigen van de slaapstand
sneller gaat dan het beëindigen van de hibernationstand. Als de slaapstand gedurende lange tijd
geactiveerd is of als de acculading een kritiek laag niveau bereikt terwijl de slaapstand is geactiveerd,
wordt de hibernationstand geactiveerd.
Wanneer de hibernationstand wordt geactiveerd, wordt uw werk opgeslagen in een hibernationbestand
op de vaste schijf en wordt de computer afgesloten.
VOORZICHTIG: Activeer de slaapstand of hibernationstand niet terwijl er wordt gelezen van of
geschreven naar een schijf of een externemediakaart. Zo voorkomt u mogelijke verslechtering van
audio- of videokwaliteit, verlies van audio- of videoafspeelfunctionaliteit of verlies van informatie.
OPMERKING: Wanneer de computer in de slaapstand of de hibernationstand staat, is het niet
mogelijk om netwerkverbindingen te activeren of de computer te gebruiken.
Slaapstand activeren en beëindigen
Standaard is het systeem zo ingesteld dat de slaapstand wordt geactiveerd als de computer 15 minuten
inactief is wanneer accuvoeding wordt gebruikt, en 30 minuten inactief is als een externe voedingsbron
wordt gebruikt.
U kunt de instellingen voor energiebeheer en de wachttijden wijzigen in het onderdeel Energiebeheer
van het Configuratiescherm van Windows.
Als de computer is ingeschakeld, kunt u op elk van de volgende manieren de slaapstand activeren:
Druk op fn+f1.
Verschuif de aan/uit-schakelaar en laat deze direct weer los.
Sluit het beeldscherm.
Klik op Start, klik op de pijl naast de knop Afsluiten en klik vervolgens op Slaapstand.
Opties voor energiebeheer instellen 13
U kunt de slaapstand op een van de volgende manieren beëindigen:
Verschuif de aan/uit-schakelaar en laat deze direct weer los.
Als het beeldscherm is gesloten, opent u het beeldscherm.
Druk op een toets op het toetsenbord.
Wanneer de slaapstand wordt beëindigd, gaat het aan/uit-lampje branden en verschijnt uw werk op het
scherm op het punt waar u was gestopt met werken en de slaapstand werd geactiveerd.
OPMERKING: Als u heeft ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de slaapstand te beëindigen,
moet u uw Windows-wachtwoord opgeven voordat uw werk weer op het scherm verschijnt.
Hibernationstand activeren en beëindigen
Standaard is het systeem zo ingesteld dat de hibernationstand wordt geactiveerd als de computer 1080
minuten (18 uur) inactief is wanneer accuvoeding wordt gebruikt, 1080 minutes (18 uur) inactief is als
een externe voedingsbron wordt gebruikt, of wanneer de accu een kritiek lage acculading bereikt.
U kunt de instellingen voor energiebeheer en de wachttijden wijzigen in het onderdeel Energiebeheer
van het Configuratiescherm van Windows.
U activeert als volgt de hibernationstand:
Klik op Start, klik op de pijl naast de knop Afsluiten en klik vervolgens op Hibernate
(Hibernationstand).
U beëindigt als volgt de hibernationstand:
Verschuif de aan/uit-schakelaar en laat deze direct weer los.
Wanneer de hibernationstand wordt beëindigd, gaat het aan/uit-lampje branden en verschijnt uw werk
op het scherm op het punt waar u was gestopt met werken en de hibernationstand werd geactiveerd.
OPMERKING: Als u heeft ingesteld dat een wachtwoord nodig is om de hibernationstand te
beëindigen, moet u uw Windows-wachtwoord opgeven voordat uw werk weer op het scherm verschijnt.

