Pioneer AVIC-F70DAB, AVIC-F970DAB, AVIC-F970BT, AVIC-F9770DAB, AVIC-F77DAB User manual [nl]

...
Bedieningshandleiding
AV NAVIGATIESYSTEEM
AVIC-F77DAB AVIC-F70DAB AVIC-F970DAB AVIC-F970BT AVIC-F9770DAB AVIC-F9770BT
Lees altijd eerst de Belangrijke informatie voor de gebruiker! Het gedeelte Belangrijke informatie voor de gebruiker bevat belangrijke informatie die u moet
weten en begrijpen voordat u het product gebruikt.
Nederlands
Inhoudsopgave
Hartelijk dank voor de aanschaf van dit Pioneer-product.
Lees de instructies goed door zodat u het toestel op de juiste manier leert te bedie­nen. Nadat u de instructies hebt gelezen, bergt u het boekje op een handige plaats op
zodat u het altijd snel bij de hand hebt.
Een USB-geheugenapparaat aansluiten
Belangrijk
De schermafbeeldingen die in de voorbeelden worden getoond, kunnen verschillen van de fei­telijke schermafbeeldingen, die zonder vooraf­gaande kennisgeving kunnen worden gewijzigd om verbeteringen in de prestaties en de functies te bewerkstelligen.
Inleiding Overzicht handleiding 11
Gebruik van deze handleiding 11Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt 11
– Terminologie die in deze handleiding
wordt gebruikt 11
Opmerkingen over het interne geheugen 12
– Voordat u de accu van het voertuig
loskoppelt 12
– Gegevens die gewist kunnen
worden 12
De microprocessor resetten 12
Basisbediening
De namen en functies van de onderdelen
controleren 13
Beveiliging van uw product tegen
diefstal 14
– De afneembare frontplaat
verwijderen 14
– De afneembare frontplaat
bevestigen 15
Opmerkingen over gebruik van het lcd-
paneel 15 De hoek van het lcd-paneel afstellen 15 Media plaatsen/verwijderen/aansluiten 16
Een disc inbrengen en uitwerpen 16Een SD-geheugenkaart inbrengen en
uitwerpen 16
– Een iPod aansluiten en losmaken 17
en losmaken 17 Opstarten en afsluiten 18 De eerste maal inschakelen 18 Inschakelen bij normaal gebruik 19
– Een bericht over de kaartdatabase 19
Het scherm uitschakelen 19
– Als het applicatiescherm beschikbaar
is 19
– Als het applicatiescherm niet
beschikbaar is 19 Gebruik van de schermen 20
– Tussen schermen overschakelen met
de aanraaktoetsen 20
– Tussen schermen overschakelen met
de vaste toetsen 21 Ondersteunde AV-bronnen 22 Het AV-bedieningsscherm weergeven 22
– Een bron voor het voordisplay
selecteren op het AV-
bronselectiescherm 23
– Een bron voor het voordisplay
selecteren in de bronnenlijst 23
– Een bron voor het achterdisplay
selecteren 23 De AV-bron uitschakelen 23 De volgorde van de bronpictogrammen
wijzigen 24 De volgorde van de brontoetsen wijzigen 24 Gebruik van het aanraakpaneel 25
– Gebruik van de gemeenschappelijke
aanraaktoetsen 25
Lijstschermen bedienen 25Gebruik van de tijdbalk 25Gebruik van het toetsenbord op het
scherm 26
Het navigatiesysteem de eerste keer
opstarten 26
Het navigatiemenuscherm gebruiken Het navigatiemenuscherm bedienen 28
2
Nl
Inhoudsopgave
Het gebruik van de kaart
Het kaartscherm aflezen 30 AV-informatiebalk 30 Het kaartscherm bedienen 31
De schaal van de kaart wijzigen 31Smart-zoom 31Overschakelen tussen weergaven 2D,
3D en 2D Noorden boven 31
– De kaart naar de plaats verschuiven die
u wilt zien 32
– Bedieningstoetsen op de verschoven
kaart 32
Informatie over routebegeleiding 33
– Route-gebeurtenissen die vaak worden
getoond 33
Bladeren in het gegevensveld 34
– Wanneer het systeem geen GPS-
signaal kan ontvangen 35
Een bestemming zoeken
Een locatie aan de hand van het adres
zoeken 36
Nuttige plaatsen (POI) zoeken 37
– POIs zoeken met behulp van de
voorgeprogrammeerde categorieën 37
– POIs op categorie zoeken of
rechtstreeks op basis van de naam van de voorzieningen 38
– Nooddiensten of hulpdiensten in de
buurt zoeken 39
Een bestemming selecteren uit opgeslagen
locaties 40
Een bestemming selecteren uit opgeslagen
routes 41
Een locatie selecteren die u recentelijk hebt
opgezocht 41
Historiek 41Smart-historiek 42
Een locatie zoeken met Gecombineerd
zoeken42
Een locatie aan de hand van de coördinaten
zoeken 43
Een locatie zoeken door de kaart te
verschuiven 44
Gebruik van het Locatie op kaart
scherm 44
De huidige route controleren en wijzigen De route wijzigen 46
Een route samenstellen met
Routeplanner46Tussenpunten toevoegen 47Alternatieve routes bekijken 47Omwegen bekijken 48De routegegevens en voorkeuren
controleren 48 – De huidige routebegeleiding
annuleren 49
De routesimulatie bekijken 50
Locaties en routes registreren en bewerken
Een locatie opslaan in Opgeslagen
locatie51
– Uw thuislocatie en uw werklocatie
opslaan 51
Uw favoriete locaties opslaan 51Opgeslagen locaties bewerken 52
Een route opslaan in Opgeslagen
routes53
Een opgeslagen route bewerken 53
Opgeslagen routes herbenoemen 53Opgeslagen routes verwijderen 53
Een locatie als een waarschuwingspunt
opslaan 54
Een opgeslagen waarschuwingspunt
bewerken 55
Actuele verkeersinformatie (TMC) ontvangen
De verkeerslijst bekijken 56 De verkeersgebeurtenissen op de kaart
controleren 56
Als er een verkeersongeval is gebeurd op uw
route 57
Nl
3
Inhoudsopgave
Verkeersinformatie in- of uitschakelen 57
Nuttige informatie over uw reis bekijken
Nuttige informatie bekijken 58 Uw reisgeschiedenis opnemen 59
De reislogger tijdelijk activeren 59Het reislog bekijken 59De reislogger instellen 60Een reislog bewerken 60
Gebruik van de stand Rittencomputer 61 Het brandstofverbruik berekenen 61
– De beginwaarde van de kilometerteller
instellen 61
– Informatie over het brandstofverbruik
invoeren 62
– Het onderhoudsschema van het
voertuig instellen 62
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de navigatie De navigatie-instellingen aanpassen 63
– De fabrieksinstellingen herstellen 64
Informatie over de opties in
Instellingen64
Instellingen voor
Routevoorkeuren64Instellingen voor Geluid66Instellingen voor
Waarschuwingen67Instellingen voor Navigatiekaart68Instellingen voor Regionaal69Instellingen voor Weergave70Instellingen voor Verkeer70Instellingen voor Weer71Instellingen voor Brandstof71Instellingen voor Ritmonitor71Instellingen voor Online diensten71Instellingen voor
Gebruiksrapporten71
Waarschuwingen voor
waarschuwingspunten instellen 72
Het gebruik van navigatiefuncties
uitbreiden 72
– Lees dit voordat u de AVICSYNC functie
gebruikt 73
– Wat is AVICSYNC App? 73
Compatibiliteit en verbindingen 74
Compatibiliteit met AVICSYNC 74Voorbereidingen vóór het gebruik van
de AVICSYNC functie 74
Bijgewerkte kaartgegevens verkrijgen 75
Een Bluetooth-apparaat registreren en er verbinding mee maken
Communicatie-apparaten voorbereiden 76 Uw Bluetooth-apparaten registreren 76
– Bluetooth-apparaten in de buurt
zoeken 76
– Paren vanaf uw Bluetooth-
apparaten 78
– Automatisch verbinding maken met
een Bluetooth-apparaat 78
– Een geregistreerd apparaat
verwijderen 78
Een geregistreerd Bluetooth-apparaat
handmatig verbinden 79 De zichtbaarheid instellen 79 De pincode invoeren voor Bluetooth-
verbinding 80 Het Bluetooth-adres weergeven 80 Het Bluetooth-geheugen wissen 80 De Bluetooth-software bijwerken 81 De versie van de Bluetooth-software
weergeven 81
Gebruik van handsfree telefoneren Het telefoonmenu weergeven 82
Aanraaktoetsen 82Het scherm aflezen 82
Zelf telefoneren 83
Rechtstreeks bellen 83Een telefoonnummer uit het
telefoonboek bellen 83
– Iemand bellen via de
geschiedenislijst 84
4
Nl
Inhoudsopgave
– De lijst met voorkeurnummers
gebruiken 85
Een oproep ontvangen 86
– Een inkomende oproep
beantwoorden 86
Het bevestigingsscherm voor oproepen
minimaliseren 86
De telefooninstellingen wijzigen 87
De telefoon automatisch opnemen 87Het belsignaal in- of uitschakelen 87De volgorde van voor- en achternamen
in het telefoonboek omwisselen 87
De privémodus instellen 88Het gespreksvolume voor uw
gesprekspartner aanpassen 88 Gebruik van de stemherkenningsfunctie 88 Opmerkingen met betrekking tot handsfree
telefoneren 89
Een iPod / iPhone of smartphone instellen
Basisprocedure voor het instellen van een
iPod / iPhone of smartphone 91
De verbindingsmethode voor het apparaat
instellen 91 iPod-compatibiliteit 91 Compatibiliteit met Androidapparaat 92 Compatibiliteit met AppRadio Mode 92 Compatibiliteit met MirrorLink-apparaat 92 Informatie over de verbindingen en functies
van elk apparaat 93
Gebruik van de radio
Gebruik van de aanraaktoetsen 96 Het scherm aflezen 96 Startprocedure 97 Een frequentieband selecteren 97 Handmatig afstemmen 97 Automatisch afstemmen 98 Een voorkeurzender selecteren in de lijst met
voorkeurzenders 98 Zenderfrequenties opslaan 98
De frequenties van de sterkste zenders
opslaan 98 Op sterke frequenties afstemmen 99 Verkeersberichten ontvangen 100 Onderbreking door
nieuwsprogrammas 101 Op alternatieve frequenties afstemmen 101 Alleen zenders met regionale programmas
zoeken 102 Omschakelen van automatisch PI-
zoeken 103
– Automatisch PI-zoeken voor
voorkeurzenders activeren 103
De geluidskwaliteit van de FM-tuner
instellen 103 Informatie over muziekstukken op een iPod
opslaan (iTunes-tags) 104 Bediening met de vaste toetsen 104
Gebruik van de digitale radio (DAB)
Gebruik van de aanraaktoetsen 105 Het scherm aflezen 106 Startprocedure 106 Een frequentieband selecteren 106 Een zender in de lijst selecteren 107 Naar een recente uitzending luisteren 107 Handmatig afstemmen 108 Automatisch afstemmen 108 Een voorkeurzender selecteren in de lijst met
voorkeurzenders 108 Zenderfrequenties opslaan 108 Automatisch overschakelen naar een zender
met een goede
ontvangstgevoeligheid 109 Automatisch overschakelen naar een
gelijkaardige zender met een goede
ontvangstgevoeligheid 109 Verkeersberichten ontvangen 110 Bediening met de vaste toetsen 111
Afspelen van een disc
Gebruik van de aanraaktoetsen (voor
audio) 112
5
Nl
Inhoudsopgave
Gebruik van de aanraaktoetsen (voor
video) 112 Het scherm lezen (voor audio) 114 Het scherm lezen (voor video) 114 Startprocedure 115 Bestanden uit de lijst met bestandsnamen
selecteren 115 De fragmenten in een willekeurige volgorde
afspelen 115 Een bereik voor herhaalde weergave
instellen 115 Overschakelen tussen
mediabestandstypen 116 Het gewenste gedeelte zoeken om af te
spelen 116 Gebruik van het dvd-menu 117 De ondertitelingstaal wijzigen 117 De audiotaal wijzigen 117 Beeld-voor-beeld weergave 117 Vertraagde weergave 117 Terugkeren naar een bepaalde scène 118 Het afspelen hervatten (bladwijzer) 118 Bediening van het dvd-menu met de
aanraaktoetsen 118 De weergave wijzigen op een dvd met
meerdere camerastandpunten 119 De audio-uitgang selecteren 119 Bediening met de vaste toetsen 119
Gecomprimeerde audiobestanden afspelen
Gebruik van de aanraaktoetsen 120 Het scherm aflezen 121 Startprocedure (voor disc) 122 Startprocedure (voor USB/SD) 122 De bladerstand omschakelen 122 Bestanden uit de lijst met bestandsnamen
selecteren 123 Een bestand selecteren in de lijst voor het
muziekstuk dat nu wordt afgespeeld
(gekoppeld zoeken) 123
Bestanden in een willekeurige volgorde laten
weergeven 124
Een bereik voor herhaalde weergave
instellen 124
Overschakelen tussen
mediabestandstypen 124
Bediening met de vaste toetsen 125
Gecomprimeerde videobestanden afspelen
Gebruik van de aanraaktoetsen 126 Het scherm aflezen 127 Startprocedure (voor disc) 127 Startprocedure (voor USB/SD) 127 Bestanden uit de lijst met bestandsnamen
selecteren 128
Een bereik voor herhaalde weergave
instellen 128 Beeld-voor-beeld weergave 128 Vertraagde weergave 128 Overschakelen tussen
mediabestandstypen 128 Bediening met de vaste toetsen 129
Gecomprimeerde afbeeldingen weergeven
Gebruik van de aanraaktoetsen 130 Het scherm aflezen 130 Startprocedure 131 Bestanden uit de lijst met bestandsnamen
selecteren 131 Bestanden in een willekeurige volgorde laten
weergeven 131 Een bereik voor herhaalde weergave
instellen 131 Overschakelen tussen
mediabestandstypen 132 Het interval voor diavoorstellingen
instellen 132 Bediening met de vaste toetsen 132
6
Nl
Inhoudsopgave
Gebruiken van een iPod
Gebruik van de aanraaktoetsen (voor
audio) 133
Gebruik van de aanraaktoetsen (voor
video) 133 Het scherm lezen (voor audio) 134 Het scherm lezen (voor video) 134 Startprocedure 135 Instellen van de willekeurige weergave 135 Een bereik voor herhaalde weergave
instellen 136 Muziekstukken of videos in het scherm met
afspeellijsten selecteren 136 De iPod-functie van dit product op de iPod
gebruiken 137 De weergavesnelheid van een audioboek
wijzigen 138 Lijsten weergeven die verwant zijn met het
huidige muziekstuk (gekoppeld
zoeken) 138 Bediening met de vaste toetsen 138 Muziek afspelen via een andere muziekapp
dan iPod-muziek, als de iPod-bron 139
Gebruik van de aanraaktoetsen 139Het scherm aflezen 139
Muziek weergeven van een Android Auto-compatibel apparaat
Gebruik van de aanraaktoetsen 140 Het scherm aflezen 140 Startprocedure 141
Applicaties op een iPhone of smartphone gebruiken Gebruik van AppRadio Mode 142
– Gebruik de aanraaktoetsen (zijbalk voor
bediening van de applicatie) 142
Startprocedure 143Gebruik van het toetsenbord 144De beeldgrootte aanpassen (voor
gebruikers van een smartphone) 145
– Het beeld van uw applicatie weergeven
(iPhone met 30-pens connector) 146
– Het beeld van uw applicatie weergeven
(iPhone met Lightning-connector) 146
– Het beeld van uw applicatie weergeven
(smartphone) 147
Gebruik van Android Auto 147
Startprocedure 147De bestuurderspositie instellen 148Volume afstellen 148
De MirrorLink stand gebruiken 149
– Gebruik de aanraaktoetsen (zijbalk voor
bediening van de applicatie) 149
– Startprocedure 149
Gebruik van de audiomixfunctie 150
Gebruik van Aha Radio
Gebruik van de aanraaktoetsen 151 Het scherm aflezen 152 Startprocedure 153
– Voor gebruikers van een iPhone met 30-
pens connector 153
– Voor gebruikers van een iPhone met
Lightning-connector 153
– Voor gebruikers van een
smartphone 153
Bediening met de vaste toetsen 154
Gebruik van een Bluetooth-audiospeler
Gebruik van de aanraaktoetsen 155 Het scherm aflezen 156 Startprocedure 156 Bestanden uit de lijst met bestandsnamen
selecteren 157
Bestanden in een willekeurige volgorde laten
weergeven 157
Een bereik voor herhaalde weergave
instellen 157
Bediening met de vaste toetsen 157
Gebruik van een HDMI-bron
Gebruik van de aanraaktoetsen 158 Het scherm aflezen 158 Startprocedure 158
7
Nl
Inhoudsopgave
Gebruik van een AUX-bron
Gebruik van de aanraaktoetsen 159 Het scherm aflezen 159 Startprocedure 159 Het videosignaal instellen 160 Het bedieningsscherm omschakelen 160
Gebruik van de AV-ingang
Gebruik van de aanraaktoetsen 161 Het scherm aflezen 161 Startprocedure 161 Het videosignaal instellen 162
Gebruik van MIXTRAX
Aanraaktoetsen 163 Een item selecteren om muziekstukken af te
spelen 163
Muziekstukken selecteren die u niet wilt
afspelen 164
Het gedeelte bepalen dat u wilt
afspelen 164
Knipperpatroon instellen 164
Systeeminstellingen
Het navigatie-informatievenster 166 Automatisch overschakelen naar het
navigatiescherm 166 De FM-afstemstap instellen 166 De voeding voor de digitale radioantenne
instellen 167 De Bluetooth-audiobron inschakelen 168 Ever Scroll instellen 168 Het AV-ingangssignaal instellen 168 De achteruitkijkcamera instellen 169
De achteruitkijkcamera activeren 170De polariteit van de
achteruitkijkcamera instellen 170
– Weergave van omgekeerd beeld voor
het achteruitkijkbeeld instellen 170
De camera instellen voor de stand
Cameraweergave 171 De richtlijnen voor parkeerassistentie
weergeven 172
8
Nl
Richtlijnen instellen op het beeld van de
achteruitkijkcamera 172
De tweede camera-ingang instellen 174
– Activering van de tweede camera
instellen 174
– Omgekeerd beeld instellen voor het
ingangsbeeld van de tweede
camera 174 De veilige modus instellen 175 Het demoscherm uitschakelen 175 De systeemtaal selecteren 175 Het display voor de status van de
klimaatregeling omkeren 176
De toetsenbordtaal instellen met de
applicatie voor iPhone 176 De pieptoon instellen 177 De reactiestanden van het aanraakpaneel
afstellen (aanraakpaneel kalibrering) 177 De dimmerfunctie instellen 178 Instelling voor activering van de
dimmerfunctie 178 Instelling van de duur van activering van de
dimmerfunctie 179 Het beeld instellen 179 De firmwareversie weergeven 181 De firmware bijwerken 181 De leerstatus van de sensor en de rijstatus
controleren 182 De status wissen 183 De aansluiting van de kabels
controleren 183
Audio-instellingen
Gebruik van de fader/balansinstelling 185 Gebruik van de balansinstelling 185 Het geluid tijdelijk uitschakelen of
dempen 186 Niveau van de signaalbron aanpassen 186 Het filter instellen 189
– De uitgang van de voor- en
achterluidsprekers instellen 189
– Gebruik van de subwooferuitgang 190
De luisterpositie selecteren 190
Inhoudsopgave
De luidsprekeruitgangsniveaus nauwkeurig
afstellen 191 De tijduitlijning aanpassen 192 Automatische volumeaanpassing 193 Gebruik van de equalizer 194
Equalizercurven oproepen 194De equalizercurven aanpassen 194Gebruik van de automatisch afgestelde
equalizer 195
De equalizercurve automatisch aanpassen
(automatische EQ) 195
– Alvorens de automatische EQ-functie te
gebruiken 196
Automatische EQ uitvoeren 196
Menuthema Een achtergronddisplay selecteren 199
– Een beeld op een extern
geheugenapparaat (USB, SD) als achtergrondbeeld instellen 199
De kleur van de verlichting instellen 200
– De kleur selecteren uit de vast
ingestelde kleuren 200
– Een aangepaste kleur creëren 201 De themakleur selecteren 201 De klokinstelling selecteren 202 Het vooringestelde startscherm
veranderen 202
– Een beeld dat op een extern
geheugenapparaat (USB, SD) staat als startscherm instellen 202
Kopiëren van instellingen 203
– Instellingen van Thema
exporteren 203
– Instellingen van Thema
importeren 204
De videospeler instellen De voorkeurstalen instellen 205
De ondertitelingstaal instellen 205
De audiotaal instellen 205
De menutaal instellen 206
De weergave van het camerahoekpictogram
instellen 206 De beeldverhouding instellen 207 De kinderbeveiliging instellen 207
– Het codenummer en niveau
instellen 208
Uw DivX VOD registratiecode
weergeven 208 Uw DivX VOD-deregistratiecode
weergeven 209 Automatisch afspelen van dvds 209 Het videosignaal voor de achteruitkijkcamera
instellen 210 Het video-uitgangsformaat instellen 210 Taalcodekaart voor dvds 212
Favorietenmenu
Een snelkoppeling maken 213 Een snelkoppeling selecteren 213 Een snelkoppeling verwijderen 213
De werkingsstatus van de voertuigapparatuur weergeven
De obstakeldetectie-informatie
weergeven 214 De werkingsstatus van het
klimaatbedieningspaneel weergeven 214
Gemeenschappelijke bewerkingen
De datum en tijd instellen 216 Informatie over muziekstukken op een iPod
opslaan (iTunes-tags) 216 De Sound Retrieverfunctie instellen 217 De breedbeeldstand veranderen 218
Andere functies
De video voor het achterdisplay
selecteren 219 De antidiefstalfunctie instellen 219
Het wachtwoord instellen 220Het wachtwoord invoeren 220Het wachtwoord verwijderen 220Als u het wachtwoord vergeet 221
9
Nl
Inhoudsopgave
Het product terugstellen op de
standaardinstellingen 221
De fabrieksinstellingen herstellen 221
Aanhangsel
Storingen verhelpen 222 Foutberichten 224 Plaatsbepaling technologie 230
Plaatsbepaling via GPS 230Gebruik van geschatte
plaatsbepaling 230
– Hoe werken GPS en de geschatte
plaatsbepaling samen? 230
Wanneer er ernstige fouten optreden 231
– Wanneer plaatsbepaling via GPS
onmogelijk is 231
– Omstandigheden die fouten in de
plaatsbepaling kunnen veroorzaken 232
Informatie over de routebepaling 234
– Regels voor de routekeuze 234
Omgaan met en verzorging van de
discs 235
– Gebruik en verzorging van het
ingebouwde station 235
– Omgevingsvoorwaarden bij het
afspelen van een disc 236
Afspeelbare discs 236
Dvd-video en cd 236AVCHD-opgenomen discs 237DualDiscs afspelen 237Dolby Digital 237
Gedetailleerde informatie voor afspeelbare
media 237
Compatibiliteit 237Tabel voor mediacompatibiliteit 241
Bluetooth 245 SDHC 245 WMA/WMV 245 DivX 246 AAC 246 Google, Google Play, Androiden Android
Auto 246
10
Nl
MirrorLink 246 MIXTRAX 246 Gedetailleerde informatie over de
aangesloten iPod apparaten 246
iPod en iPhone 247Lightning 247App Store 247iOS 247iTunes 247
Gebruik van App-gebaseerde verbonden
content 247
– Aha Radio 248 HDMI 248 MHL 248 IVONA Text-to-Speech 248 Opmerking over het bekijken van
videos 248
Opmerking over het bekijken van Dvd-
videos 249
Opmerking over het gebruik van MP3-
bestanden 249 Opmerking over openbronlicenties 249 Kaartgebied 249 Correct gebruik van het lcd-scherm 249
Omgaan met het lcd-scherm 249Lcd-scherm (Liquid Crystal
Display) 249
Onderhoud van het lcd-scherm 250Led-verlichting (lichtgevende
diode) 250
Display-informatie 251
Telefoonmenu 251Systeem menu 251Thema menu 252Geluid menu 253Video Instellingen menu 253Bluetooth menu 254
Specificaties 255
Inleiding
Hoofdstuk
01
Overzicht handleiding
Voordat u dit product gebruikt, moet u de Be­langrijke informatie voor de gebruiker (een
afzonderlijke handleiding) lezen die waarschu­wingen en andere belangrijke informatie bevat.
De schermafbeeldingen die in deze handlei­ding als voorbeeld worden gebruikt zijn voor de AVIC-F77DAB. De schermen kunnen ver­schillen afhankelijk van de modellen.
Gebruik van deze handleiding
Opzoeken van de bedieningsprocedure voor wat u wilt doen
Wanneer u besloten hebt wat u wilt doen, kunt u de pagina die u nodig hebt vinden in de In- houdsopgave.
Opzoeken van de bedieningsprocedure op basis van een menunaam
Als u de betekenis wilt weten van een onder­deel op het scherm, kunt u de gewenste pagi­na vinden met behulp van Display-informatie aan het einde van de handleiding.
Conventies die in deze handleiding worden gebruikt
Neem voordat u verder gaat een paar minuten om de volgende informatie te lezen over de conventies die in deze handleiding worden ge­bruikt. Neem dit even goed in u op, want dit maakt de handleiding direct meer overzichte­lijk en vergemakkelijkt het leerproces. ! De toetsen van het product worden in
HOOFDLETTERS en VETGEDRUKT weergegeven: bijvoorbeeld: HOME toets, MODE toets.
! Menu-items, schermtitels en functionele
componenten zijn vetgedrukt met dub­bele aanhalingstekens “”: bijvoorbeeld: Systeemscherm of Geluidscherm
! De aanraaktoetsen die beschikbaar zijn op
het scherm worden vetgedrukt weergege­ven tussen rechte haken [ ]: bijvoorbeeld: [Disc], [AV bronnen instellingen].
! Extra informatie, alternatieven en andere
opmerkingen worden als volgt weergege­ven: bijvoorbeeld: p Als de thuislocatie nog niet is opgesla-
gen, moet u eerst deze locatie instellen.
! De functies van de andere toetsen op het-
zelfde scherm zijn aangegeven met # aan het begin van de beschrijving: bijvoorbeeld:
# Als u [OK] aantipt, wordt het item gewist.
! De referenties worden als volgt aangeduid:
bijvoorbeeld: = Raadpleeg voor details over de bedie-
ning Gebruik van de schermen op blad­zijde 20.
! De modelpictogrammen in de handleiding
geven aan dat de bijbehorende uitleg is be­doeld voor het betreffende model. De volgende pictogrammen geven aan dat de uitleg alleen op de betreffende modellen van toepassing is. bijvoorbeeld:
F70DAB F970DAB F970BT
Terminologie die in deze handleiding wordt gebruikt
Voordisplayen achterdisplay
In deze handleiding wordt het scherm dat aan de behuizing van het product is bevestigd, aangeduid als het voordisplay. Een eventueel extra scherm dat los verkrijgbaar is en op het product kan worden aangesloten, wordt aan­geduid als het achterdisplay.
