Verveelvuldiging, bewerking en
vertaling zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming zijn
verboden, behalve zoals
toegestaan door het
auteursrecht.
Een gebruiker van de bij
deze gebruikershandleiding
behorende printers van
Hewlett-Packard wordt een
licentie verleend voor de
volgende activiteiten: a) het
maken van afdrukken van deze
gebruikershandleiding voor
PERSOONLIJK gebruik,
INTERN gebruik of
BEDRIJFSMATIG gebruik,
met dien verstande dat de
afdrukken niet worden verkocht,
doorverkocht of anderszins
worden verspreid; en b) het
plaatsen van een elektronische
kopie van deze
gebruikershandleiding op een
netwerkserver, mits toegang tot
de elektronische kopie beperkt is
tot PERSOONLIJK, INTERN
gebruik van de printer van
Hewlett-Packard die bij deze
gebruikershandleiding hoort.
Eerste editie, oktober 2002
Garantie
De informatie in dit document
kan zonder voorafgaande
kennisgeving worden gewijzigd.
Hewlett-Packard biedt geen
enkele garantie ten aanzien van
deze informatie.
HEWLETT-PACKARD WIJST DE
IMPLICIETE GARANTIE VAN
VERKOOPBAARHEID EN
GESCHIKTHEID VOOR EEN
BEPAALD DOEL VAN DE HAND.
Hewlett-Packard is niet
aansprakelijk voor enige
gevolgschade dan wel directe,
indirecte, incidentele of enige
andere vorm van schade die
verband zou kunnen houden met
de levering of het gebruik van
deze informatie.
Handelsmerken
Adobe, Acrobat en PostScript
zijn handelsmerken van Adobe
Systems Incorporated.
NERGY STAR
E
®
en het Energy
Star-logo zijn in de Verenigde
Staten gedeponeerde
handelsmerken van de
Amerikaanse Environmental
Protection Agency
(milieuorganisatie).
HP-UX Release 10.20 en HP-UX
Release 11.00 en later op alle
HP 9000-computers zijn
producten van Open
Group UNIX.
LaserWriter is een
gedeponeerd handelsmerk
van Apple Computer, Inc.
Microsoft, MS Windows,
Windows, Windows NT en
MS-DOS
zijn in de
Verenigde Staten
gedeponeerde handelsmerken
van Microsoft Corporation.
Netscape is een Amerikaans
handelsmerk van Netscape
Communications Corporation.
TrueType is een in de V.S.
gedeponeerd handelsmerk van
Apple Computer, Inc.
UNIX
is een gedeponeerd
handelsmerk van
The Open Group.
Onze hartelijke dank voor de aanschaf van de HP LaserJet 2300. Als u dit nog niet gedaan hebt,
kunt u de printer installeren aan de hand van de installatie-instructies in de Installatiehandleiding
(start) die bij de printer wordt geleverd.
Nu de printer geïnstalleerd en gebruiksklaar is, is het verstandig om een paar minuten de tijd
te nemen om de printer te leren kennen. In dit gedeelte vindt u informatie over de volgende
onderwerpen:
●
"Printerconfiguraties" op pagina 8
●
"Functies van de printer" op pagina 9
●
"Printersoftware" op pagina 11
●
"De systeemsoftware van de printer installeren" op pagina 14
●
"De software verwijderen" op pagina 20
●
"Bedieningspaneel" op pagina 21
●
"Interfacepoorten" op pagina 25
NLWW7
Printerconfiguraties
De HP LaserJet 2300 is beschikbaar in zes configuraties, die hieronder worden beschreven.
OpmerkingTenzij anders vermeld zijn de afbeeldingen in deze handleiding gebaseerd op het printermodel
HP LaserJet 2300. Op het etiket aan de voorkant van de HP LaserJet 2300 ziet u welke
configuratie u hebt.
HP LaserJet 2300L
Met de printer HP LaserJet 2300L drukt u Letter-papier met snelheden tot 20 pagina's per
minuut (ppm) of A4-papier met snelheden tot 19 pagina's per minuut af. De printer is voorzien
van een ingebouwde invoereenheid voor 250 vel, heeft zowel een parallelle poort als een
USB-poort (Universal Serial Bus) en beschikt over 32 MB (megabyte) RAM (Random Access
Memory). De printer kan worden uitgebreid: er zijn een EIO-sleuf (Enhanced Input/Output) en
twee DIMM-sleuven (Dual Inline Memory Module) aanwezig waarin u een kaart voor een
netwerkprintserver, lettertypen en geheugen kunt plaatsen.
HP LaserJet 2300
De HP LaserJet 2300 is dezelfde printer als de HP LaserJet 2300L, behalve dat u met deze
printer Letter-papier kunt afdrukken tot snelheden van 25 pagina's per minuut en A4-papier tot
snelheden van 24 pagina's per minuut kunt afdrukken.
HP LaserJet 2300d
De HP LaserJet 2300d is dezelfde printer als de HP LaserJet 2300, behalve dat deze printer is
voorzien van 48 MB RAM en een ingebouwde duplexeenheid (voor automatisch afdrukken op
beide kanten van het papier).
HP LaserJet 2300n
De HP LaserJet 2300n is dezelfde printer als de HP LaserJet 2300, behalve dat deze printer
is ontworpen voor netwerkgebruikers. De printer is voorzien van een complete HP Jetdirect
EIO-printserverkaart (voor aansluiting op een 10/100Base-TX-netwerk) en van 48 MB RAM.
HP LaserJet 2300dn
De HP LaserJet 2300dn is dezelfde printer als de HP LaserJet 2300n, behalve dat deze printer
is voorzien van een ingebouwde duplexeenheid (voor automatisch afdrukken op beide kanten
van het papier).
HP LaserJet 2300dtn
De HP LaserJet 2300dtn is dezelfde printer als de HP LaserJet 2300dn, behalve dat deze
printer tevens beschikt over een lade voor 500 vel.
8 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printerNLWW
Functies van de printer
In de volgende tabel zijn de functies van de printers uit de serie HP LaserJet 2300 beschreven.
Hoge afdruksnelheid
Ingebouwde
duplexeenheid
Inktcartridge en
statusfuncties
Uitstekende afdrukkwaliteit
Met de printer HP LaserJet 2300L drukt u Letter-papier met snelheden tot
●
20 pagina's per minuut (ppm) of A4-papier met snelheden tot 19 pagina's
per minuut af.
Met alle andere modellen drukt u Letter-papier met snelheden tot
●
25 pagina's per minuut (ppm) of A4-papier met snelheden tot 24 pagina's
per minuut af.
Dubbelzijdig (tweezijdig) afdrukken is een standaardfunctie van de
●
HP LaserJet 2300d, de HP LaserJet 2300dn en de HP LaserJet 2300dtn.
De HP Smart Print Cartridge, die geschikt is voor het afdrukken
●
6.000 pagina's, detecteert en rapporteert de tonerstatus.
Schokabsorberend ontwerp voor optimaal gebruik van toner.
●
Statuspagina voor benodigdheden met tonermeter, informatie over
●
het gebruikte papierformaat en het aantal afgedrukte pagina's.
De printer controleert automatisch of de inktcartridges originele
●
cartridges van HP zijn.
FastRes 1200 produceert een afdrukkwaliteit van 1200 dpi voor het snel
●
afdrukken van hoge kwaliteitstekst en -afbeeldingen voor professionele
doeleinden.
ProRes 1200 produceert een afdrukkwaliteit van 1200 dpi voor de beste
●
kwaliteit in Line Art-beelden en illustraties.
Aan te passen instellingen voor het optimaliseren van de afdrukkwaliteit.
●
De HP Smart Print Cartridge produceert heldere, scherpe beelden.
●
Flexibele papierverwerking
Uitbreidingsmogelijkheden
Gebruik lade 1 (multifunctioneel) voor briefhoofdpapier, enveloppen,
●
etiketten, transparanten, kaarten, zwaar papier en papier van speciale
afmetingen.
Gebruik de instelbare lade voor 250 vel (lade 2) voor papier van
●
standaardformaat.
Gebruik de lade met een capaciteit van 500 vel (lade 3) voor papier van
●
Letter- en A4-formaat.
Er zijn twee uitvoerbakken: selecteer de bovenste uitvoerbak of de
●
achteruitvoerbak als de geschiktste uitvoerlocatie, afhankelijk van het
afdrukmateriaal.
Er is een rechte papierbaan vanuit lade 1 naar de achteruitvoerbak.
●
De HP LaserJet 2300d, de HP LaserJet 2300dn en de
●
HP LaserJet 2300dtn beschikken over een ingebouwde duplexeenheid.
Er is een lade met een capaciteit van 250 vel of 500 vel verkrijgbaar,
●
zodat u minder vaak papier hoeft toe te voegen.
Voor de interface is een EIO-kaartsleuf (input/output) beschikbaar.
●
Er zijn drie DIMM-sleuven (Dual Inline Memory Module) beschikbaar,
●
waarvan twee voor het toevoegen van geheugen en lettertypen.
NLWWFuncties van de printer 9
Printertalen en lettertypen
Snel afdrukken, geavanceerde lettertype- en afbeeldingstechnologieën
●
en geavanceerde beeldcapaciteiten zijn de voordelen van de printertaal
PCL 6. De technologie van PCL 6 biedt tevens 45 schaalbare
Tr u e Ty pe ™-lettertypen en het bitmap-lettertype Line Printer Font.
Andere talen en lettertypen zijn HP PCL5e en PostScript® (PS)
●
3-emulatie, met 35 ingebouwde PS-taallettertypen.
De printer bepaalt automatisch welke taal voor welke afdruktaak moet
●
worden gebruikt en schakelt automatisch over naar de juiste taal.
Interfaceverbindingen en
netwerken
Verbeterd geheugen en
geheugenuitbreiding
Energiebesparing
Economisch afdrukken
De printer is voorzien van een bidirectionele parallelle ECP-poort van het
●
type-B (voldoet aan de norm IEEE-1284 ) en een USB-poort (compatibel
met gecertificeerde langzame en snelle apparaten voor 1.1 en 2.0).
De printer heeft een EIO-sleuf voor HP Jetdirect EIO-printservers voor
●
een snelle en eenvoudige aansluiting.
De printer HP LaserJet 2300 wordt geleverd met 32 MB of 48 MB
●
geheugen en kan tot 288 of 304 MB worden uitgebreid met de
beschikbare sleuven voor DIMM-geheugen. De meeste documenten
kunt u afdrukken met de standaardhoeveelheid printergeheugen.
De printer bespaart automatisch elektriciteit door het energieverbruik
●
terug te brengen wanneer niet wordt afgedrukt.
Hewlett-Packard heeft, als partner van het ENERGY STAR®-programma
●
van de EPA, vastgesteld dat dit product voldoet aan de E
NERGY STAR
richtlijnen voor efficiënt energieverbruik.
Met N-per-vel afdrukken en dubbelzijdig afdrukken met de ingebouwde
●
duplexeenheid bespaart u papier (de ingebouwde duplexeenheid wordt
alleen bij de HP LaserJet 2300d, de HP LaserJet 2300dn en de
HP LaserJet 2300dtn geleverd).
Wanneer u afdrukt in EconoMode bespaart u toner.
●
®
-
10 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printerNLWW
Printersoftware
Bij de printer wordt handige software geleverd, zoals printerstuurprogramma's en optionele
programma's. HP raadt u ten zeerste aan de geleverde software te installeren zodat u de
printer gemakkelijk kunt instellen en de volledige functionaliteit van het apparaat kunt benutten.
Raadpleeg de installatienotities en de Leesmij-bestanden op de cd-rom van de printer voor extra
software en talen (HP-software is niet in alle talen beschikbaar).
In dit gedeelte vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
●
"Besturingssystemen en printercomponenten" op pagina 11
●
"Printerstuurprogramma's" op pagina 12
●
"Software voor Macintosh-computers" op pagina 13
Besturingssystemen en printercomponenten
Windows-
client
stuurprogramma's
Netwerk
beheerder —
Windows-software
Stuurprogramma's
Netwerkbeheerder —
Macintosh-software
PPD's HP LaserJet Utility
Windows-software
Macintosh
client
Macintosh-software
Lettertypen
PPD's HP LaserJet Utility
Deze cd-rom van de printer bevat de softwarecomponenten en de stuurprogramma's voor
eindgebruikers en netwerkbeheerders. De printerstuurprogramma's op de cd-rom moeten
worden geïnstalleerd om volledig te kunnen profiteren van de functies van de printer. De andere
programma's worden aanbevolen, maar zijn niet absoluut nodig. Raadpleeg de installatienotities
en de Leesmij-bestanden op de cd-rom van de printer voor meer informatie.
De cd-rom bevat software voor eindgebruikers en netwerkbeheerders die werken met de
volgende besturingssystemen:
●
Microsoft® Windows®95, Windows 98 en Windows Me (Millennium Edition)
●
Microsoft Windows NT®4.0
●
Microsoft Windows 2000 en Windows XP
●
Apple Mac OS, versie 8.6 tot 9.xx, 10.1 of later
De recentste printerstuurprogramma's voor alle ondersteunde besturingssystemen zijn
beschikbaar op http://www.hp.com/support/lj2300
. Als u geen toegang hebt tot het Internet,
raadpleeg dan de ondersteuningsbrochure die bij de printer is geleverd voor informatie over
het verkrijgen van de laatste software.
NLWWPrintersoftware 11
De volgende tabel bevat een overzicht van de voor uw printer beschikbare software.
Software
Installatieprogramma
voor Windows
PCL 6
PCL 5e
PostScript-emulatie
HP Web Jetadmin*
Installatieprogramma
voor Macintosh
Macintosh PostScript
Printer Descriptionbestanden (PPD)
IBMstuurprogramma's*
Modelscripts*
*Alleen beschikbaar via het World Wide Web.
Windows
9x/Me
xxx
xxx
xxx
xxx
Windows
NT 4.0
Windows
2000/XP
Mac OS
UNIX/
Linux
xx x
x
x
x
OS/2
Printerstuurprogramma's
Printerstuurprogramma's geven toegang tot de printerfuncties en zorgen dat de computer
met de printer kan communiceren (via een printertaal). Raadpleeg de installatienotities en
de Leesmij-bestanden op de cd-rom van de printer voor extra software en talen.
x
De volgende printerstuurprogramma's worden bij de printer geleverd. De recentste
stuurprogramma's vindt u op http://www.hp.com/support/lj2300
. Afhankelijk van de configuratie
van computers die onder Windows worden uitgevoerd, controleert het installatieprogramma voor
de printersoftware automatisch of de computer toegang heeft tot de nieuwste stuurprogramma's
die via het Internet beschikbaar zijn.
BesturingssysteemPCL 6PCL 5ePSPPD's
Windows 95, 98, Me
Windows NT 4.0
Windows 2000, XP
Mac OS
1. PostScript Printer Description-bestanden.
U kunt Model Scripts voor UNIX
xxxx
xxxx
xxxx
xx
®
en Linux downloaden vanaf het Internet of bestellen bij een
1
erkende service- of ondersteuningsdienst van HP. (Zie de ondersteuningsbrochure die bij uw
printer is geleverd).
OS/2-stuurprogramma's kunt u verkrijgen bij IBM en zijn geleverd bij OS/2.
OpmerkingAls het gewenste printerstuurprogramma niet op de cd-rom van de printer staat of hier niet
wordt vermeld, controleer dan de installatienotities of het Leesmij-bestand van de printer of het
printerstuurprogramma door de printer wordt ondersteund. Als deze niet wordt ondersteund, dient
u contact op te nemen met de software- of computerfabrikant van het programma dat u gebruikt
en verzoeken om een stuurprogramma voor de printer.
12 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printerNLWW
Het juiste printerstuurprogramma kiezen voor uw specifieke behoeften
Kies een printerstuurprogramma op basis van uw gebruik van de printer. Bepaalde
printerfuncties zijn uitsluitend beschikbaar vanaf de PCL 6-stuurprogramma's. Zie de Help van
het printerstuurprogramma voor de beschikbare functies.
●
Gebruik het PCL 6-stuurprogramma om de functies van de printer volledig te benutten.
Voor algemene afdruktaken wordt het PCL 6-stuurprogramma geadviseerd voor het leveren
van optimale prestaties en afdrukkwaliteit.
●
Gebruik het stuurprogramma PCL 5e als achterwaartse compatibiliteit met voorgaande
PCL-printerstuurprogramma's of oudere printers nodig is.
●
Gebruik het stuurprogramma PS als u afdrukt met PostScript-programma's zoals Adobe®
of Corel, voor compatibiliteit met PostScript Level 3 of voor DIMM-ondersteuning voor
PS-lettertypen.
OpmerkingDe printer schakelt automatisch tussen PS- en PCL-printertalen.
Help voor het printerstuurprogramma
Elk printerstuurprogramma heeft Help-vensters die geactiveerd kunnen worden met
de knop Help, de toets F1 of een vraagteken-symbool in de rechterbovenhoek van het
printerstuurprogramma (afhankelijk van het gebruikte Windows-besturingssysteem).
Deze Help-vensters geven uitgebreide informatie over het specifieke stuurprogramma.
De Help van het printerstuurprogramma staat los van uw Help-programma.
Software voor Macintosh-computers
Het installatieprogramma van HP heeft PostScript Printer Description-bestanden (PPD),
Printer Dialog Extensions (PDE's) en het HP LaserJet Utility voor Macintosh-computers.
De ingebouwde webserver kan met de Macintosh-computers worden gebruikt als de printer op
een netwerk is aangesloten. Zie "De geïntegreerde webserver gebruiken" op pagina 60 voor
meer informatie.
PPD's
Met PPD's, in combinatie met het Apple LaserWriter®8-stuurprogramma voor OS 8 en 9.x.x en
de PS Converter voor OS X 10.1 of hoger, krijgt u toegang tot de printerfuncties en kan de
computer communiceren met de printer. Een installatieprogramma voor de PPD's, PDE's en
andere software bevinden zich op de cd-rom. Gebruik het geschikte PS-stuurprogramma dat
bij het besturingssysteem wordt geleverd.
PDE's
Met PDE's (Printer Dialog Extensions), in combinatie met de Apple LaserWriter Driver voor
OS X krijgt u toegang tot de printerfuncties en kan de computer communiceren met de printer.
Een installatieprogramma voor de PPD's, PDE's en andere software bevinden zich op de
cd-rom. Gebruik het Apple LaserWriter-stuurprogramma dat bij het besturingssysteem wordt
geleverd.
NLWWPrintersoftware 13
HP LaserJet Utility
Gebruik het HP LaserJet Utility voor de besturing van functies die niet beschikbaar zijn in het
stuurprogramma. Dankzij de geïllustreerde schermen is het selecteren van printerfuncties via
uw Macintosh-computer gemakkelijker dan ooit tevoren. Gebruik het HP LaserJet Utility voor de
volgende handelingen:
●
het aanpassen van de berichten van het bedieningspaneel van de printer
●
het benoemen van de printer, het toekennen van een zone op het netwerk die voorbehouden
is aan de printer, het downloaden van bestanden en lettertypen en het veranderen van de
meeste printerinstellingen
●
het instellen van een wachtwoord voor de printer
●
het gebruiken van de computer voor het blokkeren van functies op het bedieningspaneel van
de printer om ongeautoriseerde toegang te voorkomen (raadpleeg de Help van de
printersoftware)
●
het configureren en instellen van de printer voor afdrukken met IP
OpmerkingHet HP LaserJet Utility wordt op dit moment niet ondersteund voor OS X, maar ondersteunt wel
de Classic-omgeving.
De systeemsoftware van de printer installeren
De printer wordt geleverd met systeemsoftware en printerstuurprogramma's op een cd-rom.
De printersysteemsoftware op de cd-rom moet worden geïnstalleerd om volledig te kunnen
profiteren van de functies van de printer.
Als u niet de beschikking hebt over een cd-rom-station, kunt u de printersysteemsoftware
downloaden van het Internet op http://www.hp.com/lj2300.
OpmerkingVoorbeelden van modelscripts voor UNIX®- (HP-UX®, Sun Solaris) en Linux-netwerken kunnen
worden gedownload van de website http://www.hp.com/support.
U kunt de meest recente software gratis downloaden van de website http://www.hp.com/2300
.
Na het volgen van de installatie-instructies en het laden van de software raadpleegt u "Functies
van het printerstuurprogramma gebruiken" op pagina 49 om de printer optimaal te benutten.
Kies een van de volgende installatieprocedures:
●
"Windows-printersysteemsoftware installeren voor rechtstreekse verbindingen" op pagina 15
●
"Windows-printersysteemsoftware voor netwerken installeren" op pagina 15
●
"Macintosh-printersysteemsoftware voor netwerken installeren" op pagina 16
●
"Macintosh-printersysteemsoftware installeren voor rechtstreekse verbindingen" op
pagina 18
●
"De software installeren nadat de parallelle kabel of de USB-kabel is aangesloten" op
pagina 19
14 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printerNLWW
Windows-printersysteemsoftware installeren voor
rechtstreekse verbindingen
In dit onderdeel wordt uitgelegd hoe u de printersysteemsoftware installeert voor Microsoft
Windows 95, Windows 98, Windows Me, Windows NT 4.0, Windows 2000 en Windows XP.
Wanneer u de printersysteemsoftware installeert voor een rechtstreekse verbinding, installeert
u altijd eerst de software voordat u de parallelle kabel of de USB-kabel aansluit. Als de parallelle
kabel of de USB-kabel was aangesloten voordat de software was geïnstalleerd, raadpleegt u
"De software installeren nadat de parallelle kabel of de USB-kabel is aangesloten" op pagina 19.
Voor de rechtstreekse verbinding kunt u een parallelle kabel of een USB-kabel gebruiken. U kunt
de parallelle kabel en de USB-kabel niet tegelijk aansluiten. Gebruik een kabel die compatibel
is met IEEE 1284 of een standaard USB-kabel van 2-meter.
Windows 95 en NT 4.0 ondersteunen geen USB-kabelaansluitingen.
De systeemsoftware van de printer installeren
1Sluit alle geopende softwareprogramma's.
2Plaats de cd-rom van de printer in het cd-rom-station.
Als het welkomstscherm niet wordt geopend, gaat u als volgt te werk:
a Klik in het menu Start op Uitvoeren.
b Typ de volgende informatie (X is de letter van het cd-rom-station): X:\setup
c Klik op OK.
3Wanneer u hierom wordt gevraagd, klikt u op Printer installeren en volgt u de aanwijzingen
op het computerscherm.
4Klik op Voltooien wanneer de installatie is afgerond.
5Start de computer opnieuw.
6Druk een pagina vanuit een willekeurig softwareprogramma af om te controleren of de
software correct is geïnstalleerd.
Als de installatie niet correct is, dient u de software opnieuw te installeren. Als dit mislukt,
raadpleegt u de installatienotities en de Leesmij-bestanden op de cd-rom van de printer of
de brochure in de printerverpakking, of gaat u naar
http://www.hp.com/support/lj2300
voor hulp of meer informatie.
Windows-printersysteemsoftware voor netwerken installeren
De software op de cd-rom van de printer ondersteunt netwerkinstallatie met een Microsoftnetwerk (behalve Windows 3.1x). Voor netwerkinstallatie op andere besturingssystemen gaat
u naar http://www.hp.com/support/lj2300
De HP Jetdirect-printserver die is geleverd bij de HP LaserJet 2300n, HP LaserJet 2300dn of
HP LaserJet 2300dtn heeft een 10/100Base-TX-netwerkpoort. Zie "Onderdelen, accessoires en
benodigdheden bestellen" op pagina 114 of neem contact op met de dichtstbijzijnde HP-dealer
(zie "Contact opnemen met HP" op pagina 121) als u een HP JetDirect-printserver met een
ander type netwerkpoort nodig hebt.
.
Het installatieprogramma ondersteunt geen printerinstallatie of het maken van een printerobject
op servers van Novell. Het programma ondersteunt alleen netwerkinstallaties in de rechtstreekse
modus tussen Windows-computers en een printer. Als u de printer wilt installeren en objecten op
een server van Novell wilt maken, gebruikt u een hulpprogramma van HP (zoals HP Web
Jetadmin of HP Install Network Printer Wizard) of een hulpprogramma van Novell (zoals
NWadmin).
