Pioneer AVIC-F60DAB, AVIC-F860BT, AVIC-F960DAB, AVIC-F960BT User manual [nl]

Page 1
Bedieningshandleiding
AV NAVIGATIESYSTEEM
AVIC-F60DAB AVIC-F960DAB AVIC-F960BT AVIC-F860BT
Lees altijd eerst de Belangrijke informatie voor de gebruiker! Het gedeelte Belangrijke informatie voor de gebruiker bevat belangrijke informatie die u moet
weten en begrijpen voordat u het product gebruikt.
Nederlands
Page 2
Inhoudsopgave
Hartelijk dank voor de aanschaf van dit Pioneer-product.
Lees de instructies goed door zodat u het toestel op de juiste manier leert te bedie­nen. Nadat u de instructies hebt gelezen, bergt u het boekje op een handige plaats op
zodat u het altijd snel bij de hand hebt.
Opstarten en afsluiten 17
Belangrijk
De schermafbeeldingen die in de voorbeelden worden getoond, kunnen verschillen van de fei­telijke schermafbeeldingen, die zonder vooraf­gaande kennisgeving kunnen worden gewijzigd om verbeteringen in de prestaties en de functies te bewerkstelligen.
Inleiding Overzicht handleiding 10
Gebruik van deze handleiding 10Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt 10
– Terminologie die in deze handleiding
wordt gebruikt 10
Opmerkingen over het interne geheugen 11
– Voordat u de accu van het voertuig
loskoppelt 11
– Gegevens die gewist kunnen
worden 11
De microprocessor resetten 11
Basisbediening
De namen en functies van de onderdelen
controleren 12
Beveiliging van uw product tegen
diefstal 13
– De afneembare frontplaat
verwijderen 13
– De afneembare frontplaat
bevestigen 13
Opmerkingen over gebruik van het lcd-
paneel 14 De hoek van het lcd-paneel afstellen 14 Media plaatsen/verwijderen/aansluiten 14
Een disc inbrengen en uitwerpen 15Een SD-geheugenkaart inbrengen en
uitwerpen 15
Een iPod aansluiten en losmaken 16Een USB-geheugenapparaat aansluiten
en losmaken 16
2
Nl
De eerste maal inschakelen 17 Inschakelen bij normaal gebruik 18
– Een bericht over de kaartdatabase 18 Het scherm uitschakelen 18 Gebruik van de schermen 20
– Tussen schermen overschakelen met
de aanraaktoetsen 20
– Tussen schermen overschakelen met
de vaste toetsen 21 Ondersteunde AV-bronnen 22 Het AV-bedieningsscherm weergeven 22
– Een bron voor het voordisplay
selecteren op het AV-
bronselectiescherm 23
– Een bron voor het voordisplay
selecteren in de bronnenlijst 23
– Een bron voor het achterdisplay
selecteren 23 De AV-bron uitschakelen 23 De volgorde van de bronpictogrammen
wijzigen 23 De volgorde van de brontoetsen wijzigen 24 Gebruik van het aanraakpaneel 24
– Gebruik van de gemeenschappelijke
aanraaktoetsen 24
Lijstschermen bedienen 25Gebruik van de tijdbalk 25Gebruik van het toetsenbord op het
scherm 25
Het navigatiesysteem de eerste keer
opstarten 25
Het navigatiemenuscherm gebruiken Het navigatiemenuscherm bedienen 28
Het gebruik van de kaart
Het kaartscherm aflezen 30 Route-gebeurtenissen die vaak worden
getoond 30 De huidige positie op de kaart zien 31 Bladeren in het gegevensveld 31 De rijweergave configureren 32 Het kaartscherm bedienen 33
Page 3
Inhoudsopgave
De schaal van de kaart wijzigen 33Smart-zoom 33Overschakelen tussen weergaven 2D,
3D en 2D Noorden boven 33
De kijkhoek van de kaart wijzigen 34De kaart naar de plaats verschuiven die
u wilt zien 34
Een locatie zoeken en selecteren
Een locatie aan de hand van het adres
zoeken 35
Nuttige plaatsen (POI) zoeken 36
– POIs zoeken met behulp van de
voorgeprogrammeerde categorieën 36
– POIs op categorie zoeken of
rechtstreeks op basis van de naam van de voorzieningen 37
– Nooddiensten of hulpdiensten in de
buurt zoeken 38
Een bestemming selecteren uit opgeslagen
locaties 39
Een bestemming selecteren uit opgeslagen
routes 39
Een locatie selecteren die u recentelijk hebt
opgezocht 40
Historiek 40Smart-historiek 40
Een locatie zoeken met Gecombineerd
zoeken40
Een locatie aan de hand van de coördinaten
zoeken 42
Een locatie zoeken door de kaart te
verschuiven 42
De huidige route controleren en wijzigen De route wijzigen 43
– Alternatieve routes bekijken bij het
plannen van de route 43
– Alternatieve routes voor een bestaande
route bekijken 43
– Een nieuw beginpunt voor de route
instellen 43
– De lijst met bestemmingen
bewerken 44
– De huidige routebegeleiding
annuleren 45
Een route samenstellen met
Routeplanner45
De routegegevens en voorkeuren
controleren 46
De routesimulatie bekijken 46
Locaties en routes registreren en bewerken
Een locatie opslaan in Opgeslagen
locatie48
Een route opslaan in Opgeslagen
routes48
Een locatie als een waarschuwingspunt
opslaan 48
Verkeersinformatie gebruiken
Actuele verkeersinformatie (TMC)
ontvangen 50
De verkeersgebeurtenissen op de kaart
controleren 50
Nuttige informatie over uw reis bekijken Nuttige informatie bekijken 51
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de navigatie De navigatie-instellingen aanpassen 52
– De fabrieksinstellingen herstellen 53
Informatie over de opties in
Instellingen53
Instellingen voor
Routevoorkeuren53Instellingen voor Geluid55Instellingen voor
Waarschuwingen55Instellingen voor Navigatiekaart56Instellingen voor Regionaal58Instellingen voor Weergave58Instellingen voor Verkeer58Instellingen voor Weather59
3
Nl
Page 4
Inhoudsopgave
Instellingen voor Ritmonitor59Instellingen voor Online diensten59Instellingen voor
Gebruiksrapporten59
Instellingen voor Start
configuratiewizard” 59
Een Bluetooth-apparaat registreren en er verbinding mee maken
Communicatie-apparaten voorbereiden 60 Uw Bluetooth-apparaten registreren 60
– Bluetooth-apparaten in de buurt
zoeken 60
– Paren vanaf uw Bluetooth-
apparaten 61
– Automatisch verbinding maken met
een Bluetooth-apparaat 62
– Een geregistreerd apparaat
verwijderen 62
Een geregistreerd Bluetooth-apparaat
handmatig verbinden 63 De zichtbaarheid instellen 63 De pincode invoeren voor Bluetooth-
verbinding 64 Het Bluetooth-apparaatadres weergeven 64 Het Bluetooth-geheugen wissen 64 De Bluetooth-software bijwerken 65 De versie van de Bluetooth-software
weergeven 65
Gebruik van handsfree telefoneren Het telefoonmenu weergeven 66
Aanraaktoetsen 66Het scherm aflezen 66
Zelf telefoneren 67
Rechtstreeks bellen 67Een telefoonnummer uit het
telefoonboek bellen 67
– Iemand bellen via de
geschiedenislijst 68
– De lijst met voorkeurnummers
gebruiken 69
Een oproep ontvangen 70
– Een inkomende oproep
beantwoorden 70
Het bevestigingsscherm voor oproepen
minimaliseren 70
De telefooninstellingen wijzigen 71
De telefoon automatisch opnemen 71Het belsignaal in- of uitschakelen 71De volgorde van voor- en achternamen
in het telefoonboek omwisselen 71
De privémodus instellen 72Het gespreksvolume voor uw
gesprekspartner aanpassen 72
Stemherkenning gebruiken (voor
iPhone) 72
Opmerkingen met betrekking tot handsfree
telefoneren 73
Een iPod / iPhone of smartphone instellen
Basisprocedure voor het instellen van een
iPod / iPhone of smartphone 74
De verbindingsmethode voor het apparaat
instellen 74 iPod-compatibiliteit 74 Compatibiliteit met Androidapparaat 75 Compatibiliteit met MirrorLink-apparaat 75 Informatie over de verbindingen en functies
van elk apparaat 76
Gebruik van de radio
Gebruik van de aanraaktoetsen 79 Het scherm aflezen 79 Startprocedure 80 Een frequentieband selecteren 80 Handmatig afstemmen 80 Automatisch afstemmen 81 Een voorkeurzender selecteren in de lijst met
voorkeurzenders 81 Zenderfrequenties opslaan 81 De frequenties van de sterkste zenders
opslaan 81 Op sterke frequenties afstemmen 82 Verkeersberichten ontvangen 83 Onderbreking door nieuwsprogrammas 83
4
Nl
Page 5
Inhoudsopgave
Op alternatieve frequenties afstemmen 84 Alleen zenders met regionale programmas
zoeken 85
Omschakelen van automatisch PI-
zoeken 86
– Automatisch PI-zoeken voor
voorkeurzenders activeren 86
De geluidskwaliteit van de FM-tuner
instellen 86
Informatie over muziekstukken op een iPod
opslaan (iTunes-tags) 87
Bediening met de vaste toetsen 87
Gebruik van de digitale radio (DAB)
Gebruik van de aanraaktoetsen 88 Het scherm aflezen 89 Startprocedure 89 Een frequentieband selecteren 90 Een zender in de lijst selecteren 90 Naar een recente uitzending luisteren 90 Handmatig afstemmen 91 Automatisch afstemmen 91 Een voorkeurzender selecteren in de lijst met
voorkeurzenders 91 Zenderfrequenties opslaan 91 Automatisch overschakelen naar een zender
met een goede ontvangstgevoeligheid 92 Bediening met de vaste toetsen 92
Afspelen van een disc
Gebruik van de aanraaktoetsen (voor
audio) 93 Gebruik van de aanraaktoetsen (voor
video) 93 Het scherm lezen (voor audio) 95 Het scherm lezen (voor video) 95 Startprocedure 96 Bestanden uit de lijst met bestandsnamen
selecteren 96 De fragmenten in een willekeurige volgorde
afspelen 96 Een bereik voor herhaalde weergave
instellen 96
Overschakelen tussen
mediabestandstypen 97
Het gewenste gedeelte zoeken om af te
spelen 97 Gebruik van het dvd-menu 98 De ondertitelingstaal wijzigen 98 De audiotaal wijzigen 98 Beeld-voor-beeld weergave 98 Vertraagde weergave 98 Terugkeren naar een bepaalde scène 99 Het afspelen hervatten (bladwijzer) 99 Bediening van het dvd-menu met de
aanraaktoetsen 99 De weergave wijzigen op een dvd met
meerdere camerastandpunten 100 De audio-uitgang selecteren 100 Bediening met de vaste toetsen 100
Gecomprimeerde audiobestanden afspelen
Gebruik van de aanraaktoetsen 101 Het scherm aflezen 102 Startprocedure (voor disc) 103 Startprocedure (voor USB/SD) 103 De bladerstand omschakelen 103 Bestanden uit de lijst met bestandsnamen
selecteren 104 Een bestand selecteren in de lijst voor het
muziekstuk dat nu wordt afgespeeld
(gekoppeld zoeken) 104 Bestanden in een willekeurige volgorde laten
weergeven 104 Een bereik voor herhaalde weergave
instellen 105 Overschakelen tussen
mediabestandstypen 105 Bediening met de vaste toetsen 105
Gecomprimeerde videobestanden afspelen
Gebruik van de aanraaktoetsen 106 Het scherm aflezen 107 Startprocedure (voor disc) 107 Startprocedure (voor USB/SD) 107
Nl
5
Page 6
Inhoudsopgave
Bestanden uit de lijst met bestandsnamen
selecteren 108
Een bereik voor herhaalde weergave
instellen 108 Beeld-voor-beeld weergave 108 Vertraagde weergave 108 Overschakelen tussen
mediabestandstypen 109 Bediening met de vaste toetsen 109
Gecomprimeerde afbeeldingen weergeven
Gebruik van de aanraaktoetsen 110 Het scherm aflezen 110 Startprocedure 111 Bestanden uit de lijst met bestandsnamen
selecteren 111 Bestanden in een willekeurige volgorde laten
weergeven 111 Een bereik voor herhaalde weergave
instellen 111 Overschakelen tussen
mediabestandstypen 112 Het interval voor diavoorstellingen
instellen 112 Bediening met de vaste toetsen 112
Gebruiken van een iPod
Gebruik van de aanraaktoetsen (voor
audio) 113 Gebruik van de aanraaktoetsen (voor
video) 113 Het scherm lezen (voor audio) 114 Het scherm lezen (voor video) 114 Startprocedure 115 Instellen van de willekeurige weergave 115 Een bereik voor herhaalde weergave
instellen 116 Muziekstukken of videos in het scherm met
afspeellijsten selecteren 116 De iPod-functie van dit product op de iPod
gebruiken 117 De weergavesnelheid van een audioboek
wijzigen 118
Lijsten weergeven die verwant zijn met het
huidige muziekstuk (gekoppeld
zoeken) 118 Bediening met de vaste toetsen 118 Muziek afspelen via een andere muziekapp
dan iPod-muziek, als de iPod-bron 118
Gebruik van de aanraaktoetsen 118Het scherm aflezen 119
Applicaties op een iPhone of smartphone gebruiken Gebruik van AppRadio Mode 120
– Gebruik de aanraaktoetsen (zijbalk voor
bediening van de applicatie) 120
Startprocedure 121Gebruik van het toetsenbord 122De beeldgrootte aanpassen (voor
gebruikers van een smartphone) 123
– Het beeld van uw applicatie weergeven
(iPhone met 30-pens connector) 124
– Het beeld van uw applicatie weergeven
(iPhone met Lightning-connector) 124
– Het beeld van uw applicatie weergeven
(smartphone) 125
Gebruik van MirrorLink 125
– Gebruik de aanraaktoetsen (zijbalk voor
bediening van de applicatie) 125
– Startprocedure 126
Gebruik van de audiomixfunctie 126
Gebruik van Aha Radio
Gebruik van de aanraaktoetsen 128 Het scherm aflezen 129 Startprocedure 130
– Voor gebruikers van een iPhone met 30-
pens connector 130
– Voor gebruikers van een iPhone met
Lightning-connector 130
– Voor gebruikers van een
smartphone 130
Bediening met de vaste toetsen 131
Gebruik van een Bluetooth-audiospeler Gebruik van de aanraaktoetsen 132
6
Nl
Page 7
Inhoudsopgave
Het scherm aflezen 133 Startprocedure 133 Bestanden uit de lijst met bestandsnamen
selecteren 134
Bestanden in een willekeurige volgorde laten
weergeven 134
Een bereik voor herhaalde weergave
instellen 134
Bediening met de vaste toetsen 135
Gebruik van een HDMI-bron
Gebruik van de aanraaktoetsen 136 Het scherm aflezen 136 Startprocedure 136
Gebruik van een AUX-bron
Gebruik van de aanraaktoetsen 137 Het scherm aflezen 137 Startprocedure 137 Het videosignaal instellen 138 Het bedieningsscherm omschakelen 138
Gebruik van de AV-ingang
Gebruik van de aanraaktoetsen 139 Het scherm aflezen 139 Startprocedure (voor AV-bron) 139 Startprocedure (voor camera) 140 Het videosignaal instellen 140
Gebruik van MIXTRAX
MIXTRAX-bediening 142 Aanraaktoetsen 142 Een item selecteren om muziekstukken af te
spelen 142
Muziekstukken selecteren die u niet wilt
afspelen 143
Het gedeelte bepalen dat u wilt
afspelen 143
Knipperpatroon instellen 143
Systeeminstellingen
Het navigatie-informatievenster 145 Automatisch overschakelen naar het
navigatiescherm 145
De FM-afstemstap instellen 145
De voeding voor de digitale radioantenne
instellen 146 De Bluetooth-audiobron inschakelen 147 Ever Scroll instellen 147 Het AV-ingangssignaal instellen 147 De achteruitkijkcamera instellen 148
De achteruitkijkcamera activeren 148De polariteit van de
achteruitkijkcamera instellen 149
De camera instellen voor de stand
Cameraweergave 149 De richtlijnen voor parkeerassistentie
weergeven 150 Richtlijnen instellen op het beeld van de
achteruitkijkcamera 151 De veilige modus instellen 152 Het demoscherm uitschakelen 152 De systeemtaal selecteren 153 Het display voor de status van de
klimaatregeling omkeren 153 De toetsenbordtaal instellen met de
applicatie voor iPhone 153 De pieptoon instellen 154 De reactiestanden van het aanraakpaneel
afstellen (aanraakpaneel kalibrering) 154 Het beeld instellen 155 De firmwareversie weergeven 156 De firmware bijwerken 156 De leerstatus van de sensor en de rijstatus
controleren 157 De status wissen 158 De aansluiting van de kabels
controleren 158
Audio-instellingen
Gebruik van de fader/balansinstelling 160 Gebruik van de balansinstelling 160 Het geluid tijdelijk uitschakelen of
dempen 161 Niveau van de signaalbron aanpassen 161 Het filter instellen 164
– De uitgang van de voor- en
achterluidsprekers instellen 164
Gebruik van de subwooferuitgang 164
Nl
7
Page 8
Inhoudsopgave
De luisterpositie selecteren 165 De luidsprekeruitgangsniveaus nauwkeurig
afstellen 165 De tijduitlijning aanpassen 166 Automatische volumeaanpassing 167 Gebruik van de equalizer 168
Equalizercurven oproepen 168De equalizercurven aanpassen 168Gebruik van de automatisch afgestelde
equalizer 169
De equalizercurve automatisch aanpassen
(automatische EQ) 169
– Alvorens de automatische EQ-functie te
gebruiken 170
Automatische EQ uitvoeren 170
Menuthema Een achtergronddisplay selecteren 173
– Een beeld op een extern apparaat
(USB/SD) als achtergronddisplay instellen 173
De kleur van de verlichting instellen 174
– De kleur selecteren uit de vast
ingestelde kleuren 174
– Een aangepaste kleur creëren 175 De themakleur selecteren 175 De klokinstelling selecteren 176 Het vooringestelde startscherm
veranderen 176
– Een beeld op een extern apparaat
(USB/SD) als startscherm instellen 176
Kopiëren van instellingen 177
– Instellingen van Thema
exporteren 177
– Instellingen van Thema
importeren 178
De videospeler instellen De voorkeurstalen instellen 179
De ondertitelingstaal instellen 179
De audiotaal instellen 179
De menutaal instellen 180
De weergave van het camerahoekpictogram
instellen 180 De beeldverhouding instellen 181 De kinderbeveiliging instellen 181
– Het codenummer en niveau
instellen 182
Uw DivX VOD registratiecode
weergeven 182 Uw DivX VOD-deregistratiecode
weergeven 183 Automatisch afspelen van dvds 183 Het videosignaal voor de achteruitkijkcamera
instellen 184 Het video-uitgangsformaat instellen 184 Taalcodekaart voor dvds 186
Favorietenmenu
Een snelkoppeling selecteren 187 Een snelkoppeling verwijderen 187
De werkingsstatus van de voertuigapparatuur weergeven
De obstakeldetectie-informatie
weergeven 188 De werkingsstatus van het
klimaatbedieningspaneel weergeven 188
Gemeenschappelijke bewerkingen
De datum en tijd instellen 190 Informatie over muziekstukken op een iPod
opslaan (iTunes-tags) 190 De Sound Retrieverfunctie instellen 191 De breedbeeldstand veranderen 192
Andere functies
De video voor het achterdisplay
selecteren 193 De antidiefstalfunctie instellen 193
Het wachtwoord instellen 193Het wachtwoord invoeren 194Het wachtwoord verwijderen 194Als u het wachtwoord vergeet 195
Het product terugstellen op de
standaardinstellingen 195
8
Nl
Page 9
Inhoudsopgave
De fabrieksinstellingen herstellen 195
Aanhangsel
Storingen verhelpen 197 Foutberichten 199 Plaatsbepaling technologie 204
Plaatsbepaling via GPS 204Gebruik van geschatte
plaatsbepaling 204
– Hoe werken GPS en de geschatte
plaatsbepaling samen? 204
Wanneer er ernstige fouten optreden 205
– Wanneer plaatsbepaling via GPS
onmogelijk is 205
– Omstandigheden die fouten in de
plaatsbepaling kunnen veroorzaken 206
Informatie over de routebepaling 208
– Regels voor de routekeuze 208
Omgaan met en verzorging van de
discs 209
– Gebruik en verzorging van het
ingebouwde station 209
– Omgevingsvoorwaarden bij het
afspelen van een disc 210
Afspeelbare discs 210
Dvd-video en cd 210AVCHD-opgenomen discs 211DualDiscs afspelen 211Dolby Digital 211
Gedetailleerde informatie voor afspeelbare
media 211
Compatibiliteit 211Tabel voor mediacompatibiliteit 215
Bluetooth 219 SDHC en microSDHC 219 WMA/WMV 219 DivX 219 AAC 220 Android220 MirrorLink 220 Gedetailleerde informatie over de
aangesloten iPod apparaten 220
iPod en iPhone 221
Lightning 221App Store 221iOS 221iTunes 221
Gebruik van App-gebaseerde verbonden
content 221
– Aha Radio 222 HDMI 222 MHL 222 IVONA Text-to-Speech 222 Opmerking over het bekijken van
videos 222
Opmerking over het bekijken van Dvd-
videos 222
Opmerking over het gebruik van MP3-
bestanden 223 Kaartgebied 223 Correct gebruik van het lcd-scherm 223
Omgaan met het lcd-scherm 223Lcd-scherm (Liquid Crystal
Display) 223
Onderhoud van het lcd-scherm 223Led-verlichting (lichtgevende
diode) 224
Display-informatie 225
Telefoonmenu 225Systeem menu 225Thema menu 226Geluid menu 227Video Instellingen menu 227Bluetooth menu 228
Specificaties 229
9
Nl
Page 10
Hoofdstuk
01
Inleiding
Overzicht handleiding
Voordat u dit product gebruikt, moet u de Be­langrijke informatie voor de gebruiker (een
afzonderlijke handleiding) lezen die waarschu­wingen en andere belangrijke informatie bevat.
De schermafbeeldingen die in deze handlei­ding als voorbeeld worden gebruikt zijn voor de AVIC-F60DAB. De schermen kunnen ver­schillen afhankelijk van de modellen. Sommige schermen in de gedeelten over navi­gatiefuncties komen uit de Engelse versie. Sommige namen van toetsen en menu-items in de gedeelten over navigatiefuncties komen uit de Engelse versie.
Gebruik van deze handleiding
Opzoeken van de bedieningsprocedure voor wat u wilt doen
Wanneer u besloten hebt wat u wilt doen, kunt u de pagina die u nodig hebt vinden in de In- houdsopgave.
Opzoeken van de bedieningsprocedure op basis van een menunaam
Als u de betekenis wilt weten van een onder­deel op het scherm, kunt u de gewenste pagi­na vinden met behulp van Display-informatie aan het einde van de handleiding.
Conventies die in deze handleiding worden gebruikt
Neem voordat u verder gaat een paar minuten om de volgende informatie te lezen over de conventies die in deze handleiding worden ge­bruikt. Neem dit even goed in u op, want dit maakt de handleiding direct meer overzichte­lijk en vergemakkelijkt het leerproces. ! De toetsen van het product worden in
HOOFDLETTERS en VETGEDRUKT weergegeven: bijvoorbeeld: HOME toets, MODE toets.
