N
Gebruikershandleiding
Personal computer
VPCZ11-serie
n 2 N
Inhoudsgave |
|
Voor gebruik ....................................................................... |
4 |
Meer informatie over uw VAIO-computer ...................... |
5 |
Ergonomische overwegingen ........................................ |
7 |
Aan de slag......................................................................... |
9 |
De besturingselementen en poorten ........................... |
10 |
De lampjes .................................................................. |
17 |
Een stroombron aansluiten ......................................... |
18 |
De batterij gebruiken ................................................... |
20 |
De computer veilig uitschakelen ................................. |
27 |
Modi voor energiebesparing gebruiken ....................... |
28 |
Uw computer bijwerken ............................................... |
30 |
De VAIO-computer gebruiken........................................... |
31 |
Het toetsenbord gebruiken .......................................... |
32 |
Het touchpad gebruiken .............................................. |
35 |
De knoppen voor speciale functies gebruiken ............ |
36 |
De ingebouwde camera gebruiken ............................. |
37 |
Het optische station gebruiken .................................... |
38 |
Een 'Memory Stick' gebruiken ..................................... |
45 |
Andere modules/geheugenkaarten gebruiken ............ |
52 |
Het internet gebruiken ................................................. |
60 |
Het netwerk (LAN) gebruiken ...................................... |
61 |
Draadloos LAN gebruiken ........................................... |
62 |
Draadloos WAN gebruiken .......................................... |
67 |
De Bluetooth-functie gebruiken ................................... |
71 |
Vingerafdrukverificatie gebruiken ................................ |
77 |
De TPM gebruiken....................................................... |
84 |
Randapparaten gebruiken................................................. |
94 |
De ruisonderdrukkende hoofdtelefoon gebruiken........ |
95 |
Een poortreplicator aansluiten ................................... |
102 |
Een optisch station aansluiten ................................... |
110 |
Externe luidsprekers of een hoofdtelefoon |
|
aansluiten .................................................................. |
112 |
Een externe monitor aansluiten ................................. |
113 |
Weergavemodi selecteren ......................................... |
120 |
De meerdere-monitorsmodus gebruiken ................... |
121 |
Een externe microfoon aansluiten ............................. |
123 |
Een USB-apparaat aansluiten ................................... |
124 |
Een i.LINK-apparaat aansluiten................................. |
126 |
Uw VAIO-computer aanpassen....................................... |
128 |
Prestatiemodi selecteren ........................................... |
129 |
Het wachtwoord instellen........................................... |
132 |
Intel(R) VT gebruiken ................................................ |
139 |
VAIO Control Center gebruiken ................................. |
140 |
VAIO Energiebeheer gebruiken................................. |
141 |
De weergavetaal wijzigen .......................................... |
142 |
n 3 N
Uw VAIO-computer uitbreiden ........................................ |
143 |
Geheugen toevoegen en verwijderen ....................... |
144 |
Voorzorgsmaatregelen ................................................... |
150 |
Veiligheidsinformatie ................................................. |
151 |
Verzorging en onderhoud.......................................... |
154 |
Met de computer omgaan ......................................... |
155 |
Met het LCD-scherm omgaan ................................... |
157 |
De stroomvoorziening gebruiken .............................. |
158 |
Met de ingebouwde camera omgaan ........................ |
159 |
Met schijven omgaan ................................................ |
160 |
De batterij gebruiken ................................................. |
161 |
Met 'Memory Sticks' omgaan .................................... |
162 |
Met het ingebouwde opslagapparaat omgaan .......... |
163 |
Vingerafdrukverificatie gebruiken .............................. |
164 |
De TPM gebruiken .................................................... |
165 |
Problemen oplossen ....................................................... |
167 |
Computerbediening................................................... |
169 |
Systeemupdate/beveiliging ....................................... |
175 |
Herstel ....................................................................... |
177 |
Batterij ....................................................................... |
180 |
Ingebouwde camera.................................................. |
183 |
Netwerk (LAN/draadloos LAN) .................................. |
185 |
Draadloos WAN ........................................................ |
189 |
Bluetooth-technologie ............................................... |
190 |
Optische schijven ...................................................... |
194 |
Beeldscherm.............................................................. |
199 |
Afdrukken .................................................................. |
203 |
Microfoon ................................................................... |
204 |
Luidsprekers .............................................................. |
205 |
Touchpad................................................................... |
207 |
Toetsenbord .............................................................. |
208 |
Diskettes .................................................................... |
209 |
Audio/video ................................................................ |
210 |
'Memory Stick'............................................................ |
213 |
Randapparatuur......................................................... |
214 |
Poortreplicator ........................................................... |
215 |
Handelsmerken ............................................................... |
216 |
Opmerking....................................................................... |
218 |
Voor gebruik >
n 4 N
Voor gebruik
Gefeliciteerd met de aankoop van deze Sony VAIO®-computer en welkom bij de Gebruikershandleiding op het scherm. Sony heeft de allernieuwste technologie op het gebied van audio, video, computertechnologie en communicatie gecombineerd voor uiterst geavanceerd computergebruik.
