Pioneer AVIC-F950BT, AVIC-F850BT, AVIC-F50BT User manual [nl]

Page 1
Bedieningshandleiding
AV NAVIGATIESYSTEEM
AVIC-F50BT AVIC-F950DAB AVIC-F950BT AVIC-F850BT
Lees altijd eerst de Belangrijke informatie voor de gebruiker! Belangrijke informatie voor de gebruiker bevat
belangrijke informatie die u moet weten en begrijpen voordat u het navigatiesysteem gebruikt.
Nederlands
Page 2
Inhoudsopgave
Hartelijk dank voor de aanschaf van dit Pioneer-product.
Lees de instructies goed door zodat u het toestel op de juiste manier leert te bedie­nen. Nadat u de instructies hebt gelezen, bergt u het boekje op een handige plaats op
zodat u het altijd snel bij de hand hebt.
Belangrijk
De schermafbeeldingen die in de voorbeelden worden getoond, kunnen verschillen van de fei­telijke schermafbeeldingen die zonder vooraf­gaande kennisgeving kunnen worden gewijzigd om verbeteringen in de prestaties en de functies te bewerkstellingen.
Inleiding Overzicht handleiding 11
Gebruik van deze handleiding 11Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt 11
– Terminologie die in deze handleiding
wordt gebruikt 11 Opmerking over het bekijken van videos 12 Opmerking over het bekijken van DVD-
Videos 12
Opmerking over het gebruik van MP3-
bestanden 12 iPod compatibiliteit 12 Kaartgebied 13 Bescherming van het LCD-paneel en het
scherm 13 Opmerkingen over het interne geheugen 13
– Voordat u de accu van het voertuig
loskoppelt 13
– Gegevens die gewist kunnen
worden 13
Basisbediening
De namen en functies van de onderdelen
controleren 14 Beveiliging van uw product tegen
diefstal 16
– Verwijderen van de afneembare
frontplaat 16
– Bevestigen van de afneembare
frontplaat 17
De hoek van het LCD-paneel afstellen 17 Een disc inbrengen en uitwerpen 17
– Een disc inbrengen (voor de AVIC-
F50BT) 17
– Een disc uitwerpen (voor de AVIC-
F50BT) 18
– Een disc inbrengen (voor de AVIC-
F950DAB, AVIC-F950BT en AVIC­F850BT) 18
– Een disc uitwerpen (voor de AVIC-
F950DAB, AVIC-F950BT en AVIC­F850BT) 18
Een SD-geheugenkaart inbrengen en
uitwerpen 18
– Een SD-geheugenkaart inbrengen (voor
de AVIC-F50BT) 19
– Een SD-geheugenkaart uitwerpen (voor
de AVIC-F50BT) 19
– Een SD-geheugenkaart inbrengen (voor
de AVIC-F950DAB, AVIC-F950BT en AVIC-F850BT) 19
– Een SD-geheugenkaart uitwerpen (voor
de AVIC-F950DAB, AVIC-F950BT en AVIC-F850BT) 20
Een iPod aansluiten en losmaken 20
Uw iPod aansluiten 20Uw iPod losmaken 21
Een USB-geheugenapparaat aansluiten en
losmaken 21
– Een USB-geheugenapparaat
aansluiten 22
– Een USB-geheugenapparaat
losmaken 22 Opstarten en afsluiten 22 De eerste maal inschakelen 22 Inschakelen bij normaal gebruik 23
– Een bericht over de kaartdatabase 23 Demonstratiebeelden 23 Het scherm tijdelijk uitschakelen
(navigatiesysteem in de stand-by modus) 23
2
Nl
Page 3
Inhoudsopgave
Gebruik van de navigatiemenuschermen 26 Snelkoppelingenmenu 27
Een snelkoppeling selecteren 27Een snelkoppeling verwijderen 28
Gebruik van het aanraakpaneel 28
– Gebruik van de gemeenschappelijke
aanraaktoetsen 28
– Bedieningslijstschermen (bijv. POI-
lijst) 28
– Gebruik van het toetsenbord op het
scherm 28
Veeghandeling 29
Veeghandelingenlijst 30
Het gebruik van de kaart Het kaartscherm aflezen 33
Vergrote kaart van de kruising 34De weergave tijdens het rijden op de
snelweg 35
Typen wegen die in de kaartdatabase zijn
opgeslagen 35
Bediening op het kaartscherm 36
– De kaart naar de plaats verschuiven die
u wilt zien 36
– Informatie over een opgegeven locatie
bekijken 36 Omschakelen van de weergave 37 Omschakelen van de oriëntatie van de
kaart 38
Markeringen voor eenrichtingsstraten
weergeven 38
POIs op de kaart weergeven 39
– De vooringestelde POIs op de kaart
weergeven 39 Een schaal registreren 40
Een locatie zoeken en selecteren
De basisinstructies voor het uitstippelen van
uw route 41
Een locatie aan de hand van het adres
zoeken 42
– Opzoeken aan de hand van de
straatnaam 42
– Opzoeken aan de hand van de naam
van de stad 43
– Opzoeken van uw bestemming aan de
hand van de postcode 44
– Opzoeken aan de hand van de
geschiedenis van de geselecteerde
steden 45 Koers uitzetten naar uw huis 45 Nuttige plaatsen (POI) zoeken 46
– Rechtstreeks een POI zoeken op basis
van de naam van de voorzieningen 46
Een dichtbijzijnde POI zoeken 46POIs in de buurt van de bestemming
zoeken 47
POIs zoeken in een bepaalde stad 47De pictogrammen wissen die worden
weergegeven na het zoeken van een
dichtbijzijnde POI 48 De bestemming selecteren uit de opgeslagen
locaties 48
Een locatie selecteren die u recentelijk hebt
opgezocht 49
Een locatie aan de hand van de coördinaten
zoeken 49
Nadat de locatie is bepaald Een route uitzetten naar uw bestemming 51
Meerdere routes tonen 51
De huidige route controleren en wijzigen
Het route-overzicht weergeven 52 De details van de huidige route
controleren 52
De voorwaarden voor de routeberekening
wijzigen 53
– Onderdelen die door de gebruikers
bewerkt kunnen worden 53 Tussenpunten bewerken 54
Een tussenpunt toevoegen 54Een tussenpunt verwijderen 55
3
Nl
Page 4
Inhoudsopgave
– Tussenpunten sorteren 55 Een tussenpunt overslaan 56 Gebruik van de demonstratiebegeleiding 56
– De demonstratiebegeleiding
afsluiten 56
De routebegeleiding annuleren 56
Bewerken van de gegevens over het gebruik van de navigatiefunctie Locaties registreren en bewerken 58
Favoriete locaties opslaan 58
Geregistreerde locaties bewerken 58
Een favoriete locatie uit de lijst
verwijderen 58
– De bestemming-geschiedenis van de
lijst verwijderen 59 Geleerde routes wissen 60 Routelogs wissen 60
Verkeersinformatie gebruiken
Alle verkeersinformatie controleren 61 Verkeersinformatie op de route
controleren 62
De verkeersinformatie op de kaart
aflezen 62
Een alternatieve route instellen om
verkeersopstoppingen te vermijden 63
– Automatisch informatie over
verkeersopstoppingen controleren 63 Uw voorkeur voor een RDS-TMC
dienstverlener handmatig selecteren 63
Een Bluetooth apparaat registreren en er verbinding mee maken
Communicatie-apparaten voorbereiden 64 Uw Bluetooth apparaten registreren 64
– Zoeken van Bluetooth apparaten in de
buurt 64
– Paren vanaf uw Bluetooth
apparaten 68
– Een geregistreerd apparaat
verwijderen 71
Een geregistreerd Bluetooth apparaat
handmatig verbinden 71
Instelling voor prioriteitsverbinding 72
Gebruik van handsfree telefoneren
Het telefoonmenu weergeven 74 Zelf telefoneren 74
Rechtstreeks bellen 74Een telefoonnummer uit het
telefoonboek bellen 75
– Iemand bellen via de
geschiedenislijst 76
Opnieuw hetzelfde nummer bellen 77Een favoriete locatie bellen 77Het telefoonnummer van een
voorziening bellen 77
Een oproep ontvangen 78
– Een inkomende oproep
beantwoorden 78
Het telefoonboek overbrengen 78
– Geregistreerde contactgegevens
wissen 80
– De geschiedenis-informatie wissen 80
De telefooninstellingen wijzigen 81
De apparaatnaam bewerken 81Het wachtwoord bewerken 81De Bluetooth golftransmissie
stoppen 81
De telefoon automatisch opnemen 81De automatische weigeringsfunctie
instellen 82
Opmerkingen met betrekking tot het
handsfree telefoneren 82
Basisbediening van de AV-bron Het AV-bedieningsscherm weergeven 84
– Een bron selecteren 84 De AV-bron uitschakelen 84 Aanduiding voor de AV-bron 84
Gebruik van de radio Startprocedure 85
4
Nl
Page 5
Inhoudsopgave
Het scherm aflezen 85 Gebruik van de aanraaktoetsen 86
Zenderfrequenties opslaan 87De frequenties van de sterkste zenders
opslaan 87
– Gebruik van radiotekst 87
Gebruik van de geavanceerde functies 88
Op sterke zenders afstemmen 88Alleen zenders met regionale
programmas zoeken 88
Een RDS-zender via PTY-informatie
zoeken 88
Verkeersberichten ontvangen 89Gebruik van de functie voor
onderbreking door nieuwsberichten 89
– Op alternatieve frequenties
afstemmen 90
– Status van
onderbrekingspictogram 90
– De geluidskwaliteit van de FM-tuner
instellen 91
Bediening via de toetsen op het toestel
zelf 91
Gebruik van de digitale radio (DAB)
Startprocedure 92 Het scherm aflezen 92 Gebruik van de aanraaktoetsen 93
– Zenderfrequenties opslaan 94 Een zender in de lijst selecteren 94 Naar een recente uitzending luisteren 94 Gebruik van de geavanceerde functies 95
– Automatisch overschakelen naar een
zender met een goede ontvangstgevoeligheid 95
Bediening via de toetsen op het toestel
zelf 95
Audio-CDs afspelen
Startprocedure 96 Het scherm aflezen 96
Gebruik van de aanraaktoetsen 97 Bediening via de toetsen op het toestel
zelf 97
Muziekbestanden op een ROM afspelen
Startprocedure 98 Het scherm aflezen 98 Gebruik van de aanraaktoetsen 99 Bediening via de toetsen op het toestel
zelf 99
Een DVD-Video afspelen
Startprocedure 100 Het scherm aflezen 100 Gebruik van de aanraaktoetsen 101
– Het afspelen hervatten
(Bladwijzer) 102
– Een bepaalde scène opzoeken en
afspelen vanaf een bepaald tijdstip op de disc 102
– Rechtstreeks een nummer
zoeken 103
Gebruik van het DVD-menu 103Gebruik van het DVD-menu met behulp
van de aanraaktoetsen 103
Beeld-voor-beeld weergave 104Vertraagde weergave 104De breedbeeldmodus veranderen 104
Bediening via de toetsen op het toestel
zelf 105
Een DivX-video afspelen
Startprocedure 106 Het scherm aflezen 106 Gebruik van de aanraaktoetsen 107
Beeld-voor-beeld weergave 108Vertraagde weergave 108Afspelen vanaf een bepaald
tijdstip 108
– De breedbeeldmodus veranderen 108
®
VOD inhoud weergeven 109
DivX
5
Nl
Page 6
Inhoudsopgave
Bediening via de toetsen op het toestel
zelf 109
DVD-Video of DivX instellingen
Het Setup DVD/DivX De voorkeurstalen instellen 110 Het pictogram voor het camerastandpunt
instellen 110 De beeldverhouding instellen 111 De kinderbeveiliging instellen 111
– Het codenummer en niveau
instellen 111 De automatische weergave instellen 112 Het ondertitelingsbestand voor DivX
instellen 112
Taalcodekaart voor DVDs 113
Muziekbestanden (van USB of SD) afspelen
Startprocedure 114 Het scherm aflezen 114 Gebruik van de aanraaktoetsen
(Muziek) 115
Bediening via de toetsen op het toestel
zelf 116
Videobestanden (van USB of SD) afspelen
Startprocedure 117 Het scherm aflezen 117 Gebruik van de aanraaktoetsen (Video) 118
– Een bepaalde scène opzoeken en
afspelen vanaf een bepaald tijdstip op
de disc 119 Bediening via de toetsen op het toestel
zelf 119
Gebruik van een iPod (iPod)
Startprocedure 120 Het scherm aflezen 121 Gebruik van de aanraaktoetsen 122 De breedbeeldmodus veranderen 123
®
menu weergeven 110
Bediening via de toetsen op het toestel
zelf 124
Gebruik van Aha Radio
Informatie over de compatibiliteit van
aangesloten apparatuur 125
Startprocedure 126
– Voor gebruikers van een iPhone met 30-
pens connector 126
– Voor gebruikers van een iPhone met
Lightning-connector 126
– Voor gebruikers van een
smartphone 127 Het scherm aflezen 127 Gebruik van de aanraaktoetsen 128 Functies gekoppeld aan Aha Radio en het
navigatiesysteem 130
– POI-informatie bekijken met Aha
Radio 130
Gebruik van de Bluetooth audiospeler
Startprocedure 131 Het scherm aflezen 132 Gebruik van de aanraaktoetsen 133 Bediening via de toetsen op het toestel
zelf 133
Gebruik van de AV-ingang
Het scherm aflezen 134 Gebruik van AV1 134 Gebruik van AV2 134 Gebruik van de aanraaktoetsen 134 De breedbeeldmodus veranderen 135
Gebruik van de AppRadio Mode
Informatie over de compatibiliteit van
aangesloten apparatuur 136
Startprocedure 137
– Voor gebruikers van een iPhone met 30-
pens connector 137
– Voor gebruikers van een iPhone met
Lightning-connector 138
6
Nl
Page 7
Inhoudsopgave
– Voor gebruikers van een
smartphone 138 Gebruik van het toetsenbord 140 Gebruik van de geluidmengfunctie 140 Andere functies 141
– Het beeld van uw applicatie weergeven
(iPhone met 30-pens connector) 141
– Het beeld van uw applicatie weergeven
(iPhone met Lightning-connector) 141
– Het beeld van uw applicatie weergeven
(smartphone) 142
Voorkeursinstellingen aanpassen
Het informatiescherm weergeven 143 De aansluiting van de kabels
controleren 143
De leerstatus van de sensor en de rijstatus
controleren 144
– De status wissen 145 Het toestelnummer controleren 145 De versie-informatie controleren 145 Uw thuislocatie registreren 146 Het bewerken- en correctiescherm
weergeven 146
Instellen wanneer het uitschakelen/dempen
van het geluid moet plaatsvinden 146
Instellen van het niveau voor het
uitschakelen/dempen van het geluid 147
Het volume voor de begeleiding en de
telefoon instellen 147 De huidige locatie corrigeren 148 Corrigeren van de weg waarop u rijdt 148 Het scherm voor de navigatiefunctie-
instellingen weergeven 148
– De aanduiding van de
maximumsnelheid instellen 149
De kleur van de weg wijzigen 149De Altijd in 2D verschuiven (normale
weergave) instellen 149
– De 3D oriëntatiepunten
weergeven 150
– De gedetailleerde stadskaart
instellen 150
– De grafische afbeelding voor de grens
van de stadskaart instellen 150
– De kleurwijziging van de kaart instellen
tussen dag en nacht 151
De routelog weergeven 151De routelog automatisch wissen 151De weergave van de huidige
straatnaam instellen 152
– De criteria voor de routeberekening
instellen 152
– Het gebruik van tolwegen
instellen 152
– Het gebruik van veerboten
instellen 152
– Instellen van een routeberekening op
basis van de geleerde route 153
– Instellen van een routeberekening
waarbij tijdsbeperkingen worden vermeden 153
– Het gebruik van snelwegen
instellen 153
– Instellen om uw route automatisch te
selecteren met de functie voor alternatieve routes 154
– Weergeven van de afstand en de
geschatte tijd 154
– De functie voor alternatieve routes
instellen om verkeersopstoppingen en afgesloten/geblokkeerde wegen te vermijden 154
– De automatische zoomweergave
instellen 155
– De instelling van het navigatie-
onderbrekingsscherm wijzigen 155
– De onderbreking van het App-
bedieningsscherm instellen 155
– De virtuele snelheid van het voertuig
wijzigen 155
7
Nl
Page 8
Inhoudsopgave
– De eenheid wijzigen tussen km en
mijl 156
– Het kennisgevingspictogram voor de
verkeersinformatie weergeven 156 De weergavemodus veranderen 156 Het scherm voor de systeeminstellingen
weergeven 157
De taal selecteren 157Het tijdsverschil instellen 157Het vooringestelde startscherm
veranderen 158
– Het beeld van het startscherm
vervangen door een beeld dat op de
SD-geheugenkaart is opgeslagen 158
– De reactiestanden van het
aanraakpaneel afstellen
(aanraakpaneel kalibrering) 159
– De kleur van de verlichting
instellen 160
– Het display voor de status van de
klimaatregeling omkeren 160
– Het pictogram voor de
uitgangsinstelling van het
achterdisplay weergeven 161 Het scherm voor de AV-systeeminstellingen
weergeven 161
Video-ingang 1 instellen (AV1) 162Video-ingang 2 instellen (AV2) 162De beeldgrootte van SD/USB-video
veranderen 162
– Uw DivX VOD registratiecode
weergeven 162
– Uw DivX VOD deregistratiecode
weergeven 163
De iPod verbinding instellen 163Omschakelen van automatisch PI-
zoeken 163
– De FM-afstemstap instellen 163
Het scherm voor de AV-geluidsinstellingen
weergeven 164
Gebruik van de balansinstelling 164
Loudness-functie aanpassen 165Gebruik van de equalizer 165Niveau van de signaalbron
aanpassen 167
– Gebruik van het
hoogdoorlaatfilter 167
Gebruik van de subwooferuitgang 167De lage tonen versterken (Bass
Booster) 168
– Gebruik van de sonische
middenregeling 168
De equalizercurve automatisch aanpassen
(Automatische EQ) 168
– Alvorens de Automatische EQ-functie
te gebruiken 169
– Automatische EQ uitvoeren 169
Het scherm voor de app-instellingen
weergeven 171
– De verbindingsmethode voor het
apparaat selecteren 171
– De toetsenbordtaal instellen met een
applicatie voor iPhone 172 De achter-uitgang instellen 172 Het beeld instellen 173 De video voor het achterdisplay
selecteren 174 Kopiëren van instellingen 175 Gebruik van de
achteruitkijkcamerafuncties 175
– Instelling voor de
achteruitkijkcamera 175
– Richtlijnen instellen op het beeld van
de achteruitkijkcamera 176
De veiligmodus instellen 177
De werkingsstatus van de voertuigapparatuur weergeven
De obstakeldetectie-informatie
weergeven 178 De werkingsstatus van het
klimaatbedieningspaneel weergeven 178
8
Nl
Page 9
Inhoudsopgave
Andere functies De antidiefstalfunctie instellen 180
Het wachtwoord instellen 180Het wachtwoord invoeren 180Het wachtwoord verwijderen 180Als u het wachtwoord vergeet 180
Het navigatiesysteem terugzetten op de
standaard- of fabrieksinstellingen 181
De fabrieksinstellingen herstellen 181Het navigatiesysteem terugzetten op de
oorspronkelijke instellingen 181
Instellingen die gewist worden 182
Aanhangsel
Verhelpen van storingen 184 Berichten voor de navigatiefuncties 189 Berichten voor de AV-functies 190 Berichten voor de Bluetooth functies 192 Plaatsbepaling technologie 194
Plaatsbepaling via GPS 194Gebruik van geschatte
plaatsbepaling 194
– Hoe werken GPS en de geschatte
plaatsbepaling samen? 194
Wanneer er ernstige fouten optreden 195
– Wanneer plaatsbepaling via GPS
onmogelijk is 195
– Omstandigheden die fouten in de
plaatsbepaling kunnen veroorzaken 196
Informatie over de routebepaling 198
– Regels voor de routekeuze 198
Omgaan met en verzorging van de
discs 199
– Gebruik en verzorging van het
ingebouwde station 199
– Omgevingsvoorwaarden bij het
afspelen van een disc 200
Afspeelbare discs 200
DVD-Video en CD 200AVCHD-opgenomen discs 201DualDiscs afspelen 201
Dolby Digital 201
Gedetailleerde informatie voor afspeelbare
media 201
Compatibiliteit 201Tabel voor mediacompatibiliteit 204
Bluetooth 208 SD- en SDHC-logo 208 WMA/WMV 208 DivX 209 AAC 209 Android209 Gedetailleerde informatie over de
aangesloten iPod apparaten 209
iPod en iPhone 210Lightning 210App Store 210iOS 210iTunes 210
Gebruik van App-gebaseerde verbonden
content 210
– Aha Radio 211 HDMI 211 MHL 211 Correct gebruik van het LCD-scherm 211
Omgaan met het LCD-scherm 211
LCD-scherm (Liquid Crystal
Display) 211
Onderhoud van het LCD-scherm 212
LED (lichtgevende diode)
verlichting 212
Display-informatie 213
Bestemming menu 213
Telefoon menu 213
Informatie menu 213
Bewerken/Instellingen menu 214
Bewerk data menu 214
Instell. navig. menu 214
Instellingen AV menu 215
Instellingen voor A/V bronnen
menu 216
Instellingen App menu 216
9
Nl
Page 10
Inhoudsopgave
Systeeminst. menu 216Instellingen Bluetooth menu 217
Verklarende woordenlijst 218 Specificaties 221
10
Nl
Page 11
Inleiding
Hoofdstuk
01
Overzicht handleiding
Voordat u dit product gebruikt, moet u de Be­langrijke informatie voor de gebruiker (een
afzonderlijke handleiding) lezen die waarschu­wingen en andere belangrijke informatie bevat.
De schermafbeeldingen die in deze handlei­ding als voorbeeld worden gebruikt zijn voor de AVIC-F50BT. De schermen kunnen verschil­len afhankelijk van de modellen.
Gebruik van deze handleiding
Opzoeken van de bedieningsprocedure voor wat u wilt doen
Wanneer u besloten hebt wat u wilt doen, kunt u de pagina die u nodig hebt vinden in de In- houdsopgave.
Opzoeken van de bedieningsprocedure op basis van een menunaam
Als u de betekenis wilt weten van een onder­deel dat op het scherm wordt aangegeven, kunt u de gewenste pagina vinden met behulp van de Display-informatie aan het einde van de handleiding.
! Menu-items, schermtitels en functionele
componenten zijn vetgedrukt met dub­bele aanhalingstekens “”: bijv.: Bestemmingscherm of Telefoon scherm
! De aanraaktoetsen die beschikbaar zijn op
het scherm worden vetgedrukt weergege­ven tussen rechte haken [ ]: bijv.: [Bestemming], [AV-bron].
! Extra informatie, alternatieven en andere
opmerkingen worden als volgt weergege­ven: bijv.: p Als de thuislocatie nog niet is opgesla-
gen, moet u eerst deze locatie instellen.
! De functies van de andere toetsen op het-
zelfde scherm zijn aangegeven met # aan het begin van de beschrijving: bijv.:
# Als u [OK] aantipt, wordt het item gewist.
! De referenties worden als volgt aangeduid:
bijv.: = Voor details omtrent de bediening ver-
wijzen wij u naar Gebruik van de naviga- tiemenuschermen op bladzijde 26.
Inleiding
Verklarende woordenlijst
Gebruik de verklarende woordenlijst om de be­tekenis van onbekende termen op te zoeken.
Conventies die in deze handleiding worden gebruikt
Neem voordat u verder gaat een paar minuten om de volgende informatie te lezen over de conventies die in deze handleiding worden ge­bruikt. Neem dit even goed in u op, want dit maakt de handleiding direct meer overzichte­lijk en vergemakkelijkt het leerproces. ! De toetsen van uw navigatiesysteem wor-
den in HOOFDLETTERS en VETGE- DRUKT weergegeven: bijv.: HOME toets, MODE toets.
Terminologie die in deze handleiding wordt gebruikt
Voordisplayen Achterdisplay
In deze handleiding wordt het scherm dat aan de behuizing van deze navigatie-eenheid is be­vestigd, aangeduid als het Voordisplay. Een eventueel extra scherm, dat los verkrijgbaar is en op deze navigatie-eenheid kan worden aan­gesloten, wordt aangeduid als het Achterdis­play.
Nl
11
Page 12
Hoofdstuk
01
Inleiding
Videobeeld
Videobeeldin deze handleiding wijst op de bewegende beelden van een DVD-Video,
®
DivX
, iPod en andere apparatuur die met een RCA-kabel op dit systeem is aangesloten, zoals AV-apparatuur voor algemeen gebruik.
Extern geheugenapparaat (USB, SD)
Een SD-geheugenkaart, SDHC-geheugen­kaart, microSD-kaart, microSDHC-kaart en USB-geheugenapparaat worden samen aan­geduid als extern geheugenapparaat (USB, SD). Indien het enkel om een USB-geheugen­apparaat gaat, wordt de term USB-geheugen­apparaatgebruikt.
SD-geheugenkaart
De SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, microSD-kaart en microSDHC-kaart worden samen aangeduid als SD-geheugenkaart.
iPod
In deze handleiding worden de iPod en de iPhone aangeduid als iPod.
Opmerking over het bekijken van video’s
Houd er rekening mee dat het gebruik van dit systeem voor commerciële of openbare doel­einden een inbreuk kan inhouden op de au­teursrechten die door de wet worden beschermd.
Opmerking over het bekijken van DVD-Video’s
Dit item maakt gebruik van auteursrechtbe­schermende technologie die op haar beurt be­schermd wordt door octrooien in de V.S. en andere intellectuele eigendomsrechten van Rovi Corporation. Reverse engineeringen disassemblage zijn verboden.
Opmerking over het gebruik van MP3-bestanden
Levering van dit product impliceert alleen toe­stemming voor privaat, niet-commercieel ge­bruik en niet, impliciet noch expliciet, een toestemming of enig recht dit product te ge­bruiken in een commerciële omgeving (waar­bij geld wordt verdiend), via uitzendingen (via de ether, satelliet, kabels en/of andere media), via uitzendingen/signaalstromen via internet, via een intranet en/of andere netwerken of in andere elektronische systemen, zoals betaalra­dio of geluid-op-aanvraag. Hiervoor is een aparte licentie nodig. Zie voor nadere informa­tie http://www.mp3licensing.com.
iPod compatibiliteit
Dit product ondersteunt alleen de volgende iPod-modellen en iPod-softwareversies. An­dere modellen en versies zullen mogelijk niet correct werken. Gemaakt voor
! iPod touch (5e generatie): iOS 6.0.1 ! iPod touch (4e generatie): iOS 6.0.1 ! iPod touch (3e generatie): iOS 5.1.1 ! iPod touch (2e generatie): iOS 4.2.1 ! iPod touch (1e generatie): iOS 3.1.3 ! iPod classic 160GB (2009): Ver. 2.0.4 ! iPod classic 160GB (2008): Ver. 2.0.1 ! iPod classic 80GB: Ver. 1.1.2 ! iPod nano (6e generatie): Ver. 1.2 ! iPod nano (5e generatie): Ver. 1.0.2 ! iPod nano (4e generatie): Ver. 1.0.4 ! iPod nano (3e generatie): Ver. 1.1.3 ! iPhone 5: iOS 6.0.1 ! iPhone 4S: iOS 6.0.1 ! iPhone 4: iOS 6.0.1 ! iPhone 3GS: iOS 6.0.1 ! iPhone 3G: iOS 4.2.1 ! iPhone: iOS 3.1.3
12
Nl
Page 13
Inleiding
Hoofdstuk
01
p U kunt een iPod aansluiten en bedienen
die compatibel is met dit navigatiesysteem via gebruik van los verkrijgbare aansluitka­bels.
p De bedieningsmethoden kunnen variëren
afhankelijk van de iPod-modellen en de softwareversie van de iPod.
p Afhankelijk van de softwareversie van de
iPod is het mogelijk dat deze niet met deze apparatuur kan worden gebruikt. Voor details over de compatibiliteit van de iPods met dit navigatiesysteem wordt u verwezen naar de informatie op onze web­site.