NLWWDe systeemsoftware van de printer installeren 15
De systeemsoftware van de printer installeren
1Zorg dat u over beheerdersbevoegdheden beschikt als u de software onder
Windows NT 4.0, Windows 2000 of Windows XP installeert.
2Druk een netwerkconfiguratiepagina af om te controleren of de HP Jetdirect-printserver
op juiste wijze voor het netwerk is geconfigureerd (zie "Configuratiepagina" op pagina 70).
Houd het IP-adres op de tweede pagina bij de hand. U hebt dit adres mogelijk nodig om de
netwerkinstallatie te voltooien.
3Sluit alle geopende softwareprogramma's.
4Plaats de cd-rom van de printer in het cd-rom-station.
Als het welkomstscherm niet wordt geopend, gaat u als volgt te werk:
a Klik in het menu Start op Uitvoeren.
b Typ de volgende informatie (X is de letter van het cd-rom-station): X:\setup
c Klik op OK.
5Wanneer u hierom wordt gevraagd, klikt u op Printer installeren en volgt u de aanwijzingen
op het computerscherm.
6Klik op Voltooien wanneer de installatie is afgerond.
7Start de computer opnieuw.
8Druk een pagina vanuit een willekeurig softwareprogramma af om te controleren of de
software correct is geïnstalleerd.
Als de installatie niet correct is, dient u de software opnieuw te installeren. Als dit mislukt,
raadpleegt u de installatienotities en de Leesmij-bestanden op de cd-rom van de printer of
de brochure in de printerverpakking, of gaat u naar http://www.hp.com/support/lj2300
hulp of meer informatie.
voor
Een Windows-computer instellen om de netwerkprinter te gebruiken met
de functie Delen in Windows
Als de printer rechtstreeks op een computer is aangesloten via een parallelle kabel, kunt u
de printer op het netwerk delen zodat ook andere netwerkgebruikers van de printer gebruik
kunnen maken.
Raadpleeg de documentatie bij Windows om de functie Delen in te schakelen. Nadat het delen
van de printer is ingesteld, installeert u de printersoftware op alle computers die van de printer
gebruik moeten maken.
Macintosh-printersysteemsoftware voor netwerken installeren
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u Macintosh-printersysteemsoftware installeert.
De printersysteemsoftware ondersteunt Mac OS 8.6 en hoger.
De printersysteemsoftware bevat de volgende componenten:
●
PostScript Printer Description-bestanden
De PostScript (PS) Printer Description-bestanden (PPD's) bieden in combinatie met het
Apple LaserWriter 8-printerstuurprogramma toegang tot de printerfuncties en geven de
computer de mogelijkheid met de printer te communiceren. De cd-rom die bij de printer is
geleverd bevat een installatieprogramma voor de PPD's en andere software. Gebruik ook
het Apple LaserWriter 8-printerstuurprogramma dat bij de computer is geleverd.
16 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printerNLWW
●
HP LaserJet Utility
Via het HP LaserJet Utility hebt u toegang tot functies die niet beschikbaar zijn in het
printerstuurprogramma. Gebruik de geïllustreerde schermen om printerfuncties te
selecteren en taken op de printer te voltooien:
• benoemen van de printer, toewijzen van de printer aan een zone op het netwerk,
downloaden van bestanden en lettertypen en wijzigen van printerinstellingen
• instellen van een wachtwoord voor de printer
• controleren van het niveau van de printerbenodigdheden
• configureren en instellen van de printer voor afdrukken via IP (Internet Protocol)
of AppleTalk
Printerstuurprogramma's installeren onder Mac OS 9.2 of eerdere versies
1Sluit de netwerkkabel aan op de HP Jetdirect-printserver en op een netwerkpoort.
2Plaats de cd-rom in het cd-rom-station. Het menu van de cd-rom verschijnt automatisch.
Als het menu van de cd-rom niet automatisch verschijnt, dubbelklikt u op het pictogram
van de cd-rom op het bureaublad en dubbelklikt u vervolgens op het pictogram Installer.
Dit pictogram vindt u in de map Installer/<taal> op de Starter cd-rom (waarbij <taal> staat
voor uw voorkeurstaal). (De map Installer/English bevat bijvoorbeeld het Installer-pictogram
voor de Engelstalige printersoftware.)
3Volg de aanwijzingen op het scherm.
4Open de Kiezer vanuit het menu Apple.
5Selecteer LaserWriter 8 links in het dialoogvenster Kiezer.
6Selecteer uw printer in de lijst die rechts in het dialoogvenster Kiezer wordt weergegeven en
selecteer vervolgens Aanmaken.
Printerstuurprogramma's installeren onder Mac OS X
1Sluit de netwerkkabel aan op de HP Jetdirect-printserver en op een netwerkpoort.
2Plaats de cd-rom in het cd-rom-station. Het menu van de cd-rom verschijnt automatisch.
Als het menu van de cd-rom niet automatisch verschijnt, dubbelklikt u op het pictogram
van de cd-rom op het bureaublad en dubbelklikt u vervolgens op het pictogram Installer.
Dit pictogram vindt u in de map Installer/<taal> op de Starter cd-rom (waarbij <taal> staat
voor uw voorkeurstaal). (De map Installer/English bevat bijvoorbeeld het Installer-pictogram
voor de Engelstalige printersoftware.)
3Dubbelklik op de map HP LaserJet Installer.
4Dubbelklik op de map Mac OS X.
5Dubbelklik op het Installer-pictogram voor de gewenste taal.
6Dubbelklik op de vaste schijf van uw computer op Applications en vervolgens op Utilities
en Print Center.
7Klik op Printer toevoegen.
8Selecteer het type verbinding.
9Selecteer de printernaam.
10 Klik op Printer toevoegen.
11 Sluit het Print Center door op de knop Sluiten in de linkerbovenhoek te klikken.
OpmerkingIn sommige netwerken kan de printer niet automatisch worden ingesteld. In dat geval moet
u handmatig de juiste PPD selecteren wanneer u de printer installeert.
Macintosh-computers kunnen niet direct op de printer worden aangesloten.
NLWWDe systeemsoftware van de printer installeren 17
Macintosh-printersysteemsoftware installeren voor
rechtstreekse verbindingen
In dit onderdeel wordt uitgelegd hoe u de systeemsoftware voor de printer installeert voor
Mac OS 8.6 tot en met 9.2.x en Mac OS X.
Het Apple LaserWriter-stuurprogramma moet zijn geïnstalleerd om de PPD-bestanden
(PostScript Printer Description) te kunnen gebruiken. Gebruik het Apple LaserWriter 8stuurprogramma dat bij de Macintosh-computer is geleverd.
De systeemsoftware van de printer installeren
1Sluit een USB-kabel aan op de USB-poort van de printer en de USB-poort op de computer.
Gebruik een standaard USB-kabel van 2 meter. (Zie "Interfacepoorten" op pagina 25 voor
een afbeelding.)
2Sluit alle geopende softwareprogramma's.
3Plaats de cd-rom van de printer in het cd-rom-station en voer het installatieprogramma uit.
Het menu van de cd-rom verschijnt automatisch. Als het menu van de cd-rom niet
automatisch verschijnt, dubbelklikt u op het pictogram van de cd-rom op het bureaublad
en dubbelklikt u vervolgens op het pictogram Installer. Dit pictogram vindt u in de map
Installer/<taal> op de Starter cd-rom (waarbij <taal> staat voor uw voorkeurstaal).
4Volg de aanwijzingen op het computerscherm.
5Start de computer opnieuw.
6Voor Mac OS X Start het Print Center vanuit HD/Applications/Utilities/Print Center.
Als de printer niet automatisch kan worden ingesteld, doet u het volgende:
a Klik op Printer toevoegen.
b Selecteer vanuit de lijst met printers USB als het type verbinding.
c Selecteer de printer en klik op Toevoegen in de linkerbenedenhoek.
Voor Mac OS 8.6 tot en met 9.2.x:
a Open het Apple Desktop Printer Utility vanuit HD/Applications/Utilities.
b Dubbelklik op Printer (USB).
c Klik naast USB-printerselectie op Wijzig.
d Selecteer de printer, klik op Automatische configuratie (Auto Setup) en klik
vervolgens op Maak aan.
e Klik in het menu Print op Stel standaardprinter in.
7Druk een pagina vanuit een willekeurig softwareprogramma af om te controleren of de
software correct is geïnstalleerd.
Als de installatie niet correct is, dient u de software opnieuw te installeren. Als dit mislukt,
raadpleegt u de installatienotities of de Leesmij-bestanden op de cd-rom van de printer of
de brochure in de printerverpakking, of gaat u naar http://www.hp.com/support/lj2300
hulp of meer informatie.
voor
18 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printerNLWW
De software installeren nadat de parallelle kabel of de
USB-kabel is aangesloten
Als u reeds een parallelle kabel of een USB-kabel op een Windows-computer hebt aangesloten,
verschijnt het dialoogvenster Nieuwe hardware gevonden wanneer u de computer inschakelt.
De software installeren voor Windows 95, Windows 98 of Windows Me
1Klik in het dialoogvenster Nieuwe hardware gevonden op Cd-rom-station doorzoeken.
2Klik op Volgende.
3Volg de aanwijzingen op het computerscherm.
4Druk een pagina vanuit een willekeurig softwareprogramma af om te controleren of de
software correct is geïnstalleerd.
Als de installatie niet correct is, dient u de software opnieuw te installeren. Als dit mislukt,
raadpleegt u de installatienotities en de Leesmij-bestanden op de cd-rom van de printer of
de brochure in de printerverpakking, of gaat u naar http://www.hp.com/support/lj2300
hulp of meer informatie.
De software installeren voor Windows 2000 of Windows XP
1Klik in het dialoogvenster Nieuwe hardware gevonden op Zoeken.
2Schakel in het dialoogvenster Stuurprogrammabestanden zoeken het selectievakje
Een op te geven locatie in, schakel de andere selectievakjes uit en klik vervolgens op
Volgende.
voor
3Typ de volgende informatie (X is de letter van het cd-rom-station): X:\2000XP
4Klik op Volgende.
5Volg de aanwijzingen op het computerscherm.
6Klik op Voltooien wanneer de installatie is afgerond.
7Selecteer een taal en volg de instructies op het computerscherm.
8Druk een pagina vanuit een willekeurig softwareprogramma af om te controleren of de
software correct is geïnstalleerd.
Als de installatie niet correct is, dient u de software opnieuw te installeren. Als dit mislukt,
raadpleegt u de installatienotities en de Leesmij-bestanden op de cd-rom van de printer of
de brochure in de printerverpakking, of gaat u naar http://www.hp.com/support/lj2300
hulp of meer informatie.
voor
NLWWDe systeemsoftware van de printer installeren 19
De software verwijderen
In dit onderdeel wordt uitgelegd hoe u de systeemsoftware van de printer verwijderd.
Software verwijderen uit het besturingssysteem Windows
Gebruik de Uninstaller in de programmagroep HP LaserJet 2300/Tools om de Windows
HP-printersysteemcomponenten geheel of gedeeltelijk te verwijderen.
1Klik op Start en vervolgens op Programma's.
2Wijs HP LaserJet 2300 aan en klik op Tools.
3Klik op Uninstaller.
4Klik op Volgende.
5Selecteer de onderdelen van het HP-printersysteem die u wilt verwijderen.
6Klik op OK.
7Volg de aanwijzingen op het computerscherm om de componenten te verwijderen.
Software verwijderen uit het besturingssysteem Macintosh
Sleep de map HP LaserJet en PPD's naar de prullenbak.
20 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printerNLWW
Bedieningspaneel
In dit onderdeel krijgt u informatie over het bedieningspaneel en de bijbehorende functies.
●
"Lay-out bedieningspaneel" op pagina 21
●
"Het Help-systeem van de printer gebruiken" op pagina 24
●
"Menu's van het bedieningspaneel van de printer" op pagina 24
●
"De instellingen van het bedieningspaneel wijzigen" op pagina 24
Lay-out bedieningspaneel
Het bedieningspaneel is met de volgende onderdelen uitgerust:
●
grafisch display waarop berichten, verspreid over twee regels, worden weergegeven
●
vier navigatietoetsen: toets T
toets SELECTEREN
toets H
●
●
toets P
toets T
●
drie indicatielampjes (LED of Light Emitting Diode) lampje K
●
ELP
AUZE/DOORGAAN
AAK ANNULEREN
lampje WAARSCHUWING
Zie "Berichten van het bedieningspaneel interpreteren" op pagina 86 voor de identificatie van
berichten op het bedieningspaneel en het oplossen van problemen.
ERUG
, toets P
IJL OMHOOG
, toets P
LAAR
, lampje G
IJL OMLAAG
EGEVENS
en
en
NLWWBedieningspaneel 21
Grafische display
toets
ELP
H
toets
ERUG
T
toets P
D
AUZE
OORGAAN
/
toets P
OMHOOG
IJL
toets
S
ELECTEREN
toets P
OMLAAG
toets T
IJL
AAK ANNULEREN
lampje
LAAR
K
lampje
G
EGEVENS
Toetsen op het bedieningspaneel
Toe tsFunctie
(HELP)
ERUG
(T
AUZE
P
/
DOORGAAN
IJL OMHOOG
(P
ELECTEREN
S
)
Geeft informatie over het bericht op het grafische display.
●
Hiermee gaat u een niveau in de menustructuur terug of slaat u een
●
nummer op.
U verlaat er het menu mee als u de toets langer dan 1 seconde
●
ingedrukt houdt.
AUZE: Hiermee wordt de huidige afdruktaak door de printer gestopt
P
●
en worden alle actieve pagina's uit de papierbaan verwijderd.
OORGAAN: Hiermee gaat de printer terug naar de status Klaar of
D
●
Bezig van de menu's of de on line Help.
)
Hiermee navigeert u naar het vorige item in de lijst of verhoogt u de
●
waarde van numerieke items.
Hiermee opent u menu's en navigeert u door de menustructuur.
●
U wist er een foute omstandigheid mee, als deze kan worden gewist.
●
U slaat er de geselecteerde waarde voor een item mee op.
●
U voert er de handeling mee uit die bij het item hoort dat op het
●
grafische display is gemarkeerd.
lampje
A
TTENTIE
)
IJL OMLAAG
(P
Hiermee navigeert u naar het volgende item in de lijst of verlaagt u de
●
waarde van numerieke items.
Hiermee wordt de huidige afdruktaak geannuleerd en worden alle
AAK ANNULEREN
T
●
actieve pagina's uit de papierbaan gevoerd. De tijd die het annuleren
van de taak vergt, hangt af van de grootte van de afdruktaak. (De knop
slechts een keer indrukken.)
N.B.: De lampjes op het bedieningspaneel gaan afwisselend aan en uit
terwijl de taak van zowel de printer als de computer wordt verwijderd,
LAAR brandt).
waarna ze terugkeren naar de status Klaar (het lampje
K
22 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printerNLWW
Lampjes op het bedieningspaneel
LampjeStaatIndicatie
K
LAAR
AanDe printer is on line en is gereed voor de ontvangst van
gegevens die moeten worden afgedrukt.
UitDe printer kan geen gegevens ontvangen omdat de printer off
line is of een fout is opgetreden.
KnipperendDe printer gaat off line. De printer stopt met het verwerken van
de huidige afdruktaak en verwijdert alle actieve pagina's uit de
papierbaan.
G
EGEVENSAanDe printer heeft af te drukken gegevens maar wacht op de
ontvangst van alle gegevens.
UitDe printer heeft geen af te drukken gegevens.
KnipperendDe printer is de gegevens aan het verwerken of aan het
afdrukken.
AARSCHUWING
W
AanEr heeft zich een probleem met de printer voorgedaan. Noteer
het bericht op het display van het bedieningspaneel, zet de
printer uit en vervolgens weer aan. Zie "Berichten van het
bedieningspaneel interpreteren" op pagina 86 voor hulp bij het
oplossen van problemen.
UitDe printer functioneert zonder problemen.
KnipperendEr moet actie worden ondernomen. Kijk op het display van het
bedieningspaneel.
NLWWBedieningspaneel 23
Het Help-systeem van de printer gebruiken
De printer heeft een ingebouwd Help-systeem op het bedieningspaneel dat instructies geeft voor
het oplossen van de meeste printerproblemen.
Als u de Help wilt bekijken voor een bericht (indien beschikbaar), drukt u op de toets H
).
OMHOOG
Indien het Help-onderwerp langer is dan vier regels, gebruikt u de toets PIJL
OMLAAG
PIJL
Als u het Help-systeem wilt verlaten, drukt u nogmaals op de toets (H
om door het gehele onderwerp te bladeren.
ELP
ELP
en
Menu's van het bedieningspaneel van de printer
Om de huidige instellingen te kunnen bekijken voor alle menu's en opties die op het
bedieningspaneel kunnen verschijnen, kunt u een menustructuur van het bedieningspaneel
afdrukken. U kunt de afgedrukte menustructuur in de buurt van de printer opbergen zodat u
deze later kunt raadplegen.
De menustructuur van het bedieningspaneel afdrukken
1Druk op de toets S
2Gebruik de toets P
ELECTEREN
IJL OMHOOG
bladeren en druk op de toets SELECTEREN
3Gebruik toets P
IJL OMHOOG
AFDRUKKEN te bladeren en druk op de toets SELECTEREN
om de menu's te openen.
of de toets P
IJL OMLAAG
.
of de toets P
IJL OMLAAG
om naar INFORMATIE te
om naar MENUSTRUCTUUR
.
De instellingen van het bedieningspaneel wijzigen
.
Voor een complete lijst van de menuopties en mogelijke waarden, zie "Menu's van het
bedieningspaneel" op pagina 139. Sommige menuopties verschijnen alleen wanneer de
bijbehorende lade of accessoire geïnstalleerd is. Het EIO-menu verschijnt bijvoorbeeld alleen
als u een EIO-kaart hebt geïnstalleerd.
Een instelling van het bedieningspaneel wijzigen
1Druk op de toets S
2Gebruik de toets P
ELECTEREN
IJL OMHOOG
te bladeren en druk op de toets SELECTEREN
3Sommige menu's kunnen meerdere submenu's hebben. Gebruik de toets P
of de toets P
toets SELECTEREN
4Gebruik de toets P
IJL OMLAAG
.
IJL OMHOOG
bladeren en druk op de toets SELECTEREN
PIJL
OMHOOG
of P
IJL OMLAAG
selectie in het display en geeft aan dat dit nu de standaardinstelling is.
5Druk op P
AUZE/DOORGAAN
om het menu te verlaten.
OpmerkingDe instellingen van het printerstuurprogramma hebben de voorkeur boven de instellingen
van het bedieningspaneel. De instellingen van het softwareprogramma onderdrukken zowel
de instellingen van het printerstuurprogramma als de instellingen van het bedieningspaneel.
om de menu's te openen.
of de toets P
IJL OMLAAG
om naar het gewenste menu
.
IJL OMHOOG
om naar het gewenste submenu-item te bladeren en druk op de
of de toets P
IJL OMLAAG
om naar de instelling te
. Sommige instellingen wijzigen sneller als u
ingedrukt houdt. Een sterretje (*) verschijnt naast de
Als u een menu of optie niet kunt oproepen, ontbreekt deze optie op uw printer, hebt u het niveau
boven deze optie niet geactiveerd of heeft de netwerkbeheerder deze functie geblokkeerd.
Neem contact op met de netwerkbeheerder als een functie is vergrendeld (er verschijnt Toegang geweigerd menu's vergrendeld op het display van het bedieningspaneel van de printer).
24 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printerNLWW
Interfacepoorten
De HP LaserJet 2300-printer is uitgerust met twee interfacepoorten:
●
Parallelle poort IEEE-1284B
●
USB-poort (compatibel met gecertificeerde langzame en snelle apparaten voor 1.1 en 2.0)
De HP LaserJet 2300n, HP LaserJet 2300dn en HP LaserJet 2300dtn bevatten tevens een
HP Jetdirect EIO-printserverkaart met een 10/100Base-TX-poort. Hebt u een van de andere
printers uit de HP LaserJet 2300-serie, dan kunt u hiervoor afzonderlijk een HP Jetdirect
EIO-printserverkaart aanschaffen. Zie "Onderdelen, accessoires en benodigdheden bestellen"
op pagina 114 of neem contact op met de dichtstbijzijnde HP-dealer (zie "Contact opnemen met
HP" op pagina 121).
Parallelle poort
(IEEE-1284B)
USB-poort
Netwerk-EIO-poort
(RJ-45)
NLWWInterfacepoorten 25
26 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printerNLWW
2
Afdruktaken
In dit gedeelte vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
●
"Papier en ander afdrukmateriaal aanschaffen" op pagina 28
●
"Invoeropties voor afdrukmateriaal" op pagina 29
●
"Laden vullen" op pagina 31
●
"Uitvoeropties voor afdrukmateriaal" op pagina 35
●
"Afdrukken op speciaal materiaal" op pagina 36
●
"Afdrukken op beide kanten (dubbelzijdig afdrukken)" op pagina 43
●
"Een afdruktaak annuleren" op pagina 46
●
"Het printerstuurprogramma gebruiken" op pagina 47
●
"Functies van het printerstuurprogramma gebruiken" op pagina 49
●
"Functies voor het opslaan van taken gebruiken" op pagina 56
NLWW27
Papier en ander afdrukmateriaal aanschaffen
HP LaserJet-printers produceren afdrukken van uitstekende kwaliteit. U kunt afdrukken op
een verscheidenheid aan afdrukmateriaal: papier (met inbegrip van 100% gerecycleerd
kringlooppapier), enveloppen, etiketten, transparanten en afdrukmateriaal van speciale
afmetingen.
Eigenschappen zoals gewicht, korrel en vochtpercentage zijn belangrijke factoren die de kwaliteit
van de uitvoer en de prestaties van de printer beïnvloeden. Gebruik voor een optimale
afdrukkwaliteit uitsluitend kopieerpapier van hoge kwaliteit. Zie "Specificaties afdrukmateriaal"
op pagina 132 voor informatie.
OpmerkingTest altijd een paar vellen papier alvorens grote hoeveelheden aan te schaffen. De leverancier
is waarschijnlijk bekend met de vereisten die zijn aangegeven in de HP LaserJet Printer
Family Print Media Guide. Voor informatie over het plaatsen van bestellingen raadpleegt
u "Onderdelen, accessoires en benodigdheden bestellen" op pagina 114 of gaat u naar
http://www.hp.com/support/ljpaperguide.
28 Hoofdstuk 2 AfdruktakenNLWW
Invoeropties voor afdrukmateriaal
De printer is uitgerust met maximaal drie papierladen. Het gewenste materiaal wordt door de
printer automatisch uit de juiste lade geselecteerd indien het materiaal in een van de laden is
geplaatst. Als het materiaal niet beschikbaar is, verschijnt op het bedieningspaneel een bericht
waarin u wordt verzocht ander materiaal of een andere lade te selecteren.
Lade 1
(omlaag trekken)
Lade 2
(lade voor 250 vel)
Lade 3
(lade voor
500 vel, indien
geïnstalleerd)
Materiaalformaat lade 1
Lade 1, een multifunctionele lade, wordt automatisch ingesteld voor formaten van 76 bij 127 mm
tot een vel van het formaat Legal, 216 bij 356 mm. U dient lade 1 te gebruiken wanneer u op de
volgende soorten materialen afdrukt:
●
enveloppen (zie "Afdrukken op enveloppen" op pagina 37)
●
etiketten (zie "Afdrukken op etiketten" op pagina 39)
●
transparanten (zie "Afdrukken op transparanten" op pagina 40)
●
afdrukmateriaal van speciale afmetingen of kaarten (zie "Afdrukken op afdrukmateriaal van
speciale afmetingen of kaarten" op pagina 41)
●
briefkaarten (zie "Afdrukken op afdrukmateriaal van speciale afmetingen of kaarten" op
pagina 41)
NLWWInvoeropties voor afdrukmateriaal 29
Papierformaat lade 2 (lade voor 250 vel)
U kunt een lade voor 250 vel aanschaffen als accessoire als de printer niet is uitgerust met
lade 3. In de lade kunt u papier van het volgende formaat plaatsen:
●
A4
●
A5
●
B5 (ISO)
●
B5 (JIS)
●
Letter
●
Legal
●
Executive
●
8,5 bij 13 inch (FoolsCap, Folio, JIS Exec)
Zie "Lade 2 vullen (lade met een capaciteit van 250 vel) of de optionele lade van 250 vel in
de positie van lade 3 vullen" op pagina 32 voor het veranderen van het papierformaat.