Videobeeld
Videobeeldin deze handleiding verwijst naar bewegend beeld van dvd-video, video-cd, rom­video, DivX met dit product is verbonden, zoals AV-appara­tuur voor algemeen gebruik.
®
, iPod en andere apparatuur die
Inleiding
11
Nl
Hoofdstuk
01
Inleiding
Extern geheugenapparaat (USB, SD)
Een SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart en USB-geheugenapparaat worden samen aangeduid als extern geheugenapparaat (USB, SD). Indien het enkel om een USB-ge­heugenapparaat gaat, wordt de term USB-ge­heugenapparaatgebruikt.
SD-geheugenkaart
Een SD-geheugenkaart en SDHC-geheugen­kaart worden samen aangeduid als SD-ge­heugenkaart.
iPod
In deze handleiding worden de iPod en de iPhone aangeduid als iPod.
Opmerkingen over het interne geheugen
Voordat u de accu van het voertuig loskoppelt
Als de accu wordt losgekoppeld of leeg raakt, wordt het geheugen gewist en moet u het toe­stel opnieuw programmeren. p Sommige instellingen en opgeslagen gege-
vens worden niet teruggezet naar de begin­instelling.
p Voer deze handeling niet uit als er een appa-
raat is aangesloten op dit product.
p Sommige instellingen en opgeslagen gege-
vens worden niet teruggezet naar de beginin­stelling.
De microprocessor moet in de volgende geval­len worden gereset: ! Vóór het eerste gebruik na installatie van
dit product.
! Als het product niet correct werkt. ! Als het systeem niet naar behoren werkt. ! Als de positie van uw voertuig op de kaart
aanzienlijk afwijkt van de feitelijke positie.
1 Schakel de contactschakelaar UIT.
2 Druk met de punt van een pen of een ander puntig voorwerp op de RESET toets.
De instellingen en opgeslagen gegevens wor­den teruggezet naar de fabrieksinstellingen.
F77DAB F70DAB
1
Gegevens die gewist kunnen worden
De informatie wordt gewist door de gele kabel van de accu los te maken (of de accu zelf te verwijderen). p Sommige instellingen en opgeslagen gege-
vens worden niet teruggezet naar de begin­instelling.
De microprocessor resetten
BELANGRIJK
Als u op de RESET toets drukt, worden de instel­lingen en opgeslagen gegevens teruggezet naar de fabrieksinstellingen.
12
Nl
F970DAB F970BT
1
1 RESET toets
F9770DAB
F9770BT
Basisbediening
Hoofdstuk
02
De namen en functies van de onderdelen controleren
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de namen van de onderdelen en de hoofdfuncties die be­diend worden met de toetsen.
F77DAB F70DAB
1 3 456 7 8 92
b
a
F970DAB F970BT
8
9 2
3 4 5 6 7 d e
F9770DAB
b
F9770BT
1 Lcd-scherm
2 Afstandsbedieningssensor
p De afstandsbediening CD-R33 (los ver-
krijgbaar) is beschikbaar. Raadpleeg de handleiding van de af­standsbediening voor informatie over de bediening.
c
1
3 VOL (+/–) toets
Druk hierop om het volume van de AV-bron (audio en video) in te stellen.
4 MAP toets
! Druk hierop om het kaartscherm weer te
geven. = Raadpleeg voor details over de bedie-
ning Gebruik van de schermen op bladzijde 20.
! Houd deze toets ingedrukt om het beeld
van de achteruitkijkcamera weer te geven. p Deze functie is alleen beschikbaar als
Ingang camera achterof Ingang 2de camerais ingesteld op Aan”.
5 HOME toets
! Druk hierop om het beginmenuscherm
weer te geven. = Raadpleeg voor details over de bedie-
ning Gebruik van de schermen op bladzijde 20.
! Houd de toets ingedrukt om stemherken-
ning in te schakelen.
= Zie voor details Gebruik van de stem-
herkenningsfunctie op bladzijde 88.
6 MODE toets
! Druk hierop om over te schakelen tussen
het applicatiescherm en het AV-bedie­ningsscherm. p Als het scherm niet kan worden over-
geschakeld van het AV-bedienings­scherm naar het applicatiescherm als uopMODE drukt, wordt het scherm uitgeschakeld.
= Raadpleeg voor details over de bedie-
ning Gebruik van de schermen op bladzijde 20.
! Houd deze toets ingedrukt om het
scherm uit te schakelen als het applica­tiescherm beschikbaar is.
= Zie voor details Het scherm uitschake-
len op bladzijde 19.
Basisbediening
13
Nl
Hoofdstuk
02
Basisbediening
7 TRK toets
Druk hierop voor handmatige zoekafstem­ming, snel vooruit- en achteruitspoelen, en zoeken van fragmenten.
8 h toets
9 RESET toets
= Raadpleeg voor details over de bediening
De microprocessor resetten op bladzijde
12.
a Ingang voor Automatische EQ-micro­foon
Gebruik deze om een microfoon voor ge­luidsmeting (los verkrijgbaar) aan te sluiten.
b Disc-laadsleuf
Plaats hier de disc die u wilt afspelen. = Zie Een disc inbrengen en uitwerpen op
bladzijde 16 voor details.
c SD-kaartsleuf
= Zie Een SD-geheugenkaart inbrengen en
uitwerpen op bladzijde 16 voor details.
d Afneembare frontplaat
toets
e
Verwijder de afneembare frontplaat van het product. = Zie De afneembare frontplaat verwijderen
op bladzijde 14 voor details.
BELANGRIJK
! Stel de afneembare frontplaat niet bloot aan
harde schokken en probeer hem niet te de­monteren.
! Pak nooit de toetsen hard vast en oefen geen
druk uit bij het verwijderen of bevestigen van de afneembare frontplaat.
! Houd de afneembare frontplaat uit de buurt
van kleine kinderen om te voorkomen dat zij deze in hun mond steken.
! Bewaar de afneembare frontplaat op een vei-
lige plek zodat deze niet bekrast of beschadigd raakt.
! Stel de afneembare frontplaat niet aan direct
zonlicht en hoge temperaturen bloot.
! Zet de contactschakelaar uit (ACC OFF) voor-
dat u de afneembare frontplaat verwijdert of bevestigt.
De afneembare frontplaat verwijderen
p Het product kan niet worden bediend wan-
neer de afneembare frontplaat van het pro­duct is verwijderd.
1 Druk op de
toets.
Beveiliging van uw product tegen diefstal
F970DAB F970BT
De afneembare frontplaat kan van het product worden losgemaakt om potentiële dieven te ontmoedigen, zoals hieronder wordt beschre­ven.
14
Nl
F9770DAB
F9770BT
Wanneer u uw vinger van de toets neemt, komt de onderkant van de afneembare front­plaat een stukje los van het product.
Basisbediening
Hoofdstuk
02
2 Pak de onderkant van de afneembare frontplaat voorzichtig vast en trek de frontplaat langzaam naar buiten.
1
1 Afneembare frontplaat
De afneembare frontplaat bevestigen
1 Schuif de afneembare frontplaat hele­maal in het product.
Controleer of de afneembare frontplaat stevig in de montagehaken van het product vastzit.
2 Druk tegen het onderste gedeelte van de afneembare frontplaat totdat u een klik hoort.
Als de afneembare frontplaat niet goed aan het product kan worden bevestigd, probeert u het nogmaals. Let goed op dat u niets forceert omdat u anders het systeem kunt beschadigen.
Opmerkingen over gebruik van het lcd-paneel
F77DAB F70DAB
WAARSCHUWING
! Houd uw handen en vingers tijdens het ope-
nen, sluiten of afstellen van het lcd-paneel uit de buurt van het product. Let vooral op met de handen en vingers van kinderen.
! Niet gebruiken wanneer het lcd-paneel open
staat. Als het lcd-paneel open staat, kan dit re­sulteren in letsel in geval van een ongeluk.
BELANGRIJK
! Open en sluit het lcd-paneel niet met geweld.
Dit kan resulteren in een defect.
! Bedien het product niet voordat het lcd-paneel
volledig is geopend of gesloten. Als het pro­duct wordt bediend terwijl het lcd-paneel aan het openen of sluiten is, kan het lcd-paneel om veiligheidsredenen tussentijds stoppen.
! Plaats geen glas of blikje op het geopende
lcd-paneel. Hierdoor kan het product worden beschadigd.
De hoek van het lcd-paneel afstellen
F77DAB F70DAB
1 Druk op de h toets.
Het volgende scherm verschijnt.
2 Tip de volgende toetsen aan om de hoek van het lcd-paneel aan te passen.
Het paneel omlaag klappen.
Het paneel terugbrengen in de ver­ticale positie.
3 Tip de volgende toets aan.
Terugkeren naar het vorige scherm.
p De afgestelde hoek van het lcd-paneel
wordt in het geheugen opgeslagen, en het lcd-paneel wordt automatisch in die hoek gezet wanneer het de volgende keer wordt geopend of gesloten.
Basisbediening
15
Nl
Hoofdstuk
02
Basisbediening
Media plaatsen/ verwijderen/aansluiten
BELANGRIJK
! Stek geen andere voorwerpen dan daarvoor
bedoelde discs in de disc-laadsleuf.
! Steek geen andere voorwerpen dan een SD-
geheugenkaart in de SD-kaartsleuf.
! Wanneer een SD-geheugenkaart tijdens het
overbrengen van gegevens wordt verwijderd, kan de SD-geheugenkaart worden bescha­digd. Verwijder de SD-geheugenkaart door de aanwijzingen in deze handleiding op te vol­gen.
! Druk niet op de h toets wanneer de SD-ge-
heugenkaart niet volledig in het toestel is ge­stoken. Hierdoor kan de kaart worden beschadigd.
! Druk niet op de h toets voordat de SD-geheu-
genkaart volledig is verwijderd. Hierdoor kan de kaart worden beschadigd.
Een disc inbrengen en uitwerpen
Een disc inbrengen
F77DAB F70DAB
1 Druk op de h toets.
Het volgende scherm verschijnt.
Een disc uitwerpen
F77DAB F70DAB
1 Druk op de h toets.
Het volgende scherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het lcd-paneel gaat open en de disc komt naar buiten.
3 Verwijder de disc en druk op de h toets.
Het lcd-paneel gaat dicht.
Een disc inbrengen
F970DAB F970BT
F9770DAB
F9770BT
% Steek de disc in de disc-laadsleuf.
Een disc uitwerpen
F970DAB F970BT
F9770DAB
F9770BT
% Druk op de h toets.
De disc wordt uitgeworpen.
2 Tip de volgende toets aan.
Het lcd-paneel openen.
3 Steek de disc in de disc-laadsleuf.
De disc wordt geladen en het lcd-paneel gaat dicht.
16
Nl
Een SD-geheugenkaart inbrengen en uitwerpen
p Dit systeem is niet compatibel met de Multi
Media Card (MMC).
p Wij kunnen geen compatibiliteit met alle
SD-geheugenkaarten garanderen.
p Het is mogelijk dat het product niet opti-
maal presteert met sommige SD-geheu­genkaarten.
Basisbediening
Hoofdstuk
02
Een SD-geheugenkaart inbrengen
F77DAB F70DAB
1 Druk op de h toets.
Het volgende scherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het lcd-paneel openen.
3 Steek de SD-geheugenkaart in de SD­kaartsleuf.
Steek de kaart met de labelkant omhoog naar binnen, en druk tegen de kaart totdat deze ste­vig vastklikt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het lcd-paneel openen.
3 Druk voorzichtig tegen het midden van de SD-geheugenkaart totdat u een klik hoort.
De SD-geheugenkaart komt naar buiten wan­neer u deze loslaat.
4 Trek de SD-geheugenkaart recht naar buiten.
5 Druk op de h toets.
Het lcd-paneel gaat dicht.
Een iPod aansluiten en losmaken
Uw iPod aansluiten
= Raadpleeg de Installatiehandleiding voor
details over de verbindingen.
Uw iPod losmaken
% Controleer eerst of er geen gegevens­uitwisseling plaatsvindt, en trek daarna pas de kabels los.
Basisbediening
4 Druk op de h toets.
Het lcd-paneel gaat dicht.
Een SD-geheugenkaart uitwerpen
F77DAB F70DAB
1 Druk op de h toets.
Het volgende scherm verschijnt.
Een USB-geheugenapparaat aansluiten en losmaken
p Het is mogelijk dat het product niet opti-
maal presteert met sommige USB-geheu­genapparaten.
p Aansluiten via een USB-hub is niet moge-
lijk.
p Een USB-kabel is vereist voor aansluiting.
Nl
17
Hoofdstuk
02
Basisbediening
Een USB-geheugenapparaat aansluiten
% Steek het USB-geheugenapparaat op de USB-kabel.
1
2
1 USB-kabel 2 USB-geheugenapparaat
Een USB-geheugenapparaat losmaken
% Controleer eerst of er geen gegevens­uitwisseling plaatsvindt, en maak daarna pas het USB-geheugenapparaat los.
Opstarten en afsluiten
1 Start de motor om het systeem op te starten.
Na een korte pauze wordt het startscherm een paar seconden lang weergegeven.
2 Schakel de motor van het voertuig uit om het systeem af te sluiten.
Dit product wordt ook uitgeschakeld.
De eerste maal inschakelen
Wanneer u het product de eerste maal ge­bruikt, moet u de taal selecteren die u wilt ge­bruiken.
1 Start de motor om het systeem op te starten.
Na een korte pauze wordt het startscherm een paar seconden lang weergegeven.
Het Select Program Languagescherm ver­schijnt.
2 Tip op het scherm de taal aan die u wilt gebruiken.
3 Tip de volgende toets aan.
Het Smartphone instellen scherm weergeven.
4 Tip het item aan dat u wilt instellen.
= Zie voor details Informatie over de verbindin-
gen en functies van elk apparaat op bladzijde
93.
5 Tip de volgende toets aan.
F77DAB F70DAB
F970DAB
F9770DAB
Het STROOM DAB-ANTENNE scherm weergeven. Doorgaan naar de volgende stap.
F970BT
F9770BT
Het beginmenuscherm weergeven.
6 Tip het instelitem aan voor de ge­bruikte DAB-antenne.
! Ja (standaard):
Levert stroom aan een digitale radioan­tenne. Selecteer deze optie als u de optione­le digitale radioantenne (AN-DAB1 of CA­AN-DAB.001) (los verkrijgbaar) gebruikt met dit product.
! Neen:
Levert geen stroom. Selecteer dit als u een passieve antenne zonder booster gebruikt.
7 Tip [OK] aan.
Het beginmenuscherm verschijnt.
# Als u aantipt, keert u terug naar het vorige scherm.
18
Nl
Basisbediening
Hoofdstuk
02
Inschakelen bij normaal gebruik
% Start de motor om het systeem op te starten.
Na een korte pauze wordt het startscherm een paar seconden lang weergegeven.
p Welk scherm wordt getoond, hangt af van
de omstandigheden.
p Als het scherm voor invoer van het wacht-
woord verschijnt, voert u het wachtwoord in voor de antidiefstalfunctie.
p De voorwaarden verschijnen als tevoren het
navigatiescherm werd weergegeven. Lees de voorwaarden zorgvuldig, controleer de details, en tip [OK] aan als u akkoord gaat. Nadat u [OK] hebt aangetipt, wordt het­zelfde scherm weergegeven dat getoond werd voordat de contactschakelaar werd uitgezet (ACC OFF).
Een bericht over de kaartdatabase
Wanneer u het product in gebruik neemt, kan er een bericht over de kaartgegevens worden weergegeven. p Dit bericht wordt weergegeven de eerste
keer dat u het product elke maand in­schakelt.
Als het applicatiescherm niet beschikbaar is
% Druk op de MODE toets.
Het scherm wordt uitgeschakeld.
p Als u het scherm aantipt terwijl het is uitge-
schakeld, keert het systeem terug naar het oorspronkelijke scherm.
Basisbediening
Het scherm uitschakelen
U kunt het scherm uitschakelen wanneer het bijvoorbeeld s avonds hindert of als het scherm te helder is.
Als het applicatiescherm beschikbaar is
% Druk op de MODE toets en houd de toets ingedrukt.
Het scherm wordt uitgeschakeld.
p Als u het scherm aantipt terwijl het is uitge-
schakeld, keert het systeem terug naar het oorspronkelijke scherm.
19
Nl
Hoofdstuk
02
Basisbediening
Gebruik van de schermen
Tussen schermen overschakelen met de aanraaktoetsen
b
2
a
9
8
1
6
7
5
3
4
20
Nl
Basisbediening
Tussen schermen overschakelen met de vaste toetsen
Hoofdstuk
02
b
a
9
1 Beginmenuscherm
Dit is het startmenu voor toegang tot de ge­wenste schermen en voor het bedienen van de diverse functies. p Als u op de HOME toets drukt, wordt het
beginmenuscherm weergegeven.
p “APPSwordt weergegeven als de stand
AppRadio Mode of MirrorLink is inge-
schakeld.
p “Android Autowordt weergegeven als
Android Auto is ingeschakeld (voor
AVIC-F77DAB en AVIC-F70DAB).
2 Instellingenscherm voor de datum en de tijd
Hierop kunt u de tijd en de datum instellen.
3 Instellingenmenuscherm
Hierop kunt u het systeem en audio-instel­lingen e.d. aanpassen.
4 Telefoonmenuscherm
Toegang tot het scherm voor handsfree tele­foneren.
1
Basisbediening
7
6 Favoriete bronpictogrammen
U kunt de pictogrammen van vaak gebruikte bronnen weergeven door de pictogrammen naar het weergavegebied te slepen.
= Zie voor details over de bediening De
volgorde van de bronpictogrammen wijzi­gen op bladzijde 24.
7 AV-bedieningsscherm
U kunt elke bron bedienen.
8 Navigatiemenuscherm
Hierop kunt u de wegpunten en een bestem­ming opgeven.
9 Kaartscherm
! U kunt dit scherm gebruiken om de hui-
dige voertuigpositie-informatie en de route naar de bestemming te controle­ren.
! U kunt de navigatie-instellingen aanpas-
sen.
p Als u op de MAP toets drukt, wordt het
kaartscherm weergegeven.
5 AV-bronselectiescherm
Hierop kunt u de AV-bron selecteren.
a Applicatiebedieningsscherm
U kunt de applicaties voor de iPhone of smartphone rechtstreeks op dit product be­dienen.
21
Nl
Hoofdstuk
02
Basisbediening
p Als er geen applicaties beschikbaar zijn,
wordt het applicatiebedieningsscherm niet weergegeven.
b Applicatiemenuscherm
Het product kan naar het applicatiemenu overschakelen, waarop u de applicatie voor de iPhone of smartphone op het scherm kunt weergeven en bedienen. p Als er geen applicatiemenus beschik-
baar zijn, wordt het applicatiemenu­scherm niet weergegeven.
Ondersteunde AV-bronnen
U kunt de volgende bronnen met dit product weergeven of gebruiken.
! Digitale radio (DAB) (*1) ! Radio (FM, MG/LG) ! Cd ! Rom (gecomprimeerde audio- of videobe-
standen)
! Dvd-video ! Video-cd
De volgende bronnen kunnen weergegeven of gebruikt worden door een extern apparaat aan te sluiten.
! USB ! SD (*2) ! iPod ! Aha Radio ! Bluetooth-audio ! AV-ingang (AV) ! AUX ! HDMI (*3)
p (*1) Beschikbaar voor AVIC-F77DAB, AVIC-
F70DAB, AVIC-F970DAB en AVIC­F9770DAB
p (*2) Beschikbaar voor AVIC-F77DAB en
AVIC-F70DAB.
p (*3) Beschikbaar voor AVIC-F77DAB.
Het AV-bedieningsscherm weergeven
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de AV-bedieningstoets aan.
1
1 AV-bedieningstoets
Het AV-bedieningsscherm verschijnt.
132
4
5 6
1 De bronnenlijst openen.
= Zie voor details Een bron voor het voor-
display selecteren in de bronnenlijst op
bladzijde 23.
2 Het instellingenscherm voor de datum
en de tijd openen.
= Zie voor details De datum en tijd instel-
len op bladzijde 216.
3 Het instellingenmenuscherm openen. 4 Equalizercurven oproepen.
= Zie Gebruik van de equalizer op bladzijde
194 voor details.
5 Het telefoonmenuscherm openen.
= Zie Het telefoonmenu weergeven op
bladzijde 82 voor details.
6 Navigatie-informatie weergeven.
22
Nl
Basisbediening
Hoofdstuk
02
De volgende informatie wordt weergegeven: afstand tot het volgende begeleidingspunt, naam van de straat met het volgende bege­leidingspunt, naam van de straat waarop u nu rijdt, geschatte aankomsttijd, waarschu­wingspictogrammen, enz. p Dit wordt niet weergegeven voor be-
paalde bronnen.
p Dit wordt niet weergegeven als “Venster
navigatie-infois ingesteld op Uit”.
= Zie voor details Het navigatie-informatie-
venster op bladzijde 166.
Een bron voor het voordisplay selecteren op het AV­bronselectiescherm
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toets aan.
Het AV-bronselectiescherm ope­nen.
3 Tip het bronpictogram aan dat u wilt selecteren.
Het AV-bedieningsscherm van de geselec­teerde bron verschijnt.
Een bron voor het voordisplay selecteren in de bronnenlijst
p Deze functie is niet beschikbaar tijdens een
gesprek via dit product.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de AV-bedieningstoets aan.
Basisbediening
1
1 AV-bedieningstoets
Het AV-bedieningsscherm verschijnt.
3 Tip de volgende toets aan.
De bronnenlijst openen.
4 Tip de toets aan van de bron die u wilt selecteren.
Het AV-bedieningsscherm van de geselec­teerde bron verschijnt.
p Camera Viewis alleen beschikbaar als
Ingang camera achterof Ingang 2de camerais ingesteld op Aan”.
Een bron voor het achterdisplay selecteren
U kunt een bron voor het achterdisplay selec­teren. = Raadpleeg voor details over de bediening
De video voor het achterdisplay selecteren
op bladzijde 219.
De AV-bron uitschakelen
Schakel de AV-bron uit om te stoppen met het afspelen of de ontvangst van de AV-bron.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
Nl
23
Hoofdstuk
02
Basisbediening
2 Tip de volgende toets aan.
Het AV-bronselectiescherm ope­nen.
3 Tip [OFF] aan.
De AV-bron wordt uitgeschakeld.
De volgorde van de bronpictogrammen wijzigen
U kunt de weergavevolgorde van de bronpicto­grammen in het AV-bronselectiescherm wijzi­gen. p Deze instelling kan alleen worden gebruikt
als u het voertuig op een veilige plaats par­keert en de handrem aantrekt.
p Deze functie is niet beschikbaar tijdens een
gesprek via dit product.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toets aan.
Het AV-bronselectiescherm ope­nen.
p Deze functie is niet beschikbaar tijdens een
gesprek via dit product.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de AV-bedieningstoets aan.
1
1 AV-bedieningstoets
Het AV-bedieningsscherm verschijnt.
3 Tip de volgende toets aan.
De bronnenlijst openen.
4 Tip de volgende toets aan.
De brontoetsen kunnen verplaatst worden.
3 Tip het gewenste bronpictogram aan en houd het vast, en sleep het naar de ge­wenste positie.
p Als het bronpictogram wordt verplaatst,
wordt de volgorde van de bronnenlijst ook gewijzigd.
De volgorde van de brontoetsen wijzigen
U kunt de weergavevolgorde van de brontoet­sen in de bronnenlijst wijzigen. p Deze instelling kan alleen worden gebruikt
als u het voertuig op een veilige plaats par­keert en de handrem aantrekt.
24
Nl
5 Sleep de brontoets naar de gewenste positie.
6 Tip de volgende toets aan.
Terugkeren naar het vorige scherm.
p Als de brontoets wordt verplaatst, worden
de bronpictogrammen in het beginmenu­scherm en het AV-bronscherm ook verplaatst.
Basisbediening
Hoofdstuk
02
Gebruik van het aanraakpaneel
U kunt het product bedienen door de marke­ringen en onderdelen (aanraaktoetsen) op het scherm met uw vingers aan te tippen. p Tip de aanraaktoetsen alleen voorzichtig
met uw vingers aan om het lcd-scherm tegen beschadiging te beschermen.
Gebruik van de gemeenschappelijke aanraaktoetsen
1 2
1 Terugkeren naar het vorige scherm. 2 Sluiten van het scherm.
Lijstschermen bedienen
1
Basisbediening
3
1 Als u een item in de lijst aantipt, wordt het
item geselecteerd of worden de opties ver­fijnd.
2 Verschijnt als niet alle tekst wordt weergege-
ven in het weergavegebied. Als u de toets aantipt, wordt de rest van de tekst verschoven en weergegeven.
3 Verschijnt als alle items niet op een enkele pa-
gina kunnen worden weergegeven. Versleep de schuifbalk om verborgen items in beeld te brengen. U kunt de lijst ook verslepen om verborgen items zichtbaar te maken.
Gebruik van de tijdbalk
1
1
2
1 U kunt het afspeelpunt wijzigen door de toets
te verslepen.
3
p Als u de toets versleept, wordt de af-
speeltijd weergegeven voor de positie van de toets.
p Deze functie is niet beschikbaar als u de
iPod-functie gebruikt met een iPhone 6 Plus, iPhone 6, iPhone 5s, iPhone 5c, iPhone 5 of iPod touch (5e generatie).
p Deze functie is niet beschikbaar voor
sommige media of bronnen.
Nl
25
Hoofdstuk
02
Basisbediening
Gebruik van het toetsenbord op het scherm
21
3
8 7
6
1 Toont de tekens die zijn ingevoerd. Als er geen
tekst in het vakje is, wordt er informatieve tekst getoond.
2 Hiermee verplaatst u de cursor een teken naar
rechts of links telkens als u de toets aantipt.
3 Hiermee voert u de tekst in het tekstvak in. 4 Hiermee verwijdert u een teken links van de
cursor telkens als u de toets aantipt. Als u de toets blijft aantippen, wordt alle tekst verwij­dert.
5 Hiermee bevestigt u de invoer en gaat u door
naar de volgende stap.
6 De spatietoets.
Het aantal spaties dat wordt ingevoerd is ge­lijk aan het aantal keren dat de toets wordt aangetipt.
7 Hiermee schakelt u over tussen letters en cij-
fers/symbolen.
8 Hiermee schakelt u over tussen hoofdletters
en kleine letters.
4 5
worden opgestart met [Start configuratie­wizard] in het scherm Instellingen”.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan.
De eerste start van het navigatie­systeem beginnen.
p De eerste keer dat u op de MAP toets drukt,
begint het navigatiesysteem ook de eerste opstartprocedure.
Na een korte pauze wordt het startscherm een paar seconden lang weergegeven. Het Taal” scherm verschijnt.
3 Selecteer de gewenste schermtaal en tip [Kies] aan.
Het Gebruiksrechtovereenkomstscherm verschijnt.
4 Lees de voorwaarden zorgvuldig, con­troleer de details, en tip [Akkoord] aan als u akkoord gaat. Het “Gebruiksrapportenscherm verschijnt.