Deze handleiding geldt voor de volgende iPod modellen.
iPod met 30-pens connector
! iPod touch 4e generatie ! iPod touch 3e generatie ! iPod touch 2e generatie ! iPod touch 1e generatie ! iPod classic 160GB ! iPod classic 80GB ! iPod nano 6e generatie ! iPod nano 5e generatie ! iPod nano 4e generatie ! iPod nano 3e generatie ! iPhone 4S ! iPhone 4 ! iPhone 3GS ! iPhone 3G ! iPhone
iPod met Lightning-connector
! iPod touch 5e generatie ! iPhone 5
Kaartgebied
Voor details over het kaartgebied van dit navi­gatiesysteem wordt u verwezen naar de infor­matie op onze website.
Bescherming van het LCD­paneel en het scherm
p Stel het LCD-scherm niet bloot aan direct
zonlicht wanneer dit product niet wordt ge­bruikt. Hierdoor kan de temperatuur in het LCD-scherm oplopen wat kan resulteren in een defect.
p Als u een mobiele telefoon gebruikt, moet
u de antenne van deze telefoon uit de buurt houden van het LCD-scherm om te voorko­men dat de video wordt verstoord door het verschijnen van vlekken, gekleurde strepen enz.
p Om het LCD-scherm tegen beschadigingen
te beschermen, mag u de aanraaktoetsen alleen voorzichtig met uw vingers aan­tippen.
Opmerkingen over het interne geheugen
Voordat u de accu van het voertuig loskoppelt
Als de accu losgekoppeld wordt of leeg raakt, zal het geheugen worden gewist en zult u het toestel opnieuw moeten programmeren. p Sommige gegevens blijven bewaard. Lees
altijd eerst Instellingen die gewist worden. = Zie Instellingen die gewist worden op
bladzijde 182 voor details.
Gegevens die gewist kunnen worden
De informatie wordt gewist door de gele kabel van de accu los te maken (of de accu zelf te verwijderen). p Sommige gegevens blijven bewaard. Lees
altijd eerst Instellingen die gewist worden. = Zie Instellingen die gewist worden op
bladzijde 182 voor details.
Inleiding
13
Nl
Page 14
Hoofdstuk
02
Basisbediening
De namen en functies van de onderdelen controleren
Dit hoofdstuk geeft informatie over de namen van de onderdelen en de hoofdfuncties die bediend wor­den met behulp van de toetsen.
AVIC-F50BT (met het LCD-paneel gesloten)
1 2 3 4 5 6 7
AVIC-F50BT (met het LCD-paneel open)
14
8
9
Nl
Page 15
Basisbediening
AVIC-F950DAB, AVIC-F950BT en AVIC-F850BT
7 8
2
3 4
5
6
a
b
9
Hoofdstuk
02
Basisbediening
1
1 LCD-scherm
2 VOL (+/–) toets
Druk hierop om het volume van de AV (audio en video) bron in te stellen.
3 MODE toets
! Druk hierop om het scherm over te scha-
kelen naar het AV-bedieningsscherm of het AppRadio Mode scherm. = Voor details omtrent de bediening ver-
wijzen wij u naar Gebruik van de navi- gatiemenuschermen op bladzijde 26.
! Druk hierop voor het omschakelen tus-
sen het AppRadio Mode scherm en het AV-bedieningsscherm. = Voor details omtrent de bediening ver-
wijzen wij u naar Gebruik van de navi- gatiemenuschermen op bladzijde 26.
! Houd de toets ingedrukt om het “Aan-
passen afbeeldingscherm weer te
geven. = Zie Het beeld instellen op bladzijde
173 voor details.
! Houd deze toets ingedrukt om het aan-
raakpaneel-kalibratiescherm weer te geven terwijl het Aanpassen afbeel- ding” scherm wordt getoond.
= Zie De reactiestanden van het aanraak-
paneel afstellen (aanraakpaneel kalibre­ring) op bladzijde 159 voor details.
4 HOME toets
! Druk op de HOME toets om het “Top
Menuscherm weer te geven terwijl het
kaartscherm, het AV-bedieningsscherm of het applicatiemenuscherm wordt ge­toond.
! Druk hierop om van het applicatiebedie-
ningsscherm over te schakelen naar het applicatiemenuscherm.
= Voor details omtrent de bediening verwij-
zen wij u naar Gebruik van de navigatie- menuschermen op bladzijde 26.
5 MAP toets
! Druk hierop om de huidige locatie weer
te geven wanneer het navigatiescherm (met een andere weergave dan de huidi­ge locatie) wordt getoond. Wanneer de huidige locatie wordt ge­toond, verandert het scherm naar de ge­registreerde kaartschaal. Wanneer het AV-bronscherm wordt weergegeven, wordt er overgeschakeld naar het scherm met de huidige locatie.
15
Nl
Page 16
Hoofdstuk
02
Basisbediening
= Zie Een schaal registreren op bladzijde
40 voor details.
! Houd de toets even ingedrukt om het
scherm tijdelijk uit te schakelen onge­acht of dit het AV-bronscherm, het scherm met de huidige locatie of het AppRadio Mode scherm is.
= Zie Het scherm tijdelijk uitschakelen
(navigatiesysteem in de stand-by modus) op bladzijde 23 voor details.
6 TRK toets
! Druk hierop voor handmatige zoekaf-
stemming, snel vooruit- en achteruit­spoelen, en zoeken van fragmenten.
! Druk hierop om de terugfunctie en de
menus van het Android apparaat uit te voeren wanneer u de AppRadio Mode met een Android apparaat gebruikt.
7 h toets
8 Disc-laadsleuf
Plaats hier de disc die u wilt afspelen. = Zie Een disc inbrengen en uitwerpen op
bladzijde 17 voor details.
9 SD-kaartsleuf
= Zie Een SD-geheugenkaart inbrengen en
uitwerpen op bladzijde 18 voor details.
a Afneembare frontplaat
dieven te ontmoedigen, zoals hieronder wordt beschreven.
BELANGRIJK
! Stel de afneembare frontplaat niet bloot aan
harde schokken en probeer deze niet te de­monteren.
! Pak nooit de toetsen hard vast en oefen geen
druk uit bij het verwijderen of bevestigen.
! Houd de afneembare frontplaat uit de buurt
van kleine kinderen om te voorkomen dat zij deze in hun mond steken.
! Bewaar de afneembare frontplaat op een vei-
lige plek zodat deze niet bekrast of beschadigd raakt.
! Stel de afneembare frontplaat niet aan direct
zonlicht en hoge temperaturen bloot.
! Zet de contactschakelaar uit (ACC OFF) voor-
dat u de afneembare frontplaat verwijdert of bevestigt.
Verwijderen van de afneembare frontplaat
p Het navigatiesysteem kan niet worden be-
diend wanneer de afneembare frontplaat van het navigatiesysteem is verwijderd.
1 Druk op de
toets.
toets
b
Druk hierop om de afneembare frontplaat van het navigatiesysteem te verwijderen.
= Zie Verwijderen van de afneembare front-
plaat op bladzijde 16 voor details.
Beveiliging van uw product tegen diefstal
p Deze functie is beschikbaar op de AVIC-
F950DAB, AVIC-F950BT en AVIC-F850BT. De afneembare frontplaat kan van het naviga­tiesysteem worden losgemaakt om potentiële
16
Nl
Wanneer u uw vinger van de toets neemt, komt de onderkant van de afneembare front­plaat een stukje los van het navigatiesysteem.
Page 17
Basisbediening
Hoofdstuk
02
2 Pak de onderkant van de afneembare frontplaat voorzichtig vast en trek de frontplaat langzaam naar buiten.
Afneembare frontplaat
Bevestigen van de afneembare frontplaat
1 Schuif de afneembare frontplaat hele­maal in het navigatiesysteem.
Controleer of de afneembare frontplaat stevig in de montagehaken van het navigatiesysteem vastzit.
2 Druk tegen het onderste gedeelte van de afneembare frontplaat totdat u een klik hoort.
Als de afneembare frontplaat niet goed aan het navigatiesysteem kan worden bevestigd, probeert u het nogmaals waarbij u er goed op let dat u niets forceert omdat dit kan resulte­ren in beschadigingen.
De hoek van het LCD­paneel afstellen
p Deze functie is alleen beschikbaar op de
AVIC-F50BT.
WAARSCHUWING
Houd uw handen en vingers tijdens het openen, sluiten of afstellen van het LCD-paneel uit de buurt van het toestel. Let vooral op met de han­den en vingers van kinderen.
BELANGRIJK
Maak het LCD-paneel niet met geweld open of dicht. Dit kan resulteren in een defect.
1 Druk op de h toets. Het “Setup monitorscherm verschijnt.
2 Tip stellen.
3 Tip aan.
p De afgestelde hoek van het LCD-paneel
wordt in het geheugen opgeslagen en het LCD-paneel komt automatisch in die hoek te staan wanneer het LCD-paneel de vol­gende keer wordt geopend of gesloten.
of aan om de hoek af te
Een disc inbrengen en uitwerpen
Een disc inbrengen (voor de AVIC-F50BT)
WAARSCHUWING
! Houd uw handen en vingers tijdens het ope-
nen, sluiten of afstellen van het LCD-paneel uit de buurt van het toestel. Let vooral op met de handen en vingers van kinderen.
! Niet gebruiken wanneer het LCD-paneel open
staat. Als het LCD-paneel open staat, kan dit resulteren in letsel in geval van een ongeluk.
BELANGRIJK
! Maak het LCD-paneel niet met geweld open of
dicht. Dit kan resulteren in een defect.
Basisbediening
17
Nl
Page 18
Hoofdstuk
02
Basisbediening
! Bedien het navigatiesysteem niet voordat het
LCD-paneel volledig is geopend of gesloten.
Als het navigatiesysteem wordt bediend terwijl
het LCD-paneel aan het openen of sluiten is,
kan het LCD-paneel om veiligheidsredenen
tussentijds stoppen. ! Plaats geen glas of blikje op het geopende
LCD-paneel. Hierdoor kan het navigatiesys-
teem worden beschadigd. ! Doe geen andere dingen dan een daarvoor be-
doelde disc in de disc-laadsleuf.
1 Druk op de h toets. Het “Setup monitorscherm verschijnt.
2 Tip [Open] aan.
Het LCD-paneel gaat open en de disc-laad­sleuf verschijnt.
3 Steek de disc in de disc-laadsleuf.
De disc wordt geladen en het LCD-paneel gaat dicht.
Een disc uitwerpen (voor de AVIC-F50BT)
1 Druk op de h toets. Het “Setup monitorscherm verschijnt.
2 Tip [Schijf uitwerpen] aan.
Het LCD-paneel gaat open en de disc komt naar buiten.
3 Verwijder de disc en druk dan op de h toets.
Het LCD-paneel gaat dicht.
Een disc inbrengen (voor de AVIC-F950DAB, AVIC-F950BT en AVIC-F850BT)
BELANGRIJK
Doe geen andere dingen dan een daarvoor be­doelde disc in de disc-laadsleuf.
% Steek de disc in de disc-laadsleuf.
Een disc uitwerpen (voor de AVIC-F950DAB, AVIC-F950BT en AVIC-F850BT)
% Druk op de h toets.
De disc wordt uitgeworpen.
Een SD-geheugenkaart inbrengen en uitwerpen
BELANGRIJK
! Wanneer een SD-geheugenkaart tijdens het
overbrengen van gegevens wordt verwijderd, kan de SD-geheugenkaart worden bescha­digd. Verwijder de SD-geheugenkaart door de aanwijzingen in deze handleiding op te vol­gen.
! Als er gegevens verloren gaan of verminkt
worden op het geheugenapparaat, kunnen deze gegevens gewoonlijk niet meer worden hersteld. Pioneer kan niet aansprakelijk wor­den gesteld voor schade, kosten of uitgaven als gevolg van verlies of onbruikbaar worden van gegevens.
! Plaats niets anders dan SD-geheugenkaarten.
18
Nl
Page 19
Basisbediening
Hoofdstuk
02
p Dit systeem is niet compatibel met de Multi
Media Card (MMC).
p Wij kunnen geen compatibiliteit met alle
SD-geheugenkaarten garanderen.
p Het is mogelijk dat geen optimale presta-
ties worden verkregen met sommige SD-ge­heugenkaarten.
Een SD-geheugenkaart inbrengen (voor de AVIC-F50BT)
BELANGRIJK
! Druk niet op de h toets terwijl de SD-geheu-
genkaart niet volledig in het toestel is gesto­ken. Hierdoor kan de kaart worden beschadigd.
! Druk niet op de h toets voordat de SD-geheu-
genkaart volledig is verwijderd. Hierdoor kan de kaart worden beschadigd.
1 Druk op de h toets en houd de toets in­gedrukt.
Het LCD-paneel gaat helemaal open.
2 Steek de SD-geheugenkaart in de SD­kaartsleuf.
Steek de kaart met de labelkant naar boven ge­keerd naar binnen en druk tegen de kaart tot­dat deze stevig vastklikt.
Een SD-geheugenkaart uitwerpen (voor de AVIC-F50BT)
1 Druk op de h toets en houd de toets in­gedrukt.
Het LCD-paneel gaat helemaal open.
2 Druk voorzichtig tegen het midden van de SD-geheugenkaart totdat u een klik hoort.
3 Trek de SD-geheugenkaart recht naar buiten.
Basisbediening
3 Druk op de h toets.
Het LCD-paneel gaat dicht.
4 Druk op de h toets.
Het LCD-paneel gaat dicht.
Een SD-geheugenkaart inbrengen (voor de AVIC-F950DAB, AVIC­F950BT en AVIC-F850BT)
% Steek de SD-geheugenkaart in de SD­kaartsleuf.
Steek de SD-geheugenkaart met de contacten naar beneden gekeerd naar binnen en druk tegen de kaart totdat deze stevig vastklikt.
Nl
19
Page 20
Hoofdstuk
02
Basisbediening
Een SD-geheugenkaart uitwerpen (voor de AVIC-F950DAB, AVIC­F950BT en AVIC-F850BT)
1 Druk voorzichtig tegen het midden van de SD-geheugenkaart totdat u een klik hoort.
2 Trek de SD-geheugenkaart recht naar buiten.
Een iPod aansluiten en losmaken
BELANGRIJK
! Om verlies van gegevens en beschadiging van
het geheugenapparaat te voorkomen, mag u
dit nooit van het navigatiesysteem losmaken
terwijl er gegevens worden overgebracht. ! Pioneer kan geen compatibiliteit garanderen
met alle USB-massageheugenapparaten en
aanvaardt geen aansprakelijkheid voor verlies
van gegevens op mediaspelers, iPhones,
smartphones of andere apparaten bij gebruik van dit product.
Uw iPod aansluiten
Voor gebruikers van een iPod met 30­pens connector
Gebruik een USB-interfacekabel voor de iPod / iPhone (CD-IU201N) (los verkrijgbaar) om uw iPod op het navigatiesysteem aan te sluiten.
Voor details over de compatibiliteit van de
p
iPods met dit navigatiesysteem wordt u ver­wezen naar de informatie op onze website.
p
Aansluiten via een USB-hub is niet mogelijk.
Voor gebruikers van een iPod met Lightning­connector die een USB-interfacekabel voor de iPod / iPhone gebruiken
U kunt uw iPod met een USB-interfacekabel voor de iPod / iPhone (CD-IU201N) (los ver­krijgbaar) en een Lightning-naar-30-pens adap­ter (Apple Inc. producten) (los verkrijgbaar) op dit navigatiesysteem aansluiten. De functies die verband houden met iPod-vide­obestanden zijn in dit geval niet beschikbaar.
Voor gebruikers van een iPod met Lightning-connector die een HDMI/ USB-interfacekabel voor de iPod / iPhone gebruiken
Om muziek- en/of videobestanden op uw iPod met dit navigatiesysteem af te spelen, sluit u de volgende kabels aan en start dan CarMediaPlayer terwijl AppRadio Mode is ingeschakeld. ! HDMI/USB-interfacekabel voor de iPod /
iPhone (CD-IH202) (los verkrijgbaar)
! Lightning digitale AV-adapter (Apple Inc.
producten) (los verkrijgbaar)
! Lightning-naar-USB-kabel (wordt bij de
iPhone met Lightning-connector geleverd)
= Zie Hoofdstuk 25 voor details over
AppRadio Mode.
= Zie de CarMediaPlayer handleiding voor
verdere informatie.
20
Nl
Page 21
Basisbediening
Hoofdstuk
02
1 Controleer of er geen USB-geheugen­apparaat is aangesloten.
2 Sluit uw iPod aan.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Installatiehandleiding.
! Voor gebruikers van een iPod met 30-
pens connector
USB-interfacekabel voor de iPod / iPhone
!
Voor gebruikers van een iPod met Light­ning-connector die een USB-interfaceka­bel voor de iPod / iPhone gebruiken
Lightning-naar-30-pens adapter
! Voor gebruikers van een iPod met
Lightning-connector die een HDMI/ USB-interfacekabel voor de iPod / iPhone gebruiken
Lightning digitale AV-adapter
HDMI/USB-interface­kabel voor de iPod / iPhone
Lightning-naar-USB-
kabel
Uw iPod losmaken
% Trek de kabels los nadat u gecontro­leerd hebt of er geen gegevenscommunica­tie is.
Basisbediening
USB-interfacekabel voor de iPod / iPhone
Een USB-geheugenapparaat aansluiten en losmaken
BELANGRIJK
! Om verlies van gegevens en beschadiging van
het geheugenapparaat te voorkomen, mag u dit nooit van het navigatiesysteem losmaken terwijl er gegevens worden overgebracht.
! Pioneer kan geen compatibiliteit garanderen
met alle USB-massageheugenapparaten en aanvaardt geen aansprakelijkheid voor verlies van gegevens op mediaspelers, iPhones, smartphones of andere apparaten bij gebruik van dit product.
Nl
21
Page 22
Hoofdstuk
02
Basisbediening
p Het is mogelijk dat geen optimale presta-
ties worden verkregen met sommige USB-
geheugenapparaten. p Aansluiten via een USB-hub is niet moge-
lijk. p U hebt een USB-interfacekabel voor de
iPod / iPhone (los verkrijgbaar) nodig om
de verbinding te maken.
Gebruikers van een iPod met Lightning-
connector kunnen ook een USB-geheugen-
apparaat op dit navigatiesysteem aanslui-
ten door dit in de USB-poort van een
andere los verkrijgbare kabel te steken.
Een USB-geheugenapparaat aansluiten
1 Trek de stekker uit de USB-poort van de USB-interfacekabel voor de iPod / iPhone.
2 Steek het USB-geheugenapparaat in de USB-interfacekabel voor de iPod / iPhone.
USB-interfacekabel voor de iPod / iPhone
Opstarten en afsluiten
1 Start de motor om het systeem op te starten.
Na een korte pauze wordt het startscherm een paar seconden lang weergegeven.
p Om het LCD-scherm tegen beschadigingen
te beschermen, mag u de aanraaktoetsen alleen voorzichtig met uw vingers aantip­pen.
2 Schakel de motor van het voertuig uit om het systeem af te sluiten.
Het navigatiesysteem wordt ook uitge­schakeld.
De eerste maal inschakelen
Wanneer u het navigatiesysteem de eerste maal gebruikt, moet u de taal selecteren die u wilt gebruiken.
1 Start de motor om het systeem op te starten.
Na een korte pauze wordt het startscherm een paar seconden lang weergegeven.
2 Tip op het scherm de taal aan die u wilt gebruiken.
USB-geheugenapparaat
Een USB-geheugenapparaat losmaken
% Maak het USB-geheugenapparaat los nadat u gecontroleerd hebt of er geen ge­gevens worden overgebracht.
22
Nl
Page 23
Basisbediening
Hoofdstuk
02
3 Tip de taal aan die u wilt gebruiken voor de stembegeleiding.
Het navigatiesysteem zal nu opnieuw starten.
4 Lees de bepalingen zorgvuldig, contro­leer de details en tip dan [OK] aan als u met de voorwaarden akkoord gaat.
Het kaartscherm verschijnt.
p De bepalingen verschijnen als tevoren het
navigatiescherm werd weergegeven. Lees de bepalingen zorgvuldig, controleer de details en tip dan [OK] aan als u met de voorwaarden akkoord gaat. Nadat u [OK] hebt aangetipt, wordt weer het scherm weergegeven dat getoond werd voordat de contactschakelaar werd uitgezet (ACC OFF).
Een bericht over de kaartdatabase
Wanneer u het navigatiesysteem in gebruik neemt, kan er een bericht over de kaartgege­vens worden weergegeven. p Dit bericht wordt weergegeven de eerste
keer dat u het navigatiesysteem elke maand inschakelt.
p Tip het bericht aan om dit te sluiten of
wacht acht seconden waarna het bericht automatisch verdwijnt.
Demonstratiebeelden
Als u het navigatiesysteem langer dan vijf mi­nuten niet bedient, worden de demonstratie­beelden weergegeven. p De demonstratiebeelden worden niet weer-
gegeven als u rijdt nadat u het navigatiesys­teem hebt aangebracht.
Basisbediening
Inschakelen bij normaal gebruik
% Start de motor om het systeem op te starten.
Na een korte pauze wordt het startscherm een paar seconden lang weergegeven.
p Het scherm dat getoond wordt hangt af van
de vorige omstandigheden.
p Als de antidiefstalfunctie is geactiveerd,
moet u uw wachtwoord invoeren.
Het scherm tijdelijk uitschakelen (navigatiesysteem in de stand-by modus)
U kunt het scherm tijdelijk uitschakelen wan­neer dit bijvoorbeeld s avonds hindert of als het scherm te helder is.
% Druk op de MAP toets en houd de toets ingedrukt.
Het scherm wordt tijdelijk uitgeschakeld.
Nl
23
Page 24
Hoofdstuk
02
Basisbediening
p Als u het scherm aantipt terwijl het naviga-
tiesysteem in de stand-by modus staat, wordt er teruggekeerd naar het oorspronke­lijke scherm. Bij indrukken van de MAP toets wordt de stand-by modus ook geannuleerd en het scherm met de huidige locatie weergege­ven. Als u op de MODE toets drukt, wordt de stand-by modus geannuleerd en het AV­bronscherm weergegeven.
p Wanneer het navigatiesysteem in de stand-
by modus staat, zal er geen stembegelei­ding zijn. Het geluid van de audiobron wordt wel weergegeven.
p De stand-by modus wordt niet geannuleerd
wanneer de contactschakelaar wordt aan­of uitgezet.
24
Nl
Page 25
Basisbediening
Hoofdstuk
02
Basisbediening
25
Nl
Page 26
Hoofdstuk
02
Basisbediening
Gebruik van de navigatiemenuschermen
1 Top Menu
Dit is het startmenu voor toegang tot de ge-
wenste schermen en voor het bedienen van
de diverse functies. U kunt via dit menu ook
uw ingestelde route controleren of annuleren.
p Als u op de HOME toets drukt, ver-
schijnt het scherm van het Top Menu of het snelkoppelingenmenu dat de laat­ste keer werd weergegeven.
p [Apps] is alleen beschikbaar wanneer
een iPhone of smartphone op dit navi­gatiesysteem is aangesloten.
2 Snelkoppelingenmenu
p Als u op de HOME toets drukt, ver-
schijnt het scherm van het Top Menu
26
Nl
of het snelkoppelingenmenu dat de laat­ste keer werd weergegeven.
3 AV-bedieningsscherm
Dit is het scherm dat gewoonlijk verschijnt wanneer u een AV-bron afspeelt.
4 Kaartscherm
U kunt dit scherm gebruiken om de huidige voertuigpositie-informatie en de route naar de bestemming te controleren.
5 Bewerken/Instellingen scherm
Toegang tot het scherm voor het aanpassen van de instellingen aan uw eigen voorkeuren.
6 AppRadio Mode scherm
Page 27
Basisbediening
Hoofdstuk
02
In deze handleiding worden het applicatieme­nuscherm en het applicatiebedieningsscherm samen aangeduid als het AppRadio Mode scherm.
7 Applicatiemenuscherm
Dit navigatiesysteem kan naar het applicatie­menu overschakelen, waarna u de applicatie voor de iPhone of smartphone op het scherm kunt weergeven en bedienen.
8 Applicatiebedieningsscherm
U kunt de applicaties voor de iPhone of smart­phone rechtstreeks op het navigatiescherm bedienen.
9 Informatie scherm
Toegang tot het scherm voor het beheren van diverse informatie zoals de systeeminformatie van het toestel.
a Routebewerkingsscherm
Op dit scherm kunt u de condities voor het be­rekenen van de huidige route bewerken.
b Bestemming scherm
Op dit menu kunt u naar uw bestemming zoe­ken.
c Telefoon scherm
Toegang tot het scherm dat verband houdt met handsfree telefoneren.
Snelkoppelingenmenu
Door uw favoriete menu-items in snelkoppelin­gen te registreren kunt u snel naar een geregi­streerd menuscherm springen door even op het Snelkoppelingenmenu scherm te tippen.
2 Tip aan.
Het Snelkoppelingen selectiescherm ver­schijnt.
3 Tip het tabblad aan of tip
of aan om het pictogram weer te geven dat u voor de snelkoppeling wilt instellen.
Tabbladen
4 Tip het pictogram aan dat u aan de snelkoppelingen wilt toevoegen en houd het vast.
5 Verplaats het pictogram naar de boven­kant van het scherm en laat het los.
Het geselecteerde pictogram is aan de snel­koppelingen toegevoegd.
Basisbediening
Een snelkoppeling selecteren
p In totaal kunnen er 10 menu-items in snel-
koppelingen worden geregistreerd.
1 Geeft het Snelkoppelingenmenu scherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
27
Nl
Page 28
Hoofdstuk
02
Basisbediening
Een snelkoppeling verwijderen
1 Tip het pictogram van de snelkoppeling die u wilt verwijderen aan en houd het pic­togram vast.
2 Verplaats het pictogram naar de onder­kant van het scherm en laat het los.
Gebruik van het aanraakpaneel
U kunt het product bedienen door de marke­ringen en items (aanraaktoetsen) die op het scherm worden weergegeven rechtstreeks met uw vingers aan te tippen.
Gebruik van de gemeenschappelijke aanraaktoetsen
1 2
1
Er wordt teruggekeerd naar het vorige scherm.
2
Het scherm wordt gesloten.
Bedieningslijstschermen (bijv. POI-lijst)
23 4
1
1
Door de of op de schuifbalk aan te tip­pen, schuift u door de lijst en kunt u de reste­rende items zien.
2 Schermtitel 3 Items in de lijst
Bij aantippen van een item in de lijst kunt u de opties beperken en doorgaan naar de vol­gende bedieningsstap.
4
Als niet alle tekens in het daarvoor bestemde venster passen, kunt u de toets rechts van het item aanraken om de rest te kunnen zien.
Gebruik van het toetsenbord op het scherm
b
a
9
1
8
28
4327
56
1 Toetsenbord
Bij aantippen van de toetsen worden de te­kens in het tekstvak ingevoerd.
2
Hiermee kunt u omschakelen tussen hoofdlet­ters en kleine letters.
3 ABC
Nl
Page 29
Basisbediening
Hoofdstuk
02
Hiermee kunt u letters en cijfers invoeren.