! Menu-items, schermtitels en functionele
componenten zijn vetgedrukt met dub­bele aanhalingstekens “”: bijvoorbeeld:
Systeemscherm of Geluidscherm
! De aanraaktoetsen die beschikbaar zijn op
het scherm worden vetgedrukt weergege­ven tussen rechte haken [ ]: bijvoorbeeld: [Disc], [AV ingang].
! Extra informatie, alternatieven en andere
opmerkingen worden als volgt weergege­ven: bijvoorbeeld: p Als de thuislocatie nog niet is opgesla-
gen, moet u eerst deze locatie instellen.
! De functies van de andere toetsen op het-
zelfde scherm zijn aangegeven met # aan het begin van de beschrijving: bijvoorbeeld:
# Als u [OK] aantipt, wordt het item gewist.
! De referenties worden als volgt aangeduid:
bijvoorbeeld: = Raadpleeg voor details over de bedie-
ning Gebruik van de schermen op blad­zijde 20.
! De modelpictogrammen in de handleiding
geven aan dat de bijbehorende uitleg is be­doeld voor het betreffende model. De volgende pictogrammen geven aan dat de uitleg alleen op de betreffende modellen van toepassing is. bijvoorbeeld:
F960DAB F960BT F860BT
Terminologie die in deze handleiding wordt gebruikt
Voordisplayen achterdisplay
In deze handleiding wordt het scherm dat aan de behuizing van het product is bevestigd, aangeduid als het voordisplay. Een eventueel extra scherm dat los verkrijgbaar is en op het product kan worden aangesloten, wordt aan­geduid als het achterdisplay.
Videobeeld
Videobeeldin deze handleiding wijst op de bewegende beelden van een dvd-video, DivX iPod en andere apparatuur die met een RCA­kabel op dit systeem is aangesloten, zoals AV­apparatuur voor algemeen gebruik.
®
,
10
Nl
Page 11
1
Inleiding
Hoofdstuk
01
Extern geheugenapparaat (USB, SD)
Een SD-geheugenkaart, SDHC-geheugen­kaart, microSD-kaart, microSDHC-kaart en USB-geheugenapparaat worden samen aan­geduid als extern geheugenapparaat (USB, SD). Indien het enkel om een USB-geheugen­apparaat gaat, wordt de term USB-geheugen­apparaatgebruikt.
SD-geheugenkaart
De SD-geheugenkaart, SDHC-geheugenkaart, microSD-kaart en microSDHC-kaart worden samen aangeduid als SD-geheugenkaart.
iPod
In deze handleiding worden de iPod en de iPhone aangeduid als iPod.
Opmerkingen over het interne geheugen
Voordat u de accu van het voertuig loskoppelt
Als de accu wordt losgekoppeld of leeg raakt, wordt het geheugen gewist en moet u het toe­stel opnieuw programmeren. p Sommige instellingen en opgeslagen gege-
vens worden niet teruggezet naar de begin­instelling.
p Voer deze handeling niet uit als er een appa-
raat is aangesloten op dit product.
p Sommige instellingen en opgeslagen gege-
vens worden niet teruggezet naar de beginin­stelling.
De microprocessor moet in de volgende geval­len worden gereset: ! Vóór het eerste gebruik na installatie van
dit product.
! Als het product niet correct werkt. ! Als het systeem niet naar behoren werkt. ! Als de positie van uw voertuig op de kaart
aanzienlijk afwijkt van de feitelijke positie.
1 Schakel de contactschakelaar UIT.
2 Druk met de punt van een pen of een ander puntig voorwerp op de RESET toets.
De instellingen en opgeslagen gegevens wor­den teruggezet naar de fabrieksinstellingen.
F60DAB
F960DAB F960BT F860BT
Inleiding
Gegevens die gewist kunnen worden
De informatie wordt gewist door de gele kabel van de accu los te maken (of de accu zelf te verwijderen). p Sommige instellingen en opgeslagen gege-
vens worden niet teruggezet naar de begin­instelling.
De microprocessor resetten
BELANGRIJK
Als u op de RESET toets drukt, worden de instel­lingen en opgeslagen gegevens teruggezet naar de fabrieksinstellingen.
1
1 RESET toets
11
Nl
Page 12
Hoofdstuk
02
Basisbediening
De namen en functies van de onderdelen controleren
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de namen van de onderdelen en de hoofdfuncties die be­diend worden met de toetsen.
F60DAB
1 2 345 6 7 8
a
9
F960DAB F960BT F860BT
a8 7 2
3 4 5 6 c d
1 Lcd-scherm
2 VOL (+/–) toets
Druk hierop om het volume van de AV-bron (audio en video) in te stellen.
3 MAP toets
! Druk hierop om het kaartscherm weer te
geven.
b
b
1
= Raadpleeg voor details over de bedie-
ning Gebruik van de schermen op bladzijde 20.
4 HOME toets
! Druk hierop om het beginmenuscherm
weer te geven. = Raadpleeg voor details over de bedie-
ning Gebruik van de schermen op bladzijde 20.
! Houd de HOME toets ingedrukt om
stemherkenning in te schakelen.
= Zie voor details Stemherkenning ge-
bruiken (voor iPhone) op bladzijde 72.
5 MODE toets
! Druk hierop om over te schakelen tussen
het applicatiescherm en het AV-bedie­ningsscherm. p Als het scherm niet kan worden over-
geschakeld van het AV-bedienings­scherm naar het applicatiescherm als uopMODE drukt, wordt het scherm uitgeschakeld.
= Raadpleeg voor details over de bedie-
ning Gebruik van de schermen op bladzijde 20.
! Houd deze toets ingedrukt om het
scherm uit te schakelen.
= Zie voor details Het scherm uitschake-
len op bladzijde 18.
6 TRK toets
! Druk hierop voor handmatige zoekaf-
stemming, snel vooruit- en achteruit­spoelen, en zoeken van fragmenten.
7 h toets
8 RESET toets
= Raadpleeg voor details over de bediening
De microprocessor resetten op bladzijde
11.
9 Ingang voor Automatische EQ-micro­foon
Gebruik deze om een microfoon voor ge­luidsmeting (los verkrijgbaar) aan te sluiten.
12
Nl
Page 13
Basisbediening
Hoofdstuk
02
a Disc-laadsleuf
Plaats hier de disc die u wilt afspelen. = Zie Een disc inbrengen en uitwerpen op
bladzijde 15 voor details.
b SD-kaartsleuf
= Zie Een SD-geheugenkaart inbrengen en
uitwerpen op bladzijde 15 voor details.
c Afneembare frontplaat
d
toets
Verwijder de afneembare frontplaat van het product. = Zie De afneembare frontplaat verwijderen
op bladzijde 13 voor details.
Beveiliging van uw product tegen diefstal
F960DAB F960BT F860BT
De afneembare frontplaat kan van het product worden losgemaakt om potentiële dieven te ontmoedigen, zoals hieronder wordt beschre­ven.
BELANGRIJK
! Stel de afneembare frontplaat niet bloot aan
harde schokken en probeer hem niet te de­monteren.
! Pak nooit de toetsen hard vast en oefen geen
druk uit bij het verwijderen of bevestigen van de afneembare frontplaat.
! Houd de afneembare frontplaat uit de buurt
van kleine kinderen om te voorkomen dat zij deze in hun mond steken.
! Bewaar de afneembare frontplaat op een vei-
lige plek zodat deze niet bekrast of beschadigd raakt.
! Stel de afneembare frontplaat niet aan direct
zonlicht en hoge temperaturen bloot.
! Zet de contactschakelaar uit (ACC OFF) voor-
dat u de afneembare frontplaat verwijdert of bevestigt.
De afneembare frontplaat verwijderen
p Het product kan niet worden bediend wan-
neer de afneembare frontplaat van het pro­duct is verwijderd.
1 Druk op de
Wanneer u uw vinger van de toets neemt, komt de onderkant van de afneembare front­plaat een stukje los van het product.
2 Pak de onderkant van de afneembare frontplaat voorzichtig vast en trek de frontplaat langzaam naar buiten.
1
1 Afneembare frontplaat
toets.
De afneembare frontplaat bevestigen
1 Schuif de afneembare frontplaat hele­maal in het product.
Controleer of de afneembare frontplaat stevig in de montagehaken van het product vastzit.
Basisbediening
13
Nl
Page 14
Hoofdstuk
02
Basisbediening
2 Druk tegen het onderste gedeelte van de afneembare frontplaat totdat u een klik hoort.
Als de afneembare frontplaat niet goed aan het product kan worden bevestigd, probeert u het nogmaals. Let goed op dat u niets forceert omdat u anders het systeem kunt beschadigen.
2 Tip de volgende toetsen aan om de hoek van het lcd-paneel aan te passen.
Het paneel omlaag klappen.
Opmerkingen over gebruik van het lcd-paneel
F60DAB
WAARSCHUWING
! Houd uw handen en vingers tijdens het ope-
nen, sluiten of afstellen van het lcd-paneel uit de buurt van het product. Let vooral op met de handen en vingers van kinderen.
! Niet gebruiken wanneer het lcd-paneel open
staat. Als het lcd-paneel open staat, kan dit re­sulteren in letsel in geval van een ongeluk.
BELANGRIJK
! Open en sluit het lcd-paneel niet met geweld.
Dit kan resulteren in een defect.
! Bedien het product niet voordat het lcd-paneel
volledig is geopend of gesloten. Als het pro­duct wordt bediend terwijl het lcd-paneel aan het openen of sluiten is, kan het lcd-paneel om veiligheidsredenen tussentijds stoppen.
! Plaats geen glas of blikje op het geopende
lcd-paneel. Hierdoor kan het product worden beschadigd.
De hoek van het lcd-paneel afstellen
F60DAB
1 Druk op de h toets.
Het volgende scherm verschijnt.
Het paneel terugbrengen in de ver­ticale positie.
3 Tip de volgende toets aan.
Terugkeren naar het vorige scherm.
p De afgestelde hoek van het lcd-paneel
wordt in het geheugen opgeslagen, en het lcd-paneel wordt automatisch in die hoek gezet wanneer het de volgende keer wordt geopend of gesloten.
Media plaatsen/ verwijderen/aansluiten
BELANGRIJK
! Stek geen andere voorwerpen dan daarvoor
bedoelde discs in de disc-laadsleuf.
! Steek geen andere voorwerpen dan een SD-
geheugenkaart in de SD-kaartsleuf.
! Wanneer een SD-geheugenkaart tijdens het
overbrengen van gegevens wordt verwijderd, kan de SD-geheugenkaart worden bescha­digd. Verwijder de SD-geheugenkaart door de aanwijzingen in deze handleiding op te vol­gen.
! Druk niet op de h toets wanneer de SD-ge-
heugenkaart niet volledig in het toestel is ge­stoken. Hierdoor kan de kaart worden beschadigd.
14
Nl
Page 15
Basisbediening
Hoofdstuk
02
! Druk niet op de h toets voordat de SD-geheu-
genkaart volledig is verwijderd. Hierdoor kan de kaart worden beschadigd.
Een disc inbrengen en uitwerpen
Een disc inbrengen
F60DAB
1 Druk op de h toets.
Het volgende scherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het lcd-paneel openen.
3 Steek de disc in de disc-laadsleuf.
De disc wordt geladen en het lcd-paneel gaat dicht.
Een disc uitwerpen
F60DAB
1 Druk op de h toets.
Het volgende scherm verschijnt.
Een disc inbrengen
F960DAB F960BT F860BT
% Steek de disc in de disc-laadsleuf.
Een disc uitwerpen
F960DAB F960BT F860BT
% Druk op de h toets.
De disc wordt uitgeworpen.
Een SD-geheugenkaart inbrengen en uitwerpen
p Dit systeem is niet compatibel met de Multi
Media Card (MMC).
p Wij kunnen geen compatibiliteit met alle
SD-geheugenkaarten garanderen.
p Het is mogelijk dat het product niet opti-
maal presteert met sommige SD-geheu­genkaarten.
Een SD-geheugenkaart inbrengen
F60DAB
1 Druk op de h toets.
Het volgende scherm verschijnt.
Basisbediening
2 Tip de volgende toets aan.
Het lcd-paneel gaat open en de disc komt naar buiten.
3 Verwijder de disc en druk op de h toets.
Het lcd-paneel gaat dicht.
2 Tip de volgende toets aan.
Het lcd-paneel openen.
3 Steek de SD-geheugenkaart in de SD­kaartsleuf.
Steek de kaart met de labelkant omhoog naar binnen, en druk tegen de kaart totdat deze ste­vig vastklikt.
Nl
15
Page 16
Hoofdstuk
02
Basisbediening
4 Druk op de h toets.
Het lcd-paneel gaat dicht.
Een SD-geheugenkaart uitwerpen
F60DAB
1 Druk op de h toets.
Het volgende scherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het lcd-paneel openen.
3 Druk voorzichtig tegen het midden van de SD-geheugenkaart totdat u een klik hoort.
4 Trek de SD-geheugenkaart recht naar buiten.
5 Druk op de h toets.
Het lcd-paneel gaat dicht.
Een SD-geheugenkaart inbrengen
F960DAB F960BT F860BT
% Steek de SD-geheugenkaart in de SD­kaartsleuf.
Steek de SD-geheugenkaart met de contacten naar beneden gekeerd naar binnen, en druk tegen de kaart totdat deze stevig vastklikt.
Een SD-geheugenkaart uitwerpen
F960DAB F960BT F860BT
1 Druk voorzichtig tegen het midden van de SD-geheugenkaart totdat u een klik hoort.
2 Trek de SD-geheugenkaart recht naar buiten.
Een iPod aansluiten en losmaken
Uw iPod aansluiten
= Raadpleeg de Installatiehandleiding voor
details over de verbindingen.
Uw iPod losmaken
% Controleer eerst of er geen gegevens­uitwisseling plaatsvindt, en trek daarna pas de kabels los.
Een USB-geheugenapparaat aansluiten en losmaken
p Het is mogelijk dat het product niet opti-
maal presteert met sommige USB-geheu­genapparaten.
p Aansluiten via een USB-hub is niet moge-
lijk.
p Een USB-kabel is vereist voor aansluiting.
Een USB-geheugenapparaat aansluiten
1 Trek de stekker uit de USB-poort van de USB-kabel.
16
Nl
Page 17
2
Basisbediening
Hoofdstuk
02
2 Steek het USB-geheugenapparaat op de USB-kabel.
1
1 USB-kabel 2 USB-geheugenapparaat
Een USB-geheugenapparaat losmaken
% Controleer eerst of er geen gegevens­uitwisseling plaatsvindt, en maak daarna pas het USB-geheugenapparaat los.
Opstarten en afsluiten
1 Start de motor om het systeem op te starten.
Na een korte pauze wordt het startscherm een paar seconden lang weergegeven.
2 Schakel de motor van het voertuig uit om het systeem af te sluiten.
Dit product wordt ook uitgeschakeld.
2 Tip op het scherm de taal aan die u wilt gebruiken.
3 Tip de volgende toets aan.
Het Smartphone instellen scherm weergeven.
4 Tip het item aan dat u wilt instellen.
= Zie voor details Informatie over de verbindin-
gen en functies van elk apparaat op bladzijde
76.
5 Tip de volgende toets aan.
F60DAB
F960DAB
Het STROOM DAB-ANTENNE scherm weergeven. Doorgaan naar de volgende stap.
F960BT F860BT
Het beginmenuscherm weergeven.
6 Tip het instelitem aan voor de ge­bruikte DAB-antenne.
! Ja (standaard):
Levert stroom aan een digitale radioan­tenne. Selecteer dit als u de optionele digi­tale radioantenne (AN-DAB1) (los verkrijgbaar) gebruikt met dit product.
! Neen:
Levert geen stroom. Selecteer dit als u een passieve antenne zonder booster gebruikt.
Basisbediening
De eerste maal inschakelen
Wanneer u het product de eerste maal ge­bruikt, moet u de taal selecteren die u wilt ge­bruiken.
1 Start de motor om het systeem op te starten.
Na een korte pauze wordt het startscherm een paar seconden lang weergegeven. Het Select Program Languagescherm ver­schijnt.
7 Tip [OK] aan.
Het beginmenuscherm verschijnt.
# Als u aantipt, keert u terug naar het vorige scherm.
Nl
17
Page 18
Hoofdstuk
02
Basisbediening
Inschakelen bij normaal gebruik
% Start de motor om het systeem op te starten.
Na een korte pauze wordt het startscherm een paar seconden lang weergegeven.
p Welk scherm wordt getoond, hangt af van
de omstandigheden.
p Als de antidiefstalfunctie is geactiveerd,
moet u uw wachtwoord invoeren.
p De voorwaarden verschijnen als tevoren het
navigatiescherm werd weergegeven. Lees de voorwaarden zorgvuldig, controleer de details, en tip [OK] aan als u akkoord gaat. Nadat u [OK] hebt aangetipt, wordt het­zelfde scherm weergegeven dat getoond werd voordat de contactschakelaar werd uitgezet (ACC OFF).
Een bericht over de kaartdatabase
Wanneer u het product in gebruik neemt, kan er een bericht over de kaartgegevens worden weergegeven. p Dit bericht wordt weergegeven de eerste
keer dat u het product elke maand in­schakelt.
Het scherm uitschakelen
U kunt het scherm uitschakelen wanneer het bijvoorbeeld s avonds hindert of als het scherm te helder is.
% Druk op de MODE toets en houd de toets ingedrukt.
Het scherm wordt uitgeschakeld.
p Als u het scherm aantipt terwijl het is uitge-
schakeld, keert het systeem terug naar het oorspronkelijke scherm.
18
Nl
Page 19
Basisbediening
Hoofdstuk
02
Basisbediening
19
Nl
Page 20
Hoofdstuk
02
Basisbediening
Gebruik van de schermen
Tussen schermen overschakelen met de aanraaktoetsen
b
2
a
9
8
1
6
7
5
3
4
20
Nl
Page 21
Basisbediening
Tussen schermen overschakelen met de vaste toetsen
Hoofdstuk
02
b
a
9
1 Beginmenuscherm
Dit is het startmenu voor toegang tot de ge­wenste schermen en voor het bedienen van de diverse functies. p Als u op de HOME toets drukt, wordt het
beginmenuscherm weergegeven.
2 Instellingenscherm voor de datum en de tijd
Hierop kunt u de tijd en de datum instellen.
3 Instellingenmenuscherm
Hierop kunt u het systeem en audio-instel­lingen e.d. aanpassen.
4 Telefoonmenuscherm
Toegang tot het scherm voor handsfree tele­foneren.
5 AV-bronselectiescherm
Hierop kunt u de AV-bron selecteren.
6 Favoriete bronpictogrammen
U kunt de pictogrammen van vaak gebruikte bronnen weergeven door de pictogrammen naar het weergavegebied te slepen.
= Zie voor details over de bediening De
volgorde van de bronpictogrammen wijzi­gen op bladzijde 23.
1
7
7 AV-bedieningsscherm
U kunt de instellingen voor elke bron aan­passen.
8 Navigatiemenuscherm
Hierop kunt u de wegpunten en een bestem­ming opgeven.
9 Kaartscherm
! U kunt dit scherm gebruiken om de hui-
dige voertuigpositie-informatie en de route naar de bestemming te controle­ren.
! U kunt de navigatie-instellingen aanpas-
sen.
p Als u op de MAP toets drukt, wordt het
kaartscherm weergegeven.
a Applicatiebedieningsscherm
U kunt de applicaties voor de iPhone of smartphone rechtstreeks op dit product be­dienen. p Als er geen applicaties beschikbaar zijn,
wordt het applicatiebedieningsscherm niet weergegeven.
Basisbediening
21
Nl
Page 22
Hoofdstuk
02
Basisbediening
b Applicatiemenuscherm
Het product kan naar het applicatiemenu overschakelen, waarop u de applicatie voor de iPhone of smartphone op het scherm kunt weergeven en bedienen. p Als er geen applicatiemenus beschik-
baar zijn, wordt het applicatiemenu­scherm niet weergegeven.
Ondersteunde AV-bronnen
U kunt de volgende bronnen met dit product weergeven of gebruiken.
! Digitale radio (DAB) (*1) ! Radio (FM, MG/LG) ! Cd ! ROM (gecomprimeerde audiobestanden) ! Dvd-video ! USB ! SD
De volgende bronnen kunnen weergegeven of gebruikt worden door een extern apparaat aan te sluiten.
! iPod ! Aha Radio ! Bluetooth-audio ! AV-ingang (AV) ! AUX ! HDMI (*2)
p (*1) Alleen beschikbaar voor AVIC-F60DAB
en AVIC-F960DAB.
p (*2) Alleen beschikbaar voor AVIC-F60DAB,
AVIC-F960DAB en AVIC-F960BT.
Het AV-bedieningsscherm weergeven
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de AV-bedieningstoets aan.
1
1 AV-bedieningstoets
Het AV-bedieningsscherm verschijnt.
132
4
5 6
1 De bronnenlijst openen.
= Zie voor details Een bron voor het voor-
display selecteren in de bronnenlijst op
bladzijde 23.
2 Het instellingenscherm voor de datum
en de tijd openen.
= Zie voor details De datum en tijd instel-
len op bladzijde 190.
3 Het instellingenmenuscherm openen. 4 Equalizercurven oproepen.
= Zie Gebruik van de equalizer op bladzijde
168 voor details.
5 Het telefoonmenuscherm openen.
= Zie Het telefoonmenu weergeven op
bladzijde 66 voor details.
6 Navigatie-informatie weergeven.
De volgende informatie wordt weergegeven: afstand tot het volgende begeleidingspunt, naam van de straat met het volgende bege­leidingspunt, naam van de straat waarop u nu rijdt, geschatte aankomsttijd, waarschu­wingspictogrammen, enz. p Dit wordt niet weergegeven voor be-
paalde bronnen.
22
Nl
Page 23
Basisbediening
Hoofdstuk
02
p Dit wordt niet weergegeven als “Venster
navigatie-infois ingesteld op Uit”.
= Zie voor details Het navigatie-informatie-
venster op bladzijde 145.
Een bron voor het voordisplay selecteren op het AV­bronselectiescherm
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toets aan.
Het AV-bronselectiescherm ope­nen.
3 Tip het bronpictogram aan dat u wilt selecteren.
Het AV-bedieningsscherm van de geselec­teerde bron verschijnt.
Een bron voor het voordisplay selecteren in de bronnenlijst
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de AV-bedieningstoets aan.
4 Tip de toets aan van de bron die u wilt selecteren.
Het AV-bedieningsscherm van de geselec­teerde bron verschijnt.
Een bron voor het achterdisplay selecteren
U kunt een bron voor het achterdisplay selec­teren. = Raadpleeg voor details over de bediening
De video voor het achterdisplay selecteren
op bladzijde 193.
De AV-bron uitschakelen
Schakel de AV-bron uit om te stoppen met het afspelen of de ontvangst van de AV-bron.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toets aan.
Het AV-bronselectiescherm ope­nen.
3 Tip [OFF] aan.
De AV-bron wordt uitgeschakeld.
Basisbediening
1 AV-bedieningstoets
Het AV-bedieningsscherm verschijnt.
3 Tip de volgende toets aan.
De bronnenlijst openen.
De volgorde van de bronpictogrammen wijzigen
1
U kunt de weergavevolgorde van de bronpicto­grammen in het AV-bronselectiescherm wijzi­gen.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toets aan.
Het AV-bronselectiescherm ope­nen.