Zie "Ondersteunde materiaalformaten" op pagina 132 voor specifieke afmetingen.
VOORZICHTIGLaad in de lade voor 250 vel alleen papier. Andere soorten afdrukmaterialen, zoals etiketten of
transparanten, kunnen vastlopen als u deze probeert af te drukken vanuit de lade voor 250 vel
of de lade voor 500 vel.
Papierformaat lade 3 (lade voor 500 vel)
U kunt een lade voor 500 vel aanschaffen als accessoire als de printer niet is uitgerust met
lade 3. In de lade kunt u papier van het volgende formaat plaatsen:
●
A4
●
Letter
Zie "Lade 3 vullen (lade voor 500 vel)" op pagina 34 voor het veranderen van het papierformaat.
Zie "Ondersteunde materiaalformaten" op pagina 132 voor specifieke afmetingen.
VOORZICHTIGLaad in de lade voor 500 vel alleen papier. Andere soorten afdrukmaterialen, zoals etiketten of
transparanten, kunnen vastlopen als u deze probeert af te drukken vanuit de lade voor 250 vel
of de lade voor 500 vel.
30 Hoofdstuk 2 AfdruktakenNLWW
Laden vullen
Lade 1 (multifunctioneel) vullen
3
1
2
Lade 1 (multifunctioneel) kan maximaal 100 vel papier of 10 enveloppen
bevatten. Zie de volgende gedeelten voor het afdrukken op speciaal
materiaal.
●
voorbedrukt materiaal — "Afdrukken op briefpapier, geperforeerd
papier of voorbedrukt papier (enkelzijdig)" op pagina 42
●
enveloppen — "Afdrukken op enveloppen" op pagina 37
●
etiketten — "Afdrukken op etiketten" op pagina 39
Lade 1 vullen
1Open lade 1 door de voorklep naar beneden te trekken.
2Schuif het plastic uitschuifstuk naar buiten. Als het materiaal
dat u wilt laden langer is dan 229 mm, klapt u tevens het extra
uitschuifstuk van de lade open.
3Stel de papierbreedtegeleiders enigszins breder in dan de breedte
van het afdrukmateriaal.
4Leg het afdrukmateriaal in de lade (met de korte zijde naar binnen
en de afdrukkant naar boven). Het afdrukmateriaal moet in het
midden tussen de papiergeleiders en onder de lipjes van de
papierbreedtegeleiders worden geplaatst.
5Schuif de papierbreedtegeleiders lichtjes tegen de stapel
afdrukmateriaal zonder dat de stapel gaat opbollen. Zorg dat het
afdrukmateriaal onder de lipjes van de papierbreedtegeleiders ligt.
5
4
Opmerking
Vul nooit papier in lade 1 bij terwijl de printer aan het afdrukken is.
Dit kan tot papierstoringen leiden. Sluit de voorklep niet tijdens het
afdrukken.
NLWWLaden vullen 31
Lade 2 vullen (lade met een capaciteit van
250 vel) of de optionele lade van 250 vel in
de positie van lade 3 vullen
1
2
3
Papierformaten
Lade 2 is alleen geschikt voor papier (A4, A5, B5 ISO, B5 JIS, Letter,
Legal, Executive en 8,5 bij 13 inch).
Lade 2 vullen
1Trek de lade uit de printer en verwijder eventueel aanwezig papier.
2Schuif de breedtegeleiders naar buiten om deze aan te passen aan
het papierformaat dat u aan het laden bent.
3Druk op de achterste papierlengtegeleider de blauwe tab in en
schuif deze zo dat de aanwijzer bij het papierformaat staat dat
u aan het laden bent.
Zie volgende pagina.
32 Hoofdstuk 2 AfdruktakenNLWW
5
6
4
4Plaats het papier zodanig in de lade dat de stapel in de vier
hoeken plat in de lade ligt. Het papier mag niet boven de
papierhoogte-indicators op de lengtegeleider achter in de
lade uitkomen.
5Druk het papier omlaag om de metalen papierdrukplaat vast
te zetten.
6Schuif de lade weer in de printer.
Opmerking
Telkens wanneer u de lade voor 250 vel uit de printer haalt, moet u het
papier naar beneden drukken zodat de metalen papierdrukplaat wordt
vastgezet voordat u de lade vervangt. Als de lade in de printer wordt
geschoven, wordt de drukplaat ontgrendeld en het papier
omhooggedrukt.
NLWWLaden vullen 33
Lade 3 vullen (lade voor 500 vel)
1
2
3
Lade 3 is alleen geschikt voor papier (A4 en Letter).
Lade 3 vullen
1Trek de lade uit de printer en verwijder eventueel aanwezig papier.
2Als u de lade aan wilt passen voor papier van het formaat Letter,
duwt u de achterste papierblokkering omhoog.
Als u de lade aan wilt passen voor papier van het formaat A4, duwt
u de achterste papierblokkering omlaag.
3Voor papier van het formaat Letter schuift u de breedtegeleiders zo
ver mogelijk naar buiten.
Voor papier van het formaat A4 schuift u de breedtegeleiders zo ver
mogelijk naar binnen.
4Plaats het papier zodanig in de lade dat de stapel in de vier hoeken
plat in de lade ligt. Het papier mag niet boven de haken aan de zijen achterkant van de lade uitkomen.
5Schuif de lade weer in de printer.
4
5
34 Hoofdstuk 2 AfdruktakenNLWW
Uitvoeropties voor afdrukmateriaal
De printer wordt geleverd met twee uitvoerbakken. De bovenste uitvoerbak wordt gebruikt
wanneer de achteruitvoerbak is gesloten. De achteruitvoerbak wordt gebruikt wanneer deze
is geopend.
Bovenste uitvoerbak
(afdrukzijde onder)
OpmerkingWanneer lade 1 en de achteruitvoerbak samen worden gebruikt, vormen ze een rechte
papierbaan voor uw afdruktaak. Wanneer u een rechte papierbaan gebruikt, kunt u soms
het krullen van papier reduceren.
Achteruitvoerbak
(afdrukzijde boven)
NLWWUitvoeropties voor afdrukmateriaal 35
Afdrukken op speciaal materiaal
In dit onderdeel wordt uitgelegd hoe u afdrukt op materiaal dat op speciale manier moet worden
behandeld.
●
"Afdrukken op enveloppen" op pagina 37
●
"Afdrukken op etiketten" op pagina 39
●
"Afdrukken op transparanten" op pagina 40
●
"Afdrukken op afdrukmateriaal van speciale afmetingen of kaarten" op pagina 41
●
"Afdrukken op briefpapier, geperforeerd papier of voorbedrukt papier (enkelzijdig)" op
pagina 42
36 Hoofdstuk 2 AfdruktakenNLWW
Afdrukken op enveloppen
Vanuit lade 1 kunt u enveloppen afdrukken. Lade 1 kan maximaal 10 enveloppen bevatten en
ondersteunt standaardformaten of aangepaste formaten.
Voor het afdrukken op een willekeurig formaat enveloppe, dient u erop te letten dat de marges in
uw programma minimaal 15 mm vanaf de rand van de enveloppe bedragen.
De printer kan tijdens het afdrukken van enveloppen langzamer afdrukken. Bovendien zijn de
afdrukprestaties afhankelijk van de samenstelling van de enveloppe. Test altijd een paar
voorbeeldenveloppen voordat u grote hoeveelheden aanschaft. Zie "Enveloppen" op pagina 136
voor specificaties van enveloppen.
WAARSCHUWING! Gebruik nooit enveloppen die voorzien zijn van een gecoate voering, zelfklevende strips of ander
synthetisch materiaal. Deze items kunnen schadelijke dampen produceren.
VOORZICHTIGEnveloppen met klemmetjes, drukkers, vensters, gecoate voeringen, zelfklevende strips of ander
synthetisch materiaal kunnen de printer ernstige schade toebrengen.
Om het vastlopen van papier en mogelijke schade aan de printer te voorkomen, dient u nooit op
beide zijden van een enveloppe af te drukken.
Controleer eerst of de enveloppen goed plat liggen en niet beschadigd zijn of aan elkaar plakken,
voordat u ze gaat invoeren. Gebruik geen enveloppen met drukgevoelig zelfklevend materiaal.
NLWWAfdrukken op speciaal materiaal 37
1
Enveloppen in lade 1 laden
Vanuit lade 1 kunt u vele soorten enveloppen afdrukken. In de lade kunt
u maximaal 10 enveloppen plaatsen.
1 Open lade 1 door de voorklep naar beneden te trekken.
2 Open de achteruitvoerbak door het bovenste gedeelte van de
bak naar beneden te trekken. Schuif het verlengstuk helemaal
naar buiten.
2
3
4
Opmerking
Door de achteruitvoerbak te gebruiken voorkomt u dat de enveloppen
gaan krullen.
3 Schuif de breedtegeleiders in lade 1 naar een positie die iets breder
is dan het materiaal.
4 Leg de enveloppen in de lade met de korte zijde naar binnen en de
afdrukkant naar boven. De frankeerzijde moet als eerste in de
printer worden ingevoerd.
5 Schuif de breedtegeleiders lichtjes tegen de stapel enveloppen
zonder dat deze gaan opbollen. De enveloppen moeten in het
midden tussen de papiergeleiders en onder de lipjes van de
papierbreedtegeleiders worden geplaatst.
Opmerking
Als de enveloppe aan de korte zijde van een flap is voorzien, moet die
zijde als eerste in de printer worden ingevoerd.
Het is mogelijk dat de enveloppen vastlopen wanneer u materiaal
gebruikt dat korter is dan 178 mm. Dit kan worden veroorzaakt door de
uitwerking van de omgevingscondities op het papier. Zorg ervoor dat u
het papier op de juiste wijze opbergt en hanteert om optimale prestaties
te verkrijgen. Zie "Omgeving voor afdrukken en papieropslag" op
pagina 135. Het gebruik van afdrukmateriaal van een andere fabrikant
kan ook uitkomst bieden.
5
38 Hoofdstuk 2 AfdruktakenNLWW
Afdrukken op etiketten
Gebruik alleen etiketten die zijn goedgekeurd voor gebruik in laserprinters. Zie "Etiketten" op
pagina 138 voor specificaties van etiketten.
Richtlijnen voor het afdrukken op etiketten
●
Druk etiketten af vanuit lade 1.
●
Plaats de etiketten met de afdrukkant naar boven.
●
Gebruik de achteruitvoerbak voor het afdrukken van de etiketten.
●
Verwijder na het afdrukken het vel met de etiketten uit de uitvoerbak om aan elkaar plakken
van de vellen te voorkomen.
●
Gebruik geen etiketten die van het ondervel loskomen en die gekreukt of op een andere
manier zijn beschadigd.
●
Gebruik geen etiketvellen waarvan het ondervel blootligt en gebruik deels gebruikte
etiketvellen niet opnieuw.
●
Een vel etiketten mag slechts één keer door de printer worden gevoerd. Het kleefmiddel van
de etiketten is er niet tegen bestand om meerdere keren door de printer te gaan.
Oriëntatie van etiketten
(afdrukkant naar boven,
bovenkant naar de printer)
VOORZICHTIGAls een vel met etiketten vastloopt in de printer, raadpleegt u "Storingen verhelpen" op pagina 95.
NLWWAfdrukken op speciaal materiaal 39
Afdrukken op transparanten
Gebruik alleen transparanten die zijn goedgekeurd voor laserprinters. Zie "Transparanten" op
pagina 138 voor specificaties van transparanten.
Richtlijnen voor het afdrukken op transparanten
●
Transparanten moeten vanuit lade 1 worden afgedrukt.
●
Gebruik de bovenste uitvoerbak om krullen tegen te gaan (dit geldt alleen voor
transparanten; voor ander afdrukmateriaal gebruikt u de achteruitvoerbak om krullen tegen
te gaan).
●
Verwijder na het afdrukken transparanten uit de uitvoerbak om aan elkaar plakken van de
vellen te voorkomen.
●
Leg de transparanten op een vlakke ondergrond nadat u ze uit de printer hebt verwijderd.
●
Stel het printerstuurprogramma in voor transparanten (zie "Afdrukken op materiaalsoort en -
formaat" op pagina 52).
●
Voor Macintosh-computers opent u de HP LaserJet Utility en selecteert u transparanten.
40 Hoofdstuk 2 AfdruktakenNLWW
Opmerking
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciale afmetingen
of kaarten
Vanuit lade 1 kunt u briefkaarten, indexkaarten van 3 bij 5 inch en andere materialen van
speciaal formaat afdrukken. Het minimummateriaalformaat bedraagt 76 bij 127 mm en het
maximummateriaalformaat bedraagt 216 bij 356 mm.
Het is mogelijk dat het materiaal vastloopt wanneer u materiaal gebruikt dat korter is dan 178 mm.
Dit kan worden veroorzaakt door de uitwerking van de omgevingscondities op het papier.
Zorg ervoor dat u het papier op de juiste wijze opbergt en hanteert om optimale prestaties te
verkrijgen. Zie "Omgeving voor afdrukken en papieropslag" op pagina 135. Het gebruik van
afdrukmateriaal van een andere fabrikant kan ook uitkomst bieden.
Afdrukken op materiaal van een ander formaat of met een ander gewicht (bijvoorbeeld kort, lang
of smal papier) kan de afdruksnelheid vertragen. De snelheid wordt vertraagd om de levensduur
van de interne printeronderdelen te verlengen. Tevens wordt de afdrukkwaliteit met deze soorten
materialen verbeterd.
Richtlijnen voor het afdrukken op materiaal van speciaal formaat
en kaarten
●
Plaats altijd eerst de korte zijde in lade 1. Als u in de liggende modus wilt afdrukken, maakt u
deze selectie in de software. Als papier met de lange zijde eerst wordt ingevoerd, kan dit een
papierstoring veroorzaken.
●
Gebruik de achteruitvoerbak om het krullen tegen te gaan.
●
Druk niet op papier af dat kleiner is dan 76 mm breed of 127 mm lang.
●
Stel in de softwaretoepassing de marges in op ten minste 6,4 mm afstand van de randen van
het materiaal.
NLWWAfdrukken op speciaal materiaal 41
Afdrukken op briefpapier, geperforeerd papier of voorbedrukt
papier (enkelzijdig)
Bij het afdrukken op papier met een briefhoofd, geperforeerd papier of voorbedrukt papier is
het belangrijk om het papier in de juiste oriëntatie (afdrukstand) in de lade te leggen. Volg de
richtlijnen in dit gedeelte als u alleen op een zijde wilt afdrukken. Zie "Afdrukken op beide kanten
(dubbelzijdig afdrukken)" op pagina 43 voor richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken.
Oriëntatie lade 1: afdrukkant naar boven, bovenrand naar de printer.
Oriëntatie lade 2 of lade 3: afdrukkant naar beneden, bovenrand naar u toe gekeerd.
Richtlijnen voor het afdrukken op briefpapier of voorbedrukte formulieren
●
Gebruik geen briefhoofdpapier dat is bedrukt met inkt van lage temperatuur, zoals de inkt die
wordt gebruikt voor sommige soorten thermografie.
●
Gebruik geen briefhoofdpapier met reliëfdruk.
●
De printer maakt gebruik van warmte en druk om toner op het papier aan te brengen.
Controleer of gekleurd papier of voorbedrukte formulieren gebruikmaken van inkt die voor
deze fuser-temperatuur (200° C gedurende 0,1 seconde) geschikt is.
42 Hoofdstuk 2 AfdruktakenNLWW
Afdrukken op beide kanten (dubbelzijdig afdrukken)
U kunt op twee manieren, te weten automatisch en handmatig, op beide zijden van een vel
papier afdrukken (duplexing of dubbelzijdig afdrukken genaamd). Letter, Legal, A4 en papier
van 8,5 bij 13 inch worden ondersteund voor dubbelzijdig afdrukken.
●
Automatisch dubbelzijdig afdrukken
De printers HP LaserJet 2300d, HP LaserJet 2300dn en HP LaserJet 2300dtn beschikken
over een ingebouwde duplexeenheid waarmee automatisch op beide kanten van het papier
kan worden afgedrukt.
●
Handmatig dubbelzijdig afdrukken
Met de printers HP LaserJet 2300L, HP LaserJet 2300 en HP LaserJet 2300n kunt u
handmatig dubbelzijdig afdrukken. De printer drukt de eerste kant van de pagina's af, wacht
tot u het papier in de printer plaatst en drukt vervolgens de tweede kant van de pagina's af.
Wanneer de printer aan het wachten is tot u het papier plaatst om de tweede kant af te
drukken, kunnen geen andere documenten worden afgedrukt.
Zelfs wanneer de printer over een ingebouwde duplexeenheid beschikt, dient u onder de
volgende omstandigheden handmatig dubbelzijdig af te drukken:
●
u wilt dubbelzijdig afdrukken op papier van een ander formaat of gewicht, bijvoorbeeld op
papier dat zwaarder is dan 105 g/m
●
u selecteert Rechte papierbaan in het printerstuurprogramma
2
of op zeer dun papier
Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken
Druk niet dubbelzijdig af op etiketten, transparanten of velijnpapier. Dit kan beschadiging aan de
printer en papierstoringen tot gevolg hebben.
Papieroriëntatie voor dubbelzijdig afdrukken
Druk eerst aan de tweede kant van het vel papier af. Het papier moet worden geplaatst zoals
weergegeven in de volgende afbeelding.
●
Voor lade 1 plaatst u de eerste zijde naar beneden met de korte benedenrand naar de
printer gekeerd.
●
Voor alle andere laden plaatst u de eerste zijde naar boven met de korte bovenrand naar de
printer gekeerd.
Lade 1
Alle andere laden
NLWWAfdrukken op beide kanten (dubbelzijdig afdrukken) 43
Lay-outopties voor dubbelzijdig afdrukken
Hieronder worden de vier mogelijke lay-outopties voor afdrukken weergegeven. Deze opties zijn
beschikbaar wanneer u Dubbelzijdig afdrukken op het tabblad Afwerking van het
printerstuurprogramma hebt geselecteerd.
1234
1Pagina's verticaal omslaan
(lange zijde, liggend)
2Pagina's horizontaal
omslaan
(korte zijde, liggend)
3Pagina's horizontaal
omslaan
(lange zijde, staand)
4Pagina's verticaal omslaan
(korte zijde, staand)
Deze lay-out wordt dikwijls gebruikt voor administratieve
toepassingen, gegevensverwerking en spreadsheets.
De afbeeldingen worden om en om ondersteboven
afgedrukt. Gespiegelde pagina's worden doorlopend gelezen
van boven naar onder.
Elke afgedrukte afbeelding wordt afgedrukt met de
rechterzijde naar boven. Gespiegelde pagina's worden
gelezen van boven naar onder op de linkerpagina en
vervolgens van boven naar onder op de rechterpagina.
Dit is de standaard en meestgebruikte lay-out, waarbij elke
afgedrukte afbeelding met de rechterzijde naar boven wordt
afgedrukt. Gespiegelde pagina's worden gelezen van boven
naar onder op de linkerpagina en vervolgens van boven naar
onder op de rechterpagina.
Deze lay-out wordt dikwijls gebruikt voor klemborden.
De afbeeldingen worden om en om ondersteboven
afgedrukt. Gespiegelde pagina's worden doorlopend
gelezen van boven naar onder.
44 Hoofdstuk 2 AfdruktakenNLWW
Dubbelzijdig afdrukken met de ingebouwde duplexeenheid
De HP LaserJet 2300d, de HP LaserJet 2300dn en de HP LaserJet 2300dtn beschikken over een
ingebouwde duplexeenheid.
1Plaats voor de afdruktaak voldoende papier in een van de laden. Als u speciaal papier zoals
briefpapier laadt, laad het dan op een van de volgende manieren:
• In lade 1 laadt u het briefhoofdpapier met de eerste zijde omlaag en de onderkant naar
de printer.
• In lade 2 (250 vel) of lade 3 (lade voor 250 vel of 500 vel), laadt u het briefhoofdpapier
met de eerste zijde omhoog met de bovenkant naar de achterkant van de lade.
2
VOORZICHTIGLaad geen papier dat zwaarder is dan 105 g/m
2Open het printerstuurprogramma (zie "De instellingen van een afdruktaak wijzigen" op
pagina 47).
3Op het tabblad Afwerking selecteert u Dubbelzijdig afdrukken.
4Klik op OK.
5Verzend de afdruktaak naar de printer.
OpmerkingHet papier waarop u afdrukt, steekt tijdens het dubbelzijdig afdrukken gedeeltelijk uit de bovenste
uitvoerbak. Trek tijdens het dubbelzijdig afdrukken niet aan het papier.
. Het papier kan hierdoor vastlopen.
Dubbelzijdig afdrukken met de duplexeenheid is niet mogelijk als de achteruitvoerbak is geopend.
Handmatig dubbelzijdig afdrukken
1Plaats voor de afdruktaak voldoende papier in een van de laden. Als u speciaal papier zoals
briefpapier laadt, laad het dan op een van de volgende manieren:
• In lade 1 laadt u het briefhoofdpapier met de eerste zijde omlaag en de onderkant naar
de printer.
• In lade 2 (250 vel) of lade 3 (lade voor 250 vel of 500 vel), laadt u het briefhoofdpapier
met de eerste zijde omhoog met de bovenkant naar de achterkant van de lade.
2Open het printerstuurprogramma (zie "De instellingen van een afdruktaak wijzigen" op
pagina 47).
3Op het tabblad Afwerking selecteert u Dubbelzijdig afdrukken.
4Klik op OK.
5Verzend de afdruktaak naar de printer.
6Ga naar de printer. Verwijder eventueel blanco papier uit lade 1. Plaats de afgedrukte stapel
papier met de blanco zijde omhoog en de bovenkant in de richting van de printer. U moet de
tweede zijde afdrukken vanuit lade 1.
7Druk op (knop S
gevraagd.
ELECTEREN
) als u dit in een bericht op het bedieningspaneel wordt
OpmerkingIndien het totaalaantal vellen de capaciteit voor lade 1 voor het handmatig dubbelzijdig afdrukken
overschrijdt, dient u de stappen 6 en 7 telkens te herhalen wanneer papier wordt geplaatst totdat
de dubbelzijdige-afdruktaak is voltooid.
NLWWAfdrukken op beide kanten (dubbelzijdig afdrukken) 45
Een afdruktaak annuleren
U kunt een afdruktaak stoppen vanuit een softwareprogramma of de afdrukwachtrij, of door de
toets TAAK
●
Als de afdruktaak nog niet door de printer wordt afgedrukt, probeert u eerst de taak te
stoppen vanuit het softwareprogramma dat de afdruktaak naar de printer heeft verzonden.
●
Als de afdruktaak in een afdrukwachtrij of de printspooler is opgeslagen, zoals de groep
Printers in Windows of Print Monitor voor de Macintosh, gaat u daarheen om de taak te
verwijderen.
●
Als de taak reeds wordt afgedrukt, drukt u op de toets T
De pagina's die al in de printer zijn, worden verder afgedrukt, waarna de rest van de
afdruktaak wordt verwijderd.
Als de statusindicatielampjes van het bedieningspaneel om beurten blijven branden nadat de
afdruktaak is geannuleerd, is de computer nog steeds bezig met het versturen van de taak naar
de printer. Ga naar de wachtrij om daar de afdruktaak te verwijderen of wacht tot de computer
klaar is met het verzenden van de gegevens. De printer keert vervolgens terug naar de modus
K
LAAR
ANNULEREN
in te drukken op het bedieningspaneel van de printer.
(het lampje Start brandt).
