In deze gebruiksaanwijzing worden de volgende symbolen gebruikt:
Met dit symbool worden veiligheidsaanwijzingen of waarschuwingen aangeduid. Deze
A
bevatten belangrijke informatie over het veilige gebruik van het apparaat. Indien deze
aanwijzing niet wordt opgevolgd, bestaat er kans op materiële schade of verwondingen. Volg
deze aanwijzingen daarom altijd nauwkeurig op.
geeft aan dat u iets moet doen.
☞
staat voor de reactie van het apparaat.
:
geeft u extra informatie.
✎
geeft een opsomming aan.
❑
„ “ Begrippen tussen aanhalingstekens geven een beeldschermmenuoptie aan.
Voor vragen m.b.t. onze de multimediasystemen staat in de meeste landen een hotline
ter beschikking. Voor de actuele telefoonnummers verwijzen wij u naar de volgende
website:
Technische en optische wijzigingen en drukfouten voorbehouden.
Algemene aanwijzingen
Voor uw veiligheid!
Het gebruik van het navigatiesysteem ontslaat u in geen geval van uw
A
verantwoordelijkheid als bestuurder. De geldende verkeersregels en de huidige
verkeerssituatie moeten altijd worden opgevolgd. Deze hebben altijd voorrang op de door
het navigatiesysteem gegeven aanwijzingen wanneer de momentele verkeerssituatie en de
aanwijzingen van het navigatiesysteem elkaar tegenspreken.
Het systeem houdt geen rekening met de relatieve veiligheid van de voorgestelde
A
routes. Met wegversperringen, wegwerkzaamheden, hoogte- of gewichtsbeperkingen,
verkeers- of weersomstandigheden of andere invloeden die de veiligheid of de rijtijd van de
route beïnvloeden, wordt bij de voorgestelde routes geen rekening gehouden. Controleer de
geschiktheid van de voorgestelde routes naar eigen goeddunken. Gebruik de functie
“Alternatieve Route” om betere routevoorstellen te krijgen of rijd gewoon de route die u het
best lijkt en laat de automatische routeherberekening een nieuwe route plannen.
Met het oog op de verkeersveiligheid mogen gegevens alleen aan het vóór de rit of bij
A
stilstaand voertuig in het navigatiesysteem worden ingevoerd.
De wettelijke, actuele maximumsnelheid in het wegverkeer heeft altijd prioriteit boven
A
de opgeslagen waarden in de gekozen navigatie-database. Het kan niet onder alle
omstandigheden altijd worden gegarandeerd dat de snelheidswaarden van het
navigatiesysteem met die van de actuele verkeerssituatie overeenstemmen.
In sommige gebieden kan het voorkomen dat niet alle informatie over een bepaalde weg
A
is opgenomen. Zo kan bijvoorbeeld geen informatie beschikbaar zijn over “verboden in te
rijden” in voetgangersgebieden, de rijrichting van een straat met eenrichtingsverkeer, of
“verboden af te slaan”. In deze gebieden geeft het navigatiesysteem een waarschuwing.
Neem altijd de verkeersborden en verkeersregels in acht.
A
Zorg ervoor, dat iedereen die uw multimediasysteem gebruikt, toegang heeft tot deze
gebruiksaanwijzing en de richtlijnen en adviezen vóór het gebruik van het systeem heeft
gelezen.
A
Als uw monitor op een flexibele houder is gemonteerd, stelt u de monitor zo in dat u snel
en gemakkelijk op het beeldscherm kunt kijken en reflectie en verblinding worden vermeden.
Parkeer uw auto op een veilige plek voordat u instellingen uitvoert.
A
Is uw monitor op een vaste houder gemonteerd, controleer dan of deze door uw dealer
volgens de bovenstaande adviezen is ingebouwd. De monitor mag niet zodanig worden
ingebouwd, dat deze het zicht op belangrijke zaken in het kader van de veilige besturing van
het voertuig belemmert (bijv. straat, spiegels, instrumenten, directe omgeving van het
voertuig). Bovendien mag de monitor niet in het werkingsgebied van de airbags worden
gemonteerd.
A
Kijk alleen op het beeldscherm als dit zonder gevaar mogelijk is. Als u lange tijd op het
beeldscherm moet kijken, stop dan eerst op een veilige plek.
A
Bewaar de afstandsbediening altijd op een veilige plaats. Losse voorwerpen kunnen
ingeval van een noodstop of ongeluk door de auto vliegen en de inzittenden verwonden.
A
De in “Boordcomputer” van het systeem weergegeven waarden voor de huidige
snelheid, de reistijd en de afgelegde afstand zijn berekend. De nauwkeurigheid kan niet in alle
gevallen worden gegarandeerd. Bij de snelheid is de snelheidsmeter altijd bindend.
A
Als u in een noodgeval een hulpverlenende instantie (politie, brandweer, enz.) zoekt,
vertrouw dan niet alleen op het navigatiesysteem. Er kan niet worden gegarandeerd, dat alle
beschikbare hulpdiensten in uw omgeving in de database zijn opgeslagen. Handel naar eigen
goeddunken en bekwaamheid om in een dergelijke situatie snel hulp te krijgen.
3
4
Algemene aanwijzingen
Over het functioneren van uw navigatiesysteem
Dit multimediasysteem is een buitengewoon nuttig hulpmiddel in het dagelijks
verkeer. U voert simpelweg vóór het rijden de bestemming in, activeert “Begeleiding”
en u kunt vertrekken. Het navigatiesysteem geeft u rij-instructies in akoestische en
visuele vorm. Een beperkt aantal bedieningstoetsen en een overzichtelijke
menustructuur zorgen voor een gemakkelijke bediening.
Functies
■
Sommige in deze handleiding beschreven functies kunnen alleen in combinatie met
accessoires worden gebruikt. Het is ook mogelijk dat functies in sommige landen niet
kunnen worden gebruikt, omdat de gegevens niet zijn geregistreerd. Vanwege de vele
functies is er omwille van het bedieningsgemak en de functionaliteit van afgezien om
alle instellingen willekeurig combineerbaar te kunnen gebruiken.
Afstandsgegevens
■
Op snelwegen wijken de afstanden tot afritten die het systeem aangeeft af van de
verkeersborden. De borden op de snelwegen hebben betrekking op het begin van de
afrit, terwijl het navigatiesysteem altijd de afstand tot het eind van de uitrijstrook
aangeeft. Dat komt overeen met het punt waar de rijbanen zich splitsen.
Beperkingen bij gebruik (landspecifiek)
■
Als er op de onderste statusregel het symbool van een doorgestreepte hand verschijnt,
zijn de bedieningsopties tijdens het rijden sterk beperkt. Het activeren van deze
functie is afhankelijk van de landelijke wettelijke bepalingen.
■ GPS-ontvangst
Het systeem blijft in principe ook bij slechte GPS-ontvangst goed werken, hoewel dan
de nauwkeurigheid van de plaatsbepaling kan verminderen.
Algemene aanwijzingen
Opstartprocedure
■
Als het voertuig langere tijd wordt geparkeerd, bewegen de satellieten zich intussen
in hun baan om de aarde voort. Na het inschakelen van het contact kan het daardoor
enkele minuten duren voordat het systeem weer voldoende satellieten kan ontvangen
en de signalen kan analyseren. Voldoende ontvangst (driedimensionale positie) kunt u
herkennen aan het satellietsymbool Ù in de ingestelde tekstkleur op het display. Als
de GPS-ontvangst niet voldoende is, blijft het satellietsymbool rood.
Bij het opstarten kan het navigatiesysteem u vertellen: „Rij naar de geplande route“.
Het systeem gaat ervan uit, dat het voertuig zich buiten een ingevoerde straat
bevindt. Als zich in dit gebied andere straten bevinden, kan het navigatiesysteem met
meldingen komen die niet kloppen. Het systeem gaat ervan uit, dat het voertuig zich
in een andere straat bevindt.
Automatische nieuwe routebepaling
■
Als u de aanwijzingen van het systeem niet opvolgt, plant het systeem automatisch
een nieuwe route.
Gebieden met beperkte wegeninformatie
■
In een aantal gebieden staat niet alle informatie over een weg in de gekozen
navigatie-database. Zo kunnen bijvoorbeeld afslagverboden, aanwijzingen over de
rijrichting van een weg met eenrichtingverkeer of het inrijverbod in een
voetgangersgebied ontbreken. Wanneer u een dergelijk gebied inrijdt, toont het
navigatiesysteem een waarschuwing.
Gedetailleerde uitleg over de werking van het navigatiesysteem vindt u ook op het
✎
internet onder www.vdodayton.com.
Onderhoud en verzorging
Gebruik geen wasbenzine, alcohol of andere oplosmiddelen. Gebruik het liefst alleen
een vochtige doek.
5
6
Bediening
Afstandsbedieningen
Afhankelijk van de geleverde configuratie kunnen er verschillende
afstandsbedieningen zijn meegeleverd. De volledige functionaliteit is uitsluitend
gegarandeerd als de juiste afstandsbediening geactiveerd is.
Activeren van de juiste afstandsbediening
■
Kies “Instellingen -> Afstandsbediening” en activeer de gewenste
☞
afstandsbediening door de OK-toets in te drukken.
Als u ook nog een afstandsbediening op het stuur gebruikt, activeert u deze ook
☞
met een vinkje.
Stel de afstandsbediening met geplaatste batterijen niet aan de brandende zon bloot.
A
Actieve houder (accessoire)
■
Als u de afstandsbediening uitsluitend in de actieve houder gebruikt, raden wij u aan
om de batterijen uit de afstandsbediening te verwijderen. Het systeem kan worden
bediend als de afstandsbediening in de houder zit.
Melding Batterijen vervangen
■
Als het systeem niet meer op het indrukken van toetsen reageert, of het
batterijsymbool ( op de statusregel verschijnt, moeten de batterijen in de
afstandsbediening worden vervangen.
■ Batterij vervangen (RC 5400)
Open het batterijvak aan de achterkant van de
☞
afstandsbediening.
Verwijder de lege batterijen.
☞
Plaats twee nieuwe batterijen van het type
☞
AAA (Micro). Let op de juiste polariteit (in het
batterijvak aangeduid).
Sluit het batterijvak.
☞
Aanwijzingen:
In veel landen mogen lege batterijen niet bij het normale huisvuil
worden gegooid. Informeert u zich over de plaatselijke voorschriften
voor de afvoer van lege batterijen.
Gebruik uitsluitend batterijen die niet leeglopen. Leeglopende
batterijen kunnen de afstandsbediening of uw auto beschadigen.
Stel de afstandsbediening niet bloot aan direct zonlicht of extreme
hitte. De batterijen ontladen zich bij hoge temperaturen en er bestaat
gevaar voor leeglopen.