23
Nl
Page 24
Hoofdstuk
02
Basisbediening
3 Tip het gewenste bronpictogram aan en houd het vast, en sleep het naar de ge­wenste positie.
p Als het bronpictogram wordt verplaatst,
wordt de volgorde van de bronnenlijst ook gewijzigd.
De volgorde van de brontoetsen wijzigen
U kunt de weergavevolgorde van de brontoet­sen in de bronnenlijst wijzigen.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de AV-bedieningstoets aan.
1 AV-bedieningstoets
Het AV-bedieningsscherm verschijnt.
6 Tip de volgende toets aan.
Terugkeren naar het vorige scherm.
p Als de brontoets wordt verplaatst, worden
de bronpictogrammen in het beginmenu­scherm en het AV-bronscherm ook verplaatst.
Gebruik van het aanraakpaneel
U kunt het product bedienen door de marke­ringen en onderdelen (aanraaktoetsen) op het scherm met uw vingers aan te tippen. p Tip de aanraaktoetsen alleen voorzichtig
met uw vingers aan om het lcd-scherm tegen beschadiging te beschermen.
1
Gebruik van de gemeenschappelijke aanraaktoetsen
1 2
3 Tip de volgende toets aan.
De bronnenlijst openen.
4 Tip de volgende toets aan.
De brontoetsen kunnen verplaatst worden.
5 Sleep de brontoets naar de gewenste positie.
24
Nl
1 Terugkeren naar het vorige scherm. 2 Sluiten van het scherm.
Page 25
Basisbediening
Hoofdstuk
02
Lijstschermen bedienen
1
1 Bij aantippen van een item in de lijst kunt u
de opties beperken en doorgaan naar de vol­gende bedieningsstap.
2 Verschijnt als niet alle tekst wordt weergege-
ven in het weergavegebied. Als u de toets aantipt, wordt de rest van de tekst verschoven en weergegeven.
3 Verschijnt als alle items niet op een enkele pa-
gina kunnen worden weergegeven. Versleep de schuifbalk om verborgen items in beeld te brengen. U kunt de lijst ook verslepen om verborgen items zichtbaar te maken.
2
3
Gebruik van de tijdbalk
1
1 U kunt het afspeelpunt wijzigen door de toets
te verslepen.
p Als u de toets versleept, wordt de af-
speeltijd weergegeven voor de positie van de toets.
Gebruik van het toetsenbord op het scherm
21
3
8 7
6
1 Toont de tekens die zijn ingevoerd. Als er geen
tekst in het vakje is, wordt er informatieve tekst getoond.
2 Hiermee kunt u de cursor een aantal tekens
naar rechts of links verplaatsen, gelijk aan het aantal keren dat de toets wordt aangetipt.
3 Tip de toetsen aan om de tekens in het tekst-
vak in te voeren.
4 Hiermee wist u de ingevoerde tekst letter voor
letter, beginnend bij het einde van de tekst. Als u de toets blijft aantippen, wordt de hele tekst gewist.
5 Hiermee bevestigt u de invoer en gaat u door
naar de volgende stap.
6 Hiermee kunt u spaties invoeren.
Het aantal spaties dat wordt ingevoerd is ge­lijk aan het aantal keren dat de toets wordt aangetipt.
7 Hiermee schakelt u over tussen letters en cij-
fers/symbolen.
8 Hiermee kunt u omschakelen tussen hoofdlet-
ters en kleine letters.
4 5
Basisbediening
Het navigatiesysteem de eerste keer opstarten
Wanneer u de navigatiefunctie de eerste maal gebruikt, wordt er automatisch een installatie­proces gestart. Volg de onderstaande stappen.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
Nl
25
Page 26
Hoofdstuk
02
Basisbediening
2 Tip de volgende toets aan.
De eerste start van het navigatie­systeem beginnen.
p De eerste keer dat u op de MAP toets drukt,
begint het navigatiesysteem de eerste op­startprocedure.
Na een korte pauze wordt het startscherm een paar seconden lang weergegeven. Het Taal” scherm verschijnt.
3 Selecteer de gewenste schermtaal en tip [Kies] aan.
p U kunt deze instelling later wijzigen in “Re-
gionaalinstellingen.
= Zie voor details De navigatie-instellingen
aanpassen op bladzijde 52.
Het Gebruikersovereenkomstscherm ver­schijnt.
4 Lees de voorwaarden zorgvuldig, con­troleer de details en tip [Akkoord] aan als u akkoord gaat met de voorwaarden.
de applicatie en de kwaliteit en dekkingsgraad van kaarten te verbeteren.
p U kunt deze instellingen later afzonderlijk
in- en uitschakelen in het Gebruiksrap- porten” menu.
= Zie voor details De navigatie-instellingen
aanpassen op bladzijde 52.
De configuratiewizard wordt gestart.
6 Tip [Volgende] aan. Het “Stem taalscherm verschijnt.
7 Selecteer de gewenste taal voor stem­begeleiding en tip [Volgende] aan.
p U kunt deze instelling later wijzigen in “Re-
gionaalinstellingen.
= Zie voor details De navigatie-instellingen
aanpassen op bladzijde 52.
8 Wijzig de instellingen van het toestel indien nodig en tip [Volgende] aan.
p U kunt deze instelling later wijzigen in “Re-
gionaalinstellingen.
= Zie voor details De navigatie-instellingen
aanpassen op bladzijde 52.
Het Routevoorkeurenscherm verschijnt.
Het Gebruiksrapportenscherm verschijnt.
5 Tip [Ja] aan.
De software slaat gebruiksinformatie en gps­loginformatie op die kan worden gebruikt om
26
Nl
9 Wijzig de standaardopties voor route­planning indien nodig en tip [Volgende] aan.
p U kunt deze instelling later wijzigen in
Routevoorkeureninstellingen.
= Zie voor details De navigatie-instellingen
aanpassen op bladzijde 52.
Page 27
Basisbediening
10 Tip [Activeer] en vervolgens [Volgende] aan.
Als u deze diensten meteen activeert, volgt een melding dat de verbonden online functies zijn geactiveerd.
p Voor gebruik van online services is een
abonnement vereist en moet u eerst AVIC- SYNC App installeren op de iPhone of smartphone. De inhoud en dekking van elke online service kan verschillen afhanke­lijk van de contentprovider ervan.
= Zie voor details Instellingen voor Online
dienstenop bladzijde 59.
11 Selecteer de verbonden diensten die u wilt gebruiken en tip [Volgende] aan.
De begininstelling is nu voltooid. Het kaart­scherm verschijnt en u kunt het navigatiesys­teem gebruiken.
Hoofdstuk
02
Basisbediening
27
Nl
Page 28
Hoofdstuk
03
Het navigatiemenuscherm gebruiken
Het navigatiemenuscherm bedienen
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
Het volgende scherm verschijnt.
Aanraaktoetsen (Pagina 1)
541
23
8 9 a
7
Aanraaktoetsen (Pagina 2)
b
6
5 De programma-instellingen configureren.
= Zie Hoofdstuk 10 voor details.
6 Meldingen weergeven met belangrijke infor-
matie voor de gebruikers.
7 Het Bestuurdersprofielenscherm weer-
geven waarin u nieuwe profielen kunt maken en bestaande profielen kunt bewer­ken. Als meerdere chauffeurs dit product gebrui­ken, kunnen ze hun eigen profiel met hun eigen instellingen maken. Als u een nieuw profiel selecteert, wordt het product op­nieuw opgestart om de nieuwe instellingen toe te passen.
8 Het geluid van het navigatiesysteem dem-
pen (bijvoorbeeld de stembegeleiding en pieptonen).
9 Overschakelen tussen de weergavemodi
2D, 3D en 2D Noorden boven.
a Een locatie weergeven die u als favoriet
hebt opgeslagen.
= Zie Een bestemming selecteren uit opge-
slagen locaties op bladzijde 39 voor de-
tails.
b Informatie weergeven over het navigatiesys-
teem (bijvoorbeeld versie-informatie en li­centies).
p Als u langs een geplande route navigeert,
kunt u de volgende toetsen voor de route gebruiken.
De volgende toetsen worden weergegeven als u navigeert zonder een geplande route.
1 Terugkeren naar het kaartscherm. 2 Een bestemming zoeken door een adres en
coördinaat op te geven of een nuttige plaats e.d. te selecteren. = Zie Hoofdstuk 5 voor details.
3 Stelt uw route samen aan de hand van de
lijst met bestemmingen.
= Zie voor details Een route samenstellen
met Routeplannerop bladzijde 45.
4 Toont nuttige informatie voor onderweg.
= Zie Hoofdstuk 9 voor details.
28
Nl
Alternatieve routes weergeven, delen van de route die u moet vermijden, of be­paalde wegen in uw geplande route die u moet vermijden.
De gehele route op de kaart weergeven, en routeparameters en alternatieve routes.
Een tussenpunt toe­voegen.
Page 29
Het navigatiemenuscherm gebruiken
Een tussenpunt ver­wijderen.
Hoofdstuk
03
Uw route verwijderen.
Het navigatiemenuscherm gebruiken
29
Nl
Page 30
Hoofdstuk
04
Het gebruik van de kaart
De meeste informatie die door uw navigatiesys­teem wordt gegeven, kan op de kaart worden ge­zien. U moet vertrouwd raken met de manier waarop de informatie op de kaart wordt getoond.
Het kaartscherm aflezen
1
2 3
4 5 6
7
8
p De informatie met een sterretje (*) wordt al-
leen weergegeven wanneer de route be­paald is.
p Afhankelijk van de voorwaarden en basisin-
stellingen worden bepaalde onderdelen niet weergegeven.
p De AV-informatie wordt onderin het kaart-
scherm weergegeven.
p U kunt instellen of het teken voor de maxi-
mumsnelheid altijd op de kaart wordt weer­gegeven. Als u de maximumsnelheid overschrijdt, verandert de kleur van het teken.
= Zie voor details Instellingen voor Waarschu-
wingenop bladzijde 55.
1 Het nummer en de naam van de te gebruiken
straat (of het volgende begeleidingspunt) weergeven.*
2 Het volgende begeleidingspunt (de volgende
richtingswijziging) weergeven.* Zowel de soort wijziging (bocht, rotonde, snel­wegafrit, e.d.) als de afstand vanaf de huidige positie wordt aangeduid. Een kleiner picto­gram geeft alvast de tweede richtingswijziging aan als die kort na de eerste volgt.
= Zie Route-gebeurtenissen die vaak wor-
den getoond op bladzijde 30 voor details.
a
9
3 Toont de afstand tot het volgende begelei-
dingspunt (richtingswijziging).*
4 Toont de pijl voor de tweede richtingswijzi-
ging.*
5 Toont de huidige locatie van uw voertuig. De
punt van het driehoeksteken geeft aan in welke richting u rijdt en het teken beweegt au­tomatisch met het rijden mee.
6 Het gegevensveld weergeven.
Als u dit veld aantipt, wordt route-informatie weergegeven tijdens het navigeren.
= Zie Bladeren in het gegevensveld op
bladzijde 31 voor details.
7 De naam van de straat (of stad) waarin het
voertuig zich nu bevindt.
8 Toont de huidige route.*
De nu ingestelde route wordt in kleur op de kaart aangegeven.
9 Het navigatiemenuscherm openen. a Geeft de voortgang tot de eindbestemming
aan.*
Route-gebeurtenissen die vaak worden getoond
Pictogram Betekenis
Links afslaan.
Rechts afslaan.
Omdraaien.
Rechts afbuigen.
Scherpe draai naar links.
Links aanhouden.
30
Nl
Page 31
Het gebruik van de kaart
Hoofdstuk
04
Pictogram Betekenis
Recht doorgaan op de kruising.
Links afslaan op de rotonde, 3de afslag (volgende richtingswijzi­ging).
Rotonde oprijden (tweede vol­gende richtingswijziging).
Snelweg oprijden.
Snelweg verlaten.
Veerboot nemen.
Veerboot verlaten.
Naderen van een tussenpunt.
Naderen van de bestemming.
De huidige positie op de kaart zien
Het kaartscherm toont de huidige positie, de aanbevolen route en het omringende gebied op de kaart.
Als er geen GPS-positie kan worden verkregen, is de pijl doorzichtig en geeft hij de laatst be­kende positie aan.
Het gebruik van de kaart
Als GPS-positie bekend is, wordt de pijl in kleur weergegeven en geeft hij de huidige po­sitie aan.
Bladeren in het gegevensveld
De gegevensvelden verschillen wanneer u de huidige route volgt en wanneer u geen be­stemming hebt ingesteld. De volgende gege­vens zijn beschikbaar. ! Wanneer de route is ingesteld:
Afstand tot de eindbestemming, tijd vereist voor het bereiken van de eindbestemming en geschatte aankomsttijd
31
Nl
Page 32
Hoofdstuk
04
Het gebruik van de kaart
! Wanneer de route niet is ingesteld:
p U kunt de waarde veranderen door een van
de velden aan te tippen en vast te houden.
p De geschatte aankomsttijd is een ideale
waarde die wordt berekend aan de hand van de waarde voor Max.snelh.en de werkelijke rijsnelheid. De geschatte aan­komsttijd is enkel een referentiewaarde en biedt geen garantie van aankomst op dat tijdstip.
De rijweergave configureren
Als u op een weg met meerdere rijstroken rijdt, moet u de juiste rijstrook kiezen om de aanbevolen route te kunnen volgen. Als rijstrookinformatie beschikbaar is in de kaartgegevens, toont het navigatiesysteem de rijstroken en hun richting met kleine pijlen on­deraan de kaart. De rijstrook en richting die u moet volgen voor de aanbevolen route, wordt aangeduid door de gemarkeerde pijlen.
Informatie over rijstroken
Als u een ingewikkelde kruising nadert en de vereiste informatie bestaat, wordt de kaart ver­vangen door een 3D-weergave van het knoop­punt.
Wegwijzers
Knooppuntweergave
p Als deze gegevens niet voorhanden zijn in
de kaartgegevens, is deze informatie niet beschikbaar, ook al ziet u de betreffende
aanduidingen op of aan de weg. Een pictogram dat een benzinestation of een restaurant aangeeft verschijnt op de kaart tij­dens het rijden op snelwegen. Tip het picto­gram aan om de details te openen van de volgende paar afritten of benzinestations. p U kunt elk van deze als een tussenpunt aan
uw route toevoegen. p Als u andere typen POIs voor de afritten
wilt weergeven, wijzigt u de pictogrammen
in Navigatiekaart. = Zie Instellingen voor Navigatiekaartop
bladzijde 56 voor details.
Bovenaan de kaart worden wegwijzers ge­toond. De kleur en de stijl ervan lijken op de echte wegwijzers op of langs de aangegeven route. Ze geven geselecteerde bestemmingen en het wegnummer aan.
32
Nl
Page 33
Het gebruik van de kaart
Hoofdstuk
04
Het kaartscherm bedienen
De schaal van de kaart wijzigen
U kunt zelf instellen hoeveel van de kaart wordt weergegeven op het scherm terwijl straatnamen en andere tekst in dezelfde letter­grootte worden weergegeven.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de kaart tijdens de navigatie op een willekeurige plaats aan.
De kaart stopt met het volgen van de huidige positie en de bedieningstoetsen verschijnen.
3 Tip de volgende toets aan om de schaal van de kaart te wijzigen.
Inzoomen.
Uitzoomen.
p U kunt ook in- en uitzoomen door te knij-
pen.
p De wijziging van de kaartschaal is beperkt
in de 3D-weergavemodus. Als u te ver uit­zoomt, schakelt de kaart over naar de 2D­weergavemodus.
= Zie Overschakelen tussen weergaven 2D, 3D
en 2D Noorden boven op bladzijde 33 voor
details.
4 Tip de volgende toets aan.
Wanneer u een afslag nadert, wordt er in­gezoomd en gaat de kijkhoek omhoog zodat u gemakkelijk uw richtingswijziging bij de volgende kruising herkent. Als de vol­gende afslag nog ver weg is, wordt er uitge­zoomd en gaat de kijkhoek omlaag totdat deze vlak is zodat u de weg voor u kunt zien.
! Wanneer de route niet is ingesteld:
Smart-zoomzoomt in wanneer u lang­zaam rijdt en zoomt uit wanneer u met hoge snelheid rijdt.
Overschakelen tussen weergaven 2D, 3D en 2D Noorden boven
U kunt de richting waarin uw voertuig op de kaart wijst instellen op In de rijrichtingof Noorden boven. ! In de rijrichting:
De kaart geeft de richting van het voertuig altijd zo weer dat het voertuig zich naar de bovenkant van het scherm beweegt.
! Noorden boven:
De kaart toont het noorden altijd bovenaan het scherm.
p De oriëntatie van de kaart is vast ingesteld
op In de rijrichtingwanneer het 3D kaart­scherm wordt weergegeven.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
Het gebruik van de kaart
Terugkeren naar het kaartscherm.
p Als u op de MAP toets drukt, keert u terug
naar het kaartscherm.
Smart-zoom
Uw navigatiesysteem is uitgerust met een Smart-zoomdie op twee manieren werkt: ! Wanneer de route is ingesteld:
3 Tip de volgende toets aan.
De kaart in de weergavemodus 2D weergeven.
De kaart in de weergavemodus 3D weergeven.
De kaart in de weergavemodus 2D noorden boven weergeven.
33
Nl
Page 34
Hoofdstuk
04
Het gebruik van de kaart
Elke keer dat u de toets aantipt, verandert de instelling.
4 Tip de volgende toets aan.
Terugkeren naar het kaartscherm.
p Als u op de MAP toets drukt, keert u terug
naar het kaartscherm.
De kijkhoek van de kaart wijzigen
U kunt de kijkhoek van de kaart in horizontale en verticale richting wijzigen. p De verticale kijkhoek van de kaart kan al-
leen in de 3D-modus worden gewijzigd.
= Zie Overschakelen tussen weergaven 2D, 3D
en 2D Noorden boven op bladzijde 33 voor
details.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de kaart tijdens de navigatie op een willekeurige plaats aan.
De kaart stopt met het volgen van de huidige positie en de bedieningstoetsen verschijnen.
3 Tip de volgende toets aan om het ca­merastandpunt van de kaart te wijzigen.
4 Tip de volgende toets aan.
Terugkeren naar het kaartscherm.
p Als u op de MAP toets drukt, keert u terug
naar het kaartscherm.
De kaart naar de plaats verschuiven die u wilt zien
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de kaart aan en sleep deze in de ge­wenste richting om hem te verschuiven.
p Wanneer de cursor op de gewenste locatie
wordt geplaatst, wordt er voor de locatie die wordt weergegeven een kort informatie­overzicht getoond bovenaan op het scherm, waaronder de straatnaam en andere infor­matie voor die locatie.
p De grootte van de schuifstappen hangt af
van de sleepafstand.
3 Tip de volgende toets aan.
Terugkeren naar het kaartscherm.
Omhoog kantelen.
Omlaag kantelen.
Naar links draaien.
Naar rechts draaien.
p Wanneer de toets even wordt aangetipt ver-
andert de kijkhoek in grote stappen en als de toets wordt vastgehouden verandert de kijkhoek doorlopend en gelijkmatig.
34
Nl
p Als u op de MAP toets drukt, keert u terug
naar het kaartscherm.
Page 35
Een locatie zoeken en selecteren
BELANGRIJK
Om veiligheidsredenen zijn de functies voor de bepaling van de route niet beschikbaar zolang het voertuig rijdt. Om deze functies te activeren en een route te bepalen, dient u op een veilige plaats te stoppen en de handrem aan te trekken.
Hoofdstuk
05
p Sommige informatie over verkeersregels is
afhankelijk van het tijdstip waarop de route wordt berekend. Deze informatie is daarom mogelijk niet in overeenstemming met een bepaalde verkeersregel op het moment dat uw voertuig de betreffende locatie passeert. Bovendien gelden de aangegeven verkeers­regels voor een personenauto en niet voor een bedrijfsauto. Houd u altijd aan de daadwerkelijke verkeersregels wanneer u in uw voertuig rijdt.
Een locatie aan de hand van het adres zoeken
De meest gebruikte functie is Adres. Hierbij wordt het adres opgegeven en de locatie opge­zocht. p Afhankelijk van de zoekresultaten is het
mogelijk dat sommige stappen worden overgeslagen.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nieuwe route] aan.
Het Nieuwe route naar...scherm ver­schijnt.
4 Tip [Adres] aan. Het “Adres zoekenscherm verschijnt.
5 Tip de volgende toets aan en geef de gewenste bestemming op.
! Land:
Standaard stelt het navigatiesysteem het land voor waar u zich bevindt.
! Stad:
Standaard stelt het navigatiesysteem de stad voor waar u zich bevindt. U kunt de stad ook selecteren met de postcode in plaats van de naam.
! Straat:
Als de straat niet beschikbaar is, tipt u [Ga naar Stad] aan en selecteert u de stad. Als u dat doet, wordt het centrum van de gese­lecteerde stad de bestemming van de route.
! Huisnummer / Kruispunt:
Deze knop is pas actief nadat u een straat hebt geselecteerd. Als het huisnummer niet beschikbaar is, tipt u [Ga naar Straat] aan en selecteert u de straat. Als u dat doet, wordt het midden van de geselecteerde straat de bestemming van de route.
Nadat u het geselecteerde adres hebt aange­tipt om het zoeken naar het adres te voltooien, wordt de gevonden locatie op het kaartscherm weergegeven.
6 Tip [Als bestemming selecteren] aan.
Er verschijnt een korte samenvatting van de routeparameters en vervolgens een kaart die de hele route toont. De route wordt automa­tisch berekend.
p Desgewenst kunt u een of meer parameters
voor de routebepaling wijzigen voordat u een bestemming selecteert. = Zie Instellingen voor Routevoorkeuren
op bladzijde 53 voor details.
7 Tip [Start navigatie] aan.
Uw navigatiesysteem begint met de routebe­geleiding.
Een locatie zoeken en selecteren
35
Nl
Page 36
Hoofdstuk
05
Een locatie zoeken en selecteren
p Desgewenst kunt u een keuze maken uit al-
ternatieve routes of de methode voor het plannen van de route wijzigen voordat de navigatie wordt gestart.
= Zie Alternatieve routes bekijken bij het
plannen van de route op bladzijde 43
voor details.
Nuttige plaatsen (POI) zoeken
Informatie over diverse nuttige plaatsen (POI), zoals benzinestations, parkeerplaatsen en res­taurants, is beschikbaar. U kunt een POI zoe­ken door de categorie te selecteren (of de POI­naam in te voeren).
POI’s zoeken met behulp van de voorgeprogrammeerde categorieën
Met deze zoekmethode kunt u snel de meest geselecteerde typen POIs vinden.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nieuwe route] aan.
Het Nieuwe route naar...scherm ver­schijnt.
4 Tip [Plaatsen] aan.
Het Plaatsenscherm verschijnt. De voorgeprogrammeerde zoekcategorieën zijn als volgt.
! Tankstations Langs route: ! Accommodatie Bij mijn bestemming: ! Restaurant Langs route: ! Parkeren Bij mijn bestemming:
p Wanneer de route niet is ingesteld, worden
ze rondom de huidige positie gezocht.
p Wanneer de huidige positie niet beschik-
baar is (geen GPS-signaal), worden ze rond­om de laatst bekende positie gezocht.
5 Tip de gewenste categorie aan.
Tot slot verschijnen de resultaten in een lijst.
6 Tip de gewenste POI aan.
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm weergegeven.