Het navigatiesysteem de eerste keer opstarten
Wanneer u de navigatiefunctie de eerste maal gebruikt, wordt er automatisch een installatie­proces gestart. Volg de onderstaande stappen. p U kunt de taal en de GPS-loginstelling later
wijzigen met [Regionaal]en[Gebruiksrap- porten] in het scherm Instellingen”. An- dere instellingen kunnen later opnieuw
26
Nl
5 Tip [Ja] aan.
Als u [Ja] aantipt, slaat de software gebruiksin­formatie en GPS-loginformatie op die kan wor­den gebruikt voor het verbeteren van de applicatie en de kwaliteit en dekkingsgraad van kaarten.
p Als u de informatieverzameling niet wilt ac-
tiveren, tipt u [Nee] aan.
De configuratiewizard wordt gestart.
Basisbediening
6 Tip [Volgende] aan. Het “Stem taalscherm verschijnt.
7 Selecteer de gewenste taal voor stem­begeleiding en tip [Volgende] aan.
8 Wijzig de instellingen van het toestel indien nodig en tip [Volgende] aan. Het “Routevoorkeurenscherm verschijnt.
9 Wijzig de standaardopties voor route­planning indien nodig en tip [Volgende] aan.
10 Tip [Activeer] en vervolgens [Volgende] aan.
Als u deze diensten meteen activeert, volgt een melding dat de verbonden online functies zijn geactiveerd.
= Zie voor details Instellingen voor Online
dienstenop bladzijde 71.
p Voor gebruik van online diensten waarvoor
een betaald abonnement vereist is, moet u eerst AVICSYNC App installeren op uw iPhone of smartphone. De inhoud van de online diensten kan verschillen afhankelijk van de provider van de dienst.
= Zie voor details Het gebruik van naviga-
tiefuncties uitbreiden op bladzijde 72.
Hoofdstuk
02
Basisbediening
11 Selecteer de verbonden diensten die u wilt gebruiken en tip [Volgende] aan.
De begininstelling is nu voltooid. Het kaart­scherm verschijnt en u kunt het navigatiesys­teem gebruiken.
27
Nl
Hoofdstuk
03
Het navigatiemenuscherm gebruiken
Het navigatiemenuscherm bedienen
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
Het volgende scherm verschijnt.
Aanraaktoetsen (Pagina 1)
21 63 4
789
Aanraaktoetsen (Pagina 2)
cb d
De volgende toetsen worden weergegeven als u navigeert zonder een geplande route.
1 Terugkeren naar het kaartscherm. 2 Zoeken naar de bestemming met een adres
of coördinaten, of zoeken naar de geselec­teerde nuttige plaats, enz. = Zie Hoofdstuk 5 voor details.
3 De route samenstellen of de huidige inge-
stelde route bewerken.
= Zie voor details Een route samenstellen
met Routeplannerop bladzijde 46.
5
a
4 Het Verkeersoverzicht” scherm weerge-
ven.
= Zie voor details De verkeersgebeurtenis-
sen op de kaart controleren op bladzijde
56.
5 Toont nuttige informatie voor onderweg.
= Zie Hoofdstuk 9 voor details.
6 Meldingen weergeven met belangrijke infor-
matie.
7 Een locatie weergeven die u als favoriet
hebt opgeslagen.
= Zie Een bestemming selecteren uit opge-
slagen locaties op bladzijde 40 voor de-
tails.
8 Overschakelen tussen de weergavemodi
2D, 3D en 2D Noorden boven.
9 Het Gebruikersprofielenscherm weerge-
ven waarin u nieuwe profielen kunt maken en bestaande profielen kunt bewerken. Als meerdere bestuurders dit product ge­bruiken, kunnen ze hun eigen profiel maken met hun eigen instellingen. Als u een nieuw profiel selecteert, wordt dit pro­duct opnieuw opgestart om de nieuwe in­stellingen toe te passen.
a De volgende pagina van het navigatiemenu
weergeven.
b De vorige pagina van het navigatiemenu
weergeven.
c Navigatie-instellingen configureren en het
SyncTool” scherm openen. = Zie Hoofdstuk 10 voor details.
d Informatie weergeven over het navigatiesys-
teem (bijvoorbeeld versie-informatie en li­centies).
in de rechter bovenhoek van het scherm
p
wordt gebruikt voor verbinding met AVICSYNC App.
= Lees Het gebruik van navigatiefuncties
uitbreiden (pagina 72) voordat u de
AVICSYNC functie gebruikt.
p Als u langs een geplande route navigeert,
kunt u de volgende toetsen voor de route gebruiken.
28
Nl
Het navigatiemenuscherm gebruiken
Een tussenpunt toe­voegen.
Hoofdstuk
03
Alternatieve routes weergeven, delen van de route die u moet vermijden, of be­paalde wegen in uw geplande route die u moet vermijden.
De gehele route op de kaart weergeven, en routeparameters en alternatieve routes.
De route of een tus­senpunt verwijderen.
Routebegeleiding stoppen en hervatten.
Het navigatiemenuscherm gebruiken
29
Nl
Hoofdstuk
04
Het gebruik van de kaart
De meeste informatie die door uw navigatiesys­teem wordt gegeven, kan op de kaart worden ge­zien. U moet vertrouwd raken met de manier waarop de informatie op de kaart wordt getoond.
Het kaartscherm aflezen
1
2 3
4 5 6
7
8
p De volgende informatie met een sterretje
(*) wordt alleen weergegeven wanneer een route ingesteld is.
p Afhankelijk van de voorwaarden en basisin-
stellingen worden bepaalde onderdelen niet weergegeven.
p AV-informatie wordt onderaan in het kaart-
scherm weergegeven.
p U kunt selecteren of de aanduiding voor de
maximumsnelheid altijd op de kaart wordt getoond. Als u de maximumsnelheid over­schrijdt, verandert de kleur van de aandui­ding.
= Zie voor details Instellingen voor Waar-
schuwingenop bladzijde 67.
1 Het nummer en de naam van de te gebruiken
straat (of het volgende begeleidingspunt) weergeven.*
2 Het volgende begeleidingspunt (de volgende
richtingswijziging) weergeven.* Zowel de soort wijziging (bocht, rotonde, snel­wegafrit, e.d.) als de afstand vanaf de huidige positie wordt aangeduid. Een kleiner picto­gram geeft alvast de tweede richtingswijziging aan als die kort na de eerste volgt.
= Zie Route-gebeurtenissen die vaak wor-
den getoond op bladzijde 33 voor details.
a
9
3 Toont de afstand tot het volgende begelei-
dingspunt (richtingswijziging).*
4 Toont de pijl voor de tweede richtingswijzi-
ging.*
5 Toont de huidige locatie van uw voertuig. De
punt van het driehoeksteken geeft aan in welke richting u rijdt en het teken beweegt au­tomatisch met het rijden mee.
6 Het gegevensveld weergeven.
Als u dit veld aantipt, wordt het Rittencom- puter” scherm weergegeven. Tip deze toets aan en houd hem vast, en selec­teer de waarden die u wilt weergeven om de gegevensvelden in de hoek van het kaart­scherm aan te passen.
= Zie Gegevensvelden op bladzijde 68
voor details.
7 De naam van de straat (of stad) waarin het
voertuig zich nu bevindt.
8 Toont de huidige route.*
De nu ingestelde route wordt in kleur op de kaart aangegeven.
9 Het navigatiemenuscherm openen. a Geeft de voortgang tot de eindbestemming
aan.*
AV-informatiebalk
AV-informatie wordt onderaan in het kaart­scherm weergegeven.
12 34
1 De bronnenlijst openen.
= Zie voor details Een bron voor het voor-
display selecteren in de bronnenlijst op
bladzijde 23.
2 Toont kort de huidige status van de AV-bron.
30
Nl
Het gebruik van de kaart
Hoofdstuk
04
3 U kunt de communicatie tussen de
AVICSYNC App en het navigatiesysteem in­en uitschakelen door de toets aan te raken.
4 Het telefoonmenuscherm openen.
= Zie Het telefoonmenu weergeven op
bladzijde 82 voor details.
Het kaartscherm bedienen
De schaal van de kaart wijzigen
p De schaal van de 3D-kaartweergave kan be-
perkt gewijzigd worden. Als de kaart verder uitgezoomd wordt, schakelt hij over naar de 2D-kaart.
= Zie Overschakelen tussen weergaven 2D,
3D en 2D Noorden boven op bladzijde 31
voor details.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Knijp of vergroot de kaart om uit of in te zoomen.
Tip de kaart tijdens de navigatie op een wille­keurige plaats aan.
3 Tip de volgende toets aan.
De kaart keert terug naar de huidi­ge positie.
p Als u op de MAP toets drukt, keert de kaart
terug naar de huidige positie.
p Voor informatie over de bedieningselemen-
ten wanneer de verschoven kaart wordt weergegeven, zie Bedieningstoetsen op de verschoven kaart op bladzijde 32.
Smart-zoom
Uw navigatiesysteem is uitgerust met een Smart-zoomdie op twee manieren werkt: ! Wanneer de route is ingesteld:
Als u een richtingswijziging nadert, zoomt Smart Zoomin en verhoogt hij de kijk­hoek zodat u uw richtingswijziging op de
volgende kruising gemakkelijk kunt zien. Als de richtingswijziging nog op een af­stand is, wordt uitgezoomd en wordt de kijkhoek verlaagd zodat u de weg voor u kunt zien.
! Wanneer de route niet is ingesteld:
Smart-zoomzoomt in wanneer u lang­zaam rijdt en zoomt uit wanneer u met hoge snelheid rijdt.
Overschakelen tussen weergaven 2D, 3D en 2D Noorden boven
U kunt instellen hoe de kaart wordt weergege­ven. Voor de 2D-kaartweergave kunt u selecte­ren tussen In de rijrichtingen Noorden boven. ! In de rijrichting:
De kaart geeft de richting van het voertuig altijd zo weer dat het voertuig zich naar de bovenkant van het scherm beweegt.
! Noorden boven:
De kaart toont het noorden altijd bovenaan het scherm.
p De oriëntatie van de kaart is vast ingesteld
op In de rijrichtingwanneer het 3D kaart­scherm wordt weergegeven.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip de volgende toets aan.
Elke keer dat u de toets aantipt, verandert de instelling.
Het gebruik van de kaart
31
Nl
Hoofdstuk
04
Het gebruik van de kaart
Geeft aan dat de weergavemodus 2D In de rijrichting is geselecteerd.
Geeft aan dat de weergavemodus 3D In de rijrichting is geselecteerd.
Geeft aan dat de weergavemodus 2D Noorden boven is geselecteerd.
4 Tip de volgende toets aan.
Terugkeren naar het kaartscherm.
p Als u op de MAP toets drukt, keert u terug
naar het kaartscherm.
p Voor informatie over de bedieningselemen-
ten wanneer de verschoven kaart wordt weergegeven, zie Bedieningstoetsen op de verschoven kaart op bladzijde 32.
De kaart naar de plaats verschuiven die u wilt zien
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de kaart aan en sleep deze in de ge­wenste richting om hem te verschuiven.
Als u de cursor op de gewenste locatie plaatst, verschijnt bovenaan het scherm beknopte in­formatie over de locatie met de straatnaam en andere gegevens.
Bedieningstoetsen op de verschoven kaart
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de kaart op een willekeurige plaats aan.
De cursor en de bedieningstoetsen verschij­nen.
3 Tip de volgende toets aan.
Inzoomen.
Uitzoomen.
De kaartweergavemodus wijzigen (de huidige geselecteerde kaart­modus wordt getoond).
Omhoog kantelen.
Omlaag kantelen.
3 Tip de volgende toets aan.
De kaart keert terug naar de huidi­ge positie.
p Als u op de MAP toets drukt, keert de kaart
terug naar de huidige positie.
32
Nl
Naar links draaien.
Naar rechts draaien.
Rotatie van de kaart annuleren.
Het gebruik van de kaart
Hoofdstuk
04
p De verticale kijkhoek van de kaart kan al-
leen in de 3D-modus worden gewijzigd.
= Zie Overschakelen tussen weergaven 2D,
3D en 2D Noorden boven op bladzijde 31
voor details.
4 Tip de volgende toets aan.
De kaart keert terug naar de huidi­ge positie.
p Als u op de MAP toets drukt, keert de kaart
terug naar de huidige positie.
Informatie over routebegeleiding
Wanneer de routebegeleiding begint, levert het systeem verschillende soorten begeleiding via stemberichten, tekstaanwijzingen en te­kens.
Route-gebeurtenissen die vaak worden getoond
Pictogram Betekenis
Pictogram Betekenis
Links aanhouden.
Rechtdoor gaan op de kruising.
Links afslaan op de rotonde, 3de afslag (volgende richtingswijzi­ging).
Rotonde oprijden (tweede vol­gende richtingswijziging).
Snelweg oprijden.
Snelweg verlaten.
Veerboot nemen.
Veerboot verlaten.
Het gebruik van de kaart
Links afslaan.
Rechts afslaan.
Omdraaien.
Rechts afbuigen.
Scherpe draai naar links.
Naderen van een tussenpunt.
Naderen van de bestemming.
Als u op een weg met meerdere rijstroken rijdt, moet u de juiste rijstrook kiezen om de aanbevolen route te kunnen volgen.
33
Nl
Hoofdstuk
04
Het gebruik van de kaart
Als rijstrookinformatie beschikbaar is in de kaartgegevens, toont het navigatiesysteem de rijstroken en hun richting met kleine pijlen on­deraan de kaart. De rijstrook en richting die u moet volgen voor de aanbevolen route, wordt aangeduid door de gemarkeerde pijlen.
Informatie over rijstroken
Bovenaan de kaart worden aanduidingen ge­toond. De kleuren en het ontwerp van deze aanduidingen lijken op de werkelijke aandui­dingen boven of langs de betreffende wegen. Deze aanduidingen geven bepaalde bestem­mingen aan en het wegnummer waar de be­treffende rijstrook naartoe leidt. Als u een ingewikkelde kruising nadert en de nodige informatie aanwezig is, wordt de kaart vervangen door een 3D-weergave van het knooppunt.
Wegwijzers
beschikbaar, ook al ziet u de betreffende aanduidingen op of aan de weg.
Als u Snelwegdiensten aanbiedenop aaninstelt, verschijnt het pictogram neer u op snelwegen rijdt. Tip het pictogram aan om details over de volgende afritten of ser­vicecentra te openen. U kunt ook een item aantippen om de locatie ervan op de kaart aan te geven. U kunt het eenvoudig als tussenpunt instellen. p Als u andere typen POIs voor de afritten
wilt weergeven, wijzigt u de pictogrammen in Dienstenaanbod.
= Zie Instellingen voor Navigatiekaartop
bladzijde 68 voor details.
wan-
Bladeren in het gegevensveld
De gegevensvelden verschillen wanneer u een route volgt en wanneer u geen bestemming hebt ingesteld. Bijvoorbeeld het gegevensveld levert de volgende informatie. ! Wanneer de route is ingesteld:
Afstand tot de eindbestemming, tijd vereist voor het bereiken van de eindbestemming, en de geschatte aankomsttijd.
Knooppuntweergave
p Als deze gegevens niet voorhanden zijn in
de kaartgegevens, is deze informatie niet
34
Nl
! Wanneer de route niet is ingesteld:
De richting of de hoogte wordt getoond.
Het gebruik van de kaart
p Als u het veld aantipt en vasthoudt, wordt
het instelscherm voor dat veld weergege­ven.
p De geschatte aankomsttijd is een ideale
waarde die wordt berekend op basis van de maximumsnelheid die is ingesteld in Max.snelh.van het type voertuig en de werkelijke rijsnelheid. De geschatte aan­komsttijd is enkel een referentiewaarde en geen garantie dat u werkelijk op die tijd zult aankomen. = Zie Instellingen voor Routevoorkeuren
op bladzijde 64 voor details.
Wanneer het systeem geen GPS-signaal kan ontvangen
De huidige positie van het voertuig wordt door een driehoek aangegeven. Als een GPS-positie bekend is, wordt de drie­hoek in kleur weergegeven.
Hoofdstuk
04
Het gebruik van de kaart
Als er geen GPS-positie is, is de driehoek door­zichtig. Hij geeft uw laatste bekende positie aan.
35
Nl
Hoofdstuk
05
Een bestemming zoeken
BELANGRIJK
Om veiligheidsredenen zijn deze functies voor het instellen van de route niet beschikbaar wanneer uw voertuig in beweging is. Als u deze functies wilt gebruiken, moet u op een veilige plaats stop­pen en de handrem aantrekken.
p Sommige informatie over verkeersregels is
afhankelijk van het tijdstip waarop de route wordt berekend. Deze informatie is daarom mogelijk niet in overeenstemming met een bepaalde verkeersregel op het moment dat uw voertuig de betreffende locatie passeert. Bovendien gelden de aangegeven verkeers­regels voor een personenauto en niet voor een bedrijfsauto. Houd u altijd aan de daadwerkelijke verkeersregels wanneer u in uw voertuig rijdt.
p [Bestemming van telefoon]en[Online
zoeken] op het Nieuwe route naar...
scherm kunnen gebruikt worden wanneer de AVICSYNC App-verbinding is gemaakt.
= Lees Het gebruik van navigatiefuncties
uitbreiden (pagina 72) voordat u de
AVICSYNC functie gebruikt.
Een locatie aan de hand van het adres zoeken
De meest gebruikte functie is Adres. Hierbij wordt het adres opgegeven en de locatie opge­zocht. p Afhankelijk van de zoekresultaten is het
mogelijk dat sommige stappen worden overgeslagen.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nieuwe route] aan.
Het Nieuwe route naar...scherm ver­schijnt.
4 Tip [Adres] aan. Het “Adres zoekenscherm verschijnt.
5 Tip het volgende tekstveld aan en geef de gewenste bestemming op.
! Land:
Standaard stelt het navigatiesysteem het land voor waar u zich bevindt. Als u het zoekgebied wilt wijzigen, selec­teert u een ander land.
! Stad of postcode:
Standaard stelt het navigatiesysteem de stad voor waar u zich bevindt. U kunt de stad ook selecteren met de postcode in plaats van de naam.
! Straat:
Als de straat niet beschikbaar is, tipt u [Ga naar Stad] aan en selecteert u de stad. Als u dat doet, wordt het centrum van de gese­lecteerde stad de bestemming van de route.
! Huisnummer of kruispunt selecteren:
Dit item wordt weergegeven nadat u een straat hebt ingesteld. Als het huisnummer niet beschikbaar is, tipt u [Ga naar Straat] aan en selecteert u de straat. Op deze ma­nier wordt het midden van de geselecteerde straat de bestemming van de route.
Nadat u het geselecteerde adres hebt aange­tipt om het zoeken naar het adres te voltooien, wordt de gevonden locatie op het kaartscherm weergegeven.
36
Nl
Een bestemming zoeken
Hoofdstuk
05
6 Tip [Als bestemming selecteren] aan op het Locatie op kaartscherm.
= Voor details over de bediening in het “Loca-
tie op kaartscherm, zie Gebruik van het
Locatie op kaartscherm op bladzijde 44.
Als u [Als bestemming selecteren] aantipt, verschijnt het Routesamenvattingscherm en wordt afgeteld. Als het aftellen stopt, begint de begeleiding automatisch. Als u tijdens het aftellen het scherm eender waar aantipt, stopt het aftellen en blijft het scherm zoals het is.
= Voor details over de bediening in het “Rou-
tesamenvattingscherm, zie De routege-
gevens en voorkeuren controleren op bladzijde 48.
7 Tip [Start navigatie] aan.
Uw navigatiesysteem begint met de routebe­geleiding.
= Raadpleeg Informatie over routebegeleiding
op bladzijde 33 voor details over de routebegeleiding.
Nuttige plaatsen (POI) zoeken
Informatie over diverse nuttige plaatsen (POI), zoals benzinestations, parkeerplaatsen en res­taurants, is beschikbaar. U kunt een POI zoe­ken door de categorie te selecteren (of de POI­naam in te voeren).
POI’s zoeken met behulp van de voorgeprogrammeerde categorieën
Met deze zoekmethode kunt u snel de meest geselecteerde typen POIs vinden.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nieuwe route] aan.
Het Nieuwe route naar...scherm ver­schijnt.
4 Tip [Plaatsen] aan.
Het Plaatsenscherm verschijnt. De voorgeprogrammeerde zoekcategorieën zijn als volgt.
! Tankstation ! Accommodatie ! Restaurant ! Parkeren
p Wanneer er geen route is ingesteld, worden
POIs rondom de huidige positie gezocht.
p Wanneer de huidige positie niet beschik-
baar is (geen GPS-signaal), worden POIs rondom de laatst bekende positie gezocht.
p Als een route is ingesteld, worden “Tank-
stationen Restaurantlangs de route ge-
zocht, en worden AccommodatieenParkerenin de buurt van de bestemming
gezocht.
5 Tip de gewenste categorie aan.
De resultaten verschijnen in een lijst.
6 Tip de gewenste POI aan.
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm weergegeven.
# Als u aantipt, kunt u de resultaten sorte- ren en de locatie van alle faciliteiten op de kaart tonen.
7 Tip [Als bestemming selecteren] aan op het Locatie op kaartscherm.
= Voor details over de bediening in het “Loca-
tie op kaartscherm, zie Gebruik van het
Locatie op kaartscherm op bladzijde 44.
Een bestemming zoeken
37
Nl
Hoofdstuk
05
Een bestemming zoeken
Als u [Als bestemming selecteren] aantipt, verschijnt het Routesamenvattingscherm en wordt afgeteld. Als het aftellen stopt, begint de begeleiding automatisch. Als u tijdens het aftellen het scherm eender waar aantipt, stopt het aftellen en blijft het scherm zoals het is.
= Voor details over de bediening in het “Rou-
tesamenvattingscherm, zie De routege-
gevens en voorkeuren controleren op bladzijde 48.
8 Tip [Start navigatie] aan.
Uw navigatiesysteem begint met de routebe­geleiding.
= Raadpleeg Informatie over routebegeleiding
op bladzijde 33 voor details over de routebe­geleiding.
POI’s op categorie zoeken of rechtstreeks op basis van de naam van de voorzieningen
U kunt POIs zoeken op categorie of subcate­gorie. U kunt POIs ook zoeken op basis van de naam in elke categorie.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nieuwe route] aan.
Het Nieuwe route naar...scherm ver­schijnt.
4 Tip [Plaatsen] aan. Het “Plaatsenscherm verschijnt.
5 Tip [Zoeken in alle plaatsen] aan.
Het Op categorie zoekenscherm ver­schijnt.
6 Tip [In de omgeving] aan en selecteer het gebied waarin u POI’s wilt zoeken.
! Categorieweergave:
U kunt instellen of POI-categorieën wel of niet worden getoond.
! In de omgeving:
Er wordt gezocht in de buurt van de huidige positie. Of in de buurt van de laatst bekende positie als de huidige positie niet bekend is. (De resultaten worden getoond in volgorde van afstand vanaf deze positie.)
! In een plaats:
Er wordt een plaats gezocht binnen een ge­selecteerde stad. (De resultaten worden ge­toond in volgorde van afstand van het centrum van de geselecteerde stad.)
! Rondom bestemming:
Er wordt een plaats gezocht in de buurt van de bestemming van de huidige route. (De resultaten worden getoond in volgorde van afstand vanaf de bestemming.) p Deze toets is alleen actief wanneer de
route al is uitgestippeld.
! Langs route:
Er wordt gezocht langs de huidige route en niet in de buurt van een punt dat al is inge­steld. Dit is handig als u een stoppunt zoekt dat slechts in een minimale omweg resul­teert, bijvoorbeeld een benzinestation of restaurant. (De resultaten worden getoond in volgorde van de lengte van de betref­fende omweg.) p Deze toets is alleen actief wanneer de
route al is uitgestippeld.
38
Nl
Een bestemming zoeken
Hoofdstuk
05
7 Selecteer een van de categorieën, sub­categorieën of merken om de plaatsen te verfijnen.
Het scherm verschijnt waarop alle plaatsen in de geselecteerde hoofdcategorie rondom de geselecteerde locatie of langs de route worden getoond.
# Tip [Zoeken op naam] aan en voer de naam van de plaats in met het toetsenbord.
8 Tip de gewenste POI aan.
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm weergegeven.
# Als u aantipt, kunt u wijzigen hoe de resul- taten worden gesorteerd.
9 Tip [Als bestemming selecteren] aan op het Locatie op kaartscherm.
= Voor details over de bediening in het “Loca-
tie op kaartscherm, zie Gebruik van het
Locatie op kaartscherm op bladzijde 44.
Als u [Als bestemming selecteren] aantipt, verschijnt het Routesamenvattingscherm en wordt afgeteld. Als het aftellen stopt, begint de begeleiding automatisch. Als u tijdens het aftellen het scherm eender waar aantipt, stopt het aftellen en blijft het scherm zoals het is.
= Voor details over de bediening in het “Rou-
tesamenvattingscherm, zie De routege-
gevens en voorkeuren controleren op bladzijde 48.
10 Tip [Start navigatie] aan.
Uw navigatiesysteem begint met de routebe­geleiding.
= Raadpleeg Informatie over routebegeleiding
op bladzijde 33 voor details over de routebe­geleiding.
Nooddiensten of hulpdiensten in de buurt zoeken
BELANGRIJK
Gebruik dit product nooit om in geval van nood naar een ziekenhuis, politiebureau of dergelijke instelling te rijden. Stop het gebruik van alle functies met betrekking tot handsfree telefone­ren en bel het juiste hulpdienstnummer.
U kunt locaties zoeken die nood- of hulpdien­sten kunnen verlenen in de omgeving. p Deze informatie komt niet noodzakelijk
overeen met de werkelijke informatie. Ge­bruik de informatie ter referentie.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nuttige informatie] aan. Het “Nuttige informatiescherm verschijnt.
4 Tip [Hulp dichtbij] aan.
Het Hulp dichtbijscherm verschijnt. De voorgeprogrammeerde zoekcategorieën zijn als volgt.
! Garage ! Gezondheid ! Politie ! Tankstation
Een bestemming zoeken
5 Tip de gewenste categorie aan.
De resultaten verschijnen in een lijst.
39
Nl
Hoofdstuk
05
Een bestemming zoeken
6 Tip de gewenste POI aan.
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm weergegeven.
# Als u aantipt, kunt u wijzigen hoe de resul- taten worden gesorteerd.
7 Tip [Als bestemming selecteren] aan op het Locatie op kaartscherm.
= Voor details over de bediening in het “Loca-
tie op kaartscherm, zie Gebruik van het
Locatie op kaartscherm op bladzijde 44.
Als u [Als bestemming selecteren] aantipt, verschijnt het Routesamenvattingscherm en wordt afgeteld. Als het aftellen stopt, begint de begeleiding automatisch. Als u tijdens het aftellen het scherm eender waar aantipt, stopt het aftellen en blijft het scherm zoals het is.
= Voor details over de bediening in het “Rou-
tesamenvattingscherm, zie De routege-
gevens en voorkeuren controleren op bladzijde 48.
8 Tip [Start navigatie] aan.
Uw navigatiesysteem begint met de routebe­geleiding.