Bediening
RC 5400
1 VOICE / ALT-R . . . Kort indrukken: hiermee roept u de huidige gesproken begelei
dingsaanwijzing op.
Lang indrukken: hiermee gaat u naar het menu „Alternatieve
route“.
2 4, 6, 8, 2 . . . . . Cursortoetsen, hiermee verplaatst u de cursor in menu’s.
3 OK . . . . . . . . . . . . Hiermee bevestigt u een keuze.
4 ESC . . . . . . . . . . . Kort indrukken: hiermee gaat u naar het vorige menu.
Lang indrukken: hiermee gaat u direct naar het hoofdmenu.
5 NAVIGATIE . . . . . Kort indrukken: hiermee wijzigt u de weergavesoorten van het be-
geleidingsscherm.
Lang indrukken: hiermee gaat u direct naar het hoofdmenu.
6 VERMAAK . . . . . . Kort indrukken: hiermee roept u de laatst gebruikte bron van ver-
maak op.
7 FAVORIETEN . . . . Deze toets kan naar eigen keuze worden geprogrammeerd, zodat
u direct toegang tot geselecteerde functies hebt. Voor gedetail
leerde informatie over het programmeren van de toets verwijzen
wij u naar het hoofdstuk „Instellingen“, pagina 32.
8 W, V . . . . . . . . . Volume-instelling.
9 HOME . . . . . . . . . Kort indrukken: hiermee neemt u het onder „Thuis“ opgeslagen
adres in de begeleiding over.
Lang indrukken: hiermee neemt u het onder „Werk“ opgeslagen
adres in de begeleiding over.
De toetsen y, z en x hebben met betrekking tot de navigatie geen functie.
-
-
7
8
Bediening
In- en uitschakelen
De navigatiecomputer wordt samen met het contact in- en uitgeschakeld.
schakel het contact in.
☞
Zodra het navigatiesysteem gereed is voor gebruik, verschijnt op het beeldscherm
:
een aanwijzing voor het gebruik van het systeem.
Lees deze aanwijzing en druk ter bevestiging op de OK-toets van de
☞
afstandsbediening.
Het hoofdmenu verschijnt.
:
Stand-by-modus
■
U zet het systeem als volgt in de stand-by-modus.
Kies “Stand-by“ in het hoofdmenu.
☞
Het beeldscherm en de gesproken begeleidingsaanwijzingen worden uitgeschakeld.
:
Druk op één van de cursortoetsen 4, 6, 8, 2 of op de OK-toets op de
☞
afstandsbediening om de stand-by-modus weer te verlaten.
Wanneer een externe luidspreker is aangesloten, hoort u in de stand-by-modus nog
✎
steeds de gesproken aanwijzingen.
Als u geen gesproken aanwijzingen wilt horen, kiest u „Stop begeleiding“ voordat
u het systeem in de stand-by-modus schakelt.
Als het navigatiesysteem in de stand-by-modus wordt uitgeschakeld, blijft het ook
✎
na het inschakelen van het contact in de stand-by-modus.
■ Uitschakelvertraging
Onmiddellijk na het uitschakelen van het contact wordt de monitor uitgeschakeld,
maar blijft de navigatiecomputer nog gedurende een instelbare tijd actief. Het
voordeel hiervan is dat u na een korte stop (bijv. bij een benzinestation) de
begeleiding kunt voortzetten zonder dat de navigatiecomputer de route opnieuw
moet berekenen.
De uitschakelvertraging kan in het menu „Instellingen –> Alg. instellingen –>
Uitschakelprocedure“ tussen 1 en 10 minuten worden ingesteld. Zie pagina 36.
Volume instellen
U kunt het volume van de gesproken informatie als volgt instellen:
druk één of meerdere keren op de V-toets om het volume van de gesproken
☞
aanwijzingen te verhogen.
Druk één of meerdere keren op de W-toets om het volume van de gesproken
☞
informatie te verlagen.
Bediening
SD-kaarten plaatsen/verwisselen
Kaart plaatsen
■
Schuif de kaart met het etiket naar boven en de afgeschuinde hoek naar rechts in
☞
de SD-kaartsleuf.
Druk de kaart in de sleuf totdat deze vastklikt.
☞
Kaart verwijderen
■
Druk voorzichtig op het midden van de kaart.
☞
De SD-kaart wordt ontgrendeld.
:
Trek de kaart recht naar achteren uit de SD-kaartsleuf.
☞
Aanwijzingen voor SD-geheugenkaarten
■
Steek uitsluitend SD-geheugenkaarten in de SD-kaartsleuf. Het plaatsen van een ander
type kaart kan storingen of onherstelbare schade aan het apparaat en de kaart
veroorzaken.
Gebruik uitsluitend SD-geheugenkaarten van gerenommeerde fabrikanten. Het
gebruik van andere kaarten kan leiden tot storingen.
Gebruik geen miniSD™-kaarten met adapter. De miniSD™-kaart zou bij het
verwijderen uit de kaartsleuf van de adapter kunnen loskomen. De adapter kan dan in
het toestel blijven steken.
SD is een handelsmerk van de Toshiba Corporation.
Het SD-logo is een geregistreerd handelsmerk.
Bediening van de menu’s
De centrale elementen voor de
bediening van de menu’s zijn de
cursortoetsen 4, 6, 8 en 2 en de OKtoets.
Druk op de cursortoetsen om de
☞
cursor (met kleur gemarkeerd) op
de gewenste optie in het menu te
zetten.
Druk op de OK-toets om de keuze
☞
te bevestigen en de functie te
activeren.
Druk op de OK-toets om de instelling over te nemen.
☞
Druk op de ESC-toets om het menu zonder overnemen van de ingestelde waarde af
☞
te sluiten of om één menuniveau terug te springen.
Alle beschikbare opties worden met een afwijkende kleur gemarkeerd.
✎
Niet beschikbare opties worden automatisch overgeslagen.
✎
9
10
Bediening
Hoofdmenu
Het hoofdmenu verschijnt nadat u de
gebruikersaanwijzing hebt bevestigd.
In het hoofdmenu kunt u kiezen uit de
volgende opties:
Navigatie: . . . . . . . . hiermee roept u het hoofdmenu van de navigatie op (bijv. voor
Reisinformatie: . . . . hiermee roept u het menu met de beschikbare reisinformatie
Info: . . . . . . . . . . . . . hiermee roept u het menu Info met TMC-verkeersinformatie op.
Boordcomputer: . . . . hiermee roept u het boordcomputerscherm met de ritgegevens
Instellingen: . . . . . . . hiermee past u het navigatiesysteem specifiek aan.
TV/video*: . . . . . . . . hiermee schakelt u over op de aangesloten TV/video-bron (bijv.
Stand-by: . . . . . . . . . hiermee zet u het systeem in de stand-by-modus.
* Kan alleen worden geselecteerd als de optie in het menu Instellingen is geactiveerd.
het invoeren van bestemmingen, begeleiding, adresboek, enz.).
-
producten op (bijv. reisgidsen, restaurant- en hotelgidsen).
Bovendien is er nadere informatie met betrekking tot de huidige
route beschikbaar.
en de huidige GPS-positie op.
TV-tuner).
Druk op de toets OK om het systeem weer te activeren.
Navigatie
Korte inleiding
Aansluitend hierop vindt u een korte inleiding waarin kort en bondig het invoeren
van een nieuwe bestemming en het starten van de begeleiding wordt beschreven.
Een gedetailleerde beschrijving van de afzonderlijke navigatiefuncties vindt u in
aansluiting daarop.
Een bestemming invoeren en navigeren
Kies „Navigatie“ in het „Hoofdmenu“.
☞
Het menu „Navigatie“ verschijnt.
:
Keuze van de navigatiedatabase
■
U kunt meerdere navigatiedatabases op één navigatie-SD-kaart opslaan.
Voorzover u nog geen database hebt geselecteerd, verschijnt eerst de menuoptie
„Database“ in het navigatiemenu.
Voor het invoeren van een
✎
bestemming moet eerst de
gewenste database worden
geselecteerd.
U selecteert een andere database
☞
door de naam van het land te
markeren en op OK te drukken.
Selecteer vervolgens “Database”
☞
om de gewenste database te
selecteren.
11
■ Land selecteren
Als uw bestemming in een ander land dan het weergegeven land ligt of als er nog
geen land is geselecteerd, selecteert u eerst het land van bestemming uit de lijst met
beschikbare landen.
Als uw bestemming in een ander land dan het weergegeven land ligt, kiest u eerst
✎
het land van bestemming uit de lijst met beschikbare landen.
■
Plaats van bestemming en adres invoeren
Voer het bestemmingsadres onder plaats/postcode:“ en „Adres:“ in.
☞
Markeer hiervoor de desbetreffende tekens en bevestig deze met de OK-toets.
Bij eenduidige tekenvolgorde wordt de invoer automatisch voltooid, de cursor
✎
springt op „OK“.
Als er in de gekozen navigatie-database huisnummers voor de ingevoerde straat
✎
zijn opgeslagen, kunt u onder „Huisnummer:“ het adres van bestemming verder
inperken.
Als u een kruising wilt invoeren, kiest u „Bijz. bestemmingen –> Kruising“.
☞
Onder „Naam“ en „Telefoonnr.:“ kunt u het adres een naam naar keuze geven en
✎
een daarbij horend telefoonnummer programmeren. Het bestemmingsadres kan
vervolgens in het adresboek worden opgeslagen.
Kies „Routecriterium“ om de gewenste criteria voor de routeplanning vast te
☞
leggen.
Kies „Begeleiding“ om de begeleiding te starten.
☞
Al na korte tijd krijgt u de eerste begeleidingsaanwijzing.
:
12
Navigatie
Invoer bestemmingen
De bestemming kan op de volgende manieren worden ingevoerd:
Directe invoer van adres via plaats/postcode, straat, huisnummer of kruising.
❑
Invoeren van bijzondere bestemmingen (hotels, restaurants, benzinestations,
❑
openbare voorzieningen, enz.).
Overnemen van reeds in het adresboek opgeslagen adressen.
❑
Bestemmingskaart.
❑
Invoer via GPS-coördinaten (geografische lengte- en breedtegraad).
❑
Overname uit reisinformatie (bijv. reisgids).
❑
Het invoeren van een bestemming via de postcode en reisinformatie wordt niet
✎
door alle navigatie-databases ondersteund.
Directe adresinvoer
Kies „Navigatie“ in het
☞
„Hoofdmenu“.
Voer via het toetsenbord het
☞
doeladres onder „Land:“, „Plaats/
postcode:“, „Adres:“ en
„Huisnummer“ in (indien
aanwezig).