4 Spatie
Hiermee kunt u spaties invoeren. Het aantal spaties dat wordt ingevoerd is ge­lijk aan het aantal keren dat de toets wordt aangetipt.
5 Overige
Hiermee kunt u andere tekens van het alfabet invoeren.
p Wanneer u A, Ä, Å, Ægebruikt,
zal het weergegeven resultaat hetzelfde zijn.
6 Symb.
Hiermee kunt u tekst invoeren met symbolen zoals &, +of cijfers.
7 OK
Hiermee bevestigt u de invoer en gaat u door naar de volgende stap.
8
Hiermee kiest u een andere indeling van het toetsenbord.
9
Hiermee wist u de ingevoerde tekst letter voor letter, beginnend bij het einde van de tekst. Door de toets te blijven aantippen wordt de hele tekst gewist.
a
Hiermee kunt u de cursor een aantal tekens naar rechts of links verplaatsen gelijk aan het aantal keren dat de toets wordt aangetipt.
b Tekstvakje
Toont de tekens die zijn ingevoerd. Als er geen tekst in het vakje is, wordt er informatieve tekst getoond.
Voorbeeld: CD
Basisbediening
Veegresponsgebied
j
Bedieningsgids
De bedieningsgids verschijnt.
2 Terwijl u het scherm aantipt, schuift u uw vinger naar de functie die u wilt uitvoe­ren en neemt dan uw vinger van het scherm af.
Veeghandeling
U kunt sommige navigatie- en audiofuncties bedienen door uw vinger verticaal en horizon­taal te schuiven terwijl u met de vinger het scherm aantipt.
1 Tip het veegresponsgebied aan en houd dit vast.
p Het veegresponsgebied verschilt afhankelijk
van het weergegeven scherm.
j
29
Nl
Page 30
Hoofdstuk
02
Basisbediening
De geselecteerde functie wordt ingezoomd en de functie treedt in werking.
Veeghandelingenlijst
Navigatie
Bedienings­scherm
Gidsdisplay
De functie voor alterna­tieve routes houdt reke­ning met ver­keersopstop­pingen en afgesloten/ge­blokkeerde wegen
App view
kaart
(*1) Toont dit scherm nadat u uw vinger van de cirkel hebt gehaald.
Handeling
Toont de afslagrichting bij het volgende begeleidingspunt en de afstand, en geeft een ge­sproken aankondiging.
Annuleert de weergave van de kruisinggidskaart.
Verbergt de stratenlijst.
Toont het volgende begelei­dingspunt.
Selecteert een alternatieve route.
Selecteert de huidige route.
Toont de afslagrichting bij het volgende begeleidingspunt en de afstand, en geeft een ge­sproken aankondiging.
De geluidmengfunctie wordt uitgeschakeld.
De geluidmengfunctie wordt ingeschakeld.
Toont het AppRadio Mode
(*1)
scherm.
! De kruising-gidsdisplay en de knooppunt-
gidsdisplay
Veegresponsgebied
De andere gidsdisplays
Veegresponsgebied
j
30
Nl
Page 31
Basisbediening
Hoofdstuk
02
! De functie voor alternatieve routes houdt
rekening met verkeersopstoppingen en af­gesloten/geblokkeerde wegen
Veegresponsgebied
j
Geluid
Bedienings­scherm
Radio (FM, MG/LG)
Digitale radio (DAB) (*1)
Handeling
Teruggaan naar de vorige voorkeurzender.
Doorgaan naar de volgende voorkeurzender.
Schakelt de geluidsdemping uit.
Schakelt de geluidsdemping in.
Teruggaan naar de vorige voorkeurzender.
Doorgaan naar de volgende voorkeurzender.
Schakelt de geluidsdemping uit.
Schakelt de geluidsdemping in.
Bedienings­scherm
Disc (CD, CD­R, CD-RW)/ Bluetooth Audio
Disc (DVD­Video)
Disc (DivX-vi­deobestan­den)/SD/USB
iPod
Handeling
Teruggaan naar het vorige fragment.
Doorgaan naar het volgende fragment.
Schakelt de geluidsdemping uit.
Schakelt de geluidsdemping in.
Teruggaan naar het vorige hoofdstuk.
Doorgaan naar het volgende hoofdstuk.
Schakelt de geluidsdemping uit.
Schakelt de geluidsdemping in.
Teruggaan naar het vorige be­stand.
Doorgaan naar het volgende bestand.
Schakelt de geluidsdemping uit.
Schakelt de geluidsdemping in.
Teruggaan naar het vorige hoofdstuk of muziekstuk.
Doorgaan naar het volgende hoofdstuk of muziekstuk.
Schakelt de geluidsdemping uit.
Schakelt de geluidsdemping in.
Basisbediening
31
Nl
Page 32
Hoofdstuk
02
Basisbediening
Bedienings­scherm
Aha Radio
(*1) Deze bron is alleen beschikbaar op de AVIC­F950DAB.
Handeling
Teruggaan naar de vorige con­tent.
Doorgaan naar de volgende content.
Schakelt de geluidsdemping uit.
Schakelt de geluidsdemping in.
Handsfree telefoneren
Bedienings­scherm
Een oproep ontvangen
Handeling
Hiermee kunt u de telefoon opnemen.
Hiermee beëindigt u het ge­sprek.
! Een oproep ontvangen
32
Veegresponsgebied
j
Nl
Page 33
Het gebruik van de kaart
De meeste informatie die door uw navigatiesysteem wordt gegeven, kan op de kaart worden gezien. U moet vertrouwd raken met de manier waarop de informatie op de kaart wordt getoond.
Hoofdstuk
03
Het kaartscherm aflezen
Dit voorbeeld toont een 2D-kaartscherm.
ed
1
2
3
4
5
p De informatie met een sterretje (*) wordt al-
leen weergegeven wanneer de route be­paald is.
p Afhankelijk van de voorwaarden en basisin-
stellingen worden bepaalde onderdelen niet weergegeven.
1 Huidige tijd 2 Aanraaktoets voor kaartschaal
Tip [+] of [–] aan om de schaal van de kaart te veranderen. U kunt de schaal van de kaart instellen tussen 10 meter en 2 000 kilometer (10 yard en 1 000 mijl).
p Het hieronder getoonde _teken geeft
de schaalafstand aan (alleen 2D-weer­gave).
3 Kaartbesturing
Het Bekijkscherm verschijnt waarop de weergavemodus en de oriëntatie van de kaart kunnen worden ingesteld.
Het gebruik van de kaart
c
b a
9
8
7
6
= Voor details omtrent de bediening ver-
wijzen wij u naar Omschakelen van de weergave op bladzijde 37.
= Zie Omschakelen van de oriëntatie van
de kaart op bladzijde 38 voor details.
4 Huidige positie
Toont de huidige locatie van uw voertuig. De punt van het driehoeksteken geeft aan in welke richting u rijdt en het teken beweegt au­tomatisch met het rijden mee.
p De punt van het driehoeksteken is de
feitelijke positie van het voertuig.
5 Informatiebalk
Tip deze toets enkele malen aan om de dis­play-informatie als volgt te veranderen.
! De informatie die aangeeft waar uw
voertuig langs of door rijdt
33
Nl
Page 34
Hoofdstuk
03
Het gebruik van de kaart
p Wanneer Straatnaamwordt gese-
lecteerd op Info huidige locatie. van Instell. navig., wordt de naam van de straat of de stad weergege­ven. Als Coordinatenwordt gese­lecteerd, worden de breedtegraad en de lengtegraad weergegeven.
= Zie De weergave van de huidige
straatnaam instellen op bladzijde
152 voor details.
p Wanneer er geen gegevens over de
huidige positie zijn, wordt er geen in­formatie weergegeven.
! De AV-bron die nu geselecteerd is
p Afhankelijk van de bron die op het
moment is gekozen, wordt er een beeld weergegeven.
6 Telefoontoets
Toont het Telefoon” scherm.
= Zie Het telefoonmenu weergeven op
bladzijde 74 voor details.
7 Richtingslijn*
De richting naar uw bestemming (volgende tussenpunt, of de positie van een cursor) wordt door een rechte lijn aangegeven.
8 Huidige route*
De route die nu is ingesteld wordt in kleur op de kaart aangegeven. Als er een tussenpunt op de route is ingesteld, wordt de route na dit tussenpunt in een andere kleur aangegeven.
9 Volgende rijrichting*
Naarmate u dichter bij het begeleidingspunt komt, verandert de kleur van het item naar groen.
a Afstand tot het begeleidingspunt*
Toont de afstand tot het volgende begelei­dingspunt.
b Tweede manoeuvre pijl*
Toont de afslagrichting na het volgende bege­leidingspunt en de afstand erna toe.
c Het nummer en de naam van de te gebrui-
ken straat (of het volgende begeleidings­punt)*
Toont het nummer en de naam van de straat die gaat komen. Als u naam van de straat verschoven en verschijnen de verborgen letters.
aantipt, wordt de
d Geschatte aankomsttijd op uw bestem-
ming of tussenpunt*
De geschatte aankomsttijd is een ideale waar­de berekend aan de hand van de waarde inge­steld voor Lokale weg, Hoofdweg of Autosnelweg, en de werkelijke rijsnelheid. De geschatte aankomsttijd is enkel een refe­rentiewaarde en biedt geen garantie van aan­komst op dat tijdstip.
= Zie De virtuele snelheid van het voertuig
wijzigen op bladzijde 155 voor details.
e Afstand tot de bestemming (of afstand tot
het tussenpunt)*
Betekenis van de begeleidingsvlaggen
Picto­gram
Betekenis
Bestemming
De geblokte vlag geeft uw bestemming aan.
Tussenpunt
De rode vlaggen tonen uw tussenpun­ten.
Begeleidingspunt
Het volgende begeleidingspunt (vol­gende afslagpunt, enz.) wordt aangege­ven door een oranje vlag.
Vergrote kaart van de kruising
Wanneer Inzoomenop het Begeleiding scherm is ingesteld op Aan, zal er een uitver­groting van de kaart van de kruising verschij­nen.
= Zie De automatische zoomweergave instel-
len op bladzijde 155 voor details.
34
Nl
Page 35
Het gebruik van de kaart
Hoofdstuk
03
p Wanneer de uitvergroting van de kaart van
de rotonde verschijnt, worden de afritnum­mers getoond op elke afrit. De stembegelei­ding klinkt vanaf de inrit tot de afrit.
De weergave tijdens het rijden op de snelweg
Op sommige plaatsen van de snelweg is rij­baaninformatie beschikbaar. De kaart geeft dan de aanbevolen rijbaan aan om gemakke­lijk naar het volgende begeleidingspunt te kun­nen gaan.
1
Tijdens het rijden op de snelweg kunnen er af­ritnummers en afritborden verschijnen in de buurt van knooppunten en afritten.
2 3
4
1 Informatie over rijstroken
! Groene rijstrook:
Rijstrook van routebegeleiding Groene rijstrook met witte pijl: Aanbevolen rijstrook
! Grijze rijstrook:
Geen rijstrook van routebegeleiding
p Op tolwegen zijn de rijstroken blauw in
plaats van groen.
2 Informatie over snelwegafritten
Geeft de afrit van de snelweg aan.
3 Borden van de snelweg
Deze geven het wegnummer aan en geven in­formatie over de richting.
4 Afstand tot het volgende begeleidings-
punt
Hier wordt de afstand tot het volgende bege­leidingspunt getoond.
p Als deze gegevens niet voorhanden zijn in
het ingebouwde geheugen, is deze infor­matie niet beschikbaar, ook al ziet u de be­treffende aanduidingen op of aan de weg.
Typen wegen die in de kaartdatabase zijn opgeslagen
Wegen die in de routebegeleiding zijn opgenomen
Bocht-per-bocht routes bevatten volledige ge­gevens over de attributen en kunnen gebruikt worden voor een alomvattende routebegelei­ding. Pioneer Navigation geeft de volledige routebeschrijving weer, inclusief de bocht-per­bocht stembegeleiding en pijlpictogrammen.
Wegen zonder bocht-per-bocht instructies
Beperkt navigeerbare wegen (de route wordt weergegeven en aangeduid in roze) hebben al­leen basisgegevens en kunnen alleen gebruikt worden om een navigeerbare route uit te zet­ten. Pioneer Navigation geeft de volledige rou­tebeschrijving weer, inclusief bocht-per-bocht stembegeleiding en pijlpictogrammen. Neem voor uw veiligheid tijdens het rijden over de aangegeven route alle plaatselijke verkeersre­gels nauwkeurig in acht. Op deze wegen worden geen bocht-per-bocht richtingaanwijzingen weergegeven.
Het gebruik van de kaart
35
Nl
Page 36
Hoofdstuk
03
Het gebruik van de kaart
Wegen waarover geen route kan worden uitgezet (wegen met lichtgrijze kleur)
Deze wegen kunnen op de kaart worden weer­gegeven maar kunnen niet worden gebruikt voor een routeberekening. Let langs dergelijke routes goed op alle lokale verkeersregels en volg ze op. (Voor uw eigen veiligheid.)
Bediening op het kaartscherm
De kaart naar de plaats verschuiven die u wilt zien
1 Geef het kaartscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip de kaart aan en houd deze vast in de gewenste richting.
De kaart beweegt gecentreerd rondom de po­sitie die u hebt aangetipt.
2
1
1 Cursor 2 Afstand vanaf de huidige locatie 3 Registratie
U kunt de locatie die wordt aangegeven door de huidige cursorpositie registreren als Favorieten. = Zie Locaties registreren en bewerken op
bladzijde 58 voor details.
4 Omgeving
U kunt de POIs in de buurt van de cursor­positie zoeken door een categorie te selec­teren. = Zie Een dichtbijzijnde POI zoeken op
bladzijde 46 voor details.
5 OK
3 4
5
U kunt een route zoeken naar een bestem­ming aangegeven door de cursorpositie.
= Zie Een route uitzetten naar uw bestem-
ming op bladzijde 51 voor details.
3 Om de positie slechts een kleine stukje te veranderen, tipt u eerst [Aanp.] aan en dan de richtingspijl (acht richtingen) waar­in u kleine afstellingen wilt maken.
Telkens wanneer de richtingspijl wordt aange­tipt, verschuift de kaart een klein stukje. De richtingspijl verdwijnt wanneer [Aanp.] op­nieuw wordt aangetipt.
p Druk op de MAP toets om de kaart te laten
terugkeren naar de huidige positie.
Informatie over een opgegeven locatie bekijken
U kunt gedetailleerde informatie weergeven over de locaties die u hebt opgezocht met het bestemmingsmenu, zolang de informatie over de locatie in het systeem is opgeslagen.
1 Zoek naar een locatie met behulp van het Bestemmingscherm.
= Zie Hoofdstuk 4 voor details.
2 Tip aan.
Het “Detailsscherm verschijnt.
36
Nl
Page 37
Het gebruik van de kaart
Hoofdstuk
03
3 Tip het item aan waarvan u de gede­tailleerde informatie wilt zien.
De informatie voor de opgegeven locatie ver­schijnt.
1
234
De informatie varieert al naar gelang de loca­tie. (Het is mogelijk dat er geen informatie is over de betreffende locatie.)
1
Geeft het kaartscherm weer.
2 OK
Zoekt de route naar de weergegeven loca­tie. p Als de route reeds is ingesteld, kan de
weergegeven locatie worden gewijzigd in de bestemming of een tussenpunt.
3
Stelt u in staat om de locatie te bellen als er een telefoonnummer beschikbaar is. (Hier­voor is paren met een mobiele telefoon uit­gerust met Bluetooth draadloze technologie vereist.)
4
De vorige voorziening of de volgende voor­ziening verschijnt bij het zoeken naar een POI.
Omschakelen van de weergave
Voor de navigatiebegeleiding kunnen verschil­lende typen schermweergaven worden gese­lecteerd.
1 Geef het kaartscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip op het kaartscherm aan. Het “Bekijkscherm verschijnt.
3 Tip het type aan dat u wilt instellen.
U kunt de volgende typen selecteren:
! 2D-aanzicht (standaardinstelling):
Er wordt een normale kaart (2D-kaart) weer­gegeven.
! 3D-beeld:
Er wordt een kaart met een aanzicht vanuit de lucht (3D-kaart) weergegeven.
Het gebruik van de kaart
! App view:
Toont het scherm van een applicatie voor de iPhone of smartphone op de rechterkant van het scherm en de kaart op de linkerkant van het scherm.
37
Nl
Page 38
Hoofdstuk
03
Het gebruik van de kaart
Als u de kaart aantipt, verschuift de kaart over het hele scherm. En als u het scherm van een applicatie voor de iPhone of smart­phone aantipt, verschijnt het AppRadio Mode scherm.
= Zie De kaart naar de plaats verschuiven
die u wilt zien op bladzijde 36 voor de-
tails.
= Zie Veeghandeling op bladzijde 29 voor
details.
! Zicht achter:
Toont het beeld van de achteruitkijkcamera op de rechterkant van het scherm en de kaart op de linkerkant van het scherm.
De kaart geeft de richting van het voertuig altijd zo weer dat het voertuig zich naar de bovenkant van het scherm beweegt. Wanneer Rijrichting bovenis geselec­teerd, wordt
! Noorden boven:
De kaart toont het noorden altijd bovenaan het scherm. Wanneer Noorden bovenis geselec­teerd, wordt
p De rode pijl geeft het noorden aan. p De oriëntatie van de kaart is vast ingesteld
op Noorden bovenwanneer de schaal van de kaart 50 kilometer (25 mijl) of meer is.
p De oriëntatie van de kaart is vast ingesteld
op Rijrichting bovenwanneer het 3D­kaartscherm wordt weergegeven.
p De oriëntatie van de kaart is vast ingesteld
op Noorden bovenwanneer de huidige positie wordt weergegeven, ongeacht of het 2D-kaartscherm of de 3D-kaart wordt weer­gegeven.
1 Geef het Bekijkscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Omschakelen van de weergave op bladzijde 37.
aangegeven.
aangegeven.
p Deze functie is beschikbaar wanneer de
instelling voor de achteruitkijkcamera op Aanstaat.
= Zie Instelling voor de achteruitkijkcamera
op bladzijde 175 voor details.
Omschakelen van de oriëntatie van de kaart
U kunt de richting waarin uw voertuig op de kaart wijst instellen op Rijrichting bovenof Noorden boven. ! Rijrichting boven:
38
Nl
2 Tip [Oriëntatie kaart] aan om de rich­ting van uw voertuig op de kaart te veran­deren.
Elke keer dat u de toets aantipt, verandert de instelling.
Markeringen voor eenrichtingsstraten weergeven
U kunt markeringen voor eenrichtingsstraten weergeven. p U kunt de aanduiding van straten met een-
richtingsverkeer op de 100 meter (0,1 mijl) schaal in- en uitschakelen.
Page 39
Het gebruik van de kaart
Hoofdstuk
03
1 Geef het Bekijkscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Omschakelen van de weergave op bladzijde 37.
2 Tip [enkelr., op 100m] aan.
Elke keer dat de toets wordt aangetipt, wordt de aanduiding voor eenrichtingsstraten op de 100 meter (0,1 mijl) schaal beurtelings in- en uitgeschakeld.
POI’s op de kaart weergeven
Er worden pictogrammen op de kaart weerge­geven voor de voorzieningen (POIs) in de om­geving. p De POI-pictogrammen worden niet weerge-
geven wanneer de kaartschaal 1 kilometer (0,75 mijl) of meer is.
p Maximaal kunnen er 200 items of 100 voor-
ingestelde POIs op de kaart worden weer­gegeven.
De vooringestelde POIsopde kaart weergeven
p U kunt in totaal 200 items uit de subcatego-
rieën of de gedetailleerde categorieën se­lecteren.
p Als u de POI-pictogrammen niet op de
kaart wilt weergeven, tipt u [Verberg] aan. (Zelfs als Verbergis geselecteerd, blijft de instelling voor de POI-selectie bewaard.)
# Als u menu.
aantipt, verdwijnt het pop-up
4 Tip de gewenste hoofdcategorie aan.
Er zal een lijst met subcategorieën onder de geselecteerde hoofdcategorie verschijnen.
p Als u een item aantipt, wordt de indicator
aan de rechterkant van de lijst ingeschakeld en geeft aan dat het item is geselecteerd. Als u hetzelfde item nogmaals aantipt, wordt de indicator uitgeschakeld en is de selectie geannuleerd.
5 Tip de subcategorie aan die u wilt weergeven.
Het gebruik van de kaart
1 Geef het Bekijkscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Omschakelen van de weergave op bladzijde 37.
2 Tip [Toon POI’s] aan.
3 Tip [Verberg] aan en tip dan [Bekijk] aan.
De indicator van de geselecteerde POI licht op en u kunt verdergaan met het selecteren van de POI.
p De indicator licht ook op wanneer er meer-
dere POIs zijn geselecteerd. Bij opnieuw aantippen van de voorziening wordt de indi­cator uitgeschakeld en de selectie van de POI ongedaan gemaakt.
p Om nog een POI te selecteren, tipt u
aan om terug te keren naar het scherm van stap 2 en herhaalt dan stap 2 en 3.
Nl
39
Page 40
Hoofdstuk
03
Het gebruik van de kaart
6 Tip aan.
Het scherm keert terug naar het kaartscherm en het logo van de geselecteerde POI verschijnt.
Een schaal registreren
U kunt voor elke kaart een schaal registreren overeenkomstig de weergavemethode. U kunt de kaart in de geregistreerde schaal bekijken door de MAP te drukken, ook als u de weerga­vemodus hebt omgeschakeld.
1 Stel de kaartschaal in op de schaal die u wilt registreren.
2 Geef het Bekijkscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Omschakelen van de weergave op bladzijde 37.
3 Tip [Schaal opslaan] aan.
Er verschijnt een bevestigingsmelding.
4 Tip [Ja] aan.
De registratie is voltooid.
40
Nl
Page 41
Een locatie zoeken en selecteren
Hoofdstuk
04
BELANGRIJK
Om veiligheidsredenen zijn de functies voor de bepaling van de route niet beschikbaar zolang het voertuig rijdt. Om deze functies te activeren en een route te bepalen, dient u op een veilige plaats te stoppen en de handrem aan te trekken.
p Sommige informatie over verkeersregels is
afhankelijk van het tijdstip waarop de route wordt berekend. Deze informatie is daarom mogelijk niet in overeenstemming met een bepaalde verkeersregel op het moment dat uw voertuig de betreffende locatie passeert. Bovendien gelden de aangegeven verkeers­regels voor een personenauto en niet voor een bedrijfsauto. Houd u altijd aan de daadwerkelijke verkeersregels wanneer u in uw voertuig rijdt.
De basisinstructies voor het uitstippelen van uw route
1 Parkeer uw voertuig op een veilige plaats
en trek de handrem aan.
j
2 Geef het Bestemmingscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening ver-
wijzen wij u naar Gebruik van de naviga- tiemenuschermen op bladzijde 26.
j
3 Kies de methode voor het zoeken van uw
bestemming.
j
4 Voer de informatie over uw bestemming in
om de route te berekenen.
j
5 Bevestig de locatie op de kaart.
= Zie Een route uitzetten naar uw bestem-
ming op bladzijde 51 voor details.
j
6 Het navigatiesysteem berekent de route
naar uw bestemming en geeft daarna de route weer op de kaart.
Een locatie zoeken en selecteren
j
7 Controleer de route en leg deze vast.
= Zie Een route uitzetten naar uw bestem-
ming op bladzijde 51 voor details.
j
8 Het navigatiesysteem stelt de route naar uw
bestemming in en er wordt een kaart van uw omgeving weergegeven.
j
9 Zet de handrem vrij en rijd overeenkomstig
de navigatiebegeleiding.
Nl
41
Page 42
Hoofdstuk
04
Een locatie zoeken en selecteren
Een locatie aan de hand van het adres zoeken
De meest gebruikte functie is Adres, waarbij het adres wordt opgegeven en de bestemming wordt opgezocht. U kunt de methode selecteren voor het opzoe­ken van een locatie via het adres.
! Opzoeken aan de hand van de straatnaam ! Opzoeken aan de hand van de naam van
de stad
! Opzoeken van een locatie aan de hand van
de postcode
Opzoeken aan de hand van de straatnaam
p Afhankelijk van de zoekresultaten is het
mogelijk dat sommige stappen worden overgeslagen.
p Wanneer u tekens invoert, doorzoekt het
systeem automatisch de database naar alle mogelijke opties. Er wordt alleen op de in­gevoerde tekens gezocht.
p Zodra het aantal mogelijkheden 20 of min-
der bereikt, verandert het scherm automa­tisch in het zoekresultatenscherm.
3 Tip [Land] aan.
4 Tip een van de items in de lijst aan om het land in te stellen.
Het scherm keert terug naar het vorige scherm.
5 Tip [Straat] aan.
1 Geef het Bestemmingscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Adres] aan.
42
Nl
6 Voer de straatnaam in en tip dan [OK] aan.
Het “Selecteer straatscherm verschijnt.
7 Tip de gewenste straat aan.
Page 43
Een locatie zoeken en selecteren
Hoofdstuk
04
8 Voer de plaatsnaam in en tip dan [OK] aan.
Het “Selecteren stadscherm verschijnt.
9 Tip de gewenste stad aan.
# Als u aantipt, verschijnt het geografische centrum van de stad op het kaartscherm.
10 Voer het huisnummer in en tip dan [OK] aan.
Het Selectie huisnummerscherm ver­schijnt.
# Als u [OK] aantipt zonder een huisnummer in te voeren, verschijnt een representatieve locatie in de straat van de geselecteerde stad.
p Wanneer u tekens invoert, doorzoekt het
systeem automatisch de database naar alle mogelijke opties. Er wordt alleen op de in­gevoerde tekens gezocht.
p Zodra het aantal mogelijkheden 20 of min-
der bereikt, verandert het scherm automa­tisch in het zoekresultatenscherm.
1 Geef het Bestemmingscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Adres] aan. Het “Adres zoekenscherm verschijnt.
3 Tip [Stad] aan.
# Als u [Historiek] aantipt, verschijnt het “Ge- schiedenislijst stadscherm waarmee u kunt
zoeken via de geschiedenis van de voorheen ge­selecteerde steden.
= Zie Opzoeken aan de hand van de geschiede-
nis van de geselecteerde steden op bladzijde
45 voor details.
4 Voer de plaatsnaam in en tip dan [OK] aan.
Een locatie zoeken en selecteren
11 Tip het gewenste bereik voor het huis­nummer aan.
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm aangegeven.
= Zie Een route uitzetten naar uw bestemming
op bladzijde 51 voor de verdere bedienings­aanwijzingen.
Opzoeken aan de hand van de naam van de stad
p Afhankelijk van de zoekresultaten is het
mogelijk dat sommige stappen worden overgeslagen.
Het Selecteren stadscherm verschijnt.
5 Tip de gewenste stad aan.
# Als u aantipt, verschijnt het geografische centrum van de stad op het kaartscherm.
43
Nl
Page 44
Hoofdstuk
04
Een locatie zoeken en selecteren
6 Voer de straatnaam in en tip dan [OK] aan.
Het “Selecteer straatscherm verschijnt.
7 Tip de gewenste straat aan.
8 Voer het huisnummer in en tip dan [OK] aan.
Het Selectie huisnummerscherm ver­schijnt.
# Als u [OK] aantipt zonder een huisnummer in te voeren, verschijnt een representatieve locatie in de straat van de geselecteerde stad.
p Afhankelijk van de zoekresultaten is het
mogelijk dat sommige stappen worden overgeslagen.
1 Geef het Bestemmingscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Adres] aan. Het “Adres zoekenscherm verschijnt.
3 Tip de toets naast Landaan om de landenlijst weer te geven.
4 Tip een van de items in de lijst aan om het land in te stellen.
Het scherm keert terug naar het vorige scherm.