!
De weergaven van de buitenkant van de computer in deze handleiding kunnen iets afwijken van hoe uw computer er werkelijk uitziet.
De specificaties vinden
Sommige functies, opties en geleverde artikelen zijn mogelijk niet beschikbaar voor uw computer.
Voor informatie over de configuratie van uw computer gaat u naar de VAIO Link-website op http://www.vaio-link.com.
Voor gebruik > |
|
Meer informatie over uw VAIO-computer |
n 5 N |
Meer informatie over uw VAIO-computer
In dit deel vindt u ondersteuningsinformatie over uw VAIO-computer.
1. Gedrukte documentatie
Handleiding Snel aan de slag: een overzicht voor het aansluiten van onderdelen, installatie-informatie enz.
Gids systeemherstel en probleemoplossing
Voorschriften, Garantie en Ondersteuning
2. Documentatie op het scherm
Gebruikershandleiding (deze handleiding): functies van de computer en informatie over het oplossen van veelvoorkomende problemen.
U geeft deze handleiding als volgt op het scherm weer:
1 Klik op Start , ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Documentation.
2 Open de map voor uw taal.
3 Kies de handleiding die u wilt lezen.
U kunt de gebruikershandleidingen ook vinden door handmatig te bladeren naar Computer > VAIO (C:) (de C-schijf) > Documentatie (Documentation) > Documentatie (Documentation) en vervolgens de map van uw taal te openen.
Windows Help en ondersteuning: een uitgebreide bron voor praktisch advies, zelfstudies en demo's die u leren uw computer te gebruiken.
Voor toegang tot Windows Help en ondersteuning klikt u op Start en vervolgens op Help en ondersteuning, of houdt u de Microsoft Windows-toets ingedrukt en drukt u op F1.
Voor gebruik > |
|
Meer informatie over uw VAIO-computer |
n 6 N |
3. Ondersteuningswebsites
Als u problemen hebt met de computer gaat u naar de VAIO-Link-website op http://www.vaio-link.com voor het oplossen van problemen.
Er zijn tevens andere informatiebronnen beschikbaar:
Bij de Club VAIO-gemeenschap op http://club-vaio.com kunt u vragen stellen aan andere VAIO-gebruikers.
Voor productinformatie kunt u onze productwebsite bezoeken op http://www.vaio.eu/, of onze online winkel op http://www.sonystyle-europe.com.
Houd het serienummer van uw VAIO-computer bij de hand wanneer u contact opneemt met VAIO-Link. U vindt het serienummer op de onderzijde, de achterzijde of in het batterijcompartiment van uw VAIO-computer. Als u het serienummer niet kunt vinden, gaat u naar de website van VAIO-Link voor meer aanwijzingen.
Voor gebruik > |
|
Ergonomische overwegingen |
n 7 N |
Ergonomische overwegingen
U zult uw computer waarschijnlijk op verschillende plaatsen gebruiken. Indien mogelijk moet u rekening houden met de volgende ergonomische overwegingen die zowel betrekking hebben op gewone als op draagbare computers:
Positie van de computer: plaats de computer direct voor u. Houd uw onderarmen horizontaal, met uw polsen in een neutrale, comfortabele positie als u het toetsenbord of het aanwijsapparaat gebruikt. Houd uw bovenarmen ontspannen naast uw bovenlichaam. Neem regelmatig pauze wanneer u uw computer gebruikt. Als u te veel met de computer werkt, kunt u uw ogen, spieren of pezen overbelasten.