= Raadpleeg Informatie over routebegeleiding
op bladzijde 33 voor details over de routebegeleiding.
Een bestemming selecteren uit opgeslagen locaties
Het opslaan van locaties die u vaak bezoekt bespaart u tijd en inspanning. Door een item in de lijst te selecteren kunt u gemakkelijk een locatie opgeven. De lijst met opgeslagen locaties bevat twee vooringestelde categorieën: Thuis en Werk. p Deze functie is beschikbaar als er locaties
zijn geregistreerd in Opgeslagen locatie.
= Zie Een locatie opslaan in Opgeslagen
locatieop bladzijde 51 voor details.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nieuwe route] aan.
Het Nieuwe route naar...scherm ver­schijnt.
4 Tip [Opgeslagen locatie] aan. Het “Opgeslagen locatiescherm verschijnt.
# Als u en vervolgens [Bewerken] aantipt, kunt u de details van opgeslagen locaties bewer­ken.
5 Tip het gewenste item aan.
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm weergegeven.
6 Tip [Als bestemming selecteren] aan op het Locatie op kaartscherm.
= Voor details over de bediening in het “Loca-
tie op kaartscherm, zie Gebruik van het
Locatie op kaartscherm op bladzijde 44.
Als u [Als bestemming selecteren] aantipt, verschijnt het Routesamenvattingscherm en wordt afgeteld. Als het aftellen stopt, begint de begeleiding automatisch. Als u tijdens het aftellen het scherm eender waar aantipt, stopt het aftellen en blijft het scherm zoals het is.
= Voor details over de bediening in het “Rou-
tesamenvattingscherm, zie De routege-
gevens en voorkeuren controleren op bladzijde 48.
7 Tip [Start navigatie] aan.
Uw navigatiesysteem begint met de routebe­geleiding.
= Raadpleeg Informatie over routebegeleiding
op bladzijde 33 voor details over de routebegeleiding.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
40
Nl
Een bestemming zoeken
Hoofdstuk
05
Een bestemming selecteren uit opgeslagen routes
Het opslaan van routes die u vaak gebruikt, be­spaart u tijd en inspanning. p Deze functie is niet beschikbaar als er geen
routes zijn geregistreerd in Opgeslagen routes”.
= Zie voor details Een route opslaan in Op-
geslagen routesop bladzijde 53.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nieuwe route] aan.
Het Nieuwe route naar...scherm ver­schijnt.
4 Tip tonen.
5 Tip [Opgeslagen routes] aan. Het “Opgeslagen routesscherm verschijnt.
6 Tip het gewenste item aan. Het “Routeplannerscherm verschijnt.
p U kunt op het “Routeplannerscherm tus-
7 Tip [Route weergeven] aan.
Als u [Route weergeven] aantipt, verschijnt het Routesamenvattingscherm en wordt afgeteld. Als het aftellen stopt, begint de bege­leiding automatisch. Als u tijdens het aftellen het scherm eender waar aantipt, stopt het af­tellen en blijft het scherm zoals het is.
= Voor details over de bediening in het “Rou-
aan om de volgende pagina te
senpunten toevoegen of de eindbestem­ming wijzigen.
= Zie voor details Een route samenstellen
met Routeplannerop bladzijde 46.
tesamenvattingscherm, zie De routege- gevens en voorkeuren controleren op
bladzijde 48.
8 Tip [Start navigatie] aan.
Uw navigatiesysteem begint met de routebe­geleiding.
= Raadpleeg Informatie over routebegeleiding
op bladzijde 33 voor details over de routebegeleiding.
Een locatie selecteren die u recentelijk hebt opgezocht
De plaatsen die u voorheen hebt ingesteld als bestemmingen of tussenpunten zijn automa­tisch in Historiekopgeslagen.
Historiek
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nieuwe route] aan.
Het Nieuwe route naar...scherm ver­schijnt.
4 Tip [Historiek] aan.
De lijst van de recente bestemmingen ver­schijnt.
5 Tip het gewenste item aan.
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm weergegeven.
6 Tip [Als bestemming selecteren] aan op het Locatie op kaartscherm.
= Voor details over de bediening in het “Loca-
tie op kaartscherm, zie Gebruik van het
Locatie op kaartscherm op bladzijde 44.
Een bestemming zoeken
41
Nl
Hoofdstuk
05
Een bestemming zoeken
Als u [Als bestemming selecteren] aantipt, verschijnt het Routesamenvattingscherm en wordt afgeteld. Als het aftellen stopt, begint de begeleiding automatisch. Als u tijdens het aftellen het scherm eender waar aantipt, stopt het aftellen en blijft het scherm zoals het is.
= Voor details over de bediening in het “Rou-
tesamenvattingscherm, zie De routege-
gevens en voorkeuren controleren op bladzijde 48.
7 Tip [Start navigatie] aan.
Uw navigatiesysteem begint met de routebe­geleiding.
= Raadpleeg Informatie over routebegeleiding
op bladzijde 33 voor details over de routebe­geleiding.
Smart-historiek
Smart-historiek is een functie die eerder ge­bruikte locaties voorstelt als bestemming op basis van uw gebruikelijke routes en variabe­len zoals de huidige tijd, de dag van de week en uw huidige locatie. Items uit de smart-historiek zijn snel toeganke­lijk in het Nieuwe route naar...” scherm.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nieuwe route] aan.
Het Nieuwe route naar...scherm ver­schijnt.
4 Tip [Gecombineerd zoeken] aan.
Het Gecombineerd zoekenscherm ver­schijnt.
5 Tip het rechter tekstvak aan en voer het land en de stad in waar u wilt zoeken.
6 Voer de naam, het adres of de categorie in van de gewenste bestemming. Tip ver­volgens de volgende toets aan.
Een locatie zoeken met Gecombineerd zoeken
Met de functie Gecombineerd zoekenkunt u eenvoudig een plaats vinden met behulp van de naam en het zoekgebied. p Met de functie Gecombineerd zoeken
kunt u ook naar opgeslagen gegevens zoe­ken.
42
Nl
Het Gevonden resultaten scherm weergeven.
7 Tip het gewenste item aan.
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm weergegeven.
Een bestemming zoeken
Hoofdstuk
05
8 Tip rechts van de lijst om de zoekresul­taten te verfijnen.
12
1 De huidige geselecteerde voorwaarden
tonen.
2 Tip deze toets aan om de andere voorwaar-
den te tonen. # Als u het logo van een provider van kaartgege­vens aantipt, kunt u de lijst verfijnen door de re­sultaten van die provider te tonen.
9 Tip [Als bestemming selecteren] aan op het Locatie op kaartscherm.
= Voor details over de bediening in het “Loca-
tie op kaartscherm, zie Gebruik van het
Locatie op kaartscherm op bladzijde 44.
Als u [Als bestemming selecteren] aantipt, verschijnt het Routesamenvattingscherm en wordt afgeteld. Als het aftellen stopt, begint de begeleiding automatisch. Als u tijdens het aftellen het scherm eender waar aantipt, stopt het aftellen en blijft het scherm zoals het is.
= Voor details over de bediening in het “Rou-
tesamenvattingscherm, zie De routege-
gevens en voorkeuren controleren op
bladzijde 48.
10 Tip [Start navigatie] aan.
Uw navigatiesysteem begint met de routebe­geleiding.
= Raadpleeg Informatie over routebegeleiding
op bladzijde 33 voor details over de
routebegeleiding.
Een locatie aan de hand van de coördinaten zoeken
Voer de breedtegraad en de lengtegraad in om de locatie te bepalen.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nieuwe route] aan.
Het Nieuwe route naar...scherm ver­schijnt.
4 Tip tonen.
5 Tip [Coördinaat] aan. Het “Coördinaatscherm verschijnt.
6 Voer de breedtegraad in en tip [OK] aan.
p Als het tekstveld al een waarde bevat, tipt u
p U kunt de breedtegraad en de lengtegraad
# Als u de coördinaten in UTM-indeling invoert, tipt u
7 Voer de lengtegraad in en tip [Vertrek!] aan.
p Als het tekstveld al een waarde bevat, tipt u
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm weergegeven.
aan om de volgende pagina te
of aan om die waarde eerst te ver-
wijderen.
in een van de volgende notaties weergeven: decimale graden; graden en decimale mi­nuten; of graden, minuten en decimale se­conden.
aan en vervolgens [UTM-coördinaten].
of aan om die waarde eerst te ver-
wijderen.
Een bestemming zoeken
43
Nl
Hoofdstuk
05
Een bestemming zoeken
8 Tip [Als bestemming selecteren] aan op het Locatie op kaartscherm.
= Voor details over de bediening in het “Loca-
tie op kaartscherm, zie Gebruik van het
Locatie op kaartscherm op bladzijde 44.
Als u [Als bestemming selecteren] aantipt, verschijnt het Routesamenvattingscherm en wordt afgeteld. Als het aftellen stopt, begint de begeleiding automatisch. Als u tijdens het aftellen het scherm eender waar aantipt, stopt het aftellen en blijft het scherm zoals het is.
= Voor details over de bediening in het “Rou-
tesamenvattingscherm, zie De routege-
gevens en voorkeuren controleren op bladzijde 48.
9 Tip [Start navigatie] aan.
Uw navigatiesysteem begint met de routebe­geleiding.
= Raadpleeg Informatie over routebegeleiding
op bladzijde 33 voor details over de routebegeleiding.
Een locatie zoeken door de kaart te verschuiven
Wanneer u een locatie opgeeft nadat u de kaart hebt verschoven, kunt u de positie als be­stemming of tussenpunt instellen.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de kaart aan en sleep deze in de ge­wenste richting om hem te verschuiven.
3 Tip de locatie aan die u als uw bestem­ming wilt selecteren.
De cursor verschijnt.
4 Tip [Als bestemming selecteren] aan.
Als u [Als bestemming selecteren] aantipt, verschijnt het Routesamenvattingscherm en wordt afgeteld. Als het aftellen stopt, begint de begeleiding automatisch. Als u tijdens het aftellen het scherm eender waar aantipt, stopt het aftellen en blijft het scherm zoals het is.
= Voor details over de bediening in het “Rou-
tesamenvattingscherm, zie De routege-
gevens en voorkeuren controleren op bladzijde 48.
5 Tip [Start navigatie] aan.
Uw navigatiesysteem begint met de routebe­geleiding.
= Raadpleeg Informatie over routebegeleiding
op bladzijde 33 voor details over de routebegeleiding.
Gebruik van het Locatie op kaartscherm
Nadat een locatie gezocht is, verschijnt het Locatie op kaartscherm. U kunt sommige opties voor de route of de getoonde kaartloca­tie selecteren voordat de route wordt bere­kend.
13 42
5
p Als u de kaart aantipt, wordt de cursor op
de betreffende positie geplaatst. U kunt de kaart ook verschuiven door de kaart te ver­slepen.
1 Inzoomen/uitzoomen
p U kunt de kaart ook in- en uitzoomen
door hem met uw vingers te knijpen of te verbreden.
2 Het Locatie op kaartscherm annuleren en
de kaart van de huidige positie weergeven.
3 De cursor naar de beginpositie terugzetten en
de kaart naar de beginschaal terugzetten.
4 Hier ziet u de voorkeuren van de routebepa-
ling voor de routeberekening. Tip de toetsen aan om de voorkeuren in of uit te schakelen.
76
44
Nl
Een bestemming zoeken
Als deze toets is geactiveerd, wordt een route berekend met voorkeur voor snelwegen.
Als deze toets is geactiveerd, wordt een route berekend met voorkeur voor tolwegen waar­voor u per gebruik moet betalen.
Als deze toets is geactiveerd, wordt een route berekend met voorkeur voor veerboten.
Als deze toets is geactiveerd, wordt een route berekend met voorkeur voor carpoolstroken.
5 Terugkeren naar het vorige scherm. 6 Hiermee zet u de cursor op de bestemming
(of tussenpunt).
7 De snelkoppelingen weergeven.
! Uitgebreide informatie:
Gedetailleerde informatie van het punt.
! Locatie opslaan:
De getoonde locatie opslaan als uw fa­voriete locatie. Een opgeslagen locatie kan later eenvoudig opnieuw worden op­geroepen.
! Plaatsen rondom cursor:
Zoeken naar POIs in de buurt van de getoonde locatie. Tip de POI aan om het Locatie op kaartscherm te tonen, en om de POI als bestemming (of tussen­punt) in te stellen.
Hoofdstuk
05
Een bestemming zoeken
45
Nl
Hoofdstuk
06
De huidige route controleren en wijzigen
De route wijzigen
Wanneer de navigatie reeds is begonnen, zijn er een paar manieren om de huidige route te wijzigen. In de volgende paragrafen worden enkele van de opties beschreven.
4 Een nieuw tussenpunt invoegen. 5 Tip 6 Tussenpunt 7 Terugkeren naar het vorige scherm. 8 Beginpositie (Standaard wordt de huidige
Een route samenstellen met Routeplanner
Met de functie “Routeplanner (of “Mijn route) kunt u een route samenstellen aan de
hand van een lijst bestemmingen. U kunt eenvoudig uw route plannen door de lijst te bewerken. p Als de route is ingesteld, kunt u hem be-
werken met het menu Mijn route.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Routeplanner] of [Mijn route] aan.
4 Tip een van de opties aan.
15423
7
1 Bestemming 2 Het Routeplanner(of Mijn route)
scherm annuleren en de kaart van de huidi­ge positie weergeven.
3 Een nieuwe bestemming toevoegen en de
huidige bestemming in het laatste tussen­punt wijzigen.
968 ab
9 De route berekenen en het scherm Route-
a De opties voor de locatie tonen.
b De snelkoppelingen weergeven.
of aan om de lijst te verschuiven.
positie van het voertuig ingesteld en wordt [Huidige GPS-positie] getoond.) = Zie voor details De beginpositie wijzigen
op bladzijde 47.
samenvatting” openen.
! Naar boven/Naar beneden:
De volgorde bewerken waarin u de loca­ties wilt bezoeken.
! Wissen:
De bestemming of het tussenpunt ver­wijderen.
! Locatie opslaan:
De locatie opslaan in Opgeslagen lo- catie”.
= Zie Een locatie opslaan in Opgesla-
gen locatieop bladzijde 51 voor de-
tails.
! Wijzigen:
De bestemming of het tussenpunt in een andere locatie wijzigen.
! Op de kaart tonen:
De geselecteerde locatie op de kaart tonen.
! Alles wissen:
Alle tussenpunten en de bestemming verwijderen. Tip [Doorgaan zonder route] aan om de geplande route te an­nuleren.
! Tussenpunten optimaliseren:
De volgorde van tussenpunten automa­tisch wijzigen zodat de route eenvoudig afgelegd kan worden. (Als de resulte­rende volgorde gelijk is aan de huidige volgorde, is deze optie ongeldig.)
! Route optimaliseren:
46
Nl
De huidige route controleren en wijzigen
Hoofdstuk
06
De volgorde van alle tussenpunten en de bestemming automatisch wijzigen zodat de route eenvoudig afgelegd kan worden. (Als de resulterende volgorde gelijk is aan de huidige volgorde, is deze optie ongeldig.)
De beginpositie wijzigen
De beginpositie van de route kan van de huidi­ge positie in een andere worden gewijzigd.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Routeplanner] of [Mijn route] aan.
4 Tip [Huidige GPS-positie] aan.
Het pop-upmenu verschijnt.
5 Tip [Beginpunt instellen] of [Beginpunt wijzigen] aan en vervolgens [OK].
6 Zoek een locatie.
7 Tip [Beginpunt instellen] of [Beginpunt wijzigen] aan.
De geselecteerde positie wordt ingesteld als de beginpositie voor de routeberekening.
8 Tip [Route weergeven] of [Doorgaan zonder route] aan.
Het systeem start de herberekening van de route nadat u [Route weergeven] aantipt; het Routesamenvattingscherm verschijnt. Als u[Start navigatie] aantipt, begint het naviga- tiesysteem met de routebegeleiding. Als u [Doorgaan zonder route] aantipt, ver­schijnt de kaart van de huidige positie.
De huidige positie herstellen als de beginpositie
1 Tip [Routeplanner] of [Mijn route] aan.
2 Tip [Huidige GPS-positie] aan.
Het pop-upmenu verschijnt.
3 Tip [Terug naar GPS-positie] aan en ver­volgens [Startpunt wissen].
De beginpositie voor de routeberekening keert terug naar de huidige positie.
Tussenpunten toevoegen
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Tussenpunt toevoegen] aan.
4 Zoek een locatie.
5 Tip [Als tussenpunt selecteren] aan.
De route wordt opnieuw berekend en het Routesamenvattingscherm verschijnt. (Als het tussenpunt al is ingesteld, verschijnt het Mijn routescherm. Tip [Route weergeven] aan en ga verder naar de volgende stap.)
6 Tip [Start navigatie] aan.
Uw navigatiesysteem begint met de routebe­geleiding.
Alternatieve routes bekijken
U kunt een andere route selecteren en ver­schillende alternatieve routes vergelijken.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Omleidingen/alt. routes] aan.
De huidige route controleren en wijzigen
47
Nl
Hoofdstuk
06
De huidige route controleren en wijzigen
4 Tip [Alternatieve routes] aan. Het “Alternatieve routesscherm verschijnt.
5 Tip de voorwaarden aan die u op de kaart wilt weergeven.
U ziet de tijd die ongeveer nodig is en de totale afstand van de geselecteerde alternatieve rou­tes. Tip een alternatieve route aan om deze route op de kaart te tonen.
p Als er meer dan drie alternatieve routes
worden gevonden, verschijnt [Meer resul- taten]. Tip [Meer resultaten] aan om de andere routes te tonen. = Raadpleeg Routeplanningsmethode
op bladzijde 65 voor informatie over de voorwaarden voor routeberekening.
6 Tip [Kies] aan.
De geselecteerde route wordt als huidige route toegepast.
Omwegen bekijken
U kunt omwegen bekijken waarbij de geselec­teerde gedeelten of straten of de weg verderop vermeden worden. U kunt ook alternatieve rou­tes bekijken.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Omleidingen/alt. routes] aan.
4 Tip een van de opties aan.
! Alternatieve routes:
Toont de alternatieve routes.
= Zie voor details Alternatieve routes bekij-
ken op bladzijde 47.
! Speciale secties vermijden:
Toont de route waarbij bepaalde gedeelten worden vermeden. Tip het lijstitem aan om het gedeelte te selecteren dat u wilt vermij­den. De volgende gegevens worden ge­toond: afstand en tijdverschil, voorgestelde route, huidige route, en te vermijden ge­deelte. Tip [Akkoord] aan om de voorge­stelde route toe te passen.
! Specifieke weg vermijden:
Toont de route waarbij een bepaalde weg wordt vermeden. Tip het lijstitem aan om de weg te selecteren die u wilt vermijden. De volgende gegevens worden getoond: af­stand en tijdverschil, voorgestelde route, huidige route, te vermijden gedeelte. Tip [Akkoord] aan om de voorgestelde route toe te passen.
! Komende weg vermijden:
Toont de route waarbij de weg verderop wordt vermeden. Tip [+]of[–] aan en stel de afstand in die u wilt vermijden. Tip [Vermij- den] aan om de voorgestelde route toe te passen.
! Oorspronkelijke route herstellen:
Annuleert de route met te vermijden voor­waarden en herstelt de vorige route.
p De route die is ingesteld door [Alterna-
tieve routes] kan niet worden geannu-
leerd.
De routegegevens en voorkeuren controleren
Als u de route hebt ingesteld, kunt u een over­zicht van de huidige route bekijken.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
48
Nl
De huidige route controleren en wijzigen
Hoofdstuk
06
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Routesamenvatting] aan. Het “Routesamenvattingscherm verschijnt.
4 Tip een van de opties aan.
15423
768
p U kunt de kaart verschuiven door deze te
verslepen.
1 Toont de informatie voor een transitpunt op
de route. Als u een item aantipt, wordt de
locatie op de kaart getoond. Tip [Vermij-
den]en[Akkoord] aan om de locatie als
een te vermijden locatie in te stellen.
2 Het Routesamenvattingscherm annule-
ren en de kaart van de huidige positie weer-
geven.
3 Toont de voorwaarden van de getoonde
route.
4 Het scherm terugzetten naar de beginposi-
tie en de kaart terugzetten naar de begin-
schaal.
5 Inzoomen/uitzoomen
p U kunt de kaart ook in- en uitzoomen
door hem met uw vingers te knijpen of te verbreden.
6 Toont alternatieve routes.
= Zie voor details Alternatieve routes bekij-
ken op bladzijde 47.
7 Terugkeren naar het vorige scherm. 8 Toont de totale lengte van de route en de
tijd die ongeveer nodig is.
9 De snelkoppelingen weergeven.
9
! Routevoorkeuren:
Toont de voorkeuren voor de routebepa­ling. Als u de voorkeuren wijzigt, wordt de route herberekend.
! Routebeschr.:
Alle transitpunten in detail tonen. Tip een transitpunt aan om de positie ervan op de kaart te tonen. Als u [Vermijden] aantipt op het kaartscherm, wordt de route zo herberekend dat het transitpunt (zo veel mogelijk) wordt vermeden.
! Route opslaan:
De getoonde route opslaan. Een opge­slagen route kan later opnieuw worden opgeroepen.
! Plaatsen langs route:
Zoeken naar POIs langs de getoonde route. Tip de POI aan om het Locatie op kaart” scherm te tonen, en om de POI als tussenpunt in te stellen.
! Simulatie:
U kunt als demonstratie een simulatie uitvoeren van het navigeren van de hui­dige route.
= Zie voor details Alternatieve routes be-
kijken op bladzijde 47.
De huidige routebegeleiding annuleren
Als u niet langer naar uw bestemming hoeft te rijden, volgt u de onderstaande stappen om de routebegeleiding te annuleren.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Route annuleren] of [Tussenpunt verwijderen] aan.
Het berichtenscherm verschijnt.
De huidige route controleren en wijzigen
49
Nl
Hoofdstuk
06
De huidige route controleren en wijzigen
4 Tip een van de opties aan.
Als er geen tussenpunten zijn op de route, tipt u[Route annuleren] aan om de route te an- nuleren. Als er tussenpunten zijn op de route, tipt u [Route annuleren] aan om de route te annu­leren. Tip [Tussenpunt wissen] aan om alleen het dichtstbijzijnde tussenpunt te verwijderen. In dat geval wordt de route herberekend.
De routesimulatie bekijken
U kunt als demonstratie een simulatie uitvoe­ren van het navigeren van de huidige route. Volg de onderstaande stappen.
1 Stel een route in naar uw bestemming.
= Zie Hoofdstuk 5 voor details.
2 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
3 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
4 Tip [Routesamenvatting] aan. Het “Routesamenvattingscherm verschijnt.
5 Tip de volgende toets aan.
p Tijdens de simulatie kunt u de volgende be-
dieningstoetsen gebruiken (deze toetsen verdwijnen na enkele seconden maar ver­schijnen weer als u de kaart aantipt).
U springt naar het vorige be­geleidingspunt (richtingswijzi­ging).
De simulatie wordt gepau­zeerd.
U springt naar het volgende begeleidingspunt (richtings­wijziging).
De snelheid van de simulatie wordt vier, acht of zestien maal verhoogd. Tip de toets opnieuw aan om terug te keren naar de normale snel­heid.
# Tip [Sluit] aan om de simulatie te stoppen.
De snelkoppelingen weergeven.
6 Tip [Simulatie] aan.
De simulatie start bij het beginpunt van de route en leidt u met een realistische snelheid door de volledige aanbevolen route.
50
Nl
Locaties en routes registreren en bewerken
Hoofdstuk
07
Een locatie opslaan in Opgeslagen locatie
U kunt uw favoriete locaties in “Opgeslagen locatieopslaan zodat u de volgende keer de-
zelfde informatie niet opnieuw hoeft in te voe­ren. Opgeslagen locatiekan uw thuislocatie be­vatten, uw werkplaats, en plaatsen die u al hebt geregistreerd.
Uw thuislocatie en uw werklocatie opslaan
U kunt één thuislocatie en één werklocatie op­slaan. U kunt de opgeslagen informatie later wijzigen. Routes naar opgeslagen locaties kunnen eenvoudig worden berekend door de betreffende toets aan te tippen.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip de volgende toets aan.
Het Opgeslagen locatie” scherm weergeven.
4 Tip [Thuis] of [Werk] aan en vervolgens [OK].
p Als u uw thuis- of werklocatie al hebt opge-
slagen, tipt u [Thuis]of[Werk] aan om de
locatie op het Locatie op kaartscherm te
tonen.
5 Zoek een locatie.
= Zie Hoofdstuk 5 voor details.
6 Tip [Aan opgesl. locaties toevoegen] aan.
De cursorpositie is opgeslagen.
Uw favoriete locaties opslaan
U kunt een vaak bezochte locatie (zoals het adres van een familielid) opslaan om er ge­makkelijk naar toe te kunnen rijden.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip de volgende toets aan.
Het Opgeslagen locatie” scherm weergeven.
4 Tip [Locatie toevoegen] aan.
5 Zoek een locatie.
= Zie Hoofdstuk 5 voor details.
6 Tip [Aan opgesl. locaties toevoegen] aan.
7 Voer indien nodig de naam in en tip de volgende toets aan.
De locatie opslaan als een nieuwe locatie in Opgeslagen locatie.
De cursorpositie is opgeslagen.
p U kunt de locatie ook opslaan zonder ge-
bruik te maken van het Opgeslagen loca- tie” scherm. Als het Locatie op kaart scherm wordt weergegeven nadat u een lo­catie zoekt of de kaart verschuift, opent u de snelkoppelingen en tipt u [Locatie op- slaan] aan.
p Als u op het schermtoetsenbord
aantipt, kunt u de locatie opslaan als uw thuis- of werklocatie.
of
Locaties en routes registreren en bewerken
51
Nl
Hoofdstuk
07
Locaties en routes registreren en bewerken
Opgeslagen locaties bewerken
Opgeslagen locaties kunnen later bewerkt worden.
Opgeslagen locaties herbenoemen
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip de volgende toets aan.
Het Opgeslagen locatie” scherm weergeven.
4 Tip de volgende toets aan.
De snelkoppelingen weergeven.
5 Tip [Bewerken] aan.
Het Te bewerken locatie selecteren scherm verschijnt.
6 Tip het item aan dat u wilt herbenoe­men en tip [Hernoemen] aan.
p Thuisen Werkkunnen niet worden her-
benoemd. De locatie kan opnieuw worden ingesteld.
7 Voer de naam in en tip aan.
8 Tip [Klaar] aan. Het “Opgeslagen locatiescherm verschijnt.
Opgeslagen locaties verwijderen
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip de volgende toets aan.
Het Opgeslagen locatie” scherm weergeven.
4 Tip de volgende toets aan.
De snelkoppelingen weergeven.
5 Tip [Bewerken] aan.
Het Te bewerken locatie selecteren scherm verschijnt.
6 Tip het item aan dat u wilt verwijderen en tip [Wissen] aan.
p Thuisen Werkkunnen niet worden ver-
wijderd. De locatie kan opnieuw worden in­gesteld.
p Als u
kunnen alle ingangen (inclusief de thuislo­catie en de werklocatie) worden verwijderd.
aantipt en daarna [Alles wissen],
Er verschijnt een bericht waarin u wordt ge­vraagd om het verwijderen te bevestigen.