5 Tip [Postcode] aan. Het “Voer postcode inscherm verschijnt.
6 Voer de postcode in.
9 Tip het gewenste bereik voor het huis­nummer aan.
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm aangegeven.
= Zie Een route uitzetten naar uw bestemming
op bladzijde 51 voor de verdere bedienings­aanwijzingen.
Opzoeken van uw bestemming aan de hand van de postcode
Als u de postcode van uw bestemming weet, kunt u deze gebruiken om uw bestemming te zoeken.
44
Nl
Een lijst van steden met de ingevoerde post­code wordt weergegeven (behalve in de vol­gende gevallen).
Britse postcode:
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm aangegeven.
Nederlandse postcode:
Wanneer u een gedeeltelijke postcode (4 te­kens) of een volledige postcode (6 tekens) in­voert en [OK] aantipt, wordt er een lijst met steden getoond.
7 Tip de stad of het gebied aan waar uw bestemming zich bevindt.
# Als u aantipt, verschijnt het geografische centrum van de stad op het kaartscherm.
Page 45
Een locatie zoeken en selecteren
Hoofdstuk
04
8 Voer de straatnaam in en tip dan [OK] aan. Het “Selecteer straatscherm verschijnt.
p Als er geen huisnummer is, zal de gevon-
den locatie op het kaartscherm worden aan­gegeven.
9 Tip de gewenste straat aan. Het “Voer huisnummer inscherm verschijnt.
p Als er slechts een enkele mogelijke locatie
is voor de geselecteerde straat, zal deze op het kaartscherm worden aangegeven.
10 Voer het huisnummer in en tip dan [OK] aan.
Het Selectie huisnummerscherm ver­schijnt.
# Als u [OK] aantipt zonder een huisnummer in te voeren, verschijnt een representatieve locatie in de straat van de geselecteerde stad.
11 Tip het gewenste bereik voor het huis­nummer aan.
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm aangegeven.
= Zie Een route uitzetten naar uw bestemming
op bladzijde 51 voor de verdere bedienings­aanwijzingen.
Opzoeken aan de hand van de geschiedenis van de geselecteerde steden
U kunt de steden zoeken aan de hand van de zoekgeschiedenis die is ontstaan door het in­voeren van de naam met het toetsenbord en het selecteren met Adres. p In de geschiedenis kunnen maximaal 100
steden worden opgeslagen.
p De steden zijn gerangschikt in de volgorde
van de stad waarin het meest recent ge­zocht werd.
1 Geef het Bestemmingscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Adres] aan. Het “Adres zoekenscherm verschijnt.
3 Tip [Historiek] aan.
Het Geschiedenislijst stadscherm ver­schijnt.
4 Tip de gewenste stad aan.
# Als u aantipt, verschijnt het geografische centrum van de stad op het kaartscherm.
5 Voer de straatnaam in en tip dan [OK] aan. Het “Selecteer straatscherm verschijnt.
6 Tip de gewenste straat aan. Het “Voer huisnummer inscherm verschijnt.
p Als er slechts een enkele mogelijke locatie
is voor de geselecteerde straat, zal deze op het kaartscherm worden aangegeven.
7 Voer het huisnummer in en tip dan [OK] aan.
Het Selectie huisnummerscherm ver­schijnt.
# Als u [OK] aantipt zonder een huisnummer in te voeren, verschijnt een representatieve locatie in de straat van de geselecteerde stad.
8 Tip het gewenste bereik voor het huis­nummer aan.
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm aangegeven.
= Zie Een route uitzetten naar uw bestemming
op bladzijde 51 voor de verdere bedieningsaanwijzingen.
Koers uitzetten naar uw huis
Als uw thuislocatie is opgeslagen, kunt u de route naar huis berekenen via aantippen van een enkele toets.
1 Geef het Bestemmingscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
Een locatie zoeken en selecteren
45
Nl
Page 46
Hoofdstuk
04
Een locatie zoeken en selecteren
2 Tip [Thuis] aan.
p Als u uw thuislocatie niet geregistreerd
hebt, verschijnt er een bericht. Tip [Ja] aan om met de registratie te beginnen. = Zie Uw thuislocatie registreren op blad-
zijde 146 voor details.
Nuttige plaatsen (POI) zoeken
Informatie over diverse nuttige plaatsen (POI), zoals benzinestations, parkeerplaatsen en res­taurants, is beschikbaar. U kunt een POI zoe­ken door de categorie te selecteren (of de POI­naam in te voeren).
Rechtstreeks een POI zoeken op basis van de naam van de voorzieningen
p Zodra het aantal mogelijkheden 20 of min-
der bereikt, verandert het scherm automa­tisch in het zoekresultatenscherm.
1 Geef het Bestemmingscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [POIs spellen] aan. Het “Naam spellenscherm verschijnt.
3 Tip [Naam] aan.
# Als u het land waarin gezocht moet worden wilt veranderen, tipt u [Land] aan zodat het Lan- denlijst” scherm wordt weergegeven en maakt dan de instelling.
p Wanneer het gewenste land is geselec-
teerd, hoeft u de landinstelling alleen te wij­zigen indien de bestemming buiten het door u geselecteerde land ligt.
4 Voer de POI-naam in en tip dan [OK] aan. Het “POI-lijstscherm verschijnt.
5 Tip de gewenste POI aan.
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm aangegeven.
# Als u [Sorteren] aantipt, kan de sorteervolg- orde van de POIs worden veranderd.
p De huidige volgorde wordt rechts bovenaan
op het scherm aangegeven.
! Volgens afstand:
Sorteert de lijst op afstand tot de locatie van het voertuig.
! Toevallig:
Sorteert de lijst op de mate van overeen­komst met de ingevoerde tekst.
! Volgens naam:
Sorteert de items alfabetisch; de lijstweer­gave kan worden gewijzigd door de letter­tabs te wijzigen.
= Zie Een route uitzetten naar uw bestemming
op bladzijde 51 voor de verdere bedienings­aanwijzingen.
Een dichtbijzijnde POI zoeken
U kunt naar POIs in de buurt zoeken. p Er kunnen tot 50 POIs binnen een straal
van 160 kilometer (100 mijl) vanaf de voer­tuigpositie gesorteerd op afstand in een lijst staan.
1 Geef het Bestemmingscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [In de buurt] aan.
De POIs zijn onderverdeeld in verschillende categorieën.
p Het Historiek categoriescherm ver-
schijnt als u voorheen reeds naar POIs hebt gezocht.
p De geschiedenis van in totaal 10 genres
kan worden opgeslagen. U kunt de opgesla­gen geschiedenissen gezamelijk wissen.
p Tip [Alles wissen] aan als u de geschiede-
nissen wilt wissen.
46
Nl
Page 47
Een locatie zoeken en selecteren
Hoofdstuk
04
p Als u in een ander genre wilt zoeken dan
wordt weergegeven, tipt u [Ander] aan. De POI-lijst wordt weergegeven.
3 Tip de gewenste categorie aan. Het “POI-lijstscherm verschijnt.
p Als er nog meer gedetailleerde categorieën
binnen de geselecteerde categorie zijn, her­haalt u deze stap naar vereist.
4 Tip de gewenste POI aan.
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm aangegeven.
= Zie Een route uitzetten naar uw bestemming
op bladzijde 51 voor de verdere bedienings­aanwijzingen.
POI’s in de buurt van de bestemming zoeken
p Deze functie is alleen beschikbaar wanneer
de route reeds is uitgestippeld.
1 Geef het Bestemmingscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Bij bestem.] aan.
De POIs zijn onderverdeeld in verschillende categorieën.
p Het Historiek categoriescherm ver-
schijnt als u voorheen reeds naar POIs hebt gezocht.
p De geschiedenis van in totaal 10 genres
kan worden opgeslagen. U kunt de opgesla­gen geschiedenissen gezamelijk wissen.
p Tip [Alles wissen] aan als u de geschiede-
nissen wilt wissen.
p Als u in een ander genre wilt zoeken dan
wordt weergegeven, tipt u [Ander] aan. De POI-lijst wordt weergegeven.
3 Tip de gewenste categorie aan. Het “POI-lijstscherm verschijnt.
p Als er nog meer gedetailleerde categorieën
binnen de geselecteerde categorie zijn, her­haalt u deze stap naar vereist.
4 Tip de gewenste POI aan.
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm aangegeven.
= Zie Een route uitzetten naar uw bestemming
op bladzijde 51 voor de verdere bedienings­aanwijzingen.
Een locatie zoeken en selecteren
POI’s zoeken in een bepaalde stad
U kunt naar POIs zoeken in een bepaalde stad. p Zodra het aantal mogelijkheden 20 of min-
der bereikt, verandert het scherm automa­tisch in het zoekresultatenscherm.
1 Geef het Bestemmingscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Nabij plaats] aan. Het “Omgeving stadscherm verschijnt.
3 Tip [Land] aan. Het “Landenlijstscherm verschijnt.
4 Tip een van de items in de lijst aan om het land in te stellen.
Het scherm keert terug naar het vorige scherm.
5 Tip [Stad] aan.
# Als u [Historiek] aantipt, verschijnt het “Ge- schiedenislijst stadscherm waarmee u kunt
zoeken via de geschiedenis van de voorheen ge­selecteerde steden.
= Zie Opzoeken aan de hand van de geschiede-
nis van de geselecteerde steden op bladzijde
45 voor details.
6 Voer de plaatsnaam in en tip dan [OK] aan. Het “Selecteren stadscherm verschijnt.
7 Tip de gewenste stad aan.
De POIs zijn onderverdeeld in verschillende categorieën.
47
Nl
Page 48
Hoofdstuk
04
Een locatie zoeken en selecteren
p Het Historiek categoriescherm ver-
schijnt als u voorheen reeds naar POIs hebt gezocht.
p De geschiedenis van in totaal 10 genres
kan worden opgeslagen. U kunt de opgesla­gen geschiedenissen gezamelijk wissen.
p Tip [Alles wissen] aan als u de geschiede-
nissen wilt wissen.
p Als u in een ander genre wilt zoeken dan
wordt weergegeven, tipt u [Ander] aan. De POI-lijst wordt weergegeven.
# Als u centrum van de stad op het kaartscherm.
8 Tip de gewenste categorie aan. Het “POI-lijstscherm verschijnt.
p Als er nog meer gedetailleerde categorieën
9 Tip de gewenste POI aan.
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm aangegeven.
= Zie Een route uitzetten naar uw bestemming
aantipt, verschijnt het geografische
binnen de geselecteerde categorie zijn, her­haalt u deze stap naar vereist.
op bladzijde 51 voor de verdere bedienings­aanwijzingen.
Het POI-lijstscherm aflezen
De volgende informatie wordt op het “POI- lijstscherm weergegeven.
123
De pictogrammen wissen die worden weergegeven na het zoeken van een dichtbijzijnde POI
Na het zoeken van een dichtbijzijnde POI ver­schijnen de pictogrammen van de dichtbij­zijnde voorzieningen op de kaart. Hieronder ziet u hoe u deze pictogrammen kunt wissen.
1 Geef het Bekijkscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Omschakelen van de weergave op bladzijde 37.
2 Tip [Wis zoekresultaten] aan.
Alle weergegeven pictogrammen worden ge­wist.
De bestemming selecteren uit de opgeslagen locaties
Het opslaan van locaties die u vaak bezoekt bespaart u tijd en inspanning. Door een item in de lijst te selecteren kunt u gemakkelijk een locatie opgeven. p Deze functie is niet beschikbaar als er geen
locaties in Hist./Favor.zijn geregistreerd.
= Zie Favoriete locaties opslaan op bladzijde
58 voor details.
1 Geef het Bestemmingscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
1 Naam van voorziening 2 Adres van voorziening 3 Afstand vanaf de positie waarop het zoeken
begint
p Als u aantipt, verschijnt er gedetailleerde
informatie over de voorziening.
48
Nl
2 Tip [Hist./Favor.] aan.
Er verschijnt een lijst van geregistreerde loca­ties.
3 Tip het gewenste item aan.
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm aangegeven.
= Zie Een route uitzetten naar uw bestemming
op bladzijde 51 voor de verdere bedienings­aanwijzingen.
Page 49
Een locatie zoeken en selecteren
Hoofdstuk
04
U kunt de gewenste lijstweergave kiezen uit Favorietenen Historiekdoor de tabbla­den aan te tippen.
# Als u [Sorteren] aantipt, kunt u de items in een van de onderstaande volgorden rangschik­ken.
! Op datum (standaardinstelling):
Sorteert de lijst in chronologische volgorde van registratie of oproep.
! Volgens afstand:
Sorteert de lijst op afstand tot de voertuig­positie.
! Volgens naam:
Sorteert de lijst alfabetisch.
Een locatie selecteren die u recentelijk hebt opgezocht
De plaatsen die u voorheen hebt ingesteld als bestemmingen of tussenpunten worden auto­matisch in Historiekopgeslagen. p Als er geen locatie is opgeslagen onder Be-
stemming-geschiedenis, kunt u [Historiek] niet selecteren. (Als u een routeberekening uitvoert, kunt u [Historiek] selecteren.)
p Historiekkan 100 locaties opslaan. Als er
geen gegevens meer kunnen worden opge­slagen, zullen eventuele nieuwe gegevens de oudste gegevens overschrijven.
3 Tip [Historiek] aan.
Er verschijnt een lijst van de locaties die u hebt geselecteerd.
4 Tip het gewenste item aan.
Een locatie zoeken en selecteren
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm aangegeven.
= Zie Een route uitzetten naar uw bestemming
op bladzijde 51 voor de verdere bedieningsaanwijzingen.
Een locatie aan de hand van de coördinaten zoeken
Voer de breedtegraad en de lengtegraad in om de locatie te bepalen.
1 Geef het Bestemmingscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Coordinaten] aan.
3 Tip [Oost] of [West] aan en voer dan de lengtegraad in.
1 Geef het Bestemmingscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Hist./Favor.] aan.
Om bijvoorbeeld 50°12.5westerlengte in te voeren, tipt u achtereenvolgens [West], [0], [5], [0], [0], [1], [0], [2] en [5] aan.
49
Nl
Page 50
Hoofdstuk
04
Een locatie zoeken en selecteren
4 Tip [Noord] of [Zuid] aan en voer dan de breedtegraad in.
Om bijvoorbeeld 5°12.5noorderbreedte in te voeren, tipt u achtereenvolgens [Noord], [0], [5], [0], [1], [0], [2] en [5] aan.
5 Tip [OK] aan.
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm aangegeven.
= Zie Een route uitzetten naar uw bestemming
op bladzijde 51 voor de verdere bedieningsaanwijzingen.
50
Nl
Page 51
Nadat de locatie is bepaald
Hoofdstuk
05
Een route uitzetten naar uw bestemming
1 Zoek een locatie.
= Zie Hoofdstuk 4 voor details.
Nadat de bestemming is opgezocht, verschijnt het Locatie-bevestigingsscherm.
2 Tip [OK] aan.
Locatie-bevestigingsscherm
De bestemming wordt ingesteld, waarna de routeberekening begint. Wanneer de routeberekening voltooid is, ver­schijnt het Route-bevestigingsscherm.
p Als u tijdens de routeberekening op de
MAP toets drukt, wordt de berekening afge­broken en verschijnt het kaartscherm.
p Als de route reeds is ingesteld, verschijnt
het scherm waarin gevraagd wordt of de ge­zochte locatie de bestemming of een tus­senpunt wordt. Als u [Bestemming] aantipt, wordt de huidige bestemming ge­wist en wordt de route naar een nieuwe be­stemming gezocht. Als u [Tussenstop] aantipt, wordt de route voor stoppen bij de gezochte locatie op weg naar dezelfde bestemming gezocht.
Route-bevestigingsscherm
1
2 3
1 Voorwaarde voor de routeberekening 2 Afstand tot de bestemming 3 Reistijd naar uw bestemming
# Als u [Profiel] aantipt, verschijnt het “Route- profielscherm.
= Zie De details van de huidige route controle-
ren op bladzijde 52 voor details.
# Als u [Tussenstops] aantipt, verschijnt het
Lijst tussenstopsscherm.
= Zie Tussenpunten bewerken op bladzijde 54
voor details.
# Wanneer er meerdere routes zijn gevonden na een zoekopdracht, verschijnt [Alt. route]. Als u [Alt. route] aantipt, kunt u een route selec­teren met condities die verschillen van die van de huidige geselecteerde route.
= Zie Meerdere routes tonen op bladzijde 51
voor details.
Wanneer er maar één route is, verschijnt [Route- kaart]. Als u [Routekaart] aantipt, wordt de volledige route op één scherm weergegeven.
p Op het routekaartscherm kunt u de kaart
verschuiven of de schaal ervan veranderen.
= Zie De kaart naar de plaats verschuiven
die u wilt zien op bladzijde 36 voor de-
tails.
= Zie Het kaartscherm aflezen op bladzijde
33 voor details.
# Als u bevestiging worden gevraagd om de berekende route te annuleren. Als u [Ja] aantipt, wordt de berekende route gean­nuleerd en verschijnt het kaartscherm.
aantipt, zal er via een melding om
3 Tip [OK] aan.
De weergegeven route wordt als uw geselec­teerde route ingesteld en de routebegeleiding begint.
Meerdere routes tonen
U kunt de gewenste route kiezen uit meerdere route-opties. p Als u tussenpunten instelt, kunt u niet
meerdere routes tonen.
1 Tip [Alt. route] op het Route-bevesti­gingsscherm aan.
Er verschijnen meerdere route-opties.
2 Tip
Er wordt een andere route weergegeven.
3 Tip [OK] aan.
De weergegeven route wordt als uw geselec­teerde route ingesteld en de routebegeleiding begint.
tot aan.
Nadat de locatie is bepaald
51
Nl
Page 52
Hoofdstuk
06
De huidige route controleren en wijzigen
Het route-overzicht weergeven
p Het route-overzicht is alleen actief wanneer
de route reeds is ingesteld.
1 Geef het route-bewerkingsscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
5
1234
1 Profiel
U kunt de uitgestippelde route bevestigen.
= Zie De details van de huidige route con-
troleren op bladzijde 52 voor details.
2 Opties
U kunt een tussenpunt op de route invoe­gen en de route uitstippelen die via het tus­senpunt loopt. U kunt ook de zoekcriteria veranderen.
= Zie De voorwaarden voor de routebereke-
ning wijzigen op bladzijde 53 voor de-
tails.
= Zie Tussenpunten bewerken op bladzijde
54 voor details.
3 Skip Wpt.
Als u niet meer bij het geregistreerde tus­senpunt wilt stoppen, kunt u opnieuw een route zoeken waarbij u ervan uit gaat dat u het tussenpunt reeds voorbij bent. = Zie Een tussenpunt overslaan op blad-
zijde 56 voor details.
4 Demo AAN
U kunt de route controleren aan de hand van de demonstratie van het rijden van de
route vanaf het beginpunt naar de eindbe­stemming.
= Zie Gebruik van de demonstratiebegelei-
ding op bladzijde 56 voor details.
Demo UIT
Terwijl de demonstratiebegeleiding actief is, verschijnt [Demo UIT]. Tip de toets aan om de demonstratiebegeleiding te stoppen.
5 Annul. route
U kunt de huidige route wissen. = Zie De routebegeleiding annuleren op
bladzijde 56 voor details.
2 Tip het item aan dat u wilt verfijnen.
De details van de huidige route controleren
U kunt de routedetails controleren.
1 Geef het route-bewerkingsscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Profiel] aan. Het “Routeprofielscherm verschijnt.
3
12
1 Huidige positie 2 Begeleidingspunt 3
Het scherm wordt gesloten.
52
Nl
Page 53
De huidige route controleren en wijzigen
Hoofdstuk
06
p Wanneer u het Routeprofielscherm
weergeeft door [Profiel] op het Route­bevestigingsscherm aan te tippen, ver­schijnt [OK]. Bij aantippen van deze toets begint de routebegeleiding voor de weergegeven route.
De voorwaarden voor de routeberekening wijzigen
U kunt de voorwaarden voor de routebereke­ning wijzigen en de huidige route laten herbe­rekenen.
1 Geef het route-bewerkingsscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Opties] aan en tip dan [Routeop­ties] aan.
Het “Routeoptiesscherm verschijnt.
#
Als u aantipt, verdwijnt het pop-up menu.
3 Tip de gewenste items aan om de voor­waarden voor de routeberekening te wijzi­gen en tip dan [OK] aan.
De route wordt opnieuw berekend en het Route-bevestigingsscherm verschijnt.
Onderdelen die door de gebruikers bewerkt kunnen worden
De met een sterretje (*) gemarkeerde instellin­gen zijn de standaard- of fabrieksinstellingen.
Route voorw.
Deze instelling bepaalt of er bij de berekening van de route op de eerste plaats rekening wordt gehouden met de tijd, de afstand of de weg. Bepaalt welke voorwaarde prioriteit heeft voor de routeberekening.
Snel*:
Berekent een route waarbij de kortste reistijd naar uw bestemming prioriteit heeft.
kort:
Berekent een route waarbij de kortste afstand naar uw bestemming prioriteit heeft.
Hoofdweg:
Deze instelling berekent een route die bij voor­keur via de hoofdverkeersaders loopt.
Tolweg
Deze instelling regelt of met tolwegen (met in­begrip van tolgebieden) rekening moet worden gehouden.
Gebruiken*:
Berekent een route waarin mogelijk tolwegen (met inbegrip van tolgebieden) voorkomen.
Vermijden:
Berekent een route waarbij tolwegen (met in­begrip van tolgebieden) worden vermeden. p Het systeem berekent soms een route
waarin tolwegen voorkomen, zelfs als Ver- mijden” is geselecteerd.
De huidige route controleren en wijzigen
Veerboot
Deze instelling regelt of er al dan niet rekening moet worden gehouden met veerboten.
Gebruiken*:
Berekent een route waarin mogelijk veerboten voorkomen.
Nl
53
Page 54
Hoofdstuk
06
De huidige route controleren en wijzigen
Vermijden:
Berekent een route waarbij veerboten worden vermeden. p Het systeem berekent soms een route
waarin veerboten voorkomen, zelfs als Ver-
mijdenis geselecteerd.
Autosnelweg
Deze instelling regelt of er al dan niet snelwe­gen bij de routeberekening moeten worden be­trokken.
Gebruiken*:
Berekent een route waarin mogelijk snelwe­gen voorkomen.
Vermijden:
Berekent een route waarbij snelwegen worden vermeden. p Het systeem berekent soms een route
waarin snelwegen voorkomen, zelfs als Vermijdenis geselecteerd.
Tussenpunten bewerken
U kunt tussenpunten (locaties die u wilt bezoe­ken terwijl u op weg bent naar uw bestem­ming) bewerken en de route herberekenen zodat deze langs deze locaties gaat.
2 Tip [Opties] aan en tip dan [Tussen­stops] aan.
Het “Lijst tussenstopsscherm verschijnt.
# Als u aantipt, verdwijnt het pop-up menu.
3 Tip [Toev.] aan.
Het “Toev.scherm verschijnt.
4 Zoek een locatie.
Een tussenpunt toevoegen
p Er kunnen maximaal vijf tussenpunten wor-
den ingesteld.
1 Geef het route-bewerkingsscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
54
Nl
= Zie Hoofdstuk 4 voor details.
Page 55
De huidige route controleren en wijzigen
Hoofdstuk
06
5 Tip [OK] aan op het Lijst tussenstops scherm.
De route wordt opnieuw berekend en het Route-bevestigingsscherm verschijnt.
6 Tip [OK] aan.
Er verschijnt een kaart van de huidige positie.
p Als u tussenpunten instelt, kunt u niet
meerdere routes tonen.
Een tussenpunt verwijderen
U kunt tussenpunten uit de route verwijderen en dan de route herberekenen. (U kunt opeen­volgende tussenpunten verwijderen.)
1 Geef het route-bewerkingsscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Opties] aan en tip dan [Tussen­stops] aan. Het “Lijst tussenstopsscherm verschijnt.
3 Tip [Wissen] aan. Het “Wissenscherm verschijnt.
4 Selecteer het tussenpunt dat u wilt wis­sen.
Er verschijnt een vinkje naast het geselec­teerde tussenpunt.
5 Tip [Wissen] aan.
Er zal nu gevraagd worden om bevestiging voor het wissen van het tussenpunt.
6 Tip [Ja] aan.
Het geselecteerde tussenpunt wordt van de lijst verwijderd.
7 Tip [OK] aan op het Lijst tussenstops scherm.
De route wordt opnieuw berekend en het Route-bevestigingsscherm verschijnt.
8 Tip [OK] aan.
Er verschijnt een kaart van de huidige positie.
Tussenpunten sorteren
U kunt de tussenpunten sorteren en de route herberekenen. p U kunt tussenpunten die u al gepasseerd
bent niet laten sorteren.
1 Geef het route-bewerkingsscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Opties] aan en tip dan [Tussen­stops] aan. Het “Lijst tussenstopsscherm verschijnt.
3 Tip [Sorteren] aan en tip dan [Handma­tig] aan.
U kunt de sorteervolgorde voor de tussenpun­ten opgeven.
# Als u [Automatisch] aantipt, worden de tus- senpunten gesorteerd in de volgorde van het dichtstbijzijnde tussenpunt vanaf de huidige loca­tie.
De huidige route controleren en wijzigen
55
Nl
Page 56
Hoofdstuk
06
De huidige route controleren en wijzigen
4 Tip het tussenpunt of de bestemming aan.
Plaats de tussenpunten in de gewenste volg­orde.
5 Tip [OK] aan. Het “Lijst tussenstopsscherm verschijnt.
6 Tip [OK] aan op het Lijst tussenstops scherm.
De route wordt opnieuw berekend en het Route-bevestigingsscherm verschijnt.
7 Tip [OK] aan.
Er verschijnt een kaart van de huidige positie.
Een tussenpunt overslaan
1 Geef het route-bewerkingsscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Skip Wpt.] aan.
Het volgende tussenpunt wordt beschouwd als reeds voorbij en er wordt een route ge­zocht.
p De demonstratie wordt herhaald, maar zal
in de volgende gevallen worden afgesloten: ! Wanneer met het feitelijke rijden wordt
begonnen
! Wanneer een route wordt gezocht ! Wanneer de route wordt gewist ! Wanneer [Demo UIT] wordt aangetipt.
1 Geef het route-bewerkingsscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Demo AAN] aan.
3 Geef het kaartscherm weer.
De demonstratiebegeleiding begint.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
De demonstratiebegeleiding afsluiten
1 Geef het route-bewerkingsscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Demo UIT] aan.
De demonstratiebegeleiding wordt afgesloten.
p U kunt de demonstratiebegeleiding ook af-
sluiten door aan te tippen terwijl de demonstratiebege­leiding actief is.
aan te tippen en dan [Ja]
Gebruik van de demonstra­tiebegeleiding
U kunt de route controleren door het navigatie­systeem op het scherm naar de bestemming te laten gaan vanaf het punt van vertrek.
56
Nl
De routebegeleiding annuleren
Als u niet langer naar uw bestemming hoeft te rijden, volgt u de onderstaande stappen om de routebegeleiding te annuleren.
Page 57
De huidige route controleren en wijzigen
1 Geef het route-bewerkingsscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Annul. route] aan.
Er verschijnt een bericht met de vraag om een bevestiging of de huidige route geannuleerd moet worden.
3 Tip [Ja] aan.
De huidige route wordt gewist en de kaart van uw omgeving verschijnt weer op het scherm.
p U kunt de route ook annuleren door op
het Top Menu” scherm aan te tippen.