AAK ANNULEREN
van de printer.
Door op T
AAK ANNULEREN
te drukken wordt alleen de huidige afdruktaak in de printer
geannuleerd. Als meer dan één taak in het geheugen van de printer aanwezig is, moet T
ANNULEREN
voor elke taak eenmaal worden ingedrukt.
AAK
46 Hoofdstuk 2 AfdruktakenNLWW
Het printerstuurprogramma gebruiken
Het printerstuurprogramma biedt toegang tot de printerfuncties en zorgt ervoor dat de computer
met de printer kan communiceren. In dit gedeelte krijgt u aanwijzingen voor het afdrukken
wanneer u opties instelt in het printerstuurprogramma.
Probeer indien mogelijk de afdrukfuncties in te stellen in het softwareprogramma waarin u werkt
of in het dialoogvenster Afdrukken. U kunt de printerfuncties op deze manier voor de meeste
Windows- en Macintosh-softwareprogramma's instellen. Indien een instelling niet in het
softwareprogramma of het printerstuurprogramma beschikbaar is, dient u de instelling op het
bedieningspaneel van de printer te configureren.
Raadpleeg de on line Help van het printerstuurprogramma voor meer informatie over de functies
van het printerstuurprogramma. Voor meer informatie over het afdrukken vanuit een specifiek
softwareprogramma raadpleegt u de documentatie van het programma.
OpmerkingDe instellingen van het printerstuurprogramma hebben de voorkeur boven de instellingen van het
bedieningspaneel. De instellingen van het softwareprogramma hebben de voorkeur boven zowel
de instellingen van het printerstuurprogramma als de instellingen van het bedieningspaneel.
De instellingen van een afdruktaak wijzigen
Als u de afdrukinstellingen alleen in het softwareprogramma dat u gebruikt wilt toepassen, wijzigt
u de instellingen in het programma. Nadat u het programma hebt afgesloten, worden weer de
standaardprinterinstellingen gebruikt die u in het printerstuurprogramma had geconfigureerd.
De afdrukinstellingen wijzigen voor een afdruktaak op computers
met Windows
1Klik in het softwareprogramma op het menu Bestand.
2Klik op Afdrukken.
3Klik op Instellen of Eigenschappen. (Deze opties verschillen per programma.)
4Wijzig de afdrukinstellingen.
5Wanneer u klaar bent, klikt u op OK.
De afdrukinstellingen wijzigen voor een afdruktaak op Macintoshcomputers
1Klik in het softwareprogramma op het menu Bestand.
2Klik op Afdrukken.
3Selecteer in het dialoogvenster dat verschijnt de afdrukinstellingen die u wilt wijzigen en voer
de wijzigingen door.
4Wanneer u klaar bent, klikt u op OK.
NLWWHet printerstuurprogramma gebruiken 47
Standaardinstellingen wijzigen
Als u wilt dat de afdrukinstellingen in alle softwareprogramma's op de computer worden gebruikt,
wijzigt u de standaardinstellingen in het printerstuurprogramma.
Kies de procedure die bij het door u gebruikte besturingssysteem hoort:
●
"De standaardinstellingen wijzigen in Windows 95, Windows 98 en Windows Me" op
pagina 48
●
"De standaardinstellingen wijzigen in Windows NT 4.0" op pagina 48
●
"De standaardinstellingen wijzigen in Windows 2000 en Windows XP" op pagina 48
●
"De standaardinstellingen wijzigen in Macintosch-besturingssystemen" op pagina 48
De standaardinstellingen wijzigen in Windows 95, Windows 98 en
Windows Me
1Klik op de knop Start.
2Wijs Instellingen aan.
3Klik op Printers.
4Klik met de rechtermuisknop op het pictogram HP LaserJet 2300 series printer.
5Klik op Eigenschappen.
6Wijzig de instellingen op de tabbladen. Deze instellingen zijn nu de standaardinstellingen
voor de printer.
7Klik op OK om de instellingen op te slaan en het printerstuurprogramma te sluiten.
De standaardinstellingen wijzigen in Windows NT 4.0
1Klik op de knop Start.
2Wijs Instellingen aan.
3Klik op Printers.
4Klik met de rechtermuisknop op het pictogram HP LaserJet 2300 series printer.
5Klik op Standaardwaarden document.
6Wijzig de instellingen op de tabbladen. Deze instellingen zijn nu de standaardinstellingen
voor de printer.
7Klik op OK om de instellingen op te slaan en het printerstuurprogramma te sluiten.
De standaardinstellingen wijzigen in Windows 2000 en Windows XP
1Klik op de knop Start.
2Wijs Instellingen aan.
3Wijs Printers (Windows 2000) of Printers en faxapparaten (Windows XP) aan.
4Klik met de rechtermuisknop op het pictogram HP LaserJet 2300 series printer.
5Klik op Eigenschappen.
6Klik op het tabblad Geavanceerd op Standaardinstellingen.
7Wijzig de instellingen op de tabbladen. Deze instellingen zijn nu de standaardinstellingen
voor de printer.
8Klik op OK om terug te gaan naar het tabblad Geavanceerd.
9Klik op OK om de instellingen op te slaan en het printerstuurprogramma te sluiten.
De standaardinstellingen wijzigen in Macintosch-besturingssystemen
Afhankelijk van de versie van het door u gebruikte Macintosh-besturingssysteem gebruikt
u het Apple Desktop Printer Utility of het Print Center om de standaardinstellingen van het
printerstuurprogramma te wijzigen.
48 Hoofdstuk 2 AfdruktakenNLWW
Functies van het printerstuurprogramma gebruiken
In dit gedeelte worden de vaak voorkomende afdruktaken beschreven die via het
printerstuurprogramma worden geregeld.
●
"Watermerken afdrukken" op pagina 49
●
"Meerdere pagina's op één vel papier afdrukken" op pagina 50
●
"Speciaal papierformaat instellen" op pagina 50
●
"EconoMode (concepten) gebruiken voor afdrukken" op pagina 51
●
"Instellingen voor de afdrukkwaliteit kiezen" op pagina 51
●
"De opties voor Vergroten/verkleinen gebruiken" op pagina 51
●
"Een papierbron selecteren" op pagina 52
●
"Afdrukken op materiaalsoort en -formaat" op pagina 52
●
"Een voorblad of een andere eerste pagina afdrukken" op pagina 53
●
"Een blanco pagina of een achterblad toevoegen aan het einde van de afdruktaak" op
pagina 54
●
"Een blanco pagina toevoegen aan het begin van alle afdruktaken (taakscheidingspagina)"
op pagina 55
Watermerken afdrukken
Een watermerk is een markering, bijvoorbeeld "Geheim", "Concept" of de naam van
een persoon, afgedrukt in de achtergrond van bepaalde pagina's van een document.
OpmerkingAls u werkt met Windows NT 4.0, Windows 2000 of Windows XP, dient u te beschikken over
beheerdersrechten om watermerken te kunnen maken.
Een watermerk afdrukken op computers met Windows (alle versies)
1Open het printerstuurprogramma (zie "De instellingen van een afdruktaak wijzigen" op
pagina 47).
2Selecteer op het tabblad Effecten een watermerk in de vervolgkeuzelijst Watermerken.
Als u een watermerk wilt bewerken of maken, klikt u op Bewerken.
3Klik op OK.
Een watermerk afdrukken op Macintosh-computers
Selecteer Uitgebreid en geef de gewenste tekst op. Dit verschilt per versie van het
printerstuurprogramma.
NLWWFuncties van het printerstuurprogramma gebruiken 49
Meerdere pagina's op één vel papier afdrukken
U kunt meer dan één documentpagina op één vel papier afdrukken (dit wordt soms 2-per-vel,
4-per-vel of n-per-vel afdrukken genoemd). De pagina's worden verkleind afgedrukt en
gerangschikt op het vel. U kunt maximaal 16 pagina's afdrukken op één vel papier. Met deze
voorziening kunt u op goedkope en milieuvriendelijke wijze conceptpagina's afdrukken, met
name wanneer u de voorziening combineert met dubbelzijdig afdrukken (zie "Afdrukken op beide
kanten (dubbelzijdig afdrukken)" op pagina 43).
Meerdere pagina's op één vel papier afdrukken op computers met
Windows (alle versies)
1Open het printerstuurprogramma (zie "De instellingen van een afdruktaak wijzigen" op
pagina 47).
2Selecteer op het tabblad Afwerking het aantal Pagina's per vel.
3Als u randen rond de pagina's wenst, selecteert u Paginaranden afdrukken.
4Selecteer de paginavolgorde in de vervolgkeuzelijst Paginavolgorde.
5Klik op OK.
Speciaal papierformaat instellen
Gebruik de functie voor speciaal papierformaat voor het afdrukken van papier dat afwijkt van de
standaardformaten.
Een speciaal papierformaat instellen op computers met Windows
1Open het printerstuurprogramma (zie "De instellingen van een afdruktaak wijzigen" op
pagina 47).
2Klik op het tabblad Papier op Aangepast.
3Geef de aangepaste hoogte en breedte op.
4Klik op Sluiten.
5Klik op OK.
Een speciaal papierformaat instellen op Macintosh-computers
1Selecteer in het menu Archief de optie Pagina-instelling.
2Selecteer in de vervolgkeuzelijst Paginakenmerken de optie Aangepast paginaformaat.
3Kies Nieuw om een speciaal papierformaat te maken. Het nieuwe speciale papierformaat
wordt automatisch toegevoegd aan de papierformaten in Pagina-instelling.
50 Hoofdstuk 2 AfdruktakenNLWW
EconoMode (concepten) gebruiken voor afdrukken
Met EconoMode (concepten) gebruikt de printer minder toner op elke pagina. Door deze optie
te selecteren gaat de inktcartridge langer mee en worden de kosten per pagina verminderd,
wat wel enigszins ten koste gaat van de afdrukkwaliteit.
EconoMode is niet beschikbaar wanneer u een inktcartridge gebruikt die niet van
HP afkomstig is.
EconoMode (concepten) gebruiken op computers met Windows
1Open het printerstuurprogramma (zie "De instellingen van een afdruktaak wijzigen" op
pagina 47).
2Selecteer op het tabblad Papier/Kwaliteit de optie EconoMode.
3Klik op OK.
Instellingen voor de afdrukkwaliteit kiezen
Als geavanceerde afdrukkwaliteit nodig is, kunt u aangepaste instellingen kiezen.
Opties voor de resolutie:
●
Beste kwaliteit — gebruik ProRes 1200 voor de beste afdrukkwaliteit.
●
Sneller afdrukken— gebruik FastRes 1200 als alternatieve resolutie voor complexe
afbeeldingen of sneller afdrukken.
●
Aangepast — hiermee kunt u zelf de instellingen voor de afdrukkwaliteit aangeven.
OpmerkingWanneer u de resolutie verandert, kan de opmaak van de tekst veranderen.
De instellingen voor de afdrukkwaliteit op computers met Windows kiezen
1Open het printerstuurprogramma (zie "De instellingen van een afdruktaak wijzigen" op
pagina 47).
2Selecteer op het tabblad Afwerking de resolutie of de instellingen voor de gewenste
afdrukkwaliteit.
3Klik op OK.
De opties voor Vergroten/verkleinen gebruiken
Met de opties voor Vergroten/verkleinen kunt u de schaal van het document aanpassen op basis
van een percentage van de normale grootte. Tevens hebt u de mogelijkheid de schaal van het
document zodanig te veranderen dat het op papier dat door de printer wordt ondersteund past.
Opties voor Vergroten/verkleinen op computers met Windows instellen
1Open het printerstuurprogramma (zie "De instellingen van een afdruktaak wijzigen" op
pagina 47).
2Gebruik op het tabblad Effecten het vakje % van de normale grootte of de schuifknop
voor het vergroten of verkleinen van de schaal.
3Klik op OK.
NLWWFuncties van het printerstuurprogramma gebruiken 51
Een papierbron selecteren
Als u een softwareprogramma gebruikt met ondersteuning voor het afdrukken vanuit een
bepaalde papierbron, geeft u deze keuze in het programma aan. De instellingen in het
programma hebben namelijk voorrang op de instellingen in het printerstuurprogramma.
Een papierbron op computers met Windows selecteren
1Open het printerstuurprogramma (zie "De instellingen van een afdruktaak wijzigen" op
pagina 47).
2Selecteer op het tabblad Papier/Kwaliteit de bron in de vervolgkeuzelijst Bron is.
3Klik op OK.
Een papierbron op Macintosh-computers selecteren
Selecteer een papierbron in de opties van Algemeen van het printerstuurprogramma.
Afdrukken op materiaalsoort en -formaat
U kunt voor de printer materiaal selecteren op Soort (zoals normaal papier, glanzend papier
of briefpapier) en Formaat (zoals Letter of A4), in plaats van op Bron (een lade).
Wanneer u afdrukt op soort of formaat betekent dit dat u wilt dat de printer papier of
afdrukmateriaal haalt uit de eerste lade die is gevuld met het door u gekozen soort of formaat.
Wanneer u afdrukmateriaal selecteert op soort en formaat krijgt u een aanmerkelijk betere
afdrukkwaliteit voor zwaar papier en glanzend papier. De verkeerde instellingen kunnen een
ontoereikende afdrukkwaliteit tot gevolg hebben. Druk voor speciaal afdrukmateriaal, zoals
etiketten of transparanten met grijsschaal, altijd af op soort. Druk voor enveloppen altijd af
op formaat.
Als u wilt afdrukken op soort of formaat en de laden niet zijn geconfigureerd voor een bepaald
soort of formaat, laadt u het papier of het afdrukmateriaal in lade 1 en selecteert u vervolgens
het soort of het formaat in het dialoogvenster Pagina-instelling, het dialoogvenster Afdrukken
of het dialoogvenster Eigenschappen voor printer.
OpmerkingVoor printers in een netwerk kunnen het papiersoort en het papierformaat ook worden
geconfigureerd via de HP Web Jetadmin-software (zie "HP Web Jetadmin-software gebruiken"
op pagina 62). Voor Macintosch-besturingssystemen kunt u deze instellingen configureren met
het HP LaserJet Utility (zie "HP LaserJet Utility" op pagina 14).
Afdrukken op soort en formaat papier (lade 1)
1Vul de lade en stel deze bij. (Zie "Lade 1 (multifunctioneel) vullen" op pagina 31.)
2Druk op het bedieningspaneel van de printer op de toets S
3Gebruik de toets P
bladeren en druk op de toets SELECTEREN
4Voer een van de volgende stappen uit:
• De printer automatisch vanuit lade 1 laten afdrukken wanneer deze is geladen:
Stel LADE 1 GROOTTE=WILLEKEURIG FORMAAT in en LADE 1 SOORT=WILLEKEURIG SOORT
(Eerste modus).
• Afdrukken op soort en formaat vanuit lade 1, maar u wilt dat de printer u verzoekt om
papier te laden voor het afdrukken: Stel LADE 1 FORMAAT in op het formaat dat is geladen
en kies voor LADE 1 SOORTde gewenste instelling, behalve WILLEKEURIG SOORT
(Cassette modus).
IJL OMHOOG
of de toets P
IJL OMLAAG
.
ELECTEREN
om naar PAPIERVERWERKING te
.
5Klik in het softwareprogramma op het menu Bestand.
52 Hoofdstuk 2 AfdruktakenNLWW
6Klik op Afdrukken.
7Klik op Eigenschappen.
8Selecteer in het printerstuurprogramma een ander soort dan AutoSelect.
Afdrukken op soort en formaat papier (lade 2 of 3)
1Vul de lade en stel deze bij. (Zie "Lade 2 vullen (lade met een capaciteit van 250 vel) of de
optionele lade van 250 vel in de positie van lade 3 vullen" op pagina 32 of "Lade 3 vullen
(lade voor 500 vel)" op pagina 34.)
2Druk op het bedieningspaneel van de printer op de toets S
(indien het niet was gevonden) en/of het soort te wijzigen.
3Gebruik de toets P
formaat en/of het soort PAPIERVERWERKING te bladeren en druk vervolgens op de toets
S
ELECTEREN
OpmerkingOm op soort en formaat te kunnen afdrukken, is het misschien nodig om lade 1 leeg te maken of
te sluiten. Zie "Menu Papierverwerking" op pagina 142 voor meer informatie.
4Klik in het softwareprogramma op het menu Bestand.
5Klik op Afdrukken.
6Klik op Eigenschappen.
7Selecteer in het printerstuurprogramma een ander soort dan AutoSelect.
.
IJL OMHOOG
of de toets P
IJL OMLAAG
ELECTEREN
om naar het gewenste
) om het formaat
Een voorblad of een andere eerste pagina afdrukken
Gebruik de volgende procedure om de eerste pagina van een document op ander materiaal af te
drukken dan de rest van het document (bijvoorbeeld om de eerste pagina van een document af
te drukken op briefhoofdpapier en de rest op normaal papier, of om een voorblad af te drukken
op een kaart en de volgende pagina's op normaal papier).
Deze optie is mogelijk niet in alle printerstuurprogramma's beschikbaar.
Een voorblad of andere eerste pagina afdrukken op computers met
Windows 95, Windows 98, Windows Me en Windows NT 4.0
1Open het printerstuurprogramma (zie "De instellingen van een afdruktaak wijzigen" op
pagina 47).
2Selecteer op het tabblad Papier de optie Ander papier voor de eerste pagina gebruiken.
De tabbladen Eerste pagina, Overige pagina's en Achterblad verschijnen.
OpmerkingIn het printerstuurprogramma PS is het tabblad Achterblad niet beschikbaar.
3Selecteer Formaat, Bron is en Type is voor de eerste pagina en de overige pagina's.
De eerste pagina is het voorblad van het document. De overige pagina's zijn de
binnenpagina's van het document.
4Klik op OK.
NLWWFuncties van het printerstuurprogramma gebruiken 53
Een voorblad of andere eerste pagina afdrukken op computers met
Windows 2000 en Windows XP
1Open het printerstuurprogramma (zie "De instellingen van een afdruktaak wijzigen" op
pagina 47).
2Selecteer op het tabblad Papier/Kwaliteit de optie Gebruik ander papier. De tabbladen
Eerste pagina, Overige pagina's en Achterblad worden geactiveerd (zijn niet grijs meer).
3Selecteer Eerste pagina.
4Selecteer Bron is en Type is voor de eerste pagina.
5Selecteer Overige pagina's en selecteer vervolgens Bron is en Type is. De eerste pagina
is het voorblad van het document. De overige pagina's zijn de binnenpagina's van het
document.
6Klik op OK.
OpmerkingMet de voorgaande procedures voor computers met Windows worden de printerinstellingen voor
een afdruktaak gewijzigd. Als u de standaardinstellingen van de printer wilt wijzigen, raadpleegt
u "Standaardinstellingen wijzigen" op pagina 48.
Een voorblad of een andere eerste pagina op Macintosh-computers
afdrukken
Selecteer in het dialoogvenster Print de opties Eerste van en Overige van.
Een blanco pagina of een achterblad toevoegen aan het einde
van de afdruktaak
Gebruik deze optie als u een blanco pagina aan het einde van een afdruktaak wilt toevoegen.
Een blanco pagina afdrukken in Windows 95, Windows 98, Windows Me en
Windows NT 4.0 (alleen PCL)
OpmerkingDeze optie is niet beschikbaar in het printerstuurprogramma PS.
1Open het printerstuurprogramma (zie "De instellingen van een afdruktaak wijzigen" op
pagina 47).
2Selecteer op het tabblad Papier de optie Ander papier voor de eerste pagina gebruiken.
De tabbladen Eerste pagina, Overige pagina's en Achterblad verschijnen.
3Selecteer Formaat, Bron is en Type is voor het achterblad.
4Klik op OK.
Een blanco pagina afdrukken in Windows 2000 en Windows XP
1Open het printerstuurprogramma (zie "De instellingen van een afdruktaak wijzigen" op
pagina 47).
2Selecteer op het tabblad Papier/Kwaliteit de optie Gebruik ander papier. De tabbladen
Eerste pagina, Overige pagina's en Achterblad worden geactiveerd (zijn niet grijs meer).
3Selecteer Achterblad.
4Selecteer Blanco achterblad toevoegen.
5Selecteer Bron is en Type is voor het achterblad.
6Klik op OK.
OpmerkingMet de voorgaande procedures worden de printerinstellingen voor een afdruktaak gewijzigd.
Als u de standaardinstellingen van de printer wilt wijzigen, raadpleegt u "Standaardinstellingen
wijzigen" op pagina 48.
54 Hoofdstuk 2 AfdruktakenNLWW
Een blanco pagina toevoegen aan het begin van alle
afdruktaken (taakscheidingspagina)
Met deze optie kunt u een blanco pagina toevoegen aan het begin van alle afdruktaken. Hiermee
worden de afdruktaken gescheiden en zijn de verschillende afdruktaken eenvoudiger te vinden.
Een blanco pagina toevoegen aan het begin van alle afdruktaken in
Windows 95, Windows 98, Windows Me en Windows NT 4.0
1Klik op de knop Start.
2Wijs Instellingen aan.
3Klik op Printers.
4Klik met de rechtermuisknop op het pictogram HP LaserJet 2300 series printer.
5Klik op Eigenschappen.
6Klik op het tabblad Algemeen op Scheidingspagina.
7Navigeer naar een scheidingspagina. U kunt een willekeurig document gebruiken als
scheidingspagina.
8Klik op OK om een scheidingspagina te selecteren.
9Klik op OK om terug te gaan naar het tabblad Algemeen.
10 Klik op OK om uw instellingen op te slaan.
Een blanco pagina toevoegen aan alle afdruktaken in Windows 2000 en
Windows XP
1Klik op de knop Start.
2Wijs Instellingen aan.
3Wijs Printers (Windows 2000) of Printers en faxapparaten (Windows XP) aan.
4Klik met de rechtermuisknop op het pictogram HP LaserJet 2300 series printer.
5Klik op Eigenschappen.
6Klik op het tabblad Geavanceerd op Scheidingspagina.
7Navigeer naar een scheidingspagina. U kunt een willekeurig document gebruiken als
scheidingspagina.
8Klik op OK om een scheidingspagina te selecteren.
9Klik op OK om terug te gaan naar het tabblad Geavanceerd.
10 Klik op OK om uw instellingen op te slaan.
OpmerkingMet de voorgaande procedures worden de printerinstellingen voor een afdruktaak gewijzigd. Als u
de standaardinstellingen van de printer wilt wijzigen, raadpleegt u "Standaardinstellingen
wijzigen" op pagina 48.
NLWWFuncties van het printerstuurprogramma gebruiken 55
Functies voor het opslaan van taken gebruiken
De printer ondersteunt twee afzonderlijke functies voor het opslaan van afdruktaken die u kunt
gebruiken om af te drukken vanaf het bedieningspaneel van de printer nadat de afdruktaak is
verzonden vanaf de computer:
●
proof-and-hold-taken
●
privé-taken
Zorg ervoor dat u uw taken in het printerstuurprogramma een unieke naam geeft voordat u de
taken afdrukt. Als u standaardnamen gebruikt, worden eerdere taken met dezelfde
standaardnaam mogelijk overschreven of verwijderd.
OpmerkingDe functies voor het opslaan van taken vereisen 48 MB RAM-geheugen. U kunt 16 MB aan de
basisprinters HP LaserJet 2300L en HP LaserJet 2300 toevoegen zodat deze printers de functies
kunnen ondersteunen (zie "Geheugen" op pagina 116).
Als u de printer uitschakelt, worden alle proof-and-hold-taken en privé-taken verwijderd.
U kunt een taak ook verwijderen vanaf het bedieningspaneel van de printer.
Proof-and-hold-taken
Met de proof-and-hold-functie kunt u ter controle snel en gemakkelijk één exemplaar van een
taak afdrukken voordat u extra exemplaren afdrukt.
OpmerkingAls u de printer uitschakelt, worden alle snelkopieertaken, proof-and-hold-taken en privé-taken
verwijderd.