7 Tip [OK] aan.
8 Tip [Klaar] aan. Het “Opgeslagen locatiescherm verschijnt.
p U kunt de opgeslagen locatie ook verwijde-
ren zonder het Opgeslagen locatie scherm te gebruiken. Als het Locatie op kaart” scherm wordt weergegeven nadat u de kaart verschuift, plaatst u de cursor op de opgeslagen locatie die u wilt verwijde­ren, opent u de snelkoppelingen, en tipt u [Locatie verwijderen] aan.
52
Nl
Locaties en routes registreren en bewerken
Hoofdstuk
07
Een route opslaan in Opgeslagen routes
U kunt uw favoriete routes in “Opgeslagen routesopslaan zodat u de volgende keer de-
zelfde informatie niet opnieuw hoeft in te voe­ren.
1 Stel een route in naar uw bestemming.
= Zie Hoofdstuk 5 voor details.
2 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
3 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
4 Tip [Routesamenvatting] aan. Het “Routesamenvattingscherm verschijnt.
5 Tip de volgende toets aan.
De snelkoppelingen weergeven.
6 Tip [Route opslaan] aan. Het “Route opslaanscherm verschijnt.
7 Voer indien nodig de naam in en tip de volgende toets aan.
Opgeslagen routes herbenoemen
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nieuwe route] aan.
Het Nieuwe route naar...scherm ver­schijnt.
4 Tip tonen.
5 Tip [Opgeslagen routes] aan. Het “Opgeslagen routesscherm verschijnt.
6 Tip de volgende toets aan.
7 Tip [Bewerken] aan.
8 Tip het item aan dat u wilt herbenoe­men en tip [Hernoemen] aan.
9 Voer de naam in en tip
10 Tip [Klaar] aan.
aan om de volgende pagina te
De snelkoppelingen weergeven.
aan.
Locaties en routes registreren en bewerken
De route opslaan als een nieuwe route in Opgeslagen routes”.
Een opgeslagen route bewerken
Opgeslagen routes kunnen later bewerkt wor­den.
Opgeslagen routes verwijderen
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nieuwe route] aan.
Het Nieuwe route naar...scherm ver­schijnt.
Nl
53
Hoofdstuk
07
Locaties en routes registreren en bewerken
4 Tip aan om de volgende pagina te tonen.
5 Tip [Opgeslagen routes] aan. Het “Opgeslagen routesscherm verschijnt.
6 Tip de volgende toets aan.
De snelkoppelingen weergeven.
7 Tip [Bewerken] aan.
8 Tip het item aan dat u wilt verwijderen en tip [Wissen] aan.
p Als u aantipt en daarna [Alles wissen],
kunnen alle ingangen worden verwijderd.
9 Tip [Wissen] aan.
10 Tip [Klaar] aan.
Een locatie als een waarschuwingspunt opslaan
U kunt elke kaartlocatie (bijvoorbeeld een schoolzone of een spoorwegovergang) als een waarschuwingspunt opslaan. p Als u deze functie wilt gebruiken, moet u
de waarschuwingen op voorhand activeren en het type waarschuwing instellen.
= Zie voor details Instellingen voor Waarschu-
wingenop bladzijde 67.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Verschuif de kaart en selecteer een lo­catie.
De cursor verschijnt op het geselecteerde punt.
3 Tip de volgende toets aan.
De snelkoppelingen weergeven.
# Tip aan als u een eerder opgeslagen waar- schuwingspunt wilt bewerken.
4 Tip [Waarsch.punten toevoegen] aan.
Het Waarschuw.punt toevoegenscherm verschijnt.
5 Stel de vereiste parameters in.
! Waarschuwingstype:
Het type waarschuwingspunt instellen.
! Snelheidslimiet:
De snelheidslimiet voor dit waarschuwings­punt instellen (indien van toepassing).
! Richting:
De richting instellen waaruit u de waar­schuwing verwacht.
6 Tip [Opslaan] aan.
De locatie wordt als een nieuw waarschu­wingspunt opgeslagen.
= Zie voor details Instellingen voor Waarschu-
wingenop bladzijde 67.
p De waarschuwingsfunctie voor verkeersvei-
ligheidscameras (zoals snelheidscameras) wordt uitgeschakeld in landen waarin waar­schuwingen voor verkeersveiligheidscame­ras verboden zijn. U bent er echter zelf voor verantwoordelijk dat u deze functie op lega­le wijze gebruikt in het land van gebruik.
54
Nl
Locaties en routes registreren en bewerken
Een opgeslagen waarschuwingspunt bewerken
Opgeslagen waarschuwingspunten kunnen later bewerkt worden.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Verschuif de kaart naar het opgeslagen waarschuwingspunt.
3 Tip de volgende toets aan.
De snelkoppelingen weergeven.
4 Tip [Waarsch.punten bewerken] aan.
5 Stel de vereiste parameters in.
# Als u aantipt en daarna [Wissen], wordt het geselecteerde waarschuwingspunt verwij­derd.
Hoofdstuk
07
Locaties en routes registreren en bewerken
6 Tip [Bewerken] aan.
De instellingen voor waarschuwingen worden gewijzigd.
55
Nl
Hoofdstuk
08
Actuele verkeersinformatie (TMC) ontvangen
Het Traffic Message Channel (TMC) levert ver­keersberichten in real time. Als het navigatie­systeem is voorzien van de TMC-functie, kunt u de ontvangen verkeersberichten en -informa­tie bekijken. p De online functie in Verkeer” kan worden
gebruikt als u een iPhone of een smartpho­ne aansluit waarop AVICSYNC App is geïn­stalleerd.
= Lees Het gebruik van navigatiefuncties
uitbreiden (pagina 72) voordat u de
AVICSYNC functie gebruikt.
De verkeerslijst bekijken
Verkeersinformatie wordt op het scherm in een lijst getoond. Zo kunt u zien hoeveel ver­keersongevallen er zijn gebeurd, evenals hun locatie en de afstand vanaf uw huidige positie.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Verkeer] aan. Het “Verkeersoverzichtscherm verschijnt.
p Als een route is ingesteld, worden relevante
gebeurtenissen op de huidige route boven aan de lijst getoond.
p Als u een item aantipt, kunt u de locatie
ervan op de kaart zien. Tip de vorige of volgende gebeurtenis te bekijken.
of aan om
De verkeersgebeurtenissen op de kaart controleren
Verkeersinformatie kan op de kaart worden ge­toond.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Verkeer] aan. Het “Verkeersoverzichtscherm verschijnt.
4 Tip [Kaart met verkeersinformatie] aan.
Het Kaart met actueel verkeerscherm ver­schijnt.
4 Tip [Verkeersinformatie] aan.
Het Verkeersinformatiescherm verschijnt.
Er wordt een lijst getoond met de ontvangen verkeersinformatie. De lijst wordt gesorteerd volgens de afstand vanaf uw huidige positie. Plaatsen (straatnamen) waar ongevallen zijn gebeurd, worden in de lijst getoond.
56
Nl
Weggedeelten met verkeersgebeurtenissen worden met een andere kleur op de kaart weergegeven, en kleine symbolen boven de weg tonen de aard van de gebeurtenis. De lijnen voor verkeersopstoppingen geven de mate van verstopping met een kleur aan.
Actuele verkeersinformatie (TMC) ontvangen
Hoofdstuk
08
Als er een verkeersongeval is gebeurd op uw route
Het waarschuwingspictogram geeft de status van de ontvangst van verkeersinformatie aan.
Geeft aan dat er geen verkeerson­gevallen zijn gebeurd in het voor u relevante gebied.
Geeft aan dat informatie over ver­keersongevallen wordt ontvangen.
Geeft aan dat er geen groot ver­keersongeval is gebeurd op uw route.
Geeft aan dat er een groot ver­keersongeval is gebeurd op uw route. Het pictogram geeft het vol­gende soort verkeersongeval aan.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip het pictogram van de betreffende verkeersgebeurtenis aan.
1
Verkeersinformatie in- of uitschakelen
De functie voor verkeersinformatie is stan­daard ingeschakeld. Doe als volgt om de TMC­functie in of uit te schakelen. p Als u de functie voor verkeersinformatie uit-
schakelt, verdwijnt [Verkeer] op het naviga­tiemenu.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip aan om de volgende pagina te tonen.
4 Tip [Instellingen] aan. Het “Instellingenscherm verschijnt.
5 Tip tonen.
6 Tip [Verkeer] aan.
Het Verkeersinstellingenscherm ver­schijnt.
aan om de volgende pagina te
Actuele verkeersinformatie (TMC) ontvangen
1 Waarschuwingspictogram voor verkeersin-
formatie
Het Verkeersoverzichtscherm verschijnt. U kunt de details van verkeersongevallen bekij­ken. Tip de betreffende gebeurtenis aan om de locatie ervan op de kaart te tonen.
7 Tip [Verkeer] aan om de functie in of uit te schakelen.
De functie wordt in- of uitgeschakeld.
= Zie voor details Instellingen voor Verkeer
op bladzijde 70.
Nl
57
Hoofdstuk
09
Nuttige informatie over uw reis bekijken
Nuttige informatie bekijken
Het Nuttige informatiemenu bevat allerlei nuttige informatie voor onderweg.
p De online functie in “Parkeren, “Weeren
Brandstofprijzenkan worden gebruikt
als u een iPhone of een smartphone aan­sluit waarop AVICSYNC App is geïnstal­leerd.
= Lees Het gebruik van navigatiefuncties
uitbreiden (pagina 72) voordat u de
AVICSYNC functie gebruikt.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nuttige informatie] aan. Het “Nuttige informatiescherm verschijnt.
4 Tip het gewenste menu-item aan.
! Parkeren:
Parkeerplaatsen in de buurt van uw huidige locatie bekijken. p Raadpleeg voor details de handleiding
voor AVICSYNC op onze website.
! Brandstofprijzen:
Recente brandstofprijzen van benzinestati­ons bekijken in de buurt van uw huidige lo­catie, langs de huidige route of in de stad. p Raadpleeg voor details de handleiding
voor AVICSYNC op onze website.
! Weer:
De weersvoorspelling bekijken voor uw hui­dige locatie, langs de route, op uw bestem­ming en voor opgeslagen locaties. p Raadpleeg voor details de handleiding
voor AVICSYNC op onze website.
! Waar ben ik?:
Opent een speciaal scherm met informatie over uw huidige positie en een toets om nooddiensten of hulpdiensten in de buurt te zoeken. Het scherm geeft de volgende informatie: Breedtegraad en lengtegraad (coördina-
ten van de huidige positie in WGS84-in­deling)
Adresgegevens van de huidige positie
(indien beschikbaar)
De dichtstbijzijnde stadDe volgende kruising/straatDe vorige kruising/straat
p Als de huidige straat onder de huidige
positiemarkering op de kaart wordt ge­toond, tipt u die aan om het Waar ben ik?” scherm te openen. Als u zonder rou- teplanning rijdt, opent u het scherm Waar ben ik?door de huidige straat of de pijl boven aan het kaartscherm aan te tippen.
p Als u de huidige positie als “Opgesla-
gen locatiewilt opslaan, tipt u
aan.
= Zie Een locatie opslaan in Opgesla-
gen locatieop bladzijde 51 voor de-
tails.
p Als u landinformatie over uw huidige po-
sitie wilt bekijken, tipt u
! Hulp dichtbij:
POIs in uw omgeving bekijken. De voorgeprogrammeerde zoekcategorieën zijn als volgt.
! Garage: ! Gezondheid: ! Politie: ! Tankstation:
! Kenmerkinformatie land:
aan.
58
Nl
Nuttige informatie over uw reis bekijken
Hoofdstuk
09
Nuttige informatie bekijken over het gese-
lecteerde land (bijvoorbeeld maximumsnel-
heden en het maximale alcoholpercentage
in het bloed).
p Deze informatie komt mogelijk niet over-
een met de werkelijke reguleringen e.d. Gebruik de informatie ter referentie.
! Ritmonitor:
Statistische gegevens over uw reizen (bij-
voorbeeld begin- en eindtijd, gemiddelde
snelheid, enz.).
= Zie voor details Uw reisgeschiedenis op-
nemen op bladzijde 59.
! GPS informatie:
Toont het GPS-informatiescherm met infor-
matie over de positie van de satellieten en
de signaalsterkte.
! Brandstofverbruik:
U kunt de brandstofkosten voor de reis naar
uw bestemming laten schatten door uw
brandstofverbruik in te voeren in het naviga-
tiesysteem.
= Zie voor details Het brandstofverbruik be-
rekenen op bladzijde 61.
Uw reisgeschiedenis opnemen
Als u de reislogger inschakelt, kunt u uw rijg­eschiedenis opnemen (in het vervolg reislog genoemd). U kunt uw reislog later bekijken. p De reislogger is standaard ingesteld om
handmatig te worden gestart. U kunt de in­stellingen van deze functie wijzigen zodat het log automatisch wordt opgeslagen.
= Zie voor details Ritmonitor: op bladzijde
63.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nuttige informatie] aan. Het “Nuttige informatiescherm verschijnt.
4 Tip [Ritmonitor] aan.
Het Ritmonitor scherm verschijnt. Een lijst met reeds opgenomen reisloggen ver­schijnt. Als er nog geen reisloggen zijn ge­maakt, wordt een lege lijst getoond.
5 Tip [Nieuwe opname starten] aan.
De reislogger wordt geactiveerd. De toets ver­andert in [Opnemen stoppen]. Als u [Opne- men stoppen] aantipt, wordt de reislogger gedeactiveerd.
p Als er onvoldoende ruimte is in het inge-
bouwde geheugen, wordt het oudste reislog door een nieuwere overschreven.
p Als u de reislogger altijd wilt activeren wan-
neer er een GPS-signaal beschikbaar is, moet u Automatisch opslaan inschake- len” inschakelen.
= Zie voor details Automatisch opslaan in-
schakelen: op bladzijde 60.
Het reislog bekijken
1 Leg het reislog vast.
2 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
3 Tip de volgende toets aan.
Nuttige informatie over uw reis bekijken
De reislogger tijdelijk activeren
Eenmalige activatie is handig als u alleen voor een bepaalde reis een log wilt maken.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
4 Tip [Nuttige informatie] aan. Het “Nuttige informatiescherm verschijnt.
5 Tip [Ritmonitor] aan. Het “Ritmonitor scherm verschijnt.
Nl
59
Hoofdstuk
09
Nuttige informatie over uw reis bekijken
p Tip [Alles exporteren] aan om alle reislogs
te exporteren.
6 Tip een item aan om de details ervan te tonen.
Het scherm met details over het reislog ver­schijnt.
p Als u het reislog op de kaart wilt weergeven,
tipt u [Zichtbaar op kaart] aan om het vakje te selecteren.
Als u aantipt, kunt u de snelkoppelingen bekijken en de volgende functies gebruiken.
! View on Map
Het reislog op het kaartscherm tonen.
! Routelog exporteren:
Het huidige geselecteerde routelog exporte­ren naar een extern geheugenapparaat.
De reislogger instellen
1 Leg het reislog vast.
2 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
3 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
4 Tip [Nuttige informatie] aan. Het “Nuttige informatiescherm verschijnt.
5 Tip [Ritmonitor] aan. Het “Ritmonitor scherm verschijnt.
6 Tip ritmonitor].
Het instellingenscherm verschijnt.
aan en vervolgens [Instellingen
worden opgeslagen. U kunt de routelog­functie altijd activeren wanneer de reislog­ger actief is. p Afmeting rit databasegeeft de huidi-
ge gegevensgrootte van het reislog aan (inclusief het routelog).
Een reislog bewerken
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nuttige informatie] aan. Het “Nuttige informatiescherm verschijnt.
4 Tip [Ritmonitor] aan. Het “Ritmonitor scherm verschijnt.
5 Tip
Het Selecteer trip om te bewerkenscherm verschijnt.
6 Tip een item aan om het te bewerken.
! Wissen:
! Hernoemen:
! Kleur wijzigen:
p Als u
7 Tip [Klaar] aan.
aan en vervolgens [Bewerken].
Het reislog verwijderen.
Het reislog herbenoemen.
De kleur wijzigen door een andere kleur te selecteren in de kleurentabel.
aantipt en daarna [Alles wissen],
kunnen alle ingangen worden verwijderd.
7 Tip een item aan om de instellingen ervan te wijzigen.
! Automatisch opslaan inschakelen:
Instellen of automatisch loggen van reizen wel of niet is geactiveerd.
! Routelog opslaan:
Routelogs, de volgorde van posities door de GPS-ontvanger, kunnen samen met reislogs
60
Nl
Nuttige informatie over uw reis bekijken
Hoofdstuk
09
Gebruik van de stand Rittencomputer
Op het scherm van de reiscomputer wordt de informatie die is verkregen van de GPS-ontvan­ger en het voertuig als op een dashboard weer­gegeven.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de toets van het gegevensveld aan.
Het “Rittencomputerscherm verschijnt.
Het brandstofverbruik berekenen
Met de monitor voor het brandstofverbruik kunt u het brandstofverbruik van uw voertuig bijhouden, zelfs als u het navigatiesysteem niet voor al uw reizen gebruikt. U stelt eerst de beginwaarde van de kilometerteller in, en legt daarna de gereden afstand en de hoeveelheid brandstof vast wanneer u tankt. U kunt ook herinneringen instellen voor regelmatig onder­houd van het voertuig.
De berekeningen zijn uitsluitend gebaseerd op de informatie die u invoert en niet op gegevens uit het voertuig. De getoonde brandstofafstand is enkel een referentiewaarde en vormt geen garantie dat u het getoonde brandstofverbruik kunt halen.
De beginwaarde van de kilometerteller instellen
Voordat u de functie voor het brandstofver­bruik kunt gebruiken, moet u de beginwaarde van de kilometerteller instellen vanaf waar u de meting wilt bijhouden.
Nuttige informatie over uw reis bekijken
p Als u [Ritoverzicht] aantipt, worden de de-
tails van de huidige reis getoond. Tip [Rit
opslaan] aan om het huidige reislog op te
slaan.
3 Tip de volgende toets aan.
Terugkeren naar het kaartscherm.
p Als u op de MAP toets drukt, keert u terug
naar het kaartscherm.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nuttige informatie] aan. Het “Nuttige informatiescherm verschijnt.
4 Tip [Brandstofverbruik] aan. Het “Brandstofverbruikscherm verschijnt.
5 Tip [Stand kilometerteller] aan.
Het Instellen stand kilometerteller scherm verschijnt.
Nl
61
Hoofdstuk
09
Nuttige informatie over uw reis bekijken
6 Voer de beginwaarde van de kilometer­teller in en tip
De beginwaarde van de kilometerteller is inge­steld.
aan.
Informatie over het brandstofverbruik invoeren
Om het brandstofverbruik over de gereden af­stand te berekenen, moet u de afstand en de hoeveelheid brandstof invoeren wanneer u tankt.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nuttige informatie] aan. Het “Nuttige informatiescherm verschijnt.
4 Tip [Brandstofverbruik] aan. Het “Brandstofverbruikscherm verschijnt.
5 Tip [Toevoegen] aan.
Het Voeg consumptie-invoer toescherm verschijnt.
6 Tip [Huidige waarde kilometerteller] aan en voer de huidige waarde van de kilo­meterteller in.
7 Tip [Hoeveelheid gas] aan en voer de hoeveelheid brandstof in die u de laatste keer getankt hebt.
p Als u een item wilt verwijderen, tipt u
aan om de snelkoppeling voor verwijdering te tonen.
Het onderhoudsschema van het voertuig instellen
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nuttige informatie] aan. Het “Nuttige informatiescherm verschijnt.
4 Tip [Brandstofverbruik] aan. Het “Brandstofverbruikscherm verschijnt.
5 Tip
6 Tip [Onderhoudsschema] aan.
7 Tip [Toevoegen] aan of een van de items.
8 Voer de naam, de datum en de afstand in voor de herinnering.
9 Tip [Klaar] aan.
p Als u een item wilt verwijderen, tipt u
aan.
aan om de snelkoppeling voor verwijdering te tonen.
8 Tip [Benzineprijs / Eenheid] aan en voer de laatste brandstofprijs (eenheidsprijs) in.
9 Tip [Toevoegen] aan.
Het Bekijk consumptie post scherm ver­schijnt.
10 Tip [Klaar] aan.
De informatie wordt als nieuw item vastgelegd en het brandstofverbruik wordt getoond.
62
Nl
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de navigatie
Hoofdstuk
10
De navigatie-instellingen aanpassen
U kunt de navigatie-instellingen configureren en aanpassen hoe het systeem werkt.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip aan om de volgende pagina te tonen.
4 Tip [Instellingen] aan. Het “Instellingenscherm verschijnt.
! Routevoorkeuren:
Het type voertuig waarin u rijdt, de ge-
bruikte soort wegen in de routeplanning en
de wijze van routeplanning instellen.
= Zie Instellingen voor Routevoorkeuren
op bladzijde 64 voor details.
! Geluid:
De verschillende geluidsvolumes en het
profiel voor stembegeleiding aanpassen.
= Zie voor details Instellingen voor Geluid
op bladzijde 66.
! Waarschuwingen:
Waarschuwingen in- en uitschakelen en de
waarschuwingsfunctie instellen.
= Zie voor details Instellingen voor Waar-
schuwingenop bladzijde 67.
! Navigatiekaart:
Het kaartscherm en hoe de software ver-
schillende soorten route-informatie op het
kaartscherm gebruikt bij het navigeren
nauwkeurig instellen.
= Zie Instellingen voor Navigatiekaartop
bladzijde 68 voor details.
! Regionaal:
De taal van de stembegeleiding, de applica-
tietaal en eenheden wijzigen.
= Zie voor details Instellingen voor Regio-
naalop bladzijde 69.
! Weergave:
Afzonderlijke themas instellen voor over­dag en s nachts, de achtergrondverlichting en in- en uitschakelen van menu-animaties.
= Zie voor details Instellingen voor Weer-
gaveop bladzijde 70.
! Verkeer:
De TMC-ontvanger in- en uitschakelen en de verkeersfunctie instellen.
= Zie voor details Instellingen voor Ver-
keerop bladzijde 70.
! Weer:
De functie voor online weersvoorspelling en automatisch downloaden van weersinfor­matie in- en uitschakelen. = Zie voor details Instellingen voor Weer
op bladzijde 71.
! Fuel:
De optie voor online brandstofprijzen in- of uitschakelen en het type brandstof instel­len.
= Zie voor details Instellingen voor Brand-
stofop bladzijde 71.
! Ritmonitor:
Automatische registratie van reislogs in- en uitschakelen en de grootte van de reisdata­base bekijken.
= Zie voor details Instellingen voor Ritmo-
nitorop bladzijde 71.
! AVICSYNC
De verbindingsmethode voor AVICSYNC tonen. p De ingestelde waarde is vast ingesteld.
Gebruik het product in deze staat.
! Online diensten:
De verbonden diensten in- en uitschakelen.
= Zie voor details Instellingen voor Online
dienstenop bladzijde 71.
! Gebruiksrapporten:
Het verzamelen van gebruiksinformatie en gps-loginformatie in- en uitschakelen. Deze informatie kan worden gebruikt om de ap­plicatie en de kwaliteit en dekkingsgraad van kaarten te verbeteren.
= Zie voor details Instellingen voor Ge-
bruiksrapportenop bladzijde 71.
! Start configuratiewizard:
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de
navigatie
63
Nl
Hoofdstuk
10
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de navigatie
Wijzigt de basissoftwareparameters die worden gebruikt tijdens de eerste opstart­procedure.
! SyncTool:
De synchronisatiefunctie starten, waarmee u de kaarten kunt bijwerken.
= Zie voor details Bijgewerkte kaartgege-
vens verkrijgen op bladzijde 75.
De fabrieksinstellingen herstellen
U kunt de instellingen of opgenomen inhoud terugzetten naar de standaardinstellingen.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip aan om de volgende pagina te tonen.
4 Tip [Instellingen] aan. Het “Instellingenscherm verschijnt.
5 Tip de volgende toets aan.
De snelkoppelingen weergeven.
6 Tip [Alle instellingen resetten] aan.
Er verschijnt een bevestigingsmelding.
7 Tip [OK] aan.
De opgenomen inhoud wordt gewist.
p Als u op de snelkoppeling [Fabrieksinstel-
lingen resetten] aantipt, worden alle rele-
vante navigatiegegevens (inclusief de items in opgeslagen locaties en geschiedenissen) verwijderd en worden alle instellingen te­ruggezet naar de fabrieksinstellingen.
Informatie over de opties in Instellingen
Instellingen voor Routevoorkeuren
Voertuig
U kunt het type voertuig instellen waarmee u reist. p De route wordt gepland op basis van het
geselecteerde type voertuig. De routeplanning kan ook zo worden ge­configureerd dat rekening wordt gehouden met de afmetingen, het gewicht en beper­kingen vanwege gevaarlijke lading op kaar­ten waarvoor zulke informatie beschikbaar is. Om de nauwkeurigheid van de route te ver­beteren, moet u een voertuig selecteren dat zo veel mogelijk lijkt op uw werkelijke voer­tuig.
! Auto:
Er wordt rekening gehouden met beper-
kingen betreffende manoeuvres en rich­tingswijzigingen bij het plannen van de route.
Wegen worden alleen gebruikt als deze
toegankelijk zijn voor autos.
Privéwegen en wegen uitsluitend be-
stemd voor plaatselijk verkeer worden alleen gebruikt als dit onvermijdelijk is om de bestemming te bereiken.
Promenades worden niet in de route op-
genomen.
! Nood:
Er wordt rekening gehouden met alle
mogelijke richtingswijzigingen op krui­singen.
Er wordt rekening gehouden met rich-
tingsbeperkingen en rijden tegen het verkeer in is toegestaan met lage snel­heid.
Privéwegen worden voorgesteld als ze
noodzakelijk zijn om de bestemming te bereiken.
Promenades worden niet in de route op-
genomen.
64
Nl
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de navigatie
Hoofdstuk
10
! Bus:
Er wordt rekening gehouden met beper-
kingen betreffende manoeuvres en rich­tingswijzigingen bij het plannen van de route.
Wegen worden alleen gebruikt als deze
toegankelijk zijn voor bussen.
Privéwegen, wegen uitsluitend bestemd
voor plaatselijk verkeer en promenades worden niet in de route opgenomen.
! Taxi:
Er wordt rekening gehouden met beper-
kingen betreffende manoeuvres en rich­tingswijzigingen bij het plannen van de route.
Wegen worden alleen gebruikt als deze
toegankelijk zijn voor taxis.
Privéwegen, wegen uitsluitend bestemd
voor plaatselijk verkeer en promenades worden niet in de route opgenomen.
! Vrachtwagen:
Er wordt rekening gehouden met beper-
kingen betreffende manoeuvres en rich­tingswijzigingen bij het plannen van de route.
Alleen wegen waar vrachtverkeer is toe-
gelaten, worden in de route opgeno­men.
Privéwegen, wegen uitsluitend bestemd
voor plaatselijk verkeer en promenades worden niet in de route opgenomen.