Hoofdstuk
06
De huidige route controleren en wijzigen
57
Nl
Page 58
Hoofdstuk
07
Bewerken van de gegevens over het gebruik van de navigatiefunctie
Locaties registreren en bewerken
Favoriete locaties opslaan
Wanneer u uw favoriete locaties als “Favorie- tenopslaat, kunt u tijd en moeite besparen
omdat u deze informatie niet telkens opnieuw hoeft in te voeren. Opgeslagen locaties kun­nen later via Favorietenweer worden opge­roepen. Favorietenkan maximaal 400 locaties bevat­ten. De thuislocatie wordt als een van de items in
Favorietengeteld.
1 Zoek een locatie.
= Voor details omtrent de zoekmethoden ver-
wijzen wij u naar Hoofdstuk 4.
2 Als de kaart van de locatie die u wilt re­gistreren verschijnt, tipt u [Registratie] aan.
De locatie wordt geregistreerd, waarna het in­voerscherm voor de locatienaam verschijnt.
= Zie Geregistreerde locaties bewerken op blad-
zijde 58 voor details.
3 Tip [OK] aan.
De registratie is voltooid.
Geregistreerde locaties bewerken
1 Geef het Bewerken/Instellingen scherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Bewerk data] aan. Het “Bewerk datascherm verschijnt.
3 Tip [Favoriet bewerken] aan. Het “Bewerken favorietscherm verschijnt.
4 Tip [Bewerken] aan. Het “Bewerken favorietscherm verschijnt.
p Uw thuislocatie verschijnt bovenaan de
lijst.
5 Tip de locatie aan die u wilt bewerken.
6 Tip het item aan dat u wilt instellen.
1 2 3 4 5
1 Naam
U kunt de gewenste naam invoeren. p Er kunnen maximaal 40 tekens voor de
naam worden ingevoerd.
2 Tel.nr.
U kunt het geregistreerde telefoonnummer bewerken. Het maximaal aantal cijfers dat u voor het telefoonnummer kunt invoeren is 24.
3 Pictogram
U kunt het symbool veranderen dat op de kaart en het Bewerken favorietscherm wordt aangegeven.
4 Geluideffecten
U kunt de geluidseffecten van de geregi­streerde locaties bewerken.
5 Positie veranderen
U kunt de geregistreerde locatie veranderen door de kaart te verschuiven.
7 Tip aan.
De registratie is voltooid.
Een favoriete locatie uit de lijst verwijderen
1 Geef het Bewerken/Instellingen scherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Bewerk data] aan. Het “Bewerk datascherm verschijnt.
58
Nl
Page 59
Bewerken van de gegevens over het gebruik van de navigatiefunctie
Hoofdstuk
07
3 Tip [Favoriet bewerken] aan. Het “Bewerken favorietscherm verschijnt.
4 Tip [Wissen] aan.
5 Selecteer de locatie die u wilt verwijde­ren.
Er verschijnt een vinkje naast de geselecteerde locatie.
# Als u [Alle] aantipt, kunt u alle items selecte- ren. Als u alle items wilt deselecteren, tipt u [Geen] aan.
6 Tip [Wissen] aan.
De bestemming-geschiedenis van de lijst verwijderen
U kunt items uit Historiekwissen. Het is ook mogelijk om alle items in een keer uit Histo-
riekte wissen.
1 Geef het Bewerken/Instellingen scherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Bewerk data] aan. Het “Bewerk datascherm verschijnt.
3 Tip [Zoek-historiek wissen] aan. Het “Geschiedenisscherm verschijnt.
4 Selecteer de locatie die u wilt verwijde­ren.
Bewerken van de gegevens over het gebruik van de
navigatiefunctie
Er verschijnt een bericht waarin u wordt ge­vraagd om het verwijderen te bevestigen.
7 Tip [Ja] aan.
De gegevens die u hebt geselecteerd worden verwijderd.
# Als u [Neen] aantipt, wordt het wissen gean- nuleerd.
Er verschijnt een vinkje naast de geselecteerde locatie.
# Als u [Alle] aantipt, kunt u alle items selecte- ren. Als u alle items wilt deselecteren, tipt u [Geen] aan.
5 Tip [Wissen] aan.
Er verschijnt een bericht waarin u wordt ge­vraagd om het verwijderen te bevestigen.
Nl
59
Page 60
Hoofdstuk
07
Bewerken van de gegevens over het gebruik van de navigatiefunctie
6 Tip [Ja] aan.
De gegevens die u hebt geselecteerd worden verwijderd.
# Als u [Neen] aantipt, wordt het wissen ge- annuleerd.
Geleerde routes wissen
Het toestel leert de straten die u vaak gebruikt en deze geleerde straten worden bij voorkeur gebruikt bij het zoeken van een route. Om een vaak gebruikte straat te veranderen, wist u de geleerde route en laat u het toestel de route opnieuw leren. p Houd er rekening mee dat alle geleerde
routes worden gewist.
1 Geef het Bewerken/Instellingen scherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Bewerk data] aan. Het “Bewerk datascherm verschijnt.
3 Tip [Gekende routes wissen] aan.
Er verschijnt een bevestigingsmelding.
3 Tip [Reis-log wissen] aan.
Er verschijnt een bevestigingsmelding.
4 Tip [Ja] aan.
De routelog wordt gewist.
4 Tip [Ja] aan.
De geleerde routes worden gewist.
Routelogs wissen
U kunt de routelogs wissen die op het kaart­scherm worden weergegeven. p U kunt de routelogs ook automatisch wis-
sen.
1 Geef het Bewerken/Instellingen scherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Bewerk data] aan. Het “Bewerk datascherm verschijnt.
60
Nl
Page 61
Verkeersinformatie gebruiken
Hoofdstuk
08
U kunt de realtime verkeersinformatie die wordt uitgezonden via het verkeerskanaal (TMC) van het FM Radio Data System (RDS) op het scherm controleren. Deze verkeersinfor­matie wordt regelmatig bijgewerkt. Als het na­vigatiesysteem bijgewerkte verkeersinformatie ontvangt, zal het navigatiesysteem dit op uw kaart tonen en ook gedetailleerde tekstinfor­matie weergeven indien beschikbaar. Wanneer u langs een route reist en er verkeersinforma­tie op uw huidige route is, zal het systeem au­tomatisch een andere route voorstellen indien dit nodig is om verkeersopstoppingen te ver­mijden. p Het systeem zoekt verkeersinformatie in
een straal van 150 km rond de locatie van het voertuig. (Als er veel verkeersinformatie rond uw voertuig is, wordt een kleinere straal dan 150 km gebruikt.)
p Het navigatiesysteem biedt de volgende
functies op basis van de informatie van de RDS-TMC dienst: ! Een lijst met verkeersinformatie weerge-
ven
! Verkeersinformatie op de kaart weerge-
ven
! Een route voorstellen om verkeersop-
stoppingen te vermijden door verkeers­informatie te gebruiken
p De term verkeersopstoppingin dit ge-
deelte duidt op de volgende types van ver­keersinformatie: langzaam rijdend verkeer, stilstaand verkeer en afgesloten/geblok­keerde wegen. Met deze informatie wordt bij het controleren van de route altijd reke­ning gehouden en de informatie die op deze gebeurtenissen betrekking heeft kan niet worden uitgeschakeld.
Alle verkeersinformatie controleren
De verkeersinformatie wordt in de vorm van een lijst op het scherm weergegeven. Aan de hand van de lijst kunt u controleren hoeveel
verkeersongelukken er zijn gebeurd, de locatie ervan en de afstand tot uw huidige positie.
1 Geef het Informatiescherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Verkeersinfo] aan.
Het Menu verkeersinformatiescherm ver­schijnt.
3 Tip [Incidenten vlakbij] aan.
Het Vlakbijscherm verschijnt. Er wordt een lijst met ontvangen verkeersinfor­matie getoond.
4 Selecteer een incident dat u nader wilt bekijken.
23
1
1 Items in de lijst
Er wordt nadere informatie over het gese­lecteerde incident weergegeven.
2 Update
Als u [Update] aantipt terwijl er nieuwe ver­keersinformatie wordt ontvangen, wordt de actuele informatie gewijzigd en de oude in­formatie verwijderd. De verkeersinformatie­lijst wordt bijgewerkt om de nieuwe situatie weer te geven.
3 Sorteren
Tip de toets aan om het volgende pop-up menu weer te geven voor het sorteren van de verkeersinformatie. ! Volgens afstand:
U kunt de verkeersinformatie sorteren aan de hand van de afstand tot uw hui­dige positie.
4
Verkeersinformatie gebruiken
61
Nl
Page 62
Hoofdstuk
08
Verkeersinformatie gebruiken
Wanneer u [Incidenten vlakbij] aantipt, wordt de weergegeven lijst gesorteerd op basis van de lineaire afstand vanaf de voertuigpositie tot de verkeersinforma­tie. Wanneer u [Verkeer op route] aantipt, wordt de weergegeven lijst gesorteerd op basis van de afstand vanaf de voer­tuigpositie tot de verkeersinformatie.
! Volgens naam:
U kunt de verkeersinformatie sorteren op alfabetische volgorde.
! Op evenement:
U kunt de verkeersinformatie sorteren aan de hand van de incidenten. De lijst wordt gesorteerd op volgorde van afgesloten/geblokkeerde wegen, ver­keersopstoppingen, ongelukken, weg­werkzaamheden en overige.
4
Er wordt nadere informatie over het gese­lecteerde incident weergegeven.
5 Tip aan.
Er wordt teruggekeerd naar het vorige scherm.
Verkeersinformatie op de route controleren
Alle verkeersinformatie op de huidige route verschijnt in een lijst op het scherm.
1 Geef het Informatiescherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
= Zie Alle verkeersinformatie controleren op
bladzijde 61 voor details.
De verkeersinformatie op de kaart aflezen
De volgende verkeersinformatie wordt op de kaart weergegeven. p Er verschijnt enkel een lijn als de schaal
van de kaart 5 km (2,5 mijl) of minder is.
p Er verschijnen enkel pictogrammen als de
schaal van de kaart 20 km (10 mijl) of min­der is. Als de schaal wordt veranderd, ver­andert de grootte van de pictogrammen overeenkomstig de gekozen schaal.
Verkeerspictogram
! met gele lijn:
Langzaam verkeer en files
!
met rode lijn:
Stilstaand verkeer
!
met zwarte lijn:
Afgesloten/geblokkeerde wegen
!
enz.:
Ongelukken, werkzaamheden enz.
2 Tip [Verkeersinfo] aan.
Het Menu verkeersinformatiescherm ver­schijnt.
3 Tip [Verkeer op route] aan.
Het Op routescherm verschijnt. De methode voor het controleren van de infor­matie op het scherm is hetzelfde als bij het Vlakbijscherm.
62
Nl
Page 63
Verkeersinformatie gebruiken
Hoofdstuk
08
Een alternatieve route instellen om verkeersop­stoppingen te vermijden
Als het navigatiesysteem op de hoogte wordt gebracht van verkeersopstoppingen op uw huidige route, probeert het systeem op de ach­tergrond een betere route te vinden. p Deze functie is beschikbaar wanneer zowel
Zonder druk verkeerals Automatisch omleidenis ingesteld op Aan”.
= Zie De functie voor alternatieve routes in-
stellen om verkeersopstoppingen en afge­sloten/geblokkeerde wegen te vermijden
op bladzijde 154 voor details.
p De volgende types verkeersincidenten op
de route worden gecontroleerd: langzaam, aanschuivend of stilstaand verkeer en afge­sloten/geblokkeerde wegen behalve afge­sloten op- en afritten van snelwegen.
Automatisch informatie over verkeersopstoppingen controleren
Als er informatie over verkeersopstoppingen op uw huidige route is en er een alternatieve route kan worden gevonden, zal het navigatie­systeem automatisch een nieuwe alternatieve route aanbevelen. In dat geval verschijnt het volgende scherm.
1 2 3
1 Afstand vanaf de huidige positie van uw voer-
tuig tot het punt waar de nieuwe route begint.
2 Verschil in afstand tussen de bestaande route
en de nieuwe route.
3 Verschil in reistijd tussen de bestaande route
en de nieuwe route.
p Er wordt geen actie ondernomen als het
systeem geen informatie vindt over ver­keersopstoppingen op uw route of als het systeem geen alternatief kan vinden.
% Tip [Alt. Route] aan.
De aanbevolen route wordt als uw route inge­steld en de routebegeleiding begint.
p Wanneer er geen selectie gemaakt wordt,
zal de aanbevolen route of de huidige route automatisch worden geselecteerd aan de hand van de instellingen. Daarmee zal de routebegeleiding beginnen.
= Zie Instellen om uw route automatisch te se-
lecteren met de functie voor alternatieve rou­tes op bladzijde 154 voor details.
# Als u [Huidige Route] aantipt terwijl de aan- bevolen route wordt weergegeven, schakelt het scherm over naar de weergave van de huidige route en zal de routebegeleiding beginnen. # Als u [Kaart verschuiven] aantipt, kunt u de schaal of de oriëntatie van de kaart omschakelen en de route controleren.
Uw voorkeur voor een RDS­TMC dienstverlener handmatig selecteren
Er is een standaard voorkeur TMC dienstverle­ner voor ieder land ingesteld. Het navigatiesys­teem stemt af op de radiozender met de beste ontvangst van de RDS-TMC diensten die de voorkeur genieten. Als u een voorkeur hebt voor een andere RDS-TMC dienstverlener, kunt u handmatig een selectie maken uit de be­schikbare RDS-TMC diensten.
1 Geef het Informatiescherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Verkeersinfo] aan.
Het Menu verkeersinformatiescherm ver­schijnt.
3 Tip [Selectie TMC-provider] aan. 4 Tip de gewenste dienstverlener aan in
de lijst.
Nadat u een dienstverlener hebt aangetipt, stemt het systeem af op de geselecteerde RDS-TMC dienstverlener. Wanneer de afstem­ming voltooid is, keert het systeem terug naar de kaartweergave.
Verkeersinformatie gebruiken
63
Nl
Page 64
Hoofdstuk
09
Een Bluetooth apparaat registreren en er verbinding mee maken
Als u apparaten hebt met Bluetooth®techno­logie, kan dit navigatiesysteem draadloos met die apparaten worden verbonden. In dit hoofd­stuk wordt beschreven hoe u een Bluetooth verbinding moet opzetten.
Zie de informatie op onze website voor details over de verbinding met de apparaten uitgerust met Bluetooth draadloze technologie.
Communicatie-apparaten voorbereiden
Dit navigatiesysteem heeft een ingebouwde functie voor gebruik van apparaten uitgerust met Bluetooth draadloze technologie.
= Zie Opmerkingen met betrekking tot het
handsfree telefoneren op bladzijde 82 voor
details. U kunt apparaten met de volgende profielen met dit navigatiesysteem registreren en ge­bruiken.
! HFP (Hands-Free Profile) ! A2DP (Advanced Audio Distribution Profi-
le) ! SPP (Serial Port Profile) p Wanneer het navigatiesysteem is uitge-
schakeld, is ook de Bluetooth verbinding
uitgeschakeld. Wanneer het systeem wordt
gestart, probeert het systeem automatisch
de verbinding met het voorheen verbonden
apparaat te herstellen. Zelfs wanneer de
verbinding om de een of andere reden weg-
valt, probeert het systeem automatisch het
betreffende apparaat weer te verbinden
(ook als de verbinding verbroken wordt als
gevolg van het bedienen van het
apparaat).
Uw Bluetooth apparaten registreren
U moet uw apparaten uitgerust met Bluetooth draadloze technologie registreren wanneer u deze de eerste maal aansluit. In totaal kunnen er 5 apparaten worden geregistreerd. Er zijn twee registratiemethoden beschikbaar:
! Zoeken van Bluetooth apparaten in de
buurt
! Paren vanaf uw Bluetooth apparaten p Als u meer dan 5 apparaten probeert te re-
gistreren, zal het systeem u vragen om één van de geregistreerde apparaten te selecte­ren om te laten vervallen.
= Zie Een geregistreerd apparaat verwijde-
ren op bladzijde 71 voor details.
Zoeken van Bluetooth apparaten in de buurt
Het systeem zoekt naar beschikbare Bluetooth apparaten in de buurt van het navigatiesys­teem, geeft deze in een lijst weer en registreert ze om te worden aangesloten.
Voor gebruikers van een iPod met 30-pens connector
1 Schakel de Bluetooth draadloze techno­logie op uw apparaten in.
Bij sommige Bluetooth apparaten is er geen bepaalde bediening vereist om de Bluetooth draadloze technologie in te schakelen. Zie de handleiding van de apparaten voor details.
2 Geef het Telefoonscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
3 Tip [Instellingen Bluetooth] aan.
Het Instellingen Bluetoothscherm ver­schijnt.
4 Tip [Registratie] aan.
Het Lijst toestellenscherm verschijnt. Het systeem zoekt naar Bluetooth apparaten die gereed staan voor verbinding en geeft deze in een lijst weer als er apparaten worden ge­vonden.
p Er kunnen maximaal 10 apparaten in de
lijst worden getoond in de volgorde waarin de apparaten zijn gevonden.
64
Nl
Page 65
Een Bluetooth apparaat registreren en er verbinding mee maken
Hoofdstuk
09
5 Wacht tot uw Bluetooth apparaat in de lijst verschijnt.
p Als u het Bluetooth apparaat dat u wilt aan-
sluiten niet vindt, moet u controleren of het apparaat inderdaad aan het wachten is op de verbinding via Bluetooth draadloze tech­nologie.
6 Tip de naam van het Bluetooth appa­raat aan dat u wilt registreren.
# Als u [Zoeken] aantipt, begint het systeem met zoeken naar Blueooth apparaten die gereed staan voor verbinding en geeft deze in een lijst weer wanneer er apparaten worden gedetecteerd.
7 Paar dit navigatiesysteem met uw Bluetooth apparaat.
Wanneer het Bluetooth apparaat de eerste maal verbinding met dit product maakt, is er een paringsbediening vereist om het apparaat op te geven dat verbonden moet worden. De uitvoering van de paring verschilt afhankelijk
van het Bluetooth apparaat. Voer het paren uit overeenkomstig de scherminstructies voor dit product. Zie de handleiding van uw apparaten voor het registreren (registratie en verificatie van het apparaat). Na de registratie verschijnt er een bevestigingsmelding.
8 Tip [OK] aan.
De registratie is voltooid en het apparaat wordt verbonden als een handsfree telefoon. U kunt de volgende instellingen uitvoeren af­hankelijk van het Bluetooth apparaat dat gere­gistreerd is.
! Het telefoonboek overbrengen
U kunt het telefoonboek naar het navigatie­systeem overbrengen als het geregistreerde Bluetooth apparaat PBAP (Phone Book Ac­cess Profile) heeft. Als u [Ja] aantipt, kunt u het volledige tele­foonboek naar het navigatiesysteem over­brengen, waarna het bericht verschijnt dat het overbrengen is voltooid.
! Selecteren of de Bluetooth audio wordt
gebruikt
U kunt selecteren of de Bluetooth audio­functie wordt gebruikt als het geregi­streerde Bluetooth apparaat Bluetooth audio heeft.
Het bericht Is dit een Android toestel ?ver­schijnt.
9 Tip [Neen] aan. Het bericht “Is deze Smartphone uitgerust met een digitale AV-aansluiting?ver-
schijnt.
10 Tip [Neen] aan.
Het apparaat wordt in het navigatiesysteem geregistreerd. Nadat het apparaat met succes is geregistreerd, wordt de Bluetooth verbin­ding vanaf het navigatiesysteem opgezet.
Voor gebruikers van een iPod met Lightning-connector
p Alleen een iPod met Lightning-connector
kan de iPhone-samenwerkingsfunctie (AppRadio Mode en aha) via Bluetooth draadloze technologie uitvoeren.
Een Bluetooth apparaat registreren en er verbinding mee maken
65
Nl
Page 66
Hoofdstuk
09
Een Bluetooth apparaat registreren en er verbinding mee maken
1 Schakel de Bluetooth draadloze techno­logie op uw apparaten in.
Bij sommige Bluetooth apparaten is er geen bepaalde bediening vereist om de Bluetooth draadloze technologie in te schakelen. Zie de handleiding van de apparaten voor details.
2 Geef het Telefoonscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
3 Tip [Instellingen Bluetooth] aan.
Het Instellingen Bluetoothscherm ver­schijnt.
4 Tip [Registratie] aan.
Het Lijst toestellenscherm verschijnt. Het systeem zoekt naar Bluetooth apparaten die gereed staan voor verbinding en geeft deze in een lijst weer als er apparaten worden ge­vonden.
p Er kunnen maximaal 10 apparaten in de
lijst worden getoond in de volgorde waarin de apparaten zijn gevonden.
5 Wacht tot uw Bluetooth apparaat in de lijst verschijnt.
p Als u het Bluetooth apparaat dat u wilt aan-
sluiten niet vindt, moet u controleren of het apparaat inderdaad aan het wachten is op
de verbinding via Bluetooth draadloze tech­nologie.
6 Tip de naam van het Bluetooth appa­raat aan dat u wilt registreren.
# Als u [Zoeken] aantipt, begint het systeem met zoeken naar Blueooth apparaten die gereed staan voor verbinding en geeft deze in een lijst weer wanneer er apparaten worden gedetecteerd.
7 Paar dit navigatiesysteem met uw Bluetooth apparaat.
Wanneer het Bluetooth apparaat de eerste maal verbinding met dit product maakt, is er een paringsbediening vereist om het apparaat op te geven dat verbonden moet worden. De uitvoering van de paring verschilt afhankelijk van het Bluetooth apparaat. Voer het paren uit overeenkomstig de scherminstructies voor dit product. Zie de handleiding van uw apparaten voor het registreren (registratie en verificatie van het apparaat). Na de registratie verschijnt er een bevestigingsmelding.
8 Tip [OK] aan.
De registratie is voltooid en het apparaat wordt verbonden als een handsfree telefoon. U kunt de volgende instellingen uitvoeren af­hankelijk van het Bluetooth apparaat dat gere­gistreerd is.
! Het telefoonboek overbrengen
U kunt het telefoonboek naar het navigatie­systeem overbrengen als het geregistreerde Bluetooth apparaat PBAP (Phone Book Ac­cess Profile) heeft. Als u [Ja] aantipt, kunt u het volledige tele­foonboek naar het navigatiesysteem over­brengen, waarna het bericht verschijnt dat het overbrengen is voltooid.
! Selecteren of de Bluetooth audio wordt
gebruikt
66
Nl
Page 67
Een Bluetooth apparaat registreren en er verbinding mee maken
Hoofdstuk
09
U kunt selecteren of de Bluetooth audio­functie wordt gebruikt als het geregi­streerde Bluetooth apparaat Bluetooth audio heeft.
Het bericht Is dit een Android toestel ?ver­schijnt.
9 Tip [Neen] aan. Het bericht “Is deze Smartphone uitgerust met een digitale AV-aansluiting?ver-
schijnt.
10 Tip [Ja] aan. Het bericht “Deze Mobiele telefoon instel- len voor AppRadio mode ?verschijnt.
11 Tip [Ja] aan als u AppRadio Mode ge­bruikt met een apparaat dat u geregi­streerd hebt.
! Ja:
U gaat nu door naar de volgende stap.
! Neen:
Het apparaat wordt in het navigatiesysteem geregistreerd. Nadat het apparaat met suc­ces is geregistreerd, wordt de Bluetooth ver­binding vanaf het navigatiesysteem opgezet.
12 Tip [OK] aan.
Voor gebruikers van een Bluetooth apparaat (met uitzondering van de iPod)
p Alleen een Android apparaat kan de smart-
phone-samenwerkingsfunctie (AppRadio Mode en aha) via Bluetooth draadloze technologie uitvoeren.
1 Schakel de Bluetooth draadloze techno­logie op uw apparaten in.
Bij sommige Bluetooth apparaten is er geen bepaalde bediening vereist om de Bluetooth draadloze technologie in te schakelen. Zie de handleiding van de apparaten voor details.
2 Geef het Telefoonscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
3 Tip [Instellingen Bluetooth] aan.
Het Instellingen Bluetoothscherm ver­schijnt.
4 Tip [Registratie] aan.
Het Lijst toestellenscherm verschijnt. Het systeem zoekt naar Bluetooth apparaten die gereed staan voor verbinding en geeft deze in een lijst weer als er apparaten worden ge­vonden.
p Er kunnen maximaal 10 apparaten in de
lijst worden getoond in de volgorde waarin de apparaten zijn gevonden.
5 Wacht tot uw Bluetooth apparaat in de lijst verschijnt.
Een Bluetooth apparaat registreren en er verbinding mee maken
p Als u het Bluetooth apparaat dat u wilt aan-
sluiten niet vindt, moet u controleren of het apparaat inderdaad aan het wachten is op de verbinding via Bluetooth draadloze tech­nologie.
6 Tip de naam van het Bluetooth appa­raat aan dat u wilt registreren.
67
Nl
Page 68
Hoofdstuk
09
Een Bluetooth apparaat registreren en er verbinding mee maken
# Als u [Zoeken] aantipt, begint het systeem met zoeken naar Blueooth apparaten die gereed staan voor verbinding en geeft deze in een lijst weer wanneer er apparaten worden gedetecteerd.
7 Paar dit navigatiesysteem met uw Bluetooth apparaat.
Wanneer het Bluetooth apparaat de eerste maal verbinding met dit product maakt, is er een paringsbediening vereist om het apparaat op te geven dat verbonden moet worden. De uitvoering van de paring verschilt afhankelijk van het Bluetooth apparaat. Voer het paren uit overeenkomstig de scherminstructies voor dit product. Zie de handleiding van uw apparaten voor het registreren (registratie en verificatie van het apparaat). Na de registratie verschijnt er een bevestigingsmelding.
8 Tip [OK] aan.
De registratie is voltooid en het apparaat wordt verbonden als een handsfree telefoon. U kunt de volgende instellingen uitvoeren af­hankelijk van het Bluetooth apparaat dat gere­gistreerd is.
! Het telefoonboek overbrengen
U kunt het telefoonboek naar het navigatie­systeem overbrengen als het geregistreerde Bluetooth apparaat PBAP (Phone Book Ac­cess Profile) heeft. Als u [Ja] aantipt, kunt u het volledige tele­foonboek naar het navigatiesysteem over­brengen, waarna het bericht verschijnt dat het overbrengen is voltooid.
! Selecteren of de Bluetooth audio wordt
gebruikt
U kunt selecteren of de Bluetooth audio­functie wordt gebruikt als het geregi­streerde Bluetooth apparaat Bluetooth audio heeft.
Het bericht Is dit een Android toestel ?ver­schijnt.
9 Tip [Ja] aan als het Bluetooth apparaat dat u hebt verbonden een Android appa­raat is.
! Ja:
U gaat nu door naar de volgende stap.
! Neen:
Het apparaat wordt in het navigatiesysteem geregistreerd. Nadat het apparaat met suc-
ces is geregistreerd, wordt de Bluetooth ver­binding vanaf het navigatiesysteem opgezet. p Alleen een Android apparaat kan de
smartphone-samenwerkingsfunctie (AppRadio Mode en aha) via Bluetooth draadloze technologie uitvoeren.
Het bericht Deze Mobiele telefoon instel-
len voor AppRadio mode ?verschijnt. 10 Tip [Ja] aan als u AppRadio Mode ge-
bruikt met een apparaat dat u geregi­streerd hebt.
! Ja:
U gaat nu door naar de volgende stap.
! Neen:
Het apparaat wordt in het navigatiesysteem geregistreerd. Nadat het apparaat met suc­ces is geregistreerd, wordt de Bluetooth ver­binding vanaf het navigatiesysteem opgezet.
11 Tip [OK] aan.
Paren vanaf uw Bluetooth apparaten
U kunt het Bluetooth apparaat registreren door het navigatiesysteem in de stand-by modus te zetten en om verbinding vanaf het Bluetooth apparaat te verzoeken.