Meubilair en houding: gebruik een stoel met een goede rugsteun. Stel de hoogte van de stoel zo in dat uw voeten plat op de grond staan. Gebruik een voetbankje als u daar comfortabeler mee zit. Neem een ontspannen houding aan, houd uw rug recht en neig niet te ver naar voren (ronde rug) of naar achteren.
Voor gebruik > |
|
Ergonomische overwegingen |
n 8 N |
Gezichtshoek t.o.v. het scherm: gebruik de kantelfunctie van het beeldscherm om de juiste positie te bepalen. Dit is minder belastend voor uw ogen en spieren. Stel ook het helderheidsniveau van het scherm optimaal in.
Verlichting: zorg ervoor dat zonlicht of kunstlicht niet direct op het scherm valt om reflectie en schittering te vermijden. Werk met indirecte verlichting om lichtvlekken op het scherm te vermijden. Met de juiste verlichting werkt u niet alleen comfortabeler, maar ook efficiënter.
Opstelling van een externe monitor: als u een externe monitor gebruikt, plaatst u deze op een comfortabele gezichtsafstand. Plaats het scherm op ooghoogte of iets lager als u voor de monitor zit.
Aan de slag >
Aan de slag
In dit deel wordt beschreven hoe u aan de slag kunt met de VAIO-computer.
De besturingselementen en poorten (pagina 10)
De lampjes (pagina 17)
Een stroombron aansluiten (pagina 18)
De batterij gebruiken (pagina 20)
De computer veilig uitschakelen (pagina 27)
Modi voor energiebesparing gebruiken (pagina 28)
Uw computer bijwerken (pagina 30)
n 9 N
Aan de slag > |
|
De besturingselementen en poorten |
n 10 N |
De besturingselementen en poorten
Bekijk de besturingselementen en poorten op de volgende pagina's.
!
Het uiterlijk van de computer verschilt mogelijk van de illustraties in deze handleiding vanwege variaties in specificaties. Het kan ook per land of regio verschillen.
Aan de slag > |
|
De besturingselementen en poorten |
n 11 N |
Voorzijde
A LCD-scherm (pagina 157)
B Toetsenbord (pagina 32)
C Ingebouwde MOTION EYE-camera (pagina 37)
D Lampje voor ingebouwde MOTION EYE-camera (pagina 17)
E Ingebouwde luidsprekers (stereo)
F Sensor omgevingslicht (pagina 34), (pagina 201)
Hiermee wordt de intensiteit van het omgevingslicht gemeten om de helderheid van het LCD-scherm automatisch in te stellen op het optimale niveau.
G Num Lock-lampje (pagina 17)
H Caps Lock-lampje (pagina 17)
I Scroll Lock-lampje (pagina 17)
J WIRELESS-lampje (pagina 17)
K Lampje voor batterijlading (pagina 17)
L Stationsindicatielampje (pagina 17)
M Touchpad (pagina 35)
N Linkerknop (pagina 35)
O Vingerafdruksensor* (pagina 77)
P Rechterknop (pagina 35)
* Alleen op bepaalde modellen.
Aan de slag > |
|
De besturingselementen en poorten |
n 12 N |
A ASSIST-knop (pagina 36)
B Knop voor het schikken van vensters (pagina 36)
C VAIO-knop (pagina 36)
D Uitwerpknop voor station*1 (pagina 36), (pagina 38)
E Presentatieknop*2 (pagina 36)
F Lampje voor SPEED-modus (pagina 17), (pagina 129)
G Prestatiekeuzeschakelaar (pagina 129)
H Lampje voor AUTO-modus (pagina 17), (pagina 129)
I Lampje voor STAMINA-modus (pagina 17), (pagina 129)
J 'Memory Stick Duo'-sleuf*3 (pagina 45)
K Lampje voor mediatoegang (pagina 17)
L Sleuf voor SD-geheugenkaart (pagina 56)
M WIRELESS-schakelaar (pagina 62), (pagina 67), (pagina 71)
N Ingebouwde microfoon (mono)
O Hoofdtelefoonaansluiting (pagina 112), (pagina 95)
P Microfoonaansluiting (pagina 123)
*1 |
Alleen bij modellen met ingebouwd optisch station. |
*2 |
Bij modellen zonder ingebouwd optisch station. |
*3 |
De computer ondersteunt alleen 'Memory Sticks' in Duo-formaat. |
Aan de slag > |
|
De besturingselementen en poorten |
n 13 N |
Achterzijde
A Batterijconnector (pagina 20)
B Sleuf voor simkaart* (pagina 67)
* Alleen op bepaalde modellen.
