Aprilia MX50 User Manual [fi]

ALLEEN VOOR DE GEKATALYSEERDE UITVOERING
UITSLUITEND LOODVRIJE BENZINE KRACHTENS DIN 51607 GEBRUIKEN, MINIMUM OCTAANGETAL 95 (N.O.R.M.) EN 85 (N.O.M.M.) EN EEN SYNTHETISCHE TWEETAKTOLIE VOOR TWEETAKTMOTOREN MET EEN HOOG PRESTATIEVERMOGEN. ANDERE BRANDSTOF OF SMEERMIDDELEN KUNNEN HET VOERTUIG ERNSTIG BESCHADIGEN EN HET GEBRUIK ERVAN MAAKT DE GARANTIE van aprilia ONGELDIG.
ALLEEN VOOR GEKATALYSEERDE UITVOERING
Voor een correct werkende en lang durende katalysator en om zo weinig mogelijk problemen in de uitlaat en het verwarmingsysteem te veroorzaken, dient men langdurig rijden op een zeer
laag toerental te vermijden. Wissel af en breng de motor af en toe op een hoger toerental, ook slechts enkele seconden lang, maar doet dit regelmatig. Wat hierboven is beschreven is bijzonder belangrijk als het voertuig wordt gestart met een koude motor; in dit geval en om de katalytische "reactie" op te wekken, dient men te controleren of de temperatuur van het verwarmingssysteem minstens 50°C heeft bereikt, wat meestal enkele seconden na het starten al gebeurt.
1
KATALYTISCHE GELUIDDEMPER
MX50 met katalysator is uitgerust met een geluidsdemper met een metalen katalysator van het platinum-rhodiumtype. Dit mechanisme oxideert het CO (koolmonoxide) en de HC (onverbrande koolwaterstoffen) die in de uitlaatgassen zitten en zet deze respectievelijk om in koolzuur en waterdamp. De hoge temperatuur van de uitlaatgassen die wordt veroorzaakt door de katalytische reactie, verbrandt bovendien de oliedeeltjes zodat de demper schoon blijft en weinig rook veroorzaakt.
Parkeer liefst niet in de buurt van droog struikgewas of op plaatsen waar kinderen zijn omdat de katalytische uitlaatdemper bijzonder heet kan worden; pas heel goed op en raak de uitlaat niet aan voordat deze helemaal is afgekoeld.
2
Eerste uitgave: april 2002
Herdruk: mei 2002, augustus 2002, december 2002
Opgesteld en gedrukt door: DECA s.n.c. Via Risorgimento, 23/1 - Lugo (RA) - Italia Tel. +39 - 0545 35235 Fax +39 - 0545 32844 E-mail: deca@decaweb.it www.decaweb.it
in opdracht van :
aprilia s.p.a.
via G. Galilei, 1 - 30033 Noale (VE) - Italia Tel. +39 - 041 58 29 111 Fax +39 - 041 44 10 54 www.aprilia.com
In dit boekje staan de belangrijkste gegevens en instructies die u nodig hebt voor het normale onderhoud en de bediening van uw voertuig. Voor alle onderhouds- en controlewerkzaamheden waarvoor speciaal gereedschap nodig is, doet u er goed aan onze aprilia dealers te contacteren die garant staan voor een snelle en accurate service. Voor een voertuig dat altijd in perfecte staat is en perfect rijdt, raden wij u aan altijd originele onderdelen te gebruiken en uitsluitend erkende verkooppunten en officiële aprilia dealers te gaan om het te laten repareren. Als u onderdelen nodig heeft, dient u de dealer de bestelcode van het onderdeel mede te delen. Deze code is in een plaatje onder het linker zijflankje geslagen. Noteer dit serienummer ook in de ruimte die hiervoor is opengelaten in het boekje zodat u het bij de hand hebt als u eventueel het plaatje niet meer hebt.
De identificatiegegevens kunnen zonder verplichting tot voorafgaandelijke kennisgeving worden gewijzigd.
3
Leef stipt de aanwijzingen na waar de volgende symbolen bij staan:
Veiligheidsvoorschriften en -maatregelen die de bestuurder of anderen beschermen tegen ernstige verwondingen of gevaar.
Voorzichtigheidsaanwijzingen en ­maatregelen die schade aan het voertuig en persoonlijke verwondingen voorkomen.
Aanwijzingen die helpen bij de werkzaamheden. Technische informatie.
