Aprilia MOTO 6.5 User Manual [nl]

gebruik en onderhoud
aprilia
part #
8102710
Motó 6.5
6
5
© 1995 aprilia s.p.a. - Noale (VE) Dit boekje hoort onlosmakelijk bij de motorfiets en moet bij ver-
koop aan de nieuwe eigenaar worden overgedragen. aprilia s.p.a. behoudt zich het recht voor op elk willekeurig mo­ment veranderingen aan te brengen aan de modellen, op voor­waarde dat de karakt erist ieke ke nmerk en die in de ze manual be­schreven staan, gehandhaafd blijven. Alle rechten voor wat be treft elektronische opslag, r eproduktie en volledige of gedeeltelijke aanpassing, op welke manier ook, zijn voorbehouden voor alle landen.
Wannoer produkten of di ensten van der den worden aang ehaal d, dan heeft dat slechts een informatief doel en vloeit daaruit geen enkele verplichting voort. aprilia s.p.a. is nie t verantwoordelijk voor d e prestaties of het gebruik van deze produkten.
Eerste editie: ja nuari 1996 Herdruk: februari
Vervaardigd en gedrukt door
6WXGLR 7HFQR 3XEOLF
Viale del Progresso - 37038 Soave (VR) - Italië Tel. 045 - 76 11 911 Fax 045 - 76 12 241
in opdracht va n
DSULOLD VSD
Via G. Galilei, 1 - 30033 Noale (VE) - Italië Tel. 041 - 58 29 111 Fax 041 - 44 10 54
,1/(,',1*
Voor u de motorfiets start, dient u dit boekje aandachtig door te lezen, en in het bijzonder het hoofdstuk “VEILIG RIJDEN”. Uw veilighe id en die van ander en hangt niet allee n af van de snelheid van uw reflexen en uw behendigheid, maar ook van de kennis van de motorfiets, van de staat van onderhoud en van de basisregels voor VEILIG RIJDEN. Daarom is het belangr ijk de motorfiets goed te leren kennen, zo­dat u er zich veilig mee in het verkeer kunt begeven. Voor controle s en reparaties die niet expliciet in dez e manual staan beschreven, voor de aanschaf van originele aprili a-onder- delen, accessoires en andere produkten, alsook voor specifieke technische adviezen, dient u zich uitsluitend te wenden tot d e er­kende aprilia-verkopers en -dealers, die u een betrouwbare en snelle service garanderen. Wij danken u omdat u voor aprilia heeft gekozen en wensen u veel rijplezier.
Houd u strikt aan de richt lij nen die word en vooraf gegaan door de volgende symbolen:
Veiligheidsregels en -maatregelen die de rijder en andere personen beschermen tegen ernstige ver­wondingen of grote risico’s.
Regels en wenken om te waarschuwen voor het ge­vaar op beschadiging van de motorfiets en/of ver-
wondingen bij uzelf en andere personen.
BELANGRIJK:
Bij bestelling van onderdelen dient u de code door te geven die vermeld staat op het ETIKET CODE RESERVEONDERDELEN.
Vermeld de ident ifi cati ecode in he t vakje hie ronder, om er zo ook in geval van verlies of slijtage van het etiket over te kunnen be­schikken.
Het etiket bevindt zich onder het zadel, op de linkerbuis van het fram e.
aprilia
A B C D E
IUKSAPSFBD F E GR NL CH DK N IRL JSGP
CODICE RICAMBI spare parts code
Aanwijzingen om handelingen te vergemakkelijken.
Technische infor matie.