De resterende exemplaren van een vastgehouden taak afdrukken
1Druk op S
2Gebruik P
ELECTEREN
IJL OMHOOG
bladeren en druk vervolgens op SELECTEREN
3Gebruik P
IJL OMHOOG
druk vervolgens op SELECTEREN
4Gebruik P
IJL OMHOOG
druk vervolgens op SELECTEREN
5Gebruik P
IJL OMHOOG
druk vervolgens op SELECTEREN
6Gebruik P
IJL OMHOOG
druk vervolgens op SELECTEREN
() om de menu's te openen.
() of P
IJL OMLAAG
() om naar TAAK OPHALEN (RETRIEVE JOB) te
().
() of P
IJL OMLAAG
() om naar de gebruikersnaam te gaan en
().
() of P
IJL OMLAAG
() om naar de gebruikersnaam te gaan en
().
() of P
IJL OMLAAG
() om naar AFDRUKKEN (PRINT) te bladeren en
().
() of P
IJL OMLAAG
() om naar het aantal exemplaren te gaan en
().
56 Hoofdstuk 2 AfdruktakenNLWW
Een vastgehouden taak verwijderen
Als u een proof-and-hold-taak naar de printer verzendt, verwijdert de printer automatisch de
vorige proof-and-hold-taak. Als er geen proof-and-hold-taak met die taaknaam bestaat en de
printer heeft extra ruimte nodig, worden er mogelijk andere proof-and-hold-taken verwijderd,
waarbij wordt begonnen met de oudste taak.
OpmerkingAls u de printer uitschakelt, worden alle snelkopieertaken, proof-and-hold-taken en privé-taken
verwijderd. U kunt een vastgehouden taak ook verwijderen vanaf het bedieningspaneel van
de printer.
Een vastgehouden taak verwijderen
1Druk op S
2Gebruik P
ELECTEREN
IJL OMHOOG
bladeren en druk vervolgens op SELECTEREN
3Gebruik P
IJL OMHOOG
druk vervolgens op SELECTEREN
4Gebruik P
IJL OMHOOG
druk vervolgens op SELECTEREN
5Gebruik P
IJL OMHOOG
en druk vervolgens op SELECTEREN
() om de menu's te openen.
() of P
IJL OMLAAG
() om naar TAAK OPHALEN (RETRIEVE JOB) te
().
() of P
IJL OMLAAG
() om naar de gebruikersnaam te gaan en
().
() of P
IJL OMLAAG
() om naar de gebruikersnaam te gaan en
().
() of P
IJL OMLAAG
() om naar VERWIJDEREN (DELETE) te bladeren
().
Een privé-taak afdrukken
Met de functie voor het afdrukken van privé-taken kunt u aangeven dat een taak pas mag
worden afgedrukt als u de taak vrijgeeft door een persoonlijk identificatienummer (PIN-code)
in te voeren op het bedieningspaneel van de printer. U geeft de PIN-code op in het
printerstuurprogramma en de PIN-code wordt als deel van de afdruktaak naar de printer
verzonden.
Een privé-taak opgeven
Selecteer in het printerstuurprogramma de optie Privé-taak en typ een PIN-code van vier cijfers
om aan te geven dat het bij een taak om een privé-taak gaat.
Een privé-taak afdrukken
1Druk op S
2Gebruik P
ELECTEREN
IJL OMHOOG
bladeren en druk vervolgens op SELECTEREN
3Gebruik P
IJL OMHOOG
druk vervolgens op SELECTEREN
4Gebruik P
IJL OMHOOG
druk vervolgens op SELECTEREN
5Gebruik P
IJL OMHOOG
() om de menu's te openen.
() of P
IJL OMLAAG
() om naar TAAK OPHALEN (RETRIEVE JOB) te
().
() of P
IJL OMLAAG
() om naar de gebruikersnaam te gaan en
().
() of P
IJL OMLAAG
() om naar de gebruikersnaam te gaan en
().
( ) of P
IJL OMLAAG
() om naar AFDRUKKEN (PRINT) te gaan.
Er verschijnt een symbool naast AFDRUKKEN (PRINT) dat aangeeft dat de taak is
vergrendeld. Druk op S
6U wordt gevraagd de PIN code in te voeren. Gebruik P
om het eerste cijfer van de PIN-code te selecteren en druk vervolgens op SELECTEREN
Er verschijnt een
ELECTEREN
().
IJL OMHOOG
() of P
IJL OMLAAG
().
op de plaats van het cijfer. Herhaal deze stappen om ook de resterende
*
()
drie cijfers van de PIN-code te selecteren.
7Gebruik P
IJL OMHOOG
() of P
druk vervolgens op SELECTEREN
IJL OMLAAG
().
() om naar het aantal exemplaren te gaan en
NLWWFuncties voor het opslaan van taken gebruiken 57
Een privé-taak verwijderen
Een privé-taak wordt automatisch verwijderd als de gebruiker de taak vrijgeeft om te worden
afgedrukt, tenzij de gebruiker de optie Opgeslagen taak selecteert in het
printerstuurprogramma. (Om een taak te kunnen opslaan moet in de printer een optionele vaste
schijf zijn geïnstalleerd.)
OpmerkingAls u de printer uitschakelt, worden alle snelkopieertaken, proof-and-hold-taken en privé-taken
verwijderd. U kunt een privé-taak ook verwijderen vanaf het bedieningspaneel van de printer
voordat de taak is afgedrukt.
Een privé-taak verwijderen
1Druk op S
2Gebruik P
ELECTEREN
IJL OMHOOG
te bladeren en druk vervolgens op S
3Gebruik P
IJL OMHOOG
druk vervolgens op S
4Gebruik P
IJL OMHOOG
druk vervolgens op S
5Gebruik P
IJL OMHOOG
en druk vervolgens op S
() om de menu's te openen.
() of P
() of P
ELECTEREN
() of P
ELECTEREN
() of P
ELECTEREN
IJL OMLAAG
IJL OMLAAG
() om naar TAAK OPHALEN (RETRIEVE JOB)
ELECTEREN
().
() om naar de gebruikersnaam te gaan en
().
IJL OMLAAG
() om naar de gebruikersnaam te gaan en
().
IJL OMLAAG
() om naar VERWIJDEREN (DELETE) te bladeren
(). (Er verschijnt een symbool naast VERWIJDEREN
(DELETE) dat aangeeft dat de taak is vergrendeld.)
6U wordt gevraagd de PIN code in te voeren. Gebruik P
IJL OMHOOG
om het eerste cijfer van de PIN-code te selecteren en druk vervolgens op S
Er verschijnt een
op de plaats van het cijfer. Herhaal deze stappen om ook de resterende
*
drie cijfers van de PIN-code te selecteren.
() of P
IJL OMLAAG
ELECTEREN
()
().
58 Hoofdstuk 2 AfdruktakenNLWW
Beheer en onderhoud van
3
de printer
In dit gedeelte vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
●
"De geïntegreerde webserver gebruiken" op pagina 60
●
"HP Web Jetadmin-software gebruiken" op pagina 62
●
"Printerstatus en waarschuwingen" op pagina 63
●
"Printerstuurprogramma's beheren en configureren" op pagina 64
●
"Onderhoud van de inktcartridge" op pagina 66
●
"E-mailwaarschuwingen configureren" op pagina 69
●
"De printerconfiguratie controleren" op pagina 70
●
"De printer reinigen" op pagina 75
●
"De fuser reinigen" op pagina 77
NLWW59
De geïntegreerde webserver gebruiken
De ingebouwde webserver kunt u gebruiken om de printer- en netwerkstatus te bekijken en de
afdrukfuncties te beheren op uw computer in plaats van op het bedieningspaneel van de printer.
Hier volgen een aantal voorbeelden van datgene wat u met de ingebouwde webserver
kunt doen.
●
statusinformatie van de printer weergeven
●
het type afdrukmateriaal dat in iedere lade aanwezig is instellen
●
de levensduur van de benodigdheden bepalen en nieuwe benodigdheden bestellen
●
de configuratie van de laden bekijken en wijzigen
●
de menuconfiguratie van het bedieningspaneel van de printer bekijken en wijzigen
●
interne pagina's bekijken en afdrukken
●
meldingen over gebeurtenissen van de printer en de benodigdheden ontvangen
●
de netwerkconfiguratie bekijken en wijzigen
Voor de ingebouwde webserverfunctie is ten minste 48 MB RAM-geheugen en een HP Jetdirectprintserver vereist om op een netwerk te kunnen worden aangesloten. De printers
HP LaserJet 2300n, HP LaserJet 2300dn printer en HP LaserJet 2300dtn voldoen al aan deze
vereisten. De HP LaserJet 2300d vereist een HP Jetdirect-printserver en de HP LaserJet 2300L
en de HP LaserJet 2300 vereisen 16 MB RAM-geheugen en een HP Jetdirect-printserver.
Als u de ingebouwde webserver wilt gebruiken, dient u te beschikken over Microsoft Internet
Explorer 5.01 en later of Netscape 6.2 en later voor Windows, Mac OS en Linux (alleen
Netscape). Netscape Navigator 4.7 is nodig voor HP-UX 10 en HP-UX 11. De ingebouwde
webserver functioneert wanneer de printer is aangesloten op een netwerk dat gebruikmaakt
van het IP-protocol. De ingebouwde webserver ondersteunt geen printerverbindingen via het
IPX-protocol. U hebt geen Internet-verbinding nodig voor het openen en gebruiken van de
ingebouwde webserver.
Wanneer de printer rechtstreeks op een computer is aangesloten, wordt de ingebouwde
webserver ondersteund voor Windows 95 en later. Om de ingebouwde webserver met een
rechtstreekse verbinding te kunnen gebruiken, dient u de optie Aangepast te selecteren wanneer
u het printerstuurprogramma installeert. Selecteer de optie voor het laden van Printerstatus en
waarschuwingen. De proxyserver wordt als onderdeel van de software Printerstatus en
waarschuwingen geïnstalleerd.
Wanneer de printer is aangesloten op het netwerk, is de ingebouwde webserver automatisch
beschikbaar.
De ingebouwde webserver openen
1Typ het IP-adres van de printer in de ondersteunde webbrowser op de computer. (Druk een
configuratiepagina af om het IP-adres te vinden. Zie "Configuratiepagina" op pagina 70 voor
meer informatie over het afdrukken van een configuratiepagina.)
OpmerkingNadat u de URL hebt geopend, kunt u deze toevoegen aan uw Favorieten of Bladwijzers zodat
u de URL voortaan snel kunt opzoeken.
2De ingebouwde webserver beschikt over drie tabbladen met de instellingen en informatie
over de printer: het tabblad Informatie, het tabblad Instellingen en het tabblad Netwerk.
Klik op het tabblad dat u wilt bekijken.
3Zie de volgende onderdelen voor meer informatie over de verschillende tabbladen.
60 Hoofdstuk 3 Beheer en onderhoud van de printerNLWW
Het tabblad Informatie
De paginagroep Informatie bestaat uit de volgende pagina's.
●
Apparaatstatus (Device status). Op deze pagina ziet u de printerstatus en de resterende
levensduur van de benodigdheden van HP, waarbij 0 procent aangeeft dat een benodigdheid
leeg is. Op de pagina ziet u tevens het type en het formaat van het afdrukmateriaal dat voor
iedere lade is ingesteld. Als u de standaardinstellingen wilt wijzigen, klikt u op Instellingen wijzigen.
●
Configuratiepagina Op deze pagina ziet u de informatie die u op de
printerconfiguratiepagina vindt.
●
Status benodigdheden. Op deze pagina ziet u de resterende levensduur van de
benodigdheden van HP, waarbij 0 procent aangeeft dat een benodigdheid leeg is. Op deze
pagina worden tevens de onderdeelnummers van de benodigdheden getoond. Als u nieuwe
onderdelen wilt bestellen, klikt u op Benodigdheden bestellen in het gedeelte Overige koppelingen van het venster. Als u een website wilt bezoeken, dient u toegang tot het
Internet te hebben.
●
Gebeurtenissenlogboek. Op deze pagina krijgt u een overzicht van de
printergebeurtenissen en -fouten.
●
Apparaatgegevens. Op deze pagina ziet u de netwerknaam, het adres en het model van de
printer. Als u deze informatie wilt wijzigen, klikt u op Apparaatgegevens op het tabblad
Instellingen.
●
Bedieningspaneel. Klik op deze knop als u de huidige status van het bedieningspaneel van
de printer wilt raadplegen.
Instellingen, tabblad
Op dit tabblad kunt u de printer vanaf de computer configureren. Het tabblad Instellingen is
mogelijk met een wachtwoord beveiligd. Als de printer op een netwerk wordt gebruikt, dient u
altijd contact op te nemen met de printerbeheerder voordat u de instellingen op dit tabblad
wijzigt.
Het tabblad Instellingen bevat de volgende pagina's.
●
Apparaat configureren. Configureer alle printerinstellingen op deze pagina. Deze pagina
bevat de gebruikelijke menu's die u via het Configuratiescherm voor de printer vindt.
Deze menu's zijn Informatie, Papierverwerking en Apparaat configureren.
●
Waarschuwingen. Alleen voor het netwerk. Instellen als u e-mailwaarschuwingen over de
verschillende gebeurtenissen van de printer en de benodigheden wilt ontvangen.
●
E-mail. Alleen voor het netwerk. Samen met de pagina Waarschuwingen gebruiken voor het
instellen van inkomende en uitgaande e-mail.
●
Beveiliging. Stel het wachtwoord in dat moet worden ingevoerd voor toegang tot de
tabbladen Instellingen en Netwerk. Schakel de verschillende functies van de ingebouwde
webserver in en uit.
●
Overige koppelingen. Voeg een koppeling naar een andere website toe of wijzig een
bestaande koppeling. Deze koppeling vindt u in het gedeelte Overige koppelingen op alle
pagina's van de ingebouwde webserver. Deze permanente koppelingen zijn altijd in het
gedeelte Overige koppelingen aanwezig. HP Instant Support™, Benodigdheden bestellen en Productondersteuning.
●
Apparaatgegevens. Voorzie de printer van een naam en wijs er een activumnummer aan
toe. Voer de naam en het e-mailadres van de belangrijkste contactpersoon in die de
informatie over de printer moet ontvangen.
●
Taal. Bepaal in welke taal de informatie van de ingebouwde webserver moet worden
weergegeven.
●
Tijdsdiensten. Stel de printer in om deze van de netwerkserver op vaste tijden de datum en
tijd te laten ontvangen.
NLWWDe geïntegreerde webserver gebruiken 61
Het tabblad Netwerk
Op dit tabblad kan de netwerkbeheerder de netwerkinstellingen voor de printer beheren wanneer
deze is aangesloten op een netwerk dat gebruikmaakt van het IP-protocol. Dit tabblad is niet
zichtbaar wanneer de printer rechtstreeks op een computer is aangesloten of wanneer de printer
op een netwerk dat van een andere printserverkaart gebruikmaakt dan de HP Jetdirect is
aangesloten.
Overige koppelingen
Dit gedeelte bevat koppelingen die u naar websites op het Internet brengen. U dient toegang tot
het Internet te hebben om deze koppelingen te kunnen gebruiken. Als u een inbelverbinding
gebruikt en geen verbinding tot stand had gebracht toen u de ingebouwde webserver voor het
eerst opende, dient u eerst verbinding te maken. Het is mogelijk dat u de ingebouwde webserver
moet sluiten en na de totstandbrenging van de verbinding weer moet openen.
●
HP Instant Support™. Verbindt u met de HP-website voor het vinden van oplossingen.
Het printerfoutenlogboek en de configuratie-informatie worden door deze service
geanalyseerd voor een diagnose en ondersteuningsinformatie voor uw printer.
●
Benodigdheden bestellen. Klik op deze koppeling als u naar de website van HP wilt gaan
en originele onderdelen van HP wilt bestellen, zoals inktcartridges en afdrukmateriaal.
●
Productondersteuning. Verbindt u met de ondersteuningssite voor de HP color LaserJet
9500. U kunt vervolgens zoeken naar hulp voor algemene onderwerpen.
HP Web Jetadmin-software gebruiken
HP Web Jetadmin 7.0 is een websoftwareoplossing voor het installeren, bekijken en oplossen
van problemen bij netwerkrandapparatuur op afstand. De intuïtieve browserinterface
vereenvoudigt het crossplatformbeheer van een groot aantal apparaten, inclusief printers
van HP en andere leveranciers. Het management is proactief, waardoor netwerkbeheerders
printerproblemen kunnen oplossen voordat deze bij de gebruiker optreden.
Deze gratis en geavanceerde beheersoftware kunt u downloaden van
http://www.hp.com/go/webjetadmin_software
HP Web Jetadmin, klikt u op insteekmodules en vervolgens op toepassingen.
Als HP Web JetAdmin op een hostserver is geïnstalleerd, is het vanaf elke client toegankelijk via
een ondersteunde webbrowser (zoals Microsoft Internet Explorer 4.x of Netscape Navigator 4.x
of later waarmee eenvoudig naar de HP Web Jetadmin-host kan worden genavigeerd.
. Voor het verkrijgen van insteekmodules voor
62 Hoofdstuk 3 Beheer en onderhoud van de printerNLWW
Printerstatus en waarschuwingen
De software Printerstatus en waarschuwingen is beschikbaar voor gebruikers van printers die
rechtstreeks of op een netwerk zijn aangesloten. Deze software gebruikt u om informatie van
de ingebouwde webserver van een specifieke printer te raadplegen. In het programma worden
tevens berichten op de computer gegenereerd over de status van de printer en de afdruktaken.
De berichten die u ontvangt, zijn afhankelijk van de manier waarop de printer is aangesloten.
●
Printers op het netwerk
U kunt waarschuwingsberichten ontvangen die verschijnen wanneer u afdrukt naar een
specifieke printer als er een probleem met de printer is maar deze toch kan doorgaan met
afdrukken. Voorbeelden van deze problemen zijn een open lade, een inktcartridge waarvan
de toner bijna op is of een omstandigheid waarin niet kan worden afgedrukt (het papier is op
of de inktcartridge is leeg).
●
Rechtstreeks aangesloten printers (parallel en USB)
U kunt waarschuwingsberichten ontvangen die verschijnen wanneer er een probleem met
de printer is maar deze door kan gaan met afdrukken of wanneer er een probleem is en niet
meer kan worden afgedrukt. U kunt ook berichten ontvangen wanneer de benodigdheden
bijna op zijn.
U kunt waarschuwingsopties instellen voor één printer die Printerstatus en waarschuwingen
ondersteunt of waarschuwingsopties instellen voor alle printers die Printerstatus en
waarschuwingen ondersteunen. Bij printers die op een netwerk zijn aangesloten, verschijnen
deze meldingen alleen voor uw eigen afdruktaken.
Opmerking: Zelfs als u waarschuwingsopties voor alle printers instelt, kunnen niet alle
geselecteerde opties op alle printers van toepassing zijn. Als u bijvoorbeeld de optie selecteert
voor een waarschuwing wanneer de inktcartridge bijna leeg is, zal door alle rechtstreeks
aangesloten printers die Printerstatus en waarschuwingen ondersteunen een bericht worden
gegenereerd wanneer de inktcartridge bijna leeg is. Echter, het bericht zal niet worden
gegenereerd door de netwerkprinters of door de rechtstreeks aangesloten printers die
Printerstatus en waarschuwingen niet ondersteunen.
Kiezen welke statusberichten verschijnen
1Open Printerstatus en waarschuwingen op een van de volgende manieren:
• Dubbelklik op het ladepictogram Printerstatus en meldingen dat zich in
Ladebeheer bevindt.
• Wijs in het menu Start Programma's aan, wijs Printerstatus en waarschuwingen aan
en klik op Printerstatus en waarschuwingen.
2Klik in het linkerdeelvenster op het pictogram Opties.
3Selecteer het printerstuurprogramma voor deze printer in het veld Voor of selecteer
Alle printers.
4Schakel de selectievakjes uit voor de berichten die u niet wenst en schakel de selectievakjes
in voor de berichten die u wel wenst.
5Selecteer onder Statuscontrolefrequentie hoe vaak u wilt dat de printerstatusinformatie
door de software die de berichten genereert wordt bijgewerkt. De Statuscontrolefrequentie
is mogelijk niet beschikbaar als de printerbeheerder de rechten voor deze functie
heeft beperkt.
Statusberichten en informatie bekijken
Selecteer aan de linkerkant van het venster de printer waarvan u de informatie wilt zien.
In de informatie vindt u statusberichten, de status van benodigdheden en de printercapaciteiten.
U kunt tevens klikken op het pictogram Taakgeschiedenis (Job History) boven aan het venster
Printerstatus en waarschuwingen als u een overzicht wenst van de vorige afdruktaken die vanaf
uw computer naar de printer zijn verzonden.
NLWWPrinterstatus en waarschuwingen 63
Printerstuurprogramma's beheren en configureren
De systeem- of netwerkbeheerder kan de toepassing voor stuurprogrammabeheer en
-configuratie gebruiken voor het configureren van printerstuurprogramma's voordat u deze in
uw eigen omgeving installeert en gebruikt. Dit is nuttig wanneer u printerstuurprogramma's
configureert voor meerdere werkstations of printers die van dezelfde configuratie gebruikmaken.
Wanneer u het printerstuurprogramma vooraf configureert in overeenstemming met de
printerhardware, kunt u via het stuurprogramma toegang krijgen tot alle printeraccessoires.
U kunt tevens de meeste functies van het stuurprogramma instellen. Er zijn vijf
stuurprogrammafuncties die u kunt "vergrendelen". Dit betekent dat gebruikers de instellingen
voor dubbelzijdig afdrukken, kleuren in grijs afdrukken, invoerlade, uitvoerlade en materiaaltype
niet kunnen wijzigen. (Sommige functies zijn niet op alle printers van toepassing. Sommige
printers drukken bijvoorbeeld geen kleuren af of kunnen niet dubbelzijdig afdrukken.)
De toepassing voor stuurprogrammabeheer en -configuratie bespaart tijd en kosten voor
beheer. Als een beheerder vroeger de printerstuurprogramma's vooraf wilde configureren,
moest de configuratie op ieder clientwerkstation worden uitgevoerd. Omdat de toepassing
voor stuurprogrammabeheer en configuratie meerdere configuratiemogelijkheden biedt, kunnen
de beheerders één configuratie maken, op een centrale locatie, die het best voldoet aan hun
strategie voor software-installatie en -gebruik.
De toepassing voor stuurprogrammabeheer en -configuratie geeft de beheerders meer
zeggenschap over de afdrukomgeving omdat ze stuurprogramma's kunnen aanwenden die
binnen de gehele organisatie van dezelfde configuratie gebruikmaken. Ze kunnen de functie
"vergrendelen" gebruiken om bepaalde initiatieven binnen de organisatie te ondersteunen.
Wanneer bijvoorbeeld een duplexeenheid op de printer aanwezig is, kan de duplexinstelling
worden vergrendeld zodat alle afdruktaken op beide kanten van het papier worden afgedrukt
om papier te besparen. Alle controlefuncties kunnen vanaf één computer worden toegepast.
Er zijn twee methoden:
●
software-insteekmodule HP Web Jetadmin
●
hulpprogramma voor aanpassingen
Ongeacht de gebruikte configuratiemethode kan een configuratie door alle
printerstuurprogramma's voor een specifiek printermodel worden gebruikt via de insteekmodule
of het hulpprogramma. De enkelvoudige configuratie biedt ondersteuning voor meerdere
besturingssystemen, printerstuurprogrammatalen en gelokaliseerde taalversies.
Bij alle ondersteunde stuurprogramma's hoort één configuratiebestand, dat in de insteekmodule
of het hulpprogramma kan worden gewijzigd.
64 Hoofdstuk 3 Beheer en onderhoud van de printerNLWW
Software-insteekmodule HP Web Jetadmin
Voor de software HP Web Jetadmin is een insteekmodule voor stuurprogrammabeheer
en-configuratie beschikbaar. U kunt de insteekmodule gebruiken voor de configuratie van de
printerstuurprogramma's voordat deze worden geïnstalleerd en gebruikt. Deze methode voor
beheer en controle van printerstuurprogramma's biedt u een volledige end-to-end oplossing die
u kunt gebruiken voor het instellen en configureren van de printer, het printerpad (wachtrij) en de
clientcomputers of de werkstations. In de werkstroom zijn de volgende handelingen opgenomen:
●
Het detecteren en configureren van de printer(s).