In deze handleiding worden de verschillende uitvoeringen met de volgende symbolen aangeduid:
uitvoering met automatische lichten
(Automatic Swit.ch-on Device)
gekatalyseerde uitvoering
UITVOERING:
 
   
   
4
Italië Verenigd
Koninkrijk
Oostenrijk
Portugal
Finland
België Duitsland
Frankrijk Spanje Griekenland
Nederland
Zwitserland
Denemarken
Japan
Singapore
Slovenië
Israël
Zuid-Korea
Maleisië
Chili
Kroatië
Australië
Verenigde Staten
van Amerika Brazilië
Republiek Zuid
Afrika Nieuw Zeeland
Canada
INHOUD
Pag.
Technische kenmerken ............................................5
Identificatiegegevens................................................8
Plaats van de bedieningsorganen ............................9
Gebruiksvoorschriften ............................................12
Onderhoud .............................................................15
Elektrisch systeem .................................................34
Het voertuig reinigen ..............................................39
Winterstalling..........................................................39
Smeermiddelentabel ..............................................41
Onderhoudsschema...............................................42
Officiële dealers en technische centra ...................46
Bedradingschema ..................................................48
TECHNISCHE KENMERKEN
MOTOR
Model ..................................................................AM6
Type ......................................... Eén cilinder, tweetakt
Koeling: ................................... met vloeistof en pomp
Mengsmering .............................................................
Boring/slag ..................................... 40,3 mm / 39 mm
Cilinderinhoud ...........................................49,75
Compressieverhouding:.................................... 12 : 1
met lamellen
cm
STARTEN
Met pedaal (Kick-starter)
KOPPELING
In olie gedompelde lichtmetalen schijven
VERSNELLINGEN
Frontaal, 6 versnellingen
TRANSMISSIE
Primair...............met helicoïdale tandoverbrengingen
Secondair..... met ketting 1/2"x3,16" = rol Ø 7,75 mm
Verhouding 3,55 (Z=20/71)
Verhouding: 4,25 (Z=11/51)
CARBURATEUR
Model ..................................................Dell’Orto SHA
Verstuiver............................................... Ø 12-14 mm
LUCHTFILTER
Schuimrubber.
3
STARTSYSTEEM
Type ........................................................elektronisch
Vervroeging.......1,5 mm overeenstemmend met 20°
voor de P.M.S
Bougie.................................................. NGK BR9 ES
BRANDSTOF
Inrijden (500 km)............................. loodvrije benzine
minimum octaangetal 95 (N.O.R.M.)
Vervolgens......................................loodvrije benzine
minimum octaangetal 95 (N.O.R.M.)
Inhoud brandstoftank .......................................... 9,5
Reserve (met mechanische aandrijving)............. 1,5 l
Inhoud 2taktolie................................................... 1,3 l
Reserve (met waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel) ........................................... 0,5
krachtens DIN 51 607
en 85 (N.O.M.M.)
krachtens DIN 51 607
en 85 (N.O.M.M.)
l
l
5
SMEERSYSTEEM
Versnelling en primaire transmissie .....820 cm3 olie (*)
KOELSYSTEEM
Inhoud van het vloeistofcircuit
van het koelsysteem ..................................... 0,9
(60% antivries + 40% water) Minimum
arbeidstemperatuur ...........................................-17°C
l (*)
FRAME
Constructie met één buis in hard staal, vertakking boven de uitlaat.
VORK
Rechthoekige staalbuis op antiwrijvingsbussen.