$/*(0(1( ,1+28'
VEILIG RIJDEN
BASISREGELS VOOR DE VEILIGHEID ............................................. 6
KLEDING .............................................................................................9
ACCESSOIRES.................................................................................10
LADING..............................................................................................10
PLAATSING VAN DE HOOFDINSTRUMENTEN PLAATSING VAN DE INSTRUMENTEN INSTRUMENTEN EN CONTROLELAMPJES
OVERZICHT VAN INSTRUMENTEN EN CONTROLELAMPJES.....15
BELANGRIJKSTE BEDIENINGSELEMENTEN
BEDIENINGSELEMENTEN
OP DE LINKERZIJDE VAN HET STUUR..........................................16
BEDIENINGSELEMENTEN
OP DE RECHTERZIJDE VAN HET STUUR......................................17
CONTACTSCHAKELAAR..................................................................18
STUURSLOT ..................................................................................... 18
HULPUITRUSTING
GEREEDSCHAPSSET ......................................................................18
BEVESTIGINGSHAAK VOOR DE HELM .........................................19
BELANGRIJKSTE ONDERDELEN
BRANDSTOF.....................................................................................19
MOTOROLIE......................................................................................20
REMOLIE (AANBEVELINGEN) ...... .... .... .... ... ................ ... ................ . 20
VOORR EM .... .... ... ................ ............... ............... ............... ................ . 21
ACHTERR E M ... ... .... ............... ................ ............... ............... ............. 22
KOPPELIN GSH E N DEL .............. ................ ............... ............... .........23
KOELVLO EI STO F ............... ............... ............... ............... ................ . 24
KATALYT ISC HE G ELUI D DEM PER S................ ............... ................ . 25
BANDEN ....... .... ... .... .... ............... ................ ............... ............... .... .....26
RICHTLIJNEN VOOR GEBRUIK
CONTROLES VOORAF.....................................................................27
STARTEN ..........................................................................................28
VERTRE KKEN EN RIJD EN. ... .... .... ............... .... ............... .... .............30
INRIJDEN .. .... .... .......................... ................ ............... ............... .........32
STOPPEN EN PARKEREN ...............................................................33
RAADGEVINGEN TER VOORKOMING VAN DIEFSTAL .................33
ONDERHOUD
ONDERHOUDSSCHEMA..................................................................35
IDENTIFICATIEGEGEVENS .............................................................36
CONTROLEREN VAN HET MOTOROLIEPEIL EN BIJVULLEN ......36
........ .... .... ........................... ............... ........................... ... 5
.................................. 12
............................................... 14
........ ............... .................14
.................................... 16
.................................................................................18
........................................................ 19
............ ........................... ....................27
.........................................................................................34
VERVANGEN VAN DE MOTOROLIE EN HET OLIEFILTER............ 37
VOORWIEL ....................................................................................... 38
ACHTERWIEL ................................................................................... 39
KETTING ........................................................................................... 40
DEMONTAGE VAN DE BRANDSTOFTANK..................................... 42
LUCHTFILTER .................................................................................. 42
INSPECTIE VAN DE VOOR- EN ACHTERWIEL OPHANGING ....... 43
AFSTELLEN VAN DE ACHTERVERING .......................................... 43
CONTROLEREN VAN HET STUUR ................................................. 44
VERGRENDELEN/ONTGRENDELEN VAN HET ZADEL................. 45
DEMONTEREN VAN DE ZIJKANTEN.............................................. 45
AFSTELLING VAN HET STATIONAIRE TOERENTAL..................... 46
AFSTELLING VAN DE GASHENDELSPELING................................ 46
CONTROLEREN VAN DE SLIJTAGE VAN DE REMBLOKKEN....... 4 6
BOUGIE.. ............... ................ .......................... ................ ............... ... 47
ACCU .. ................ ............... ............... ........................... ............... ....... 48
LANGE PERIODE VAN STILSTAND ................................................ 49
VERVANGEN VAN DE ZEKERINGEN ............................................. 49
CONTROLEREN VAN DE ZIJSTANDAARDSCHAKELAAR............. 50
AFSTELLEN VAN DE LICHTBUNDEL VAN DE KOPLAMP ............. 50
GLOEILAMPEN................................................................................. 51
VERVANGEN VAN DE LAMPEN VAN DE KOPLAMP ..................... 51
VERVANGEN VAN DE LAMPEN VAN HET ACHTERLICHT ........... 52
VERVANGEN VAN HET LAMPJE
VAN DE NUMMERPLAATVERLICHTING......................................... 53
VERVANGEN
VAN DE LAMPJES VAN DE RICHTINGAANWIJZERS .................... 53
VERVANGEN VAN DE LAMPJES VAN HET DASHBOARD ............ 53
VERVOER REINIGING
TECHNISCHE GEGEVENS
.............................................................................................. 54
LEGEN VAN DE BRANDSTOFTANK ............................................... 54
LANGE PERIODE VAN STILSTAND ................................................ 55
NA EEN LANGE PERIODE VAN STIL ST AND................ ... .... .... .... ... 55
TABEL SMEEROLIE ........................................................................ 59
ELEKTRISCH SCHE MA............... .... .... ............... ............... ............... 60
LEGENDA ELE KTR IS C H SCHE MA..... .... .... ... ................ ............... ... 61
IMPORTEU RS............... .... .... ... .... ................ ............... ............... ....... 62
............................................................................................. 54
.......... .... ........................... .......................... 56
veilig rijden
%$6,65(*(/6 9225 '( 9(,/,*+(,'
Om de te mogen besturen is het nodig dat u aan alle wettelijke verplichtingen voldoet (rijbewijs, g eestelijke en lich amelijke ge­zondheid, verzekering, wegenbelasting, registratie motorfiets, nummerplaat, enz.). U wordt aangeraden zich het vervoermid­del geleidelijk e igen te maken, daar waar waar weinig verkeer is of op terreinen die privé-eigendom zijn.