# Als u aantipt, kunt u de resultaten sorte- ren en de locatie van alle faciliteiten op de kaart tonen.
7 Tip [Als bestemming selecteren] aan.
Er verschijnt een korte samenvatting van de routeparameters en vervolgens een kaart die de hele route toont. De route wordt automa­tisch berekend.
p Desgewenst kunt u een of meer parameters
voor de routebepaling wijzigen voordat u een bestemming selecteert. = Zie Instellingen voor Routevoorkeuren
op bladzijde 53 voor details.
8 Tip [Start navigatie] aan.
Uw navigatiesysteem begint met de routebe­geleiding.
p Desgewenst kunt u een keuze maken uit al-
ternatieve routes of de methode voor het plannen van de route wijzigen voordat de navigatie wordt gestart.
= Zie Alternatieve routes bekijken bij het
plannen van de route op bladzijde 43
voor details.
36
Nl
Page 37
Een locatie zoeken en selecteren
Hoofdstuk
05
POI’s op categorie zoeken of rechtstreeks op basis van de naam van de voorzieningen
U kunt POIs zoeken op categorie of subcate­gorie. U kunt POIs ook zoeken op basis van de naam in elke categorie.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nieuwe route] aan.
Het Nieuwe route naar...scherm ver­schijnt.
4 Tip [Plaatsen] aan. Het “Plaatsenscherm verschijnt.
5 Tip [Zoeken in alle plaatsen] aan.
Het Op categorie zoekenscherm ver­schijnt.
6 Tip [In de omgeving] aan en selecteer het gebied waarin u POI’s wilt zoeken.
! In de omgeving:
Er wordt gezocht rondom de huidige posi­tie, of als deze niet beschikbaar is, rondom de laatst bekende positie. (De resultatenlijst wordt gerangschikt op de afstand vanaf die positie.)
! In een plaats:
Er wordt gezocht naar een plaats binnen een geselecteerde stad/gemeente. (De re­sultatenlijst wordt gerangschikt op de af-
stand vanaf het centrum van de geselecteerde stad.) p Als u [In een plaats] hebt geselecteerd,
selecteert u de stad waarin moet worden gezocht.
! Rondom bestemming:
Er wordt gezocht naar een plaats rondom de bestemming van de huidige route. (De resultatenlijst wordt gerangschikt op de af­stand vanaf de bestemming.)
! Langs route:
Er wordt gezocht langs de huidige route en niet rondom een bepaald punt. Dit is han­dig wanneer u zoekt naar een later opont­houd die in een minimale omweg resulteert, zoals bij het zoeken naar benzi­nestations of restaurants verderop. (De re­sultatenlijst wordt gerangschikt op de lengte van de vereiste omweg.) p Deze toets is alleen actief wanneer de
route al is uitgestippeld.
7 Selecteer een van de hoofdcategorieën voor de plaats (bijvoorbeeld Accommoda­tie).
Het scherm verschijnt waarop alle plaatsen in de geselecteerde hoofdcategorie rondom de geselecteerde locatie of langs de route worden getoond.
# Als u [Zoeken op naam] aantipt, kunt u POIs op naam zoeken.
8 Selecteer een van de subcategorieën voor de plaats (bijvoorbeeld Hotel/motel).
Het scherm verschijnt waarop alle plaatsen in de geselecteerde subcategorie rondom de ge­selecteerde locatie of langs de route worden getoond. Soms verschijnt er een lijst met ketens in de geselecteerde subplaatscategorie.
# Als u [Zoeken op naam] aantipt, kunt u POIs op naam zoeken.
9 Selecteer één optie.
Tot slot verschijnen de resultaten in een lijst.
# Als u [Zoeken op naam] aantipt, kunt u POIs op naam zoeken.
Een locatie zoeken en selecteren
37
Nl
Page 38
Hoofdstuk
05
Een locatie zoeken en selecteren
10 Tip de gewenste POI aan.
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm weergegeven.
# Tip [Zoeken op naam] aan en voer de naam van de plaats in met het toetsenbord, als u dat niet nog niet had gedaan. # Als u ren.
aantipt, kunt u de resultaten sorte-
11 Tip [Als bestemming selecteren] aan.
Er verschijnt een korte samenvatting van de routeparameters en vervolgens een kaart die de hele route toont. De route wordt automa­tisch berekend.
p Desgewenst kunt u een of meer parameters
voor de routebepaling wijzigen voordat u een bestemming selecteert. = Zie Instellingen voor Routevoorkeuren
op bladzijde 53 voor details.
12 Tip [Start navigatie] aan.
Uw navigatiesysteem begint met de routebe­geleiding.
p Desgewenst kunt u een keuze maken uit al-
ternatieve routes of de methode voor het plannen van de route wijzigen voordat de navigatie wordt gestart.
= Zie Alternatieve routes bekijken bij het
plannen van de route op bladzijde 43
voor details.
Nooddiensten of hulpdiensten in de buurt zoeken
U kunt locaties zoeken die nood- of hulpdien­sten kunnen verlenen in de omgeving.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nuttige informatie] aan. Het “Nuttige informatiescherm verschijnt.
4 Tip [Hulp dichtbij] aan.
Het Hulp dichtbijscherm verschijnt. De voorgeprogrammeerde zoekcategorieën zijn als volgt.
! Garage: ! Gezondheid: ! Politie: ! Tankstation:
5 Tip de gewenste categorie aan.
Tot slot verschijnen de resultaten in een lijst.
6 Tip de gewenste POI aan.
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm weergegeven.
# Als u aantipt, kunt u de resultaten sorte- ren.
7 Tip [Als bestemming selecteren] aan.
Er verschijnt een korte samenvatting van de routeparameters en vervolgens een kaart die de hele route toont. De route wordt automa­tisch berekend.
p Desgewenst kunt u een of meer parameters
voor de routebepaling wijzigen voordat u een bestemming selecteert. = Zie Instellingen voor Routevoorkeuren
op bladzijde 53 voor details.
8 Tip [Start navigatie] aan.
Uw navigatiesysteem begint met de routebe­geleiding.
p Desgewenst kunt u een keuze maken uit al-
ternatieve routes of de methode voor het plannen van de route wijzigen voordat de navigatie wordt gestart.
= Zie Alternatieve routes bekijken bij het
plannen van de route op bladzijde 43
voor details.
38
Nl
Page 39
Een locatie zoeken en selecteren
Hoofdstuk
05
Een bestemming selecteren uit opgeslagen locaties
Het opslaan van locaties die u vaak bezoekt bespaart u tijd en inspanning. Door een item in de lijst te selecteren kunt u gemakkelijk een locatie opgeven. De lijst met opgeslagen locaties bevat twee vooringestelde categorieën: Thuis en Werk. p Deze functie is beschikbaar als er locaties
zijn geregistreerd in Opgeslagen locatie.
= Zie Een locatie opslaan in Opgeslagen
locatieop bladzijde 48 voor details.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nieuwe route] aan.
Het Nieuwe route naar...scherm ver­schijnt.
4 Tip [Opgeslagen locatie] aan. Het “Opgeslagen locatiescherm verschijnt.
# Als u en vervolgens [Bewerken] aantipt, kunt u de details van opgeslagen locaties bewer­ken.
5 Tip het gewenste item aan.
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm weergegeven.
6 Tip [Als bestemming selecteren] aan.
Er verschijnt een korte samenvatting van de routeparameters en vervolgens een kaart die de hele route toont. De route wordt automa­tisch berekend.
p Desgewenst kunt u een of meer parameters
voor de routebepaling wijzigen voordat u een bestemming selecteert. = Zie Instellingen voor Routevoorkeuren
op bladzijde 53 voor details.
7 Tip [Start navigatie] aan.
Uw navigatiesysteem begint met de routebe­geleiding.
p Desgewenst kunt u een keuze maken uit al-
ternatieve routes of de methode voor het plannen van de route wijzigen voordat de navigatie wordt gestart.
= Zie Alternatieve routes bekijken bij het
plannen van de route op bladzijde 43
voor details.
Een bestemming selecteren uit opgeslagen routes
Het opslaan van routes die u vaak instelt, be­spaart u tijd en inspanning. p Deze functie is niet beschikbaar als er geen
routes zijn geregistreerd in Opgeslagen routes”.
= Zie voor details Een route opslaan in Op-
geslagen routesop bladzijde 48.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nieuwe route] aan.
Het Nieuwe route naar...scherm ver­schijnt.
# Dit scherm bevat meerdere opties. Tip aan om de volledige lijst te tonen.
4 Tip [Opgeslagen routes] aan. Het “Opgeslagen routesscherm verschijnt.
5 Tip het gewenste item aan. Het “Routeplannerscherm verschijnt.
p U kunt op het Routeplannerscherm tus-
senpunten toevoegen of de eindbestem­ming wijzigen.
= Zie Alternatieve routes bekijken bij het
plannen van de route op bladzijde 43
voor details.
Een locatie zoeken en selecteren
39
Nl
Page 40
Hoofdstuk
05
Een locatie zoeken en selecteren
6 Tip [Route weergeven] aan.
Er verschijnt een korte samenvatting van de routeparameters en vervolgens een kaart die de hele route toont. De route wordt automa­tisch berekend.
p Desgewenst kunt u een of meer parameters
voor de routebepaling wijzigen voordat u een bestemming selecteert. = Zie Instellingen voor Routevoorkeuren
op bladzijde 53 voor details.
7 Tip [Start navigatie] aan.
Uw navigatiesysteem begint met de routebe­geleiding.
p Desgewenst kunt u een keuze maken uit al-
ternatieve routes of de methode voor het plannen van de route wijzigen voordat de navigatie wordt gestart.
= Zie Alternatieve routes bekijken bij het
plannen van de route op bladzijde 43
voor details.
Een locatie selecteren die u recentelijk hebt opgezocht
De plaatsen die u voorheen hebt ingesteld als bestemmingen of tussenpunten zijn automa­tisch in Historiekopgeslagen.
Historiek
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
5 Tip het gewenste item aan.
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm weergegeven.
6 Tip [Als bestemming selecteren] aan.
Er verschijnt een korte samenvatting van de routeparameters en vervolgens een kaart die de hele route toont. De route wordt automa­tisch berekend.
p Desgewenst kunt u een of meer parameters
voor de routebepaling wijzigen voordat u een bestemming selecteert. = Zie Instellingen voor Routevoorkeuren
op bladzijde 53 voor details.
7 Tip [Start navigatie] aan.
Uw navigatiesysteem begint met de routebe­geleiding.
p Desgewenst kunt u een keuze maken uit al-
ternatieve routes of de methode voor het plannen van de route wijzigen voordat de navigatie wordt gestart.
= Zie Alternatieve routes bekijken bij het
plannen van de route op bladzijde 43
voor details.
Smart-historiek
Smart-historiek is een functie die eerder ge­bruikte locaties voorstelt als bestemming op basis van uw gebruikelijke routes en variabe­len zoals de huidige tijd, de dag van de week en uw huidige locatie. Twee items uit de smart-historiek zijn snel toe­gankelijk in het Nieuwe route naar... scherm.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nieuwe route] aan.
Het Nieuwe route naar...scherm ver­schijnt.
4 Tip [Historiek] aan.
De lijst van de recente bestemmingen ver­schijnt.
40
Nl
Een locatie zoeken met Gecombineerd zoeken
Met de functie Gecombineerd zoekenkunt u eenvoudig een plaats vinden met behulp van de naam en het zoekgebied.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
Page 41
Een locatie zoeken en selecteren
Hoofdstuk
05
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nieuwe route] aan.
Het Nieuwe route naar...scherm ver­schijnt.
4 Tip [In alles zoeken] aan.
Het Gecombineerd zoekenscherm ver­schijnt. Boven aan het scherm wordt een tekstvak weergegeven. Daarnaast ziet u het zoekgebied van de stad waarin gezocht wordt. Standaard wordt gezocht in het gebied waarin u zich be­vindt. Als u in een ander gebied wilt zoeken, tipt u het standaardzoekgebied aan en voert u met het toetsenbord een nieuw zoekgebied in.
5 Voer de naam, het adres of de categorie in van de gewenste bestemming. Tip ver­volgens de volgende toets aan.
Het Gevonden resultaten scherm weergeven.
6 Tip het gewenste item aan.
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm weergegeven.
# Tip de volgende zoekcategorieën aan als u de zoekresultaten wilt verfijnen:
Een lijst tonen van alle bestemmin­gen met een overeenkomende naam of adres.
Een lijst tonen van recente bestem­mingen met een overeenkomende naam of adres.
Een lijst tonen van uw opgeslagen bestemmingen met een overeen­komende naam.
Een lijst tonen van overeenko­mende adressen.
Een lijst van plaatscategorieën tonen.
Een lijst tonen van overeenko­mende plaatsen op volgorde van de afstand van uw huidige locatie.
# Als u een providerlogo aantipt als zoekcatego­rie, kunt u de lijst verfijnen door de resultaten van die provider te tonen.
7 Tip [Als bestemming selecteren] aan.
Er verschijnt een korte samenvatting van de routeparameters en vervolgens een kaart die de hele route toont. De route wordt automa­tisch berekend.
p Desgewenst kunt u een of meer parameters
voor de routebepaling wijzigen voordat u een bestemming selecteert. = Zie Instellingen voor Routevoorkeuren
op bladzijde 53 voor details.
8 Tip [Start navigatie] aan.
Uw navigatiesysteem begint met de routebe­geleiding.
p Desgewenst kunt u een keuze maken uit al-
ternatieve routes of de methode voor het plannen van de route wijzigen voordat de navigatie wordt gestart.
= Zie Alternatieve routes bekijken bij het
plannen van de route op bladzijde 43
voor details.
Een locatie zoeken en selecteren
41
Nl
Page 42
Hoofdstuk
05
Een locatie zoeken en selecteren
Een locatie aan de hand van de coördinaten zoeken
Voer de breedtegraad en de lengtegraad in om de locatie te bepalen.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nieuwe route] aan. Het Nieuwe route naar...scherm verschijnt.
# Dit scherm bevat meerdere opties. Tip aan om de volledige lijst te tonen.
4 Tip [Coördinaat] aan. Het “Coördinaatscherm verschijnt.
Voer de breedtegraad in en tip [OK] aan.
5
p
U kunt de breedtegraad en de lengtegraad op een van de volgende wijze n invoeren: de­cimale graden; graden en decimale minuten; of graden, minuten en decimale seconden.
#
Als u de coördinaten in UTM-indeling invoert, tipt
u
aan en vervolgens [Eenheden en formaten].
6 Voer de lengtegraad in en tip [Vertrek!] aan.
De gevonden locatie wordt op het kaartscherm weergegeven.
7 Tip [Als bestemming selecteren] aan.
Er verschijnt een korte samenvatting van de routeparameters en vervolgens een kaart die de hele route toont. De route wordt automa­tisch berekend.
p Desgewenst kunt u een of meer parameters
voor de routebepaling wijzigen voordat u een bestemming selecteert. = Zie Instellingen voor Routevoorkeuren
op bladzijde 53 voor details.
8 Tip [Start navigatie] aan.
Uw navigatiesysteem begint met de routebe­geleiding.
p Desgewenst kunt u een keuze maken uit al-
ternatieve routes of de methode voor het plannen van de route wijzigen voordat de navigatie wordt gestart.
= Zie Alternatieve routes bekijken bij het
plannen van de route op bladzijde 43
voor details.
Een locatie zoeken door de kaart te verschuiven
Wanneer u de locatie opgeeft nadat u de kaart hebt verschoven, kunt u de gekozen positie als bestemming of tussenpunt instellen.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de kaart aan en sleep deze in de ge­wenste richting om hem te verschuiven.
3 Tip de locatie aan die u als uw bestem­ming wilt selecteren.
De cursor verschijnt.
4 Tip [Als bestemming selecteren] aan.
Er verschijnt een korte samenvatting van de routeparameters en vervolgens een kaart die de hele route toont. De route wordt automa­tisch berekend.
p Desgewenst kunt u een of meer parameters
voor de routebepaling wijzigen voordat u een bestemming selecteert. = Zie Instellingen voor Routevoorkeuren
op bladzijde 53 voor details.
5 Tip [Start navigatie] aan.
Uw navigatiesysteem begint met de routebe­geleiding.
p Desgewenst kunt u een keuze maken uit al-
ternatieve routes of de methode voor het plannen van de route wijzigen voordat de navigatie wordt gestart.
= Zie Alternatieve routes bekijken bij het
plannen van de route op bladzijde 43
voor details.
42
Nl
Page 43
De huidige route controleren en wijzigen
Hoofdstuk
06
De route wijzigen
Wanneer de navigatie reeds is begonnen, zijn er een paar manieren om de huidige route te wijzigen. In de volgende paragrafen worden enkele van de opties beschreven.
Alternatieve routes bekijken bij het plannen van de route
U kunt kiezen uit verschillende alternatieve routes of de routeplanningsmethode verande­ren nadat u een nieuwe bestemming hebt ge­selecteerd.
1 Zoek een locatie.
= Zie Hoofdstuk 5 voor details.
Het Routesamenvattingscherm verschijnt.
2 Tip [Alternatieven] aan.
U kunt de details van alternatieve routes bekij­ken. Tip er een aan om hem op de kaart weer te geven.
# Als u geen goed alternatief kunt vinden, tipt u [Meer resultaten] aan en scrollt u naar beneden voor andere alternatieve routes met een verschil­lende routeplanning.
3 Selecteer een van de alternatieve rou­tes en tip [Kies] aan.
Terugkeren naar het vorige scherm.
4 Tip [Start navigatie] aan.
Uw navigatiesysteem begint met de routebe­geleiding.
Alternatieve routes voor een bestaande route bekijken
U kunt een andere route selecteren en ver­schillende alternatieve routes vergelijken.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Omleidingen/alt. routes] en vervol­gens [Alternatieve routes] aan.
Het Alternatieve routesscherm verschijnt. U kunt de details van alternatieve routes bekij­ken. Tip er een aan om hem op de kaart weer te geven.
# Als u geen goed alternatief kunt vinden, tipt u [Meer resultaten] aan en scrollt u naar beneden voor andere alternatieve routes met een verschil­lende routeplanning.
4 Selecteer een van de alternatieve rou­tes en tip [Kies] aan.
Een nieuw beginpunt voor de route instellen
Bij normale navigatie worden alle routes vanaf de huidige positie gepland. Om toekomstige routes te kunnen bekijken, routes te simuleren of de lengte van een route in tijd en afstand te zien, kunt u de GPS-ontvanger uitschakelen. Vervolgens kunt u het beginpunt van de route op een andere locatie dan de huidige GPS-po­sitie instellen.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
De huidige route controleren en wijzigen
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
43
Nl
Page 44
Hoofdstuk
06
De huidige route controleren en wijzigen
3 Tip [Routeplanner] aan. Het “Routeplannerscherm verschijnt.
4 Tip [Huidige GPS-positie] aan.
Het pop-upmenu verschijnt.
5 Tip [Beginpunt instellen] aan.
Er verschijnt een bevestigingsmelding.
6 Tip [Beginpunt instellen] aan.
Het Nieuwe route naar...scherm ver­schijnt.
7 Stel het beginpunt van de route in.
= Zie Hoofdstuk 5 voor details.
8 Tip [Beginpunt instellen] aan.
Het Routeplannerscherm verschijnt. U kunt verdergaan en een bestemming aan de route toevoegen.
# Als u [Doorgaan zonder route] aantipt, keert het kaartscherm terug met een doorzichtige pijl (duidt aan dat er geen GPS-ontvangst is).
9 Tip [Route weergeven] aan.
Er verschijnt een korte samenvatting van de routeparameters en vervolgens een kaart die de hele route toont. De route wordt automa­tisch berekend.
p Als de huidige route al bestaat, wordt hij op-
nieuw berekend vanaf de geselecteerde lo­catie.
10 Tip [Start navigatie] aan.
Het navigatiesysteem begint de routebegelei­ding met een doorzichtige pijl (duidt aan dat er geen GPS-ontvangst is).
p Desgewenst kunt u een keuze maken uit al-
ternatieve routes of de methode voor het plannen van de route wijzigen voordat de navigatie wordt gestart.
= Zie Alternatieve routes bekijken bij het
plannen van de route op bladzijde 43
voor details.
p Tip [GPS inschakelen] aan om terug te
keren naar normale navigatie.
De lijst met bestemmingen bewerken
U kunt de route bewerken door de lijst met be­stemmingen te wijzigen (bijvoorbeeld een tus­senpunt toevoegen of een eindbestemming wijzigen).
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Mijn route] aan. Het “Mijn routescherm verschijnt.
4 Bewerk de route door de lijst met be­stemmingen te wijzigen.
p Als u een nieuw geselecteerde locatie als
tussenpunt wilt toevoegen aan de route, tipt u[Tussenpunt toevoegen] aan. Als de route ten minste één tussenpunt bevat, kunt u dat van de lijst rechts van het naviga­tiemenu verwijderen.
p Als u de route wilt bewerken, tipt u een lo-
catie in de lijst aan. U kunt in de lijst omh­oog en omlaag gaan en de nieuw geselecteerde bestemming aan het einde van de route wijzigen.
p Als u een locatie wilt opslaan of verwijde-
ren, tipt u de locatie in de lijst aan.
44
Nl
Page 45
De huidige route controleren en wijzigen
Hoofdstuk
06
p Als u alle bestemmingen wilt verwijderen,
tipt u
sen].
5 Als u klaar bent met het bewerken, tipt u [Route weergeven] aan.
Er verschijnt een korte samenvatting van de routeparameters en vervolgens een kaart die de hele route toont. De route wordt automa­tisch berekend.
6 Tip [Start navigatie] aan.
Er verschijnt een kaart van de huidige positie.
aan en vervolgens [Alles wis-
De huidige routebegeleiding annuleren
Als u niet langer naar uw bestemming hoeft te rijden, volgt u de onderstaande stappen om de routebegeleiding te annuleren.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Route wissen] aan.
De huidige route wordt samen met alle tus­senpunten gewist.
Een route samenstellen met Routeplanner
Met de functie Routeplanner kunt u een route samenstellen aan de hand van een lijst bestemmingen. U kunt de lijst naar wens wijzigen (bijvoor­beeld een bestemming toevoegen of verwijde­ren, een eindbestemming wijzigen, of een nieuwe beginpositie instellen).
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Routeplanner] aan.
Het Routeplannerscherm verschijnt. Er is slechts een lijn in de lijst met routepun­ten, het beginpunt van de route, normaal ge­sproken de huidige GPS-positie.
4 Tip [Bestemming toevoegen] aan.
U kunt de bestemming van de route selecte­ren.
= Zie Hoofdstuk 5 voor details.
Als de geselecteerde locatie op het kaart­scherm verschijnt, tipt u [Als bestemming se- lecteren] aan om de bestemming te selecteren en terug te keren naar het Route-
plannerscherm.
5 Tip [Route weergeven] aan.
Er verschijnt een korte samenvatting van de routeparameters en vervolgens een kaart die de hele route toont. De route wordt automa­tisch berekend.
p Desgewenst kunt u een of meer parameters
voor de routebepaling wijzigen voordat u een bestemming selecteert. = Zie Instellingen voor Routevoorkeuren
op bladzijde 53 voor details.
6 Tip [Start navigatie] aan.
Uw navigatiesysteem begint met de routebe­geleiding.
p Desgewenst kunt u een keuze maken uit al-
ternatieve routes of de methode voor het plannen van de route wijzigen voordat de navigatie wordt gestart.
= Zie Alternatieve routes bekijken bij het
plannen van de route op bladzijde 43
voor details.