OPHANGINGEN
Vooraan................... hydraulische telescoopvork met
aprilia met verplaatste steekas,
veerpoten Ø 35 vorkbaan 250 mm
Achteraan...................... aprilia Progressive System
Wielbaan achterwiel ......................................260 mm
(*) zie "SMEERMIDDELENTABEL"
omgekeerde veerpoten
één schokdemper,
afstelbaar en hydraulisch
REMMEN
Vooraan......................................schijfrem Ø 230 mm
hydraulisch met zwevende remklauw
en twee parallelle zuigers Ø 25 mm
Achteraan..................... schijf Ø 220 mm hydraulisch
met vaste remklauw twee tegenover
elkaar geplaatste zuigers Ø 28 mm
BANDEN
Vooraan..................................................100/80 x 17"
Achteraan...............................................130/70 x 17"
VELGEN
Vooraan......................................................17 x 2,50"
Achteraan................................................... 17 x 3,00"
AFMETINGEN
Max. lengte..................................................2060 mm
Tussen assen (midden opening).................1360 mm
Stuurbreedte .................................................780 mm
Max. hoogte boven de grond ......................1350 mm
Zadelhoogte boven de grond ........................865 mm
Pedaalhoogte boven de grond......................355 mm
6
BANDENSPANNING
Type wegdek
Wegdek Gecomb. 1,8 bar 1,9 bar
Asfalt 1,8 bar 1,9 bar
Type wegdek
Asfalt 1,8 bar 2,1 bar
Max. bandenspanning vooraan en achteraan: 2,5 bar
Alleen berijder
Vooraan Achteraan
Berijder + Passagier
Vooraan Achteraan
Met een te lage bandenspanning rijdt u minder precies, is het voertuig geneigd te
gaan schommelen en kunt u uit de baan geraken; bovendien krijgt u een te hoge wrijving tussen de wielen en het wegdek.
De gevolgen hiervan: hoog benzineverbruik en lagere maximumsnelheid. Bovendien kan de bandbedekking overmatig op dezelfde punten gaan slijten.
Men dient de bandenspanning te meten
bij omgevingstemperatuur, d.w.z. als het voertuig minstens 2 of 3 uur niet heeft gereden, of minder dan 1 km heeft gedaan
De dikte van de groeven vaak meten en als deze meer dan toegestaan is verminderd (2-3 mm), de band vervangen.
– Vaak de band controleren op sneden en
scheuren.
– Verdikkingen en onregelmatige "golven"
wijzen op inwendige schade waarvoor de band onmiddellijk dient te worden vervangen.
7
IDENTIFICATIEGEGEVENS
Het is aangeraden het framenummer en het motornummer in de daarvoor bestemde ruimte in dit boekje te noteren.
Het framenummer kan worden gebruikt om onderdelen te bestellen.
Op het knoeien aan identificatienummers
van een voertuig staan zware administratieve en strafrechterlijke sancties. Het wijzigen van het framenummer heeft het onmiddellijke verval van de garantie tot gevolg.
Afb. 1
FRAMENUMMER (Afb. 1)
Het framenummer zit rechts op het balhoofd.
Frame nr.
MOTORNUMMER (Afb. 2)
Het motornummer zit boven het carter van het kleine tandwiel.
Motornummer
Afb. 2
8
PLAATS VAN DE BEDIENINGSORGANEN
De bedieningsorganen die zich op de plaatsen bevinden die zijn aangeduid in de afbeeldingen 3 en 4, zijn de volgende:
LEGENDA Afb. 3
1) De koppelingshendel
2) Remhendel rem vooraan
3) Gashendel
4) Pedaal achterrem
5) Startpedaal
6) De versnellingspedaal
LEGENDA Afb. 4
1) Richtingaanwijzerschakelaar ()
2) Claxonknop (
3) Lichtenschakelaar ( dimlicht te signaleren (
3a)
  Lichtenschakelaar ( - ) en knop om
met het groot licht te signaleren (
4) Knop om de dagteller op nul te zetten
5) Snelheidsmeter / kilometerteller
6) Waarschuwingslampje taktoliepeil (
7) Waarschuwingslampje dimlicht (
7a) Waarschuwingslampje groot licht (
8) Controlelampje versnelling in vrij ()
9) Toerenteller (toeren/min)
10) Waarschuwingslampje richtingaanwijzers (
11) Startschakelaar / stuurslot/ lichtschakelaar (
)
 - ) en knop om met het
)
)
)
)
)  
)
 -  -  - )
Afb. 3
Afb. 4
9
STARTSCHAKELAAR / STUURSLOT/ LICHTENSCHAKELAAR
De startschakelaar heeft vier standen:
Eén klik naar rechts draaien - “” = aan.
Twee klikken naar rechts draaien - “” = lichten
aan (niet aanwezig
Middelste stand - “” = uit.
Naar links draaien - “” = stuurslot..
Stand Functie Uitschakelen
Stuurslot
 
).
Het stuur is vergrendeld. U kunt de motor niet starten en de lichten niet aanzetten.
De motor en de lichten kunnen niet worden aangezet.
De motor kan worden aangezet, de lichten niet.
De motor en de lichten kunnen worden aangezet.
sleutel
U kunt wel de sleutel eruit halen.