Het gebruiken van bepaalde medicijnen, alcohol en ver doven de middel en bena deelt in aanzienlijke mate de rijveilighe id. Verzekert u zich ervan dat u geestelijk en lichamelijk goed in staat bent te rijden, en rÿd vooral niet bij vermoeidheid en slape­righeid.
Het merendeel van de ongel ukken is te wij­ten aan onervarenheid van de rijder. Leen de mot orfiets NO OIT uit a an begin­ners en overt uigt u zich er in ied er geval van dat de rijder in het bezit is van de wet­telijke vereisten voor het rijden.
Volg nauwgezet d e verkeersaanwijzingen en houd u aan de nationale en plaatselijke verkeersregels. Vermijd plotselinge manoeuvres die ge­vaar opleveren voor uzelf en voor anderen (bij voorbeeld: steigere n, te hard rij den enz.), en houd altijd rekening met de t oe­stand van het wegdek, het zicht, enz.
Bots niet tegen obstakels die schad e aan het voertuig kunnen toebrengen of de con­trole over het voertuig kunnen doen verlie­zen. Rijd niet vlak achter andere vervoermidde­len om u mee te laten "zuigen".
Houd altijd beide handen aan het stuur en de voeten op de pedalen, zit in een correc­te rijhouding. Vermijd absoluut rechtop te gaan staan tij­dens het rijden, of zi ch om te draaien.
OIL
COOLER
De berijder moet zich nooi t af laten leiden of laten beïnvloed en door personen of han ­delingen (niet roken, eten, drinken, lezen, enz.) tijdens het rijden.
Gebruik de voorgeschreven koelvloeistof en olie, zoals beschreven in de "Smeer­middelentabel"; controleer steeds het olie­niveau en het niveau van de koelvloeistof.
Controleer, als de m otorfiets bij een onge­luk betrokken is geweest , of de bedie­ningsknoppen, - kabels, -slangen, het rem­systeem en de vit ale dele n niet bes chad igd zijn. Laat de motorfiets eventueel naki jken door een erkende aprilia dealer, me t speciale aandacht voor het frame, het stuur, de ve­ring, de veiligheidsonderdelen en de on­derdelen waarvan de gebruiker zelf niet in staat is te beoordelen of ze beschadigd zijn. Meld elk ma nkement bij he t functioner en aan de technici/meca niciens opdat de re­paratiewerkzaam heden vergemakkelijkt worden. Rijd absoluut niet met het vervoermiddel als de beschadiging de rijveiligheid in ge­vaar brengt!
A12
345
ONLY ORIGINALS
Veran der nooit de plaa ts, de stand of de kleur van: de kentekenplaat , de ri chtin­gaanwijzers, de lichten en de claxon.
Elke eventuele verandering die aange­bracht wordt aan de motorf iets of de verwi j­dering van originele delen kunnen de pres­taties van de motorfiets negatief beïnvloede n en de veiligheid in gevaar brengen of de motorfiets onwettig m aken.
U wordt geadviseerd om zich altijd te hou­den aan alle nationale en plaatselijke wet­telijke voorschriften en regels op het punt van de uitrusting van de m otorfiets.
In het bijzonder moeten technische veran­deringen vermeden worden die de presta­ties beïnuloeden of in ie der geval de oor­spronkelijke eigenschappen van de motorfiets veranderen.
Houd absoluut geen snelheidswedstrijden met de motorfiets. Vermijd het rijden op een andere onder­grond dan het wegdek.
./(',1*
Voordat u gaat rijden dient u eraan denken dat u altijd de helm op hebt; deze moet op de juiste wijze gedragen worden. Controleer of de helm gekeurd is, niet-be­schadigd is, de juiste maat heeft en het vi­zier schoon is.