Bevestig elke letter met de OK-
☞
toets.
Onder „Bijz. bestemmingen“ kunt
✎
u in plaats van een huisnummer
ook een kruising invoeren. Dit is vooral nuttig in lange straten wanneer geen
huisnummer bekend is.
Wanneer de bestemming in het adresboek moet worden opgeslagen, kunt u ook
✎
nog de „Naam“ en het „Telefoonnr.“ invoeren.
Strings waarvoor geen naam bestaat, kunnen niet worden gekozen. Bij een
✎
eenduidige tekenvolgorde wordt de invoer automatisch voltooid.
■
Opties bij het invoeren van tekens
Bij het invoeren van tekens kunt u kiezen uit de volgende opties:
❑
Leeg: hiermee voegt u een spatie in de tekenreeks in.
❑
Wissen: hiermee wist u het laatst ingevoerde teken.
❑
Lijst: hiermee geeft u alle vermeldingen in de geselecteerde navigatiedatabase
weer die met de tot nu toe ingevoerde tekenreeks beginnen.
❑
Afbreken: hiermee breekt u het invoeren af en gaat u terug naar het naasthogere
menu.
❑
OK: hiermee neemt u de ingevoerde tekenreeks over.
Navigatie
Plaatsnaam via de postcode kiezen
Voer onder “Plaats/postcode:“ de postcode van de gewenste plaats in.
☞
Kies vervolgens „Lijst“ om alle in aanmerking komende stadsdelen te bekijken.
☞
Kies de gewenste plaats uit de lijst.
☞
Voor de doelbestemming volstaat ook het invoeren van de plaatsnaam. Het
✎
navigatiesysteem begeleidt u dan tot aan de stads- of dorpsgrens. Voor eenduidige
invoer zijn postcode en plaatsnaam vereist. Bedenk echter dat de beschikbaarheid
van postcodes afhankelijk is van de gegevens in de gekozen navigatie-database, die
op de aanwezige SD-kaart staat.
Functie “Lijst”
Als er meerdere plaatsen of straten met dezelfde naam zijn, kunt u onder de functie
„Lijst“ automatisch alle opties met extra gegevens bekijken.
Kies de gewenste plaats of de gewenste straat.
☞
De lijst met alle namen die bij de tot dusver ingevoerde letters passen, kan altijd via
✎
de functie „Lijst“ worden opgevraagd. Wanneer er nog niets is ingevoerd, geeft de
lijst een alfabetische opsomming.
Met „Terug“ of door op de cursortoets 4 te drukken, kan de lijst worden verlaten
✎
zonder een item op de lijst over te nemen.
Bijzondere bestemmingen
Via „Bijz. bestemmingen“ in het menu „Navigatie“ kunt u de volgende bestemmingen
invoeren:
❑ Bijzondere bestemmingen: Interessante en/of nuttige instanties, waarvan de adressen
in de navigatie-database zijn opgeslagen. Voorbeelden hiervan zijn hotels,
❑ Kruising: bij reeds ingevoerde plaatsnaam en straat
■ Bijzondere bestemmingen
Kies „Bijz. bestemmingen“ in het menu „Navigatie“.
☞
Kies “Bijzondere bestemmingen”.
☞
Kies één van de volgende zoekopties uit de lijst:
☞
❑
Zoeken op bestemm.: geeft het zoekmasker voor inrichtingen rondom de
bestemming weer.
❑
Zoeken op positie: geeft het zoekmasker voor inrichtingen rondom de actuele
positie weer.
Meer informatie over het opzoeken van bijzondere bestemmingen vindt u de
✎
paragraaf „Reisinformatie“ op pagina 38.
■
Kruising
Bij langere doelstraten kan het nuttig zijn een kruising in te voeren:
Kies „Bijz. bestemmingen“ in het menu „Navigatie“.
☞
Kies „Kruising“.
☞
Voer de kruising in met behulp van het toetsenbord of de lijstfunctie.
☞
13
14
Navigatie
Bestemming uit het adresboek overnemen
Wanneer het gewenste bestemmingsadres al in het adresboek staat of wanneer het
adres tot de laatste 20 ingevoerde bestemmingen behoort, kunt u het adres
gemakkelijk overnemen als bestemmingsadres:
Kies „Adresboek“ in het menu „Navigatie“.
☞
Kies “Adres laden”.
☞
Kies de categorie van het adresboek waarin het adres is opgeslagen (Privé, Zakelijk,
☞
Thuis of Werk).
Met „Vorige bestemming“ kunt u één van de 20 laatste bestemmingen overnemen.
☞
Kies het gewenste item op de lijst en bevestig uw keuze met de OK-toets wanneer u
☞
het adres als nieuwe bestemming wilt overnemen.
Met de 6-toets van de afstandsbediening kunt u vervolgens de gegevens van het
✎
adres bekijken.
Met “Terug“ of door op de 4-toets te drukken, kunt u de lijst verlaten zonder een
✎
item op de lijst over te nemen.
Wanneer u kaarten van verschillende leveranciers gebruikt, kan het noodzakelijk
✎
worden om de opgeslagen adressen aan te passen.
Navigatie
Bestemmingskaart
Via de Bestemmingskaart is het mogelijk een bestemming in te voeren door:
een bestemming met behulp van een vizier over te nemen.
❑
de geografische positie (GPS-coördinaten) direct in te voeren.
❑
Vizier
■
Wanneer de bestemming niet in de buurt van de positie van het voertuig ligt, moet u
de bestemming van tevoren zo nauwkeurig mogelijk via de directe adresinvoer
invoeren.
Kies „Bestemmingskaart“ in het menu „Navigatie“.
☞
of:
druk op een cursortoets als de
☞
wegenkaart al wordt
weergegeven.
De bestemmingskaart wordt
:
aangeduid met een vizier.
Wanneer er geen bestemming is
ingevoerd, geeft het vizier de
positie van het voertuig aan.
Het vizier kan nu met de
☞
cursortoetsen worden verplaatst.
Druk op de OK-toets en kies
☞
„Opslaan“.
Druk nogmaals op de OK-toets om de gemarkeerde positie als bestemming over te
☞
nemen.
Kies eerst een grote schaal om de bestemming ruwweg vast te leggen. Kies daarna
✎
een kleinere schaal om uw bestemming met het vizier exact te markeren.
Bestemmingen in niet-gedigitaliseerde gebieden kunnen ook worden gekozen.
✎
Bij de bestemmingskeuze op snelwegen moet op de juiste kant van de rijbaan
✎
worden gelet.
■
Coördinaten
Kies „Bestemmingskaart“ in het menu „Navigatie“.
☞
De Bestemmingskaart wordt weergegeven.
:
Druk op de OK-toets.
☞
Kies „Coördinaten“ en druk op de OK-toets.
☞
Kies „Lengtegraad“ of „Breedtegraad“ en druk op de OK-toets.
☞
Met elke druk op de OK-toets markeert u de volgende positie van de coördinaten.
☞
Elke positie kan met de cursortoetsen worden veranderd en met de OK-toets
worden bevestigd.
Als u een positie wilt overslaan, drukt u op de OK-toets.
☞
Kies „Coördinaten instellen“ om de coördinaten als bestemming over te nemen.
☞
15
16
Navigatie
Viapunten
Wanneer u onderweg naar het ingevoerde bestemmingsadres nog meer plaatsen wilt
bezoeken, kunt u deze als viapunten opslaan. Het navigatiesysteem plant een
zodanige route dat de viapunten in de opgegeven volgorde worden bezocht voordat
het bestemmingsadres wordt bereikt.
Wanneer u een viapunt bent gepasseerd, wordt dit automatisch van de lijst met
✎
viapunten geschrapt.
Er kunnen maximaal 25 viapunten worden opgeslagen.
✎
Bij een actief viapunt verwijst alle route-info, zoals bijv. afstand en reistijd, naar het
✎
desbetreffende viapunt.
Viapunten invoeren
■
Kies ”Viapunten” in het navigatiemenu.
☞
Het menu “Viapunten“ verschijnt.
:
U kunt Viapunten op dezelfde manier invoeren als bestemmingen. Zie ook
☞
„Bestemming invoeren“, pagina 12.
In het menu “Viapunten” kunt u bovendien uit de volgende opties kiezen:
Viapunt opslaan: hiermee slaat u het nu ingevoerde viapunt op.
❑
Viapunten weergeven: hiermee geeft u een lijst met de tot nu toe ingevoerde
❑
viapunten weer.
❑ Viapunt wissen: hiermee wist u viapunten uit de lijst met viapunten.
Viapunten die u niet hebt bereikt of niet meer wilt bereiken, moeten uit de lijst
✎
met viapunten worden gewist. Het navigatiesysteem plant dan een route naar het
volgende viapunt of naar de definitieve bestemming. Als een niet bereikt viapunt
niet wordt gewist, probeert het systeem u steeds weer opnieuw naar dit viapunt te
leiden.
■ Een flexibel routepunt vastleggen
Naast de reguliere viapunten kunt u het navigatiesysteem de geplande route naar de
bestemming zo laten bepalen dat het traject zo dicht mogelijk langs een bepaald punt
op de landkaart loopt.
Kies tijdens de begeleiding de kaartweergave.
☞
Plaats de cursor met de cursortoetsen 4, 6, 8 of 2 op het punt op de kaart dat u
☞
als flexibel routepunt wilt vastleggen.
Druk op OK.
☞
Kies in het invoegmenu „Opslaan –> Flex. routepunt“.
☞
Er kan slechts één flexibel routepunt worden vastgelegd.
✎
Een flexibel routepunt kan alleen tijdens een actieve begeleiding via de
✎
kaartweergave worden vastgelegd.
Er wordt niet direct koers gezet naar een flexibel routepunt. Het vormt slechts een
✎
ruw oriëntatiepunt voor de begeleiding.
Zodra u een nieuwe bestemming of een nieuw normaal viapunt (zie boven) invoert
✎
of de begeleiding stopt, wordt het flexibele routepunt gewist.
In tegenstelling tot een regulier viapunt volgt er bij het bereiken van het flexibele
✎
routepunt geen melding.
■
Flexibel routepunt wissen
Kies “Info” in het hoofdmenu.
☞
Kies „Viapunten“ in het menu „Info“.
☞
Kies „Flex. routep. wissen“.
☞
Navigatie
17
Rondritten
Met behulp van het menu Rondritten kunt u een reeks verschillende bestemmingen
achter elkaar aandoen zonder dat elke bestemming afzonderlijk moet worden
ingevoerd.
U voert slechts één keer de afzonderlijke etappes van de rondrit via het invoeren van
de bestemming en het adresboek in en slaat deze rondrit onder een naam naar keuze
op.