U kunt wel de sleutel eruit halen.
U kunt de sleutel er niet uit halen.
U kunt de sleutel er niet uit halen.
UITVOERING MET AUTOMATISCHE LICHTEN
Het voertuig dat met dit mechanisme is uitgerust, kan gemakkelijk worden herkend omdat, als de motor start, de lichten automatisch aan gaan.
Om deze reden is de gewone lichtschakelaar vervangen door een standenschakelaar.
De lichten gaan uit als de motor wordt uitgezet.
Voor de uitvoeringen met een groot licht:
Voordat u de motor start, controleren of de
standenschakelaar op “ dimfunctie).
STUURSLOT
WERKING
Het stuur helemaal naar links draaien om het stuur te blokkeren. De sleutel (1) in de stand “ loslaten en in de stand “ contact halen.
” staat (koplicht in
Draai deze sleutel nooit in de stand tijdens het rijden om de controle over het voertuig niet te verliezen.
” zetten, indrukken,
” draaien. De sleutel uit het
10
VALHELMSLOT (Afb. 5)
Met de contactsleutel kunt u ook het slot voor de valhelm in de achterkant van het voertuig openen en sluiten.
BERGRUIMTE / GEREEDSCHAPSKIT (Afb. 6)
Aan de linkerkant, in de zijbedekking.
Afb. 5
Afb. 6
11
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN
Voordat u het voertuig voor het eerst start, dient u
de bandenspanning te controleren (zie "BANDENSPANNING" en de benzinetank te vullen (zie "TECHNISCHE KENMERKEN").
Het taktoliereservoir (zie
"SMEERMIDDELENTABEL") vullen.
De motor mag absoluut niet draaien met benzine/oliemengsels die in benzinestations worden verkocht.
Het peil van de koelvloeistof (zie
"KOELVLOEISTOF") controleren.
Controleren of er in de taktolieslang (van het
reservoir naar de pomp) geen luchtbellen zitten; is dit toch het geval, dan dient de pomp te worden ontlucht met de ontluchtingsschroef (zie "AFZONDERLIJK SMEERSYSTEEM").
HET VOERTUIG INRIJDEN
De eerste gebruiksperiode is bijzonder belangrijk voor het latere rendement van de motor. Wij raden aan de motor enkele minuten lang te laten warmlopen voordat u vertrekt, op een laag toerental. Rijd in het begin vooral op wegen met veel bochten en/of hellingen om de ophangingen en de remmen goed in te rijden. Na de eerste 500 km laat u de eerste verplichte controle uitvoeren door een Aprilia dealer.
Als er geen olie meer zit in het taktoliereservoir, gebruik het voertuig
dan niet omdat u anders de motor onherroepelijk kunt beschadigen. Ontlucht de leiding (zie "AFZONDERLIJK SMEERSYSTEEM") nadat u het reservoir met specifieke taktolie hebt gevuld.
Schijf en blokken van de voorrem dienen ingereden te worden (ongeveer 500 km) voordat ze in een optimale conditie zijn.
12
HET VOERTUIG STARTEN (Afb. 7-8)
u Het benzinekraantje op de tank openen (Afb. 7)
u De sleutel in het contact steken en in de stand
” draaien.
Als u start met een koude motor, ook de choke
aanzetten met het hendeltje op de carburateur (Afb. 8)
De versnellingspedaal in vrij zetten,
(controlelampje “
” aan) of de koppelingshendel
inknijpen.
Stevig de startpedaal induwen en de starthendel
een beetje opendraaien.
Als het controlelampje “
” voor de
taktoliereserve gaat branden tijdens het
rijden, betekent dit dat de reserve taktolie is aangesproken. In dit geval dient u taktolie bij te vullen.
De startpedaal niet ingedrukt houden en
zo weinig mogelijk induwen als de motor
draait..
Afb. 7
Afb. 8
13
Afb. 9
Enkele seconden wachten nadat de motor is
aangeslagen en de starthendel in één beweging helemaal opendraaien om de choke volledig uit te schakelen (u hoort een metalen klik).
Als de motor al warm is, dient u de choke niet te
gebruiken.
De motor mag niet blijven draaien als de accu of de spanningsregelaar niet zijn/is aangesloten; dit kan het elektrisch systeem immers onherroepelijk
beschadigen.