De huidige route controleren en wijzigen
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
45
Nl
Page 46
Hoofdstuk
06
De huidige route controleren en wijzigen
De routegegevens en voorkeuren controleren
U kunt een overzicht van de huidige route weergeven en de verschillende parameters van de geplande route controleren in Route-
samenvatting”.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Routesamenvatting] aan.
Het Routesamenvattingscherm verschijnt. De huidige route wordt in zijn geheel op de kaart weergegeven, naast aanvullende infor­matie en de beschikbare opties.
4 U kunt de routegegevens op elke wille­keurige plek aantippen om de details weer te geven.
De volgende informatie wordt weergegeven:
! De naam en/of het adres van de bestem-
ming.
! De totale tijd van de route. ! De totale lengte van de route.
De volgende opties zijn beschikbaar:
! Route-info:
Toont gedetailleerde informatie over de route. Met bijkomende pictogrammen kunt u alle gedetailleerde informatie, alleen snel­wegen of alleen tolwegen tonen.
! Alternatieven:
Geeft de alternatieve routes weer.
De routesimulatie bekijken
U kunt een gesimuleerde navigatie starten die u de huidige route demonstreert. Volg de on­derstaande stappen.
2 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
3 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
4 Tip [Routesamenvatting] aan. Het “Routesamenvattingscherm verschijnt.
5 Tip de volgende toets aan.
De lijst met bijkomende functies weergeven op bepaalde schermen.
6 Tip [Simulatie] aan.
De simulatie start bij het beginpunt van de route en leidt u met een realistische snelheid door de volledige aanbevolen route.
p Tijdens de simulatie kunt u de volgende be-
dieningstoetsen gebruiken (deze toetsen verdwijnen na een paar seconden, maar u kunt ze weer laten verschijnen door de kaart aan te tippen).
U springt naar het vorige be­geleidingspunt (richtingswijzi­ging).
De simulatie wordt gepau­zeerd.
1 Stel een route in naar uw bestemming.
= Zie Hoofdstuk 5 voor details.
46
Nl
Page 47
De huidige route controleren en wijzigen
U springt naar het volgende begeleidingspunt (richtings­wijziging).
De snelheid van de simulatie wordt vier-, acht- of zestien­maal verhoogd. Tip de toets opnieuw aan om terug te keren naar de normale snel­heid.
Hoofdstuk
06
# Tip [Sluit] aan om de simulatie te stoppen.
De huidige route controleren en wijzigen
47
Nl
Page 48
Hoofdstuk
07
Locaties en routes registreren en bewerken
Een locatie opslaan in Opgeslagen locatie
U kunt uw favoriete locaties in “Opgeslagen locatieopslaan zodat u de volgende keer de-
zelfde informatie niet opnieuw hoeft in te voe­ren. Opgeslagen locatiekan uw thuislocatie be­vatten, favoriete plaatsen, reeds geregistreerde bestemmingen en een willekeurige locatie op de kaart.
1 Zoek een locatie.
De cursor verschijnt op het geselecteerde punt.
= Zie Hoofdstuk 5 voor details.
2 Tip de volgende toets aan.
De lijst met bijkomende functies weergeven op bepaalde schermen.
3 Tip [Locatie opslaan] aan.
Het Locatie opslaanscherm verschijnt.
zelfde informatie niet opnieuw hoeft in te voe­ren.
1 Stel een route in naar uw bestemming.
= Zie Hoofdstuk 5 voor details.
2 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
3 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
4 Tip [Routesamenvatting] aan. Het “Routesamenvattingscherm verschijnt.
5 Tip de volgende toets aan.
De lijst met bijkomende functies weergeven op bepaalde schermen.
6 Tip [Route opslaan] aan. Het “Route opslaanscherm verschijnt.
7 Tip de volgende toets aan.
De route opslaan als een nieuwe route in Opgeslagen routes”.
Er verschijnt een bevestigingsmelding.
# Gebruik het toetsenbord om de naam te wijzigen.
4 Tip de volgende toets aan.
De locatie opslaan als een nieuw item in Opgeslagen locatie.
# Gebruik het toetsenbord om de naam te wijzigen.
Een route opslaan in Opgeslagen routes
U kunt uw favoriete routes in “Opgeslagen routesopslaan zodat u de volgende keer de-
48
Nl
Een locatie als een waarschuwingspunt opslaan
U kunt elke kaartlocatie (bijvoorbeeld een schoolzone of een spoorwegovergang) als een waarschuwingspunt opslaan. p Als u deze functie wilt gebruiken, moet u
de waarschuwingen op voorhand activeren
en het type waarschuwing instellen. p Deze functie wordt gebruikt om u te waar-
schuwen wanneer u een van deze punten
nadert. De volgende waarschuwingstypen
zijn beschikbaar:
Page 49
Locaties en routes registreren en bewerken
Hoofdstuk
07
! Beeld en geluid: Er klinkt een pieptoon
of u hoort het type waarschuwing.
! Beeld: Het type waarschuwingspunt, de
afstand en de geldende maximumsnel­heid verschijnen op de kaart.
= Zie voor details Instellingen voor Waarschu-
wingenop bladzijde 55.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Verschuif de kaart en selecteer een lo­catie.
De cursor verschijnt op het geselecteerde punt.
3 Tip de volgende toets aan.
De lijst met bijkomende functies weergeven op bepaalde schermen.
6 Tip [Opslaan] aan.
De locatie wordt als een nieuw waarschu­wingspunt opgeslagen.
= Zie voor details Instellingen voor Waarschu-
wingenop bladzijde 55.
p De waarschuwingsfunctie voor verkeersvei-
ligheidcameras (zoals snelheidscameras) werkt niet wanneer u in bepaalde landen bent waar waarschuwingen voor verkeers­veiligheidcameras verboden zijn. Houd er echter rekening mee dat u er zelf verant­woordelijk voor bent om te controleren of het gebruik van deze functie is toegestaan wanneer u de functie in een bepaald land wilt gebruiken.
Locaties en routes registreren en bewerken
# Tip aan als u een eerder opgeslagen waar- schuwingspunt wilt bewerken.
4 Tip [Waarsch.punten toevoegen] aan.
Het Waarschuw.punt toevoegenscherm verschijnt.
5 Stel de vereiste parameters in.
! Waarschuwingstype:
Het type waarschuwingspunt instellen.
! Snelheidslimiet:
De snelheidslimiet voor dit waarschuwings­punt instellen (indien van toepassing).
! Richting waarschuwing:
De richting waaruit u de waarschuwing ver­wacht instellen.
49
Nl
Page 50
Hoofdstuk
08
Verkeersinformatie gebruiken
Actuele verkeersinformatie (TMC) ontvangen
Het verkeerskanaal (Traffic Message Channel, TMC) is een kanaal dat realtime verkeersinfor­matie uitzendt. Het toestel is voorzien van een TMC-ontvanger voor ontvangst van zulke ver­keersinformatie. Volg onderstaande stappen om de TMC-ontvanger in te schakelen.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
# Dit scherm bevat meerdere opties. Tip aan om de volledige lijst te tonen.
3 Tip [Instellingen] aan. Het “Instellingenscherm verschijnt.
4 Tip [Verkeer] aan.
Het Verkeersinstellingenscherm ver­schijnt.
5 Tip [Verkeer] aan om de functie in te schakelen.
De functie wordt ingeschakeld.
= Zie voor details Instellingen voor Verkeer
op bladzijde 58.
p Wanneer verkeersinformatie wordt ontvan-
gen die van invloed kan zijn op uw route, waarschuwt het systeem u dat de route op­nieuw wordt berekend en wordt de naviga­tie met een nieuwe route vervolgd die het beste is rekening houdend met de actuele toestand van het verkeer.
p TMC is geen mondiale service. Het is moge-
lijk dat dit kanaal niet in uw land of gebied beschikbaar is. Neem contact op met uw dealer voor details over het bereik.
U kunt voorwaarden instellen voor de bereke­ning: u kunt de minimumvertraging instellen voordat de route wordt herberekend en instel­len dat u een nieuwe routesuggestie wilt be­vestigen voordat deze wordt toegepast.
De verkeersgebeurtenissen op de kaart controleren
U kunt de details van de verkeersgebeurtenis­sen op de kaart controleren. p De weggedeelten met verkeersgebeurtenis-
sen worden met een andere kleur op de
kaart weergegeven en kleine symbolen
boven de weg tonen de aard van de gebeur-
tenis. p Een speciaal pictogram
scherm geeft aan of verkeersgebeurtenis-
sen worden ontvangen. Het pictogram
toont de status van de verkeersontvanger
als er geen gebeurtenissen zijn op uw
route. Als er een gebeurtenis is, toont het
verkeerspictogram op het kaartscherm het
type van de volgende gebeurtenis op uw
route.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip het pictogram van de betreffende verkeersgebeurtenis aan.
1 Verkeerspictogram
Het Verkeersoverzichtscherm verschijnt.
3 Tip [Verkeersinformatie] aan.
Een lijst met alle gebeurtenissen wordt weer­gegeven.
# Tip [Kaart met verkeersinformatie] aan als u verkeersinformatie op de kaart in realtime wilt bekijken.
4 Tip een item aan om de details ervan weer te geven.
op het kaart-
1
50
Nl
Page 51
Nuttige informatie over uw reis bekijken
Hoofdstuk
09
Nuttige informatie bekijken
Het Nuttige informatiemenu bevat allerlei nuttige informatie voor onderweg.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
3 Tip [Nuttige informatie] aan. Het “Nuttige informatiescherm verschijnt.
4 Tip het gewenste menu-item aan.
! Parkeren:
Parkeerplaatsen in de buurt van uw bestem­ming bekijken.
! Verkeer:
Opent het Verkeersoverzichtscherm, waarop u verkeergebeurtenissen kunt zien die uw route beïnvloeden.
! Weather:
De weersvoorspelling bekijken voor uw hui­dige locatie, langs de route, op uw bestem­ming en voor opgeslagen locaties.
! Waar ben ik?:
Opent een speciaal scherm met informatie over uw huidige positie en een toets om nooddiensten of hulpdiensten in de buurt te zoeken. p Als de huidige straat onder de huidige
positiemarkering op de kaart wordt ge­toond, tipt u die aan om het Waar ben ik?” scherm te openen. Als u zonder rou- teplanning rijdt, opent u het scherm Waar ben ik?door de huidige straat of de pijl boven aan het kaartscherm aan te tippen. Het scherm geeft de volgende informa­tie: ! Breedtegraad en lengtegraad (coör-
dinaten van de huidige positie in WGS84-formaat)
! Adresgegevens van de huidige posi-
tie (indien beschikbaar)
! De dichtstbijzijnde stad ! De volgende kruising/straat ! De vorige kruising/straat
p Als u de huidige positie als “Opgesla-
gen locatiewilt opslaan, tipt u
aan.
= Zie Een locatie opslaan in Opgesla-
gen locatieop bladzijde 48 voor de-
tails.
p Als u landinformatie over uw huidige po-
sitie wilt bekijken, tipt u
! Hulp dichtbij:
POIs in uw omgeving bekijken. De voorgeprogrammeerde zoekcategorieën zijn als volgt.
Garage:Gezondheid:Politie:Tankstation:
! Kenmerkinformatie land:
Nuttige informatie bekijken over het gese­lecteerde land (bijvoorbeeld maximumsnel­heden en het maximale alcoholpercentage in het bloed).
! Ritmonitor:
Statistische gegevens over uw reizen bekij­ken (bijvoorbeeld vertrektijd, aankomsttijd, gemiddelde snelheid, enz.). Tip [Nieuwe opname starten] aan om een nieuwe regi­stratie te starten of automatische registratie in Instellingenin te schakelen.
= Zie voor details Instellingen voor Ritmo-
nitorop bladzijde 59.
! GPS informatie:
Toont het GPS-informatiescherm met infor­matie over de positie van de satellieten en de signaalsterkte.
aan.
Nuttige informatie over uw reis bekijken
51
Nl
Page 52
Hoofdstuk
10
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de navigatie
De navigatie-instellingen aanpassen
U kunt de navigatie-instellingen configureren en aanpassen hoe het systeem werkt.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
# Dit scherm bevat meerdere opties. Tip aan om de volledige lijst te tonen.
3 Tip [Instellingen] aan. Het “Instellingenscherm verschijnt.
! Routevoorkeuren:
Het type voertuig waarin u rijdt, de ge­bruikte soort wegen in de routeplanning en de wijze van routeplanning instellen. = Zie Instellingen voor Routevoorkeuren
op bladzijde 53 voor details.
! Geluid:
De verschillende geluidsvolumes en het profiel voor stembegeleiding aanpassen. = Zie voor details Instellingen voor Geluid
op bladzijde 55.
! Waarschuwingen:
Waarschuwingen in- en uitschakelen en de waarschuwingsfunctie instellen.
= Zie voor details Instellingen voor Waar-
schuwingenop bladzijde 55.
! Navigatiekaart:
Het kaartscherm en hoe de software ver­schillende soorten route-informatie op het kaartscherm gebruikt bij het navigeren nauwkeurig instellen. = Zie Instellingen voor Navigatiekaartop
bladzijde 56 voor details.
! Regionaal:
De taal van de stembegeleiding, de applica­tietaal en eenheden wijzigen.
= Zie voor details Instellingen voor Regio-
naalop bladzijde 58.
! Weergave:
Afzonderlijke themas instellen voor over­dag en s nachts, de achtergrondverlichting en in- en uitschakelen van menu-animaties.
= Zie voor details Instellingen voor Weer-
gaveop bladzijde 58.
! Verkeer:
De TMC-ontvanger in- en uitschakelen en de verkeersfunctie instellen.
= Zie voor details Instellingen voor Ver-
keerop bladzijde 58.
! Weather:
De functie voor online weersvoorspelling en automatisch downloaden van weersinfor­matie in- en uitschakelen.
= Zie voor details Instellingen voor Wea-
therop bladzijde 59.
! Ritmonitor:
Automatische registratie van reislogs in- en uitschakelen en de grootte van de reisdata­base bekijken.
= Zie voor details Instellingen voor Ritmo-
nitorop bladzijde 59.
! Online diensten:
De verbonden diensten in- en uitschakelen. p Voor gebruik van online services is een
abonnement vereist en moet u eerst AVICSYNC App installeren op de iPhone of smartphone. De inhoud en dekking van elke online service kan ver­schillen afhankelijk van de contentprovi­der ervan.
= Zie voor details Instellingen voor On-
line dienstenop bladzijde 59.
! Gebruiksrapporten:
Het verzamelen van gebruiksinformatie en gps-loginformatie in- en uitschakelen. Deze informatie kan worden gebruikt om de ap­plicatie en de kwaliteit en dekkingsgraad van kaarten te verbeteren.
= Zie voor details Instellingen voor Ge-
bruiksrapportenop bladzijde 59.
! Start configuratiewizard:
Wijzigt de basissoftwareparameters die worden gebruikt tijdens de eerste opstart­procedure.
= Zie voor details Instellingen voor Start
configuratiewizardop bladzijde 59.
52
Nl
Page 53
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de navigatie
Hoofdstuk
10
De fabrieksinstellingen herstellen
U kunt de instellingen of opgenomen inhoud terugzetten naar de standaardinstellingen.
1 De MAP toets indrukken.
Het kaartscherm verschijnt.
2 Tip de volgende toets aan.
Het navigatiemenu op het kaart­scherm weergeven.
# Dit scherm bevat meerdere opties. Tip aan om de volledige lijst te tonen.
3 Tip [Instellingen] aan. Het “Instellingenscherm verschijnt.
4 Tip de volgende toets aan.
De lijst met bijkomende functies weergeven op bepaalde schermen.
5 Tip [Gebruikersgegevens wissen] aan.
Er verschijnt een bevestigingsmelding.
6 Tip [Gebruikersgegevens wissen] aan.
De opgenomen inhoud wordt gewist.
Informatie over de opties in Instellingen
Instellingen voor Routevoorkeuren
Voertuig
U kunt het type voertuig waarin u rijdt instel­len. Als u deze toets voor het eerst aantipt, wordt een lijst van standaardvoertuigprofielen getoond. U kunt een nieuw profiel maken op basis van een bestaand voertuigtype. ! Auto:
Er wordt rekening gehouden met beper-
kingen betreffende manoeuvres en rich­tingswijzigingen bij het plannen van de route.
Wegen worden alleen gebruikt als deze
toegankelijk zijn voor autos.
Privéwegen en wegen uitsluitend be-
stemd voor plaatselijk verkeer worden alleen gebruikt als dit onvermijdelijk is om de bestemming te bereiken.
Promenades worden niet in de route op-
genomen.
! Nood:
Er wordt rekening gehouden met alle
mogelijke richtingswijzigingen op krui­singen.
Er wordt rekening gehouden met rich-
tingsbeperkingen en rijden tegen het verkeer in is toegestaan met lage snel­heid.
Privéwegen worden voorgesteld als ze
noodzakelijk zijn om de bestemming te bereiken.
Promenades worden niet in de route op-
genomen.
! Bus:
Er wordt rekening gehouden met beper-
kingen betreffende manoeuvres en rich­tingswijzigingen bij het plannen van de route.
Wegen worden alleen gebruikt als deze
toegankelijk zijn voor bussen.
Privéwegen, wegen uitsluitend bestemd
voor plaatselijk verkeer en promenades worden niet in de route opgenomen.
! Taxi:
Er wordt rekening gehouden met beper-
kingen betreffende manoeuvres en rich­tingswijzigingen bij het plannen van de route.
Wegen worden alleen gebruikt als deze
toegankelijk zijn voor taxis.
Privéwegen, wegen uitsluitend bestemd
voor plaatselijk verkeer en promenades worden niet in de route opgenomen.
! Vrachtwagen:
Er wordt rekening gehouden met beper-
kingen betreffende manoeuvres en rich­tingswijzigingen bij het plannen van de route.
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de
navigatie
53
Nl
Page 54
Hoofdstuk
10
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de navigatie
Alleen wegen waar vrachtverkeer is toe-
gelaten, worden in de route opgeno­men.
Privéwegen, wegen uitsluitend bestemd
voor plaatselijk verkeer en promenades worden niet in de route opgenomen.
U-bochten worden niet in de route opge-
nomen. (Voor dit systeem wordt omke­ren op een weg met middenberm niet als een U-bocht beschouwd.)
De routeplanning kan ook zo worden ge-
configureerd dat rekening wordt gehou­den met de afmetingen, het gewicht en beperkingen vanwege gevaarlijke lading op kaarten waarvoor zulke informatie beschikbaar is.
p Tip
Tip [Profiel toevoegen] aan als u een nieuw profiel wilt toevoegen. Selecteer een voertuig­type en stel de parameters in. (De parameters verschillen naargelang het voertuigtype.)
Routeplanningsmethode
U kunt veranderen hoe de route wordt ge­pland. Door deze parameter aan te passen, kunt u de routeberekening optimaliseren voor verschillende situaties en voertuigtypen. U kunt de volgende methoden voor routeplan­ning selecteren.
! Snel
! Gemakkelijk
! Kortste
aan als u de parameters van het ge-
selecteerde voertuigprofiel wilt wijzigen.
Berekent een route met prioriteit voor de kortste reistijd naar uw bestemming. Dit is gewoonlijk de beste selectie voor snelle en gewone voertuigen.
Berekent een route met weinig (of zo wei­nig mogelijk) bochten en moeilijke rich­tingswijzigingen. Met deze optie selecteert het systeem bijvoorbeeld een snelweg in plaats van een reeks kleinere wegen.
Berekent een route met prioriteit voor de kortste afstand naar de bestemming. Deze instelling is gewoonlijk handig voor langza­mere voertuigen. Het is meestal niet nuttig
om kortere routes te zoeken voor normale
voertuigen ongeacht de snelheid.
! Voordelig
Berekent een korte en brandstofzuinige
route.
Off-road-navigatie
U kunt off-roadnavigatie in- en uitschakelen. Dit is navigatie tussen bestemmingen in een rechte lijn.
Snelwegen
U kunt beslissen of u snelwegen wilt vermij­den, bijvoorbeeld als u langzaam rijdt of een ander voertuig sleept.
Periodebetaling
U kunt selecteren of het systeem tolwegen met beperkte toegang voorstelt waarvoor u een pas of vignet met een bepaalde geldig­heidsduur kunt aanschaffen. Deze optie kan onafhankelijk van de optie voor gebruik van tolwegen worden in- en uitgeschakeld.
Betaling per keer
U kunt beslissen of het systeem wel of niet tol­wegen voorstelt waarvoor u per gebruik be­taalt. Tolwegen worden standaard inbegrepen in het navigatiesysteem.
Veerboten
U kunt beslissen of het systeem wel of niet veerboten voorstelt. Veerboten worden stan­daard inbegrepen in het navigatiesysteem.
Autotreinen
U kunt beslissen of het systeem wel of niet shuttletreinen voor voertuigen voorstelt. Shutt­letreinen worden gebruikt om voertuigen te vervoeren over relatief korte afstanden, ge­woonlijk tussen plaatsen zonder (directe) weg­verbinding.
Onverharde wegen
U kunt beslissen of het systeem wel of niet on­verharde wegen voorstelt. Onverharde wegen worden standaard niet inbegrepen in het navi­gatiesysteem.
54
Nl
Page 55
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de navigatie
Hoofdstuk
10
Instellingen voor Geluid
Master
U kunt het volume van alle geluiden aanpas­sen.
Stem
U kunt het volume van de begeleidingsgelui­den (steminstructies) aanpassen.
Waarschuwingen
U kunt het volume van de niet-gesproken waarschuwingen (pieptonen) aanpassen.
Ding
U kunt de attentietoon die voorafgaat aan steminstructies uitschakelen of het volume ervan aanpassen.
Gesproken begeleiding
U kunt stembegeleiding in- en uitschakelen. Deze functie is standaard ingeschakeld.
Straten en wegen noemen in eigen taalgebied : Nummers en namen
U kunt beslissen of het navigatiesysteem de straatnamen in de taal van het gebied noemt, alleen wegnummers of alleen richtingswijzi­gingen.
! Medium: Steminstructies worden eenmaal
gegeven wanneer het voertuig de volgende richtingswijziging nadert en herhaald vlak ervoor.
! Maximaal: Steminstructies worden een-
maal gegeven relatief ver van de volgende richtingswijziging, herhaald wanneer het voertuig de richtingswijziging nadert en nogmaals herhaald vlak ervoor.
Routesamenvatting laten horen
Wanneer een route wordt berekend, kan het navigatiesysteem een korte samenvatting van de route voorlezen.
Landinfo aankondigen
Wanneer u een landsgrens overschrijdt, kan het navigatiesysteem informatie over het land voorlezen.
Verkeersinfo laten horen
Wanneer een verkeersbericht wordt ontvan­gen, kan het navigatiesysteem het bericht voorlezen.
Systeemberichten laten horen
Wanneer een systeembericht verschijnt, kan het navigatiesysteem het bericht voorlezen.
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de
navigatie
Straten en wegen noemen in vreemde taalgebied : Nummers en namen
U kunt beslissen of het navigatiesysteem de straatnamen in een ander land noemt, alleen wegnummers of alleen richtingswijzigingen.
Vroeg aangeven van manoeuvres
U kunt beslissen of u de aankondiging van de volgende richtingswijziging onmiddellijk wilt ontvangen of wanneer u de richtingswijziging nadert.
Spraaklengte
U kunt de spraaklengte van de spraakinstruc­ties instellen; hoeveel informatie er wordt ge­geven en hoe vaak er wordt gesproken. ! Minimaal: Steminstructies worden een-
maal gegeven vlak voor de volgende rich­tingswijziging.