Draag beschermende kleding; mogelijker­wijs met ee n heldere e/o re flecterende kleur. Zodoend e bent u goed zichtbaar voor de andere weggebruikers en beperkt u hiermee het risico aangereden te wor­den. Bij een val hebt u zodoende ook een betere bescher ming . De kle ding moet goed passen en aan de uiteinden gesloten zijn. Koorden, ceintuur en das of shawl mogen niet los hangen; voorkom dat deze of an ­dere objecten het rijden kunnen beïnvloe­den doordat ze verstrikt raken in bewegen­de delen of bedieningselementen.
Zorg ervoor dat u geen objecten in uw zak­ken hebt die mogelijk gevaar opleveren bij een val, zoals puntige objecten als sleu­tels, pennen, glazen voorwerpen (hetzelf­de geldt voor de eventue le passagier).
10
$&&(662,5(6
De gebruiker is persoonlijk verantwoorde­lijk voor de keuze van de installatie en het gebruik van de accessoires. Denkt u er tijden s de montage aan dat geen onderdelen zoals de lichten of onder­delen die dien en voor het aang even van de richting of voor geluidssignalen bedekt worden, waardoor deze onder delen gehee l of gedeeltelijk hun functie verliezen; be­lemmer ook niet de uitslag van de vering en de stuurhoek en de werking van de be­dieningselementen. Vermijd het gebruik van acce ssoi res die de toegang tot de bedieningselementen be­lemmeren, omdat zo de reactietijd in nood­gevallen lange r kan worden. De gestroomlijnde accessoires en de gro­tere wind scherm en kunne n als ze op h et vervoermiddel gemonteerd zijn de windge­voeligheid ervan vergroten en zodoende de stabiliteit tijdens het ri jden verminderen.
Controleer of de accessoires op degelijke wijze bevestigd zijn aan het vervoermiddel en geen geva ar opleveren tijdens het r ij­den. Niets toevoegen aan de electrische i nstal­latie of hier iets aan veranderen, waardoor het maximale vermogen van de motorfiets overschreden zou kunnen worden. Hier ­door zou het vervoermiddel tijdens het rij­den plotseling kunnen stoppen of er zou zich een gevaarlijk stroomtekort kunnen voordoen, zodat de claxon en de lichten niet meer f unctioneren.
/$',1*
Wees voorzicht ig bij het opla den van baga­ge en vervoer niet te veel lading. De baga­ge moet zich zo dicht mogelijk bij het zwaartepunt v an de mot orfi ets bev inden en evenwichtig verdeeld zijn naar beide zij den van de motorfiets zodat er een optimale balans is.
Zorg er verder voor d at de lading goed is
KG!
vastgemaakt aan de motorfiets. Beve stig absol uut geen gr ote, zwar e e/o gevaarlijke obje cte n aan het st uur, de sp at­borden en de vorken; dat vermindert de bestuurbaarheid van het vervoermiddel in de boch ten en de contro le tijdens het rij­den. Bevestig niet teveel ruimte innemende ba­gage aan de zijkant va n de motor fiets en voer ook niet de helm aan de daarvoor be­stemde haak mee. Deze zaken zouden te­gen personen of obj ecten kunnen stoten, waardoor de rijder de controle over de mo­torfiets zou kunnen verliezen.
Vervoer geen bagage die niet goed beves­tigd is aan de mot orfiets of die teveel uit de bagageruimtes steekt. Denk eraan dat de bagage niet voor of over de verlicht ing, de akoestische en vi suele signalering hangt.
Vervoer geen dieren of kin deren op het do­cumentenkastje of op de duozit.
Overschrijd niet de limiet voor vervoer die geldt voor ie dere specifieke bagagedrager. Teveel lading beïnvloedt de stabiliteit en de manoeuvreerbaarheid van de motor­fiets.