MET HET VOERTUIG RIJDEN (Afb. 9)
Nadat de motor is warmgelopen:
De versnellingshendel dichtknijpen.
Het voertuig in 1e versnelling zetten:
versnellingspedaal naar onder. Als het controlelampje “
” (in vrij) uitgaat,
betekent dit dat de versnelling is ingeschakeld.
De koppelingshendel langzaam loslaten en
tegelijkertijd de gashendel een beetje opendraaien.
DE VERSNELLINGEN GEBRUIKEN (Afb. 9)
De gashendel loslaten, de versnellingshendel dichtknijpen, de koppelingspedaal naar boven zetten voor de hogere versnellingen. De pedaal naar onder duwen om terug te schakelen.
Voordat u met het voertuig begint te rijden, is het raadzaam de
bedieningsorganen en hun functies te leren gebruiken die in dit boekje met onderhouds- en gebruiksaanwijzingen zijn beschreven. Als u twijfels hebt of iets niet goed hebt begrepen, kunt u altijd een Aprilia dealer contacteren.
14
DE MOTOR UITZETTEN
De gashendel loslaten, de versnellingshendel in neutraal zetten, (neutraalampje “ contactsleutel op “ dichtdraaien (Afb. 7)
Als tijdens het rijden de koelvloeistof te heet wordt, dient u de motor uit te zetten
en te laten afkoelen. Controleer het vloeistofpeil en giet er eventueel vloeistof bij; normalerwijze dient de vloeistof de warmte-elementen in de radiator volledig te bedekken (zie "KOELVLOEISTOF"). Als er niet genoeg koelvloeistof inzit, dient u het koelsysteem door een aprilia dealer te laten controleren.
Het voertuig is uitgerust met een
zijstandaard die automatisch inklapt. Om
schade aan het voertuig en verwondingen aan personen te voorkomen, is het absoluut noodzakelijk dat het voertuig pas op de standaard wordt gezet nadat de motor is uitgezet en men aan de linkerkant van het voertuig is afgestegen. Klap de zijstandaard uit en controleer of deze helemaal is uitgeklapt; alleen als de standaard helemaal is uitgeklapt, mag men het voertuig erop laten steunen.
Zet het voertuig nooit op de zijstandaard
terwijl u er nog op zit.
” zetten. Het brandstofkraantje
” brandt) en de
ONDERHOUD
Zie "ONDERHOUDSSCHEMA".
Zet de motor uit en haal de sleutel uit het contact, wacht totdat de motor en de
uitlaat afgekoeld zijn voordat u het voertuig onderhoudt of controleert. Til het voertuig op met een geschikt hefmiddel en zet het op een vlakke en stevige ondergrond. Pas vooral op voor de nog hete delen van de motor en de uitlaat, zodat u zich niet kunt verbranden. Steek geen enkel mechanisch stuk of ander deel van het voertuig in uw mond:: geen enkel component is eetbaar; de meeste zijn integendeel schadelijk of zelfs giftig .
Indien niet expliciet vermeld, dienen de
demontagehandelingen in de omgekeerde
volgorde te worden uitgevoerd om het
geheel opnieuw te monteren.
De meeste onderhoudswerkzaamheden kunnen door de gebruiker zelf worden gedaan; voor andere is speciaal gereedschap nodig of een bijzondere technische kennis. Als u hulp of technische raad nodig hebt, wendt u zich tot een aprilia dealer die een accurate en snelle service waarborgt.
15
Afb. 10
Als u olielekken vindt of storingen in het smeersysteem, dient u een aprilia dealer te raadplegen.
VERVUIL HET MILIEU NIET MET OLIE
DE OLIE IN DE VERSNELLINGSBAK CONTROLEREN EN BIJVULLEN (Afb. 10)
Houd het voertuig verticaal .
Schroef de controleplug (1) (rechter carter zijkant)
eraf: er zit genoeg olie in als deze tot aan de onderste rand van de opening komt terwijl het voertuig perfect recht staat.
Bijvullen doet u in de vulplug (2).
OLIE IN DE VERSNELLINGSBAK VERVERSEN (Afb. 10)
Om de olie in de versnellingsbak te verversen, dient de motor warm te zijn, zodat de olie er gemakkelijker uit komt:
u De vulplug losdraaien en verwijderen (2).
u Een vat eronder zetten dat groot genoeg is (min.