Instellingen voor Waarschuwingen
p Dit systeem kan u waarschuwen als u de
maximumsnelheid overschrijdt. Deze infor­matie is mogelijk niet beschikbaar in uw land of gebied (vraag uw plaatselijke dea­ler) of is misschien niet correct voor alle wegen op de kaart.
p U bent er voor aansprakelijk dat gebruik van
deze functie wettelijk is toegestaan in het land van gebruik.
Snelheidswaarschuwing ! Waarschuwen bij snelheidsoverschrij-
ding
Nl
55
Page 56
Hoofdstuk
10
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de navigatie
U kunt beslissen of waarschuwingen zicht­baar en/of hoorbaar worden aangegeven. Pas de schuifregelaar aan om de relatieve snelheid in te stellen waarboven de applica­tie de waarschuwing geeft. De volgende waarschuwingstypen zijn be­schikbaar: Beeld en geluid: Als deze functie is in-
geschakeld, geeft het systeem een hoor­bare en een zichtbare waarschuwing als u de maximumsnelheid overschrijdt.
Beeld: Als deze functie is ingeschakeld,
geeft het systeem een zichtbare waar­schuwing als u de maximumsnelheid overschrijdt.
! Snelheidslimiet altijd zichtbaar
U kunt instellen of het teken voor de maxi­mumsnelheid altijd op de kaart wordt weer­gegeven. Als u de maximumsnelheid overschrijdt, verandert de kleur van het teken.
! Waarsch.bij 100 van snelheidslimiet
(buiten stad)
U kunt een waarschuwing krijgen wanneer u buiten de stad de maximumsnelheid met het ingestelde percentage overschrijdt.
! Waarsch.bij 100 van snelheidslimiet
(binnen stad)
U kunt een waarschuwing krijgen wanneer u in de stad de maximumsnelheid met het ingestelde percentage overschrijdt.
Waarschuwingspunten
Instelling voor het ontvangen van een waar­schuwing wanneer u een waarschuwingspunt nadert, zoals een schoolzone of een spoorwe­govergang. U kunt voor elke categorie afzon­derlijk een waarschuwing instellen. De volgende waarschuwingstypen zijn be­schikbaar: ! Beeld en geluid: Het systeem geeft een
hoorbare en een zichtbare waarschuwing als u een van deze punten nadert.
! Beeld: Het systeem geeft een zichtbare
waarschuwing als u een van deze punten nadert.
Voor sommige waarschuwingspunten is de wettelijke of verwachte maximumsnelheid be­schikbaar. Bij deze punten kan de geluids­waarschuwing anders zijn afhankelijk van of u langzamer of sneller dan de maximumsnel­heid rijdt. ! Alleen bij te hoge snelheid: Er klinkt al-
leen een waarschuwingsgeluid als u de
maximumsnelheid overschrijdt. ! Bij nadering: Er klinkt altijd een waarschu-
wingsgeluid wanneer u een waarschu-
wingspunt nadert. Om u erop attent te
maken, klinkt er een andere waarschuwing
als u de maximumsnelheid overschrijdt.
Waarschuwingsborden
Kaarten kunnen waarschuwingsinformatie voor de bestuurder bevatten. Tip deze toets aan om deze waarschuwingen in of uit te schakelen en om de afstand tot het gevaar in te stellen waarop de waarschuwing moet wor­den ontvangen. Deze afstand kan voor de ver­schillende waarschuwingstypen afzonderlijk worden ingesteld.
Instellingen voor Navigatiekaart
Kaartweergave
U kunt het effect zien wanneer u een instelling verandert.
! Gezichtspunt
U kunt het zoomniveau en de helling die
standaard worden gebruikt instellen. Er zijn
drie niveaus.
! Kleurmodus
U kunt zelf overschakelen tussen de kleur-
standen voor overdag en s nachts of de
software automatisch laten overschakelen
enkele minuten voordat de zon opkomt en
nadat de zon ondergaat.
! Oriëntatiepunten
Instelling om artistieke of blokvormige 3D-
vormen van opvallende of bekende oriënta-
tiepunten te tonen of te verbergen.
! Gebouwen
56
Nl
Page 57
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de navigatie
Hoofdstuk
10
Instelling om artistieke of blokvormige 3D­stadsmodellen met een realistische grootte en positie van gebouwen op de kaart te tonen of te verbergen.
! 3D-terrein
Instelling om 3D-vormen van het omlig­gende landschap te tonen of te verbergen.
! Routelogs
U kunt opslaan van routelogs met de volg­orde van de locaties op uw reizen in- of uit­schakelen.
! Markeringen plaatsen
U kunt selecteren welke plaatsen op de kaart worden getoond tijdens het navige­ren. Het is raadzaam om er zo min mogelijk te tonen omdat de kaart anders snel on­overzichtelijk wordt. U kunt daarom ver­schillende weergaveopties opslaan. De volgende mogelijkheden zijn beschikbaar: Tip de naam van de plaatscategorie aan
om de lijst van de subcategorieën te openen.
Tip
Gegevensvelden
U kunt als volgt aanpassen welke gegevensvel­den in de hoek van het kaartscherm worden getoond: tip deze toets aan en houd hem vast, en selecteer de gewenste items. U kunt ver­schillende items selecteren voor navigeren naar een ingestelde bestemming en rijden zonder ingestelde bestemming. U kunt opties selecteren zoals algemene reisgegevens inclu­sief uw huidige snelheid of hoogte, routegege­vens over uw eindbestemming, of routegegevens over het volgende tussenpunt op de route.
Voortgangsbalk route
U kunt een voortgangsbalk van de route weer­geven als een rechte lijn rechts van de kaart. De pijl geeft uw huidige positie aan en be­weegt omhoog terwijl u de route aflegt. Tus-
aan om de huidige zichtbaar­heidsopties op te slaan of een opgesla­gen instelling te laden. U kunt hier ook de standaardoptie herstellen.
senpunten en verkeersgebeurtenissen worden ook op de lijn aangegeven.
Snelwegdiensten aanbieden
Soms heeft u een benzinestation of een res­taurant nodig op uw reis. Deze functie zorgt voor een nieuwe toets op de kaart wanneer u op snelwegen rijdt. Tip deze toets aan om een paneel te openen met details over de volgende paar afritten of benzinestations. Tip een item aan om dit op de kaart weer te geven of voeg het indien nodig als een tussenpunt op uw route in.
Automatisch overzicht
Als deze functie is geselecteerd, wordt de kaart uitgezoomd voor een overzicht van de omgeving wanneer de volgende gebeurtenis (richtingswijziging) op de route nog ver is. Als u de gebeurtenis nadert, keert de kaart terug naar de normale weergave.
Type faciliteiten
U kunt servicetypes selecteren die worden weergegeven voor snelwegafritten. U kunt uit POI-categorieën selecteren.
Wegwijzer
In- en uitschakelen van rijstrookinformatie. Als deze informatie beschikbaar is, wordt boven­aan de kaart rijstrookinformatie getoond zoals de borden boven de echte weg.
Knooppuntweergave
Als u een snelwegafrit of een ingewikkeld ver­keersplein nadert, wordt de kaart vervangen door een 3D-weergave als die informatie be­schikbaar is.
Tunnelweergave
Wanneer u een tunnel inrijdt, kunnen de wegen en gebouwen hinderlijk zijn. Deze func­tie toont een generiek beeld van een tunnel in plaats van de kaart. Er wordt ook een overzicht van de tunnel vanaf boven getoond en de res­terende afstand wordt weergegeven.
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de
navigatie
57
Nl
Page 58
Hoofdstuk
10
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de navigatie
Omweg aanbieden bij files op snelweg
Als u moet vertragen op de snelweg, is er ver­derop mogelijk een verkeersopstopping. Het navigatiesysteem kan in dat geval een omweg voorstellen vanaf de volgende afrit. Een bericht toont de afstand tot de afrit en het verschil in afstand en geschatte tijd vergeleken met de oorspronkelijke route. De volgende opties zijn beschikbaar: ! Als u de oorspronkelijke route wilt behou-
den, tipt u [Negeren] aan of negeert u het bericht.
! Als u een overzicht van de oorspronkelijke
route en de omweg wilt vergelijken om te beslissen, tipt u [Bekijken] aan. U kunt de voorgestelde omweg accepteren of de ge­passeerde snelweg verlengen voordat u ac­cepteert.
! U kunt ook afslaan naar de voorgestelde
nieuwe richting, waarna de route automa­tisch opnieuw wordt berekend.
Actuele alternatieve route aanbieden
Het navigatiesysteem kan alternatieve routes voorstellen wanneer u op normale wegen rijdt. Het systeem selecteert een verschillende af­slag op de volgende kruising en stelt een an­dere route voor het volgende deel van de reis voor. U kunt de voorgestelde omweg echter niet wijzigen.
Parkeerplaats bestemming aanbieden
In de stad is er mogelijk geen goede parkeer­gelegenheid op uw bestemming. Wanneer u uw bestemming nadert, kan het navigatiesys­teem parkeerplaatsen in de omgeving ervan voorstellen. Tip te openen met de bestemming en de voorge­stelde parkeerplaatsen. Selecteer er een en wijzig de route overeenkomstig.
Aanwijzingen aanbieden bij omweg
Als u van de aanbevolen route afwijkt en de snelweg plots verlaat, kan het navigatiesys­teem alternatieven voorstellen bij de afslag, zoals benzinestations of restaurants. En als bepaalde trajecten op het vervolg van de oor-
aan om een top-downkaart
spronkelijke route vermeden kunnen worden (zoals een tunnel, een tolweg of een veerboot), worden ze in een lijst weergegeven zodat u ze met het navigatiesysteem kunt vermijden.
Instellingen voor Regionaal
Taal
Deze toets toont de huidige taal van de gebrui­kersinterface. Tip de toets aan om een andere taal te selecteren uit de lijst. Als u deze instel­ling wijzigt, wordt het systeem opnieuw opge­start.
Stem taal
Deze toets toont het huidige profiel voor stem­begeleiding. Tip de toets aan om een nieuw profiel te selecteren uit de lijst met talen en sprekers. Tip een van deze toetsen aan om een stemvoorbeeld te horen.
Eenheden en weergaven
U kunt de eenheid voor afstanden instellen die het systeem gebruikt. Het systeem onder­steunt mogelijk niet alle eenheden in alle stembegeleidingstalen. U kunt ook andere landspecifieke eenheden instellen voor het systeem.
Instellingen voor Weergave
Menu-animatie
Wanneer de animatiefunctie is ingeschakeld, wordt de toetsen in de menus en op de toets­enbordschermen door middel van een anima­tie weergegeven. Schermovergangen geschieden ook via een animatie.
Instellingen voor Verkeer
Verkeer
U kunt de TMC -ontvanger voor realtime ver­keersinformatie in- en uitschakelen.
58
Nl
Page 59
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de navigatie
Hoofdstuk
10
Gegevensbron
U kunt de gegevensbron voor ontvangst van realtime verkeersinformatie selecteren. Deze instelling is alleen beschikbaar als de ontvan­ger is ingeschakeld.
Omleiding geven bij tijdsbesparing van minimaal:
U kunt instellen hoe het navigatiesysteem real­time verkeersinformatie gebruikt bij de route­berekening. Het systeem kan verkeersgebeurtenissen vermijden bij de bere­kening van een nieuwe route en wanneer her­berekening nodig is op basis van een gedetecteerde gebeurtenis. U kunt ook de mi­nimumvertraging instellen voor herberekening van de route.
Omleidingen handmatig bevestigen
U kunt een handmatige bevestiging van elke herberekening in- of uitschakelen.
Instellingen voor Weather
Online weer
U kunt de optie voor online weersvoorspelling in- en uitschakelen.
Online weer automatisch downloaden
U kunt automatisch downloaden van weersin­formatie in- en uitschakelen.
Instellingen voor Ritmonitor
p Onder Afmeting rit databaseziet u de
grootte van de reisdatabase met alle opge­slagen reislogs.
Automatisch opslaan inschakelen
U kunt de automatische registratie van statisti­sche reisgegevens in- en uitschakelen.
Routelog opslaan
U kunt beslissen of u routelogs, de volgorde van de door de gps-ontvanger bepaalde posi­ties, wilt opslaan. Routelogs kunnen samen met de reislogs opgeslagen en op de kaart weergegeven worden.
Instellingen voor Online diensten
Met de instelling Online dienstenkunt u verbonden online functies in- en uitschakelen. p Voor gebruik van online services is een
abonnement vereist en moet u eerst AVICSYNC App installeren op de iPhone of smartphone. De inhoud en dekking van elke online service kan verschillen afhanke­lijk van de contentprovider ervan.
Instellingen voor Gebruiksrapporten
Informatie programmagebruik
U kunt het verzamelen van anonieme statisti­sche gegevens over het gebruik van het navi­gatiesysteem voor de verdere ontwikkeling ervan in- of uitschakelen. p De verzamelde gegevens worden gebruikt
om de gebruikersinterface en programma­functies te verbeteren. De gegevens worden anoniem verwerkt. Persoonlijke gegevens kunnen niet worden achterhaald.
GPS-routes
U kunt het verzamelen van anonieme route­logs voor de verdere ontwikkeling van het sys­teem in- of uitschakelen. p De verzamelde gegevens worden gebruikt
om de kwaliteit en dekkingsgraad van kaar­ten te verbeteren. De gegevens worden anoniem verwerkt. Persoonlijke gegevens kunnen niet worden achterhaald.
Instellingen voor Start configuratiewizard
Met de instellingen in “Start configuratiewi- zardkunt u de basissoftwareparameters wij-
zigen die worden gebruikt tijdens de eerste opstartprocedure.
Aanpassen van de voorkeursinstellingen voor de
navigatie
59
Nl
Page 60
Hoofdstuk
11
Een Bluetooth-apparaat registreren en er verbinding mee maken
Als u apparaten hebt met Bluetooth®-techno­logie, kan dit product draadloos met die appa­raten worden verbonden. In dit gedeelte wordt beschreven hoe u een Bluetooth-verbinding moet opzetten.
Raadpleeg onze website voor details over de verbinding met Bluetooth-apparaten.
Communicatie-apparaten voorbereiden
Dit product heeft een ingebouwde functie voor gebruik van Bluetooth-apparaten.
= Zie Opmerkingen met betrekking tot hand-
sfree telefoneren op bladzijde 73 voor de-
tails. U kunt apparaten met de volgende profielen op dit product registreren en gebruiken.
! HFP (Hands-Free Profile) ! A2DP (Advanced Audio Distribution Profi-
le) ! SPP (Serial Port Profile) p Wanneer het product is uitgeschakeld, is
ook de Bluetooth-verbinding uitgeschakeld.
Wanneer het systeem wordt gestart, pro-
beert het automatisch de verbinding met
het voorheen verbonden apparaat te her-
stellen. Ook wanneer de verbinding om de
een of andere reden wegvalt, probeert het
systeem automatisch opnieuw verbinding
te maken met het betreffende apparaat (be-
halve als de verbinding wordt verbroken
door bediening van het apparaat).
Uw Bluetooth-apparaten registreren
U moet uw Bluetooth-apparaten registreren wanneer u die de eerste maal met dit product verbindt. In totaal kunnen er drie apparaten worden geregistreerd. Er zijn twee registratie­methoden beschikbaar:
! Bluetooth-apparaten in de buurt zoeken
! Paren vanaf uw Bluetooth-apparaten
p Als er al drie apparaten zijn gekoppeld,
wordt Geheugen is vol weergegeven en kunt u geen nieuwe koppeling uitvoeren. In dat geval moet u eerst een reeds gekoppeld apparaat verwijderen.
= Zie Een geregistreerd apparaat verwijde-
ren op bladzijde 62 voor details.
Bluetooth-apparaten in de buurt zoeken
Het systeem zoekt naar beschikbare Bluetooth-apparaten in de buurt van het pro­duct, geeft deze in een lijst weer, en registreert ze om te worden aangesloten. p Als het apparaat al is aangesloten, is deze
functie niet actief.
1 Schakel de Bluetooth-technologie op de apparaten in.
p Bij sommige Bluetooth-apparaten is er
geen speciale handeling vereist om de Bluetooth-functie in te schakelen. Zie de handleiding van het apparaat voor details.
2 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
3 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
4 Tip [Verbinding] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
60
Nl
Page 61
Een Bluetooth-apparaat registreren en er verbinding mee maken
Hoofdstuk
11
5 Tip de volgende toets aan.
Beginnen met zoeken.
Het systeem zoekt naar Bluetooth-apparaten die gereed zijn voor verbinding. Als er appara­ten worden gevonden, verschijnen ze in een lijst.
p Er worden maximaal 30 apparaten in de
lijst getoond in de volgorde waarin ze zijn gevonden.
6 Wacht tot uw Bluetooth-apparaat in de lijst verschijnt.
p Als u het Bluetooth-apparaat dat u wilt aan-
sluiten niet vindt, moet u controleren of het apparaat inderdaad gereed is voor verbin­ding via Bluetooth.
7 Tip de naam van het Bluetooth-appa­raat aan dat u wilt registreren. Tijdens de verbindingsopbouw wordt “Bezig met koppelen... Wachten a.u.b.weergege- ven. Als de verbinding is voltooid, wordt “Ge- koppeldweergegeven.
p Als uw apparaat SSP (Secure Simple Pai-
ring) ondersteunt, verschijnt een getal van zes cijfers op het scherm van dit product. Tip [Ja] aan om het apparaat te koppelen.
p Als de verbinding mislukt, wordt Fout
weergegeven. Probeer het in dat geval op­nieuw.
p De pincode is standaard ingesteld op
0000en kan gewijzigd worden.
= Zie voor details De pincode invoeren voor
Bluetooth-verbinding op bladzijde 64.
p Als de verbinding is voltooid, wordt de
naam van het apparaat weergegeven. Tip de naam aan om de verbinding te verbre­ken.
Nadat het apparaat geregistreerd is, wordt de Bluetooth-verbinding vanaf het systeem ge­maakt. De profielpictogrammen in het lijstscherm met geregistreerde apparaten worden als volgt weergegeven en verlicht.
Licht op wanneer uw mobiele ap­paraat is verbonden via HFP (Hands-Free Profile).
Licht op wanneer uw audioappa­raat is verbonden via A2DP (Ad­vanced Audio Distribution Profile)/ AVRCP (Audio/Video Remote Con­trol Profile).
Licht op wanneer de Bluetooth-ver­binding is gemaakt via SPP (Serial Port Profile).
p Na het koppelen kan het telefoonboek in
het apparaat automatisch naar dit product
worden overgezet. # Als u de volgende toets aantipt, schakelt u over tussen het scherm met de namen en de adressen van de Bluetooth-apparaten.
Overschakelen tussen de namen en de adressen van de Bluetooth­apparaten.
Paren vanaf uw Bluetooth­apparaten
U kunt een Bluetooth-apparaat registreren door dit product in de stand-bystand te zetten en verbinding te maken vanaf het Bluetooth­apparaat.
p Controleer vóór de registratie of “Zicht-
baarheidin het Bluetoothmenu is in- gesteld op “Aan.
= Zie voor details De zichtbaarheid instellen
op bladzijde 63.
Een Bluetooth-apparaat registreren en er verbinding mee maken
61
Nl
Page 62
Hoofdstuk
11
Een Bluetooth-apparaat registreren en er verbinding mee maken
1 Schakel de Bluetooth-technologie op de apparaten in.
p Bij sommige Bluetooth-apparaten is er
geen speciale handeling vereist om de Bluetooth-functie in te schakelen. Zie de handleiding van het apparaat voor details.
2 Gebruik de Bluetooth-instelling op het apparaat om dit product met het apparaat te koppelen.
p Voer de pincode in indien nodig. (De stan-
daardpincode is 0000.) Wanneer het apparaat is geregistreerd, wor­den de verbindingsinstellingen vanaf het apparaat gemaakt.
p Als de registratie mislukt, moet u de proce-
dure vanaf het begin herhalen.
Automatisch verbinding maken met een Bluetooth-apparaat
Als deze functie is ingeschakeld, wordt auto­matisch verbinding gemaakt tussen uw Bluetooth-apparaat en dit product wanneer beide apparaten op enkele meters van elkaar worden gehouden. Deze functie is aanvankelijk ingeschakeld. p Als deze functie is ingeschakeld, wordt een
verbinding met het laatst verbonden Bluetooth-apparaat automatisch hersteld wanneer de contactschakelaar wordt aan­gezet.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Automatisch verbinding maken wordt inge­schakeld.
! Uit:
Automatisch verbinding maken wordt uitge­schakeld.
Als het Bluetooth-apparaat gereed is voor ver­binding, wordt de verbinding met dit product automatisch gemaakt. Als de verbinding mislukt, wordt Automati-
sche verbinding mislukt. Probeer op­nieuw?weergegeven.
Tip [Ja] aan om de verbinding opnieuw te maken.
# Als u automatisch verbinden wilt uitschake­len, drukt u opnieuw op [Automatisch Verbin- den].
p Nadat de verbinding de eerste keer is ge-
maakt, wordt vanaf de volgende keer de ver­binding met het apparaat telkens automatisch gemaakt wanneer de contact­schakelaar wordt aangezet.
Een geregistreerd apparaat verwijderen
Wanneer er reeds drie Bluetooth-apparaten zijn geregistreerd en u een apparaat wilt toe­voegen, moet u eerst een van de geregi­streerde apparaten verwijderen. p Wanneer een geregistreerde telefoon ver-
wijderd wordt, worden alle telefoonboekge­gevens en de belgeschiedenis van de telefoon ook gewist.
BELANGRIJK
Schakel dit product nooit uit terwijl een gekop­peld Bluetooth-apparaat wordt verwijderd.
Het Bluetoothscherm verschijnt.
3 Tip [Automatisch Verbinden] zo vaak als nodig aan tot de gewenste instelling verschijnt.
! Aan (standaard):
62
Nl
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Page 63
Een Bluetooth-apparaat registreren en er verbinding mee maken
Hoofdstuk
11
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
3 Tip [Verbinding] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
4 Tip de volgende toets aan.
Een gekoppeld apparaat verwijde­ren.
Er verschijnt een bericht waarin u wordt ge­vraagd om een geregistreerd apparaat te ver­wijderen.
5 Tip [Ja] aan.
Het apparaat wordt verwijderd.
Een geregistreerd Bluetooth-apparaat handmatig verbinden
In de volgende gevallen moet u het Bluetooth­apparaat handmatig verbinden: ! Er zijn twee of meer Bluetooth-apparaten
geregistreerd en u wilt het apparaat dat u wilt gebruiken handmatig selecteren.
! U wilt een Bluetooth-apparaat waarmee de
verbinding verbroken werd, opnieuw verbin­den.
! De verbinding kan om de een of andere
reden niet automatisch tot stand gebracht
worden. Volg onderstaande procedure om de verbin­ding handmatig te starten.
1 Schakel de Bluetooth-technologie op de apparaten in.
p Bij sommige Bluetooth-apparaten is er
geen speciale handeling vereist om de Bluetooth-functie in te schakelen. Zie de handleiding van het apparaat voor details.
2 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
3 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
4 Tip [Verbinding] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
Een Bluetooth-apparaat registreren en er verbinding mee maken
5 Tip de naam van het apparaat aan waarmee u een verbinding wilt.
De zichtbaarheid instellen
Met deze functie stelt u in of dit product wel of niet zichtbaar is voor andere apparaten. Deze functie is aanvankelijk ingeschakeld.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
63
Nl
Page 64
Hoofdstuk
11
Een Bluetooth-apparaat registreren en er verbinding mee maken
3 Tip [Zichtbaarheid] zo vaak als nodig aan tot de gewenste instelling verschijnt.
! Aan (standaard):
Zichtbaar maken.