11
3/$$76,1* 9$1 '( +22)',167580 (17(1
/(*(1'$ $IE
1) Brandstoftankdop
2) Dop expansievat koelvloeistof
3) Bevestigingshaak voor helm
4) Accu
5) Zekeringen
Afb. 1
6) Versnellingspook
7) Voetsteun
8) Zijstandaard
9) Voetsteun duopassagier
12
/(*(1'$ $IE
1) Gereedschapsset/opbergvak
2) Brandstofkraan
3) Dop/peilstif t ol iereservoir
4) Remvloeistofreservoir voorrem
5) Voetsteun duopassagier
Afb. 2
6) Stelmoer veervoorspanning achterschok­breker
7) Voetsteun
8) Achterrempedaal
9) Remvloeistofreservoir achterrem
13
3/$$76,1* 9$1 '( ,167580(17(1
,167580(17(1 (1 &21752/(/$03-(6
Afb. 3
/(*(1'$ $IE
1) Linker achteruitkijkspiegel
2) Drukknop gr ootlichtsignaal
3) Choke (
4) Contactschakelaar
5) Instrumenten en controlelampjes
6) Motorstopschakelaar (
7) Rechter achteruitkijkspiegel
8) Koppelingshendel
9) Koplampschakelaar (
10) Drukknop claxon (
11) Richtingaanwijzer (
12) Lichtschakelaar (
13) Startknop (
14) Gashendel
15) Voorrem
)
- )
-
)
(
)
- - •)
)
/(*(1'$ $IE
1) Controlelampje koelvloeistoftemperatuur (
2) Snelheidsmeter
3) Kilometertotaalteller
4) Terugstelknop dagteller
5) Dagteller
6) Waarschuwingslampj e grootlicht (
7) Waarschuwingslampj e vrijstand (
8) Waarschuwingslampj e lage oliedruk (
)
9) Waarschuwingslampj e richtingaanwijzer (
Afb. 4
)
)
)
)
(
)
14
,167580(17(1 (1 &21752/(/$03-(6
BESCHRIJVING FUNCTIE
Snelheidsmeter Geeft de rijsnelheid aan.
Kilometertotaalteller Geeft het t otaal aantal gereden kilometers aan.
Dagteller Geeft aantal over zelf gekozen traject gereden kilometers aan.
Terugstelknop dagteller Door de knop met de klok mee te draaien, kan de dagteller op nul wo rden gezet.
Waarschuwingslampje grootlicht
Licht op als de koplam p in de st and “grootlicht” staat.
Waarschuwingslampje vrijstand
Waarschuwingslampje richtingaa nwij zer
Waarschuwingslampje olieniveau olietank
Waarsc huwingslampje koelvloeistoft em peratuur
Licht op al s de versnelling in de vrijstand staat.
(
Knippert als één van de richtingaanwijzers in werking is.
Licht op telkens wanneer de sleutel in de stand “ON” wordt gedraaid en de mo­tor niet draait, waardoor men kan testen of het lampje goed werkt. Als het lamp­je niet oplicht, moet het vervang en worden. Het waarschu wingslampje moet uit­gaan wanneer de motor gesturt is.
Als het waarschuwingslampje opl icht terwijl de motor normaal draait, betekent dit dat de olie druk in het circuit onder de normale werkin-
gswaarde ligt. In dit geval dient de oor zaak hiervan onmiddelÿk te worden opgespoord en verholpen. Laat de motor NOOIT lapen wanneer dit lampje blÿft brande n.
Geeft de temperatuur van de koelvloeistof aan.
15
%(/$1*5,-.67( %(', (1,1*6(/(0(17(1
%(',(1,1*6(/(0(17(1 23 '( /,1.(5=,-'( 9$1 +(7 67885 $IE 
De elektrische onderdelen functioneren alleen als de
contactsleutel in de stand “ON” staat.
Afb. 5
- )
o “ staat, zie pag. 17 (BE-
“ het di m-
(
)
)
“ wordt inge-
1) KOPLAMPSCHAKELAAR ( Als de lichtschakelaar in de stand “ DIENINGSELEMENTEN OP DE RECHTERZIJDE VAN HET STUUR) en met de koplampschakelaar in de stand “ gaat het grootlicht branden, terwijl in de stand “ licht gaat branden.
2) CHOKE ( De choke voor een koude motorstart wordt bediend door de hendel naar omlaag te zetten. Om de choke uit te schakelen, moet u de hendel volledig omhoog zetten.
3) DRUKKNOP GROOTLICHTSIGNAAL Met deze drukknop kan h et g rootl ichts ignaal kort worden i nge­schakeld, bi jvoorbeeld om tegenliggers te waarschuwen en in geval van gevaar of een noodtoestand.