1000 cm
u De aftapplug (3) onder de motor losdraaien.
u Zodra de versnellingsbak helemaal leeg is, de
3
) om de olie erin op te vangen.
aftapplug (3) weer vastdraaien en er 820 cm nieuwe olie in gieten (zie "SMEERMIDDELENTABEL") via de vulopening (2).
3
16
DE LENGTE VAN DE KOPPELINGSKABEL CORRIGEREN (Afb. 11-12)
Dit model is uitgerust met twee regelmechanismen voor de lengte van de koppelingskabel. Controleer regelmatig of de kabel correct is afgesteld; de koppelingshendel moet 3 ÷ 4 mm vrij kunnen worden ingeknepen (Afb. 11) Als dit niet het geval is, regelt u dit met de regelaar op de hendel (1) of met het afstelmechanisme op het motorcarter (Afb. 12)
Als geen van beide methodes resultaat oplevert, contacteert u een aprilia dealer.
De koppeling dient alleen te worden afgesteld als de schijven niet goed "loskomen" en het voertuig blijft rijden ook als de koppelingshendel is ingeknepen. Als de koppeling daarentegen "blijft hangen" zal het voertuig niet evenredig versnellen met het toerental van de motor.
Afb. 11
Afb. 12
17
Afb. 13
AFZONDERLIJK SMEERSYSTEEM (Afb. 13-14)
De taktolie om de 500 km bijvullen.
Het voertuig is uitgerust met een mengsmeersysteem, waartoe ook een reservoir voor taktolie hoort (Afb. 13) (1,3 van 0,5 aanpasbaar vermogen (het vermogen wordt aangepast aan het toerental van de motor en aan de opening van de starthendel) (Afb. 13)
Als de benzineolie in reserve komt, gaat het lampje “
Het vermogen wordt afgesteld door de constructeur en de bediener dient zelf dus niets te regelen of af te stellen. Telkens als de pomp wordt gedemonteerd om welke reden dan ook, telkens als de olietoevoerslang wordt losgemaakt of als het reservoir van de taktolie helemaal leeg raakt, dient de pomp te worden ontlucht.
De pomp ontluchten:
De benzine aftappen en de tank vullen met 2 ÷ 3 l
De motor aanzetten en op het stationair toerental
l ) en een olietoevoerpomp met
” branden op het instrumentenpaneel.
van 1% benzine en olie (zie "SMEERMIDDELENTABEL").
laten draaien.
l met een reserve
18
De ontluchtingsplug (1) losdraaien en tegelijkertijd
de pomphendel (2) helemaal opendraaien om de olie in het circuit te brengen. De ontluchtingsplug weer dichtdraaien.
De pomphendel open houden totdat alle
luchtbellen uit de benzineslang zijn verdwenen.
Voor uw eigen veiligheid raden wij aan eerst het benzinemengsel te gebruiken
dat in de tank zit en pas daarna loodvrije benzine te tanken (zie "TECHNISCHE KENMERKEN").
Het stationair toerental afstellen en controleren of
de speling op de oliepompkabel en de carburateurkabel identiek is. Is dit niet het geval, dan stelt u met beide regelmechanismen de speling af op 1 mm.
Controleren of er zowel in de pompslang als in de
benzineslang geen knikken zitten. In het andere geval de slangen vervangen.
Afb. 14
19
Afb. 15
DE STAND VAN DE ACHTERREM AFSTELLEN (Afb. 15)
De rempedaal wordt op het ogenblik van de assemblage van het voertuig in een ergonomisch verantwoorde stand gezet. Indien dit nodig is, kunt u de hoogte van de rempedaal aan uw eigen behoeften aanpassen:
De contramoer (1) losdraaien.
De remafstelschroef (2) helemaal losdraaien.
De contramoer (3) op het pompstangetje (4)
helemaal aanschroeven.
Het pompstangetje (4) helemaal aanschroeven en
dan 3 - 4 slagen toeren losdraaien.
De remafstelschroef (2) vastdraaien totdat de
pedaal op de gewenste hoogte staat.
20
De afstelschroef (2) vastdraaien met de
contramoer (1).
Het pompstangetje helemaal losdraaien totdat het
de pompzuiger raakt.
Ervoor zorgen dat er een speling blijft tussen de remafstelschroef (2) en de aanslag, om te voorkomen dat de rem ingeduwd blijft en het wrijvingsmateriaal
te snel slijt.
Het pompstangetje (4) losdraaien en de speling
afstellen tussen de afstelschroef en de remaanslag.