! Uit:
Onzichtbaar maken.
De pincode invoeren voor Bluetooth-verbinding
Als u een Bluetooth-apparaat met dit product wilt verbinden, moet u op dat apparaat een pincode invoeren om de verbinding te verifië­ren. De standaardcode is 0000maar u kunt die met deze functie wijzigen.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
3 Tip [PIN Code Ingeven] aan. Het “PIN Codescherm verschijnt.
4 Voer uw pincode in (maximaal 8 cijfers) met de cijfertoetsen [0] t/m [9].
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
3 Tip [Toestel Informatie] aan.
Het Bluetooth-apparaatadres wordt weergegeven.
Het Bluetooth-geheugen wissen
p Deze instelling kan alleen worden gebruikt
als u het voertuig op een veilige plaats par­keert en de handrem aantrekt.
BELANGRIJK
Schakel dit product nooit uit terwijl het Bluetooth-geheugen wordt gewist.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
5 Tip de volgende toets aan.
De pincode wordt in dit product opgeslagen.
Het Bluetooth­apparaatadres weergeven
Dit product kan het Bluetooth-apparaatadres weergeven.
64
Nl
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
3 Tip [Bluetooth Geh. wissen] aan.
4 Tip [Wissen] aan.
Het bevestigingsscherm verschijnt.
5 Tip [OK] aan.
Het Bluetooth-geheugen wordt gewist.
# Als u het geheugen niet wilt wissen, tipt u [Annuleren] aan.
Page 65
Een Bluetooth-apparaat registreren en er verbinding mee maken
Hoofdstuk
11
De Bluetooth-software bijwerken
Deze functie wordt gebruikt om de Bluetooth­software van dit product met de meest recente versie bij te werken. Raadpleeg onze website voor details over de Bluetooth-software en het bijwerken ervan. p De bron wordt uitgeschakeld en de
Bluetooth-verbinding wordt verbroken voor-
dat het proces begint. p Deze instelling kan alleen worden gebruikt
als u het voertuig op een veilige plaats par-
keert en de handrem aantrekt.
BELANGRIJK
Schakel dit product nooit uit en ontkoppel nooit de telefoon terwijl de software wordt bijgewerkt.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
In dat geval moet u wellicht de softwareversie vermelden. U kunt de versie als volgt op dit toestel controleren.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
3 Tip [Bluetooth Versie Informatie] aan.
De versie van de Bluetooth-module van dit pro­duct wordt weergegeven.
Een Bluetooth-apparaat registreren en er verbinding mee maken
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
3 Tip [BT Software Update] aan.
4 Tip [Start] aan.
Het gegevensoverdrachtsscherm wordt weer­gegeven.
p Volg de instructies op het scherm om het
bijwerken van de Bluetooth-software te vol­tooien.
De versie van de Bluetooth­software weergeven
Als dit product niet correct werkt, moet u wel­licht contact opnemen met uw dealer voor re­paratie.
65
Nl
Page 66
Hoofdstuk
12
Gebruik van handsfree telefoneren
BELANGRIJK
Voor uw veiligheid moet u zoveel mogelijk vermij­den te telefoneren tijdens het rijden.
Als uw mobiele telefoon Bluetooth onder­steunt, kan dit product draadloos verbinding maken met uw mobiele telefoon. Dankzij deze handsfree functie kunt u telefoongesprekken maken en ontvangen via bediening met dit product. In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de Bluetooth-verbinding opzet en een mobiele Bluetooth-telefoon met dit product bedient.
Raadpleeg onze website voor details over de verbinding met Bluetooth-apparaten.
Het telefoonmenu weergeven
Gebruik het telefoonpictogram als u een mobi­ele telefoon met dit product wilt verbinden. = Zie Hoofdstuk 11 voor details. p Het telefoonpictogram wordt op de vol-
gende schermen weergegeven.
BeginmenuschermAV-bedieningsschermOp de zijbalk voor bediening van de app
op de schermen AppRadio Mode en MirrorLink
Aanraaktoetsen
6 7
1 2 3
4 5
1 Het scherm met voorkeurnummers openen. 2 Overschakelen naar het telefoonboek. 3 Overschakelen naar de lijst met gemiste, ont-
vangen en gemaakte oproepen.
4 Een telefoonnummer direct intypen. 5 Overschakelen naar stemherkenning (voor
iPhone).
6 Het instellingenmenuscherm openen. 7 Sluiten van het scherm. 8 Het scherm voor alfabetisch zoeken openen.
8
Het scherm aflezen
1 32456
% Tip de volgende toets aan.
Het telefoonmenuscherm openen.
p Als u deze functie de eerste keer gebruikt,
wordt het Telefoonboek” scherm weerge- geven. De volgende keren verschijnt het scherm van de laatst gebruikte functie.
66
Nl
1 Menutitel 2 Naam van de verbonden mobiele telefoon 3 Batterijstatus van de mobiele telefoon 4 Ontvangsttoestand van de mobiele telefoon 5 Geeft aan dat een Bluetooth-telefoon is aange-
sloten. Het apparaatnummer van het verbonden ap­paraat wordt weergegeven.
6 Lijstweergavegebied
Page 67
Gebruik van handsfree telefoneren
Hoofdstuk
12
Zelf telefoneren
U kunt op verschillende manieren zelf iemand anders bellen.
Rechtstreeks bellen
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Kiezenscherm verschijnt.
1 2
1 Toetsenbord 2 Een cijfer wissen. Houd deze toets inge-
drukt om alle cijfers te wissen.
3 Toets het telefoonnummer in met de cijfertoetsen.
4 Tip de volgende toets aan.
Een telefoonnummer uit het telefoonboek bellen
U kunt in het telefoonboek het gewenste num­mer zoeken en opbellen. p Normaal gesproken worden de contactper-
sonen op uw telefoon automatisch naar dit product overgezet wanneer de telefoon wordt aangesloten. Als dat niet gebeurt, moet u de contactper­sonen via het telefoonmenu overzetten. Als u het Bluetoothmenu gebruikt, moet dit product zichtbaar zijn.
= Zie voor details De zichtbaarheid instel-
len op bladzijde 63.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Gebruik van handsfree telefoneren
Het “Telefoonboekscherm verschijnt.
3 Tip de gewenste naam aan in de lijst.
Het detailscherm van het telefoonboek ver­schijnt.
Een oproep maken.
5 Tip de volgende toets aan.
Hiermee beëindigt u het gesprek.
Het gesprek eindigt.
p Het is mogelijk dat u een geluid hoort wan-
neer u de telefoon ophangt.
4 Tip het telefoonnummer aan dat u wilt bellen.
Het scherm voor opbellen verschijnt.
5 Het nummer wordt gebeld.
p Tip aan als u de oproep wilt afbreken.
Nl
67
Page 68
Hoofdstuk
12
Gebruik van handsfree telefoneren
6 Tip de volgende toets aan.
Hiermee beëindigt u het gesprek.
Het gesprek eindigt.
Een telefoonnummer alfabetisch zoeken
Als het telefoonboek veel nummers bevat, kunt u het gewenste nummer alfabetisch zoe­ken.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Telefoonboekscherm verschijnt.
3 Tip de beginzoekbalk aan om het scherm voor alfabetisch zoeken weer te geven.
4 Tip de eerste letter aan van de naam die u zoekt.
De ingangen in Telefoonboekdie met die letter beginnen, worden getoond. (Bijvoor­beeld Barbara, Bart en Ben voor de letter B.)
p De volgende toets verschijnt wanneer de
systeemtaal is ingesteld op Russisch. Als u de letter wilt veranderen, tipt u de vol­gende toets meermaals aan tot de ge­wenste letter verschijnt.
6 Tip het telefoonnummer aan dat u wilt bellen.
Het scherm voor opbellen verschijnt.
7 Het nummer wordt gebeld.
p Tip aan als u de oproep wilt afbreken.
8 Tip de volgende toets aan.
Hiermee beëindigt u het gesprek.
Het gesprek eindigt.
Iemand bellen via de geschiedenislijst
De meest recente oproepen (zelf gebeld, ont­vangen en gemist) worden in de geschiedenis­lijst opgeslagen. U kunt door de lijst bladeren en nummers bellen.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Geschiedenisscherm verschijnt.
p Afhankelijk van het type mobiele telefoon is
het mogelijk dat bepaalde gesprekken niet worden opgenomen in de gespreksgeschie­denis.
De letter veranderen.
5 Tip de lijst aan om de telefoonnummers bij de betreffende naam weer te geven.
Het detailscherm van het telefoonboek ver­schijnt.
# Als een ingang meerdere nummers bevat, kunt u er een selecteren door die aan te tippen.
68
Nl
1
1 Type gespreksgeschiedenis
Page 69
Gebruik van handsfree telefoneren
3 Tip de volgende toets aan.
Ontvangen oproepen.
Gemaakte oproepen.
Hoofdstuk
12
Het telefoonnummer registreren in de lijst Vooraf ingesteld num- mer oproepen”.
Gemiste oproepen.
3 Tip het gewenste item in de lijst aan om het bijbehorende nummer te bellen.
Het scherm voor opbellen verschijnt.
4 Het nummer wordt gebeld.
p Tip aan als u de oproep wilt afbreken.
5 Tip de volgende toets aan.
Hiermee beëindigt u het gesprek.
Het gesprek eindigt.
De lijst met voorkeurnummers gebruiken
U kunt een nummer bellen vanuit de lijst met voorkeurnummers.
Een telefoonnummer registreren
U kunt voor elk apparaat eenvoudig maximaal zes voorkeurnummers instellen.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Opbellen vanuit de lijst met voorkeurnummers
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het Vooraf ingesteld nummer oproepen scherm verschijnt.
3 Tip het gewenste item in de lijst aan om het bijbehorende nummer te bellen.
Het scherm voor opbellen verschijnt.
4 Het nummer wordt gebeld.
p Tip aan als u de oproep wilt afbreken.
5 Tip de volgende toets aan.
Hiermee beëindigt u het gesprek.
Het gesprek eindigt.
Gebruik van handsfree telefoneren
Het Telefoonboek” of “Geschiedenis scherm verschijnt.
69
Nl
Page 70
Hoofdstuk
12
Gebruik van handsfree telefoneren
Een telefoonnummer verwijderen
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het Vooraf ingesteld nummer oproepen scherm verschijnt.
3 Tip de volgende toets aan.
Een telefoonnummer verwijderen.
Een oproep ontvangen
U kunt met dit product oproepen handsfree ontvangen.
Een inkomende oproep beantwoorden
Het product informeert u dat het een oproep ontvangt door een bericht weer te geven en een belsignaal te geven.
= Zie De telefoon automatisch opnemen
op bladzijde 71 voor details.
p Als het telefoonnummer van de beller in
Telefoonboek” is geregistreerd, wordt de geregistreerde naam getoond.
1 Tip de volgende toets aan.
Een inkomende oproep beantwoor­den.
Een inkomende oproep weigeren.
De geweigerde oproep wordt opgeslagen in de lijst met gemiste oproepen.
= Zie Iemand bellen via de geschiedenislijst op
bladzijde 68 voor details.
2 Tip de volgende toets aan.
Hiermee beëindigt u het gesprek.
Het gesprek eindigt.
Het bevestigingsscherm voor oproepen minimaliseren
p Het bevestigingsscherm voor oproepen kan
niet worden geminimaliseerd op het AV-be­dieningsscherm.
p AV-bronnen kunnen niet worden geselec-
teerd tijdens het telefoneren, ook niet als het bevestigingsscherm voor oproepen is geminimaliseerd.
p U kunt het systeem instellen op automa-
tisch beantwoorden van inkomende oproe­pen. Als het product niet is ingesteld op automatisch beantwoorden, moet u inko­mende oproepen handmatig beantwoor­den.
70
Nl
1 Tip de volgende toets aan.
Het bevestigingsscherm voor op­roepen is geminimaliseerd.
Page 71
Gebruik van handsfree telefoneren
Het belsignaal in- of uitschakelen
U kunt het belsignaal van dit product in- en uitschakelen. Als deze functie is ingeschakeld, klinkt het belsignaal van dit product.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
Hoofdstuk
12
2 Tip de volgende toets aan.
Het bevestigingsscherm voor op­roepen weergeven.
De telefooninstellingen wijzigen
De telefoon automatisch opnemen
Dit product beantwoordt automatisch inko­mende oproepen naar de mobiele telefoon als die is aangesloten, dus u kunt oproepen be­antwoorden terwijl u rijdt zonder uw handen van het stuur te nemen. Als Autom. beantw.is ingesteld op Aan, wordt een inkomende oproep automatisch be­antwoord binnen 5 seconden.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
3 Tip [Beltoon] zo vaak als nodig aan tot de gewenste instelling verschijnt.
! Aan (standaard):
Het belsignaal inschakelen.
! Uit:
Het belsignaal uitschakelen.
Gebruik van handsfree telefoneren
De volgorde van voor- en achternamen in het telefoonboek omwisselen
Als uw apparaat is verbonden met dit product, is het mogelijk dat de voor- en achternamen in uw contactenlijst in omgekeerde volgorde in het telefoonboek worden geregistreerd. Met deze functie kunt u de volgorde omwisse­len. (De volgorde van voor- en achternamen in het telefoonboek omwisselen.)
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
3 Tip [Autom. beantw.] zo vaak als nodig aan tot de gewenste instelling verschijnt.
! Uit (standaard):
Automatisch beantwoorden uitschakelen.
! Aan:
Automatisch beantwoorden inschakelen.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Bluetoothscherm verschijnt.
3 Tip [Naam omkeren] aan.
Het bevestigingsscherm verschijnt.
Nl
71
Page 72
Hoofdstuk
12
Gebruik van handsfree telefoneren
4 Tip [Ja] aan.
p Als het omwisselen mislukt, wordt “Fout
volgorde namenweergegeven. Probeer
het in dat geval opnieuw.
p Het omkeren van de namen van uw contac-
ten op dit product heeft geen invloed op de gegevens op het Bluetooth-apparaat.
De privémodus instellen
Tijdens een gesprek kunt u overschakelen naar de privémodus (rechtstreeks in de mobie­le telefoon spreken).
% Tip de volgende toetsen aan om de pri­vémodus in- en uit te schakelen.
Direct met het mobiele apparaat telefoneren
Handsfree telefoneren
Het gespreksvolume voor uw gesprekspartner aanpassen
Met dit product kunt u het gespreksvolume voor uw gesprekspartner aanpassen voor een goede geluidskwaliteit. Gebruik deze functie als uw gesprekspartner u niet goed kan horen.
% Tip de volgende toets aan.
Stemherkenning gebruiken (voor iPhone)
U kunt de stemherkenningsfunctie van de iPhone gebruiken. p Als de iPhone werkt met iOS 6.1 of hoger,
kan Siri Eyes Free Mode met dit product ge­bruikt worden.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan om stem­bediening te gebruiken.
De stemherkenningsfunctie wordt gestart en het bijbehorende scherm verschijnt.
U kunt de stemherkenningsfunctie op dezelfde manier als op de iPhone gebruiken.
p U kunt de stemherkenningsfunctie ook star-
ten door de HOME toets in te drukken en vast te houden.
Overschakelen tussen de drie volu­meniveaus.
p Deze functie kan ook tijdens het telefoneren
worden gebruikt.
p De instellingen worden voor elk apparaat
opgeslagen.
72
Nl
Geeft aan dat dit product gereed is voor stemopdrachten.
De stemherkenningsfunctie uit­schakelen.
Page 73
Gebruik van handsfree telefoneren
Hoofdstuk
12
Opmerkingen met betrekking tot handsfree telefoneren
Algemene opmerkingen
! Er kan niet gegarandeerd worden dat er
een verbinding tot stand kan worden ge-
bracht met alle mobiele telefoons met
Bluetooth-technologie. ! De directe afstand tussen dit product en
uw mobiele telefoon moet 10 meter of min-
der zijn voor uitwisseling van spraak en ge-
gevens via Bluetooth. Afhankelijk van de
gebruiksomgeving kan de feitelijke over-
drachtafstand korter zijn. ! Bij sommige mobiele telefoons is het mo-
gelijk dat het belsignaal niet via de luid-
sprekers wordt weergegeven. ! Als de privémodus op de mobiele telefoon
is geselecteerd, is het mogelijk dat hand-
sfree telefoneren niet kan worden gebruikt.
Registratie en verbinding
! De bediening van de mobiele telefoon vari-
eert, naargelang het type mobiele telefoon.
Raadpleeg de handleiding die met uw mo-
biele telefoon geleverd werd voor gedetail-
leerde instructies. ! Bij sommige mobiele telefoons kan het te-
lefoonboek niet worden overgezet hoewel
de telefoon is gekoppeld met dit product.
Verbreek in dat geval de verbinding met de
telefoon, en voer het koppelen opnieuw uit
vanaf de telefoon naar dit product.
Telefoongesprekken maken en ontvangen
! Het is mogelijk dat u een geluid hoort in de
volgende situaties:
Als u de telefoon beantwoordt via de
toets op de telefoon.
Als de persoon aan de lijn de telefoon
ophangt.
! Als uw gesprekspartner het gesprek niet
kan horen als gevolg van een echo, verlaagt
u het volume voor handsfree telefoneren.
Hierdoor wordt de echo meestal minder. ! Bij bepaalde mobiele telefoons is hand-
sfree bellen niet mogelijk als u de toets op
de mobiele telefoon indrukt voor het aanne­men van een inkomende oproep.
! De geregistreerde naam verschijnt als het
telefoonnummer van de ontvangen oproep reeds in het telefoonboek is geregistreerd. Als een bepaald telefoonnummer onder verschillende namen is geregistreerd, wordt alleen het telefoonnummer getoond.
! Als het telefoonnummer van de inkomende
oproep niet geregistreerd is in het telefoon­boek, verschijnt het telefoonnummer van de beller.
De geschiedenis van ontvangen oproepen en gebelde nummers
! U kunt geen onbekende gebruiker (geen te-
lefoonnummer) bellen via de geschiedenis van ontvangen oproepen.
! Als u belt vanaf de mobiele telefoon, wor-
den er geen geschiedenisgegevens opge­nomen in dit product.
Telefoonboekgegevens overbrengen
! Als er meer dan 800 ingangen zijn in het te-
lefoonboek van uw mobiele telefoon, wor­den wellicht niet alle ingangen volledig gedownload.
! Bij sommige mobiele telefoons kunnen
niet alle items in het telefoonboek in een keer worden overgebracht. In dit geval moe­ten de items één voor één vanaf uw mobie­le telefoon worden overgebracht.
! Afhankelijk van de mobiele telefoon kan
het product het telefoonboek mogelijk niet correct weergeven. (Sommige tekens kun­nen verkeerd worden weergegeven, of de voor- en achternaam worden in de omge­keerde volgorde weergegeven.)
! Als het telefoonboek in de mobiele telefoon
beeldgegevens bevat, is het mogelijk dat het telefoonboek niet correct overgebracht wordt. (Beeldgegevens kunnen niet worden overgebracht vanaf de mobiele telefoon.)
! Afhankelijk van de mobiele telefoon is het
mogelijk dat de overdracht van het tele­foonboek niet uitgevoerd kan worden.
Gebruik van handsfree telefoneren
73
Nl
Page 74
Hoofdstuk
13
Een iPod / iPhone of smartphone instellen
Als u een iPod / iPhone of smartphone met dit product wilt gebruiken, moet u de instellingen van dit product configureren voor het apparaat dat u wilt aansluiten. In dit gedeelte worden de instellingen voor elk apparaat beschreven.
Basisprocedure voor het instellen van een iPod / iPhone of smartphone
1 De methode kiezen om uw apparaat aan te
sluiten.
= Zie voor details De verbindingsmethode
voor het apparaat instellen op bladzijde
74.
2 Sluit het apparaat op dit product aan.
= Raadpleeg de Installatiehandleiding
voor details over de verbindingen.
3 Sluit indien nodig het apparaat via
Bluetooth op dit product aan. = Raadpleeg voor details over de
Bluetooth-verbinding Hoofdstuk 11.
De verbindingsmethode voor het apparaat instellen
Als u een applicatie voor iPhone of smartpho­ne op dit product wilt gebruiken, moet u de verbindingsmethode voor het apparaat selec­teren. De instellingen moeten overeenkomstig het aangesloten apparaat worden gemaakt.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Systeemscherm verschijnt.
3 Tip [Instellingen in-/uitgang] aan.
4 Tip [Smartphone instellen] aan.
Het Smartphone instellenscherm ver­schijnt.
5 Tip de volgende instellingen aan.
! Apparaat: Een te verbinden apparaat selec-
teren.
! Verbinding: De verbindingsmethode selec-
teren.
p Configureert de juiste instellingen voor het
apparaat dat u aansluit en de gewenste ver­bindingsmethode.
= Zie voor details Informatie over de verbin-
dingen en functies van elk apparaat op
bladzijde 76.
p Als u de instelling wijzigt, verschijnt een be-
vestigingsscherm. Tip [OK] aan. De instelling wordt gewijzigd nadat de vol­gende processen automatisch zijn uitge­voerd.
De bron wordt uitgeschakeld.De standen AppRadio Mode en
MirrorLink worden afgesloten.
De smartphoneverbinding (USB en
Bluetooth) wordt verbroken.
Tip [Annuleren] aan om te annuleren.
iPod-compatibiliteit
Dit product ondersteunt alleen de volgende iPod-modellen en iPod-softwareversies. An­dere modellen en versies werken mogelijk niet correct. Gemaakt voor
! iPhone 5s: iOS 7.0.3 ! iPhone 5c: iOS 7.0.3 ! iPhone 5: iOS 7.0.3 ! iPhone 4s: iOS 7.0.3 ! iPhone 4: iOS 7.0.3 ! iPhone 3GS: iOS 6.0.1 ! iPod touch (5e generatie): iOS 6.0.1 ! iPod touch (4e generatie): iOS 6.0.1 ! iPod touch (3e generatie): iOS 5.1.1 ! iPod touch (2e generatie): iOS 4.2.1 ! iPod classic 160GB (2009): Versie 2.0.4
74
Nl
Page 75
Een iPod / iPhone of smartphone instellen
Hoofdstuk
13
! iPod classic 160GB (2008): Versie 2.0.1 ! iPod classic 80GB: Versie 1.1.2 ! iPod nano (7e generatie) ! iPod nano (6e generatie): Versie 1.2 ! iPod nano (5e generatie): Versie 1.0.2 ! iPod nano (4e generatie): Versie 1.0.4 ! iPod nano (3e generatie): Versie 1.1.3
p U kunt een iPod die compatibel is met dit
product aansluiten en bedienen via los ver-
krijgbare aansluitkabels. p De bedieningsmethoden kunnen verschil-
len afhankelijk van het iPod-model en de
softwareversie van de iPod. p Afhankelijk van de softwareversie van de
iPod is het mogelijk dat die niet met dit pro-
duct kan worden gebruikt.
Raadpleeg onze website voor details over
de compatibiliteit van de iPod met dit pro-
duct.