Aan de slag > |
|
De besturingselementen en poorten |
n 14 N |
Rechterzijde
A USB-poort*1 (pagina 124)
B Optisch station*2 (pagina 38)
C Opening voor handmatig uitwerpen*2 (pagina 194)
D Monitorpoort*3 (pagina 114)
E Aan/uit-knop/Aan/uit-lampje (pagina 17)
*1 |
Voldoet aan de USB 2.0-standaard en ondersteunt hoge/volle/lage snelheid. |
*2 |
Alleen op bepaalde modellen. |
*3 |
Niet toegankelijk wanneer de computer op de poortreplicator is aangesloten. |
Aan de slag > |
|
De besturingselementen en poorten |
n 15 N |
Linkerzijde
A DC IN-poort (pagina 18)
B Ventilatieopening
C Beveiligingssleuf
D Netwerkpoort (LAN)*1 (pagina 61)
E HDMI-uitvoerpoort*2 (pagina 117)
F USB-poorten*3 (pagina 124)
G ExpressCard/34-sleuf (pagina 52)
H i.LINK 4-pins poort (S400)*4 (pagina 126)
|
*1 |
Niet toegankelijk wanneer de computer op de poortreplicator is aangesloten. |
|
|
*2 |
U hoort gedurende de eerste seconden van het afspelen mogelijk geen |
|
|
|
|
geluid van een uitvoerapparaat dat is aangesloten op de HDMI-uitvoerpoort. |
|
|
|
Dit is geen defect. |
|
*3 |
Voldoet aan de USB 2.0-standaard en ondersteunt hoge/volle/lage snelheid. |
|
|
*4 |
Alleen op bepaalde modellen. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Aan de slag > |
|
De besturingselementen en poorten |
n 16 N |
Onderzijde
A Ventilatieopeningen
B Kapje van aansluiting voor poortreplicator (pagina 103)
C Kapje van geheugenmodulecompartiment (pagina 144)
Aan de slag > |
|
De lampjes |
n 17 N |
De lampjes
Uw computer is voorzien van de volgende lampjes:
Lampjes |
Functies |
|
|
|
|
Aan/Uit 1 |
Brandt groen wanneer de computer is ingeschakeld, knippert langzaam oranje wanneer de computer in de |
|
|
slaapstandmodus staat en brandt niet als de computer in de sluimerstand staat of is uitgeschakeld. |
|
|
|
|
Batterijlading |
Brandt wanneer de batterij wordt opgeladen. Zie De batterij opladen (pagina 24) voor meer informatie. |
|
|
|
|
Ingebouwde MOTION EYE-camera |
Brandt als de ingebouwde camera in gebruik is. |
|
|
|
|
Mediatoegang |
Brandt wanneer er gegevens worden gelezen van een geheugenkaart zoals een 'Memory Stick' en een |
|
|
SD-geheugenkaart. (Zet de computer niet in de Slaapstandmodus of schakel de computer niet uit als dit lampje |
|
|
brandt.) Als het lampje niet brandt, wordt de geheugenkaart niet gebruikt. |
|
|
|
|
AUTO-modus |
Brandt wanneer de computer zich in de AUTO-modus bevindt voor optimale prestaties. |
|
|
|
|
STAMINA-modus |
Brandt wanneer de computer zich in de STAMINA-modus bevindt zodat de batterij minder snel leeg raakt. |
|
|
|
|
SPEED-modus |
Brandt wanneer de computer zich in de SPEED-modus bevindt voor snellere prestaties. |
|
|
|
|
Station |
Brandt wanneer er gegevens worden gelezen van het ingebouwde opslagapparaat of het optische station*. |
|
Zet de computer niet in de Slaapstandmodus of schakel de computer niet uit als dit lampje brandt. |
||
|
||
|
|
|
Num Lock |
Druk op de toets Num Lk om het numerieke toetsenblok in te schakelen. Druk er nogmaals op om het |
|
numerieke toetsenblok uit te schakelen. Als het lampje niet brandt, is het numerieke toetsenblok uitgeschakeld. |
||
|
||
|
|
|
Caps Lock |