Speling tussen remafstelschroef en aanslag: 0,5 ÷ 1 mm.
Het pompstangetje vastzetten met de contramoer
(3).
De efficiëntie van de remmen controleren . In geval van nood, raadpleegt u een
aprilia dealer.
VOOR- EN ACHTERREMLEIDING ONTLUCHTEN (Afb. 16)
Dit voertuig is uitgerust met hydraulische schijfremmen voor- en achteraan. Controleer regelmatig het peil van de vloeistof in het pompreservoir.
Na de eerste 500 km of zodra de hendel te diep
indrukt, moet de hydraulische leiding worden ontlucht.
De werkzaamheden voor het ontluchten van de remleiding vooraan en achteraan,
zijn dezelfde.
Het beschermdopje van de ontluchtingsklep op de
klauw (1) verwijderen.
Een doorzichtige slang (2) op de ontluchtingsklep
(1) steken.
Het andere uiteinde van de slang moet vrij in een
vat (3) hangen.
Het deksel van het remvloeistofreservoir halen en
controleren of de vloeistof nog het maximumpeil bereikt; eventueel bijvullen (zie "SMEERMIDDELENTABEL").
De remhendel enkele malen (2-3) langzaam
helemaal inknijpen; de hendel ingeknepen houden en de ontluchtingsklep openzetten (1) totdat er vloeistof en eventueel lucht uit de slang komt.
De klep dichtdoen en de hendel loslaten.
Afb. 16
De hierboven beschreven handdeling herhalen
totdat er geen enkele luchtbel meer uit de klep komt (zichtbaar in de vloeistof).
De klep dichtschroeven, de slang verwijderen en
ervoor oppassen dat u de remschijf en -blokken niet vuilmaakt.
Het beschermdopje er weer op doen, vloeistof
bijvullen tot aan het maximumpeil en accuraat sluiten.
Na de montagewerkzaamheden herhaaldelijk remmen met de voorrem en
controleren of het remsysteem correct functioneert. Hydraulische vloeistof is bijtend en kan schade en verwondingen veroorzaken. Nooit oude remvloeistof opnieuw gebruiken.
21
22
Afb. 17
Afb. 18
DE SLIJTAGE VAN DE REMBLOKKEN CONTROLEREN (Afb. 17-18)
Om de 2000 km de slijtage van de remblokken controleren; u dient hiervoor de remklauw te demonteren met de schroeven (1). In de blokken zit een groef die altijd goed zichtbaar dient te zijn. Als deze groef er niet meer is (dikte van het wrijvingsmateriaal: 1,5 mm) dient u beide remblokken te vervangen.
DE VORKOLIE VERVERSEN (Afb. 19)
Voor het verversen van de olie in de voorvork, dient u zich te wenden tot een aprilia dealer die een accurate en snelle
service waarborgt.
Wij raden aan de vorkolie om de 12000 km op normaal wegdek of vaker op niet verharde wegen te verversen. U dient hiervoor het voorwiel te demonteren en de twee veerpoten van de vork uit de platen te halen. Rechter poot:
De dop op de bovenkant van de schede halen (zie
afbeelding) en zachtjes de schede naar onder duwen om de twee halve manen te kunnen verwijderen.
De schede weer goed steken en lichtjes optillen
zodat de stand in de schede zelf zakt.
De poot nu onderste boven keren en de vloeistof
aftappen.
De schede uit de poot halen en een half uur
ongeveer laten uitdruppelen.
De schede weer op de steel monteren en er 645
3
vloeistof in gieten (zie
cm "SMEERMIDDELENTABEL").
De twee halve manen weer monteren.
De dop op de scheden schroeven en stevig
aanhalen.
Linker poot:
De dop op de bovenkant van de schede halen (zie
afbeelding), de twee halve manen verwijderen en de stang naar onder duwen.
De schede ondersteboven houden om de vloeistof
af te tappen en de schede uit de poot halen.
Enkele malen oppompen met de stang totdat alle
vloeistof eruit is. De schede weer in de poot steken.
De stang in de opening bovenaan op de schede
steken met een M4 schroef die lang genoeg is en er vervolgens 645 cm
3
vloeistof in gieten (zie
"SMEERMIDDELENTABEL").
De twee halve manen weer monteren.
De dop op de schede schroeven en stevig
aanhalen.