Het rondritgeheugen kan in totaal 7 rondritten met elk maximaal 10 etappes
bevatten.
Kies ”Viapunten” in het navigatiemenu.
☞
Kies “Rondrit planner” in het weergegeven invoegmenu.
☞
Het menu „Rondrit planner“ verschijnt.
:
Selecteer “Nieuwe rondrit” om een nieuwe rondrit aan te maken,
☞
of:
selecteer één van de opgeslagen rondritten om opties voor deze rondrit weer te
☞
geven.
U kunt in het invoegmenu kiezen uit de volgende opties:
Terug: hiermee gaat u terug naar het menu Rondritten.
❑
❑ Start rondrit: hiermee start u de begeleiding naar de eerste etappe van de rondrit.
❑ Start rondrit vanaf: hiermee start u de geselecteerde rondrit vanaf een bepaalde
etappe.
❑ Start terugkeer: hiermee start u de geselecteerde rondrit vanaf de laatste etappe in
omgekeerde volgorde.
❑ Toon lijst: hiermee geeft u de etappes van de geselecteerde rondrit weer.
❑ Bewerk rondrit: hiermee opent u het menu voor het bewerken van de geselecteerde
rondrit.
Nieuwe rondrit invoeren
Selecteer in het menu Rondritten de menuoptie „Nieuwe rondrit“.
☞
Het menu voor het bewerken van de nieuwe rondrit verschijnt.
:
U kunt nu etappes in de rondrit (tussenstops) invoeren, zoals beschreven in de
☞
paragraaf „Bewerk rondrit“. Zie volgende pagina.
Rondrit beginnen
Kies de gewenste rondrit uit het menu van de rondritten.
☞
Kies vervolgens „Start rondrit“ om de begeleiding van de eerste etappe te starten.
☞
Start rondrit vanaf ...
hiermee start u een rondrit vanaf een bepaalde etappe.
Kies de gewenste rondrit uit het menu van de rondritten.
☞
Kies “Start rondrit vanaf”.
☞
De lijst met etappes van de gekozen rondrit verschijnt.
:
Kies de gewenste etappe uit de lijst om de begeleiding van de gekozen etappe te
☞
starten.
18
Rondrit omgekeerd starten
U kunt de etappes van een rondrit ook in omgekeerde volgorde afleggen.
Kies de gewenste rondrit uit het menu van de rondritten.
☞
Kies „Start terugkeer“.
☞
Rondrit tonen
Met deze functie kunt u de lijst met etappes (tussenstops) van de gekozen rondrit
bekijken.
Kies „Toon lijst“.
☞
De lijst met de tussenstops van de gekozen rondrit verschijnt.
:
Wanneer u één van de etappes uit de lijst kiest, worden de gegevens van het adres
☞
getoond.
Rondrit bewerken
Kies de gewenste rondrit uit het menu van de rondritten.
☞
Kies „Bewerk rondrit“.
☞
In het menu „Bewerk rondrit“ kunt u kiezen uit de volgende opties:
Bestemming invoegen: hiermee kunt u nieuwe bestemmingen aan de rondrit
❑
toevoegen.
❑ Sorteren: hiermee verschuift u de etappes van de geselecteerde rondrit.
❑ Opslaan als...: hiermee kunt u de gekozen rondrit onder een willekeurige naam
opslaan.
❑ Wissen: hiermee wist u de afzonderlijke etappes van de gekozen rondrit of de hele
rondrit.
■ Etappes toevoegen
Kies in het menu „Bewerk rondrit“ de optie „Bestemming invoegen“.
☞
Voer een nieuwe bestemming in of kies een bestemming uit het adresboek.
☞
Kies „OK“ om de gekozen bestemming aan de rondrit toe te voegen.
☞
De lijst met tot dusver voor de rondrit opgeslagen etappes verschijnt.
:
Beweeg nu de cursor naar de positie op de lijst waarvoor de nieuwe etappe moet
☞
worden ingevoegd.
Druk op de OK-toets om de nieuwe etappe voor het gemarkeerde item te plaatsen.
☞
Kies „Aan einde toevoegen“ wanneer u de nieuwe etappe aan het einde van de
☞
lijst wilt plaatsen.
■
Etappes verschuiven
Kies in het menu „Bewerk rondrit“ de optie „Sorteren“.
☞
De lijst met etappes van de gekozen rondrit verschijnt.
:
Gebruik de cursor om de etappe te markeren die u wilt verschuiven.
☞
Druk op de OK-toets.
☞
Beweeg nu de cursor naar de positie op de lijst waarvoor de verschoven etappe
☞
moet worden ingevoegd.
Druk nogmaals op de OK-toets om de etappe op de gekozen positie te plaatsen.
☞
Kies „Aan einde toevoegen“ wanneer u de etappe naar het einde van de lijst wilt
☞
verschuiven.
Navigatie
Navigatie
Rondrit opslaan als ...
■
Wanneer u een nieuwe rondrit hebt samengesteld of een bestaande rondrit onder een
andere naam wilt opslaan, gebruikt u deze functie.
Kies in het menu „Bewerk rondrit“ de optie „Opslaan als …“.
☞
Voer met het toetsenbord de naam van de rondrit in en gebruik daarbij maximaal
☞
16 tekens.
De oorspronkelijke rondrit blijft bestaan. Daarom kunt u deze functie ook
✎
gebruiken om een kopie van een rondrit te maken.
Etappes wissen
■
Kies in het menu „Bewerk rondrit“ de optie „Wissen“.
☞
Kies vervolgens „Bestemming wissen“.
☞
De lijst met etappes van de gekozen rondrit verschijnt.
:
Markeer de etappe die u wilt wissen en bevestig dit met de OK-toets.
☞
De gewenste etappe wordt uit de rondrit verwijderd.
:
Hele rondrit wissen
■
Kies in het menu „Bewerk rondrit“ de optie „Wissen“.
☞
Kies vervolgens „Rondrit wissen“.
☞
De gekozen rondrit wordt gewist.
:
19
20
Navigatie
Begeleiding
Als u alle beschikbare gegevens voor het bestemmingsadres hebt ingevoerd, kunt u de
begeleiding starten.
Het invoeren van een plaatsnaam volstaat voor de navigatie. Het navigatiesysteem
✎
brengt u daarna tot aan de stadsgrens.
Kies „Begeleiding“ in het menu „Navigatie“.
☞
De route wordt gepland, op de monitor verschijnt het begeleidingsscherm.
:
Al naar gelang de eerder gekozen weergave kan dit de pictogram-, de kaart- of de
split-screen-weergave zijn (zie ook de paragraaf „Schermweergaveopties“,
pagina 21).
Het navigatiesysteem begeleidt u vervolgens met grafische en gesproken
:
aanwijzingen naar de ingevoerde bestemming.
Begeleiding stoppen
Als u in één van de begeleidingsschermen bent, kan de begeleiding altijd worden
gestopt.
Druk op de OK-toets.
☞
Kies “Stop begeleiding” en druk op de OK-toets.
☞
Begeleiding in niet-gedigitaliseerde gebieden
Als de ingevoerde bestemming niet in de buurt van een gedigitaliseerde straat ligt,
wordt de begeleiding tot aan een plaats met de kortste afstand (hemelsbreed) t.o.v.
de bestemming uitgevoerd. Op het scherm verschijnt de aanwijzing ”De bestemming
ligt buiten het gedigitaliseerde gebied”. In alle weergavemodi van de begeleiding
verschijnt nu i.p.v. de begeleidingsaanwijzing een pijl die de richting naar de
bestemming aangeeft.
Begeleiding in gedeeltelijk gedigitaliseerde gebieden
In landelijke gebieden en kleine dorpen kan het voorkomen dat niet alle wegen in de
gekozen database opgeslagen zijn. Wanneer u een gedigitaliseerde weg verlaat,
verandert het begeleidingsscherm. In plaats van de gebruikelijke
begeleidingsaanwijzing wordt een pijl getoond, die de richting van de geplande route
aangeeft. Op de statusregel wordt de afstand naar de bestemming hemelsbreed
aangegeven.
Begeleiding in gebieden met beperkte wegeninformatie
In een aantal gebieden staat niet alle informatie over een weg in de gekozen
navigatie-database. Zo kunnen bijvoorbeeld afslagverboden, aanwijzingen over de
rijrichting van een weg met eenrichtingverkeer of het inrijverbod in een
voetgangersgebied ontbreken. Wanneer u een dergelijk gebied inrijdt, toont het
navigatiesysteem een waarschuwing. De plaatselijke verkeersregels hebben altijd
voorrang op de aanwijzingen van het navigatiesysteem.
Op het begeleidingsscherm verschijnt het !-symbool, zolang u zich in een gebied met
beperkte wegeninformatie bevindt.
A
Neem te allen tijde de verkeerstekens en het verkeersreglement in acht.
Navigatie
Gesproken meldingen
Zodra u de begeleiding hebt ingeschakeld, krijgt u - naast de symbolen op de
begeleidingsschermen - gesproken aanwijzingen te horen.
U hebt de gesproken aanwijzing niet gehoord?
■
Druk op de VOICE-toets van de afstandsbediening.
☞
De laatste begeleidingsaanwijzing wordt herhaald of er volgt een geactualiseerde
:
begeleidingsaanwijzing.
Wanneer het symbool l op de statusregel knippert, is de gesproken aanwijzing
✎
uitgeschakeld. Druk op de toets V of de toets W van de afstandsbediening om de
aanwijzingen weer in te schakelen.
Alternatieve route plannen
U kunt het navigatiesysteem tijdens de begeleiding een alternatieve route over een
afstand naar keuze laten plannen. Gebruik deze optie wanneer u bijv. een file wilt
omzeilen of wanneer de geplande route u niet bevalt. De alternatieve route wordt
voor de aangegeven afstand vanaf de actuele positie van het voertuig berekend.
Druk op de ALT-R-toets.
☞
Het systeem toont nu de afstand waarvoor een alternatieve route moet worden
:
gepland. Deze kan tussen 1 en 50 km worden ingesteld.
Kies de waarde achter „Afstand:“ en druk op de OK-toets.
☞
Stel de waarde met behulp van de cursortoetsen in en druk op de OK-toets.
☞
Kies de optie „Ja” om de ingevoerde waarde over te nemen en de planning van de
☞
alternatieve route te starten.
Kies „Nee“ om de planning van een alternatieve route af te breken.