Druk op de toets Caps Lock als u hoofdletters wilt typen. Letters worden als kleine letters weergegeven als |
|
u op de toets Shift drukt terwijl het lampje brandt. Druk nogmaals op de toets om het lampje uit te schakelen. |
||
|
||
|
U kunt weer normaal typen als het lampje Caps Lock niet meer brandt. |
|
|
|
|
Scroll Lock |
Druk op de toetsen Fn+Scr Lk om het bladeren op het scherm te wijzigen. U kunt weer normaal schuiven als |
|
het lampje Scroll Lock niet meer brandt. De functies van de toets Scr Lk kunnen verschillen, afhankelijk van het |
||
|
||
|
gebruikte programma. De toets werkt niet in alle programma's. |
|
|
|
|
WIRELESS |
Brandt wanneer één of meer draadloze opties zijn ingeschakeld. |
|
|
|
*Alleen op bepaalde modellen.
Aan de slag > |
|
Een stroombron aansluiten |
n 18 N |
Een stroombron aansluiten
De computer kan werken op netstroom (via een netadapter) of op een oplaadbare batterij.
De netadapter gebruiken
Wanneer de computer rechtstreeks op netspanning is aangesloten en er een batterij is geplaatst, wordt netspanning gebruikt.
Gebruik alleen de netadapter die is meegeleverd voor uw computer.
De netadapter gebruiken
1Steek het ene uiteinde van het netsnoer (1) in de netadapter (3).
2Steek het andere uiteinde van het netsnoer in een stopcontact (2).
3Steek de kabel van de netadapter (3) in de DC IN-poort (4) van de computer of de optionele poortreplicator.
!
De vorm van de netadapterconnector kan variëren, afhankelijk van de netadapter.
Aan de slag > |
|
Een stroombron aansluiten |
n 19 N |
Als u de netstroom naar de computer volledig wilt verbreken, koppelt u de netadapter los van het wandcontact. Zorg ervoor dat het stopcontact gemakkelijk toegankelijk is.
Als u de computer lange tijd niet gaat gebruiken, zet u deze in de sluimerstand. Zie De sluimerstand gebruiken (pagina 29).
Aan de slag > |
|
De batterij gebruiken |
n 20 N |
De batterij gebruiken
De batterij is al in de computer geplaatst, maar is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
!
Gebruik de computer niet zonder dat de batterij geplaatst is, dit kan leiden tot storingen.
De batterij plaatsen/verwijderen
De batterij plaatsen
1Schakel de computer uit en sluit het LCD-scherm.
2Schuif het vergrendelingslipje LOCK (1) van de batterij naar buiten.
Aan de slag > |
|
De batterij gebruiken |
n 21 N |
3Schuif de batterij diagonaal in het batterijcompartiment tot de uitsteeksels (2) aan beide kanten van het batterijcompartiment in de U-vormige uitsparingen (3) aan beide kanten van de batterij zitten.
Aan de slag > |
|
De batterij gebruiken |
n 22 N |
4Druk de batterij in het batterijcompartiment totdat deze op zijn plaats klikt.
5Schuif het vergrendelingslipje LOCK van de batterij naar binnen om de batterij aan de computer vast te koppelen.
Aan de slag > |
|
De batterij gebruiken |
n 23 N |
De batterij verwijderen
!
U kunt gegevens verliezen als u de batterij verwijdert wanneer de computer is ingeschakeld en niet op de netspanning is aangesloten, of wanneer u de batterij verwijdert als de computer in de slaapstand is gezet.
1Schakel de computer uit en sluit het LCD-scherm.
2Schuif het vergrendelingslipje LOCK (1) van de batterij naar buiten.