Afb. 19
23
Afb. 20
DE VERING ACHTERSTE VERING (Afb. 20)
De ophanging van het achterwiel bestaat uit een geheel van veer en schokdemper en een progressief hefsysteem (A.P.S.) De fabrieksafstelling van de demping is berekend voor een bestuurder met een gewicht van circa 75 kg. Als u de demping aan uw eigen gewicht of rijvereisten wenst aan te passen, dient u de lengte van de veer aan te passen met de moer (1).
Om de wegligging te controleren:
Het voertuig perfect recht zetten, zonder
bestuurder of standaard en de afstand (2-3) meten.
Met de bestuurder (voeten op de voetenplank) en
een rechtstaand voertuig, opnieuw de afstand (2-
3) meten.
Het verschil tussen de twee resultaten
(veervoorspanning van de schokdemping) moet tussen een maximum van 75 mm en een minimum van 65 mm liggen.
24
DE KETTING SPANNEN (Afb. 21)
Het voertuig recht zetten en de achterste vering
volledig uitzetten.
Controleren of in de onderkant van de ketting, op
het punt tussen het kleine tandwiel en het kroontandwiel, een verticale speling is van circa 30 mm.
Corrigeer deze speling als volgt:
Draai de borgmoer van de achterste steekas los.
Om het wiel uit te balanceren: Controleren of aan beide kanten hetzelfde nummer op de vork staat als op
de kettingspanner.
De ketting spannen met de spanner.
Na afloop de borgmoer van de steekas
vastdraaien.
Afb. 21
25
26
DE KETTING SMEREN (Afb. 23)
Regelmatig de ketting smeren (zie "SMEERMIDDELENTABEL"), om de 4000 km circa.
Afb. 23
DE KETTING CONTROLEREN (Afb. 24)
Af en toe de slijtage van de ketting controleren. De ketting mag nergens los, vast of verstopt zijn. Als u een van deze storingen waarneemt, dient u de ketting te vervangen.
Monteer nooit een nieuwe ketting op
tandwielen waarvan de tanden duidelijk "oud" zijn, maar monteer ook nooit een oude ketting op nieuwe tandwielen.
Afb. 24
DE LUCHTFILTER DEMONTEREN EN REINIGEN (Afb. 25)
De luchtfilter dient op een correcte manier te worden gedemonteerd en gereinigd: beide handelingen zijn van fundamenteel belang voor het optimale rendement van de motor.
Om de 4000 km circa of afhankelijk van de manier waarop u met het voertuig rijdt, dient het luchtfilterelement op de volgende manier te worden gereinigd:
De borgmoer van het zadel onder het spatbord
losdraaien en verwijderen.
Het zadel optillen en verwijderen.
De linker voertuigzijkant verwijderen.
De schroeven op het filterhuisdeksel losdraaien
en verwijderen.
Het deksel van het filterhuis halen (1).
Het filterelement eruit halen.
Het filterelement wassen met zuivere
oplosmiddelen die niet ontvlambaar zijn of een hoge vluchtigheidsgraad hebben en het element zorgvuldig laten drogen.
Op het hele oppervlak een olie voor filters of een
dikke olie (SAE 80W - 90) aanbrengen en uitwringen om het teveel aan olie eruit te halen.
De filter dient goed doordrongen te zijn, maar er mag geen olie uit druppelen.
Het geheel in de ongekeerde volgorde weer
monteren en het deksel op het filterhuis goed sluiten.
Afb. 25
27
KOELVLOEISTOF
Rijd niet met het voertuig als de koelvloeistof onder het minimumstreepje komt.
Haal de dop niet van de radiator als de motor heet is: koelvloeistof zet uit bij hoge temperaturen.
Koelvloeistof die op huid of kleren komt, kan ernstige brandwonden en/of schade veroorzaken.
Koelvloeistof is schadelijk:
NIET INSLIKKEN. VER UIT HET BEREIK VAN KINDEREN HOUDEN.
Om de 2000 km of na zware rijbeproevingen controleren (met kou. Om de twee jaar de vloeistof verversen.
Het vloeistofpeil in het expansievat moet tussen 1/4 en 3/4 van de totale inhoud van het vat zelf staan; 26) Vul olie bij als dit nodig is.
De standaard koelvloeistof zorgt ervoor dat het voertuig bestand is tegen een temperatuur van ­17°C.
28
Loading...
+ 126 hidden pages