✎
21
Schermweergaveopties
De volgende 4 soorten schermweergaveopties zijn voor de begeleiding beschikbaar:
❑ Pictogrammen: grafische weergave van de afslagaanwijzingen als pictogrammen
❑
Kaart: kaartweergave van de geplande route. De pijl markeert de actuele positie
van de auto.
en de beide gecombineerde weergavesoorten (split screen):
❑
Kaart / pictogrammen
❑
Kaart / boordcomputer
■
Overschakelen op een andere weergavesoort
Door te drukken op de NAVIGATION-toets kunt u steeds tussen de verschillende
☞
weergavesoorten overschakelen:
22
Navigatie
Pictogramweergave
De pictogramweergave biedt de volgende informatie:
1 Afstand naar bestemming resp. volgende viapunt.
2 Richtingspijl hemelsbreed naar bestemming of naar volgende viapunt.
3 Menunaam*
4 Afstand tot de volgende verandering van richting.
5 Naam van de weg waarnaar moet worden afgeslagen (volgende richtingsveran
dering).
6 Rijrichtingspijl en evt. vooraankondiging voor de volgende kruising of splitsing.
Zodra u een kruising of een splitsing nadert, verschijnt een gedetailleerde afslagaanwijzing. Afslagaanwijzingen worden bovendien door gesproken meldingen aangekondigd.
7 Huidige positie van het voertuig: straatnaam, plaatsnaam en wijk, indien in de
geselecteerde navigatiedatabase aanwezig.
8 Statusregel*
-
* Configureerbaar, zie „Instellingen –> Beeldscherm“ , pagina 32.
■
Menuopties bij de pictogramweergave
Druk op de OK-toets om een menu met de volgende opties weer te geven:
☞
❑
Terug: hiermee gaat u terug naar het navigatiemenu.
❑
Kaart: hiermee schakelt u over op kaartweergave.
❑
Info: hiermee opent u het menu Info.
❑
Begeleiding stoppen: hiermee stopt u de begeleiding.
❑
Lokale omleiding: hiermee plant u indien gewenst een omleiding als er binnen een
afstand van 50 km een verkeersbelemmering op de geplande route ligt.
Deze optie verschijnt alleen als de dynamische routeplanning gedeactiveerd is en de
TMC-verkeersinformatie geactiveerd is. Zie „Dynamische routeplanning“, pagina 25
en „Instellingen –> Berichtselectie“, pagina 32.
❑
Nieuwe route plannen: hiermee plant u indien gewenst een nieuwe route op basis
van de huidige verkeerssituatie.
Deze optie verschijnt alleen als de dynamische routeplanning geactiveerd is. Zie
„Dynamische routeplanning“, pagina 25.
Navigatie
Kaartweergave
De kaartweergave toont de volgende informatie:
1 Ingestelde schaal.
2 Geplande route (wordt in wit weergegeven).
3 Kompas: De zwarte pijl wijst naar het noorden.
4 Afstand tot de volgende verandering van richting.
5 Vereenvoudigde grafische weergave van de rijrichting, de volgende kruising of
splitsing.
6 Voertuigstandplaats, pijl wijst naar de huidige rijrichting.
■ Menuopties bij de kaartweergave
Druk op de OK-toets om een invoegmenu met de volgende opties te openen:
☞
❑ Terug:hiermee gaat u terug naar het navigatie- of het hoofdmenu.
❑ Schaal: hiermee opent u het venster voor het wijzigen van de schaal.
❑ Kaartmodus: Hiermee wijzigt u de kaartweergave („Naar het noorden wijzend“,
„Rijrichting“ en „2D/3D“). Met „3D hoek“ kunt u binnen deze optie het aanzicht
van de 3D-weergave in 4 fasen veranderen. Gebruik toets 8 of 2 voor de instelling.
De weergavesoort „Rijrichting“ is niet beschikbaar in de schalen 50 km tot 1000 km.
✎
De weergavesoort „3D“ is niet beschikbaar in de schalen 50 km tot 1000 km en
✎
gebeurt altijd in de rijrichting.
Bij het omschakelen naar „Rijrichting“ of „3D“ kiest het navigatiesyteem zo nodig
✎
vanzelf een andere schaal.
❑
Info: hiermee opent u het menu Info.
❑
Begeleiding stoppen: hiermee stopt u de begeleiding.
❑
Verkeerssituatie: hiermee activeert u de cursor voor het kiezen van TMC-symbolen
op de kaart. Zie paragraaf „TMC-verkeersinformatie“.
De optie „Verkeerssituatie“ is alleen in de kaartmodus „2D/Naar het noorden
✎
wijzend“ beschikbaar.
❑
Lokale omleiding: hiermee plant u indien gewenst een omleiding als er binnen een
afstand van 50 km een verkeersbelemmering op de geplande route ligt.
Deze optie verschijnt alleen als de dynamische routeplanning gedeactiveerd is en de
TMC-verkeersinformatie geactiveerd is. Zie „Dynamische routeplanning“, pagina 25
en „Instellingen –> Berichtselectie“, pagina 32.
❑
Nieuwe route plannen: hiermee plant u indien gewenst een nieuwe route op basis
van de huidige verkeerssituatie. Deze optie verschijnt alleen als de dynamische
routeplanning geactiveerd is. Zie „Dynamische routeplanning“, pagina 25.
23
24
Navigatie
Split-screen-weergave (gecombineerde weergave)
De beide split-screen-weergaven
verenigen telkens de kaartweergave
aan de linker- met de pictogram- of
boordcomputerweergave aan de
rechterkant.
De menuopties bij split-screen-
✎
weergave zijn alle identiek aan die
bij de kaartweergave.
Bij deze weergavesoort is de
✎
menuoptie „Verkeerssituatie“ niet
beschikbaar.
Weergeven van statistische gegevens (boordcomputer)
■
De split-screen-weergave met de
boordcomputer geeft u de volgende
informatie:
Snelheid: huidige snelheid
❑
Gem. snelheid*: Gemiddelde
❑
snelheid tot nu toe
❑ Afgelegd traject*: Traject tot nu toe
❑ Gereden tijd*: Verstreken reistijd
De gegevens worden bij het
✎
invoeren van een nieuwe
bestemming automatisch gewist.
A
De snelheidsaanduiding dient slechts als aanvullende informatie. Voor het bepalen van
de daadwerkelijke snelheid mag alleen de snelheidsmeter worden gebruikt.
* Deze gegevens worden alleen bijgewerkt wanneer de begeleiding is ingeschakeld.
Statusregels
Boven- en onderaan het beeldscherm verschijnen twee statusregels met talrijke
gegevens over de navigatie en de systeemstatus.
Veel van de weergegeven informatie kan in het menu „Instellingen –> Beeldscherm“
voor de weergave worden gekozen. Zie het hoofdstuk „Instellingen“, pagina 32.
De bovenste statusregel geeft de menutitel van het actieve menu aan. Voor de
begeleidingsschermen kunt u de “Statusregel linksboven” configureren.
Op de onderste statusregel vindt u de volgende symbolen die niet kunnen worden
geconfigureerd:
❑
5 Ù: weergave van de GPS-ontvangststatus aan (aantal satellieten).
❑
Ú: de dynamische routeplanning is geactiveerd/gedeactiveerd.
❑
l: gesproken navigatieaanwijzingen zijn uitgeschakeld.
(knipperend op de positie van het Ú-symbool).
❑
t: gekozen routecriterium voor de routeplanning (hier „Snelle“).
Navigatie
TMC-verkeersinformatie
Uw navigatiesysteem beschikt over de geïntegreerde Dynamic TMC Receiver
verkeersinformatie die voor de dynamische routeplanning wordt gebruikt.
Bovendien kunt u informatie over de huidige verkeerssituatie opvragen, zowel als
tekstmelding als via de kaartweergave.
Om gebruik te kunnen maken van de TMC-informatie moet aan de volgende
voorwaarden zijn voldaan:
De TMC-gegevens worden in deze regio door de gekozen navigatie-database
❑
ondersteund.
In de desbetreffende regio wordt TMC-verkeersinformatie uitgezonden.
❑
U hebt de TMC-meldingen in het menu „Info“ of „Instellingen“ onder
❑
„Berichtselectie“ geactiveerd die weergegeven moeten worden en waarmee
rekening moet worden gehouden.
De TMC-status ziet u in de statusregel van het beeldscherm*:
„TMC“ groen . . . . . . TMC-informatie beschikbaar. Eventueel kan ook de naam van de
„TMC“ zwart . . . . . . Geen TMC-gegevens in de gekozen navigatie-database voor de
Wanneer de momenteel ontvangen TMC-zender de naam van de provider uitzendt,
✎
verschijnt deze naam in plaats van de tekst „TMC“ op de statusregel.
* De melding „TMC“ moet in de statusregel geactiveerd zijn. Zie het hoofdstuk
„Instellingen“, pagina 32.
TMC-provider verschijnen.
regio aanwezig.
25
TMC-zender kiezen
Kies “Info” in het hoofdmenu.
☞
Kies „TMC zenderlijst“.
☞
De lijst met beschikbare TMC-zenders verschijnt.
:
Kies de gewenste zender uit de lijst.
☞
Als de gekozen TMC-zender niet meer kan worden ontvangen, wordt er
✎
automatisch op de krachtigste TMC-zender afgestemd.
Kies „Automatisch“ als automatisch de zender met de beste ontvangst moet
☞
worden gekozen om de TMC-gegevens te verwerken.
Na het afzetten van het contact wordt telkens opnieuw de modus “Automatisch“
✎
ingesteld.
■
TMC-producten tegen tarief (Pay TMC)*
In sommige landen of regio’s kunt u mogelijk tegen betaling over uitgebreide TMCinformatie beschikken.
Pay TMC-zenders zijn in de lijst met TMC-zenders met een munt gemarkeerd.
✎
* Deze TMC-services tegen tarief worden uitsluitend door de Pay-TMC-versie van het
navigatiesysteem ondersteund.
26
Navigatie
Weergeven van verkeersbelemmeringen
Op de statusregel
■
Eventuele verkeersbelemmeringen op de geplande route worden door het systeem
rechtsboven op de statusregel aangegeven:
„T“ rood: . . . . . . . Verkeersbelemmeringen op de geplande route die een duidelijke
„T“ groen: . . . . . . Minder dan 50 km tot aan verkeersbelemmering op de geplande
„T“ oranje: . . . . . . Geaccepteerde of omzeilde files op de oorspronkelijke route (bij
In de kaartweergave
■
Zijn er verkeersmeldingen, dan geeft het systeem u op de kaart aan waar er bijv.
ongevallen of files zijn.
1 Belemmering op de route (rood omkaderd).
2 Betreffend gedeelte van het traject.
3 Grijs of oranje omkaderde symbolen liggen niet op de geplande route en zijn niet
relevant voor de begeleiding.