Energiebeheerschema's gebruiken

Een energiebeheerschema is een verzameling systeeminstellingen waarmee wordt beheerd hoe de
computer gebruik maakt van energie. Met behulp van energiebeheerschema's kunt u energie besparen
en de prestaties van de computer maximaliseren.
De volgende energiebeheerschema's zijn beschikbaar:
Aanbevolen door HP
Grote prestaties
Energiebesparing
Met behulp van Eigenschappen voor Energiebeheer kunt u de instellingen van deze
energiebeheerschema’s wijzigen.
Huidig energiebeheerschema weergeven
Klik op het accumeterpictogram in het systeemvak aan de rechterkant van de taakbalk.
14 Hoofdstuk 3 Energiebeheer
– of –
Selecteer Start > Configuratiescherm > System and Security (Systeem en beveiliging) >
Power Options (Energiebeheer).
Ander energiebeheerschema selecteren
Klik op het pictogram Energiemeter in het systeemvak en selecteer een energiebeheerschema in
de lijst.
– of –
Selecteer Start > Configuratiescherm > System and Security (Systeem en beveiliging) >
Energiebeheer en selecteer een energiebeheerschema in de lijst.
Energiebeheerschema’s aanpassen
1. Klik op het accumeterpictogram in het systeemvak en klik vervolgens op Power Options
(Energiebeheer).
– of –
Selecteer Start > Configuratiescherm > System and Security (Systeem en beveiliging) >
Power Options (Energiebeheer).
2. Selecteer een energiebeheerschema en klik vervolgens op Instellingen voor schema wijzigen.
3. Wijzig de instellingen naar eigen inzicht.
4. Klik op Geavanceerde energie-instellingen wijzigen om meer instellingen te wijzigen.

Wachtwoord instellen voor beëindigen slaapstand of hibernationstand

Ga als volgt te werk om in te stellen dat een wachtwoord moet worden opgegeven bij het beëindigen
van de slaapstand of de hibernationstand:
1. Selecteer Start > Configuratiescherm > System and Security (Systeem en beveiliging) >
Power Options (Energiebeheer).
2. In het linkervenster klikt u op Require a password on wakeup (Wachtwoord vereisen bij
ontwaken).
3. Click Momenteel niet-beschikbare instellingen wijzigen.
4. Klik op Require a password (recommended) (Een wachtwoord vereisen (aanbevolen)).
5. Klik op Save changes (Wijzigingen opslaan).

Externe netvoeding gebruiken

Externe voeding wordt geleverd via een goedgekeurde netvoedingsadapter.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde
netvoedingsadapter, een door HP geleverde vervangende adapter, of een door HP geleverde
compatibele adapter.
Sluit de computer aan op een externe netvoedingsbron in de volgende situaties:
Externe netvoeding gebruiken 15
WAARSCHUWING! Laad de accu niet op aan boord van een vliegtuig.
wanneer u een accu oplaadt of kalibreert;
wanneer u systeemsoftware installeert of aanpast;
wanneer u informatie naar een cd of dvd schrijft.
Als u de computer aansluit op een externe netvoedingsbron, gebeurt het volgende:
De accu laadt op.
Als de computer is ingeschakeld, verandert het energiemeterpictogram in het systeemvak van
vorm.
Als u het apparaat loskoppelt van externe netvoeding, gebeurt het volgende:
De computer schakelt over op accuvoeding.
De helderheid van het beeldscherm wordt automatisch verlaagd om accuvoeding te besparen. Als
u de helderheid van het beeldscherm wilt verhogen, drukt u op de hotkey fn+f4 of sluit u de
netvoedingsadapter opnieuw aan.

Netvoedingsadapter aansluiten

WAARSCHUWING! U kunt als volgt het risico van een elektrische schok en schade aan de apparatuur
beperken:
Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact dat altijd gemakkelijk te bereiken is.
Koppel de computer los van de netvoeding door de stekker uit het stopcontact te halen (niet door het
netsnoer los te koppelen van de computer).
Als bij het product een geaard netsnoer met een geaarde stekker is geleverd, sluit u het netsnoer aan
op een geaard stopcontact. Probeer niet de aarding te omzeilen door bijvoorbeeld adapters of
stekkerdozen zonder aarding te gebruiken. De aarding is een belangrijke veiligheidsvoorziening.
U sluit als volgt de computer aan op een externe voedingsbron:
1. Sluit de netvoedingsadapter aan op de voedingsconnector (1) van de computer.
2. Sluit het ene uiteinde van het netsnoer aan op de netvoedingsadapter (2).
16 Hoofdstuk 3 Energiebeheer
3. Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact (3).