U-bochten worden niet in de route opge-
nomen. (Voor dit systeem wordt omke­ren op een weg met middenberm niet als een U-bocht beschouwd.)
p Tip
p Tip [Profiel toevoegen] aan als u een
Routeplanningsmethode
U kunt de wijze van routeplanning wijzigen. De routeberekening kan geoptimaliseerd wor-
aan als u de naam en de geschatte maximumsnelheid van het geselecteerde voertuigprofiel wilt wijzigen.
nieuw voertuigprofiel wilt toevoegen. Selec­teer vervolgens een van de voertuigtypen en stel de naam en de geschatte maxi­mumsnelheid in.
den voor verschillende situaties en types voer­tuigen door de wijze van routeplanning te wijzigen. De volgende methoden voor route­planning zijn beschikbaar.
! Snel
Berekent een route met prioriteit voor de kortste reistijd naar uw bestemming. Dit is gewoonlijk de beste selectie voor snelle en gewone voertuigen.
! Gemakkelijk
Berekent een route met weinig (of zo wei­nig mogelijk) bochten en moeilijke rich­tingswijzigingen. Met deze optie selecteert het systeem bijvoorbeeld een snelweg in plaats van een reeks kleinere wegen.
! Kortste
Berekent een route waarbij de kortste af­stand naar uw bestemming prioriteit heeft. Dit is gewoonlijk praktisch voor langzamere voertuigen. Voor gewone voertuigen heeft het meestal geen zin om een kortere route te zoeken ongeacht de snelheid.
! Voordelig
Berekent een snelle route waarmee brand­stof kan worden bespaard.
Navigatiemodus
U kunt off-roadnavigatie in- of uitschakelen.
! Weg
De route wordt naar de bestemming ge­pland volgens de wegen op de kaart.
! Hemelsbreed
De route wordt in een rechte lijn naar de bestemming gepland en niet volgens wegen op de kaart.
Snelwegen
Als deze functie is uitgeschakeld, wordt de route bij voorkeur berekend zonder snelwegen. Deze functie is handig als u snelwegen wilt vermijden, bijvoorbeeld als u langzaam rijdt of een ander voertuig sleept.
Periodebetaling
Als deze functie is uitgeschakeld, wordt de route bij voorkeur berekend zonder tolwegen.
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de
navigatie
65
Nl
Hoofdstuk
10
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de navigatie
Deze functie is handig als u tolwegen met be­perkte toegangstijd wilt vermijden waarvoor u een pas of vignet met een bepaalde geldig­heidsduur moet aanschaffen. p Deze optie kan onafhankelijk worden in- en
uitgeschakeld van de optie voor tolwegen waarvoor u per gebruik betaalt.
Betaling per keer
Als deze functie is uitgeschakeld, wordt de route bij voorkeur berekend zonder tolwegen waarvoor u per gebruik moet betalen. Deze functie is handig als u tolwegen wilt ver­mijden waarvoor u per gebruik moet betalen.
Veerboten
Als deze functie is uitgeschakeld, wordt de route bij voorkeur berekend zonder veerboten.
Autotreinen
Als deze functie is uitgeschakeld, wordt de route bij voorkeur berekend zonder shuttletrei­nen. Shuttletreinen worden gebruikt om voertuigen te vervoeren over relatief korte afstanden, ge­woonlijk tussen plaatsen zonder een gemakke­lijke wegverbinding.
Onverharde wegen
Als deze functie is uitgeschakeld, wordt de route bij voorkeur berekend zonder onverharde wegen. p Standaard vermijdt het navigatiesysteem
onverharde wegen.
Carpoolstroken
Als deze functie is uitgeschakeld, wordt de route bij voorkeur berekend zonder carpool­stroken. p Standaard vermijdt het navigatiesysteem
carpoolstroken.
Instellingen voor Geluid
Stem
U kunt het volume van de begeleidingsgelui­den (steminstructies) aanpassen.
Waarschuwingen
U kunt het volume van de niet-gesproken waarschuwingen (pieptonen) aanpassen.
Ding
U kunt de attentietoon die voorafgaat aan steminstructies uitschakelen of het volume ervan aanpassen.
Gesproken begeleiding
U kunt stembegeleiding in- of uitschakelen. p Deze functie is standaard ingeschakeld.
Straten en wegen noemen in eigen taalgebied
U kunt selecteren of het navigatiesysteem de straatnamen in de taal van het gebied noemt, alleen wegnummers, of alleen richtingswijzi­gingen.
Straten en wegen noemen in vreemde taalgebied
U kunt selecteren of het navigatiesysteem de straatnamen in een ander land noemt, alleen wegnummers, of alleen richtingswijzigingen.
Vroeg aangeven van manoeuvres
U kunt selecteren of u de aankondiging van de volgende richtingswijziging onmiddellijk wilt ontvangen of wanneer u de richtingswijziging genaderd bent.
Spraaklengte
U kunt de spraaklengte van de spraakinstruc­ties instellen; hoeveel informatie er wordt ge­geven en hoe vaak er wordt gesproken. ! Minimaal: Steminstructies worden een-
maal gegeven vlak voor de volgende rich­tingswijziging.
! Medium: Steminstructies worden eenmaal
gegeven wanneer het voertuig de volgende richtingswijziging nadert en herhaald vlak ervoor.
! Maximaal: Steminstructies worden een-
maal gegeven relatief ver van de volgende richtingswijziging, herhaald wanneer het voertuig de richtingswijziging nadert, en nogmaals herhaald vlak ervoor.
66
Nl
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de navigatie
Hoofdstuk
10
Routesamenvatting laten horen
U kunt instellen of het navigatiesysteem met een stembericht een korte samenvatting van de route geeft wanneer een route wordt bere­kend.
Landinfo aankondigen
Wanneer u een landsgrens overschrijdt, kan het navigatiesysteem informatie over het land voorlezen.
Verkeersinfo laten horen
U kunt instellen of het navigatiesysteem met een stembericht verkeersinformatie meldt wanneer informatie over een verkeersongeval op de route wordt ontvangen.
Systeemberichten laten horen
Wanneer een systeembericht verschijnt, kan het navigatiesysteem het bericht voorlezen.
Instellingen voor Waarschuwingen
BELANGRIJK
! Het systeem kan u waarschuwen als u de gel-
dende maximumsnelheid overschrijdt. Deze informatie is mogelijk niet beschikbaar voor uw regio (vraag uw plaatselijke handelaar om meer informatie), en werkt mogelijk niet cor­rect op alle wegen op de kaart.
! U bent ervoor aansprakelijk dat u deze functie
op legale wijze gebruikt in het land van ge­bruik.
Snelheidswaarschuwing ! Waarschuwen bij snelheidsoverschrij-
ding
U kunt selecteren of u visuele en/of hoor­bare waarschuwingen krijgt. De volgende waarschuwingstypen zijn be­schikbaar: Beeld en geluid: Als deze functie is in-
geschakeld, geeft het systeem een hoor­bare en een zichtbare waarschuwing als u de maximumsnelheid overschrijdt.
Beeld: Als deze functie is ingeschakeld,
geeft het systeem een zichtbare waar­schuwing als u de maximumsnelheid overschrijdt.
! Snelheidslimiet altijd zichtbaar
U kunt selecteren of de aanduiding voor de maximumsnelheid altijd op de kaart wordt getoond. Als u instelt dat de maximumsnel­heid altijd zichtbaar is, verandert de kleur van het teken als u de maximumsnelheid overschrijdt.
! Waarsch.bij *** procent van snelheidsli-
miet (buiten stad)
U kunt een waarschuwing krijgen wanneer u buiten de stad de maximumsnelheid tot het ingestelde percentage nadert.
! Waarsch.bij *** procent van snelheidsli-
miet (binnen stad)
U kunt een waarschuwing krijgen wanneer u binnen de stad de maximumsnelheid tot het ingestelde percentage nadert.
Waarschuwingspunten
Met deze instelling kunt u een waarschuwing krijgen als u een waarschuwingspunt nadert zoals een schoolzone of een spoorwegover­gang.
= Zie voor details Waarschuwingen voor waar-
schuwingspunten instellen op bladzijde 72.
Waarschuwingsborden
Kaarten kunnen waarschuwingsinformatie voor de bestuurder bevatten. Tip deze toets aan om deze waarschuwingen in of uit te schakelen en om de afstand tot het gevaar in te stellen waarop de waarschuwing moet wor­den ontvangen. Deze afstand kan voor de ver­schillende waarschuwingstypen afzonderlijk worden ingesteld.
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de
navigatie
67
Nl
Hoofdstuk
10
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de navigatie
Instellingen voor Navigatiekaart
Kaartweergave
U kunt het effect zien wanneer u een instelling verandert.
! Gezichtspunt
U kunt het zoomniveau en de helling die standaard worden gebruikt instellen. Er zijn drie niveaus.
! Kleurmodus
U kunt zelf overschakelen tussen de kleur­standen voor overdag en s nachts of de software automatisch laten overschakelen enkele minuten voordat de zon opkomt en nadat de zon ondergaat.
! Kaartkleur dag
Instelling van het kleurenschema voor de dagkaart.
! Kaartkleur nacht
Instelling van het kleurenschema voor de nachtkaart.
! Oriëntatiepunten
Instelling om artistieke of blokvormige 3D­vormen van opvallende of bekende oriënta­tiepunten te tonen of te verbergen. p Voor AVIC-F970DAB, AVIC-F970BT,
AVIC-F9770DAB en AVIC-F9770BT wordt deze functie alleen effectief wanneer de bijkomende kaartgegevens worden geïn­stalleerd.
! Gebouwen
Instelling voor het tonen of verbergen van artistieke of blokvormige 3D-stadsmodellen met een realistische grootte en positie van gebouwen op de kaart. p Voor AVIC-F970DAB, AVIC-F970BT,
AVIC-F9770DAB en AVIC-F9770BT wordt deze functie alleen effectief wanneer de bijkomende kaartgegevens worden geïn­stalleerd.
! 3D-terrein
Instelling om 3D-vormen van het omlig­gende landschap te tonen of te verbergen.
! Routelogs
U kunt opslaan van routelogs met de volg­orde van de locaties op uw reizen in- of uit­schakelen.
! Markeringen plaatsen
Instelling welke POI-pictogrammen tijdens het navigeren op de kaart worden getoond. p Als er veel POI-pictogrammen op de
kaart staan, worden de kaart en de pic­togrammen minder goed afleesbaar. Be­perk de getoonde categorieën zoveel mogelijk om te zorgen dat de kaart en POI goed afleesbaar blijven.
Gegevensvelden
U kunt verschillende waarden laten weergeven wanneer u een route naar een bestemming volgt en wanneer u zonder ingestelde bestem­ming rijdt.
= Zie voor details Bladeren in het gegevens-
veld op bladzijde 34.
Met Eerste, Tweedeen Derdeselecteert u items die getoond worden in de gegevensvel­den wanneer de route bestaat. Met Zonder route” selecteert u de items die getoond wor- den in de gegevensvelden wanneer er geen route bestaat.
Voortgangsbalk route
U kunt de voortgangsbalk van de route inscha­kelen, waarmee de huidige route rechts van de kaart als een rechte lijn getoond wordt. De pijl geeft uw huidige positie aan en beweegt op de lijn omhoog naarmate u de route aflegt. Tus­senpunten en markeringen over het verkeer worden ook op de lijn getoond.
Snelwegdiensten aanbieden
Wellicht wilt u tijdens uw reis stoppen bij een benzinestation of een restaurant.
= Zie Route-gebeurtenissen die vaak worden
getoond op bladzijde 33 voor details.
Type faciliteiten
U kunt de servicetypes selecteren die worden weergegeven voor snelwegafritten of service­stations. Kies uit de POI-categorieën.
68
Nl
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de navigatie
Hoofdstuk
10
Automatisch overzicht
Als deze functie is geselecteerd, wordt de kaart uitgezoomd voor een overzicht van de omgeving wanneer de volgende gebeurtenis (richtingswijziging) op de route nog ver is. Als u de gebeurtenis nadert, keert de kaart terug naar de normale weergave.
Wegwijzer
In- en uitschakelen van rijstrookinformatie. Als deze informatie beschikbaar is, wordt boven­aan de kaart rijstrookinformatie getoond zoals de borden boven de echte weg.
Knooppuntweergave
Als u een snelwegafrit of een ingewikkeld ver­keersplein nadert, wordt de kaart vervangen door een 3D-weergave als die informatie be­schikbaar is.
Tunnelweergave
Wanneer u een tunnel inrijdt, kunnen de wegen en gebouwen hinderlijk zijn. Deze func­tie toont een generiek beeld van een tunnel in plaats van de kaart. Er wordt ook een overzicht van de tunnel vanaf boven getoond en de res­terende afstand wordt weergegeven.
Omweg aanbieden bij files op snelweg
Als u op een snelweg langzamer gaat rijden vanwege een verkeersopstopping, kan het na­vigatiesysteem een omweg voorstellen vanaf de volgende afrit. Het bericht vermeldt de af­stand tot de afrit en het verschil in afstand en geschatte tijd in vergelijking met de oorspron­kelijke route. U kunt een van de volgende op­ties selecteren: ! Als u de oorspronkelijke route wilt behou-
den, tipt u [Negeren] aan of negeert u het bericht.
! Tip [Bekijken] aan om een overzicht van de
oorspronkelijke route en de omweg te bekij­ken zodat u een beslissing kunt nemen. U kunt de omweg zoals in de voorbeeldweer­gave accepteren, of het gepasseerde snel­weggedeelte vergroten voordat u de omweg accepteert.
! U kunt ook afslaan naar de voorgestelde
nieuwe richting, waarna de route automa­tisch opnieuw wordt berekend.
Actuele alternatieve route aanbieden
Als u op normale wegen rijdt, kunnen alterna­tieve routes worden voorgesteld. Het navigatie­systeem zal op de volgende kruising een andere richtingswijziging selecteren, en een verschillende route voorstellen voor het vol­gende gedeelte van de reis. De voorgestelde omweg kan echter niet gewijzigd worden.
Parkeerplaats bestemming aanbieden
In de stad is het wellicht moeilijk om een par­keerplaats te vinden vlak bij uw bestemming. Als u uw bestemming nadert, kan het naviga­tiesysteem parkeerplaatsen voorstellen in de buurt van uw bestemming. Tip kaart met bovenaanzicht te tonen van uw be­stemming en de voorgestelde parkeerplaat­sen. De route wordt berekend door een van de parkeerplaatsen te selecteren.
Aanwijzingen aanbieden bij omweg
Als u van de aanbevolen route afwijkt en de snelweg plots verlaat, kan het navigatiesys­teem alternatieven voorstellen bij de afslag, zoals benzinestations of restaurants. En als bepaalde trajecten op het vervolg van de oor­spronkelijke route vermeden kunnen worden (zoals een tunnel, een tolweg of een veerboot), worden ze in een lijst weergegeven zodat u ze met het navigatiesysteem kunt vermijden.
aan om een
Instellingen voor Regionaal
Taal
Deze toets toont de huidige taal van de gebrui­kersinterface. Tip de toets aan om een andere taal te selecteren uit de lijst. Als u deze instel­ling wijzigt, wordt het systeem opnieuw opge­start.
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de
navigatie
69
Nl
Hoofdstuk
10
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de navigatie
Stem taal
Deze toets toont het huidige profiel van de stembegeleiding. Als u een toets aantipt, kunt u een nieuwe taal voor stembegeleiding selec­teren in de lijst van beschikbare talen en spre­kers. Tip een van deze toetsen aan om een geluidsvoorbeeld te horen.
Eenheden en weergaven
U kunt de eenheden instellen die door het sys­teem worden gebruikt. p Het systeem ondersteunt mogelijk niet alle
vermelde eenheden in sommige talen voor stembegeleiding.
p U kunt ook andere landspecifieke eenhe-
den instellen voor het weergeven van ver­schillende waarden op dit systeem.
Afstand
U kunt de eenheid voor afstanden wijzigen.
Brandstofverbruik
U kunt de eenheid voor de brandstofafstand wijzigen.
Gewicht
U kunt de eenheid voor gewichten wijzigen.
Weergave coördinaten
U kunt de notatie van de coördinaten wijzigen.
Valuta
U kunt de valutaeenheid instellen.
Tijdzone
Standaard wordt de tijdzone gebaseerd op de kaartinformatie en aangepast aan uw huidige locatie.
! Automatische tijdzone
De tijdzone wordt automatisch ingesteld.
! Handmatige tijdzone
Het systeem gebruikt uw huidige instelling voor het tijdverschil en de zomertijd.
! Handm. als auto. niet beschikbaar is
De instelling van de tijdzone verandert au­tomatisch als automatische wijziging be­schikbaar is. Anders wordt de huidige instelling gebruikt die u gemaakt hebt.
! Handmatige tijdzone in huidige zone
Het systeem gebruikt uw huidige instelling in de huidige tijdzone. Als het voertuig naar een andere tijdzone rijdt, wordt de tijdzone­instelling automatisch gewijzigd.
Tijdzone
Instelling van het tijdverschil.
Zomertijd
Instelling van zomertijd op dit navigatiesys­teem.
Instellingen voor Weergave
Menu-animatie
Als de animatiefunctie is ingeschakeld, wor­den toetsen in de menus en op de toetsen­bordschermen geanimeerd weergegeven. Schermovergangen worden ook geanimeerd.
Dagthema
Instelling voor de stijl en kleuren van het navi­gatiemenu overdag.
Nachtthema
Instelling voor de stijl en kleuren van het navi­gatiemenu s nachts.
Instellingen voor Verkeer
Verkeer
U kunt de TMC -ontvanger voor realtime ver­keersinformatie in- en uitschakelen.
Gegevensbron
Instelling van de gegevensbron voor ontvangst van realtime verkeersinformatie. [Online] is al­leen beschikbaar als het apparaat is ingescha­keld.
Verkeersinfo tonen
Instelling of pictogrammen voor verkeersonge­vallen en lijnen voor de verkeersstroom op de kaart worden aangegeven.
! Uit
Er worden geen verkeerspictogrammen of lijnen voor de verkeersstroom aangegeven.
! Kleur
70
Nl
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de navigatie
Hoofdstuk
10
Alleen lijnrelevante verkeersongevallen worden op de kaart getoond.
! Kleur en pictogram
Pictogrammen voor relevante verkeerson­gevallen en lijnen voor de verkeersstroom worden getoond op de kaart.
Ook vrije verkeersdoorstroming tonen
Instelling voor ontvangst van informatie over een vlotte verkeersstroom.
Omleiding geven bij tijdsbesparing van minimaal
U kunt de minimale tijdbesparing instellen als het systeem een omweg voorstelt. Het systeem stelt een nieuwe omweg voor als de geschatte tijdbesparing door de omweg om een verkeers­ongeval te vermijden groter is dan de inge­stelde waarde. Anders wordt er geen nieuwe route voorgesteld.
Omleidingen handmatig bevestigen
U kunt een handmatige bevestiging van elke herberekening in- of uitschakelen.
Instellingen voor Weer
p Raadpleeg voor details de handleiding voor
AVICSYNC op onze website.
Instellingen voor Brandstof
p Raadpleeg voor details de handleiding voor
AVICSYNC op onze website.
Instellingen voor Ritmonitor
Automatisch opslaan inschakelen
= Zie voor details De reislogger instellen op
bladzijde 60.
Routelog opslaan
= Zie voor details De reislogger instellen op
bladzijde 60.
Instellingen voor Online diensten
Met de instelling Online dienstenkunt u verbonden online functies in- en uitschakelen. p Raadpleeg voor details de handleiding voor
AVICSYNC op onze website.
= Zie voor details Het gebruik van naviga-
tiefuncties uitbreiden op bladzijde 72.
Online verkeersinformatie
De online verkeersdienst in- en uitschakelen.
Online weer
De dienst voor online weersvoorspelling in- en uitschakelen.
Online parkeerinfo
U kunt de online parkeerdienst in- en uitscha­kelen.
Online brandstofprijzen
U kunt de dienst voor online brandstofprijzen in- en uitschakelen.
Online zoeken
U kunt de online zoekdienst in- en uitschake­len.
Instellingen voor Gebruiksrapporten
Informatie programmagebruik
U kunt het verzamelen van anonieme statisti­sche gegevens over het gebruik van het navi­gatiesysteem voor de verdere ontwikkeling ervan in- of uitschakelen. p De verzamelde gegevens worden gebruikt
om de gebruikersinterface en programma­functies te verbeteren. De gegevens worden anoniem verwerkt. Persoonlijke gegevens kunnen niet worden achterhaald.
GPS-routes
U kunt het verzamelen van anonieme route­logs voor de verdere ontwikkeling van het sys­teem in- of uitschakelen.
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de
navigatie
71
Nl
Hoofdstuk
10
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de navigatie
p De verzamelde gegevens worden gebruikt
om de kwaliteit en dekkingsgraad van kaar­ten te verbeteren. De gegevens worden anoniem verwerkt. Persoonlijke gegevens kunnen niet worden achterhaald.
Waarschuwingen voor waarschuwingspunten instellen
U kunt afzonderlijke waarschuwingen instel­len voor de verschillende categorieën waar­schuwingspunten.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip aan om de volgende pagina te tonen.
4 Tip [Instellingen] aan. Het “Instellingenscherm verschijnt.
5 Tip [Waarschuwingen] aan. Het “Warningsscherm verschijnt.
6 Tip [Waarschuwingspunten] aan.
Het Waarschuwingspuntenscherm ver­schijnt.
7 Tip [Signaal waarschuwingspunten] aan om de functie in te schakelen.
8 Tip [Waarschuwingstypen] aan.
Het Waarschuwingstypen selecteren scherm verschijnt.
10 Tip [Waarschuwingstype] aan en een van de opties.
De volgende waarschuwingstypen zijn be­schikbaar:
! Uitgeschakeld:
Het systeem geeft geen waarschuwing voor waarschuwingspunten in deze categorie.
! Beeld en geluid:
Het systeem geeft een hoorbare en een vi­suele waarschuwing als u een punt van deze categorie nadert.
! Beeld:
Het systeem geeft een visuele waarschu­wing als u een punt van deze categorie na­dert.
p Als u Beeld en geluidselecteert in de in-
stelling voor het type waarschuwing, kunt u de ontvangsttiming van het waarschu­wingsgeluid wijzigen. Als u Alleen bij te hoge snelheid” selecteert, klinkt er alleen een waarschuwingsgeluid als u de maxi­mumsnelheid overschrijdt. Als u Bij nade- ring” selecteert, klinkt er altijd een waarschuwingsgeluid als u een van deze waarschuwingspunten nadert. Om u erop attent te maken, is de waarschuwing ver­schillend als u de maximumsnelheid over­schrijdt.
Het gebruik van navigatiefuncties uitbreiden
U kunt de navigatiefuncties van het systeem ook op een iPhone of smartphone gebruiken als u een iPhone of smartphone (Android) aansluit waarop AVICSYNC App is geïnstal­leerd.
9 Tip een item aan om de instelling ervan te wijzigen.
Het scherm met waarschuwingsinstellingen van de geselecteerde categorie wordt getoond.
72
Nl
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de navigatie
Hoofdstuk
10
Lees dit voordat u de AVICSYNC functie gebruikt
BELANGRIJK
! Premiumdiensten voor AVICSYNC kunnen
met een betaald abonnement gebruikt wor­den, en niet alle diensten zijn beschikbaar in alle landen. Raadpleeg onze website voor meer details.
! Als u de verbonden diensten in het buiten-
land gebruikt, kunnen extra roamingkosten worden aangerekend door uw mobieletele­foonprovider.
! Als het gebruiksplan voor uw iPhone of
smartphone (Android) niet voorziet in onbe­perkt gegevensverbruik, kan uw carrier bij­komende kosten in rekening brengen voor gebruik van app-gebaseerde online inhoud via andere netwerken dan Wi-Fi.
! De informatie die de provider verschaft,
zoals zoekresultaten, regelingen, prijzen, enz., komt mogelijk niet overeen met de werkelijke omstandigheden. Gebruik de in­formatie ter referentie.
! Om compatibiliteit te garanderen, gebruikt
u best altijd de nieuwste versie van de AVICSYNC App.
Beperkingen:
! Toegang tot app-gebaseerde verbonden con-
tent hangt af van de beschikbaarheid van het mobiele en/of Wi-Fi-netwerk voor verbinding van uw smartphone met internet.
! De beschikbaarheid van services kan geogra-
fisch beperkt zijn tot bepaalde gebieden. Neem contact op met de verbonden conten­tserviceprovider voor verdere informatie.
! De functionaliteit van dit product betreffende
toegang tot verbonden content is onderhevig aan wijzigingen, zonder voorafgaande kennis­geving, en kan beïnvloed worden door een van de volgende zaken: compatibiliteitskwesties met toekomstige firmwareversies van de smartphone; compatibiliteitskwesties met toe­komstige versies van de verbonden content­applicatie(s) voor de smartphone; wijzigingen
in of stopzetting van de verbonden content-ap­plicatie(s) of service door de provider.
! Pioneer kan niet aansprakelijk worden gesteld
voor problemen die ontstaan door fouten of mankementen in App-gebaseerde content.
! De inhoud en functies van de ondersteunde
applicaties vallen onder de verantwoordelijk­heid van de leverancier van de applicatie.
Wat is AVICSYNC App?
De AVICSYNC App is een dynamische appli­catie waarmee u een iPhone of smartphone kunt verbinden met een compatibel navigatie­systeem van Pioneer. Eenmaal verbonden communiceert het navi­gatiesysteem met de iPhone of smartphone en kan het informatie delen zoals uw contacten, navigatiegeschiedenis, geplande routes, POI­favorieten, en zelfs waar u uw auto parkeerde. Via AVICSYNC App heeft het navigatiesys- teem ook toegang tot Premium verbonden diensten, bijvoorbeeld realtime lokaal zoeken en informatie over het weer, verkeer, parkeren en brandstofprijzen. U blijft dus op de hoogte van alle informatie om uw bestemming te be­reiken. Als er nieuwe kaartgegevens beschikbaar wor­den, kunt u die met AVICSYNC App bekijken, aanschaffen, downloaden, en direct overzetten naar een compatibel en navigatiesysteem van Pioneer. AVICSYNC App voegt niet alleen een dimen­sie toe aan uw ervaring met dashboardnaviga­tie van Pioneer, maar werkt ook als een zelfstandige navigatie-app. Zo hebt u Pioneers nauwkeurige stap-voor-stap-navigatie niet al­leen in het voertuig maar ook erbuiten altijd bij de hand. Bezoek onze website voor meer details over AVICSYNC App. http://www.pioneer.eu/avicsync
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de
navigatie
73
Nl
Hoofdstuk
10
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de navigatie
Compatibiliteit en verbindingen
U moet de kosteloze AVICSYNC App op uw iPhone of smartphone (Android) installeren. De AVICSYNC App-functie kan gebruikt wor­den als de iPhone of smartphone (Android) compatibel is met de AVICSYNC App en ver­bonden is met het navigatiesysteem.