Alleen de TMC-meldingen die in het menu „Info“ of „Instellingen“ onder
✎
„Berichtselectie“ zijn geactiveerd verschijnen.
■
TMC-symbolen
De TMC-symbolen worden afhankelijk van de schaal van de kaart verschillend
weergegeven:
❑
Kaartschalen van meer dan 10 km: de verkeersbelemmeringen verschijnen als
driehoeken met richtingspijl. De pijl geeft de rijrichting van de
verkeersbelemmering aan.
❑
Kaartschalen van 10 km of minder: het symbool geeft het soort
verkeersbelemmering aan (bijv. ongeval, versperring). Het desbetreffende deel van
het traject wordt met pijlen gemarkeerd.
Een overzicht van TMC-symbolen vindt u in het aanhangsel.
✎
vertraging zouden veroorzaken.
route. Via de functie „Lokale omleiding“ kan een uitwijkroute
worden gepland (alleen beschikbaar bij gedeactiveerde dynami
sche routeplanning).
geactiveerde dynamische routeplanning).
-
Navigatie
Details van TMC-meldingen bekijken
■
Druk op de OK-toets om het invoegmenu
☞
te openen.
Kies „Verkeerssituatie“.
☞
Op de kaart verschijnt een cursor als
:
zwarte haakjes.
Verplaats de cursor met de cursortoetsen
☞
naar het gewenste TMC-symbool en druk
op de OK-toets.
De uitgebreide informatie over de
:
gekozen verkeersinformatie verschijnt.
In de pictogramweergave
■
1 TMC-symbool van de volgende verkeersbelemmering op de geplande route.
Wanneer er meer verkeersopstoppingen zijn, wordt dit door een tweede, achter-
liggend gedeeltelijk afgedekt TMC-symbool aangegeven.
2 Lengte van het traject met de verkeersbelemmering.
Als u al op het betreffende traject bent: afstand tot aan het einde van het traject
met de verkeersbelemmering.
3 Afstand tot de volgende verkeersbelemmering op de geplande route.
4 Vereenvoudigde weergave van de route (zwarte balken) en de positie van de ver
keersopstopping (rood segment). De positie van het voertuig wordt aangeduid met
een cirkel met een pijl erin.
Alleen de TMC-meldingen die in het menu „Info“ of „Instellingen“ onder
✎
„Berichtselectie“ zijn geactiveerd verschijnen.
Bij dringende verkeersberichten in een straal van 50 km rondom de actuele
✎
voertuigpositie verschijnt een afzonderlijke melding op het beeldscherm (bijv.
spookrijder). U kunt deze melding verbergen door deze met de OKtoets te
bevestigen. Bovendien wordt de informatie ook gesproken weergegeven.
Verkeersbelemmeringen op de route worden alleen weergegeven als de
✎
begeleiding actief is.
27
-
28
Navigatie
Dynamische routeplanning
Met behulp van de TMC-verkeersinformatie wordt bij de dynamische routeplanning de
totale actuele verkeerssituatie in een instelbare straal (verkeershorizon) rondom de
actuele positie in de berekening van de route meegenomen. Als er voor de berekende
route via TMC een verkeersbelemmering (bijv. een file) wordt gemeld, evalueert het
navigatiesysteem deze informatie en bepaalt het de vertraging die als gevolg hiervan
zou kunnen ontstaan.
Bij een verkeersprobleem op de geplande route ontvangt u vervolgens een aanwijzing
van het navigatiesysteem en kunt u beslissen of het systeem door het wijzigen van de
route het probleem ruim te vermijden of dat u het nuttiger vindt het problematische
traject af te leggen.
De door het navigatiesysteem berekende, mogelijke vertraging als gevolg van een
verkeersbelemmering is gebaseerd op de gegevens die het systeem via de op dat
moment ontvangen TMC-zenders ontvangt. De ervaring heeft geleerd dat de
werkelijke vertraging van de berekening kan afwijken.
Als u de automatische modus hebt geactiveerd, plant het systeem de route
automatisch zo dat u ruim om verkeersbelemmeringen heen wordt geleid, zonder dat
het systeem een aanwijzing geeft.
Het systeem controleert tijdens de navigatie voortdurend aan de hand van de
verkeersinformatie of er een betere route voor de begeleiding is en berekent evt. een
nieuwe route, bijv. wanneer er een file opgelost is.
Al naar gelang de instellingen van de dynamische routeplanning zijn er twee
verschillende soorten omleiding:
■ Ruime omleiding (alleen bij geactiveerde dynamische routeplanning)
Zodra het navigatiesysteem één of meerdere verkeersbelemmeringen via RDS-TMC
ontvangt, die nog meer vertraging voor de begeleiding naar uw bestemming tot
gevolg zouden hebben, biedt het systeem reeds ver vóór de belemmering aan om u
ruim om de verkeersbelemmeringen heen te leiden.
De criteria die het opnieuw plannen van de route beïnvloeden (gewenste
✎
omleiding, verkeershorizon en totale vertraging), kunnen onder „Instellingen –>
Dynamische route“ worden ingesteld.
Het opnieuw plannen van de route met inachtneming van de huidige
✎
verkeerssituatie is te allen tijde handmatig met de menuoptie „Nieuwe route
plannen“ op het begeleidingsscherm mogelijk.
■
Lokale omleiding (alleen bij gedeactiveerde dynamische routeplanning)
Met de lokale omleiding kunt u steeds de volgende aanstaande verkeersbelemmering
die via TMC wordt gemeld omzeilen.
Zodra u binnen een straal van ca. 50 km van de verkeersbelemmering komt, krijgt u
een overeenkomstige melding.
Met de menuoptie „Lokale omleiding“ op het begeleidingsscherm kunt u naar
✎
behoefte de eerstvolgende verkeersbelemmering ontwijken.
■
Dynamische routeplanning activeren
Kies “Info” in het hoofdmenu.
☞
Kies „Routecriterium“ in het menu Info.
☞
Activeer „Dynamische route“.
☞
Kies „Terug“ om de configuratie op te slaan.
☞
Navigatie
Het menu „Info“
Het menu „Info“ kunt u vanuit het hoofdmenu en vanuit alle begeleidingsschermen
selecteren. Als u in het begeleidingsscherm staat:
Druk op de OK-toets als u in één van de begeleidingsschermen staat.
☞
Kies „Info“ en druk op de OK-toets.
☞
Als u in het hoofdmenu staat, kiest u „Info“ en drukt u op de OK-toets.
☞
De volgende opties zijn beschikbaar:
TMC zenderlijst: Keuze van een TMC-zender uit de lijst met te ontvangen TMC-
❑
zenders.
Berichtselectie: Keuzelijst voor TMC-berichten die op het beeldscherm en akoestisch
❑
moeten worden doorgegeven.
V-info op route: Opsomming van verkeersbelemmeringen op de geplande route.
❑
V-info op positie: Lijst met verkeersbelemmeringen binnen een straal van 400 km
❑
rondom de actuele positie van het voertuig, voorzover deze door de TMC-provider
ter beschikking worden gesteld.
V-info op bestemming: Lijst met verkeersbelemmeringen binnen een straal van 400
❑
km vanaf het/de volgende viapunt/bestemming, voorzover deze door de TMC-
provider ter beschikking worden gesteld.
❑ Routecriterium: Keuze van het criterium voor de routeplanning, alsmede de route-
opties en activering van de dynamische routeplanning. Zie ook „Instellingen“,
pagina 32.
❑ Routebeschrijving: Opsomming van de trajecten op de geplande route.
❑ Bijzondere bestemmingen: Keuze uit maximaal 5 categorieën van speciale
bestemmingen die door de kaartweergave getoond moeten worden.
❑ Viapunten: Weergeven en wissen van viapunten.
29
De boordcomputer
Kies „Boordcomputer“ in het hoofdmenu.
☞
De ingebouwde boordcomputer geeft de volgende informatie:
❑
Snelheid: huidige snelheid
❑
Gem. snelheid: gemiddelde snelheid (sinds reset)
❑
Afgelegd traject: traject (sinds reset)
❑
Gereden tijd: rijtijd (sinds reset)
❑
Lengtegraad: geografische positie
❑
Breedtegraad: geografische positie
A
De snelheidsaanduiding dient slechts als aanvullende informatie. Voor het bepalen van
de daadwerkelijke snelheid mag alleen de snelheidsmeter worden gebruikt.
■
Tripcomputer terugzetten
Kies „Resetten“ om de gegevens over de gemiddelde snelheid, de afgelegde weg
☞
en de reistijd weer op „0“ te zetten.
30
Navigatie
Adresboek
Met het navigatiesysteem kunt u
minstens 200 bestemmingsadressen in
een persoonlijk adresboek opslaan. Het
adresboek is in de beide categorieën
„Privé“ en „Zakelijk“ verdeeld.
Bovendien kan onder „Thuis“ en
„Werk“ elk een adres voor snelle
toegang (bijv. via de
afstandsbediening) worden
opgeslagen.
Daarnaast kunt u met de optie „Adres laden -> Vorige bestemming“ de recent voor de
begeleiding gebruikte bestemmingen oproepen.
Adresboek oproepen
■
Kies „Adresboek“ in het menu „Navigatie“ of in het menu „Viapunten“, als u het
☞
adresboek voor het invoeren van viapunten wilt gebruiken.
Er verschijnt een invoegmenu met de volgende opties:
:
❑ Adres lezen: hiermee kunt u een reeds in het adresboek opgeslagen adres als
bestemming of als viapunt invoeren.
❑ Adres opslaan: hiermee slaat u het ingevoerde adres op in het adresboek.
❑ Adres wissen: hiermee wist u een adres, resp. hele categorieën van adressen uit het
adresboek.
❑ Positie opslaan: hiermee slaat u de actuele positie van het voertuig in het adresboek
op.
■ Adressen opslaan
Voer het adres in (zie Bestemming invoeren).
☞
Desgewenst voert u een naam en een telefoonnummer in bij het adres dat u wilt
✎
opslaan.
Kies “Adres opslaan” en bevestig dit met de OK-toets.
☞
Kies de gewenste categorie in het adresboek (thuis, werk, privé of zakelijk) en
☞
bevestig uw keuze met de OK-toets.
Het aangegeven adres wordt opgeslagen.
:
Zit het adresgeheugen vol, dan krijgt u een melding. In dat geval moet u één of
✎
meerdere ongebruikte adressen wissen voordat u een nieuw adres kunt opslaan.
Navigatie
Adressen wissen
■
Kies „Adres wissen“ en bevestig dit met de OK-toets.
☞
Wanneer u een bepaald adres wilt wissen, kiest u „Bepaald adres“ en vervolgens de
☞
gewenste categorie in het adresboek.