Accuvoeding gebruiken

Als de computer over een opgeladen accu beschikt en de computer is niet aangesloten op een externe
voedingsbron, dan werkt de computer op accuvoeding. Wanneer de computer is aangesloten op een
externe netvoedingsbron, werkt de computer op netvoeding.
Als er een opgeladen accu in de computer is geplaatst en de computer op externe voeding werkt via
de netvoedingsadapter, schakelt de computer over op accuvoeding wanneer de netvoedingsadapter
wordt losgekoppeld van de computer.
OPMERKING: De helderheid van het beeldscherm wordt verlaagd om accuvoeding te besparen
wanneer u de computer loskoppelt van de netvoeding. Als u de helderheid van het beeldscherm wilt
verhogen, gebruikt u de hotkey fn+f4 of sluit u de netvoedingsadapter opnieuw aan.
U kunt een accu in de computer laten zitten of de accu verwijderen en opbergen. Dit is afhankelijk van
de manier waarop u de computer gebruikt. Als u de accu in de computer laat zitten wanneer de computer
is aangesloten op een netvoedingsbron, wordt de accu opgeladen. Bovendien wordt zo uw werk
beschermd in geval van een stroomstoring. Een accu in de computer wordt echter langzaam ontladen
wanneer de computer is uitgeschakeld en niet is aangesloten op een externe voedingsbron.
WAARSCHUWING! Gebruik om veiligheidsredenen alleen de bij de computer geleverde accu, een
door HP geleverde vervangende accu of een door HP geleverde compatibele accu.
De levensduur van de accu kan verschillen, afhankelijk van instellingen voor energiebeheer, geopende
programma's, de helderheid van het beeldscherm, externe apparatuur die op de computer is
aangesloten en andere factoren.

Acculading weergeven

Beweeg de cursor over het pictogram Accumeter in het systeemvak aan de rechterkant van de
taakbalk.
Accuvoeding gebruiken 17

Accu-informatie vinden in Help en ondersteuning

Help en ondersteuning biedt de volgende tools en informatie:
Accucontroletool voor het testen van de accuprestaties
Informatie over kallibratie, energiebeheer en een juist onderhoud en juiste opslag, om de
levensduur van de accu te maximaliseren
Informatie over accutypen, specificaties, levenscycli en capaciteit
U krijgt als volgt toegang tot informatie over de accu's:
Selecteer Start > Help en ondersteuning > Learn (Leren) > Power Plans:
(Energiebeheerschema's: veelgestelde vragen).

Accucontrole

Help en ondersteuning biedt informatie over de status van de accu die is geïnstalleerd in de computer.
U voert Accucontrole als volgt uit:
1. Sluit de netvoedingsadapter aan op de computer.
OPMERKING: Voor een juist functioneren van Accucontrole is het noodzakelijk dat de computer
is aangesloten op een externe voedingsbron.
2. Selecteer Start > Help en ondersteuning > Troubleshoot (Problemen oplossen) > Power,
Thermal and Mechanical (Energie, thermisch en mechanisch).
3. Klik op het tabblad Power (Energie) en klik vervolgens op Battery Check (Accucontrole).
Accucontrole test de accu en de accucellen om te controleren of deze naar behoren functioneren, en
rapporteert vervolgens de resultaten van de test.

Accu plaatsen of verwijderen

VOORZICHTIG: Bij het verwijderen van een accu die de enige beschikbare voedingsbron vormt,
kunnen er gegevens verloren gaan. Sla uw werk op en activeer de hibernationstand of schakel de
computer uit voordat u een accu verwijdert die de enige voedingsbron is. Zo voorkomt u dat er gegevens
verloren gaan.
U plaatst de accu als volgt:
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
18 Hoofdstuk 3 Energiebeheer
2. Breng de tabs op de accu op één lijn met de uitsparingen in de computer en plaats de accu in de
accuruimte. De accu-ontgrendelingen vergrendelen de accu automatisch.
U verwijdert de accu als volgt:
1. Leg de computer ondersteboven op een vlakke ondergrond.
2. Verschuif de accu-ontgrendelingen (1) om de accu los te koppelen en verwijder de accu (2).

Accu opladen

WAARSCHUWING! Laad de accu van de computer niet op aan boord van een vliegtuig.
De accu wordt opgeladen wanneer de computer is aangesloten op een externe voedingsbron via een
netvoedingsadapter of een optionele voedingsadapter.
De accu wordt opgeladen ongeacht of de computer in gebruik is of uit staat, maar het opladen verloopt
sneller wanneer de computer is uitgeschakeld.
Accuvoeding gebruiken 19
Loading...
+ 66 hidden pages