●
Het detecteren en configureren van het printerpad op de server(s). U kunt meerdere servers
per batch configureren of meerdere printers (van hetzelfde modeltype) op één server
gebruiken.
●
Het ophalen van een of meer printerstuurprogramma's. U kunt meerdere stuurprogramma's
installeren voor iedere afdrukwachtrij die is aangesloten op een server in omgevingen die
meerdere besturingssystemen ondersteunen.
●
Het uitvoeren van de configuratie-editor (de editor wordt in sommige oudere
stuurprogramma's niet ondersteund).
●
Het toepassen van de geconfigureerde printerstuurprogramma's op de server(s).
●
Het geven van instructies aan de eindgebruikers over het instellen van een verbinding met
de printserver. Het geconfigureerde stuurprogramma voor hun besturingssystemen wordt
automatisch op hun computers toegepast.
Beheerders kunnen de software-insteekmodule HP Jetadmin gebruiken om de
geconfigureerde printerstuurprogramma's te gebruiken in stille processen, batchprocessen
of processen op afstand. De software-insteekmodule HP Web Jetadmin vindt u op
http://www.hp.com/go/webjetadmin_software
.
Hulpprogramma voor aanpassingen
Beheerders kunnen een hulpprogramma voor aanpassingen gebruiken om hun eigen
installatiepakket met alleen de in de organisatie of werkomgeving benodigde componenten te
maken. Het hulpprogramma voor aanpassing vindt u op twee plaatsen:
●
op de cd-rom die bij de printer is geleverd (het hulpprogramma is een van de opties van het
installatieprogramma)
●
in de printersysteemsoftware die u kunt downloaden van de website van HP voor het
desbetreffende printermodel (http://www.hp.com/lj2300
Tijdens de installatieprocedure wordt de beheerder verzocht de componenten te selecteren in
de inhoud van het afdruksysteem. Tijdens het proces moet de beheerder de instellingen voor
het printerstuurprogramma opgeven, indien de geselecteerde stuurprogramma's
voorconfiguratie ondersteunen. In het proces is een aangepast installatiepakket opgenomen
dat de beheerder kan gebruiken voor het installeren van de geconfigureerde
printerstuurprogramma's op clientcomputers en werkstations. Stille bewerkingen en
batchbewerkingen worden door het hulpprogramma voor aanpassing ondersteund.
)
NLWWPrinterstuurprogramma's beheren en configureren 65
Onderhoud van de inktcartridge
Dit gedeelte geeft informatie over de HP-inktcartridges, hoe u ze kunt bewaren, hoe u originele
patronen kunt identificeren en de verwachting van hun levensduur. De informatie verschijnt ook
over inktcartridges die niet van HP zijn.
●
"HP-inktcartridges" op pagina 66
●
"Inktpatronen van ander merk dan HP" op pagina 66
●
"Echtheidscontrole van inktcartridge" op pagina 66
●
"Opslag van een inktcartridge" op pagina 67
●
"Verwachte levensduur van inktcartridge" op pagina 67
●
"Het niveau van benodigdheden controleren" op pagina 67
●
"Cartridge bijna leeg en Cartridge leeg" op pagina 68
HP-inktcartridges
Wanneer u een originele, nieuwe inktcartridge van HP gebruikt, onderdeelnummer Q2610A
(cartridge voor 6.000 pagina's), kunt u verschillende soorten informatie opvragen, waaronder:
●
de resterende hoeveelheid toner
●
de geschatte resterende hoeveelheid pagina's
●
het aantal afgedrukte pagina's
●
informatie over andere benodigdheden
Inktpatronen van ander merk dan HP
Hewlett-Packard Company kan het gebruik van inktcartridges die door een ander merk dan HP
zijn vervaardigd (nieuw of opnieuw gevuld) niet aanbevelen. Omdat dit geen HP-producten zijn,
heeft HP ook geen invloed op hun ontwerp en kwaliteit. Reparaties aan de printer als gevolg van
het gebruik van een inktcartridge van een ander merk dan HP, worden niet gedekt door de
garantie op de printer.
Wanneer u een inktcartridge gebruikt dat van een ander merk dan HP is, kan de printer geen
rapportage geven over de niveaus van de benodigdheden voor de printer, geen berekening
maken van het aantal resterende pagina's en geen informatie geven over het gebruik van de
cartridge. Op het bedieningspaneel van de printer ziet u een bericht wanneer u een inktcartridge
gebruikt die niet van HP is (Cartridge gevonden dat niet van HP is).
Indien u een inktcartridge van een ander merk is verkocht als zijnde een HP-inktcartridge, wordt
u verzocht de fraudehotline van HP te bellen. (Zie "Contact opnemen met de fraudehotline
van HP" op pagina 122.)
Echtheidscontrole van inktcartridge
De printer kan herkennen of een inktcartridge een origineel HP inktcartridge is wanneer u deze
in de printer plaatst.
Als het bericht in het bedieningspaneel van de printer weergeeft dat dit geen originele
HP-inktcartridge is en u bent in de veronderstelling dat u een HP inktcartridge hebt gekocht,
neem dan contact op met de HP-fraudehotline. Zie "Contact opnemen met de fraudehotline
van HP" op pagina 122.
66 Hoofdstuk 3 Beheer en onderhoud van de printerNLWW
Opslag van een inktcartridge
Verwijder de inktcartridge pas uit de verpakking wanneer u klaar bent om de cartridge te
gebruiken. De houdbaarheidsperiode voor een verpakte inktcartridge bedraagt ongeveer
2,5 jaar.
VOORZICHTIGStel de inktcartridge niet langer dan enkele minuten bloot aan licht. Zo voorkomt u beschadiging
aan de cartridge.
Verwachte levensduur van inktcartridge
De levensduur van de inktcartridge is afhankelijk van de hoeveelheid toner die de afdruktaken
vereisen en de levensduur van de onderdelen in de cartridge. Wanneer tekst wordt afgedrukt
bij een dekking van 5 procent (gebruikelijk voor een zakelijke brief), kunt u met een inktcartridge
van HP ongeveer 6.000 pagina's afdrukken. Hierbij wordt ervanuit gegaan dat de tonerdichtheid
op 3 is ingesteld en dat de EconoMode uit staat. (Dit zijn de standaardinstellingen. Voor meer
informatie over deze instellingen, raadpleegt u de beschrijving van
TONERDICHTHEID
U kunt de verwachte levensduur te allen tijde via het niveau voor benodigdheden controleren,
zoals beschreven in "Het niveau van benodigdheden controleren" op pagina 67.
in "Submenu Afdrukkwaliteit" op pagina 147.)
ECONOMODE
en
Het niveau van benodigdheden controleren
U kunt het niveau van benodigdheden (toner) controleren op het bedieningspaneel van de
printer, via de ingebouwde webserver, de printersoftware of via HP Web Jetadmin.
Het niveau van benodigdheden op het bedieningspaneel controleren
1Druk op de toets S
2Gebruik de toets P
bladeren en druk vervolgens op
S
ELECTEREN
3Gebruik de toets P
BENODIGDH. AFDR. te bladeren en druk op de toets SELECTEREN
benodigdheden" op pagina 72 voor informatie over de statuspagina benodigdheden.
().
ELECTEREN
IJL OMHOOG
IJL OMHOOG
om de menu's te openen.
of de toets P
of de toets P
IJL OMLAAG
IJL OMLAAG
om naar INFORMATIE te
om naar STATUSPAGINA
. Zie "Statuspagina
Het niveau van benodigdheden via de geïntegreerde webserver
controleren
1Voer in uw webbrowser het IP-adres van de startpagina van de printer in. U wordt nu naar de
statuspagina van het apparaat gebracht. (Zie "De ingebouwde webserver openen" op
pagina 60.)
2Klik aan de linkerkant van het scherm op Status benodigdheden. U komt nu op de
statuspagina van benodigdheden waar u informatie over het niveau van benodigdheden
kunt vinden. Zie "Statuspagina benodigdheden" op pagina 72 voor informatie over de
statuspagina benodigdheden.
Het niveau van benodigdheden via de printersoftware controleren
Om deze functie te kunnen gebruiken, hebt u drie dingen nodig:
●
De software Printerstatus en waarschuwingen die op de cd-rom staat die bij de printer is
geleverd, moet zijn geactiveerd op uw computer. (Zie "Printerstatus en waarschuwingen" op
pagina 63.)
●
De printer dient rechtstreeks op uw computer te zijn aangesloten met een parallelle kabel.
●
U moet toegang hebben tot het Internet.
NLWWOnderhoud van de inktcartridge 67
1Dubbelklik op het pictogram Printer rechts onder aan uw scherm. Het statusvenster wordt
geopend.
2Klik op het pictogram Printer links van het statusvenster van de printer waarvan u de status
wenst weer te geven.
3Klik op de koppeling Benodigdheden boven aan het statusvenster. U kunt ook naar Status
benodigdheden bladeren.
OpmerkingIndien u benodigdheden wilt bestellen, klikt u op Benodigdheden bestellen. Nu wordt een
browser geopend met een URL voor het kopen van benodigdheden. Selecteer de benodigdheden
die u wilt bestellen en voltooi het bestelproces.
Het niveau van benodigdheden met HP Web Jetadmin controleren
Selecteer de printer in HP Web Jetadmin. Op de statuspagina van de printer vindt u informatie
over het niveau van benodigdheden.
Cartridge bijna leeg en Cartridge leeg
De printer waarschuwt u als de inktcartridge bijna leeg is of al leeg is (geen toner meer).
Als de cartridge bijna leeg is
Als de cartridge bijna leeg is, geeft het bedieningspaneel van de printer het volgende bericht
weer
CARTRIDGE BESTELLEN (ORDER CARTRIDGE)
verschijnt voor het eerst als er nog slechts 10 procent van de toner in de inktcartridge zit bij
een dekking van 5 procent.
. Het bericht
CARTRIDGE BESTELLEN
De standaardinstelling voor de printer is om door te gaan met afdrukken totdat de inktpatroon
leeg is, maar misschien wilt u liever dat de printer ophoudt met afdrukken wanneer het bericht
CARDRIDGE BESTELLEN
een constante afdrukkwaliteit of als u niet wilt dat de toner tijdens een grote afdruktaak ineens
helemaal op is). Om de printer te configureren om te stoppen, stelt u CARTRIDGE BIJNA LEEG=STOPPEN (CARTRIDGE LOW=STOP) in (in het submenu Systeeminstellingen van het menu
Apparaat configureren). (Zie "INKT BIJNA OP" op pagina 152.) Als het bericht
BESTELLEN (ORDER CARTRIDGE)
doorgaan met afdrukken door voor elke afdruktaak de knop SELECTEREN
voor het eerst verschijnt (bijvoorbeeld als u gegarandeerd wilt zijn van
CARTRIDGE
verschijnt, stopt de printer met afdrukken. U kunt dan
in te drukken.
Als de cartridge geen toner heeft of de drum versleten is
Het bericht VERVANG CARTRIDGE verschijnt in een van de volgende situaties:
●
Als de inktcartridge leeg is. Als CARTRIDGE LEEG is ingesteld op VERDER (in het submenu
Systeeminstellingen van het menu Apparaat configureren), gaat de printer door met
afdrukken zonder tussenkomst totdat de cartridge de drum heeft versleten. HP geeft
geen garantie met betrekking tot de afdrukkwaliteit nadat de eerste het bericht VERVANG CARTRIDGE is weergegeven. De inktcartridge zo snel mogelijk vervangen. (Zie "Onderdelen,
accessoires en benodigdheden bestellen" op pagina 114.)
blijft totdat u de inktcartridge heeft vervangen. Wanneer CARTRIDGE LEEG is ingesteld op
STOP, stopt de printer totdat u de inktcartridge heeft vervangen of u drukt op S
voor iedere afdruktaak om door te gaan met afdrukken.
●
Als de drum van de inktcartridge versleten is. U dient de inktcartridge te vervangen
voordat u doorgaat met afdrukken. Dit heeft prioriteit dus ook als er nog toner in de cartridge
zit. (Zie "Onderdelen, accessoires en benodigdheden bestellen" op pagina 114.)
bescherming van de printer.
Het bericht VERVANG CARTRIDGE
ELECTEREN
Dit is ter
68 Hoofdstuk 3 Beheer en onderhoud van de printerNLWW
E-mailwaarschuwingen configureren
U kunt HP Web Jetadmin of de ingebouwde webserver gebruiken om uw systeem in stellen voor
het geven van waarschuwingen in geval van problemen met de printer. De waarschuwingen krijgt
u in de vorm van e-mailberichten naar de e-mailaccount of -accounts die u hebt opgegeven.
U kunt het volgende instellen:
●
het apparaat dat u wilt controleren (in dit geval de printer)
●
welke waarschuwingen u wilt ontvangen (bijvoorbeeld voor papierstoringen, papier op,
CARTRIDGE BESTELLEN (ORDER CARTRIDGE), VERVANG CARTRIDGE en klep open).
●
de e-mailaccount waaraan de waarschuwingen moeten worden verzonden
Voo rZie de onderstaande informatie
HP Web Jetadmin
Geïntegreerde webserver●
"HP Web Jetadmin-software gebruiken" op pagina 62 voor algemene
●
informatie over HP Web Jetadmin
HP Web Jetadmin on line Help voor meer informatie over
●
waarschuwingen en het instellen ervan.
"De geïntegreerde webserver gebruiken" op pagina 60 voor algemene
informatie over de ingebouwde webserver
On line Help van de ingebouwde webserver voor meer informatie over
●
waarschuwingen en het instellen hiervan.
NLWWE-mailwaarschuwingen configureren 69
De printerconfiguratie controleren
Vanaf het bedieningspaneel van de printer kunt u pagina's afdrukken die informatie geven
over de printer en zijn huidige configuratie. U krijgt hier een beschrijving van de volgende
informatiepagina's:
●
"Menustructuur" op pagina 70
●
"Configuratiepagina" op pagina 70
●
"Statuspagina benodigdheden" op pagina 72 (bevat informatie over het gebruik van
inktcartridges)
●
"PS- of PCL-lettertypenlijst" op pagina 74
Zie voor een complete lijst met de informatiepagina's, het menu Informatie op het
bedieningspaneel van de printer ("Informatiemenu" op pagina 141).
Houd deze pagina's bij de hand voor het verhelpen van problemen. U heeft de pagina's
eveneens nodig als u contact opneemt met de HP Klantendienst.
Menustructuur
Druk de menustructuur af om de huidige instellingen voor de beschikbare menu's en opties op
het bedieningspaneel van de printer te bekijken.
Een menustructuur afdrukken
1Druk op de toets S
2Gebruik de toets P
ELECTEREN
IJL OMHOOG
bladeren en druk op de toets SELECTEREN
3Gebruik toets P
AFDRUKKEN
te bladeren en druk op de toets S
IJL OMHOOG
om de menu's te openen.
of de toets P
IJL OMLAAG
.
of de toets P
IJL OMLAAG
ELECTEREN
om naar INFORMATIE te
om naar
MENUSTRUCTUUR
.
U kunt de menustructuur desgewenst bij de printer leggen, zodat u de structuur als referentie
kunt gebruiken. De inhoud van de menustructuur is afhankelijk van de opties die op dat moment
in de printer zijn geïnstalleerd. (Veel van deze waarden kunnen worden onderdrukt door het
programma of het printerstuurprogramma.)
Voor een complete lijst van de bedieningspaneelopties en mogelijke waarden, zie "Menu's van
het bedieningspaneel" op pagina 139. Zie "De instellingen van het bedieningspaneel wijzigen"
op pagina 24 voor het wijzigen van een instelling van het bedieningspaneel.
Configuratiepagina
Gebruik de configuratiepagina om uw huidige printerinstellingen te bekijken, voor hulp bij
het oplossen van printerproblemen, of voor het controleren van de installatie of optionele
accessoires zoals geheugen (DIMM's), laden en printertalen.
OpmerkingAls er een HP Jetdirect-printserver is geïnstalleerd, wordt er ook een configuratiepagina van
de HP Jetdirect afgedrukt. Het IP-adres van de HP Jetdirect-printserver wordt op deze pagina
weergegeven.
70 Hoofdstuk 3 Beheer en onderhoud van de printerNLWW
Een configuratiepagina afdrukken vanaf het bedieningspaneel
1Druk op de toets S
2Gebruik de toets P
ELECTEREN
IJL OMHOOG
bladeren en druk op de toets SELECTEREN
3Gebruik de toets P
IJL OMHOOG
om de menu's te openen.
of de toets P
IJL OMLAAG
.
of de toets P
IJL OMLAAG
om naar INFORMATIE te
om naar CONFIGURATIE
AFDRUKKEN te bladeren en druk vervolgens op de toets SELECTEREN
Hier volgt een voorbeeld van de configuratiepagina. De inhoud van de configuratiepagina is
afhankelijk van de opties die op dat moment in de printer zijn geïnstalleerd.
OpmerkingU kunt ook een configuratiepagina via de ingebouwde webserver verkrijgen.
Zie "De geïntegreerde webserver gebruiken" op pagina 60 voor meer informatie.
1
.
4
2
3
5
6
1PrinterinformatieGeeft het model, het serienummer, het aantal afgedrukte pagina's
en andere informatie over de printer.
2Gebeurtenissenlogboek Geeft het aantal items in het gebeurtenissenlogboek, het
maximumaantal items dat kan worden geraadpleegd en de laatste
drie items.
3Geïnstalleerde
personality's en opties
Geeft een overzicht van alle printertalen die geïnstalleerd zijn
(zoals PS en PCL) en geeft de opties die geïnstalleerd zijn in alle
DIMM- en EIO-sleuven.
NLWWDe printerconfiguratie controleren 71
4GeheugenGeeft het printergeheugen, de PCL DWS (Driver Work Space) en
bronbesparende informatie.
5BeveiligingGeeft de status van de vergrendeling van het bedieningspaneel
van de printer, het wachtwoord van het bedieningspaneel en het
schijfstation (indien op de printer aanwezig).
6Papierladen en optiesGeeft een overzicht van de formaatinstellingen voor alle laden
en optionele accessoires voor papierverwerking die
geïnstalleerd zijn.
Statuspagina benodigdheden
De statuspagina van benodigdheden geeft u informatie over de in uw printer geïnstalleerde
inktcartridge, de hoeveelheid resterende toner in de cartridge en het aantal pagina's en taken die
met de cartridge zijn verwerkt.
OpmerkingU kunt ook een statuspagina van benodigdheden afdrukken via de ingebouwde webserver.
Zie "De geïntegreerde webserver gebruiken" op pagina 60 voor meer informatie.
Een statuspagina van benodigdheden afdrukken vanaf het
bedieningspaneel
1Druk op de toets S
2Gebruik de toets P
ELECTEREN
IJL OMHOOG
bladeren en druk op de toets SELECTEREN
3Gebruik de toets P
IJL OMHOOG
om de menu's te openen.
of de toets P
IJL OMLAAG
.
of de toets P
IJL OMLAAG
om naar INFORMATIE te
om naar STATUSPAGINA
BENODIGDH. AFDR te bladeren en druk vervolgens op de toets SELECTEREN
.
72 Hoofdstuk 3 Beheer en onderhoud van de printerNLWW
1
2
3
4
5
1Benodigdheden
website
Weergave van de lokale website voor het bestellen van
benodigdheden via Internet.
2Inktcartridgeinformatie Biedt informatie over het geschatte aantal resterende pagina's op
basis van de hoeveelheid toner die nog in de cartridge aanwezig is,
de status van de hoeveelheid toner en het serienummer van de
inktcartridge.
3AfdrukstatistiekenGeeft statistieken over het totaalaantal pagina's en de taken die met
deze inktcartridge zijn verwerkt en het aantal pagina's per
papierformaat.
4Informatie van de
fabrikant
Toont de installatiedatum van de inktcartridge en de datum waarop
deze voor het laatst kan worden gebruikt.
5Recycling websiteGeeft een website met informatie over het terugsturen van gebruikte
HP inktcartridges.
NLWWDe printerconfiguratie controleren 73
PS- of PCL-lettertypenlijst
Gebruik het lettertypeoverzicht als u wilt weten welke lettertypen op dit moment in de printer zijn
geïnstalleerd. (In het lettertypeoverzicht ziet u tevens op de optionele vaste schijf (accessoire) of
flash-DIMM aanwezig zijn).
Een PS- of PCL-lettertypenlijst afdrukken
1Druk op de toets S
2Gebruik de toets P
ELECTEREN
IJL OMHOOG
bladeren en druk op de toets S
3Gebruik de toets P
IJL OMHOOG
om de menu's te openen.
of de toets P
ELECTEREN
of de toets P
IJL OMLAAG
.
IJL OMLAAG
om naar INFORMATIE te
om naar PS-LETTERTYPENOVERZICHT AFDRUK. of PCL-LETTERTYPENOVERZICHT AFDRUK. te bladeren en
druk vervolgens op de toets S
ELECTEREN
.
Het PS-lettertypenoverzicht toont de geïnstalleerde PS-lettertypen en geeft een voorbeeld
van die lettertypen. De volgende informatie kunt u in het PCL-lettertypenoverzicht vinden:
●
Lettertypen geeft de namen van de lettertypen en voorbeelden.
●
Tekens/inch / punt geeft het aantal tekens per inch en de puntgrootte van het lettertype.
●
Escape-reeks (een PCL 5e-programmeeropdracht) wordt gebruikt voor het selecteren van
het aangegeven lettertype. (Zie de legenda aan de onderkant van de pagina met het
lettertypeoverzicht.)
OpmerkingVoor informatie over het gebruik van printeropdrachten voor het selecteren van een lettertype
in MS-DOS®-programma's raadpleegt u "PCL 5e-lettertypen selecteren" op pagina 167.
●
Lettypenr. is het nummer dat gebruikt wordt voor het selecteren van lettertypen vanaf het
bedieningspaneel van de printer (niet het programma). Haal het lettertypenummer niet door
de war met het lettertype-id, dat hierna wordt beschreven. Het nummer geeft de DIMM-sleuf
aan waarin het lettertype is opgeslagen.
• SOFT: Gedownloade lettertypen die resident zijn in de printer tot andere lettertypen zijn
gedownload om ze te vervangen of tot de printer wordt uitgezet.
• INTERN: Lettertypen die permanent in de printer aanwezig zijn.
●
Lettype-ID is het nummer dat u toewijst aan de soft-lettertypen als u ze dowloadt via de
software.
74 Hoofdstuk 3 Beheer en onderhoud van de printerNLWW
De printer reinigen
Na verloop van tijd verzamelen zich in de printer toner- en papierdeeltjes. Dit kan problemen
tijdens het afdrukken veroorzaken. Door de printer te reinigen, kunt u deze problemen
verminderen of voorkomen.
Maak, wanneer u de inktcartridge wisselt of wanneer zich problemen met afdrukken voordoen,
de gedeelten rond de papierbaan en de inktcartridge schoon. Houd de printer zoveel mogelijk
vrij van stof en vuil.
De buitenkant reinigen
Reinig de buitenkant van de printer met een vochtige doek.
VOORZICHTIGGebruik geen schoonmaakmiddelen met ammoniak op of rond de printer.
NLWWDe printer reinigen 75
De gedeelten rond de papierbaan en de inktcartridge reinigen
3
4
2
Na verloop van tijd verzamelen zich in de printer toner- en
papierdeeltjes. Dit kan problemen tijdens het afdrukken veroorzaken.
Door de printer te reinigen, kunt u deze problemen verminderen of
voorkomen.
Reinig de binnenkant van de printer
1Schakel de printer uit en haal de stekker uit het stopcontact.
2Open de bovenklep.
3Verwijder de inktcartridge.
VOORZICHTIG
Stel de inktcartridge niet langer dan enkele minuten bloot aan licht.
Zo voorkomt u beschadiging aan de cartridge.
Zorg ervoor dat u de transferrol (de zwarte rubberen rol onder de
inktpatroon) niet aanraakt. Olie op de rol kan de afdrukkwaliteit
verminderen.