Er wordt een lijst met de opgeslagen adressen getoond.
:
Kies het gewenste adres en druk op de OK-toets.
☞
Het gekozen adres wordt gewist.
:
Om een hele categorie in het adresboek te wissen, kiest u „Categorie leegmaken“.
☞
Markeer vervolgens de categorieën in het adresboek die u wilt leegmaken.
☞
Kies „Wissen“ en druk op de OK-toets.
☞
Alle adressen van de gekozen categorieën in het adresboek worden gewist.
:
Positie van voertuig opslaan
■
Kies “Positie opslaan“ en druk op de OK-toets.
☞
Kies de gewenste categorie in het adresboek. Druk op de OK-toets.
☞
Om het adres bij te werken (bijv. van een naam voorzien), moet u het adres eerst
✎
uit het adresboek laden, vervolgens bewerken en daarna weer in het adresboek
opslaan.
31
32
Instellingen
Navigatiesysteem aanpassen
U kunt talrijke instellingen wijzigen om het navigatiesysteem naar wens aan te passen.
Kies „Instellingen“ in het hoofdmenu.
☞
Het menu „Instellingen“ verschijnt.
:
De volgende instellingen kunnen worden geconfigureerd:
Kaartscherm
Activeren en instellen voor de automatische kaartschaal („Auto-Zoom“).
Wanneer de functie is ingeschakeld, wordt de schaal van de kaartweergave
afhankelijk van de betreffende positie automatisch op de gespecificeerde waarde
ingesteld. U kunt de schaal voor de volgende gebieden specificeren:
autosnelweg
❑
buitengebied
❑
bebouwde kom
❑
Beeldscherm
Instellen van de volgende beeldschermeigenschappen:
Statusregels
■
U hebt vier mogelijkheden om talrijke parameters op het scherm in te voegen (bijv.
tijd, datum, geschatte aankomsttijd, resterende reistijd etc.):
❑ Statusregel linksboven: Om de informatie te kiezen die op de statusregel linksboven
moet verschijnen.
Deze informatie verschijnt alleen op de schermen van de begeleiding. In alle andere
✎
menu’s wordt in dit gedeelte de menutitel weergegeven.
❑ Statusregel rechtsboven: Om de informatie te kiezen die op de statusregel
rechtsboven moet verschijnen.
❑ Statusregel linksonder: Om de informatie te kiezen die op de statusregel linksonder
moet verschijnen.
❑
Statusregel rechtsonder: Om de informatie te kiezen die op de statusregel
rechtsonder moet verschijnen.
■
Kleur bij dag
Keuze van het kleurenschema in een lichte omgeving.
■
Kleur bij nacht
Keuze van het kleurenschema in een donkere omgeving.
De omschakeling naar een ander kleurenschema kan handmatig of automatisch
plaatsvinden:
❑
Automatische omschakeling: Het kleurenschema is afhankelijk van de instelling van
de koplampen.
❑
Altijd kleur bij dag: Het kleurenschema voor daglicht wordt altijd gebruikt.
❑
Altijd kleur bij nacht: Het kleurenschema voor duisternis wordt altijd gebruikt.
Instellingen
33
Berichtselectie
Kiezen van het soort TMC-verkeersberichten dat door het navigatiesysteem moet
worden weergegeven en waarmee de dynamische routeplanning rekening moet
houden.
Kies „Alles kiezen“ of „Alles annuleren“ om alle soorten berichten tegelijkertijd in
☞
of uit te schakelen.
Sla de gewijzigde instellingen op met „Opslaan“.
☞
Druk op de ESC-of de 4-toets om het menu zonder verandering te verlaten.
☞
Dringende verkeersmeldingen (bijv. een spookrijder) kunt u niet annuleren en
✎
worden altijd weergegeven.
Routecriterium
Voor het berekenen van de route kunt u verschillende criteria kiezen:
Snelle: De route wordt op de kortst mogelijke reistijd afgestemd.
❑
Geschikt voor alle situaties.
Korte: De route wordt op de kortst mogelijke afstand afgestemd.
❑
Goed voor stadsritten.
Snelweg: De route wordt op een maximaal gebruik van autosnelwegen afgestemd.
❑
Secundaire wegen: De route wordt op een maximaal gebruik van secundaire wegen
❑
afgestemd. Nuttig wanneer u snelwegen wilt vermijden.
Het symbool van het gekozen routecriterium verschijnt op de onderste statusregel.
✎
Bovendien kunt u ook de volgende routeopties activeren:
❑ Tolwegen vermijden*: Vermijdt wegen waarvoor tol wordt geheven.
❑ Veerdiensten vermijden*: Vermijdt bij de routeplanning het gebruik van veerboten.
❑ Tunnels vermijden*: Vermijdt bij de routeplanning het gebruik van tunnels.
❑ Dynamische route: hiermee activeert/deactiveert u de dynamische routeplanning.
Voor de instellingen voor de dynamische routeplanning verwijzen wij u naar
✎
„Dynamische route“, zie onderstaand.
Sla de veranderde instellingen op met „Terug“.
☞
Druk op de ESC-of de 4-toets om het menu zonder verandering te verlaten.
☞
* De beschikbaarheid van deze functies is afhankelijk van de gebruikte kaartgegevens.
Wanneer een route niet zonder de geselecteerde uitzonderingen kan worden
gepland, kunnen ook tolwegen, veerverbindingen en tunnels voor het plannen van de
route worden gebruikt.
34
Instellingen
Dynamische route
Instellen van de volgende parameters voor de dynamische routeplanning:
Omleidingwens: via deze optie legt u vast of het navigatiesysteem bij
❑
verkeersbelemmeringen wel of geen omweg plant. Er zijn vijf niveaus beschikbaar.
Het laagste niveau (1) betekent dat afhankelijk van de omstandigheden en de
berekende vertraging ook de oorspronkelijke route door de file heen wordt
geprefereerd. Als de hoogste waarde is gekozen, wordt er in de meeste gevallen
een omleiding gepland.
Niveau 3 biedt u een evenwichtige instelling bij de dynamische routeplanning. Deze
✎
waarde is af fabriek ingesteld.
Verkeershorizon: deze instelling beïnvloedt de omgeving waarin het
❑
navigatiesysteem verkeersbelemmeringen in de routeplanning opneemt.
Totale vertraging: via deze waarde geeft u aan vanaf welke te verwachten
❑
vertragingstijd als gevolg van een verkeersbelemmering het navigatiesysteem een
nieuwe berekening van de route moet voorstellen.
De te verwachten vertraging wordt met behulp van de gegevens van de ontvangen
✎
TMC-zender bepaald en kan van de werkelijke situatie afwijken.
Automatische modus: als deze functie geactiveerd is, leidt de dynamische
❑
routeplanning u automatisch om files heen. Er verschijnt geen nadere vraag.
Sla de gewijzigde instellingen op met „Terug“.
☞
Druk op de ESC-of de 4-toets om het menu zonder verandering te verlaten.
☞
Snelheidswaars. (snelheidswaarschuwing)
Instellingen voor de aanwijzingen en waarschuwingsmeldingen bij het overschrijden
van de wettelijke of handmatig instelde maximumsnelheid:
❑ waarschuwing ... over limiet: instelling van de tolerantiewaarde voor het
overschrijden van de in de navigatie-database opgeslagen wettelijke
snelheidslimiet. Bij overschrijden van de ingestelde waarde wordt de snelheid op de
statusregel rood weergegeven.
Hiervoor moet de snelheidsaanduiding op de statusregel geactiveerd zijn. Zie ook
✎
paragraaf „Beeldscherm –> Statusregel“.
De beschikbaarheid van de wettelijke maximumsnelheid is afhankelijk van de
✎
gekozen navigatie-database en het desbetreffende land.
A
BELANGRIJK! De gegevens over maximumsnelheden uit het navigatiesysteem worden
vrijblijvend verstrekt en kunnen niet altijd de actueel geldende regelingen weergeven. Houd u
altijd aan de geldende wettelijke maximumsnelheden en verkeersregels. Voor het weergeven
van de snelheid is uitsluitend de snelheidsmeter bindend.
❑
Waarschuwing bij: instellen van een absolute waarde voor een
snelheidswaarschuwing. Bij overschrijden van de waarde verschijnt er een
waarschuwingsmelding.
Deze functie is handig bij bijv. een maximumsnelheid voor winterbanden.
✎
❑
Pers. snelheidswaars. aan/uit: activeren/deactiveren van een gesproken aanwijzing
voor de snelheidswaarschuwing.
Sla de gewijzigde instellingen op met „Terug“.
☞
Druk op de ESC-of de 4-toets om het menu zonder verandering te verlaten.
☞
Instellingen
Afstandsbediening
Instellingen voor de ondersteuning van verschillende afstandsbedieningen:
activeer de afstandsbedieningen waarmee uw systeem wordt bediend (bijv.
☞
wanneer u ook nog een afstandsbediening op het stuur gebruikt).
Sla de veranderde instellingen op met „Terug“.
☞
Druk op de ESC-of de 4-toets om het menu zonder verandering te verlaten.
☞
FAVOURITE-functie
Vastleggen van de functies die met de FAVOURITE-toets van de afstandsbediening
moeten worden bediend.
Kies een functie voor het kort en voor het lang indrukken van de toets.
☞
Sla de gewijzigde instellingen op met „Opslaan“.
☞
Druk op de ESC-of de 4-toets om het menu zonder verandering te verlaten.
☞
Alg. instellingen
In het menu voor de algemene instellingen zijn de volgende opties beschikbaar:
Taal
■
Kiezen van de taal voor menuteksten en gesproken aanwijzingen.
De taal voor menuteksten kan onafhankelijk van de taal voor
✎
navigatieaanwijzingen worden ingesteld.
Voor het laden van een andere als de twee weergegeven taalbestanden is een SD-
✎
kaart met de desbetreffende taalbestanden nodig.
De taalbestanden kunnen met het PC Copy Tool van de meegeleverde CD-/DVDROM op een SD-kaart worden gekopieerd.
Keuze van een taal voor de menu’s:
Kies één van de geïnstalleerde talen.
☞
De menu’s worden in de gekozen taal omgezet.
:
Vervolgens verschijnt er een aanwijzing m.b.t. het veilig gebruiken van het systeem
:
in de gekozen taal.
Kiezen van een geïnstalleerde taal voor de navigatie-aanwijzingen:
Kies één van de geïnstalleerde talen.
☞
De gesproken aanwijzingen worden in de gekozen taal omgezet.
:
Andere taal voor navigatie-aanwijzingen installeren:
Kies „Andere taal“ om één van de beide geladen talen door een taal op de
☞
meegeleverde SD-kaart te vervangen.