4) SCHAKELAAR RICHTINGAANWIJZERS ( De schakelaar naar links drukken om aan te ge ven dat u naar links gaat afslaan; de schakelaar naar rechts drukken om aan te geven dat u n aar rechts gaat af slaan. Op het midden v an de schakelaar drukken om de richtingaanwijzer uit te schakelen.
5) DRUKKNOP CLAXON ( De claxon treedt in werking als de drukknop “ drukt, met de contactsleutel in de stand “ON”.
)
“,
16
%(',(1,1*6(/(0(17(1 23 '( 5(&+7(5=,-'( 9$1 +(7 67885 $IE 
De elektrische onderdelen functionere n all een als de
contactsleutel in de stand “ON” staat.
1) MOTORSTOPSCHAKELAAR ( Deze schakelaar dient voornamelijk als veiligheids- of nood­schakelaar. Wanneer de schakelaar in de stand “ gestart worden; in de stand “
2) STARTKNOP ( Wanneer de startknop wordt ingedrukt, gaat de st artmotor draaien. Voor het starten, pag. 28 (STARTEN).
3) LICHTSCHAKELAAR ( Wanneer de contactsleutel in de stand “ON” staat en de kop­lampschakelaar in de stand “ • ”, dan is de koplamp gedoofd; in de stand “ brandt het dimlicht. U kunt het grootlicht inschakelen met de koplampschakelaar, zie pag. 16 (BEDIENINGSELEMENTEN OP DE LINKERZIJDE VAN HET STUUR).
)
- - •)
” branden de parkeerlichten; in de stand “
- )
” staat, kan de motor
” slaat de motor af.
Afb. 6
17
Afb. 7
&217$&76&+$.(/$$5 $IE 
De contactsch akelaar (1) bevindt zich op de stuurplaat.
De contactsle utel bedient de
contactsch akelaar/het stuu rslot
schapsset/het opbergvak, de dop van de brandstoftank en de bevestigings­haak voor d e helm. Bij de moto rfiets worden twee sleutels geleverd (één re­servesleutel).
en ontgrendelt de gereed-
678856/27 $IE
U zet het stuur vast door het volledig naar links te draaien met de sleutel in de stand “OFF”, de sleutel in te drukken, in de standLOCK” te zetten en weer teru g te laten k o­men. De sleutel uit het contact trekken.
De sleutel tijdens het rij den nooi t in de stand “LOCK” draaien, om
te vermijden dat u de cont role
over de motorfiets verliest.
STAND FUNCTIE
LOCK
Stuurslot
OFF
ON
Het stuur is vergrendeld. Het is onmogelijk de motor te starten en de lichten te ontsteken.
De motor kan niet word en gestart en de licht en kunnen niet word en ontstoken.
De motor kan worde n gestart en de lichten kunnen worden ontstoken.
UITTREKKEN
SLEUTEL
De sleutel kan uit het contact worden getrokken.
De sleutel kan uit het contact worden getrokken.
De sleutel ka n niet uit het contact worden getrokken
.
Afb. 8
+8/38,75867,1*
*(5(('6&+$366(7 $IE
Om toegang te krijgen tot de gereed­schapsset, de contactsleut el in het slot van de gereedschapsset/het opbergvak steken en tegen de klok in draa ien. De gereedschapsset (1) bestaat uit: 1 etui 1 zeskantsleutel van 4 mm 1 zeskantsleutel van 5 mm 1 zeskantsleutel van 6 mm 1 zeskantsleutel van 8 mm 1 dubbele sl eutel van 5,5/7 mm 1 dubbele sleutel van 8/11 mm 1 dubbele sleutel van 10/13 mm 1 sleutel van 17 mm 1 zeskantsleut el van 22 mm met heft 1 verlengbui s voor sleutel met heft 1 bougiesleut el 1 schroevedraaier
18
Afb. 9 Afb. 10
%(9(67,*,1*6+$$. 9225 '( +(/0 $IE
Niet rijden terwijl de helm aan de haak hangt, want dit kan de vei-
gedrang brengen.