Compatibiliteit met AVICSYNC
AVICSYNC kan worden gebruikt met de vol­gende modellen. (stand november 2014) p Afhankelijk van de softwareversie van de
iPhone en Android is er mogelijk geen compatibiliteit met dit product. Voor details over de compatibiliteit met dit product en AVICSYNC App verwijzen we u naar de in­formatie op onze website.
iPhone-modellen
! iPhone 6 Plus: iOS 8.0.x ! iPhone 6: iOS 8.0.x ! iPhone 5s: iOS 7.0.x, 7.1.x, 8.0.x, 8.1 ! iPhone 5c: iOS 7.0.x, 7.1.x, 8.0.x, 8.1 ! iPhone 5: iOS 7.0.x, 7.1.x, 8.0.x, 8.1 ! iPhone 4s: iOS 7.0.x, 7.1.x, 8.0.x, 8.1 ! iPhone 4: iOS 6.x
Voorbereidingen vóór het gebruik van de AVICSYNC functie
1 Download de AVICSYNC App van App ­Store of Google Play en installeer de app op uw iPhone of smartphone (Android).
U kunt AVICSYNC App vinden in App Store of Google Play door AVICSYNCte typen in het zoekveld.
2 Start de AVICSYNC App op uw iPhone of smartphone (Android).
3 Sluit uw iPhone of smartphone (Android) op het navigatiesysteem aan via Bluetooth of een USB-kabe l.
= Raadpleeg voor details over de Bluetooth-
verbinding Hoofdstuk 11.
= Raadpleeg voor details over de USB-verbin-
ding de installatiehandleiding.
4 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
5 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
6 Tip aan in het navigatiemenu.
Smartphone (Android) modellen
SAMSUNG
! Galaxy S2: Android 4.1.2 ! Galaxy S3: Android 4.1.2, 4.3 ! Galaxy S4: Android 4.2.2, 4.4.2 ! Galaxy Note B: Android 4.1.1 ! Galaxy Tab 2: Android 4.0.3
LG ! Nexus 5: Android 4.4.2 ASUS ! Nexus 7 (2013) 4.3
74
Nl
7 Tip [Nieuwe telefoon koppelen] aan.
8 Tip de iPhone of smartphone (Android) aan die u met het navigatiesysteem wilt koppelen, en tip [Koppelen] aan.
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de navigatie
9 Accepteer de koppeling op uw iPhone of smartphone (Android).
Als de koppeling is ingesteld, wordt uw iPhone of smartphone (Android) automatisch gekoppeld wanneer u hem met het navigatie­systeem verbindt.
10 Schaf verbonden diensten aan via AVICSYNC App.
11 Open het navigatiemenu en tip [Instel­lingen] aan.
12 Tip [Online diensten] aan.
13 Tip de dienst aan die u wilt activeren.
De menus voor de verbonden dienst worden geactiveerd.
Bijgewerkte kaartgegevens verkrijgen
U kunt de huidige gegevens bijwerken, bijko­mende kaarten aanschaffen en extra diensten activeren op uw product. Om de inhoud bij te werken, moet u de update op een USB-geheu­genapparaat downloaden met de computer waarop Naviextras Toolbox is geïnstalleerd. Vervolgens sluit u het USB-geheugenapparaat aan en zet u de gegevens naar het navigatie­systeem over met SyncToolop dit product. p Open de volgende URL en raadpleeg
HANDLEIDING MET INSTRUCTIES voor meer details. http://pioneer.naviextras.com
Hoofdstuk
10
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de
navigatie
75
Nl
Hoofdstuk
11
Een Bluetooth-apparaat registreren en er verbinding mee maken
Als u apparaten hebt met Bluetooth®-techno­logie, kan dit product draadloos met die appa­raten worden verbonden. In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een Bluetooth-verbinding moet opzetten.
Raadpleeg onze website voor details over de verbinding met Bluetooth-apparaten.
p Het menu Bluetoothkan alleen worden
gebruikt als u het voertuig op een veilige plaats parkeert en de handrem aantrekt.
Communicatie-apparaten voorbereiden
Dit product heeft een ingebouwde functie voor gebruik van Bluetooth-apparaten.
= Zie Opmerkingen met betrekking tot hand-
sfree telefoneren op bladzijde 89 voor de-
tails. U kunt apparaten met de volgende profielen op dit product registreren en gebruiken.
! HFP (Hands-Free Profile) ! A2DP (Advanced Audio Distribution Profi-
le) ! SPP (Serial Port Profile) p Wanneer het product is uitgeschakeld, is
ook de Bluetooth-verbinding uitgeschakeld.
Wanneer het systeem wordt gestart, pro-
beert het automatisch de verbinding met
het voorheen verbonden apparaat te her-
stellen. Ook wanneer de verbinding om de
een of andere reden wegvalt, probeert het
systeem automatisch opnieuw verbinding
te maken met het betreffende apparaat (be-
halve als de verbinding wordt verbroken
door bediening van het apparaat).
verbindt. In totaal kunnen er drie apparaten worden geregistreerd. Er zijn twee registratie­methoden beschikbaar:
! Bluetooth-apparaten in de buurt zoeken ! Paren vanaf uw Bluetooth-apparaten
p Als er al drie apparaten zijn gekoppeld,
wordt Geheugen is volweergegeven en kunt u geen nieuwe koppeling uitvoeren. In dat geval moet u eerst een reeds gekoppeld apparaat verwijderen.
= Zie Een geregistreerd apparaat verwijde-
ren op bladzijde 78 voor details.
Bluetooth-apparaten in de buurt zoeken
Het systeem zoekt naar beschikbare Bluetooth-apparaten in de buurt van het pro­duct, geeft deze in een lijst weer, en registreert ze om te worden aangesloten. p Als het apparaat al is aangesloten, is deze
functie niet actief.
1 Schakel de Bluetooth-technologie op de apparaten in.
p Bij sommige Bluetooth-apparaten is er
geen speciale handeling vereist om de Bluetooth-functie in te schakelen. Zie de handleiding van het apparaat voor details.
p Stel in dat het apparaat zichtbaar is voor an-
dere apparaten.
2 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
3 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
Uw Bluetooth-apparaten registreren
U moet uw Bluetooth-apparaten registreren wanneer u die de eerste maal met dit product
76
Nl
4 Tip [Verbinding] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
Een Bluetooth-apparaat registreren en er verbinding mee maken
p Als de verbinding mislukt, wordt Fout
weergegeven. Probeer het in dat geval op­nieuw.
p De pincode is standaard ingesteld op
0000en kan gewijzigd worden.
= Zie voor details De pincode invoeren voor
Bluetooth-verbinding op bladzijde 80.
p Als de verbinding is voltooid, wordt de
5 Tip de volgende toets aan.
Beginnen met zoeken.
Het systeem zoekt naar Bluetooth-apparaten die gereed zijn voor verbinding. Als er appara­ten worden gevonden, verschijnen ze in een lijst.
p Er worden maximaal 20 apparaten in de
lijst getoond in de volgorde waarin ze zijn gevonden.
6 Wacht tot uw Bluetooth-apparaat in de lijst verschijnt.
p Als u het Bluetooth-apparaat dat u wilt aan-
sluiten niet vindt, moet u controleren of het apparaat inderdaad gereed is voor verbin­ding via Bluetooth.
7 Tip de naam van het Bluetooth-appa­raat aan dat u wilt registreren. Tijdens de verbindingsopbouw wordt “Bezig met koppelen... Wachten a.u.b.weergege- ven. Als de verbinding is voltooid, wordt “Ge- koppeldweergegeven.
p Als uw apparaat SSP (Secure Simple Pai-
ring) ondersteunt, verschijnt een getal van zes cijfers op het scherm van dit product. Tip [Ja] aan om het apparaat te koppelen.
naam van het apparaat weergegeven. Tip de naam aan om de verbinding te verbre­ken.
Nadat het apparaat geregistreerd is, wordt de Bluetooth-verbinding vanaf het systeem ge­maakt. De profielpictogrammen in het lijstscherm met geregistreerde apparaten lichten als volgt op.
Licht op wanneer het mobiele ap­paraat is verbonden via HFP (Hands-Free Profile).
Licht op wanneer het audioappa­raat is verbonden via A2DP (Ad­vanced Audio Distribution Profile)/ AVRCP (Audio/Video Remote Con­trol Profile).
Licht op wanneer de Bluetooth-ver­binding is gemaakt via SPP (Serial Port Profile).
p Na het koppelen kan het telefoonboek in
het apparaat automatisch naar dit product
worden overgezet. # Als u de volgende toets aantipt, schakelt u over tussen het scherm met de namen en de adressen van de Bluetooth-apparaten.
Overschakelen tussen de namen en de adressen van de Bluetooth­apparaten.
Hoofdstuk
11
Een Bluetooth-apparaat registreren en er verbinding mee maken
77
Nl
Hoofdstuk
11
Een Bluetooth-apparaat registreren en er verbinding mee maken
Paren vanaf uw Bluetooth­apparaten
U kunt een Bluetooth-apparaat registreren door dit product in de stand-bystand te zetten en verbinding te maken vanaf het Bluetooth­apparaat.
p Controleer vóór de registratie of “Zicht-
baarheidin het Bluetooth menu is in- gesteld op “Aan.
= Zie voor details De zichtbaarheid instellen
op bladzijde 79.
1 Schakel de Bluetooth-technologie op de apparaten in.
p Bij sommige Bluetooth-apparaten is er
geen speciale handeling vereist om de Bluetooth-functie in te schakelen. Zie de handleiding van het apparaat voor details.
2 Gebruik de Bluetooth-instelling op het apparaat om dit product met het apparaat te koppelen.
p Voer de pincode in indien nodig. (De stan-
daardpincode is 0000.) Wanneer het apparaat is geregistreerd, wor­den de verbindingsinstellingen vanaf het apparaat gemaakt.
p Als de registratie mislukt, moet u de proce-
dure vanaf het begin herhalen.
Automatisch verbinding maken met een Bluetooth-apparaat
Als deze functie is ingeschakeld, wordt auto­matisch verbinding gemaakt tussen uw Bluetooth-apparaat en dit product wanneer beide apparaten op enkele meters van elkaar worden gehouden. Deze functie is aanvankelijk ingeschakeld. p Als deze functie is ingeschakeld, wordt een
verbinding met het laatst verbonden Bluetooth-apparaat automatisch hersteld wanneer de contactschakelaar wordt aan­gezet.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
3 Tip [Automatisch Verbinden] zo vaak als nodig aan tot de gewenste instelling verschijnt.
! Aan (standaard):
Automatisch verbinding maken wordt inge­schakeld.
! Uit:
Automatisch verbinding maken wordt uitge­schakeld.
Als het Bluetooth-apparaat gereed is voor ver­binding, wordt de verbinding met dit product automatisch gemaakt. Als de verbinding mislukt, wordt Automati-
sche Bluetooth verbinding mislukt. Probeer opnieuw?weergegeven.
Tip [Ja] aan om de verbinding opnieuw te maken.
Een geregistreerd apparaat verwijderen
Wanneer er reeds drie Bluetooth-apparaten zijn geregistreerd en u een apparaat wilt toe­voegen, moet u eerst een van de geregi­streerde apparaten verwijderen. p Wanneer een geregistreerde telefoon ver-
wijderd wordt, worden alle telefoonboekge­gevens en de belgeschiedenis van de telefoon ook gewist.
BELANGRIJK
Schakel dit product nooit uit terwijl een gekop­peld Bluetooth-apparaat wordt verwijderd.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
78
Nl
Een Bluetooth-apparaat registreren en er verbinding mee maken
Hoofdstuk
11
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
3 Tip [Verbinding] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
4 Tip de volgende toets aan.
Een gekoppeld apparaat verwijde­ren.
Er verschijnt een bevestigingsmelding.
5 Tip [Ja] aan.
Het apparaat wordt verwijderd.
Een geregistreerd Bluetooth-apparaat handmatig verbinden
In de volgende gevallen moet u het Bluetooth­apparaat handmatig verbinden: ! Er zijn twee of meer Bluetooth-apparaten
geregistreerd en u wilt het apparaat dat u wilt gebruiken handmatig selecteren.
! U wilt een Bluetooth-a pparaat waarmee de
verbinding verbroken werd, opnieuw verbin­den.
! De verbinding kan om de een of andere
reden niet automatisch tot stand gebracht
worden. Volg onderstaande procedure om de verbin­ding handmatig te starten.
1 Schakel de Bluetooth-technologie op de apparaten in.
p Bij sommige Bluetooth-apparaten is er
geen speciale handeling vereist om de Bluetooth-functie in te schakelen. Zie de handleiding van het apparaat voor details.
2 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
3 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
4 Tip [Verbinding] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
Een Bluetooth-apparaat registreren en er verbinding mee maken
5 Tip de naam van het apparaat aan waarmee u een verbinding wilt.
De zichtbaarheid instellen
Met deze functie stelt u in of dit product wel of niet zichtbaar is voor andere apparaten. Deze functie is aanvankelijk ingeschakeld.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
79
Nl
Hoofdstuk
11
Een Bluetooth-apparaat registreren en er verbinding mee maken
3 Tip [Zichtbaarheid] zo vaak als nodig aan tot de gewenste instelling verschijnt.
! Aan (standaard):
Zichtbaar maken.
! Uit:
Onzichtbaar maken.
De pincode invoeren voor Bluetooth-verbinding
Als u een Bluetooth-apparaat met dit product wilt verbinden, moet u op dat apparaat een pincode invoeren om de verbinding te verifië­ren. p De standaardcode is 0000maar u kunt
die met deze functie wijzigen.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
3 Tip [Toestel Informatie] aan.
Het Bluetooth-adres wordt weergegeven.
Het Bluetooth-geheugen wissen
BELANGRIJK
Schakel dit product nooit uit terwijl het Bluetooth-geheugen wordt gewist.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
3 Tip [PIN Code Ingeven] aan. Het “PIN Codescherm verschijnt.
4 Voer uw pincode in (maximaal 8 cijfers) met de cijfertoetsen [0] t/m [9].
5 Tip de volgende toets aan.
De pincode wordt in dit product opgeslagen.
Het Bluetooth-adres weergeven
U kunt het Bluetooth-adres van dit product weergeven.
80
Nl
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
3 Tip [Bluetooth Geh. wissen] aan.
4 Tip [Wissen] aan.
Het bevestigingsscherm verschijnt.
5 Tip [OK] aan.
Het Bluetooth-geheugen wordt gewist.
# Als u het geheugen niet wilt wissen, tipt u [Annuleren] aan.
Een Bluetooth-apparaat registreren en er verbinding mee maken
Hoofdstuk
11
De Bluetooth-software bijwerken
Deze functie wordt gebruikt om de Bluetooth­software van dit product met de meest recente versie bij te werken. Raadpleeg onze website voor details over de Bluetooth-software en het bijwerken ervan. p De bron wordt uitgeschakeld en de
Bluetooth-verbinding wordt verbroken voor-
dat het proces begint.
BELANGRIJK
Schakel dit product nooit uit terwijl de software wordt bijgewerkt.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
3 Tip [BT Software Update] aan.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
3 Tip [Bluetooth Versie Informatie] aan.
De versie van de Bluetooth-module van dit pro­duct wordt weergegeven.
Een Bluetooth-apparaat registreren en er verbinding mee maken
4 Tip [Start] aan.
Het gegevensoverdrachtsscherm wordt weer­gegeven.
p Volg de instructies op het scherm om het
bijwerken van de Bluetooth-software te vol­tooien.
De versie van de Bluetooth­software weergeven
Als dit product niet correct werkt, moet u wel­licht contact opnemen met uw dealer voor re­paratie. In dat geval moet u wellicht de softwareversie vermelden. U kunt de versie als volgt op dit toestel controleren.
81
Nl
Hoofdstuk
12
Gebruik van handsfree telefoneren
BELANGRIJK
Voor uw veiligheid moet u zoveel mogelijk vermij­den te telefoneren tijdens het rijden.
Als uw mobiele telefoon Bluetooth onder­steunt, kan dit product draadloos verbinding maken met uw mobiele telefoon. Dankzij deze handsfree functie kunt u telefoongesprekken maken en ontvangen via bediening met dit product. In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de Bluetooth-verbinding opzet en een mobiele Bluetooth-telefoon met dit product bedient.
Raadpleeg onze website voor details over de verbinding met Bluetooth-apparaten.
Het telefoonmenu weergeven
p Voor handsfree telefoneren moet een mobi-
ele telefoon met dit product zijn verbonden. = Zie Hoofdstuk 11 voor details.
p Het telefoonpictogram wordt op de vol-
gende schermen weergegeven.
BeginmenuschermAV-bedieningsschermOp de zijbalk voor bediening van de app
op de schermen van de AppRadio Mode en MirrorLink stand
Aanraaktoetsen
6 7
1 2 3
4 5
1 Het scherm met voorkeurnummers openen. 2 Overschakelen naar het telefoonboek. 3 Overschakelen naar de lijst met gemiste, ont-
vangen en gemaakte oproepen.
4 Een telefoonnummer direct intypen. 5 Overschakelen naar de stemherkenningsfunc-
tie.
6 Het instellingenmenuscherm openen. 7 Sluiten van het scherm. 8 Ingangen in de lijst tonen op volgorde van het
eerste teken.
8
Het scherm aflezen
1 32456
% Tip de volgende toets aan.
Het telefoonmenuscherm openen.
p Als u deze functie de eerste keer gebruikt,
wordt het Telefoonboek” scherm weerge- geven. De volgende keren verschijnt het scherm van de laatst gebruikte functie.
82
Nl
1 Menutitel 2 Naam van de verbonden mobiele telefoon 3 Batterijstatus van de mobiele telefoon 4 Ontvangsttoestand van de mobiele telefoon 5 Geeft aan dat een Bluetooth-telefoon is aange-
sloten. Het lijstnummer van het verbonden apparaat wordt weergegeven.
6 Lijstweergavegebied
Gebruik van handsfree telefoneren
Hoofdstuk
12
Zelf telefoneren
U kunt op verschillende manieren zelf iemand anders bellen.
Rechtstreeks bellen
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Kiezenscherm verschijnt.
1 2
1 Toetsenbord 2 Een cijfer wissen. Houd deze toets inge-
drukt om alle cijfers te wissen.
3 Toets het telefoonnummer in met de cijfertoetsen.
4 Tip de volgende toets aan.
Een telefoonnummer uit het telefoonboek bellen
U kunt in het telefoonboek het gewenste num­mer zoeken en opbellen. p Normaal gesproken worden de contactper-
sonen op uw telefoon automatisch naar dit product overgezet wanneer de telefoon wordt aangesloten. Als de contactpersonen niet automatisch worden overgezet, kunt u ze overzetten via het telefoonmenu van de mobiele telefoon. Om contacten te kunnen overzetten via het telefoonmenu van de mobiele telefoon, moet u dit product zichtbaar maken voor andere apparaten.
= Zie voor details De zichtbaarheid instel-
len op bladzijde 79.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Gebruik van handsfree telefoneren
Het “Telefoonboekscherm verschijnt.
3 Tip de gewenste naam aan in de lijst.
Een oproep maken.
5 Tip de volgende toets aan.
Hiermee beëindigt u het gesprek.
Het gesprek eindigt.
p Het is mogelijk dat u een geluid hoort wan-
neer u de telefoon ophangt.
Het detailscherm van het telefoonboek ver­schijnt.
4 Tip het telefoonnummer aan dat u wilt bellen.
Het scherm voor opbellen verschijnt.
5 Het nummer wordt gebeld.
p Tip aan als u de oproep wilt afbreken.
Nl
83
Hoofdstuk
12
Gebruik van handsfree telefoneren
6 Tip de volgende toets aan.
Hiermee beëindigt u het gesprek.
Het gesprek eindigt.
Een telefoonnummer alfabetisch zoeken
Als het telefoonboek veel telefoonnummers bevat, kunt u telefoonnummers alfabetisch zoeken.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Telefoonboekscherm verschijnt.
3 Versleep de beginzoekbalk om namen te vinden met de gewenste beginletter.
De letter die overeenkomt met de huidige posi­tie op de beginzoekbalk wordt weergegeven.
4 Laat de beginzoekbalk los bij de ge­wenste letter.
De ingangen in Telefoonboekdie met die letter beginnen, worden getoond. (Bijvoor­beeld Barbara, Bart en Ben voor de letter B.)
p Als u met een andere letter verder wilt zoe-
ken, tipt u [Annuleren] aan.
p De volgende toets verschijnt wanneer de
systeemtaal is ingesteld op Russisch. Als u de letter wilt veranderen, tipt u de vol­gende toets meermaals aan tot de ge­wenste letter verschijnt.
5 Tip een item aan om de telefoonnum­merlijst ervan weer te geven.
Het detailscherm van het telefoonboek ver­schijnt.
6 Tip het telefoonnummer aan dat u wilt bellen.
Het scherm voor opbellen verschijnt.
7 Het nummer wordt gebeld.
p Tip aan als u de oproep wilt afbreken.
8 Tip de volgende toets aan.
Hiermee beëindigt u het gesprek.
Het gesprek eindigt.
Iemand bellen via de geschiedenislijst
De meest recente oproepen (zelf gebeld, ont­vangen en gemist) worden in de geschiedenis­lijst opgeslagen. U kunt door de lijst bladeren en nummers bellen.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Geschiedenisscherm verschijnt.
p Afhankelijk van het type mobiele telefoon is
het mogelijk dat bepaalde gesprekken niet worden opgenomen in de gespreksgeschie­denis.
84
De letter veranderen.
Nl
Gebruik van handsfree telefoneren
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Hoofdstuk
12
1
1
1 Type gespreksgeschiedenis
Ontvangen oproepen.
Gemaakte oproepen.
Gemiste oproepen.
3 Tip het gewenste item in de lijst aan om het bijbehorende nummer te bellen.
Het scherm voor opbellen verschijnt.
4 Het nummer wordt gebeld.
p Tip aan als u de oproep wilt afbreken.
5 Tip de volgende toets aan.
Hiermee beëindigt u het gesprek.
Het gesprek eindigt.
De lijst met voorkeurnummers gebruiken
U kunt een nummer bellen vanuit de lijst met voorkeurnummers.
Een telefoonnummer registreren
U kunt voor elk apparaat eenvoudig maximaal zes voorkeurnummers instellen.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
Het Telefoonboek” of “Geschiedenis scherm verschijnt.
3 Tip de volgende toets aan.
Het telefoonnummer registreren in de lijst Vooraf ingesteld num- mer oproepen”.
Opbellen vanuit de lijst met voorkeurnummers
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Gebruik van handsfree telefoneren
Het Vooraf ingesteld nummer oproepen scherm verschijnt.
3 Tip het gewenste item in de lijst aan om het bijbehorende nummer te bellen.
Het scherm voor opbellen verschijnt.
4 Het nummer wordt gebeld.
p Tip aan als u de oproep wilt afbreken.
5 Tip de volgende toets aan.
Hiermee beëindigt u het gesprek.
Het gesprek eindigt.
85
Nl
Hoofdstuk
12
Gebruik van handsfree telefoneren
Een telefoonnummer verwijderen
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het Vooraf ingesteld nummer oproepen scherm verschijnt.
3 Tip de volgende toets aan.
Een telefoonnummer verwijderen.
Een oproep ontvangen
U kunt via dit product een inkomend gesprek naar uw mobiele telefoon beantwoorden.
Een inkomende oproep beantwoorden
Het product informeert u dat het een oproep ontvangt door een bericht weer te geven en een belsignaal te geven.
= Zie De telefoon automatisch opnemen
op bladzijde 87 voor details.
p Als het telefoonnummer van de beller in
Telefoonboek” is geregistreerd, wordt de geregistreerde naam getoond.
1 Tip de volgende toets aan.
Een inkomende oproep beantwoor­den.
Een inkomende oproep weigeren.
De geweigerde oproep wordt opgeslagen in de lijst met gemiste oproepen.
= Zie Iemand bellen via de geschiedenislijst op
bladzijde 84 voor details.
2 Tip de volgende toets aan.
Hiermee beëindigt u het gesprek.
Het gesprek eindigt.
Het bevestigingsscherm voor oproepen minimaliseren
p Het bevestigingsscherm voor oproepen kan
niet worden geminimaliseerd op het AV-be­dieningsscherm.
p AV-bronnen kunnen niet worden geselec-
teerd tijdens het telefoneren, ook niet als het bevestigingsscherm voor oproepen is geminimaliseerd.
p Het systeem kan worden ingesteld om inko-
mende gesprekken automatisch te beant­woorden. Als dit product niet is ingesteld om inkomende gesprekken automatisch te beantwoorden, moet u ze handmatig beant­woorden.
86
Nl
1 Tip de volgende toets aan.
Het bevestigingsscherm voor op­roepen is geminimaliseerd.
Gebruik van handsfree telefoneren
Het belsignaal in- of uitschakelen
U kunt selecteren of u de beltoon van dit pro­duct wel of niet wilt gebruiken.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan-
2 Tip de volgende toets aan.
Het bevestigingsscherm voor op­roepen weergeven.
De telefooninstellingen wijzigen
De telefoon automatisch opnemen
Dit product beantwoordt automatisch inko­mende oproepen naar de mobiele telefoon als die is aangesloten, dus u kunt oproepen be­antwoorden terwijl u rijdt zonder uw handen van het stuur te nemen. Als Autom. beantw.is ingesteld op Aan, wordt een inkomende oproep automatisch be­antwoord binnen 5 seconden.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
gegeven volgorde.
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
3 Tip [Beltoon] zo vaak als nodig aan tot de gewenste instelling verschijnt.
! Aan (standaard):
! Uit:
De volgorde van voor- en achternamen in het telefoonboek omwisselen
Als uw apparaat is verbonden met dit product, is het mogelijk dat de voor- en achternamen in uw contactenlijst in omgekeerde volgorde in het telefoonboek worden geregistreerd. Met deze functie kunt u de volgorde omwisse­len. (De volgorde van voor- en achternamen in het telefoonboek omwisselen.)
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
Hoofdstuk
12
Het belsignaal inschakelen.
Het belsignaal uitschakelen.
Gebruik van handsfree telefoneren
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
3 Tip [Autom. beantw.] zo vaak als nodig aan tot de gewenste instelling verschijnt.
! Uit (standaard):
Automatisch beantwoorden uitschakelen.
! Aan:
Automatisch beantwoorden inschakelen.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
3 Tip [Naam omkeren] aan.
Het bevestigingsscherm verschijnt.
Nl
87
Hoofdstuk
12
Gebruik van handsfree telefoneren
4 Tip [Ja] aan.
p Als het omwisselen mislukt, wordt “Fout
volgorde namenweergegeven. Probeer
het in dat geval opnieuw.
p Het omkeren van de namen van uw contac-
ten op dit product heeft geen invloed op de gegevens op de mobiele telefoon.
De privémodus instellen
Tijdens een gesprek kunt u overschakelen naar de privémodus (rechtstreeks in de mobie­le telefoon spreken).
% Tip de volgende toetsen aan om de pri­vémodus in- en uit te schakelen.
Direct met het mobiele apparaat telefoneren.
Handsfree telefoneren
Het gespreksvolume voor uw gesprekspartner aanpassen
Met dit product kunt u het gespreksvolume voor uw gesprekspartner aanpassen voor een goede geluidskwaliteit. Gebruik deze functie als het volume te hard of te zacht is.