4Verwijder met een droge, pluisvrije doek het vuil uit het gedeelte
rond de papierbaan en in de ruimte van de inktcartridge.
5Plaats de inktcartridge weer in de printer en sluit de bovenklep.
5
Opmerking
Als het moeilijk is om de inktcartridge opnieuw te installeren, controleert
u of de registratieplaat omlaag in positie is gezet en of u de inktcartridge
stevig hebt aangedrukt.
6Steek de stekker in het stopcontact en zet de printer aan.
76 Hoofdstuk 3 Beheer en onderhoud van de printerNLWW
De fuser reinigen
Gebruik het reinigingsblad van de printer om te voorkomen dat er toner en papieren deeltjes in
de fuser achterblijven. Door het achterblijven van toner en deeltjes kunnen vlekken op de voor- of
achterzijde van uw afdruktaken ontstaan. (Zie "Tonerspikkels" op pagina 102.)
Voor een optimale afdrukkwaliteit raadt HP gebruikers aan om het reinigingsblad na iedere
vervanging van een inktcartridge te gebruiken of op vaste in te stellen tijden.
De totale reinigingsprocedure duurt ongeveer 2,5 minuut. Er verschijnt een bericht (of
REINIGINGSBLAD MAKEN (CREATING CLEANING PAGE) of REINIGEN (CLEANING)) op het display
van het bedieningspaneel terwijl de reiniging wordt uitgevoerd.
Het reinigingsblad gebruiken
Druk de pagina af op kopieerpapier (geen bankpost of ruw papier) voor een goede reinigende
werking van het reinigingsblad.
1Als op het printermodel een duplexeenheid aanwezig is, opent u de achterste uitvoerbak.
2Druk op de toets S
3Gebruik de toets P
ELECTEREN
IJL OMHOOG
CONFIGUREREN te bladeren en druk op de toets S
4Gebruik de toets P
IJL OMHOOG
AFDRUKKWALITEIT en druk vervolgens op de toets S
5Gebruik de toets P
IJL OMHOOG
MAKEN te bladeren en druk vervolgens op de toets S
om de menu's te openen.
of de toets P
of de toets P
of de toets P
IJL OMLAAG
ELECTEREN
IJL OMLAAG
ELECTEREN
IJL OMLAAG
ELECTEREN
om naar APPARAAT
.
om te bladeren naar
.
om naar REINIGINSBLAD
.
6Volg de instructies op het reinigingsblad om de reiniging te voltooien.
7Als op het printermodel een duplexeenheid aanwezig is, sluit u de achterste uitvoerbak.
NLWWDe fuser reinigen 77
78 Hoofdstuk 3 Beheer en onderhoud van de printerNLWW
4
Problemen oplossen
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u kleinere printerproblemen op kunt lossen.
●
"Controlelijst voor het oplossen van problemen" op pagina 80
●
"Algemene afdrukproblemen oplossen" op pagina 81
●
"Speciale pagina's afdrukken" op pagina 85
●
"Printerberichten interpreteren" op pagina 86
●
"Storingen verhelpen" op pagina 95
●
"Problemen met de afdrukkwaliteit oplossen" op pagina 100
●
"Algemene afdrukproblemen op het netwerk oplossen" op pagina 105
●
"Algemene problemen met Windows oplossen" op pagina 106
●
"Algemene problemen met Macintosh oplossen" op pagina 107
●
"Algemene problemen met PostScript oplossen" op pagina 112
NLWW79
Controlelijst voor het oplossen van problemen
Als de printer niet op de juiste wijze reageert, loopt u de punten uit de volgende controlelijst
een voor een na. Als de printer ergens niet verder wil, gaat u te werk volgens de suggesties
voor probleemoplossing.
Controleer of het lampje
LAAR
K
op de printer brandt.
Druk een kort document vanuit
een toepassing af om te
controleren of de computer en de
printer onderling verbonden zijn
en op de juiste manier met elkaar
communiceren.
Als het probleem zich blijft
voordoen, raadpleegt u de
onderstaande onderwerpen over
het oplossen van problemen.
Controleer de aansluiting van de netsnoeren als er geen
●
lampje brandt. Controleer de aan/uit-schakelaar. Controleer de
voedingsbron door een andere wandcontactdoos te gebruiken.
Indien andere lampjes branden, controleert u het bericht op het
●
bedieningspaneel en gaat u naar "Berichten van het
bedieningspaneel interpreteren" op pagina 86.
Controleer, als er geen pagina wordt afgedrukt, de kabel tussen de
●
printer en de computer. Ga na of de juiste kabel is gebruikt.
Controleer in de afdrukwachtrij of printspooler (afdrukmonitor op
●
een Macintosh-computer) of de afdruktaak onderbroken is.
Controleer of het printerstuurprogramma voor de HP LaserJet 2300
●
is geïnstalleerd.
Controleer in de toepassing of u van een printerstuurprogramma en
●
een poort voor de HP LaserJet 2300 gebruikmaakt.
Ga naar "Algemene afdrukproblemen oplossen" op pagina 81 als
●
de pagina niet volledig is afgedrukt.
"Speciale pagina's afdrukken" op pagina 85
●
"Algemene afdrukproblemen oplossen" op pagina 81
●
"Algemene afdrukproblemen op het netwerk oplossen" op
●
pagina 105
"Algemene problemen met Windows oplossen" op pagina 106
●
"Algemene problemen met Macintosh oplossen" op pagina 107
●
"Algemene problemen met PostScript oplossen" op pagina 112
●
80 Hoofdstuk 4 Problemen oplossenNLWW
Algemene afdrukproblemen oplossen
SymptoomMogelijke oorzaakOplossing
De informatie op het display
van het bedieningspaneel is
moeilijk te lezen.
Printer neemt materiaal uit
de verkeerde lade.
Printer neemt papier niet uit
lade 2 of optionele lade 3.
Het contrast is te hoog of te laag
voor de omstandigheden in uw
kantoor.
In de toepassing kan de verkeerde
keus voor een lade zijn gemaakt.
De geconfigureerde afmetingen
komen niet overeen met de
afmetingen van het materiaal in
de lade.
De achterste papierlengtegeleider
is niet op de juiste maat ingesteld
(lade 2 of optionele lade 3 voor
250 vel).
De achterste papierblokkering is
niet op de juiste maat ingesteld
(optionele lade 3 voor 500 vel).
Pas het contrast op het display
van het bedieningspaneel aan (zie
"HELDERHEID DISPLAY (DISPLAY BRIGHTNESS)" op pagina 151).
In veel toepassingen maakt u de
keuze voor de papierlade in het
menu Pagina-instelling.
Verwijder het materiaal uit de
andere laden om ervoor te zorgen
dat de printer materiaal uit de
gewenste lade neemt.
Gebruik bij een Macintoshcomputer het HP Laserjet Utility om
de prioriteit van de lade te wijzigen.
Wijzig op het bedieningspaneel het
geconfigureerde formaat in het
formaat van het materiaal dat in de
lade is geplaatst.
Zie "Lade 2 vullen (lade met een
capaciteit van 250 vel) of de
optionele lade van 250 vel in
de positie van lade 3 vullen" op
pagina 32 of "Lade 3 vullen (lade
voor 500 vel)" op pagina 34 om de
achterste papiergeleider goed in
te stellen.
Controleer voor lade 3 of de voorste
rand van de papierstapel gelijk ligt.
Door een ongelijke rand is het
mogelijk dat de drukplaat niet
omhoog gaat.
Het papier krult om wanneer
het uit de printer komt.
Het eerste vel van het
afdrukmateriaal loopt vast in
het gedeelte voor de
printcartridge.
Het papier krult om bij het verlaten
van de bovenste uitvoerbak.
Vochtigheid en temperatuur zijn van
invloed op het afdrukmateriaal.
Open de achterste uitvoerbak zodat
het papier de printer kan verlaten
zonder om te krullen.
Draai het papier waarop u
afdrukt, om.
Verlaag de fuser-temperatuur om
krullen tegen te gaan (zie "FUSER
MODI" op pagina 148).
Plaats de printer in een andere
ruimte of pas de omstandigheden
aan waaronder u afdrukt (zie "MEER
SCHEIDING (MORE SEPARATION)" op
pagina 148).
NLWWAlgemene afdrukproblemen oplossen 81
SymptoomMogelijke oorzaakOplossing
De afdruktaak wordt zeer
traag uitgevoerd.
Mogelijk is de afdruktaak zeer
complex.
De maximumsnelheid van
de printer kan niet worden
overschreden, zelfs als u meer
geheugen hebt toegevoegd.
De afdruksnelheid kan automatisch
worden verminderd bij het
afdrukken op afdrukmateriaal met
speciale formaten.
U drukt een PDF- of PS-bestand
(PostScript) af met een PCLprinterstuurprogramma.
De optie Optimaliseren voor:
is in het printerstuurprogramma
ingesteld op Kaarten, Zwaar papier,
Ruw papier of Bankpostpapier.
Maak de pagina minder complex
of probeer de instellingen voor
afdrukkwaliteit aan te passen.
Voeg, als dit probleem zich vaak
voordoet, geheugen aan de
printer toe.
Probeer in plaats van het
PCL-printerstuurprogramma
een PS-printerstuurprogramma te
gebruiken. (U kunt dit meestal in het
softwareprogramma veranderen.)
In het printerstuurprogramma stelt
u het type in op normaal papier
(zie"Afdrukken op materiaalsoort en
-formaat" op pagina 52).
Opmerking: Als u de instelling
wijzigt in normaal papier wordt
de afdruktaak sneller uitgevoerd.
Echter, als u zwaar materiaal
gebruikt kunt u voor de beste
resultaten het
printerstuurprogramma beter
ingesteld laten staan op zwaar,
zelfs als de afdruktaak misschien
trager is.
De afdruktaak wordt aan
beide kanten van het papier
afgedrukt.
De afdruktaak bestaat uit
één pagina maar tevens
wordt de achterzijde van
de pagina door de printer
verwerkt (de pagina komt
gedeeltelijk uit de printer en
gaat vervolgens weer terug
in de printer).
Er worden pagina's
afgedrukt, maar deze zijn
volledig blanco.
De printer is ingesteld op
dubbelzijdig afdrukken.
De printer is ingesteld op
dubbelzijdig afdrukken. Zelfs
als de afdruktaak slechts één
pagina bevat, wordt de achterzijde
door de printer verwerkt.
Misschien bevindt de
afsluitingsstrook zich nog in
de inktcartridge.
Het bestand bevat mogelijk
blanco pagina's.
Zie "De instellingen van een
afdruktaak wijzigen" op pagina 47
om de instelling te wijzigen of
raadpleeg de on line Help.
Zie "De instellingen van een
afdruktaak wijzigen" op pagina 47
om de instelling te wijzigen of
raadpleeg de on line Help.
Trek de pagina niet uit de printer
voordat het dubbelzijdig afdrukken
is voltooid. Het papier kan hierdoor
vastlopen.
Haal de inktcartridge uit de printer
en trek de afsluitingsstrook eruit.
Installeer de inktcartridge opnieuw.
Controleer of het bestand geen
blanco pagina's bevat.
82 Hoofdstuk 4 Problemen oplossenNLWW
SymptoomMogelijke oorzaakOplossing
De printer drukt wel af, maar
de tekst is fout, staat door
elkaar of is onvolledig.
De printerkabel zit los of is defect.Koppel de printerkabel los en sluit
deze weer aan. Probeer een
afdruktaak waarvan u weet dat deze
goed wordt uitgevoerd. Sluit, indien
mogelijk, de kabel en de printer op
een andere computer aan en
probeer een afdruktaak waarvan
u weet dat deze goed wordt
uitgevoerd. Probeer het tenslotte
met een nieuwe kabel.
De printer is op een netwerk of een
switchbox aangesloten en ontvangt
geen duidelijk signaal.
In de software is het verkeerde
stuurprogramma gekozen.
Het softwareprogramma werkt
niet goed.
Koppel de printer los van het
netwerk en sluit deze rechtstreeks
met een parallelle kabel of USBkabel op een computer aan. Druk
een taak af, waarvan u weet dat
deze goed wordt uitgevoerd.
Controleer in het menu
Printerselectie van de software
of de HP LaserJet 2300 is
geselecteerd.
Probeer een afdruktaak uit een
ander programma uit te voeren.
NLWWAlgemene afdrukproblemen oplossen 83
SymptoomMogelijke oorzaakOplossing
De printer reageert niet
wanneer u Afdrukken
selecteert in de software.
Het papier in de printer is op.Vul het papier aan.
De printer staat misschien in de
modus voor handmatige invoer.
De kabel tussen de computer en de
printer is niet goed aangesloten.
De printerkabel is defect.Sluit, indien mogelijk, de kabel op
In de software is de verkeerde
printer gekozen.
Mogelijk is het papier vastgelopen. Maak eventueel vastzittend papier
De printersoftware is niet voor de
printerpoort geconfigureerd.
Verander de modus voor
handmatige invoer (zie "HANDMATIG
INVOEREN" op pagina 145).
Ontkoppel de kabel en sluit deze
weer aan.
een andere computer aan en druk
een taak af waarvan u weet dat
deze goed wordt uitgevoerd. U kunt
ook een andere kabel proberen.
Controleer in het menu
Printerselectie van de software of
de HP LaserJet 2300 is
geselecteerd.
los en let in het bijzonder op de
eenheid voor dubbelzijdig
afdrukken. Zie "Storingen
verhelpen" op pagina 95.
Controleer in het menu
Printerselectie van de software
of de juiste poort wordt gebruikt.
Controleer, als de computer
meer dan één poort heeft, of de
printer op de juiste poort is
aangesloten.
De printer is aangesloten op een
netwerk en ontvangt geen signaal.
De printer is niet op de netvoeding
aangesloten.
De printer werkt niet goed.Controleer de berichten op het
Koppel de printer los van het
netwerk en sluit deze rechtstreeks
met een parallelle kabel of USBkabel op een computer aan.
Installeer de afdruksoftware
opnieuw. Druk een taak af, waarvan
u weet dat deze goed wordt
uitgevoerd.
Verwijder alle onderbroken taken uit
de afdrukwachtrij.
Controleer de aansluiting van de
netsnoeren als er geen lampje
brandt. Controleer de aan/uitschakelaar. Controleer de
voedingsaansluiting.
display van het bedieningspaneel
om te bepalen of de printer een fout
aangeeft. Noteer het eventuele
bericht en zie "Berichten van het
bedieningspaneel interpreteren" op
pagina 86.
84 Hoofdstuk 4 Problemen oplossenNLWW
Speciale pagina's afdrukken
Speciale pagina's in het geheugen van de printer kunnen u helpen bij het stellen van een
diagnose van de problemen en er meer over te weten komen.
●
Configuratiepagina
De configuratiepagina geeft een overzicht van de huidige instellingen en eigenschappen
van de printer. Zie "Configuratiepagina" op pagina 70 voor aanwijzingen over het afdrukken
van de configuratiepagina. Als een EIO-printserverkaart is geïnstalleerd wordt een tweede
pagina, de JetDirect-pagina, afgedrukt met alle HP JetDirect-informatie.
●
Lettertypeoverzicht
U kunt een lettertypeoverzicht afdrukken via het bedieningspaneel (zie "PS- of PCL-
lettertypenlijst" op pagina 74) of (voor Macintosh-computers) het HP LaserJet Utility
(zie "HP LaserJet Utility" op pagina 14).
●
Statuspagina benodigdheden
De statuspagina van benodigdheden geeft u informatie over de in uw printer
geïnstalleerde inktcartridge, de hoeveelheid resterende toner in de cartridge en het aantal
pagina's en taken die met de cartridge zijn verwerkt (zie "Statuspagina benodigdheden" op
pagina 72).
NLWWSpeciale pagina's afdrukken 85
Printerberichten interpreteren
Op het display van het bedieningspaneel van de printer verschijnen berichten over de normale
status van de printer (zoals Taak wordt verwerkt) of over fouten (zoals SLUIT VOORSTE KLEP)
die uw aandacht vereisen. "Berichten van het bedieningspaneel interpreteren" op pagina 86
geeft u een overzicht van de algemeenste berichten die uw aandacht nodig hebben of die u
mogelijk niet begrijpt. De berichten staan in alfabetische volgorde en worden gevolgd door de
numerieke berichten.
Het on line Help-systeem van de printer gebruiken
De printer heeft een ingebouwd Help-systeem op het bedieningspaneel dat instructies geeft over
het oplossen van de meeste printerproblemen. Een aantal berichten op het bedieningspaneel
wordt afgewisseld met aanwijzingen over de manier waarop u het on line Help-systeem opent.
Wanneer een bericht wordt gevolgd door Druk op ... voor hulp ?, drukt u op de toets H
om de Help te raadplegen en gebruikt u de toetsen P
IJL OMHOOG
en P
IJL OMLAAG
om
door het bericht te bladeren.
Om het on line Help-systeem te verlaten, drukt u op de toets H
ELP
.
Aanhoudende berichten oplossen
Bij sommige berichten (bijvoorbeeld verzoeken om een lade te vullen of een bericht dat een
voorgaande afdruktaak nog steeds in het geheugen aanwezig is) kunt u op de toets
S
ELECTEREN
drukken om af te drukken of op de toets T
AAK ANNULEREN
drukken om de taak te
wissen en het bericht te verwijderen.
Indien het bericht aanhoudt nadat u alle aanbevolen handelingen hebt uitgevoerd, neemt u
contact op met een erkende service- of ondersteuningsleverancier van HP. (Zie "Contact
opnemen met HP" op pagina 121 of ga naar http://www.hp.com/support/lj2300
.)
Berichten van het bedieningspaneel interpreteren
BerichtBeschrijvingAanbevolen handeling
Annuleren...
[TAAKNAAM]
CARTRIDGE BESTELLEN
(ORDER CARTRIDGE)
MINDER DAN [XXXX]
PAGINA (LESS THAN
[XXXX] PAGE)'S
Cartridge
geïnstalleerd
Event log leeg
De afdruktaak wordt geannuleerd.
Het bericht blijft aanwezig tijdens het
stoppen van de taak, het verwijderen
van papier uit de papierbaan en het
verwijderen van de laatste
gegegevens die via het actieve
gegevenskanaal worden ontvangen.
Dit bericht verschijnt wanneer de
instelling
submenu Systeeminstellingen is
ingesteld op
10 procent van de toner over is (zie
INKT BIJNA OP
"
Dit bericht verschijnt gedurende
ongeveer 10 seconden nadat u een
nieuwe, originele inktcartridge van
HP hebt geïnstalleerd.
U hebt
WEERGEVEN
bedieningspaneel geselecteerd
maar het gebeurtenissenlogboek
is leeg.
CARTRIDGE LEEG
VERDER
" op pagina 152).
GEBEURTENISLOGBOEK
op het
in het
en er nog maar
U hoeft geen handelingen uit te
voeren.
Zorg dat u een nieuwe inktcartridge
bij de hand hebt (zie "Onderdelen,
accessoires en benodigdheden
bestellen" op pagina 114).
U hoeft geen handelingen uit
te voeren.
U hoeft geen handelingen uit
te voeren.
ELP
86 Hoofdstuk 4 Problemen oplossenNLWW
BerichtBeschrijvingAanbevolen handeling
FORMAAT KOMT NIET
OVEREEN (SIZE
MISMATCH)
LADE [XX] =[FORMAAT]
wordt afgewisseld met
Klaar
Druk op ... voor hulp
De aangegeven lade is geladen
met een ander papierformaat dan
het geconfigureerde formaat voor
de lade.
Laad de lade met het
geconfigureerde formaat voor
de lade.
Let erop dat de geleiders juist in de
lade zijn geplaatst en let erop dat de
schakelaar correct is ingesteld op
Standaard of Aangepast.
GEBRUIK LADE [XX] (USE
TRAY [XX])
[TYPE] [FORMAAT]
wordt afgewisseld met
Om te veranderen druk
op /
Doorgaan druk
Geen taak te annuleren
GEKOZEN PERSONALITY
NIET BESCHIKBAAR
wordt afgewisseld met
Doorgaan druk
Gepauzeerd
wordt afgewisseld met
Terug naar Klaar
druk op HERVATTEN
HANDMATIGE INVOER
[TYPE] [FORMAAT]
wordt afgewisseld met
Als u een andere
lade wilt gebruiken,
drukt u op
of
Druk op ... voor hulp
of
Doorgaan druk
De printer heeft het materiaal van
het gevraagde type en formaat niet
gevonden. In het bericht worden het
beschikbare type en formaat en de
lade waarin het materiaal ligt
weergegeven.
U hebt op de toets T
gedrukt maar er was geen actieve
taak of er waren geen gebufferde
gegevens aanwezig om te
annuleren.
Het bericht wordt gedurende
ongeveer 2 seconden weergegeven,
waarna de printer terugkeert naar
de modus Klaar.
De printer heeft een aanvraag
ontvangen voor een personality
(printertaal) die niet in de printer is
opgenomen. De afdruktaak is
geannuleerd.
De printer is gepauzeerd maar blijft
gegevens ontvangen totdat het
geheugen vol is. Er doet zich geen
fout in de printer voor.
De printer wacht op het laden
van het materiaal in lade 1 voor
handmatige invoer.
AAK ANNULEREN
Druk op de toets S
als u de waarden in het bericht wilt
accepteren of gebruik de toets
IJLOMHOOG en PIJLOMLAAG
P
om door de andere mogelijkheden te
bladeren.
U hoeft geen handelingen uit
te voeren.
Druk de taak af met een
printerstuurprogramma voor een
andere printertaal of voeg de
gevraagde taal toe aan de printer
(indien beschikbaar).
Voor een lijst met beschikbare
personality's, dient u een
configuratiepagina af te drukken.
(Zie "Configuratiepagina" op
pagina 70.)
Druk op de knop P
Voer een van de volgende
stappen uit:
Plaats het gevraagde materiaal
●
in de lade 1 en druk op de toets
S
ELECTEREN
Druk op de toets
●
S
ELECTEREN
formaat uit een andere lade te
gebruiken.
ELECTEREN
AUZE/DOORGAAN
.
om een type en
.
INSTALLEER CARTRIDGE
wordt afgewisseld met
Druk op ... voor hulp
De inktcartridge ontbreekt en moet
opnieuw worden geplaatst om door
te kunnen gaan met afdrukken.
Vervang de inktcartridge of installeer
deze op correcte wijze.
De aangegeven lade is voor een
afdruktaak voor materiaal van een
specifiek type en formaat
geconfigureerd maar is leeg.
Tevens zijn alle andere laden leeg.
Er wordt een taak verzonden
waarvoor een specifiek type en
formaat nodig zijn en die niet in de
aangegeven lade aanwezig zijn.
Vul de aangegeven lade met het
gevraagde materiaal.
Voer een van de volgende
stappen uit:
Plaats het gevraagde materiaal
●
in de aangegeven lade en druk
op de toets S
Druk op om een type en
●
formaat uit een andere lade te
gebruiken.
ELECTEREN
Druk op ... voor hulp
of
Doorgaan druk
LADE [XX] LEEG
[TYPE] [FORMAAT]
wordt afgewisseld met
Klaar
Voor menu's druk
Papierbaan vrijmaken
Papierbaancontrole
(checking paper path)
Printercontrole
Toegang geweigerd
menu's geblokkeerd
TYPE KOMT NIET OVEREEN
LADE [XX]=[TYPE] (TRAY
[XX]=[TYPE])
wordt afgewisseld met
Klaar
Druk op ... voor hulp
In de lade is geen materiaal meer
aanwezig.
Het papier in de printer is
vastgelopen of de printer is
ingeschakeld en er is papier op een
verkeerde plaats geconstateerd. De
printer probeert dan automatisch de
pagina's uit te voeren.
De printer controleert op mogelijke
storingen of papier die niet zijn
verholpen in de printer.
De printer controleert op mogelijke
storingen of papier die niet zijn
verholpen in de printer.
De bedieningspaneelfunctie van de
printer die u probeert te openen, is
vergrendeld om ongeoorloofde
toegang te verhinderen.