Dankzij deze haak hoeft u niet elke keer de helm mee te nemen als u de motorfiets parkeert. Om de helm aan de haak te hangen, de sleutel in het slot (1) steken, tegen de klok in draaien en de kinband van de helm door de haak (2) steken. De haak dichtklikken en de sleutel met de klok mee draaien. Zorg dat de haak goed dichtge klikt is.
ligheid tijdens het r ijden in he t
%(/$1*5,-.6 7( 21'(5'(/(1
%5$1'672) $IE 
Tijdens het tanken de pomp (1) niet op de bo dem van de ta nk l a t e n rus­ten om te voorkom en dat e r brand-
stof uit de tank loopt. Na het tanken de dop goe d dicht drukken. De br andst of die ge brui kt w ordt voor ver­brandingsmotoren is uiterst ontvlambaar en kan in bepaalde omstandigheden explo­sief worden. Het is belangrijk dat het tanken en de on­derhoudswerkzaamheden in een goed ge­ventileerde ruimte gebeuren en met afge­zette motor . Niet roken gedurende het tanken of in de nabijheid van benzinedam­pen; in elk geval absoluut contact mijden met open vlammen, vonken en elke andere warmt ebron, om te voo rkomen d at de brandstof vuur va t of explodeert. Verder moet u o ok vo ork ome n dat er benz in e uit de tankope ni ng stro omt , aang ez ien ze ka n vuur kan vatten bij contact met de gloeien­de delen van de motor. Voor h et geval per ongeluk benzine buiten de tank tere chtkomt, moe t u controleren of de plek waa r de benz ine is terec htgeko­men gehee l droog is en voor u gaat rijde n moet u er zich van vergew issen dat er geen benzine op de hals van de benzine­mond is ac htergebleven. Mijd contact van benzine met de huid en inademing van dampen; zuig geen benzine op en breng d e be nzine niet over van é én vat in een ander met behulp van een slang.
Loodvrije benzine zet uit onder invloed van zonnew armte en zonnestraling. Vul de tank daar-
om nooit tot de rand.
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine, in overeen stemming me t de norm 5160 7, min. octaangetal 95 (N.O.R.M.) en 85 (N.O.M .M. ). De brandstofta nk heeft een inhoud van on­geveer 16 het ope nen va n de brands toftankd op, d e contactsleutel in het slot steken en met de klok meedraaien (Af b. 10).
E
, waarvan 2,5 E reserve. Vo or
BUITEN BEREI K VAN KINDEREN HOUDE N
19
027252/,(
De motorolie moet worden ververst na de eerste 1000 km en daarna om de 6000 km, zie pag. 37 (VERVANGEN VAN DE MO­TOROLIE EN HET OLIEFILTER); voor het controleren van het oliepeil, zie pag. 36 (CONTROLEREN VAN HET MOTORO­LIEPEIL EN BIJVULLEN).
Olie kan bij dagelÿks en langdu­rig contact l eiden tot ernstige
beschadiging van de huid. Na gebruik van olie uw handen g oed wassen.
Als de motorfiets wordt gebruikt
in zeer st offige ge biede n, moet
de olie regelmatiger worden ver­verst. Loos de olie ni et in het milieu. Bewaar de olie in een afgesloten vat en breng de olie naar een verzamelpunt.
aprilia raadt aan:
Zie pag. 59 (TABEL SMEEROLIE).
5(09/2(,672) $$1%(9(/,1*(1
Plotselinge verschillen in speling of een flexibele weerstand op de remhendel zijn te wijten aan onregelmatigheden in het hydraulische systeem. In geval van twijfel i n verband m et het goed functioneren van het remsysteem en als u niet in staat bent de normale controles zelf uit te voeren, dient u te rade te gaa n bij uw erkend e dealer. Zie er goed op toe dat de rem­schijf en het wrijvingsvlak niet vettig of smerig zijn, in he t bijzonder na uitvoe ­ring van onderhoudswerkzaamheden of controles.
DSULOLD
Controleer of de remleidingen niet ge­draaid of versleten zijn. Let op dat geen water of stof per ongeluk in het remcir­cuit terechtkomt. Als de remvloeistof in contact komt met de huid of de ogen, kan dit leiden tot ernstige irritatie. Was zeer grondig de delen van het lichaam die in contact zijn gekomen met de vloeistof. Raadpleeg een arts of een oogarts als de vloeistof in contact is gekomen met uw ogen. Loos remvloeist of niet in het milieu.
BUITEN BEREIK VA N KINDEREN HOU­DEN
Wanneer u de remvloeistof ge­bruikt, moet u erop letten dat u er niet mee morst op de plastic
of gelakte delen, omdat deze door de vloeistof kunne n worden aanget ast.
-
20
Loading...
+ 44 hidden pages