Voor gebruikers van een iPod met 30-pens connector
1 Schakel de Bluetooth draadloze techno­logie op uw apparaten in.
Bij sommige Bluetooth apparaten is er geen bepaalde bediening vereist om de Bluetooth draadloze technologie in te schakelen. Zie de handleiding van de apparaten voor details.
2 Geef het Telefoonscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
3 Tip [Instellingen Bluetooth] aan.
Het Instellingen Bluetoothscherm ver­schijnt.
68
Nl
Page 69
Een Bluetooth apparaat registreren en er verbinding mee maken
Hoofdstuk
09
4 Tip [Registratie] aan. Het “Lijst toestellenscherm verschijnt.
5 Tip [Registr. vanaf toest.] aan.
Het navigatiesysteem wacht op een verbinding via Bluetooth draadloze technologie.
6 Registreer het navigatiesysteem op uw Bluetooth apparaat.
Als uw apparaat vraagt om een wachtwoord in te voeren, voert u het wachtwoord van het na­vigatiesysteem in. Wanneer het apparaat met succes is geregi­streerd, worden de verbindingsinstellingen vanaf het apparaat gemaakt.
p Als de registratie mislukt, moet u de proce-
dure vanaf het begin herhalen.
7 Tip [OK] aan.
De registratie is voltooid en het apparaat wordt verbonden als een handsfree telefoon. U kunt de volgende instellingen uitvoeren af­hankelijk van het Bluetooth apparaat dat gere­gistreerd is.
! Het telefoonboek overbrengen
U kunt het telefoonboek naar het navigatie­systeem overbrengen als het geregistreerde Bluetooth apparaat PBAP (Phone Book Ac­cess Profile) heeft. Als u [Ja] aantipt, kunt u het volledige tele­foonboek naar het navigatiesysteem over­brengen, waarna het bericht verschijnt dat het overbrengen is voltooid.
! Selecteren of de Bluetooth audio wordt
gebruikt
U kunt selecteren of de Bluetooth audio­functie wordt gebruikt als het geregi­streerde Bluetooth apparaat Bluetooth audio heeft.
Het bericht Is dit een Android toestel ?ver­schijnt.
8 Tip [Neen] aan. Het bericht “Is deze Smartphone uitgerust met een digitale AV-aansluiting?ver-
schijnt.
9 Tip [Neen] aan.
Het apparaat wordt in het navigatiesysteem geregistreerd. Nadat het apparaat met succes is geregistreerd, wordt de Bluetooth verbin­ding vanaf het navigatiesysteem opgezet.
Voor gebruikers van een iPod met Lightning-connector
p Alleen een iPod met Lightning-connector
kan de iPhone-samenwerkingsfunctie (AppRadio Mode en aha) via Bluetooth draadloze technologie uitvoeren.
1 Schakel de Bluetooth draadloze techno­logie op uw apparaten in.
Bij sommige Bluetooth apparaten is er geen bepaalde bediening vereist om de Bluetooth draadloze technologie in te schakelen. Zie de handleiding van de apparaten voor details.
2 Geef het Telefoonscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
3 Tip [Instellingen Bluetooth] aan.
Het Instellingen Bluetoothscherm ver­schijnt.
4 Tip [Registratie] aan. Het “Lijst toestellenscherm verschijnt.
5 Tip [Registr. vanaf toest.] aan.
Het navigatiesysteem wacht op een verbinding via Bluetooth draadloze technologie.
6 Registreer het navigatiesysteem op uw Bluetooth apparaat.
Als uw apparaat vraagt om een wachtwoord in te voeren, voert u het wachtwoord van het na­vigatiesysteem in. Wanneer het apparaat met succes is geregi­streerd, worden de verbindingsinstellingen vanaf het apparaat gemaakt.
p Als de registratie mislukt, moet u de proce-
dure vanaf het begin herhalen.
7 Tip [OK] aan.
De registratie is voltooid en het apparaat wordt verbonden als een handsfree telefoon. U kunt de volgende instellingen uitvoeren af­hankelijk van het Bluetooth apparaat dat gere­gistreerd is.
! Het telefoonboek overbrengen
U kunt het telefoonboek naar het navigatie­systeem overbrengen als het geregistreerde Bluetooth apparaat PBAP (Phone Book Ac­cess Profile) heeft.
Een Bluetooth apparaat registreren en er verbinding mee maken
69
Nl
Page 70
Hoofdstuk
09
Een Bluetooth apparaat registreren en er verbinding mee maken
Als u [Ja] aantipt, kunt u het volledige tele­foonboek naar het navigatiesysteem over­brengen, waarna het bericht verschijnt dat het overbrengen is voltooid.
! Selecteren of de Bluetooth audio wordt
gebruikt
U kunt selecteren of de Bluetooth audio­functie wordt gebruikt als het geregi­streerde Bluetooth apparaat Bluetooth audio heeft.
Het bericht Is dit een Android toestel ?ver­schijnt.
8 Tip [Neen] aan. Het bericht “Is deze Smartphone uitgerust met een digitale AV-aansluiting?ver-
schijnt.
9 Tip [Ja] aan. Het bericht “Deze Mobiele telefoon instel- len voor AppRadio mode ?verschijnt.
10 Tip [Ja] aan als u AppRadio Mode ge­bruikt met een apparaat dat u geregi­streerd hebt.
! Ja:
U gaat nu door naar de volgende stap.
! Neen:
Het apparaat wordt in het navigatiesysteem geregistreerd. Nadat het apparaat met suc­ces is geregistreerd, wordt de Bluetooth ver­binding vanaf het navigatiesysteem opgezet.
11 Tip [OK] aan.
Voor gebruikers van een Bluetooth apparaat (met uitzondering van de iPod)
p Alleen een Android apparaat kan de smart-
phone-samenwerkingsfunctie (AppRadio
Mode en aha) via Bluetooth draadloze
technologie uitvoeren.
1 Schakel de Bluetooth draadloze techno­logie op uw apparaten in.
Bij sommige Bluetooth apparaten is er geen bepaalde bediening vereist om de Bluetooth draadloze technologie in te schakelen. Zie de handleiding van de apparaten voor details.
2 Geef het Telefoonscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
3 Tip [Instellingen Bluetooth] aan.
Het Instellingen Bluetoothscherm ver­schijnt.
4 Tip [Registratie] aan. Het “Lijst toestellenscherm verschijnt.
5 Tip [Registr. vanaf toest.] aan.
Het navigatiesysteem wacht op een verbinding via Bluetooth draadloze technologie.
6 Registreer het navigatiesysteem op uw Bluetooth apparaat.
Als uw apparaat vraagt om een wachtwoord in te voeren, voert u het wachtwoord van het na­vigatiesysteem in. Wanneer het apparaat met succes is geregi­streerd, worden de verbindingsinstellingen vanaf het apparaat gemaakt.
p Als de registratie mislukt, moet u de proce-
dure vanaf het begin herhalen.
7 Tip [OK] aan.
De registratie is voltooid en het apparaat wordt verbonden als een handsfree telefoon. U kunt de volgende instellingen uitvoeren af­hankelijk van het Bluetooth apparaat dat gere­gistreerd is.
! Het telefoonboek overbrengen
U kunt het telefoonboek naar het navigatie­systeem overbrengen als het geregistreerde Bluetooth apparaat PBAP (Phone Book Ac­cess Profile) heeft. Als u [Ja] aantipt, kunt u het volledige tele­foonboek naar het navigatiesysteem over­brengen, waarna het bericht verschijnt dat het overbrengen is voltooid.
! Selecteren of de Bluetooth audio wordt
gebruikt
U kunt selecteren of de Bluetooth audio­functie wordt gebruikt als het geregi­streerde Bluetooth apparaat Bluetooth audio heeft.
Het bericht Is dit een Android toestel ?ver­schijnt.
70
Nl
Page 71
Een Bluetooth apparaat registreren en er verbinding mee maken
Hoofdstuk
09
8 Tip [Ja] aan als het Bluetooth apparaat dat u hebt verbonden een Android appa­raat is.
! Ja:
U gaat nu door naar de volgende stap.
! Neen:
Het apparaat wordt in het navigatiesysteem geregistreerd. Nadat het apparaat met suc­ces is geregistreerd, wordt de Bluetooth ver­binding vanaf het navigatiesysteem opgezet.
Het bericht Deze Mobiele telefoon instel-
len voor AppRadio mode ?verschijnt. 9 Tip [Ja] aan als u AppRadio Mode ge-
bruikt met een apparaat dat u geregi­streerd hebt.
! Ja:
U gaat nu door naar de volgende stap.
! Neen:
Het apparaat wordt in het navigatiesysteem geregistreerd. Nadat het apparaat met suc­ces is geregistreerd, wordt de Bluetooth ver­binding vanaf het navigatiesysteem opgezet.
10 Tip [OK] aan.
Een geregistreerd apparaat verwijderen
Wanneer u reeds 5 Bluetooth apparaten hebt geregistreerd en u wilt dan nog een apparaat toevoegen, moet u eerst een van de geregi­streerde apparaten verwijderen. p Wanneer een geregistreerde telefoon ver-
wijderd wordt, worden alle telefoonboekge­gevens en de belgeschiedenis van de telefoon ook gewist.
1 Geef het Telefoonscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Instellingen Bluetooth] aan.
Het Instellingen Bluetoothscherm ver­schijnt.
3 Tip [Toestel wissen] aan.
Het Geregistreerd toestel wissen.scherm verschijnt.
4 Tip de naam van het Bluetooth appa­raat aan dat u wilt verwijderen.
Er verschijnt een bericht waarin u wordt ge­vraagd om een geregistreerd apparaat te ver­wijderen.
5 Tip [Ja] aan.
Het apparaat wordt verwijderd.
p Als het apparaat dat u hebt verwijderd was
ingesteld voor prioriteitsverbinding als handsfree telefoon, Bluetooth audiospeler of smartphone, moet het navigatiesysteem een ander apparaat instellen voor prio­riteitsverbinding.
Een geregistreerd Bluetooth apparaat handmatig verbinden
Het navigatiesysteem maakt automatisch ver­binding met het Bluetooth apparaat dat als be­stemming van de verbinding geselecteerd werd. In de volgende situaties dient u echter het Bluetooth apparaat handmatig te verbin­den: ! Er zijn twee of meer Bluetooth apparaten
geregistreerd en u wilt het apparaat dat u wilt gebruiken handmatig selecteren.
! U wilt een Bluetooth apparaat waarmee de
verbinding verbroken werd opnieuw verbin­den.
! De verbinding kan om de een of andere
reden niet automatisch tot stand gebracht
worden. Als u een verbinding handmatig start, voert u de volgende procedure uit. U kunt ook verbin­ding met het Bluetooth apparaat maken door het navigatiesysteem het apparaat automa­tisch te laten detecteren.
Een Bluetooth apparaat registreren en er verbinding mee maken
71
Nl
Page 72
Hoofdstuk
09
Een Bluetooth apparaat registreren en er verbinding mee maken
1 Schakel de Bluetooth draadloze techno­logie op uw apparaten in.
Bij sommige Bluetooth apparaten is er geen bepaalde bediening vereist om de Bluetooth draadloze technologie in te schakelen. Zie de handleiding van de apparaten voor details.
2 Geef het Telefoonscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
3 Tip [Instellingen Bluetooth] aan.
Het Instellingen Bluetoothscherm ver­schijnt.
4 Tip [Toestel wisselen] aan.
Het Ander Bluetooth toestel.scherm ver­schijnt.
5 Tip de naam van het apparaat aan waarmee u een verbinding wilt.
6 Tip het profiel aan dat u wilt verbin­den.
Het apparaat wordt als een smartphone (Android apparaat) in AppRadio Mode ver­bonden.
! AppRadio Mode (iPhone):
Het apparaat wordt als een iPod met Light­ning-connector in AppRadio Mode verbon­den.
7 Tip [OK] aan.
De verbinding start.
p Als u “AppRadio Mode (Android)of
AppRadio Mode (iPhone)selecteert, ver-
schijnt het “Selectie apparaat voor AppRadio Modescherm. Afhankelijk van
de Inst.verbinding App, zal het weerge­geven bericht verschillen.
= Zie De verbindingsmethode voor het ap-
paraat selecteren op bladzijde 171 voor
details.
= Zie De iPod verbinding instellen op blad-
zijde 163 voor details.
Wanneer er een verbinding tot stand is ge­bracht, verschijnt een bericht dat de verbin­ding is voltooid en keert het scherm terug naar het kaartscherm wanneer [OK] wordt aangetipt.
p Tip [Annuleren] aan om de verbinding met
uw apparaat te annuleren.
p Als de verbinding mislukt, moet u controle-
ren of uw apparaat inderdaad aan het wachten is op een verbinding en daarna probeert u opnieuw.
8 Tip [OK] aan.
U kunt uit de volgende profielen kiezen:
! Handsfree:
Het apparaat wordt als een handsfree tele­foon verbonden.
! Bluetooth Audio:
Het apparaat wordt als een Bluetooth au­diospeler verbonden.
! AppRadio Mode (Android):
72
Nl
Instelling voor prioriteitsver­binding
Het geselecteerde apparaat is ingesteld voor prioriteitsverbinding. Een van de volgende pictogrammen verschijnt naast de naam van het apparaat.
Page 73
Een Bluetooth apparaat registreren en er verbinding mee maken
Verschijnt wanneer het apparaat zoda­nig is geregistreerd dat het bij voorkeur wordt gepaard met de smartphone in AppRadio Mode.
Verschijnt wanneer het apparaat zoda­nig is geregistreerd dat het bij voorkeur wordt gepaard met de Bluetooth audio­verbinding.
Verschijnt wanneer het apparaat zoda­nig is geregistreerd dat het bij voorkeur wordt gepaard met de handsfree ver­binding.
Hoofdstuk
09
Een Bluetooth apparaat registreren en er verbinding mee maken
73
Nl
Page 74
Hoofdstuk
10
Gebruik van handsfree telefoneren
BELANGRIJK
Voor uw veiligheid moet u zoveel mogelijk vermij­den te telefoneren tijdens het rijden.
Als uw mobiele telefoon Bluetooth technolo­gie ondersteunt, kan dit navigatiesysteem draadloos aangesloten worden op uw mobiele telefoon. Dankzij deze handsfree-functie kunt u het navigatiesysteem bedienen om telefoon­gesprekken te maken of te ontvangen. U kunt ook de gegevens van het telefoonboek van uw mobiele telefoon overbrengen naar het naviga­tiesysteem. Dit gedeelte beschrijft de instelling van een Bluetooth verbinding en de bediening van een mobiele telefoon met Bluetooth tech­nologie met het navigatiesysteem.
Zie de informatie op onze website voor details over de verbinding met de apparaten uitgerust met Bluetooth draadloze technologie.
Het telefoonmenu weergeven
Gebruik het Telefoonmenu als u een mobie­le telefoon op het navigatiesysteem aansluit. = Zie Hoofdstuk 9 voor details.
1 Druk op de HOME toets om het Top Menuscherm weer te geven.
2 Tip [Telefoon] aan. Het “Telefoonscherm verschijnt.
21 345
5 Naam van de verbonden mobiele tele-
foon
Zelf telefoneren
U kunt op verschillende manieren zelf iemand anders bellen.
5
123 4
1
Het gesprek eindigt.
2
, De handsfreefunctie wordt in- of uitgescha­keld. Als u via de mobiele telefoon wilt spre­ken, schakelt u de handsfreefunctie uit.
3
De nummertoetsen verschijnen.
4
, Hiermee kunt u het volume instellen wanneer u spreekt.
5
Het bedieningsmenu wordt tijdens het tele­foongesprek geminimaliseerd.
Rechtstreeks bellen
1 Geef het Telefoonscherm weer.
= Zie Het telefoonmenu weergeven op blad-
zijde 74 voor details.
2 Tip [Kiestoetsen] aan.
1 Ontvangsttoestand van de mobiele telefoon 2 Netwerknaam van het telefoonbedrijf van
de mobiele telefoon
3 Batterijtoestand van de mobiele telefoon 4 Sterkte van de Bluetooth verbinding tussen
het navigatiesysteem en het apparaat
74
Nl
Page 75
Gebruik van handsfree telefoneren
Hoofdstuk
10
3 Toets het telefoonnummer in met de cijfertoetsen.
Wanneer de invoer is voltooid, wordt [OK] ac­tief.
# Als u aantipt, wordt het ingevoerde num- mer cijfer voor cijfer gewist, te beginnen bij het einde van het nummer. Indrukken en vasthouden om alle cijfers te wissen.
4 Tip [OK] aan om te bellen.
p Tip [Annuleren]of aan om de oproep
te annuleren nadat het systeem begint te bellen.
5 Tip aan om het gesprek te beëindi­gen.
Een telefoonnummer uit het telefoonboek bellen
U kunt een telefoonnummer kiezen en bellen uit de telefoonboekgegevens die naar het navi­gatiesysteem zijn overgebracht. p Voordat u deze functie kunt gebruiken,
moet u de telefoonboekgegevens die in uw mobiele telefoon zijn opgeslagen overbren­gen naar het navigatiesysteem.
= Zie Het telefoonboek overbrengen op blad-
zijde 78 voor details.
Een telefoonnummer dat u wilt bellen met de alfabet-tabs zoeken
1 Geef het Telefoonscherm weer.
= Zie Het telefoonmenu weergeven op blad-
zijde 74 voor details.
2 Tip [Contacten] aan. Het “Contactenlijstenscherm verschijnt.
3 Tip de alfabet-tabs aan.
Gebruik van handsfree telefoneren
Het gesprek eindigt.
p Het is mogelijk dat u een geluid hoort wan-
neer u de telefoon ophangt.
# Als u tijdens het telefoongesprek geminimaliseerd. Tip geven.
aantipt, wordt het bedieningsmenu
aan om het menu opnieuw weer te
Het scherm gaat naar de bovenkant van de pa­gina die de items weergeeft die met de gese­lecteerde letter of cijfer beginnen.
p Bij aantippen van de lettertabs worden alle
items weergegeven die met symbolen be­ginnen.
p Tip [Num] aan om alle items weer te geven
die met cijfers beginnen.
p Tip [Oth.] aan om de pagina weer te geven
met items die niet aan een van de andere tabs zijn toegewezen.
# Als u [Sorteren] aantipt, kunnen de namen gesorteerd worden. Tip [Sorteren] enkele malen aan om de instelling als volgt te wijzigen:
Nl
75
Page 76
Hoofdstuk
10
Gebruik van handsfree telefoneren
! Voornaam (standaardinstelling):
Wijzigt de contactgegevens naar weergave van de voornaam/achternaam en sorteert de items op voornaam.
! Familienaam:
Wijzigt de contactgegevens naar weergave van de achternaam/voornaam en sorteert de items op achternaam.
p Afhankelijk van het type mobiele telefoon, is
het mogelijk dat deze instellingen niet be­schikbaar zijn.
4 Tip de gewenste naam aan in de lijst. 5 Tip het gewenste item in de lijst aan
om het bijbehorende nummer te bellen.
Er verschijnt een oproepbevestigingsmelding.
6 Tip [Ja] aan.
Het nummer wordt gebeld.
p Tip [Annuleren]of aan om de oproep
te annuleren nadat het systeem begint te bellen.
7 Tip aan om het gesprek te beëindi­gen.
Een nummer bellen via zoeken op naam
U kunt zoeken op de namen die in het “Con- tactenlijstenscherm zijn geregistreerd.
1 Geef het Telefoonscherm weer.
= Zie Het telefoonmenu weergeven op blad-
zijde 74 voor details.
2 Tip [Contacten] aan. Het “Contactenlijstenscherm verschijnt.
3 Tip [Zoeken] aan. 4 Voer de gewenste naam in en tip dan
[OK] aan.
5 Tip de gewenste naam aan in de lijst. 6 Tip het gewenste item in de lijst aan
om het bijbehorende nummer te bellen.
Er verschijnt een oproepbevestigingsmelding.
7 Tip [Ja] aan.
Het nummer wordt gebeld.
p Tip [Annuleren]of aan om de oproep
te annuleren nadat het systeem begint te bellen.
8 Tip aan om het gesprek te beëindi­gen.
Iemand bellen via de geschiedenislijst
De meest recente gesprekken (zelf gebeld) en ontvangen en gemiste oproepen worden in de geschiedenislijst opgeslagen. U kunt door de lijst bladeren en nummers bellen. p Voor iedere geregistreerde mobiele telefoon
kunnen 30 oproepen op elke geschiedenis­lijst worden opgeslagen. Als er meer dan 30 oproepen zijn, wordt de oudste verwij­derd.
1 Geef het Telefoonscherm weer.
= Zie Het telefoonmenu weergeven op blad-
zijde 74 voor details.
2 Tip [Oproephist.] aan. 3 Tip [Ontvangen], [Gekozen] of [Gemist]
aan.
De geselecteerde geschiedenislijst verschijnt.
4 Tip een item op de lijst aan.
Het Zoekresultaten naam contactscherm verschijnt.
76
Nl
Er verschijnt een oproepbevestigingsmelding.
5 Tip [Ja] aan.
Het nummer wordt gebeld.
Page 77
Gebruik van handsfree telefoneren
Hoofdstuk
10
p Tip [Annuleren]of aan om de oproep
te annuleren nadat het systeem begint te bellen.
6 Tip aan om het gesprek te beëindi­gen.
Opnieuw hetzelfde nummer bellen
U kunt opnieuw het nummer bellen dat het laatst werd gebeld.
1 Geef het Telefoonscherm weer.
= Zie Het telefoonmenu weergeven op blad-
zijde 74 voor details.
2 Tip [Bel terug] aan.
Er verschijnt een oproepbevestigingsmelding.
3 Tip [Ja] aan.
Het nummer wordt gebeld.
Een favoriete locatie bellen
U kunt naar een locatie bellen die in de “Hist./ Favor.lijst is vastgelegd.
1 Geef het Bestemmingscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de navigatiemenu- schermen op bladzijde 26.
2 Tip [Hist./Favor.] aan. 3 Tip
bellen. Het “Detailsscherm verschijnt.
4 Tip
Het nummer wordt gebeld.
5 Tip aan om het gesprek te beëindi­gen.
aan naast de locatie die u wilt
aan om te bellen.
p Tip [Annuleren]of aan om de oproep
te annuleren nadat het systeem begint te bellen.
p U kunt niet bellen naar locaties of POIs
zonder telefoonnummers.
1 Zoek naar de POI. Het “POI-lijstscherm verschijnt.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Nuttige plaatsen (POI) zoeken op bladzijde 46.
2 Tip aan naast de POI die u wilt bel­len. Het “Detailsscherm verschijnt.
3 Tip
Het nummer wordt gebeld.
p Tip [Annuleren]of aan om de oproep
te annuleren nadat het systeem begint te bellen.
4 Tip aan om het gesprek te beëin­digen.
aan om te bellen.
Gebruik van handsfree telefoneren
Het telefoonnummer van een voorziening bellen
U kunt bellen naar voorzieningen met tele­foonnummers.
77
Nl
Page 78
Hoofdstuk
10
Gebruik van handsfree telefoneren
Een oproep ontvangen
U kunt het navigatiesysteem gebruiken om de telefoon zonder gebruik van uw handen te be­antwoorden.
Een inkomende oproep beantwoorden
Het systeem informeert u dat het een oproep ontvangt door een bericht weer te geven en een belsignaal te geven.
p U kunt het systeem instellen op automa-
tisch beantwoorden van inkomende oproe­pen. Als het systeem niet is ingesteld op automatisch beantwoorden van inkomende oproepen, kunt u de oproepen handmatig beantwoorden. = Zie De telefoon automatisch opnemen
op bladzijde 81 voor details.
p Als de stem van de andere partij niet luid
genoeg is, kunt u het volume daarvan aan­passen.
= Zie Het volume voor de begeleiding en de
telefoon instellen op bladzijde 147 voor
details.
p Als het telefoonnummer van de beller al in
uw Contactenis geregistreerd, zal de daarvoor geregistreerde naam worden ge­toond.
p Afhankelijk van hoe de beller-ID werkt of is
ingesteld, is het mogelijk dat het nummer van de beller niet getoond kan worden. Oproep van onbekend nummer.zal dan in plaats van het nummer worden ge­toond.
1 Tip roep te beantwoorden.
Het bedieningsmenu verschijnt tijdens een ge­sprek.
aan om een inkomende op-
# Als u aantipt, wordt de inkomende op- roep geweigerd. De geweigerde oproep wordt opgeslagen in de lijst met gemiste oproepen.
= Zie Iemand bellen via de geschiedenislijst op
bladzijde 76 voor details.
2 Tip aan om het gesprek te beëindi­gen.
Het gesprek eindigt.
p Het is mogelijk dat u een geluid hoort wan-
neer u de telefoon ophangt.
# Als u functie in- of uitschakelen. Schakel de functie uit als u via de mobiele telefoon wilt spreken. # Als u bellen. # Als u [–]of[+] aantipt, kunt u het volume in- stellen wanneer u spreekt. # Als u tijdens het telefoongesprek geminimaliseerd. Tip geven.
of aantipt, kunt u de handsfree-
aantipt, kunt u tijdens een gesprek
aantipt, wordt het bedieningsmenu
aan om het menu opnieuw weer te
Het telefoonboek overbrengen
U kunt de telefoonboekgegevens van uw mobi­ele telefoon overbrengen naar het telefoon­boek van het navigatiesysteem.
78
Nl
Page 79
Gebruik van handsfree telefoneren
Hoofdstuk
10
p Afhankelijk van uw mobiele telefoon kan
het telefoonboek een naam hebben zoals Contactgegevens, Firmas of iets dergelijks.
p Bij bepaalde mobiele telefoons is het niet
mogelijk het volledige telefoonboek in een keer over te brengen. In dit geval moeten de adressen één voor één overgebracht worden vanuit het telefoonboek van de mo­biele telefoon.
p Als u een mobiele telefoon aansluit die is
uitgerust met een automatische synchroni­satiefunctie, zal de overdracht van het tele­foonboek of de synchronisatie automatisch worden uitgevoerd.
p Maximaal kunnen er 1 000 registraties per
mobiele telefoon worden overgebracht. Als er meer dan 1 000 registraties zijn, zullen de extra registraties niet worden overge­bracht.
p Voor iedere persoon (bedrijf enz.) kunnen
tot 5 telefoonnummers worden ingevoerd. Als er voor een bepaalde persoon meerdere nummers zijn geregistreerd, zoals een nummer op het werk en thuis, is het moge­lijk dat elk nummer als een aparte registra­tie wordt beschouwd.
p Afhankelijk van de mobiele telefoon die is
aangesloten op het navigatiesysteem via Bluetooth technologie, is het mogelijk dat het navigatiesysteem het telefoonboek niet correct weergeeft. (Sommige tekens kun­nen verkeerd weergegeven worden.)
p Als het telefoonboek in de mobiele telefoon
beeldgegevens bevat, is het mogelijk dat het telefoonboek niet correct overgebracht wordt.
p De overgebrachte gegevens kunnen niet
worden bewerkt op het navigatiesysteem.
p Afhankelijk van de mobiele telefoon is het
mogelijk dat de overdracht van het tele­foonboek niet uitgevoerd kan worden.
1 Sluit de mobiele telefoon aan met het telefoonboek dat overgebracht moet wor­den.
= Zie Een geregistreerd Bluetooth apparaat
handmatig verbinden op bladzijde 71 voor
details.
2 Tip [Bewerk/wis] aan op het Telefoon scherm. Het “Bewerken/Wissenscherm verschijnt.
= Zie Het telefoonmenu weergeven op blad-
zijde 74 voor details.