3Schuif en houd de RELEASE-pal voor de batterij (2) naar buiten, plaats een vingertop onder het lipje (3) op de batterij en til de batterij in de richting van de pijl. Schuif de batterij vervolgens uit de computer.
!
Sommige oplaadbare batterijen voldoen niet aan de kwaliteitsen veiligheidsstandaarden van Sony. Om veiligheidsredenen werkt deze computer alleen met originele Sony-batterijen die voor dit model zijn ontworpen. Als u een niet-goedgekeurde batterij in de computer plaatst, wordt de batterij niet opgeladen en werkt de computer niet.
Aan de slag > |
|
De batterij gebruiken |
n 24 N |
De batterij opladen
De batterij die bij uw computer wordt geleverd, is niet volledig opgeladen op het moment van de levering.
De batterij opladen
1Plaats de batterij.
2Sluit de computer met de netadapter aan op een stopcontact.
Het lampje voor batterijlading gaat branden wanneer de batterij wordt opgeladen. Wanneer de batterij dicht bij het door u geselecteerde maximale oplaadniveau wordt geladen, gaat het lampje voor batterijlading uit.
Status van het lampje voor |
Betekenis |
batterijlading |
|
|
|
Brandt oranje |
De batterij wordt opgeladen. |
|
|
Knippert samen met het groene |
De batterij is bijna leeg. |
aan/uit-lampje |
(Normale modus) |
|
|
Knippert samen met het oranje |
De batterij is bijna leeg. |
aan/uit-lampje |
(Slaapstandmodus) |
|
|
Knippert snel oranje |
Er is een batterijfout opgetreden door een |
|
batterijstoring of een niet-vergrendelde batterij. |
|
|
!
Laad de batterij op net als de eerste keer zoals in deze handleiding is beschreven.
Aan de slag > |
|
De batterij gebruiken |
n 25 N |
Laat de batterij in de computer zitten als deze rechtstreeks op netspanning is aangesloten. De batterij wordt verder opgeladen terwijl u de computer gebruikt.
Als de batterij bijna leeg is en zowel het batterijlampje als het stroomlampje knipperen, sluit u de netadapter aan zodat de batterij weer kan worden opgeladen, of schakelt u de computer uit om een volledig opgeladen batterij te plaatsen.
De computer wordt geleverd met een oplaadbare lithium-ionbatterij. Het opladen van een gedeeltelijk ontladen batterij heeft geen invloed op de levensduur van de batterij.
Wanneer sommige toepassingen en randapparaten worden gebruikt, is het mogelijk dat de computer niet overschakelt op de sluimerstand, zelfs niet als de batterij bijna leeg is. Om te vermijden dat u gegevens verliest wanneer de computer op batterijstroom werkt, moet u uw gegevens geregeld opslaan en handmatig een energiebeheermodus activeren, bijvoorbeeld de slaapstand of sluimerstand.
Als de batterij leeg raakt terwijl de computer in de Slaapstandmodus staat, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk terug te keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
Aan de slag > |
|
De batterij gebruiken |
n 26 N |
De oplaadcapaciteit van de batterij controleren
De oplaadcapaciteit van de batterij gaat langzaam achteruit naarmate de batterij vaker is opgeladen en de batterij langer wordt gebruikt. Om het meeste uit uw batterij te halen, controleert u de oplaadcapaciteit van de batterij en wijzigt u de batterijinstellingen.
De oplaadcapaciteit van de batterij controleren
1Klik op Start, ga naar Alle programma's en klik vervolgens op VAIO Control Center.
2Klik op Energiebeheer (Power Management) en Batterij (Battery).
U kunt tevens de functies voor de batterijlading inschakelen om de levensduur van de batterij te verlengen.
De batterij langer laten meegaan
Wanneer de computer op de batterij werkt, kunt u de batterij met de volgende methoden langer laten meegaan.
Verlaag de helderheid van uw computerscherm.
Gebruik de modus voor energiebesparing. Zie Modi voor energiebesparing gebruiken (pagina 28) voor meer informatie.
U kunt de energiebesparende instellingen wijzigen onder Energiebeheer. Zie VAIO Energiebeheer gebruiken (pagina 141) voor meer informatie.
Gebruik Een energiebesparende wallpaper instellen (Long Battery Life Wallpaper Setting) voor het instellen van een bureaubladachtergrond met VAIO Control Center.