Het systeem heeft een ander type
materiaal geconstateerd dan het
voor de lade opgegeven type in de
.
papierbaan vanuit lade
XX
Plaats papier in de lege lade om het
bericht te wissen.
Als u geen papier in de aangegeven
lade plaatst, gaat de printer door
met afdrukken vanuit de volgende
beschikbare lade met hetzelfde
papierformaat en -type en blijft het
bericht aanwezig.
Wacht totdat de printer de pagina's
heeft uitgevoerd. Als de pagina's
niet kunnen worden uitgevoerd,
verschijnt een bericht over
vastgelopen papier op het display
van het bedieningspaneel.
U hoeft geen handelingen uit te
voeren.
U hoeft geen handelingen uit te
voeren.
Neem contact op met de
netwerkbeheerder.
1Controleer of u het juiste
materiaal in de lade hebt
geplaatst.
2Controleer de instellingen van
het stuurprogramma om te
verifiëren of het verwachte
materiaaltype is geselecteerd.
3Controleer de instellingen voor
het materiaaltype op het
bedieningspaneel van de printer
om te verifiëren of de printer is
ingesteld op het materiaaltype
dat in de lade aanwezig is.
4Raadpleeg de on line Help van
de printersoftware voor meer
informatie.
.
88 Hoofdstuk 4 Problemen oplossenNLWW
BerichtBeschrijvingAanbevolen handeling
8X.YYYY
EIO-FOUT
10.XX.YY BENOD.HEDEN
GEHEUGENFOUT
Druk op ... voor hulp
13.XX.YZ STORING IN
[PLAATS]
20 ONVOLDOENDE
GEHEUGEN
wordt afgewisseld met
Doorgaan druk
21 PAGINA TE COMPLEX
wordt afgewisseld met
Doorgaan druk
Er heeft zich een kritieke fout met
het EIO-accessoire in sleuf
voorgedaan.
Er is een fout opgetreden in een
of meer printeronderdelen.
De waarden
u hieronder:
XX
en
YY
vindt
XX
00 = geheugen is defect
01 = geheugen ontbreekt
YY
00 = zwarte inktcartridge
Er is een storing opgetreden op de
aangegeven plaats.
De printer heeft meer gegevens
ontvangen dan in het
printergeheugen past. Het is
mogelijk dat u geprobeerd hebt om
te veel macro's, soft-lettertypen of
ingewikkelde afbeeldingen over
te sturen.
De gegevens (dichte tekst, regels,
raster- of vectorafbeeldingen) die
naar de printer zijn verzonden, zijn
te ingewikkeld.
[X]
1Zet de printer uit en weer aan.
2Zet de printer uit, plaats het EIO-
accessoire in sleuf
de printer weer aan.
3Zet de printer uit, verwijder het
EIO-accessoire uit sleuf
plaats het in een andere EIOsleuf en zet de printer weer aan.
4Plaats het EIO-accessoire in
.
[X]
sleuf
1Zet de printer uit en weer aan
om het bericht te wissen.
2Als het bericht aanhoudt, neemt
u contact op met een erkende
service- of ondersteuningsleverancier van HP (zie "Contact
opnemen met HP" op
pagina 121).
Verwijder het vastgelopen materiaal
uit de opgegeven plaats.
(Zie "Storingen verhelpen" op
pagina 95.)
Als het bericht aanhoudt nadat u al
het vastgelopen papier hebt verwijderd, is mogelijk een sensor vastgelopen of beschadigd. Neem in dat
geval contact op met een erkende
service- of ondersteuningsleverancier van HP (zie "Contact opnemen
met HP" op pagina 121).
Druk op de toets S
om de verzonden gegevens af te
drukken (sommige gegevens
kunnen verloren zijn gegaan),
vereenvoudig dan de afdruktaak of
installeer extra geheugen.
(Zie "Geheugen installeren" op
pagina 161.)
1Druk op de toets
ELECTEREN
S
gegevens af te drukken.
(Er gaan mogelijk gegevens
verloren.)
2Als dit bericht vaak verschijnt,
vereenvoudigt u de afdruktaak
of installeert u meer geheugen.
(Zie "Geheugen installeren" op
pagina 161.)
om de verzonden
[X]
ELECTEREN
en zet
,
[X]
NLWWPrinterberichten interpreteren 89
BerichtBeschrijvingAanbevolen handeling
22 EIO [X]
BUFFER OVERFLOW
wordt afgewisseld met
Doorgaan druk
22 PARALLELLE I/O
BUFFER OVERFLOW
wordt afgewisseld met
Doorgaan druk
22 SERIEEL I/O
BUFFER OVERFLOW
wordt afgewisseld met
Er zijn te veel gegevens verzonden
naar de EIO-kaart in de aangegeven
]
[
sleuf
onjuist communicatieprotocol in
gebruik is.
Er zijn te veel gegevens naar de
parallelle poort verzonden.
Er zijn te veel gegevens naar de
seriële poort verzonden.
. Het is mogelijk dat er een
X
1Druk op de toets
ELECTEREN
S
wissen. (De taak wordt niet
afgedrukt).
2Controleer de hostconfiguratie.
Als het bericht aanhoudt, neemt
u contact op met een erkende
service- of ondersteuningsleve-
rancier van HP (zie "Contact
opnemen met HP" op
pagina 121).
1Controleer of er een
kabelaansluiting los zit en
gebruik een kabel van goede
kwaliteit. Sommige parallelle
kabels die niet door HP zijn
vervaardigd, missen misschien
pinaansluitingen of voldoen
misschien om een andere reden
niet aan de specificatie
IEEE 1284. (Zie "Onderdelen,
accessoires en benodigdheden
bestellen" op pagina 114.)
2Deze fout kan optreden als het
printerstuurprogramma dat u
gebruikt niet voldoet aan de
norm IEEE 1284. Gebruik een
bij de printer geleverd HP-
stuurprogramma om de beste
resultaten te krijgen. (Zie
"Printersoftware" op pagina 11.)
3Druk op de toets
ELECTEREN
S
te wissen. (De taak wordt niet
afgedrukt).
4Als het bericht aanhoudt, neemt
u contact op met een erkende
service- of ondersteuningsleve-
rancier van HP (zie "Contact
opnemen met HP" op
pagina 121).
Druk op de toets S
om de foutmelding te wissen.
(De taak wordt niet afgedrukt).
om de melding te
om de foutmelding
ELECTEREN
Doorgaan druk
22 USB I/O
BUFFER OVERFLOW
40 EIO [X] SLECHTE
TRANSMISSIE
wordt afgewisseld met
Er zijn te veel gegevens naar de
USB-poort verzonden.
De verbinding tussen de printer
en de EIO-kaart in de aangegeven
sleuf [X] is verbroken.
Druk op de toets S
om de foutmelding te wissen.
(De taak wordt niet afgedrukt).
Druk op de toets S
om het foutbericht te wissen en door
te gaan met afdrukken.
Dit wordt doorgaans veroorzaakt als
er twee of meer vellen tegelijk in de
printer zijn terechtgekomen of als de
lade niet goed is afgesteld.
De printer heeft papier van een
andere type ontdekt dan het type
dat werd verwacht.
Er is een tijdelijke afdrukfout
opgetreden.
Er heeft zich een kritieke
firmwarefout voorgedaan.
1Vul de lade nogmaals met
papier van het juiste formaat.
2Druk op de toets
ELECTEREN
S
naar
Configureer het formaat in een
lade zo dat de printer een lade
gebruikt die het voor de
afdruktaak benodigde
papierformaat bevat.
3Als de fout niet verholpen is, zet
u de printer uit en opnieuw aan.
4Als het bericht aanhoudt, neemt
u contact op met een erkende
service- of ondersteuningsleverancier van HP (zie "Contact
opnemen met HP" op
pagina 121).
1Vul de lade nogmaals met
papier van het juiste type.
2Druk op de toets
ELECTEREN om te bladeren
S
naar
Configureer het type in een lade
zo dat de printer een lade
gebruikt die het voor de
afdruktaak benodigde
papiersoort bevat.
3Als de fout niet verholpen is, zet
u de printer uit en opnieuw aan.
4Als het bericht aanhoudt, neemt
u contact op met een erkende
service- of ondersteuningsleverancier van HP (zie "Contact
opnemen met HP" op
pagina 121).
1Druk op de toets
S
ELECTEREN
fout wordt nu automatisch
opnieuw afgedrukt als het
verhelpen van de papierstoring
is gelukt.
2Zet de printer uit en weer aan.
3Als het bericht aanhoudt, neemt
u contact op met een erkende
service- of ondersteuningsleverancier van HP (zie "Contact
opnemen met HP" op
pagina 121).
1Schakel de printer uit, wacht
20 minuten en schakel
vervolgens de printer weer in.
2Als het bericht aanhoudt, neemt
u contact op met een erkende
service- of ondersteuningsleverancier van HP (zie "Contact
opnemen met HP" op
pagina 121).
om te bladeren
LADE XX FORMAAT=
LADE XX TYPE=
. De pagina met de
.
.
NLWWPrinterberichten interpreteren 91
BerichtBeschrijvingAanbevolen handeling
50.X FUSERFOUT
Druk op ... voor hulp
51.X
PRINTERFOUT
wordt afgewisseld met
Om verder te gaan
eerst uit en insch.
52.X
PRINTERFOUT
wordt afgewisseld met
Om verder te gaan
eerst uit en insch.
53.XY.ZZ
PRINTERFOUT
55.X
PRINTERFOUT
wordt afgewisseld met
Om verder te gaan
eerst uit en insch.
56.X
PRINTERFOUT
wordt afgewisseld met
Om verder te gaan
eerst uit en insch.
57.X
PRINTERFOUT
wordt afgewisseld met
Om verder te gaan
eerst uit en insch.
Er is een fuserfout opgetreden1Zet de printer uit en weer aan.
Er is een tijdelijke afdrukfout
opgetreden.
Er is een tijdelijke afdrukfout
opgetreden.
Er is een probleem met het
printergeheugen. De DIMM die de
fout heeft veroorzaakt, wordt niet
gebruikt. Waarden X, Y en
geven het volgende aan:
= DIMM-type
X
0 = ROM
1 = RAM
= Apparaatlocatie
Y
0 = Intern geheugen (ROM of
RAM)
1 tot en met 3 = DIMM-sleuf 1, 2
of 3
= Foutnummer
ZZ
Er is een tijdelijke afdrukfout
opgetreden.
Er is een tijdelijke afdrukfout
opgetreden door onjuiste invoer- of
uitvoerkeuze.
Er is een tijdelijke afdrukfout
opgetreden in een van de
printerventilatoren.
ZZ
2Als het bericht aanhoudt, neemt
u contact op met een erkende
service- of ondersteuningsleve-
rancier van HP (zie "Contact
opnemen met HP" op
pagina 121).
1Zet de printer uit en weer aan.
2Als het bericht aanhoudt, neemt
u contact op met een erkende
service- of
ondersteuningsleverancier van
HP (zie "Contact opnemen met
HP" op pagina 121).
1Zet de printer uit en weer aan.
2Als het bericht aanhoudt, neemt
u contact op met een erkende
service- of
ondersteuningsleverancier van
HP (zie "Contact opnemen met
HP" op pagina 121).
1U dient de aangegeven DIMM
mogelijk opnieuw te plaatsen of
te vervangen. Zet de printer uit
en vervang vervolgens de DIMM
die de fout heeft veroorzaakt.
2Probeer een ander
printerstuurprogramma of druk
een kleiner bestand af.
3Als het bericht aanhoudt, neemt
u contact op met een erkende
service- of
ondersteuningsleverancier van
HP (zie "Contact opnemen met
HP" op pagina 121).
1Zet de printer uit en weer aan.
2Probeer een ander
printerstuurprogramma of druk
een kleiner bestand af.
3Als het bericht aanhoudt, neemt
u contact op met een erkende
service- of
ondersteuningsleverancier van
HP (zie "Contact opnemen met
HP" op pagina 121).
1Zet de printer uit en weer aan.
2Als het bericht aanhoudt, neemt
u contact op met een erkende
service- of
ondersteuningsleverancier van
HP (zie "Contact opnemen met
HP" op pagina 121).
1Zet de printer uit en weer aan.
2Als het bericht aanhoudt, neemt
u contact op met een erkende
service- of
ondersteuningsleverancier van
HP (zie "Contact opnemen met
HP" op pagina 121).
92 Hoofdstuk 4 Problemen oplossenNLWW
BerichtBeschrijvingAanbevolen handeling
58.X
PRINTERFOUT
wordt afgewisseld met
Om verder te gaan
eerst uit en insch.
59.X
PRINTERFOUT
wordt afgewisseld met
Om verder te gaan
eerst uit en insch.
62 GEEN SYSTEEM
64 PRINTERFOUT
wordt afgewisseld met
Om verder te gaan
eerst uit en insch.
Er is een printerfout opgetreden
waarbij een geheugentag CPU-fout
is geconstateerd of er is een
probleem met de luchtsensor of
stroomvoorziening.
Er is een tijdelijke afdrukfout
opgetreden.
Dit bericht geeft aan dat er geen
systeem is gevonden. Het
softwaresysteem van de printer is
beschadigd.
Er is een tijdelijke afdrukfout
opgetreden in de scanbuffer.
Problemen met de
stroomvoorziening oplossen:
1Haal de printer uit de UPS-
voorzieningen, extra
voedingsbronnen of powerstrips.
Steek de stekker van de printer
in een wandcontactdoos en
controleer of het probleem
hiermee is opgelost.
2Als u de stekker van de printer
al in een wandcontactdoos had
gestoken, probeert u een
andere voedingsbron in het
gebouw die onafhankelijk is van
de voedingsbron die u op dit
moment gebruikt.
De netwerkspanning en de
stroombron bij de printer dienen
mogelijk gecontroleerd te worden
zodat ze voldoen aan de elektrische
specificaties van de printer.
(Zie "Elektrische specificaties" op
pagina 130.)
Als het bericht aanhoudt, neemt u
contact op met een erkende serviceof ondersteuningsleverancier van
HP (zie "Contact opnemen met HP"
op pagina 121).
1Zet de printer uit en weer aan.
2Als het bericht aanhoudt, neemt
u contact op met een erkende
service- of ondersteuningsleverancier van HP (zie "Contact
opnemen met HP" op
pagina 121).
1Zet de printer uit en weer aan.
2Als het bericht aanhoudt, neemt
u contact op met een erkende
service- of ondersteuningsleverancier van HP (zie "Contact
opnemen met HP" op
pagina 121).
1Zet de printer uit en weer aan.
2Als het bericht aanhoudt, neemt
u contact op met een erkende
service- of ondersteuningsleverancier van HP (zie "Contact
opnemen met HP" op
pagina 121).
NLWWPrinterberichten interpreteren 93
BerichtBeschrijvingAanbevolen handeling
79.XXXX
PRINTERFOUT
wordt afgewisseld met
Om verder te gaan
eerst uit en insch.
De printer heeft een kritieke fout met
de hardware geconstateerd.
1Druk op T
de afdruktaak te wissen uit het
printergeheugen. Zet de printer
uit en weer aan.
2Probeer een taak vanuit een
ander programma af te drukken.
Als de taak wordt afgedrukt,
ga dan terug naar het eerste
programma en probeer een
ander bestand af te drukken.
(Als het bericht uitsluitend
verschijnt met een bepaald
programma of bepaalde
afdruktaak, neem dan contact
op met de softwareleverancier
voor ondersteuning.)
Als het bericht blijft verschijnen bij
verschillende programma's en
afdruktaken, dient u de volgende
stappen te proberen:
1Zet de printer uit.
2Koppel alle kabels los tussen
de printer, het netwerk of de
computer.
3Verwijder alle geheugen-DIMM's
of DIMM's van andere
leveranciers uit de printer.
(Zie "Geheugen installeren" op
pagina 161.)
4Verwijder alle EIO-apparatuur
uit de printer. (Zie "Een
HP JetDirect EIO-kaart
installeren" op pagina 164.)
5Zet de printer aan.
Als de fout nu verdwenen is, volgt u
de volgende stappen.
1Installeer één voor één de DIMM
en EIO apparaten. Zorg hierbij
dat de printer wordt uitgezet en
weer wordt aangezet bij de
installatie van ieder apparaat.
2Vervang een DIMM- of EIO-
apparaat als dit de fout heeft
veroorzaakt.
3Sluit alle kabels weer aan
tussen de printer, het netwerk of
de computer.
AAKANNULEREN om
94 Hoofdstuk 4 Problemen oplossenNLWW
Storingen verhelpen
Tijdens een afdruktaak kan het gebeuren dat het papier vast komt te zitten. Hier volgen een
aantal oorzaken:
●
Het papier is niet op de juiste wijze in de laden geplaatst of er is te veel papier geladen.
●
Lade 2 of de optionele lade 3 is tijdens een afdruktaak verwijderd.
●
De bovenklep is tijdens een afdruktaak geopend.
●
Het geladen materiaal voldoet niet aan de specificaties van HP (zie "Specificaties
afdrukmateriaal" op pagina 132).
●
Het gebruikte materiaal valt buiten het ondersteunde formaatbereik (zie "Specificaties
afdrukmateriaal" op pagina 132.)
Plaatsen waar papier vastloopt
Papierstoringen kunnen zich op vier plaatsen voordoen:
1
3
2
4
1Het gebied van de inktcartridge (zie "Gebied van de inktcartridge" op
pagina 96)
2Het gebied van de invoerlade (zie "Papierinvoergebied lade 2 of lade 3" op
pagina 97)
3Het gebied van de uitvoerlade (zie "Uitvoergedeelten" op pagina 98)
4Het gebied van de duplexeenheid (alleen van toepassing op de printers
HP LaserJet 2300d, HP LaserJet 2300dn en HP LaserJet 2300dtn)
(zie "Gedeelte voor dubbelzijdig afdrukken" op pagina 99)
OpmerkingKijk waar het vastgelopen materiaal zich bevindt en verwijder het aan de hand van de instructies
die u in dit onderdeel krijgt. Kijk eerst in het gedeelte voor de inktcartridge, als het niet duidelijk
is waar de papierstoring zich bevindt.
Verwijder zorgvuldig alle afgescheurde stukjes papier uit de printer.
Na de papierstoring kan er losse toner in de printer achterblijven. Na het afdrukken van enkele
vellen is dit gewoonlijk niet meer aanwezig. Zie "Losse toner" op pagina 103.
NLWWStoringen verhelpen 95
1
2
3
Gebied van de inktcartridge
Bij papierstoringen in dit gedeelte kan losse toner op de pagina
terechtkomen. Als er toner op uw kleding of uw handen terechtkomt,
verwijdert u de toner met koud water. (Door warm water zet de toner
zich vast in de stof.)
1 Open de bovenklep.
2 Verwijder de inktcartridge.
VOORZICHTIG
Stel de inktcartridge niet langer dan enkele minuten bloot aan licht.
U voorkomt zo beschadiging van de cartridge. Leg een vel papier over
de inktcartridge heen zolang deze zich buiten de printer bevindt.
3 Til voorzichtig de registratieplaat omhoog. Als u de voorste rand van
het afdrukmateriaal kunt zien, trekt u het materiaal voorzichtig naar
het achterste gedeelte van de printer om het te verwijderen.
Als het moeilijk is om het materiaal te verwijderen of als het zich
reeds in het uitvoergedeelte bevindt, verwijdert u het vastzittende
materiaal zoals beschreven in "Uitvoergedeelten" op pagina 98.
4 Kantel de registratieplaat voorzichtig omlaag nadat het vastzittende
materiaal is verwijderd. Plaats de inktcartridge weer in de printer en
sluit de bovenklep.
4
Opmerking
Als het moeilijk is om de inktcartridge opnieuw te installeren,
controleert u of de registratieplaat omlaag in positie is gezet en of u
de inktcartridge stevig hebt aangedrukt.
Als het lampje W
materiaal in de printer aanwezig. Controleer de papierinvoer en de
achterste gedeelten voor de uitvoer. Controleer het gedeelte voor
de duplexeenheid bij printers met een ingebouwde duplexeenheid
(HP LaserJet 2300d, HP LaserJet 2300dn en HP LaserJet 2300dtn).
AARSCHUWING
niet dooft, is er nog vastgelopen
96 Hoofdstuk 4 Problemen oplossenNLWW
1
2
3
Papierinvoergebied lade 2 of lade 3
Opmerking
Als het papier zich in het gedeelte voor de inktcartridge bevindt, gaat u
te werk zoals beschreven in "Gebied van de inktcartridge" op pagina 96.
Het is gemakkelijker om papier te verwijderen uit het gedeelte voor de
inktcartridge dan uit het invoergedeelte.
1Trek lade 2 of lade 3 uit om het vastgelopen papier naar buiten
te halen.
2Verwijder papier dat verkeerd is ingevoerd door aan de zichtbare
rand te trekken. Zorg ervoor dat al het papier goed in de lade ligt
(zie "Lade 2 vullen (lade met een capaciteit van 250 vel) of de
optionele lade van 250 vel in de positie van lade 3 vullen" op
pagina 32. Verwijder, als lade 3 is geplaatst, verkeerd ingevoerd
papier en controleer of al het papier goed in de lade ligt.
3Als het papier in het invoergedeelte vastzit en toegang tot het papier
vanuit het inktcartridgegedeelte niet mogelijk is, neemt u het papier
vast en trekt u het voorzichtig uit de printer.
4Druk, voor lade 2, het papier omlaag om de metalen drukplaat vast
te zetten. Schuif beide laden weer in de printer.
5Om een reset van de printer uit te voeren en door te gaan met
afdrukken, opent u de bovenklep volledig en sluit u deze weer.
4
Opmerking
Als het lampje W
materiaal in de printer aanwezig. Controleer de papierinvoer en de
achterste gedeelten voor de uitvoer. Controleer het gedeelte voor
de duplexeenheid bij printers met een ingebouwde duplexeenheid
(HP LaserJet 2300d, HP LaserJet 2300dn en HP LaserJet 2300dtn).
AARSCHUWING
niet dooft, is er nog vastgelopen
NLWWStoringen verhelpen 97
1
Uitvoergedeelten
Bij papierstoringen in dit gedeelte kan losse toner op de pagina
terechtkomen. Als er toner op uw kleding of uw handen terechtkomt,
verwijdert u de toner met koud water. (Door warm water zet de toner
zich vast in de stof.)
1Open de bovenklep en verwijder de inktcartridge. Open de
achterste uitvoerbak.
2
3
4
Opmerking
Het is noodzakelijk om de bovenklep te openen, zodat de tandwielen
voor de achterste uitvoer vrijkomen en u het materiaal gemakkelijker
kunt verwijderen.
2Als u het materiaal in de achterste uitvoeropening kunt zien,
gebruikt u voorzichtig beide handen om de voorste rand uit de
printer te trekken. Verwijder voorzichtig de rest van het vastzittende
materiaal uit de printer.
3Als het papier bijna volledig zichtbaar is vanuit de
bovenste uitvoerlade, trekt u het resterende papier voorzichtig uit
de printer.
Als u de voorste rand niet kunt zien of in het inktcartridgegedeelte
haast niet zichtbaar is, opent u volledig de achterste uitvoerbak.
Druk hiertoe de klep van de bak een klein stukje naar voren en
gebruik uw vinger om het rooster aan de onderkant los te maken.
Draai aan het wieltje voor het verhelpen van vastgelopen papier
om het materiaal uit de printer te halen.
4Installeer de inktcartridge opnieuw. Sluit de bovenklep en de
achterste uitvoerbak.
Opmerking
Als het moeilijk is om de inktcartridge opnieuw te installeren, controleert
u of de registratieplaat omlaag in positie is gezet en of u de inktcartridge
stevig hebt aangedrukt.
Als het lampje W
materiaal in de printer aanwezig. Controleer de papierinvoer en de
achterste gedeelten voor de uitvoer. Controleer het gedeelte voor de
duplexeenheid bij printers met een ingebouwde duplexeenheid
(HP LaserJet 2300d, HP LaserJet 2300dn en HP LaserJet 2300dtn).
98 Hoofdstuk 4 Problemen oplossenNLWW
AARSCHUWING
niet dooft, is er nog vastgelopen
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.