3 Tip [Contactgeg.] aan. Het “Contactenlijstenscherm verschijnt.
4 Tip [Importeren] aan.
p Afhankelijk van de mobiele telefoon die via
Bluetooth technologie op dit navigatiesys­teem is aangesloten, moet de bediening mogelijk vanaf de mobiele telefoon worden uitgevoerd.
p Als sommige gegevens reeds zijn overge-
bracht, selecteert u [Overschrijf]of[Extra]. Afhankelijk van de mobiele telefoon wordt het telefoonboek dat in het navigatiesys­teem is geregistreerd mogelijk automatisch overschreven en kan deze stap worden over­geslagen. ! Overschrijf:
De bestaande gegevens worden over­schreven en als een telefoonnummer aan de mobiele telefoon is toegevoegd, wordt het overgebracht.
! Extra:
Als een telefoonnummer aan de mobiele telefoon is toegevoegd, wordt het over­gebracht.
Wanneer de gegevens zijn overgebracht, zal er gevraagd worden of u nog meer gegevens wilt overbrengen.
5 Tip [Neen] aan.
De overgebrachte gegevens worden door het navigatiesysteem geïmporteerd. Wanneer de gegevens met succes zijn geïm­porteerd, wordt er een bericht getoond dat het importeren is voltooid en verschijnt het Con- tactenlijsten” scherm.
Gebruik van handsfree telefoneren
79
Nl
Page 80
Hoofdstuk
10
Gebruik van handsfree telefoneren
p Dit kan even duren afhankelijk van hoeveel
gegevens er moeten worden overgebracht.
# Tip [Ja] aan om door te gaan met de gegevens- overdracht.
Geregistreerde contactgegevens wissen
1 Tip [Bewerk/wis] aan op het Telefoon scherm. Het “Bewerken/Wissenscherm verschijnt.
= Zie Het telefoonmenu weergeven op blad-
zijde 74 voor details.
2 Tip [Contactgeg.] aan. Het “Contactenlijstenscherm verschijnt.
3 Tip [Wissen] aan. Het “Wissenscherm verschijnt.
4 Tip de registratie aan die u wilt verwij­deren.
Er verschijnt een vinkje naast het item.
# Als u [Alle] aantipt, kunt u alle items selecte- ren. Als u alle items wilt deselecteren, tipt u [Geen] aan.
5 Tip [Wissen] aan.
Er zal nu gevraagd worden om bevestiging voor het wissen van de gegevens.
6 Tip [Ja] aan.
Het item wordt gewist.
# Als u [Neen] aantipt, wordt het wissen gean- nuleerd.
De geschiedenis-informatie wissen
U kunt het geheugen wissen van ieder item dat overeenstemt met de verbonden mobiele telefoon: de geschiedenis-informatie van de uitgaande oproepen, de geschiedenis-informa-
tie van de inkomende oproepen of de geschie­denis-informatie van de gemiste oproepen.
1 Tip [Bewerk/wis] aan op het Telefoon scherm. Het “Bewerken/Wissenscherm verschijnt.
= Zie Het telefoonmenu weergeven op blad-
zijde 74 voor details.
2 Tip het geschiedenis-item aan dat u wilt wissen.
Op dit scherm kunnen de volgende items wor­den geselecteerd:
! Gekozen nummers wissen:
De geschiedenislijst van gebelde nummers wordt gewist.
! Ontvangen oproepen wissen:
De geschiedenislijst van ontvangen oproe­pen wordt gewist.
! Gemiste oproepen wissen:
De geschiedenislijst van gemiste oproepen wordt gewist.
3 Tip de geschiedenis-informatie aan die u wilt wissen.
Er komt een kruisje voor de geselecteerde ge­schiedenis-informatie te staan en u kunt ver­dergaan met het selecteren van geschiedenis­informatie.
# Tip [Alle] aan om alle geschiedenis-informatie te selecteren. Tip [Geen] aan om de selectie van alle geschiedenis-informatie te annuleren.
4 Tip [Wissen] aan.
Er verschijnt een bevestigingsmelding.
5 Tip [Ja] aan.
De gegevens voor het geselecteerde item wor­den gewist uit het geheugen van dit navigatie­systeem.
# Als u het geheugen dat u geselecteerd hebt niet wilt wissen, tipt u [Neen] aan.
80
Nl
Page 81
Gebruik van handsfree telefoneren
Hoofdstuk
10
De telefooninstellingen wijzigen
De apparaatnaam bewerken
U kunt de apparaatnaam wijzigen die op uw mobiele telefoon wordt weergegeven. (De standaardinstelling is PIONEER NAVI.)
1 Geef het Telefoonscherm weer.
= Zie Het telefoonmenu weergeven op blad-
zijde 74 voor details.
2 Tip [Instellingen Bluetooth] aan.
Het Instellingen Bluetoothscherm ver­schijnt.
3 Tip [Naam toestel] aan.
Het toetsenbord voor het invoeren van de naam verschijnt.
4 Tip dige naam en voer de nieuwe naam met het toetsenbord in.
p Er kunnen maximaal 20 tekens voor een ap-
5 Tip [OK] aan.
De naam is gewijzigd.
aan voor het wissen van de hui-
paraatnaam worden ingevoerd.
2 Tip [Instellingen Bluetooth] aan.
Het Instellingen Bluetoothscherm ver­schijnt.
3 Tip [Wachtwoord] aan.
Het wachtwoord-instelscherm verschijnt.
4 Tip huidige wachtwoord en voer het nieuwe wachtwoord met het toetsenbord in.
5 Tip [OK] aan.
Het wachtwoord is gewijzigd.
aan voor het wissen van het
De Bluetooth golftransmissie stoppen
U kunt het uitzenden van elektrische golven stoppen door de Bluetooth functie uit te scha­kelen. Als u de Bluetooth draadloze technolo­gie niet gebruikt, raden wij u aan Uitte selecteren.
1 Geef het Telefoonscherm weer.
= Zie Het telefoonmenu weergeven op blad-
zijde 74 voor details.
2 Tip [Instellingen Bluetooth] aan.
Het Instellingen Bluetoothscherm ver­schijnt.
3 Tip [Bluetooth aan/uit] aan.
Tip [Bluetooth aan/uit] enkele malen aan om de instelling als volgt te wijzigen:
! Aan (standaardinstelling):
De Bluetooth functie is ingeschakeld.
! Uit:
De Bluetooth functie is uitgeschakeld.
Gebruik van handsfree telefoneren
Het wachtwoord bewerken
U kunt het wachtwoord wijzigen dat op uw mobiele telefoon voor de verificatie wordt ge­bruikt. (De standaardinstelling is 1111.) p Er kunnen vier tot acht tekens worden inge-
voerd voor het wachtwoord.
1 Geef het Telefoonscherm weer.
= Zie Het telefoonmenu weergeven op blad-
zijde 74 voor details.
De telefoon automatisch opnemen
Het navigatiesysteem beantwoordt automa­tisch inkomende oproepen naar de mobiele te­lefoon, dus u kunt oproepen beantwoorden terwijl u rijdt zonder dat u uw handen van het stuur afneemt.
1 Geef het Telefoonscherm weer.
= Zie Het telefoonmenu weergeven op blad-
zijde 74 voor details.
Nl
81
Page 82
Hoofdstuk
10
Gebruik van handsfree telefoneren
2 Tip [Inst. ink. oproep] aan.
Het Instellingen inkomende oproepen. scherm verschijnt.
3 Tip [Voorkeur aut.beantw.] aan.
Het Voorkeur aut.beantw.scherm ver­schijnt.
4 Tip de gewenste optie aan.
Op dit scherm kunnen de volgende items wor­den geselecteerd:
! Uit (standaardinstelling):
Geen automatisch beantwoorden. U moet zelf de telefoon opnemen.
! Onmiddellijk:
De telefoon meteen opnemen.
! Na 3 seconden:
De telefoon na drie seconden opnemen.
! Na 6 seconden:
De telefoon na zes seconden opnemen.
! Na 10 seconden:
De telefoon na tien seconden opnemen.
De automatische weigeringsfunctie instellen
Als deze functie ingeschakeld is, weigert het navigatiesysteem automatisch alle inkomende oproepen.
1 Geef het Telefoonscherm weer.
= Zie Het telefoonmenu weergeven op blad-
zijde 74 voor details.
2 Tip [Inst. ink. oproep] aan.
Het Instellingen inkomende oproepen. scherm verschijnt.
3 Tip [Alle gespr. weigeren] aan.
Tip [Alle gespr. weigeren] enkele malen aan om de instelling als volgt te wijzigen:
! Uit (standaardinstelling):
Alle inkomende oproepen worden geaccep­teerd.
! Aan:
Alle inkomende oproepen worden gewei­gerd.
p Als zowel “Alle gespr. weigeren” als
Voorkeur aut.beantw.” is geactiveerd,
heeft Alle gespr. weigeren” voorrang en worden alle inkomende oproepen automa­tisch geweigerd.
p Als Alle gespr. weigeren” op Aan” is in-
gesteld, worden geweigerde inkomende op­roepen niet opgeslagen in de lijst met gemiste oproepen.
Opmerkingen met betrekking tot het handsfree telefoneren
Algemene opmerkingen
! Er kan niet gegarandeerd worden dat er
een verbinding tot stand kan worden ge­bracht met alle mobiele telefoons met Bluetooth draadloze technologie.
! De directe afstand tussen dit navigatiesys-
teem en uw mobiele telefoon moet 10 meter of minder zijn wanneer u spraak en gegevens via Bluetooth technologie wilt verzenden en ontvangen. Afhankelijk van de gebruiksomgeving kan de feitelijke over­drachtafstand korter zijn dan deze opgege­ven afstand.
! Bij sommige mobiele telefoons is het mo-
gelijk dat het belsignaal niet via de luid­sprekers wordt weergegeven.
! Als de privémodus op de mobiele telefoon
is geselecteerd, is het mogelijk dat hand­sfree telefoneren niet kan worden gebruikt.
Registratie en verbinding
! De bediening van de mobiele telefoon vari-
eert, naargelang het type mobiele telefoon. Raadpleeg de handleiding die met uw mo­biele telefoon geleverd werd voor gedetail­leerde instructies.
82
Nl
Page 83
Gebruik van handsfree telefoneren
Hoofdstuk
10
! Het kan bij mobiele telefoons gebeuren dat
het overbrengen van het telefoonboek niet werkt hoewel de telefoon met het navigatie­systeem is gepaard. In dat geval maakt u uw telefoon los, voert daarna het paren vanaf uw telefoon naar het navigatiesys­teem opnieuw uit en probeert dan nog­maals om het telefoonboek over te brengen.
Telefoongesprekken maken en ontvangen
! Het is mogelijk dat u een geluid hoort in de
volgende situaties: Als u de telefoon beantwoordt via de
toets op de telefoon.
Als de persoon aan de lijn de telefoon
ophangt.
! Als de persoon aan de andere zijde van de
telefoon het gesprek niet kan horen als ge­volg van een echo, verlaagt u het volume voor handsfree telefoneren. Hierdoor wordt de echo meestal minder.
! Bij bepaalde mobiele telefoons kan het
zelfs wanneer u de toets op de mobiele tele­foon indrukt voor het aannemen van een in­komende oproep mogelijk zijn dat er niet handsfree getelefoneerd kan worden.
! De geregistreerde naam verschijnt als het
telefoonnummer van de ontvangen oproep reeds in het telefoonboek is geregistreerd. Als een bepaald telefoonnummer onder verschillende namen is geregistreerd, wordt alleen het telefoonnummer getoond.
! Als het telefoonnummer van de inkomende
oproep niet geregistreerd is in het telefoon­boek, verschijnt het telefoonnummer van de beller.
De geschiedenis van ontvangen oproepen en gebelde nummers
! U kunt geen onbekende gebruiker (geen te-
lefoonnummer) bellen via de geschiedenis van ontvangen oproepen.
! Als u belt door alleen uw mobiele telefoon
te gebruiken, worden er geen geschiedenis­gegevens opgenomen in het navigatiesys­teem.
Telefoonboekgegevens overbrengen
! Als er meer dan 1 000 registraties in het te-
lefoonboek van uw mobiele telefoon zijn, worden soms niet alle registraties volledig gedownload.
! Bij sommige mobiele telefoons kunnen
niet alle items in het telefoonboek in een keer worden overgebracht. In dit geval moe­ten de items één voor één vanaf uw mobie­le telefoon worden overgebracht.
! Afhankelijk van de mobiele telefoon kan
het gebeuren dat het navigatiesysteem het telefoonboek niet correct weergeeft. (Som­mige tekens kunnen verkeerd worden weer­gegeven of de voor- en achternaam worden in de omgekeerde volgorde weergegeven.)
! Als het telefoonboek in de mobiele telefoon
beeldgegevens bevat, is het mogelijk dat het telefoonboek niet correct overgebracht wordt. (Beeldgegevens kunnen niet worden overgebracht vanaf de mobiele telefoon.)
! Afhankelijk van de mobiele telefoon is het
mogelijk dat de overdracht van het tele­foonboek niet uitgevoerd kan worden.
Gebruik van handsfree telefoneren
83
Nl
Page 84
Hoofdstuk
11
Basisbediening van de AV-bron
In dit hoofdstuk wordt de basisbediening van de AV-bron beschreven.
U kunt de volgende bronnen met uw Pioneer navigatiesysteem weergeven of gebruiken.
! Radio (FM, MG/LG) ! CD ! ROM (in MP3, AAC, WMA) ! DVD-Video ! DivX ! SD
De volgende bronnen kunnen weergegeven of gebruikt worden door een extra apparaat aan te sluiten.
! Digitale radio (DAB) (*1) ! USB ! iPod ! Aha Radio ! Bluetooth audio ! AV-ingang 1 (AV1) ! AV-ingang 2 (AV2)
p (*1) Deze bron is alleen beschikbaar op de
AVIC-F950DAB.
Het AV-bedieningsscherm weergeven
% Druk op de MODE toets terwijl het kaartscherm wordt weergegeven.
p Het AV-bedieningsscherm kan ook worden
weergegeven door [AV-bron] op het Top Menu” aan te tippen.
Een bron selecteren
Bronpictogrammen
% Tip het pictogram aan van de bron die u wilt selecteren op de linkerrand van het scherm.
Het bedieningsscherm van de geselecteerde bron verschijnt.
p Als er zeven of meer bronnen kunnen wor-
den geselecteerd, verschijnt
p Als u
grammen omgewisseld en verschijnen de verborgen pictogrammen.
aantipt, worden de AV-bronpicto-
.
De AV-bron uitschakelen
Schakel de AV-bron uit om te stoppen met af­spelen of de ontvangst van de AV-bron.
% Tip [Bron Uit] aan op de linkerrand van het scherm.
De AV-bron wordt uitgeschakeld.
Aanduiding voor de AV-bron
Als u een zender of liedje selecteert met de omhoog/omlaagtoets voor de fragmenten ter­wijl het kaartscherm wordt weergegeven, ver­schijnt de aanduiding voor de AV-bron bovenaan het kaartscherm. De aanduiding voor de AV-bron toont de status van de AV­bron die wordt afgesp eeld. De aanduiding voor de AV-bron verdwijnt als deze langer dan ongeveer vier seconden niet wordt bediend nadat deze is verschenen.
Aanduiding voor de AV-bron
84
Nl
Page 85
Gebruik van de radio
Hoofdstuk
12
U kunt naar de radio luisteren via gebruik van het navigatiesysteem. In dit hoofdstuk wordt de bediening van de radio beschreven.
De functies die verband houden met RDS (Radio Data System) zijn alleen beschikbaar in gebieden met FM-zenders die RDS-signalen uitzenden. Zelfs wanneer het navigatiesysteem een RDS-zender ontvangt, is het toch mogelijk dat niet alle RDS-functies beschikbaar zijn.
Startprocedure
1 Geef het AV-bedieningsscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Het AV-bedieningsscherm weerge- ven op bladzijde 84.
2 Tip [Radio] op de linkerrand van het scherm aan om het Radioscherm weer te geven.
3 Tip de afstemband-indicator aan om een andere afstemband te selecteren.
= Zie Gebruik van de aanraaktoetsen op blad-
zijde 86 voor details.
4 Gebruik de aanraaktoetsen op het scherm om de radio te bedienen.
= Zie Gebruik van de aanraaktoetsen op blad-
zijde 86 voor details.
Het scherm aflezen
5243
1
6
7 8
Deze laat de zendernaam (stationsnaam) van de huidige zender zien.
p Wanneer AMis geselecteerd, wordt
deze indicator niet getoond.
3 PTY-indicator
Deze laat het programmatype van de huidige zender zien (indien beschikbaar).
p Wanneer AMis geselecteerd, wordt
deze indicator niet getoond.
4 Huidige tijd 5 Afstemband-indicator
Deze laat zien op welke band de radio is afge­stemd: FM1, FM2, FM3 of AM.
6 TEXT-indicator
Deze geeft aan wanneer er radiotekst wordt ontvangen.
7 TRFC-indicator
Deze laat de status van verkeersberichten zien.
8 NEWS-indicator
Deze laat de status van nieuwsprogrammas zien.
9 Voorkeurzendernummer-indicator
Toont de geselecteerde voorkeurzender
a Frequentie-indicator b Signaalniveau-indicator c STEREO-indicator
Deze laat zien of de uitzending waarop u hebt afgestemd in stereo is.
p Wanneer AMis geselecteerd, wordt
deze indicator niet getoond.
d Radiotekst-displaygebied
Hier wordt de radiotekst weergegeven die ont­vangen wordt.
p Wanneer AMis geselecteerd, wordt
deze indicator niet getoond.
Gebruik van de radio
d
bc a
9
1 Bronpictogram
Dit geeft aan welke bron er is geselecteerd.
2 Zendernaam-indicator
85
Nl
Page 86
Hoofdstuk
12
Gebruik van de radio
Gebruik van de aanraaktoetsen
1
9
1 Een afstemband selecteren
Tip het linker deel aan om een FM-band (FM1, FM2 of FM3). Tip het rechter deel aan om over te schakelen naar de AM-band.
p Wanneer AMis geselecteerd, kunt u
niet naar een andere AM-band over­schakelen door de afstembandtoets aan te tippen.
2 Equalizercurven oproepen
= Zie Gebruik van de equalizer op bladzijde
165 voor details.
3 Het Functiemenu weergeven
= Zie Gebruik van de geavanceerde functies
op bladzijde 88 voor details.
4 Bediening van sommige functies via een
veeghandeling
= Zie Veeghandeling op bladzijde 29 voor
details.
5 Het Telefoonscherm weergeven
= Zie Het telefoonmenu weergeven op
bladzijde 74 voor details.
6 Het radiotekstscherm weergeven
Hier wordt de radiotekst weergegeven die ont­vangen wordt.
p Wanneer AMis geselecteerd, wordt
deze indicator niet getoond.
= Zie Gebruik van radiotekst op bladzijde
87 voor details.
7 De frequenties van de sterkste zenders
opslaan
= Zie De frequenties van de sterkste zen-
ders opslaan op bladzijde 87 voor de-
tails.
23
7 68 5
8 Handmatige afstemming
Voor handmatige afstemming tipt u even aan. De frequentie gaat dan één stapje omhoog of omlaag.
Automatische afstemming
Voor automatische afstemming houdt u
ongeveer één seconde vast en laat de toets
4
dan los. De tuner zal nu zelf de frequenties in de aangegeven richting afzoeken tot er een uitzending gevonden wordt die sterk genoeg is voor een goede ontvangst.
p U kunt de automatische afstemming an-
nuleren door tippen.
p Als u
of ingedrukt houdt, kunt u zendfrequenties overslaan. De automati­sche afstemming begint wanneer u de toetsen loslaat.
9 De voorkeurzenders weergeven
Tip deze toets aan om de voorkeurzenderlijst weer te geven. Tip een item op de lijst aan (1tot 6)omaf te stemmen op de betreffende voorkeurzender.
p Als u de toets voor weergave van de
voorkeurzenderlijst aantipt terwijl de voorkeurzenderlijst wordt getoond, ver­dwijnt de lijst en verschijnen de voor­keurzendertoetsen.
Toets voor weergave van voorkeurzenderlijst
Voorkeurzendertoetsen
! Nadat de zendfrequenties van de ge-
wenste zenders in het geheugen zijn op­geslagen, kunt u hierop gemakkelijk afstemmen door middel van het eenvou­dig aantippen van een toets. = Zie Zenderfrequenties opslaan op
bladzijde 87 voor details.
of
of
of even kort aan te
86
Nl
Page 87
Gebruik van de radio
Hoofdstuk
12
Zenderfrequenties opslaan
Door een voorkeurzendertoets (1tot 6) aan te tippen kunt u heel eenvoudig tot maximaal zes zenders opslaan, zodat u deze later weer kunt oproepen (door de toets opnieuw aan te tippen).
1 Selecteer de frequentie die u in het ge­heugen wilt opslaan.
2 Geef de voorkeurzenderlijst weer.
= Zie De voorkeurzenders weergeven op
bladzijde 86 voor details.
3 Blijf op een van de voorkeurzender­toetsen [1] tot [6] drukken.
De geselecteerde radiozender wordt in het ge­heugen opgeslagen. De volgende keer dat u dezelfde voorkeurzen­dertoets 1tot 6aantipt, wordt de radiozen­der uit het geheugen opgeroepen.
p Er kunnen maximaal 18 FM-zenders, zes
voor elk van de drie FM-banden, en zes MG/ LG-zenders in het geheugen worden opge­slagen.
De frequenties van de sterkste zenders opslaan
BSM (geheugen voor de sterkste zenders) stelt u in staat autom atisch de zes sterkste zender­frequenties op te slaan onder de voorkeurzen­dertoetsen 1tot 6zodat u later door aantippen van een toets op deze zenders kunt afstemmen. p Door zenderfrequenties op te slaan met
BSM, kunnen er reeds opgeslagen zender­frequenties worden vervangen.
% Tip [BSM] aan om te beginnen met zoe­ken.
Er verschijnt een bericht. Terwijl het bericht wordt weergegeven, worden de zes sterkste zenderfrequenties onder de voorkeurzender­toetsen 1tot 6opgeslagen op volgorde van hun signaalsterkte. Wanneer dit voltooid is, verdwijnt het bericht.
# Als u [Annuleren] aantipt, wordt het opslag- proces geannuleerd.
Gebruik van radiotekst
p Deze functie kan alleen op de FM-band
worden gebruikt. Deze tuner is in staat radiotekst die wordt uit­gezonden door RDS-zenders, bijvoorbeeld zen­dergegevens, de titel van het uitgezonden muziekstuk en de naam van de artiest, op het display weer te geven. p De tuner slaat automatisch de drie laatst
ontvangen radiotekstuitzendingen in het
geheugen op, waarbij de tekst van de minst
recente uitzending door de nieuwe tekst zal
worden vervangen. p Wanneer er geen radiotekst wordt ontvan-
gen, wordt Geen tekstaangegeven.
De laatste drie radiotekstuitzen­dingen bekijken
U kunt de radiotekst die op dit moment wordt ontvangen en de drie meest recente radio­tekstuitzendingen op het display laten verschij­nen.
Gebruik van de radio
1 Geef het radiotekstscherm weer.
= Zie Het radiotekstscherm weergeven op
bladzijde 86 voor details.
2 Druk op de TRK toets.
Bij indrukken van de toets schakelt de tekstin­houd over van de huidige radiotekst naar de drie meest recente radiotekstuitzendingen.
p Als er geen radiotekstgegevens in het ge-
heugen zijn, zal de display-aanduiding niet veranderen.
87
Nl
Page 88
Hoofdstuk
12
Gebruik van de radio
Radiotekst opslaan en oproepen
U kunt de gegevens van maximaal zes radio­tekstuitzendingen met de aanraaktoetsen 1 tot 6opslaan.
1 Laat de radiotekst die u in het geheu­gen wilt opslaan op het display verschij­nen.
= Zie De laatste drie radiotekstuitzendingen be-
kijken op bladzijde 87 voor details.
2 Tip een van de toetsen [1] tot [6] aan en houd de toets vast om de weergegeven ra­diotekst op te slaan.
De geselecteerde radiotekst wordt in het ge­heugen opgeslagen. De volgende keer dat u dezelfde toets bij het radiotekstdisplay aantipt, wordt de opgeslagen tekst uit het geheugen opgeroepen.
p Als er reeds radiotekst onder alle toetsen is
opgeslagen, zal de nieuwe tekst de be­staande tekst overschrijven.
Gebruik van de geavanceerde functies
Op sterke zenders afstemmen
Met de afstemming op lokale zenders kunt u het toestel laten afstemmen op enkel zenders met een voldoende sterk signaal voor een goede ontvangst.
1 Tip Het “Functiemenu verschijnt.
2 Tip [Lokaal] aan.
3 Tip [Aan] aan om de afstemming op lo­kale zenders in te schakelen.
# Als u [Uit] aantipt, wordt de afstemming op lo- kale zenders uitgeschakeld.
4 Tip of aan om de gevoeligheid in te stellen.
Er zijn vier gevoeligheidsniveaus voor FM en twee voor MW/LW (MG/LG): FM: 1 2 3 4
aan op het Radioscherm.
MW/LW (MG/LG): 1 2
p Bij de FM 4(MG/LG 2) instelling zal er
alleen afgestemd worden op de aller­sterkste zenders, terwijl er bij de lagere in­stellingen ook afgestemd zal worden op zwakkere zenders.
Alleen zenders met regionale programma’s zoeken
p Deze functie kan alleen op de FM-band
worden gebruikt. Wanneer u AF (alternatieve frequentie) ge­bruikt om automatisch alternatieve frequen­ties te zoeken, kunt u met de regionale functie het zoeken beperken tot zenders die regionale programmas uitzenden.
1 Tip Het “Functiemenu verschijnt.
2 Tip [Regionaal] aan.
3 Tip [Aan] of [Uit] aan.
! Aan (standaardinstelling):
! Uit:
p Regionale programmering en regionale net-
p Het voorkeurzendernummer kan van het
p De regionale functie kan voor elk van de
aan op het Radioscherm.
De Regionaal functie is ingeschakeld.
De Regionaal functie is uitgeschakeld.
werken kunnen per land anders georgani­seerd zijn (er kunnen bijv. veranderingen optreden afhankelijk van de tijd, het land of het ontvangstgebied).
display verdwijnen als de tuner afstemt op een regionale zender die verschilt van de oorspronkelijk gekozen zender.
FM-banden afzonderlijk worden in- of uitge­schakeld.
Een RDS-zender via PTY­informatie zoeken
p Deze functie kan alleen op de FM-band
worden gebruikt.
88
Nl
Page 89
Gebruik van de radio
Hoofdstuk
12
U kunt naar algemene typen programmas zoeken.
1 Tip Het “Functiemenu verschijnt.
2 Tip [PTY] aan.
3 Tip pe te selecteren.
Er zijn vier programmatypes:
NIEUWS&INFO Populair Klassiek Overige
4 Tip [Start] aan om te beginnen met zoe­ken.
De tuner zoekt naar een zender die een pro­gramma van het geselecteerde programmaty­pe uitzendt.
# Als u [Stop] aantipt, wordt het zoeken gean- nuleerd.
p Het programma van bepaalde zenders kan
p Als er geen zender gevonden kan worden
aan op het Radioscherm.
of aan om een programmaty-
afwijken van het programma dat weergege­ven wordt door de uitgezonden PTY.
die een programma van het gewenste type uitzendt, wordt Niet gev.ongeveer twee seconden lang op het display getoond, waarna de tuner terugkeert naar de oor­spronkelijke zender.
Verkeersberichten ontvangen
p Deze functie kan alleen op de FM-band
worden gebruikt. TA (stand-by voor verkeersberichten) stelt u in staat automatisch verkeersberichten te ont­vangen, ongeacht de bron waar u naar luistert. TA kan zowel voor een TP-zender (een zender die verkeersinformatie uitzendt) als een TP­zender van een verbeterd ander netwerk (een zender met informatie die afkomstig is van an­dere TP-zenders) worden geactiveerd.