Aan de slag > |
|
De computer veilig uitschakelen |
n 27 N |
De computer veilig uitschakelen
Zorg ervoor dat u de computer op de juiste manier afsluit om te vermijden dat u gegevens verliest, zoals hieronder wordt beschreven.
De computer afsluiten
1Schakel alle op de computer aangesloten randapparaten uit.
2Klik op Start en vervolgens op de knop Afsluiten.
3Antwoord op alle waarschuwingen om documenten op te slaan of rekening te houden met andere gebruikers en wacht tot de computer is uitgeschakeld.
Het stroomlampje gaat uit.
Aan de slag > |
|
Modi voor energiebesparing gebruiken |
n 28 N |
Modi voor energiebesparing gebruiken
U kunt via de instellingen voor energiebeheer ervoor zorgen dat de batterij minder snel leeg raakt. Naast de normale werkingsmodus, heeft de computer twee andere modi voor energiebesparing: Slaapstand en sluimerstand.
!
Als u de computer lange tijd niet gaat gebruiken en deze niet is aangesloten op de netstroom, zet u de computer in de sluimerstand of schakelt u deze uit.
Als de batterij leeg raakt terwijl de computer in de slaapstand staat, verliest u alle gegevens die nog niet zijn opgeslagen. Het is niet mogelijk terug te keren naar de voorgaande werksituatie. Om te vermijden dat u gegevens verliest, moet u uw gegevens geregeld opslaan.
Modus |
Beschrijving |
|
|
Normale modus |
Dit is de normale toestand als de computer in gebruik is. In deze modus brandt het groene stroomlampje van |
|
de computer. |
|
|
Slaapstandmodus |
Met de slaapstand wordt het LCD-scherm uitgeschakeld en worden de ingebouwde opslagapparaten en de |
|
CPU ingesteld op laag energieverbruik. In deze stand knippert het oranje stroomlampje van de computer |
|
langzaam. De computer komt sneller uit de slaapstand dan uit de sluimerstand. De computer verbruikt in de |
|
slaapstand echter meer stroom dan in de sluimerstand. |
|
|
Sluimerstand |
In de sluimerstand wordt de toestand van het systeem opgeslagen op het ingebouwde opslagapparaat en wordt |
|
de stroom uitgeschakeld. Zelfs als de batterij leeg raakt, zullen er geen gegevens verloren gaan. In deze stand |
|
brandt het stroomlampje van de computer niet. |
|
|
Aan de slag > |
|
Modi voor energiebesparing gebruiken |
n 29 N |
De slaapstand gebruiken
De slaapstand activeren
Klik op Start, vervolgens op de pijl naast de knop Afsluiten en daarna op Slaapstand.
Terugkeren naar de normale modus
Druk op een willekeurige toets.
Druk op de aan/uit-knop van uw computer.
!
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld. Alle nog niet opgeslagen gegevens gaan hierbij verloren.
De sluimerstand gebruiken
De sluimerstand activeren
Druk op Fn+F12.
U kunt ook op Start klikken, vervolgens op de pijl naast de knop Afsluiten en daarna op Sluimerstand.
!
Verplaats de computer niet tot het stroomlampje uitgaat.
Terugkeren naar de normale modus
Druk op de aan/uit-knop.
!
Als u de aan/uit-knop langer dan vier seconden ingedrukt houdt, wordt de computer automatisch uitgeschakeld.
Aan de slag > |
|
Uw computer bijwerken |
n 30 N |
Uw computer bijwerken
Zorg ervoor dat u de laatste updates met de volgende softwaretoepassing op uw VAIO-computer installeert, zodat de computer efficiënter kan werken.
U wordt door VAIO Update gewaarschuwd als er nieuwe updates op internet beschikbaar zijn voor het verbeteren van de prestaties van uw computer. Deze worden automatisch gedownload en geïnstalleerd op de computer.
Windows Update
Klik op Start, Alle programma's en Windows Update en volg de instructies op het scherm.
VAIO Update 5
Klik op Start, Alle programma's en VAIO Update 5 en volg de instructies op het scherm.
!
Uw computer moet verbinding hebben met internet voordat u updates kunt downloaden.