Gebruik van de stemher­kenningsfunctie
U kunt de stemherkenningsfunctie van de iPhone of smartphone gebruiken. p Als de iPhone werkt met iOS 6.1 of hoger,
kan Siri Eyes Free Mode met dit product ge­bruikt worden.
p Voor gebruikers van AVIC-F77DAB en AVIC-
F70DAB Voor gebruik van deze functie met een smartphone moet het apparaat compatibel zijn met Android Auto,enModus” in Smartphone instellenmoet op voorhand zijn ingesteld op Android Auto.
= Zie voor details Informatie over de verbin-
dingen en functies van elk apparaat op
bladzijde 93.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan om stem­bediening te gebruiken.
De stemherkenningsfunctie wordt gestart en het bijbehorende scherm verschijnt.
% Tip de volgende toets aan.
Overschakelen tussen de drie volu­meniveaus.
p Deze functie kan ook tijdens het telefoneren
worden gebruikt.
p De instellingen worden voor elk apparaat
opgeslagen.
88
Nl
U kunt de stemherkenningsfunctie op dezelfde manier als op de iPhone of smartphone ge­bruiken.
p U kunt de stemherkenningsfunctie ook star-
ten door de HOME toets in te drukken en vast te houden.
Gebruik van handsfree telefoneren
Hoofdstuk
12
Geeft aan dat dit product gereed is voor stemopdrachten.
De stemherkenningsfunctie uit­schakelen.
Opmerkingen met betrekking tot handsfree telefoneren
Algemene opmerkingen
! Er kan niet gegarandeerd worden dat er
een verbinding tot stand kan worden ge-
bracht met alle mobiele telefoons met
Bluetooth-technologie. ! De directe afstand tussen dit product en de
mobiele telefoon moet 10 meter of minder
bedragen voor uitwisseling van spraak en
gegevens via Bluetooth. Afhankelijk van de
gebruiksomgeving kan de feitelijke over-
drachtafstand korter zijn dan de geschatte
afstand. ! Bij sommige mobiele telefoons is het mo-
gelijk dat het belsignaal niet via de luid-
sprekers wordt weergegeven. ! Als de privémodus op de mobiele telefoon
is geselecteerd, is het mogelijk dat hand-
sfree telefoneren niet kan worden gebruikt.
Registratie en verbinding
! De bediening van de mobiele telefoon vari-
eert, naargelang het type mobiele telefoon.
Raadpleeg de handleiding die met uw mo-
biele telefoon geleverd werd voor gedetail-
leerde instructies. ! Bij sommige mobiele telefoons kan het te-
lefoonboek niet worden overgezet hoewel
de telefoon is gekoppeld met dit product.
Verbreek in dat geval de verbinding met de
telefoon, en voer het koppelen opnieuw uit
vanaf de telefoon naar dit product.
Telefoongesprekken maken en ontvangen
! Het is mogelijk dat u een geluid hoort in de
volgende situaties: Als u de telefoon beantwoordt via de
toets op de telefoon.
Als de persoon aan de lijn de telefoon
ophangt.
! Als uw gesprekspartner het gesprek niet
kan horen als gevolg van een echo, verlaagt u het volume voor handsfree telefoneren. Hierdoor wordt de echo meestal minder.
! Bij bepaalde mobiele telefoons is hand-
sfree bellen niet mogelijk als u de toets op de mobiele telefoon indrukt voor het aanne­men van een inkomende oproep.
! De geregistreerde naam verschijnt als het
telefoonnummer van de ontvangen oproep reeds in het telefoonboek is geregistreerd. Als een bepaald telefoonnummer onder verschillende namen is geregistreerd, wordt alleen het telefoonnummer getoond.
! Als het telefoonnummer van de inkomende
oproep niet geregistreerd is in het telefoon­boek, verschijnt het telefoonnummer van de beller.
De geschiedenis van ontvangen oproepen en gebelde nummers
! U kunt geen onbekende gebruiker (geen te-
lefoonnummer) bellen via de geschiedenis van ontvangen oproepen.
! Als u belt vanaf de mobiele telefoon, wor-
den er geen geschiedenisgegevens opge­nomen in dit product.
Telefoonboekgegevens overbrengen
! Als het telefoonboek van de mobiele tele-
foon meer dan 800 ingangen heeft, worden mogelijk niet alle ingangen volledig ge­download.
! Bij sommige mobiele telefoons kunnen
niet alle items in het telefoonboek in een keer worden overgebracht. In dit geval moe­ten de items één voor één vanaf uw mobie­le telefoon worden overgebracht.
Gebruik van handsfree telefoneren
89
Nl
Hoofdstuk
12
Gebruik van handsfree telefoneren
! Afhankelijk van de mobiele telefoon kan
het product het telefoonboek mogelijk niet correct weergeven. (Sommige tekens kun­nen verkeerd worden weergegeven, of de voor- en achternaam worden in de omge­keerde volgorde weergegeven.)
! Als het telefoonboek in de mobiele telefoon
beeldgegevens bevat, is het mogelijk dat het telefoonboek niet correct overgebracht wordt. (Beeldgegevens kunnen niet worden overgebracht vanaf de mobiele telefoon.)
! Afhankelijk van de mobiele telefoon is het
mogelijk dat de overdracht van het tele­foonboek niet uitgevoerd kan worden.
90
Nl
Een iPod / iPhone of smartphone instellen
Hoofdstuk
13
Als u een iPod / iPhone of smartphone met dit product wilt gebruiken, moet u de instellingen van dit product configureren voor het apparaat dat u wilt aansluiten. In dit gedeelte worden de instellingen voor elk apparaat beschreven.
Basisprocedure voor het instellen van een iPod / iPhone of smartphone
1 De methode kiezen om uw apparaat aan te
sluiten.
= Zie voor details De verbindingsmethode
voor het apparaat instellen op bladzijde
91.
2 Sluit het apparaat op dit product aan.
= Raadpleeg de Installatiehandleiding
voor details over de verbindingen.
3 Sluit indien nodig het apparaat via
Bluetooth op dit product aan. = Raadpleeg voor details over de
Bluetooth-verbinding Hoofdstuk 11.
De verbindingsmethode voor het apparaat instellen
Als u een applicatie voor iPhone of smartpho­ne op dit product wilt gebruiken, moet u de verbindingsmethode voor het apparaat selec­teren. De instellingen moeten overeenkomstig het aangesloten apparaat worden gemaakt.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Systeemscherm verschijnt.
3 Tip [Instellingen in-/uitgang] aan.
4 Tip [Smartphone instellen] aan.
Het Smartphone instellenscherm ver­schijnt.
5 Configureer de volgende instellingen.
! Apparaat: Een te verbinden apparaat selec-
teren.
! Verbinding: De verbindingsmethode selec-
teren.
p Configureert de juiste instellingen voor het
apparaat dat u aansluit en de gewenste ver­bindingsmethode.
= Zie voor details Informatie over de verbin-
dingen en functies van elk apparaat op
bladzijde 93.
p Als u de instelling wijzigt, verschijnt een be-
vestigingsscherm. Tip [OK] aan. De instelling wordt gewijzigd nadat de vol­gende processen automatisch zijn uitge­voerd.
De bron wordt uitgeschakeld.De stand AppRadio Mode of
MirrorLink wordt afgesloten.
De smartphoneverbinding (USB en
Bluetooth) wordt verbroken.
Tip [Annuleren] aan om te annuleren.
p Als de instelling gewijzigd is, kan hij enige
tijd niet opnieuw worden gewijzigd.
iPod-compatibiliteit
Dit product ondersteunt alleen de volgende iPod-modellen en iPod-softwareversies. An­dere modellen en versies werken mogelijk niet correct. Gemaakt voor
! iPhone 6 Plus: iOS 8 ! iPhone 6: iOS 8 ! iPhone 5s: iOS 7.0.3 ! iPhone 5c: iOS 7.0.3 ! iPhone 5: iOS 7.0.3 ! iPhone 4s: iOS 7.0.3
Een iPod / iPhone of smartphone instellen
91
Nl
Hoofdstuk
13
Een iPod / iPhone of smartphone instellen
! iPhone 4: iOS 7.0.3 ! iPhone 3GS: iOS 6.0.1 ! iPod touch (5e generatie): iOS 6.0.1 ! iPod touch (4e generatie): iOS 6.0.1 ! iPod touch (3e generatie): iOS 5.1.1 ! iPod touch (2e generatie): iOS 4.2.1 ! iPod classic 160GB (2009): Versie 2.0.4 ! iPod classic 160GB (2008): Versie 2.0.1 ! iPod classic 80GB: Versie 1.1.2 ! iPod nano (7e generatie) ! iPod nano (6e generatie): Versie 1.2 ! iPod nano (5e generatie): Versie 1.0.2 ! iPod nano (4e generatie): Versie 1.0.4 ! iPod nano (3e generatie): Versie 1.1.3
p U kunt een iPod die compatibel is met dit
product aansluiten en bedienen via los ver­krijgbare aansluitkabels.
p De bedieningsmethoden kunnen verschil-
len afhankelijk van het iPod-model en de softwareversie van de iPod.
p Afhankelijk van de softwareversie van de
iPod is het mogelijk dat die niet met dit pro­duct kan worden gebruikt. Raadpleeg onze website voor details over de compatibiliteit van de iPod met dit pro­duct.
Deze handleiding geldt voor de volgende iPod modellen.
iPod met 30-pens connector
! iPhone 4s ! iPhone 4 ! iPhone 3GS ! iPod touch 4e generatie ! iPod touch 3e generatie ! iPod touch 2e generatie ! iPod classic 160GB ! iPod classic 80GB ! iPod nano 6e generatie ! iPod nano 5e generatie ! iPod nano 4e generatie ! iPod nano 3e generatie
iPod met Lightning-connector
! iPhone 6 Plus ! iPhone 6 ! iPhone 5s ! iPhone 5c
! iPhone 5 ! iPod touch 5e generatie ! iPod nano 7e generatie
Compatibiliteit met
Android
p De bediening kan variëren afhankelijk van
het Android-apparaat en de softwareversie van het Android-besturingssysteem.
p Afhankelijk van de versie van het Android-
besturingssysteem is het mogelijk niet compatibel met dit product.
p Wij kunnen geen compatibiliteit met alle
Android-apparaten garanderen.
= Raadpleeg onze website voor details over
de compatibiliteit van Android-apparaten met dit product.
apparaat
Compatibiliteit met AppRadio Mode
iPod met 30-pens connector
! iPhone 4s ! iPhone 4 ! iPod touch 4e generatie
iPod met Lightning-connector
! iPhone 6 Plus ! iPhone 6 ! iPhone 5s ! iPhone 5c ! iPhone 5 ! iPod touch 5e generatie = Raadpleeg onze website voor details over
de compatibiliteit van Android-apparaten met dit product.
Compatibiliteit met MirrorLink-apparaat
p Dit product is compatibel met MirrorLink
versie 1.0.
p Wij kunnen geen compatibiliteit met alle
MirrorLink-apparaten garanderen.
92
Nl
Een iPod / iPhone of smartphone instellen
Hoofdstuk
13
= Raadpleeg onze website voor details over
de compatibiliteit van MirrorLink-appara-
ten met dit product.
Informatie over de verbindingen en functies van elk apparaat
Hieronder vindt u de vereiste instellingen en kabels voor het aansluiten van elk apparaat en de bronnen die gebruikt kunnen worden.
iPod / iPhone met 30-pens connector
Vereiste kabel (los verkrijgbaar)
Smartphone instel­len
Bluetooth-aansluiting
Vereiste voor verbinding
Beschikbare bron
Apparaat iPhone/iPod iPhone/iPod iPhone/iPod
Verbinding Bluetooth USB USB
iPod (audio) 11
iPod (video) 11
aha 111
AppRadio Mode ——1
AVICSYNC App 111
Kabelverbinding is niet vereist.
Bluetooth-verbin­ding is vereist.
CD-IU201V CD-IU201S
——
Aansluiten op USB­poort 1 voor gebruik van aha of AVICSYNC App.
Aansluiten op USB­poort 1 voor gebruik van aha, AppRadio
Mode of AVICSYNC App.
Een iPod / iPhone of smartphone instellen
93
Nl
Hoofdstuk
13
Een iPod / iPhone of smartphone instellen
iPod / iPhone met Lightning-connector
! CD-IH202
Vereiste kabel (los verkrijgbaar)
Smartphone in­stellen
Bluetooth-aansluiting
Vereiste voor verbinding
Beschikbare bron
Opmerkingen ——
(*1) Gebruik AppRadio Mode om muziek of videos op een iPod af te spelen. Voor gebruik van AppRadio Mode moet u de app CarMediaPlayer op de iPod installeren.
= Raadpleeg onze website voor details over CarMediaPlayer. = Zie de CarMediaPlayer handleiding voor verdere informatie.
Apparaat iPhone/iPod iPhone/iPod iPhone/iPod iPhone/iPod
Verbinding Bluetooth USB
iPod (audio) 1 (*1) (*1)
iPod (video) ———(*1) (*1)
aha 1111
AppRadio Mode
AVICSYNC App 1111
Kabelverbinding is niet vereist.
Bluetooth-ver­binding is ver­eist.
——11
CD-IU52
Aansluiten op USB-poort 1 voor gebruik van aha of AVICSYNC App.
! CD-IU52 ! Lightning-
naar-digitale­AV-adapter
Digit. AV-adap­ter
Bluetooth-ver­binding is ver­eist.
——
! Deze verbin-
ding en in­stellingen zijn beschik­baar op AVIC­F77DAB.
! CD-IV202AV ! CD-IU52 ! Lightning-
naar-VGA­adapter
VGA-adapter
Bluetooth-ver­binding is ver­eist.
! Deze verbin-
ding en in­stellingen zijn beschik­baar op AVIC­F70DAB, AVIC­F970DAB, AVIC­F970BT, AVIC­F9770DAB en AVIC­F9770BT.
94
Nl
Een iPod / iPhone of smartphone instellen
Hoofdstuk
13
Android, MirrorLink
Vereiste kabel (los verkrijgbaar)
Apparaat Overige Overige Overige
Smartphone instel­len
Bluetooth-aansluiting
Vereiste voor verbinding
Beschikbare bron
Opmerkingen
(*1) Voor gebruikers van AVIC-F77DAB en AVIC-F70DAB Alleen beschikbaar als een Android Auto-compatibel apparaat is verbonden. De functie AVICSYNC App wordt au- tomatisch uitgeschakeld als een Android Auto-compatibel apparaat voor het eerst met dit product wordt verbon- den. Vanaf de volgende keer dat een compatibel apparaat wordt verbonden, kan Android Auto niet gebruikt worden wanneer de functie AVICSYNC App is ingeschakeld. (*2) Niet beschikbaar als de functie AVICSYNC App is ingeschakeld. (*3) Schakel de functie AVICSYNC App in voor gebruik van AVICSYNC App.
Verbinding Bluetooth USB HDMI
Modus
aha 1 (*2) 11(*2)
AppRadio Mode ——1
MirrorLink 1 (*2)
Android Auto 1 (*1) (*2)
AVICSYNC App 1 (*3) 1 (*3) 1 (*3)
Kabelverbinding is niet vereist.
Bluetooth-verbin­ding is vereist.
CD-MU200 CD-AH200
Android Auto (*1)/ MirrorLink/Uit
Voor gebruik van
aha of Android Auto is een
Bluetooth-verbin­ding vereist.
Aansluiten op USB­poort 2 voor gebruik van MirrorLink,
Android Auto of AVICSYNC App.
! Selecteer
Android Auto
voor Modus voor gebruik van Android Auto.
! Selecteer
MirrorLink
voor Modus voor gebruik van de stand MirrorLink.
Bluetooth-verbin­ding is vereist.
! Deze verbinding
en instellingen zijn beschikbaar op AVIC­F77DAB.
Een iPod / iPhone of smartphone instellen
95
Nl
Hoofdstuk
14
Gebruik van de radio
U kunt via dit product naar de radio luisteren. In dit gedeelte wordt de bediening van de radio beschreven.
Gebruik van de aanraaktoetsen
12 43
5
a
9
1 De bronnenlijst openen.
8
= Zie voor details Een bron voor het voor-
display selecteren in de bronnenlijst op
bladzijde 23.
2 Een frequentieband selecteren.
= Zie voor details Een frequentieband se-
lecteren op bladzijde 97.
3 Het instellingenscherm voor de datum en
de tijd openen.
= Zie voor details De datum en tijd instel-
len op bladzijde 216.
4 Het instellingenmenuscherm openen. 5 Equalizercurven oproepen.
= Zie Gebruik van de equalizer op bladzijde
194 voor details.
6 Informatie over muziekstukken op een
iPod opslaan.
= Zie voor details Informatie over muziek-
stukken op een iPod opslaan (iTunes­tags) op bladzijde 216.
7 Het telefoonmenuscherm openen.
= Zie Het telefoonmenu weergeven op
bladzijde 82 voor details.
8 Handmatig of automatisch afstemmen.
= Zie voor details Handmatig afstemmen
op bladzijde 97.
6
7
= Zie voor details Automatisch afstemmen
op bladzijde 98.
9 Voorkeurzenders weergeven.
= Zie voor details Een voorkeurzender se-
lecteren in de lijst met voorkeurzenders
op bladzijde 98.
a Een voorkeurzender uit het geheugen op-
roepen door de betreffende toets eenmaal aan te tippen. De huidige zenderfrequentie aan een toets toewijzen voor later gebruik.
= Zie voor details Zenderfrequenties op-
slaan op bladzijde 98.
Het scherm aflezen
1
9
1 Afstembandindicator
Toont de frequentieband waarop is afgestemd: FM1, FM2, FM3 of MW/LW.
2 Huidige datum en tijd 3 Zendernaam-indicator
Deze laat de zendernaam (stationsnaam) van de huidige zender zien.
p Als MW/LWis geselecteerd, wordt de
frequentie weergegeven.
4 Weergaveveld voor radiotekst
Hier wordt de radiotekst weergegeven die nu ontvangen wordt.
p Als MW/LWis geselecteerd, wordt
niets weergegeven.
5 Informatie over het muziekstuk
Toont de titel van het huidige muziekstuk en/of de naam van de artiest ervan (indien beschik­baar).
2
768
3 4
5
96
Nl
Gebruik van de radio
Hoofdstuk
14
p Als MW/LWis geselecteerd, wordt
niets weergegeven.
6 Statusindicator voor taggen van muziek-
stukken voor iTunes
®
Toont de status van de informatie over het mu-
ziekstuk die op dit product is opgeslagen.
p Het pictogram wordt weergegeven op
alle bedieningsschermen van AV-bron­nen.
Indicator Betekenis
Verschijnt wanneer de informatietag voor het muziekstuk op dit product is opgeslagen.
Verschijnt wanneer de informatietag voor het muziekstuk wordt overgeze t naar een iPod.
7 Tagindicator voor iTunes
®
Geeft muziekstukken aan die geschikt zijn
voor iTunes-tags.
p Het pictogram wordt weergegeven op
alle bedieningsschermen van AV-bron­nen.
Indicator Betekenis
Verschijnt wanneer dit product een iTunes-tag voor een muziekstuk ont­vangt die kan worden opgeslagen en vervolgens gedownload naar een iPod voor later gebruik.
Knippert wanneer taginformatie over het muziekstuk op dit product wordt opgeslagen.
2 Tip [Radio] aan in het AV-bronselectie­scherm. Het “Radioscherm verschijnt.
3 Gebruik de aanraaktoetsen op het scherm om de radio te bedienen.
= Zie Gebruik van de aanraaktoetsen op blad-
zijde 96 voor details.
Een frequentieband selecteren
% Tip de volgende toets aan.
Overschakelen tussen de volgende FM­banden: FM1, FM2 en FM3.
Overschakelen naar de MW/LW-fre­quentieband.
p Deze functie is handig om verschillende lijs-
ten van voorkeurzenders voor te bereiden voor iedere band.
Handmatig afstemmen
% Tip de volgende toetsen aan om hand­matig af te stemmen.
Een stap omlaag afstemmen.
Een stap omhoog afstemmen.
Gebruik van de radio
8 Indicator voor zoeken naar frequenties 9 Voorkeuzezenderindicator
Markeert het geselecteerde voorkeuritem.
Startprocedure
1 Geef het AV-bronselectiescherm weer.
= Raadpleeg voor details over de bediening
Het AV-bedieningsscherm weergeven op bladzijde 22.
p Deze functie is handig om verschillende lijs-
ten van voorkeurzenders voor te bereiden voor iedere band.
Nl
97
Hoofdstuk
14
Gebruik van de radio
Automatisch afstemmen
% Tip een van de volgende toetsen aan, houd hem ongeveer een seconde vast en laat hem dan los.
Frequenties worden gescand tot een zender wordt gevonden die sterk ge­noeg is voor een goede ontvangst. U kunt het automatische afstemmen af­breken door een van beide toetsen even aan te tippen. Zolang u een toets vasthoudt, worden zenders overgeslagen. Het automati­sche afstemmen begint wanneer u de toets loslaat.
Een voorkeurzender selecteren in de lijst met voorkeurzenders
Nadat de zendfrequenties van de gewenste zenders in het geheugen zijn opgeslagen, kunt u hierop afstemmen door eenvoudig de betref­fende toets aan te tippen. = Zie voor details Zenderfrequenties opslaan
op bladzijde 98.
1 Tip de toets aan voor weergave van de voorkeurzenderlijst.
2 Tip het gewenste item op de lijst aan (1t/m 6) om af te stemmen op de be­treffende voorkeurzender.
p Als u de toets voor weergave van de voor-
keurzenderlijst aantipt terwijl de voorkeur­zenderlijst wordt getoond, verdwijnt de lijst en verschijnen de voor­keurzendertoetsen.
Zenderfrequenties opslaan
Door een voorkeurzendertoets (1t/m 6) aan te tippen, kunt u eenvoudig maximaal zes kanalen opslaan, zodat u deze later weer kunt oproepen (door de toets opnieuw aan te tip­pen).
1 Selecteer de frequentie die u in het ge­heugen wilt opslaan.
2 Tip een voorkeurzendertoets [1] t/m [6] aan.
De geselecteerde radiozender wordt in het ge­heugen opgeslagen. De volgende keer dat u de voorkeurzender­toets 1t/m 6aantipt, wordt het kanaal uit het geheugen opgeroepen.
p Er kunnen maximaal 18 FM-zenders (zes
voor elk van de drie FM-banden) en zes MG/ LG-zenders in het geheugen worden opge­slagen.
1
1 Toets voor weergave van voorkeurzenderlijst
98
Nl
De frequenties van de sterkste zenders opslaan
Met BSM (geheugen voor de sterkste zenders) kunt u automatisch de zes sterkste zenderfre­quenties opslaan onder de voorkeurzender­toetsen 1t/m 6, zodat u later door aantippen van de betreffende toets op deze zenders kunt afstemmen. p Als u zender frequenties opslaat met BSM,
kunnen reeds opgeslagen zenderfrequen­ties worden overschreven.
Gebruik van de radio
p Reeds opgeslagen zenderfrequenties blij-
ven bewaard zolang het maximumaantal
niet bereikt is.
1 Tip de toets aan voor weergave van de voorkeurzenderlijst.
De lijst met voorkeurzenders wordt weergege­ven.
Hoofdstuk
14
Gebruik van de radio
2 Tip [BSM] aan om te beginnen met zoe­ken.
Er verschijnt een bericht. Terwijl het bericht wordt weergegeven, worden de zes sterkste zenderfrequenties onder de voorkeurzender­toetsen 1t/m 6opgeslagen op volgorde van hun signaalsterkte. Wanneer dit voltooid is, verdwijnt het bericht.
# Als u [Annuleren] aantipt, wordt het opslag- proces geannuleerd.
Op sterke frequenties afstemmen
Met de afstemming op lokale zenders kunt u het toestel laten afstemmen op enkel zenders met een voldoende sterk signaal voor een goede ontvangst. p Deze instelling is alleen beschikbaar als
Radioals bron is geselecteerd.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Systeemscherm verschijnt.
3 Tip [AV bronnen instellingen] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
4 Tip [Instellingen Radio] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
5 Tip [Lokaal] aan.
Het pop-upmenu verschijnt.
6 Tip het item aan dat u wilt instellen.
FM
! Uit (standaard):
Automatisch afstemmen uitschakelen.
! Niveau1:
De FM-gevoeligheid op 1 instellen.
! Niveau2:
De FM-gevoeligheid op 2 instellen.
! Niveau3:
De FM-gevoeligheid op 3 instellen.
! Niveau4:
De FM-gevoeligheid op 4 instellen.
MW/LW
! Uit (standaard):
Automatisch afstemmen uitschakelen.
! Niveau1:
De MW/LW-gevoeligheid op 1 instellen.
! Niveau2:
De MW/LW-gevoeligheid op 2 instellen.
p Bij de instelling FM “Niveau4(MW/LW
Niveau2) wordt er alleen afgestemd op de
sterkste zenders. Bij lagere instellingen wordt er ook afgestemd op zwakkere zenders.
99
Nl
Hoofdstuk
14
Gebruik van de radio
Verkeersberichten ontvangen
Met TA (stand-by voor verkeersberichten) kunt u automatisch verkeersberichten ontvangen, ongeacht de bron waar u naar luistert. TA kan zowel voor een TP-zender (een zender die ver­keersinformatie uitzendt) als een TP-zender van een ander netwerk (een zender met infor­matie van andere TP-zenders) worden geacti­veerd. p Deze functie kan alleen op de FM-band
worden gebruikt.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Systeemscherm verschijnt.
3 Tip [AV bronnen instellingen] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
5 Tip [TA onderbreken] zo vaak als nodig aan tot de gewenste instelling verschijnt.
F77DAB F70DAB F970DAB
! TA UIT (standaard):
Verkeersberichten niet automatisch ontvan­gen.
! DAB+RDS TA:
Automatisch verkeersberichten ontvangen van DAB- of RDS-zenders.
! ALLEEN RDS TA:
Automatisch verkeersberichten ontvangen van RDS-zenders.
F970BT F9770BT
! Uit (standaard):
Verkeersberichten niet automatisch ontvan­gen.
! Aan:
Verkeersberichten automatisch ontvangen.
p De geselecteerde instelling is ook van toe-
passing op TA onderbreken” onder “In- stellingen DAB” in AVIC-F77DAB, AVIC- F70DAB, AVIC-F970DAB en AVIC­F9770DAB.
F9770DAB
6 Stem af op een TP-zender of een TP­zender van een ander netwerk.
4 Tip [Instellingen Radio] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
100
Nl
7 Gebruik de VOL (+/ –) toets om het TA­volume aan te passen wanneer een ver­keersbericht wordt ontvangen.
Het nieuw ingestelde volume wordt opgesla­gen in het geheugen en opnieuw gebruikt voor de weergave van de volgende verkeersberich­ten.
p U kunt het nieuwsbericht afbreken door de
bron te wijzigen.
p Wanneer het verkeersbericht is afgelopen,
keert het systeem terug naar de oorspronke­lijke signaalbron.
p Wanneer de TA-functie is ingeschakeld,
wordt bij automatische afstemming of ge­bruik van BSM alleen afgestemd op TP-zen­ders en TP-zenders van andere netwerken.
Loading...