3 Tip [Aan] aan.
p Tip opnieuw [TA] aan om de stand-by-func-
tie voor verkeersberichten uit te schakelen.
4 Gebruik de VOL (+/ –) toets om het TA volume aan te passen wanneer er een ver­keersbericht begint.
Het nieuw ingestelde volume zal worden opge­slagen in het geheugen en opnieuw worden gebruikt voor de weergave van de volgende verkeersberichten.
5 Tip [Annul.] aan wanneer u een ver­keersbericht tijdens de ontvangst wilt af­breken.
De tuner zal terugkeren naar de oorspronkelijk ingestelde signaalbron maar blijft in de stand­by-functie tot [TA] opnieuw wordt aangetipt. U kunt het bericht ook annuleren door de bron of afstemband te wijzigen.
p Het systeem zal terugkeren naar de oor-
spronkelijke signaalbron wanneer het ver­keersbericht is afgelopen.
p Wanneer de TA-functie is ingeschakeld,
wordt alleen op TP-zenders en TP-zenders van verbeterde andere netwerken afge­stemd bij automatische afstemming of ge­bruik van BSM.
Gebruik van de functie voor onderbreking door nieuwsberichten
p Deze functie kan alleen op de FM-band
worden gebruikt. Wanneer er een nieuwsprogramma wordt uit­gezonden door een nieuwszender met een PTY code, kan het navigatiesysteem van elke an­dere zender overschakelen naar de nieuwszen­der. Wanneer het nieuwsbericht is afgelopen, zal er weer worden afgestemd op het vorige programma.
Gebruik van de radio
1 Stem af op een TP-zender of een verbe­terd ander netwerk TP-zender.
2 Tip [TA] aan.
1 Tip Het “Functiemenu verschijnt.
2 Tip [News] aan.
aan op het Radioscherm.
89
Nl
Page 90
Hoofdstuk
12
Gebruik van de radio
3 Tip [Aan] of [Uit] aan.
! Uit (standaardinstelling):
De News functie is uitgeschakeld.
! Aan
De News functie is ingeschakeld.
p Een nieuwsprogramma kunt u afbreken
door [Annul.] aan te tippen.
p U kunt het nieuwsprogramma ook afbreken
door de bron of afstemband te wijzigen.
Op alternatieve frequenties afstemmen
p Deze functie kan alleen op de FM-band
worden gebruikt. Als u naar een uitzending aan het luisteren bent en de ontvangst zwakker wordt of er doen zich andere problemen voor, dan zal het navi­gatiesysteem automatisch op zoek gaan naar een andere zender in hetzelfde netwerk die een betere ontvangst oplevert.
1 Tip Het “Functiemenu verschijnt.
2 Tip [AF] aan.
3 Tip [Aan] of [Uit] aan.
! Aan (standaardinstelling):
! Uit:
p Bij automatische afstemming of gebruik
p Wanneer u een voorkeurzender oproept,
p Het is mogelijk dat de geluidsweergave tij-
aan op het Radioscherm.
De AF functie is ingeschakeld.
De AF functie is uitgeschakeld.
van BSM wordt er alleen afgestemd op RDS-zenders wanneer AF is ingeschakeld.
kan de tuner de voorgeprogrammeerde zen­der vervangen door een nieuwe frequentie uit de AF-lijst van de zender. Er verschijnt geen voorkeurzendernummer op het dis­play als de RDS-gegevens voor de ontvan­gen zender verschillen van die van de oorspronkelijk opgeslagen zender.
delijk wordt onderbroken door een ander programma terwijl de AF-functie aan het zoeken is.
p AF kan voor elke FM-band afzonderlijk wor-
den in- of uitgeschakeld.
PI-zoekfunctie
Als het toestel geen geschikte alternatieve fre­quentie kan vinden of als u naar een uitzen­ding aan het luisteren bent en de ontvangst wordt zwakker, zal het navigatiesysteem auto­matisch op zoek gaan naar een andere zender met dezelfde programmering. Tijdens het zoe­ken wordt Zoek PIweergegeven en wordt de geluidsweergave gedempt. De demping van het geluid wordt geannuleerd nadat het PI-zoe­ken is voltooid; het maakt daarbij niet uit of er een andere zender is gevonden.
Automatisch PI-zoeken voor voorkeurzenders activeren
Wanneer een voorkeurzender niet kan worden opgeroepen, bijvoorbeeld wanneer u een grote afstand hebt gereisd, kan het toestel zo wor­den ingesteld dat ook bij het oproepen van een voorkeurzender de PI-zoekfunctie zal wor­den uitgevoerd. p Automatisch PI-zoeken is standaard uitge-
schakeld.
= Zie Omschakelen van automatisch PI-zoe-
ken op bladzijde 163 voor details.
Status van onderbrekingspic­togram
p Deze functie kan alleen op de FM-band
worden gebruikt. Wanneer de informatie-onderbreking is inge­schakeld, wordt het onderbrekingspictogram weergegeven. De weergave van het onderbre­kingspictogram kan veranderen afhankelijk van de status van de programma-ontvangst. = Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Verkeersberichten ontvangen op
bladzijde 89.
90
Nl
Page 91
Gebruik van de radio
Hoofdstuk
12
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Gebruik van de functie voor onder- breking door nieuwsberichten op bladzijde
89.
p Het onderbrekingspictogram wordt op alle
bedieningsschermen voor AV-bronnen weergegeven.
TRFC-indicator
Indicator Betekenis
De informatie-onderbreking is geacti­veerd, maar u ontvangt geen gegevens omdat die er niet zijn.
De informatie-onderbreking is geacti­veerd en er worden nu gege vens ont­vangen.
(Geen weergave)
NEWS-indicator
Indicator Betekenis
(Geen weergave)
De informatie-onderbreking is uitge­schakeld.
De informatie-onderbreking is geacti­veerd, maar u ontvangt geen gegevens omdat die er niet zijn.
De informatie-onderbreking is geacti­veerd en er worden nu gege vens ont­vangen.
De informatie-onderbreking is uitge­schakeld.
Dit is de instelling waarbij eventuele ruis het best wordt onderdrukt.
! Standaard:
Dit is de standaardinstelling.
! Hi-Fi:
Dit is de instelling met prioriteit voor de ge­luidskwaliteit.
Bediening via de toetsen op het toestel zelf
De TRK toets indrukken
U kunt de voorkeurzenders naar boven of be­neden doorlopen.
De TRK toets indrukken en vasthouden
U kunt automatische afstemming uit­voeren.
Gebruik van de radio
De geluidskwaliteit van de FM­tuner instellen
p Deze functie kan alleen op de FM-band
worden gebruikt. U kunt de gewenste geluidskwaliteit selecte­ren uit drie instellingen, zodat deze overeen­komt met de gebruiksomstandigheden.
1 Tip Het “Functiemenu verschijnt.
2 Tip [Tunergeluid] aan. Het “Tunergeluidmenu verschijnt.
3 Tip het item aan dat u wilt instellen.
! Stabiel:
aan op het Radioscherm.
91
Nl
Page 92
Hoofdstuk
13
Gebruik van de digitale radio (DAB)
p Deze functie is alleen beschikbaar op de
AVIC-F950DAB. U kunt naar digitale radio-ontvangst (DAB) luisteren via gebruik van het navigatiesysteem. In dit hoofdstuk wordt de bediening van de di­gitale radio beschreven.
Om DAB-signalen te ontvangen, sluit u een los verkrijgbare DAB-antenne (AN-DAB1) op het toestel aan.
Digitale radio (DAB) heeft de volgende ken­merken: ! Hoge geluidskwaliteit (bijna even goed als
de geluidskwaliteit van CDs, hoewel de
kwaliteit in sommige gevallen lager kan zijn
om extra services bij de uitzending te kun-
nen leveren) ! Interferentievrije ontvangst
Sommige afzonderlijke services in een ensem­ble kunnen verder onderverdeeld zijn in servi­cecomponenten. De voornaamste servicecomponent wordt de primaire service­component genoemd en eventuele extra servi­cecomponenten worden secundaire servicecomponenten genoemd.
Ensemble
Service 1
Service 2
Service 3
: Primaire gegevens : Secundaire gegevens
Primaire servicecomponent
Primaire servicecomponent
Secundaire servicecomponent
Secundaire servicecomponent
Primaire servicecomponent
Gegevens
Startprocedure
1 Geef het AV-bedieningsscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Het AV-bedieningsscherm weerge- ven op bladzijde 84.
2 Tip [Digitale radio] op de linkerrand van het scherm aan om het Digitale radio scherm weer te geven.
3 Gebruik de aanraaktoetsen op het scherm om de radio te bedienen.
= Zie Gebruik van de aanraaktoetsen op blad-
zijde 93 voor details.
Het scherm aflezen
2
1
b9 7a
1 Bronpictogram
Dit geeft aan welke bron er is geselecteerd.
2 Huidige tijd 3 Nummer van servicecomponent 4 Afstemband-indicator
Deze laat zien op welke band de radio is afge­stemd: DAB1, DAB2 of DAB3.
5 Informatie over huidige uitzending
! PTY-label ! Ensemblelabel ! Servicelabel ! Servicecomponentlabel
p “-------” verschijnt als er geen corres-
ponderende informatie is.
6 Huidige bitsnelheid
Deze laat het gegevensvolume zien dat door de uitzending wordt ontvangen.
7 Frequentie-indicator
4 53
6
8
92
Nl
Page 93
Gebruik van de digitale radio (DAB)
Hoofdstuk
13
8 Voorkeurzendernummer-indicator
Toont de geselecteerde voorkeurzender
9 Zendernummer-indicator a Signaalniveau-indicator b FM-link-indicator
Verschijnt wanneer het navigatiesysteem auto­matisch van een zender met een slechte ont­vangst overschakelt naar een zender met een goede ontvangst.
Gebruik van de aanraaktoetsen
123
b
9a
1 Een afstemband selecteren
Tip de toets enkele malen aan totdat de ge­wenste afstemband wordt aangegeven: DAB1, DAB2 of DAB3.
p Deze functie is handig om verschillende
lijsten van voorkeurzenders voor te be­reiden voor iedere band.
2 Een zender in de lijst selecteren
= Zie Een zender in de lijst selecteren op
bladzijde 94 voor details.
3 Equalizercurven oproepen
= Zie Gebruik van de equalizer op bladzijde
165 voor details.
4 Het Functiemenu weergeven 5 Vooruit of achteruit in het ensemble sprin-
gen
6 Bediening van sommige functies via een
veeghandeling
= Zie Veeghandeling op bladzijde 29 voor
details.
7 Het Telefoonscherm weergeven
4
5
6
8
7
= Zie Het telefoonmenu weergeven op
bladzijde 74 voor details.
8 Het radiotekstscherm weergeven
Tip deze toets aan om de tekstinformatie te zien van het programma waarnaar nu geluis­terd wordt.
9 Naar een recente uitzending luisteren
Tip deze toets aan om de uitzending af te spe­len waarnaar nu geluisterd wordt.
= Zie Naar een recente uitzending luisteren
op bladzijde 94 voor details.
a Handmatige afstemming
Voor handmatige afstemming tipt u even aan. De frequentie gaat dan één stapje omhoog of omlaag.
Automatische afstemming
Voor automatische afstemming houdt u
ongeveer één seconde vast en laat de toets dan los. De tuner zal nu zelf de frequenties in de aangegeven richting afzoeken tot er een uitzending gevonden wordt die sterk genoeg is voor een goede ontvangst.
p U kunt de automatische afstemming an-
nuleren door
of even kort aan te
tippen.
b
Zenders uit de voorkeurzenderlijst oproepen
Tip deze toets aan om de voorkeurzenderlijst weer te geven. Tip een item op de lijst aan (1tot 6)omaf te stemmen op de betreffende voorkeurzender.
p Als u de toets voor weergave van de
voorkeurzenderlijst aantipt terwijl de
voorkeurzenderlijst wordt getoond, ver-
dwijnt de lijst en verschijnen de voor-
keurzendertoetsen.
Toets voor weergave van voorkeurzenderlijst
Voorkeurzendertoetsen
Gebruik van de digitale radio (DAB)
of
of
93
Nl
Page 94
Hoofdstuk
13
Gebruik van de digitale radio (DAB)
! Nadat de zendfrequenties van de ge-
wenste zenders in het geheugen zijn op­geslagen, kunt u hierop gemakkelijk afstemmen door middel van het eenvou­dig aantippen van een toets. = Zie Zenderfrequenties opslaan op
bladzijde 94 voor details.
Zenderfrequenties opslaan
Door een voorkeurzendertoets (1tot 6) aan te tippen kunt u heel eenvoudig tot maximaal zes zenders opslaan, zodat u deze later weer kunt oproepen (door de toets opnieuw aan te tippen).
1 Selecteer de frequentie die u in het ge­heugen wilt opslaan.
2 Geef de voorkeurzenderlijst weer.
= Zie Gebruik van de aanraaktoetsen op blad-
zijde 93 voor details.
3 Blijf op een van de voorkeurzender­toetsen [1] tot [6] drukken.
De geselecteerde radiozender wordt in het ge­heugen opgeslagen. De volgende keer dat u dezelfde voorkeurzen­dertoets 1tot 6aantipt, wordt de service­component uit het geheugen opgeroepen.
p Er kunnen maximaal 18 zenders, zes voor
elk van de drie banden, in het geheugen worden opgeslagen.
Een zender in de lijst selecteren
U kunt een zender selecteren door de zender­lijst te doorlopen.
1 Tip scherm.
Het lijstscherm verschijnt.
aan op het Digitale radio
! Ensemble:
U kunt een servicecomponent selecteren uit het relevante ensemble.
! PTY:
U kunt een servicecomponent selecteren uit de PTY-informatie. p De PTY die geselecteerd kunnen worden
zijn [NIEUWS&INFO], [Populair], [Klas- siek]en[Overige].
! Service component:
U kunt een servicecomponent selecteren in de lijst van alle componenten.
3 Tip het gewenste item aan.
Er wordt naar de geselecteerde zender overge­schakeld.
p Als u [Update] aantipt, kunt u de zenderlijst
updaten.
p [ABC] kan verschijnen afhankelijk van de
lijst. Als u [ABC] aantipt, kunt u op alfabet zoeken.
Naar een recente uitzending luisteren
U kunt naar de servicecomponent luisteren die reeds uitgezonden is (time-shift functie).
% Tip scherm.
Er wordt overgeschakeld naar de time-shift modus.
aan op het Digitale radio
2 Tip de gewenste categorie aan.
U kunt een zender selecteren uit de volgende categorieën.
94
Nl
Page 95
Gebruik van de digitale radio (DAB)
Hoofdstuk
13
2 31
1 Afspelen en pauze
Door [d]of[e] aan te tippen schakelt u heen en weer tussen afspelen en pauze.
2 Snel achteruit- of vooruitspoelen
Tip [o] aan voor snel achteruitspoelen van één-minuut speeltijd. Tip [p] aan voor snel vooruitspoelen van één-minuut speeltijd.
3 Terugkeren naar de live-uitzending
p Als u op een andere afstemband overscha-
kelt terwijl u in de time-shift modus bent, komt de time-shift modus te vervallen en wordt er overgeschakeld naar de huidige live-uitzending.
Gebruik van de geavanceerde functies
Automatisch overschakelen naar een zender met een goede ontvangstgevoeligheid
Als de tuner geen goede ontvangst heeft, kan het toestel automatisch een ander ensemble zoeken dat dezelfde servicecomponent onder­steunt. Als er geen alternatieve servicecompo­nent wordt gevonden of als de ontvangst onbevredigend blijft, zorgt deze functie ervoor dat er automatisch naar een identieke FM-uit­zending wordt overgeschakeld. p Als de oorspronkelijke zender na het over-
schakelen op een andere zender weer een goede ontvangsgevoeligheid heeft, scha­kelt het systeem automatisch terug naar de oorspronkelijke zender.
1 Tip scherm. Het “Functiemenu verschijnt.
2 Tip [Service volgen] aan. Het “Service volgenscherm verschijnt.
3 Tip [Aan] aan.
Het automatisch omschakelen van de zender is geactiveerd.
p Als u [Uit] aantipt, wordt de instelling voor
aan op het Digitale radio
het automatisch omschakelen van de zen­der uitgeschakeld.
Bediening via de toetsen op het toestel zelf
De TRK toets indrukken
U kunt de voorkeurzenders naar boven of be­neden doorlopen.
De TRK toets indrukken en vasthouden
U kunt automatische afstemming uit­voeren.
Gebruik van de digitale radio (DAB)
95
Nl
Page 96
Hoofdstuk
14
Audio-CD’s afspelen
U kunt een normale muziek-CD afspelen in het ingebouwde station van het navigatiesys­teem. In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe u dat moet doen.
Startprocedure
1 Geef het AV-bedieningsscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Het AV-bedieningsscherm weerge- ven op bladzijde 84.
2 Steek de disc die u wilt afspelen in de disc-laadsleuf.
Het afspelen begint bij het eerste fragment op de CD.
= Zie Een disc inbrengen en uitwerpen op
bladzijde 17 voor details.
p Als er reeds een disc in het toestel is, tipt u
[Disc] aan op de linkerrand van het scherm.
= Zie Een bron selecteren op bladzijde 84
voor details.
3 Gebruik de aanraaktoetsen op het scherm om de disc te bedienen.
= Zie Gebruik van de aanraaktoetsen op blad-
zijde 97 voor details.
4 Informatie over het huidige fragment
! : Fragmenttitel
Deze laat de titel van het fragment zien dat op het moment afgespeeld wordt (indien beschikbaar).
: Artiestennaam
!
Deze laat de naam van de artiest van het fragment zien dat op het moment af­gespeeld wordt (indien beschikbaar).
: Albumtitel
!
Deze laat de titel van het album zien van het fragment dat op het moment afge­speeld wordt (indien beschikbaar).
! Speelduur
Deze laat de verstreken speelduur van het huidige fragment zien.
p “-------” verschijnt als er geen corres-
ponderende informatie is.
5 Afspeelstatus-indicator
Deze geeft de huidige afspeelstatus aan.
De fragmenten in een willekeurige volg­orde afspelen
Indicator Betekenis
De fragmenten worden niet in een willekeurige volgorde afgespeeld.
Alle fragmenten op de huidige disc worden in een willekeurige volgorde afgespeeld.
Het scherm aflezen
32
4
1
1 Bronpictogram
Dit geeft aan welke bron er is geselecteerd.
2 Fragmentnummer-indicator
Deze laat zien welk nummer momenteel afge­speeld wordt.
3 Huidige tijd
96
Nl
Instellen van een bereik voor de herhaalde weergave
Indicator Betekenis
De huidige disc wordt herhaaldelijk afgespeeld.
Alleen het huidige fragment wordt
5
herhaaldelijk afgespeeld.
Page 97
Audio-CD’s afspelen
Hoofdstuk
14
Gebruik van de aanraaktoetsen
12
5
67
1 Een fragment in de lijst selecteren
Tip de toets aan om de lijst weer te geven met de fragmenttitels op de disc. U kunt een frag­ment in de lijst afspelen door dit aan te tip­pen.
p “-------” verschijnt als er geen corres-
ponderende informatie is.
2 Equalizercurven oproepen
= Zie Gebruik van de equalizer op bladzijde
165 voor details.
3 Bediening van sommige functies via een
veeghandeling
= Zie Veeghandeling op bladzijde 29 voor
details.
4 Een herhaalbereik instellen
Het herhaalbereik kan worden veranderd door slechts één toets aan te tippen.
p Als u begint met zoeken van een frag-
ment of snel vooruit- of achterspoelen, wordt de herhaalde weergave van het fragment automatisch uitgeschakeld.
= Zie Afspeelstatus-indicator op blad-
zijde 96 voor details.
5 Het Telefoonscherm weergeven
= Zie Het telefoonmenu weergeven op
bladzijde 74 voor details.
6 De fragmenten in een willekeurige volg-
orde afspelen
Alle fragmenten op de disc kunnen in een wil­lekeurige volgorde worden afgespeeld door slechts één toets aan te tippen.
3
4
p Als u de willekeurige weergave inscha-
kelt wanneer het herhaalbereik op
ingesteld, verandert het herhaalbereik
automatisch in = Zie Afspeelstatus-indicator op blad-
zijde 96 voor details.
7 Afspelen en pauze
Door [d]of[e] aan te tippen schakelt u heen en weer tussen afspelen en pauze.
.
Bediening via de toetsen op het toestel zelf
De TRK toets indrukken
U kunt in voor- of achterwaartse richting frag­menten overslaan.
De TRK toets indrukken en vasthouden
U kunt snel achteruit- of vooruitspoelen.
Audio-CD’s afspelen
is
97
Nl
Page 98
Hoofdstuk
15
Muziekbestanden op een ROM afspelen
U kunt een normale disc die gecomprimeerde audiobestanden bevat afspelen in het inge­bouwde station van het navigatiesysteem. In dit hoofdstuk wordt de bediening beschreven. p In de hierna volgende beschrijving worden
MP3-, WMA- en AAC -bestanden samen als gecomprimeerde audiobestandenaange­geven.
Startprocedure
1 Geef het AV-bedieningsscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Het AV-bedieningsscherm weerge- ven op bladzijde 84.
2 Steek de disc die u wilt afspelen in de disc-laadsleuf.
Het afspelen begint bij het eerste bestand op de ROM.
= Zie Een disc inbrengen en uitwerpen op
bladzijde 17 voor details.
p Als er reeds een disc in het toestel is, tipt u
[Disc] aan op de linkerrand van het scherm.
= Zie Een bron selecteren op bladzijde 84
voor details.
3 Gebruik de aanraaktoetsen op het scherm om de disc te bedienen.
= Zie Gebruik van de aanraaktoetsen op blad-
zijde 99 voor details betreffende de bediening.
Het scherm aflezen
342
5
1
Deze laat zien welk nummer momenteel afge­speeld wordt.
3 Huidige tijd 4 Bestandstype-indicator
Deze laat het type audiobestanden zien.
5 Informatie over het huidige bestand
! : Fragmenttitel
Deze laat de titel van het fragment zien dat op het moment afgespeeld wordt (indien beschikbaar). p Als de titel van een fragment niet be-
schikbaar is, wordt de bestandsnaam getoond.
: Artiestennaam
!
Deze laat de artiestennaam zien van de muziek die op het moment afgespeeld wordt (indien beschikbaar).
!
: Mapnaam/albumtitel Deze laat de titel zien van het album van het huidige bestand wanneer de MP3­of AAC-gegevens deze informatie bevat­ten. Anders wordt de naam van de map getoond die wordt afgespeeld.
! Speelduur
Deze laat de verstreken speelduur van het huidige bestand zien.
p “-------” verschijnt als er geen corres-
ponderende informatie is.
6 Afspeelstatus-indicator
Deze geeft de huidige afspeelstatus aan.
Bestanden in een willekeurige volgorde laten weergeven
Indicator Betekenis
De bestanden worden niet in een wil­lekeurige volgorde afgespeeld.
Alle audiobestanden in het huidige herhaalbereik worden in een wille­keurige volgorde afgespeeld.
1 Bronpictogram
Dit geeft aan welke bron er is geselecteerd.
2 Fragmentnummer-indicator
98
Nl
6
Page 99
Muziekbestanden op een ROM afspelen
Hoofdstuk
15
Instellen van een bereik voor de herhaalde weergave
Indicator Betekenis
Alle gecomprimeerde audiobestan­den worden herhaaldelijk afge­speeld.
Alleen het huidige bestand wordt herhaaldelijk afgespeeld.
De huidige map wordt herhaaldelijk afgespeeld.
Gebruik van de aanraaktoetsen
12
5
67
1 Een bestand in de lijst selecteren
Tip de toets aan om de lijst weer te geven met de fragmenttitels of mapnamen op de disc.
p Als de titel van een fragment niet be-
schikbaar is, wordt de bestandsnaam getoond.
Wanneer u een map in de lijst aantipt, wordt de inhoud getoond. U kunt een bestand in de lijst afspelen door dit aan te tippen.
= Zie Gebruik van de equalizer op bladzijde
165 voor details.
3 Bediening van sommige functies via een
veeghandeling
= Zie Veeghandeling op bladzijde 29 voor
details.
4 Een herhaalbereik instellen
Het herhaalbereik kan worden veranderd door slechts één toets aan te tippen.
p Als u tijdens herhaalde weergave een
andere map selecteert, verandert het herhaalbereik in
p Als u tijdens
.
begint met snel achter­uit- of vooruitspoelen, verandert het her­haalbereik in
p Wanneer
.
is geselecteerd, kunt u geen onderliggende map van die map afspelen.
= Zie Afspeelstatus-indicator op blad-
zijde 98 voor details.
5 Het Telefoonscherm weergeven
= Zie Het telefoonmenu weergeven op
3
4
bladzijde 74 voor details.
6 De bestanden in een willekeurige volg-
orde afspelen
De bestanden in het huidige herhaalbereik kunnen in een willekeurige volgorde worden afgespeeld door slechts één toets aan te tip­pen.
p Als u de willekeurige weergave inscha-
kelt wanneer het herhaalbereik op ingesteld, verandert het herhaalbereik automatisch in
.
= Zie Afspeelstatus-indicator op blad-
zijde 98 voor details.
7 Afspelen en pauze
Door [d]of[e] aan te tippen schakelt u heen en weer tussen afspelen en pauze.
Muziekbestanden op een ROM afspelen
is
2 Equalizercurven oproepen
Bediening via de toetsen op het toestel zelf
De TRK toets indrukken
U kunt in voor- of achterwaartse richting be­standen overslaan.
De TRK toets indrukken en vasthouden
U kunt snel achteruit- of vooruitspoelen.
Nl
99
Page 100
Hoofdstuk
16
Een DVD-Video afspelen
U kunt een DVD-Video afspelen in het inge­bouwde station van het navigatiesysteem. In dit hoofdstuk wordt de bediening beschreven voor het afspelen van een DVD-Video.
Startprocedure
1 Geef het AV-bedieningsscherm weer.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Het AV-bedieningsscherm weerge- ven op bladzijde 84.
2 Steek de disc die u wilt afspelen in de disc-laadsleuf.
De ingestelde bron verandert en het afspelen begint.
= Zie Een disc inbrengen en uitwerpen op
bladzijde 17 voor details.
p Als er reeds een disc in het toestel is, tipt u
[Disc] aan op de linkerrand van het scherm.
= Zie Een bron selecteren op bladzijde 84
voor details.
3 Gebruik de aanraaktoetsen op het scherm om de disc te bedienen.
= Zie Gebruik van de aanraaktoetsen op blad-
zijde 101 voor details.
Het scherm aflezen
342
5
5 Speelduur-indicator
Deze laat de verstreken speelduur van de hui­dige titel zien.
6 Indicator voor digitaal geluidsformaat
Deze laat het digitale geluidsformaat (sur­roundgeluidformaat) zien dat is geselecteerd.
7 Audiokanaal-indicator
Deze laat het audiokanaaltype zien, zoals Mch(Multikanaals).
8 Herhaalbereik-indicator
Deze laat het herhaalbereik zien dat is gese­lecteerd.
Instellen van een bereik voor de herhaalde weergave
Indicator Betekenis
De huidige disc wordt volledig afge­speeld.
Alleen het huidige hoofdstuk wordt herhaaldelijk afgespeeld.
Alleen de huidige titel wordt herhaal­delijk afgespeeld.
1
1 Bronpictogram
Dit geeft aan welke bron er is geselecteerd.
2 Huidige tijd 3 Titelnummer-indicator
Deze laat het titelnummer zien dat op het mo­ment afgespeeld wordt.
4 Hoofdstuknummer-indicator
Deze laat het hoofdstuknummer zien dat op het moment afgespeeld wordt.
100
Nl
6 7 8
Loading...