Plaats de SD-kaart met de taalbestanden in het toestel.
☞
Alle op de SD-kaart beschikbare talen en sprekers (vrouwelijk/mannelijk)
:
verschijnen.
Kies de gewenste taal.
☞
Kies vervolgens de te vervangen taal.
☞
De gekozen taal wordt geladen.
:
Sommige uitgebreide gesproken aanwijzingen zijn evt. niet bij alle stemmen
✎
beschikbaar. Daarom raden wij u aan altijd de talen tussen accolades te laden (bijv.
„Nederlands {vrouwenstem 2}“).
35
36
Gespr. instelling.
■
Instellingen voor de gesproken begeleidingsaanwijzing:
GALA: instelling van de snelheidsafhankelijke volumestijging.
❑
Geringe (1) tot sterke (5) stijging van het volume naarmate het voertuig sneller
rijdt. Bij „0“ vindt geen stijging plaats.
Volume: instelling van het volume voor de begeleidingsaanwijzingen.
❑
Gespr. aanwijzingen aan/uit: activeren/deactiveren van de gesproken
❑
begeleidingsaanwijzingen.
Wanneer de gesproken aanwijzingen uitstaan, knippert het l-symbool op de
✎
onderste statusregel.
Sla de veranderde instellingen op met „Terug“.
☞
Druk op de ESC-of de 4-toets om het menu zonder verandering te verlaten.
☞
Maateenheden
■
Instellingen voor tijd- en datumformaat, maateenheden voor afstandsgegevens en
aanpassen van de huidige tijdzone.
Sla de veranderde instellingen op met „Terug“.
☞
Druk op de ESC-of de 4-toets om het menu zonder verandering te verlaten.
☞
Configuratie van toestel
■
Achter de configuratie van het toestel gaan de aansluitinstellingen schuil, die bij de
installatie van het systeem of bij latere systeemuitbreidingen eenmalig moeten
worden uitgevoerd.
Activeer de betreffende uitbreiding.
☞
Sla de veranderde instellingen op met „Terug“.
☞
Druk op de ESC-of de 4-toets om het menu zonder verandering te verlaten.
☞
■ Uitschakelprocedure
Instelling van de nalooptijd voor de navigatiecomputer (handig voor bijv. korte
tussenstops). De momenteel geplande route blijft opgeslagen; de navigatiecomputer is
meteen en zonder opstartfase gebruiksklaar zodra u het contact aanzet.
Stel de gewenste nalooptijd in tussen 1 ... 10 minuten.
Sla de veranderde instellingen op met „Terug“.
☞
Druk op de ESC-of de 4-toets om het menu zonder verandering te verlaten.
☞
Het apparaat schakelt zichzelf na de ingestelde tijd volledig uit.
✎
Instellingen
Systeeminformatie
In het menu „Systeeminformatie“ kunt u kiezen uit de volgende opties:
❑
Diagnose: door een code beveiligd menu voor installatie- en
onderhoudsdoeleinden.
❑
Voorkeurs instel.: terugzetten van de gebruikersspecifieke instellingen op de in de
fabriek ingestelde waarden.
Een overzicht van de voorkeursinstellingen vindt u in het aanhangsel op pagina 41.
✎
❑
Configuratie: weergeven van toestelidentificatie, hard- en softwareversies voor
service-doeleinden.
❑
Snelheidscorr.: voor de berekening van de resterende reistijd en de geschatte
aankomsttijd gaat het navigatiesysteem uit van een gemiddelde snelheid. Indien
nodig kunt u deze snelheid aan uw daadwerkelijke gemiddelde snelheid aanpassen.
Wij raden echter geen al te grote afwijkingen van de normale waarde 100 % aan.
Instellingen
Infopunten
Selecteren en activeren/deactiveren van de aanwijzingen voor infopunten (bijv.
bezienswaardigheden, benzinestations, enz.).
Nadere informatie over deze functie vindt u in de paragraaf „Functie Infopunten“ in
het hoofdstuk „Extra’s“, pagina 38.
37
38
Extra’s
Functie Infopunten
Sommige databases ondersteunen de functie Infopunten van uw navigatiesysteem met
optische en akoestische meldingen van markante punten langs uw route.
Verschillende providers van reis- en verkeersinformatie hebben deze speciaal voor
navigatiesystemen geoptimaliseerd.
Kies „Infopunten“ in het menu „Instellingen“.
☞
Kies het gewenste product uit de lijst met beschikbare producten.
☞
Activeer of deactiveer de gewenste categorieën.
☞
Wanneer u op de productenlijst de optie naast het luidsprekersymbool activeert,
☞
hoort u een akoestisch signaal zodra u de gekozen infopunten nadert.
Sla de gewijzigde instellingen op met „Opslaan“.
☞
Zodra u een infopunt nadert, verschijnt er een melding over dit punt op het
✎
navigatiesysteem.
Met „INFO“ kunt u nadere informatie over dit infopunt bekijken. Bij sommige
✎
categorieën is het mogelijk het infopunt direct in de begeleiding over te nemen
(bijv. bij hotels, restaurants) en de route erheen te plannen.
Reisinformatie
Met de functie „Reisinformatie“ hebt u comfortabel toegang tot reisgidsinformatie
van verschillende aanbieders. Al naar gelang het betreffende reisinfo-product kan er
verschillende informatie van externe aanbieders worden opgeroepen. Dit kunnen
bijvoorbeeld hotel-, restaurant- en shoppinggidsen of toeristische gegevens zijn.
Voor het zoeken in de reisinformatie wordt een zoekmachine gebruikt die
vergelijkbaar is met de zoekmachines op het internet.
De weergegeven informatie kan tekst, afbeeldingen, links, adressen en
telefoonnummers bevatten. Zo kunt u bijv. direct uit de reisgids het adres van een
hotel in de begeleiding overnemen.
■ Zoeken in reisinformatie
Kies „Reisinformatie“ in het hoofdmenu.
☞
Het overzicht van de reisinfo-producten verschijnt.
:
Kies het gewenste product uit de lijst.
☞
Kies één van de volgende zoekopties uit de lijst:
☞
❑
Zoeken op bestemm.: geeft het zoekmasker voor inrichtingen rondom de
bestemming weer.
❑
Zoeken op positie: geeft het zoekmasker voor inrichtingen rondom de actuele
positie weer.
❑
Zoeken bij plaats: geeft het zoekmasker voor inrichtingen rondom de plaats van uw
keuze weer.
❑
Zoeken rondom viapunt: geeft het zoekmasker voor inrichtingen rondom een
ingevoerd viapunt weer.
❑
Ga naar homepage: geeft de startpagina van de gekozen aanbieder weer (indien
aanwezig).
Om de gezochte informatie te beperken, verschijnen evt. meerdere lijsten, waaruit u
telkens de subcategorie kunt kiezen (bijv. „Auto/Route –> Auto –> Garages“).
Extra’s
Bediening van de zoekmachine
■
Druk op de toets 4 of 6 om van de ene naar de andere optie in het zoekmasker te
☞
gaan.
De gekozen optie wordt telkens donker geaccentueerd.
:
Bevestig de geaccentueerde optie om de desbetreffende optie te activeren.
☞
Druk op de toets 8 of 2 om dit deel van het scherm naar de zijkant naar boven of
☞
naar beneden te verplaatsen.
Afhankelijk van de aanbieder en het product, biedt het zoekmasker u talrijke functies
om de zoekresultaten te beperken. Voorbeelden hiervan zijn:
Een lijst met afstanden in de omgeving waarvan zich de gezochte inrichting moet
❑
bevinden.
Het toetsenbord voor het invoeren van een trefwoord voor het zoeken.
❑
Een lijst met de beschikbare merken (bijv. alle gevonden autofabrikanten in de
❑
rubriek Garages).
Start uw zoekopdracht met de optie „Zoeken“.
☞
Weergeven van de zoekresultaten
■
Na het starten van een zoekopdracht
verschijnen de resultaten van het
zoeken door het navigatiesysteem in
de vorm van een lijst.
De resultaten bevatten het adres van
de inrichtingen en de afstand vanaf de
actuele positie.
Via het-symbool kunt u de
✎
gedetailleerde informatie over de
inrichtingen weergeven.
Met het-symbool roept u de
✎
volgende pagina met resultaten op.
Met het-symbool kunt u de vorige pagina met resultaten oproepen.
✎
■
Overnemen in de begeleiding
In het detailscherm kunt u de gekozen inrichting via het
bestemming in de begeleiding overnemen.
-symbool direct als nieuwe
39
40
Aanhangsel
TMC-symbolen
Onderstaand vindt u een overzicht van alle in het begeleidings- en kaartscherm
gebruikte TMC-symbolen.
SymboolBetekenisSymboolBetekenis
Bij kleine schalen
>
Q
In de gedetailleerde weergave en in het bege
leidingsscherm
R
6
F
Y
K
N
Verkeersopstopping in de weerge
geven rijrichting
Verkeersopstopping in beide
rijrichtingen
Werk in uitvoering
Gevaar
Slipgevaar
Slechte weersgesteldheid
Slecht wegdek
Slecht zicht
U
-
B
J
-
W
g
v
p
G
c
S
Ongelukken
Langzaam rijdend of stilstaand
verkeer
Filemeldingen
Vertragingen, wachttijden
Speciaal transport
Wegversmallingen
Parkeerproblemen
Spookrijder
Versperringen
SMOG-alarm
H
Sterke wind
D
r
Beperkte doorrijhoogte
Luister naar de verkeersinformatie
Aanhangsel
41
Fabrieksinstellingen
Wanneer de functie „Instellingen –> Systeeminformatie –> Fabrieksinstellingen“ wordt
uitgevoerd, worden de volgende instellingen op de standaardwaarde teruggezet:
instellingFabriekswaarde
Tijdzone0
Tijdformaat24 uursformaat
DatumformaatDag.maand.jaar
MaateenhedenKm/m
Gesproken infoAan
VolumeMiddenstand
GALAUit
kleur bij dagBlauw
Kleur bij nachtDonkerblauw
KaartkleurAutomatische omschakeling
WegenkaartmodusRichting noorden
Auto-scale (kaartenschaal)Uit
Statusregel linksonderResterende afstand
Statusregel rechtsonderGeschatte aankomsttijd
Statusregel linksbovenGeen informatie
Statusregel rechtsbovenTMC
RoutecriteriumSnelle
Geen tolwegenGedeactiveerd
Veerboten mijdenGedeactiveerd
Tunnels mijdenGedeactiveerd
Dynamische routeGeactiveerd
OmleidingwensMiddel
Totale vertragingGering
Automatische modusUit
Snelheidscorrectie100%
Configuratie van toestelMultimediabox gedeactiveerd