Deze handleiding geldt voor de volgende iPod modellen.
iPod met 30-pens connector
! iPhone 4s ! iPhone 4 ! iPhone 3GS ! iPod touch 4e generatie ! iPod touch 3e generatie ! iPod touch 2e generatie ! iPod classic 160GB ! iPod classic 80GB ! iPod nano 6e generatie ! iPod nano 5e generatie ! iPod nano 4e generatie ! iPod nano 3e generatie
iPod met Lightning-connector
! iPhone 5s ! iPhone 5c ! iPhone 5 ! iPod touch 5e generatie ! iPod nano 7e generatie
Compatibiliteit met
Android
p De bediening kan variëren afhankelijk van
het Android-apparaat en de softwareversie van het Android-besturingssysteem.
p Afhankelijk van de versie van het Android-
besturingssysteem is het mogelijk niet compatibel met dit product.
p Wij kunnen geen compatibiliteit met alle
Android-apparaten garanderen. Raadpleeg onze website voor details over de compatibiliteit van Android-apparaten met dit product.
apparaat
Compatibiliteit met MirrorLink-apparaat
p Dit product is compatibel met MirrorLink
versie 1.0. p Wij kunnen geen compatibiliteit met alle
MirrorLink-apparaten garanderen. Raadpleeg onze website voor details over de compatibiliteit van MirrorLink-apparaten met dit product.
Een iPod / iPhone of smartphone instellen
75
Nl
Page 76
Hoofdstuk
13
Een iPod / iPhone of smartphone instellen
Informatie over de verbindingen en functies van elk apparaat
Hieronder vindt u de vereiste instellingen en kabels voor het aansluiten van elk apparaat en de bronnen die gebruikt kunnen worden.
iPod / iPhone met 30-pens connector
Vereiste kabel (los verkrijgbaar)
Smartphone instel­len
Bluetooth-aansluiting
Vereiste voor verbinding
Beschikbare bron
Opmerking:
AppRadio Mode is beschikbaar op de AVIC-F60DAB, AVIC-F960DAB en AVIC-F960BT.
Apparaat iPhone/iPod iPhone/iPod iPhone/iPod
Verbinding Draadloos via BT USB USB
iPod (audio) 11
iPod (video) 11
aha 111
AppRadio Mode ——1
Kabelverbinding is niet vereist.
Bluetooth-verbin­ding is vereist voor gebruik van aha.
CD-IU201V CD-IU201S
——
Aansluiten op USB­poort 1 voor gebruik van aha.
Aansluiten op USB­poort 1 voor gebruik van AppRadio Mode.
76
Nl
Page 77
Een iPod / iPhone of smartphone instellen
Hoofdstuk
13
iPod / iPhone met Lightning-connector
Vereiste kabel (los verkrijgbaar)
Smartphone instel­len
Bluetooth-aansluiting
Vereiste voor verbinding ——
Beschikbare bron
Opmerkingen ——
(*1) Installeer de CarMediaPlayer ap p op de iPod of iPhone.
= Raadpleeg onze website voor details over CarMediaPlayer. = Zie de CarMediaPlayer handleiding voor verdere informatie.
Apparaat iPhone/iPod iPhone/iPod iPhone/iPod
Verbinding Draadloos via BT USB Dig. AV-adapter
iPod (audio) 1
iPod (video) ———
aha 111
AppRadio Mode ——1
Kabelverbinding is niet vereist.
Bluetooth-verbin­ding is vereist voor gebruik van aha.
CD-IU52
Bluetooth-verbin­ding is vereist voor gebruik van aha.
Een iPod / iPhone of smartphone instellen
! CD-IH202 ! CD-IU52 ! Lightning-naar-
digitale-AV-adap­ter
Bluetooth-verbin­ding is vereist.
Aansluiten op USB­poort 1 voor gebruik van AppRadio Mode.
! iPod kan niet
worden gebruikt. Gebruik CarMe- diaPlayer om muziek of vide­osinAppRadio Mode af te spe­len. (*1)
! Deze verbinding
en instellingen zijn beschikbaar op de AVIC­F60DAB, AVIC­F960DAB en AVIC-F960BT.
77
Nl
Page 78
Hoofdstuk
13
Een iPod / iPhone of smartphone instellen
Android, MirrorLink apparaat
Vereiste kabel (los verkrijgbaar)
Smartphone instel­len
Bluetooth-aansluiting
Vereiste voor verbinding
Beschikbare bron
Opmerkingen ——
Apparaat Overige Overige Overige
Verbinding Draadloos via BT USB HDMI
aha 111
AppRadio Mode ——1
MirrorLink 1
Kabelverbinding is niet vereist.
Bluetooth-verbin­ding is vereist voor gebruik van aha.
CD-MU200 CD-AH200
Bluetooth-verbin­ding is vereist voor gebruik van aha.
Aansluiten op USB­poort 2.
Bluetooth-verbin­ding is vereist.
Aansluiten op USB­poort 2.
Deze verbinding en instellingen zijn be­schikbaar op de AVIC-F60DAB, AVIC­F960DAB en AVIC­F960BT.
78
Nl
Page 79
Gebruik van de radio
Hoofdstuk
14
U kunt via dit product naar de radio luisteren. In dit gedeelte wordt de bediening van de radio beschreven.
Gebruik van de aanraaktoetsen
12 43
5
a
9
1 De bronnenlijst openen.
8
= Zie voor details Een bron voor het voor-
display selecteren in de bronnenlijst op
bladzijde 23.
2 Een frequentieband selecteren.
= Zie voor details Een frequentieband se-
lecteren op bladzijde 80.
3 Het instellingenscherm voor de datum en
de tijd openen.
= Zie voor details De datum en tijd instel-
len op bladzijde 190.
4 Het instellingenmenuscherm openen. 5 Equalizercurven oproepen.
= Zie Gebruik van de equalizer op bladzijde
168 voor details.
6 Informatie over muziekstukken op een
iPod opslaan.
= Zie voor details Informatie over muziek-
stukken op een iPod opslaan (iTunes­tags) op bladzijde 190.
7 Het telefoonmenuscherm openen.
= Zie Het telefoonmenu weergeven op
bladzijde 66 voor details.
8 Handmatig of automatisch afstemmen.
= Zie voor details Handmatig afstemmen
op bladzijde 80.
6 7
= Zie voor details Automatisch afstemmen
op bladzijde 81.
9 Voorkeurzenders weergeven.
= Zie voor details Een voorkeurzender se-
lecteren in de lijst met voorkeurzenders
op bladzijde 81.
a Een voorkeurzender uit het geheugen op-
roepen door de betreffende toets eenmaal
aan te tippen.
De huidige zenderfrequentie aan een
toets toewijzen voor later gebruik.
= Zie voor details Zenderfrequenties op-
slaan op bladzijde 81.
Het scherm aflezen
1
8
1 Afstembandindicator
Toont de frequentieband waarop is afgestemd:
FM1, FM2, FM3 of MW/LW.
2 Huidige datum en tijd 3 Zendernaam-indicator
Deze laat de zendernaam (stationsnaam) van
de huidige zender zien.
p Als MW/LWis geselecteerd, wordt de
frequentie weergegeven.
4 Weergaveveld voor radiotekst
Hier wordt de radiotekst weergegeven die nu
ontvangen wordt.
p Als MW/LWis geselecteerd, wordt
niets weergegeven.
5 Informatie over het muziekstuk
Toont de titel van het huidige muziekstuk en/of
de naam van de artiest ervan (indien beschik-
baar).
2
76
Gebruik van de radio
3 4
5
79
Nl
Page 80
Hoofdstuk
14
Gebruik van de radio
p Als MW/LWis geselecteerd, wordt
niets weergegeven.
6 Statusindicator voor taggen van muziek-
stukken voor iTunes
®
Toont de status van de informatie over het mu­ziekstuk die op dit product is opgeslagen.
p Het pictogram wordt weergegeven op
alle bedieningsschermen van AV-bron­nen.
Indicator Betekenis
Verschijnt wanneer de informatietag voor het muziekstuk op dit product is opgeslagen.
Verschijnt wanneer de informatietag voor het muziekstuk wordt overgezet naar een iPod.
7 Tagindicator voor iTunes
®
Geeft muziekstukken aan die geschikt zijn voor iTunes-tags.
p Het pictogram wordt weergegeven op
alle bedieningsschermen van AV-bron­nen.
Indicator Betekenis
Verschijnt wanneer dit product een iTunes-tag voor een muziekstuk ont­vangt die kan worden opgeslagen en vervolgens gedownload naar een iPod voor later gebruik.
Knippert wanneer taginformatie over het muziekstuk op dit product wordt opgeslagen.
8 Voorkeuzezenderindicator
Markeert het geselecteerde voorkeuritem.
Startprocedure
1 Geef het AV-bronselectiescherm weer.
= Raadpleeg voor details over de bediening
Het AV-bedieningsscherm weergeven op bladzijde 22.
2 Tip [Radio] aan in het AV-bronselectie­scherm. Het “Radioscherm verschijnt.
3 Gebruik de aanraaktoetsen op het scherm om de radio te bedienen.
= Zie Gebruik van de aanraaktoetsen op blad-
zijde 79 voor details.
Een frequentieband selecteren
% Tip de volgende toets zo vaak als nodig aan om de gewenste frequentieband weer te geven.
Overschakelen tussen de volgende FM­banden: FM1, FM2 en FM3.
Overschakelen tussen de volgende MW/LW-banden: MW en LW.
p Deze functie is handig om verschillende lijs-
ten van voorkeurzenders voor te bereiden voor iedere band.
Handmatig afstemmen
% Tip de volgende toetsen aan om hand­matig af te stemmen.
Een stap omlaag afstemmen.
Een stap omhoog afstemmen.
p Deze functie is handig om verschillende lijs-
ten van voorkeurzenders voor te bereiden voor iedere band.
80
Nl
Page 81
Gebruik van de radio
Hoofdstuk
14
Automatisch afstemmen
% Tip een van de volgende toetsen aan, houd hem ongeveer een seconde vast en laat hem dan los.
Frequenties worden gescand tot een zender wordt gevonden die sterk ge­noeg is voor een goede ontvangst. U kunt het automatische afstemmen af­breken door een van beide toetsen even aan te tippen. Zolang u een toets vasthoudt, worden zenders overgeslagen. Het automati­sche afstemmen begint wanneer u de toets loslaat.
Een voorkeurzender selecteren in de lijst met voorkeurzenders
Nadat de zendfrequenties van de gewenste zenders in het geheu gen zijn opgeslagen, kunt u hierop afstemmen door eenvoudig de betref­fende toets aan te tippen. = Zie voor details Zenderfrequenties opslaan
op bladzijde 81.
1 Tip de toets aan voor weergave van de voorkeurzenderlijst.
2 Tip het gewenste item op de lijst aan (1t/m 6) om af te stemmen op de be­treffende voorkeurzender.
p Als u de toets voor weergave van de voor-
keurzenderlijst aantipt terwijl de voorkeur­zenderlijst wordt getoond, verdwijnt de lijst en verschijnen de voor­keurzendertoetsen.
Zenderfrequenties opslaan
Door een voorkeurzendertoets (1t/m 6) aan te tippen, kunt u eenvoudig maximaal zes kanalen opslaan, zodat u deze later weer kunt oproepen (door de toets opnieuw aan te tip­pen).
1 Selecteer de frequentie die u in het ge­heugen wilt opslaan.
2 Tip een voorkeurzendertoets [1] t/m [6] aan.
De geselecteerde radiozender wordt in het ge­heugen opgeslagen. De volgende keer dat u dezelfde voorkeurzen­dertoets (1t/m 6) aantipt, wordt de service­component uit het geheugen opgeroepen.
p Er kunnen maximaal 18 FM-zenders (zes
voor elk van de drie FM-banden) en zes MG/ LG-zenders in het geheugen worden opge­slagen.
Gebruik van de radio
1
1 Toets voor weergave van voorkeurzenderlijst
De frequenties van de sterkste zenders opslaan
Met BSM (geheugen voor de sterkste zenders) kunt u automatisch de zes sterkste zenderfre­quenties opslaan onder de voorkeurzender­toetsen 1t/m 6, zodat u later door aantippen van de betreffende toets op deze zenders kunt afstemmen. p Als u zender frequenties opslaat met BSM,
kunnen reeds opgeslagen zenderfrequen-
ties worden overschreven.
Nl
81
Page 82
Hoofdstuk
14
Gebruik van de radio
p Reeds opgeslagen zenderfrequenties blij-
ven bewaard zolang het maximumaantal niet bereikt is.
1 Tip de toets aan voor weergave van de voorkeurzenderlijst.
De lijst met voorkeurzenders wordt weergege­ven.
2 Tip [BSM] aan om te beginnen met zoe­ken.
Er verschijnt een bericht. Terwijl het bericht wordt weergegeven, worden de zes sterkste zenderfrequenties onder de voorkeurzender­toetsen 1t/m 6opgeslagen op volgorde van hun signaalsterkte. Wanneer dit voltooid is, verdwijnt het bericht.
# Als u [Annuleren] aantipt, wordt het opslag- proces geannuleerd.
Op sterke frequenties afstemmen
p Deze instelling is alleen beschikbaar als
Radioals bron is geselecteerd.
Met de afstemming op lokale zenders kunt u het toestel laten afstemmen op enkel zenders met een voldoende sterk signaal voor een goede ontvangst.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Systeemscherm verschijnt.
3 Tip [AV ingang] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
4 Tip [Instellingen Radio] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
5 Tip [Lokaal] aan.
Het pop-upmenu verschijnt.
6 Tip het item aan dat u wilt instellen.
FM
! Uit (standaard):
Automatisch afstemmen uitschakelen.
! Niveau1:
De FM-gevoeligheid op 1 instellen.
! Niveau2:
De FM-gevoeligheid op 2 instellen.
! Niveau3:
De FM-gevoeligheid op 3 instellen.
! Niveau4:
De FM-gevoeligheid op 4 instellen.
MW/LW
! Uit (standaard):
Automatisch afstemmen uitschakelen.
! Niveau1:
De MW/LW-gevoeligheid op 1 instellen.
! Niveau2:
De MW/LW-gevoeligheid op 2 instellen.
p Bij de instelling FM “Niveau4(MW/LW
Niveau2) wordt er alleen afgestemd op de
sterkste zenders. Bij lagere instellingen wordt er ook afgestemd op zwakkere zenders.
82
Nl
Page 83
Gebruik van de radio
Hoofdstuk
14
Verkeersberichten ontvangen
p Deze functie kan alleen op de FM-band
worden gebruikt. Met TA (stand-by voor verkeersberichten) kunt u automatisch verkeersberichten ontvangen, ongeacht de bron waar u naar luistert. TA kan zowel voor een TP-zender (een zender die ver­keersinformatie uitzendt) als een TP-zender van een ander netwerk (een zender met infor­matie van andere TP-zenders) worden geacti­veerd.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Systeemscherm verschijnt.
3 Tip [AV ingang] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
5 Tip [TA onderbreken] zo vaak als nodig aan tot de gewenste instelling verschijnt.
! Uit (standaard):
Verkeersberichten niet automatisch ontvan­gen.
! Aan:
Verkeersberichten automatisch ontvangen.
6 Stem af op een TP-zender of een TP­zender van een ander netwerk.
7 Gebruik de VOL (+/–) toets om het TA­volume aan te passen wanneer een ver­keersbericht wordt ontvangen.
Het nieuw ingestelde volume wordt opgesla­gen in het geheugen en opnieuw gebruikt voor de weergave van de volgende verkeersberich­ten.
p U kunt het nieuwsbericht afbreken door de
bron te wijzigen.
p Wanneer het verkeersbericht is afgelopen,
keert het systeem terug naar de oorspronke­lijke signaalbron.
p Wanneer de TA-functie is ingeschakeld,
wordt bij automatische afstemming of ge­bruik van BSM alleen afgestemd op TP-zen­ders en TP-zenders van andere netwerken.
Gebruik van de radio
4 Tip [Instellingen Radio] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
Onderbreking door nieuwsprogramma’s
p Deze functie kan alleen op de FM-band
worden gebruikt. Wanneer er een nieuwsprogramma wordt uit­gezonden door een nieuwszender met een PTY-code, kan dit product van elke andere zen­der overschakelen naar die nieuwszender. Wanneer het nieuwsbericht is afgelopen, keert het systeem terug naar het vorige programma.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
Nl
83
Page 84
Hoofdstuk
14
Gebruik van de radio
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Systeemscherm verschijnt.
3 Tip [AV ingang] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
4 Tip [Instellingen Radio] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
Op alternatieve frequenties afstemmen
p Deze functie kan alleen op de FM-band
worden gebruikt. Als u naar een uitzending aan het luisteren bent en de ontvangst zwakker wordt of er doen zich andere problemen voor, dan gaat dit pro­duct automatisch op zoek naar een andere zender in hetzelfde netwerk die een betere ont­vangst oplevert.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Systeemscherm verschijnt.
3 Tip [AV ingang] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
5 Tip [Nieuws onderbreken] zo vaak als nodig aan tot de gewenste instelling ver­schijnt.
! Uit (standaard):
Onderbreking door nieuwsberichten uit­schakelen.
! Aan:
Onderbreking door nieuwsberichten in­schakelen.
p U kunt het nieuwsbericht afbreken door de
bron te wijzigen.
84
Nl
4 Tip [Instellingen Radio] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
Page 85
Gebruik van de radio
Hoofdstuk
14
5 Tip [Alternatieve Frequentie] zo vaak als nodig aan tot de gewenste instelling verschijnt.
! Aan (standaard):
Gebruik van alternatieve frequenties inscha­kelen.
! Uit:
Gebruik van alternatieve frequenties uit­schakelen.
p Bij automatische afstemming of gebruik
van BSM wordt er alleen afgestemd op RDS-zenders wanneer AF is ingeschakeld.
p Wanneer u een voorkeurzender oproept,
kan de tuner de voorgeprogrammeerde zen­der vervangen door een nieuwe frequentie uit de AF-lijst van de zender. Er verschijnt geen voorkeurzendernummer op het dis­play als de RDS-gegevens voor de ontvan­gen zender verschillen van die van de oorspronkelijk opgeslagen zender.
p Het is mogelijk dat de geluidsweergave tij-
delijk wordt onderbroken door een ander programma terwijl de AF-functie aan het zoeken is.
p AF kan voor elke FM-band afzonderlijk wor-
den in- of uitgeschakeld.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Gebruik van de radio
Het “Systeemscherm verschijnt.
3 Tip [AV ingang] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
4 Tip [Instellingen Radio] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
Alleen zenders met regionale programma’s zoeken
p Deze functie kan alleen op de FM-band
worden gebruikt. Wanneer u AF (alternatieve frequentie) ge­bruikt om automatisch alternatieve frequen­ties te zoeken, kunt u met de regionale functie het zoeken beperken tot zenders die regionale programmas uitzenden.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
5 Tip [Regionaal] zo vaak als nodig aan tot de gewenste instelling verschijnt.
! Aan (standaard):
Regionaal zoeken inschakelen.
! Uit:
Regionaal zoeken uitschakelen.
p Regionale programmering en regionale net-
werken kunnen per land anders georgani­seerd zijn (er kunnen bijv. veranderingen optreden afhankelijk van de tijd, het land of het ontvangstgebied).
p Het voorkeurnummer kan van het display
verdwijnen als de tuner afstemt op een re­gionale zender die verschilt van de oor­spronkelijk gekozen zender.
85
Nl
Page 86
Hoofdstuk
14
Gebruik van de radio
p De regionale functie kan voor elk van de
FM-banden afzonderlijk worden in- of uitge­schakeld.
Omschakelen van automatisch PI-zoeken
Als dit product geen geschikte alternatieve fre­quentie kan vinden of als u naar een uitzen­ding aan het luisteren bent en de ontvangst wordt zwakker, zal dit product automatisch op zoek gaan naar een andere zender met de­zelfde programmering.
Automatisch PI-zoeken voor voorkeurzenders activeren
Het product kan automatisch zoeken naar een andere zender met hetzelfde soort program­ma, zelfs wanneer er is afgestemd op een voor­keurzender. p Auto PIkan alleen worden ingesteld als
de bron op OFFis gezet.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
4 Tip [Instellingen Radio] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
5 Tip [Auto PI] zo vaak als nodig aan tot de gewenste instelling verschijnt.
! Uit (standaard):
De functie voor automatisch PI-zoeken uit­schakelen.
! Aan:
De functie voor automatisch PI-zoeken in­schakelen.
De geluidskwaliteit van de FM-tuner instellen
p Deze functie kan alleen op de FM-band
worden gebruikt. U kunt de gewenste geluidskwaliteit selecte­ren uit drie instellingen naargelang de ge­bruiksomstandigheden.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
Het “Systeemscherm verschijnt.
3 Tip [AV ingang] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
86
Nl
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Systeemscherm verschijnt.
3 Tip [AV ingang] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
Page 87
Gebruik van de radio
4 Tip [Instellingen Radio] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
5 Tip [Radio-ontvanger geluid.] aan.
Het pop-upmenu verschijnt.
6 Tip het item aan dat u wilt instellen.
! Standaard (standaard):
Standaardinstelling.
! Stabiel:
Instelling waarbij ruis het best wordt onder­drukt.
! Hi-Fi:
Instelling met prioriteit voor de ge­luidskwaliteit.
Bediening met de vaste toetsen
Druk op de TRK toets.
U kunt de voorkeurzenders naar boven of be­neden doorlopen.
Druk op de TRK toets en houd de toets ingedrukt.
U kunt automatisch afstemmen.
Hoofdstuk
14
Gebruik van de radio
Informatie over muziekstukken op een iPod opslaan (iTunes-tags)
p Zie voor details Informatie over muziekstuk-
ken op een iPod opslaan (iTunes-tags) op
bladzijde 190.
87
Nl
Page 88
Hoofdstuk
15
Gebruik van de digitale radio (DAB)
F60DAB F960DAB
U kunt met dit product naar digitale radio-ont­vangst (DAB) luisteren. In dit gedeelte wordt de bediening van de digitale radio beschreven.
Om DAB-signalen te ontvangen, moet u een DAB-antenne (AN-DAB1) (los verkrijgbaar) op dit product aansluiten.
Digitale radio (Digital Radio) heeft de vol­gende kenmerken: ! Hoge geluidskwaliteit (bijna even goed als
de geluidskwaliteit van cds, hoewel de kwaliteit in sommige gevallen lager kan zijn om extra services bij de uitzending te kun­nen leveren)
! Interferentievrije ontvangst
Sommige afzonderlijke services in een ensem­ble kunnen verder onderverdeeld zijn in servi­cecomponenten. De voornaamste servicecomponent wordt de primaire service­component genoemd, en alle extra service­componenten worden secundaire servicecomponenten genoemd.
Ensemble
Service 1
Service 2
Service 3
: Primaire gegevens : Secundaire gegevens
Primaire servicecomponent
Primaire servicecomponent
Secundaire servicecomponent
Secundaire servicecomponent
Primaire servicecomponent
Gegevens
Gebruik van de aanraaktoetsen
12 43
b
a
1 De bronnenlijst openen.
9
= Zie voor details Een bron voor het voor-
display selecteren in de bronnenlijst op
bladzijde 23.
2 Een frequentieband selecteren.
= Zie voor details Een frequentieband se-
lecteren op bladzijde 90.
3 Het instellingenscherm voor de datum en
de tijd openen.
= Zie voor details De datum en tijd instel-
len op bladzijde 190.
4 Het instellingenmenuscherm openen. 5 Equalizercurven oproepen.
= Zie Gebruik van de equalizer op bladzijde
168 voor details.
6 Een zender in de lijst selecteren.
= Zie Een zender in de lijst selecteren op
bladzijde 90 voor details.
7 Het telefoonmenuscherm openen.
= Zie Het telefoonmenu weergeven op
bladzijde 66 voor details.
8 Naar een recente uitzending luisteren.
= Zie Naar een recente uitzending luisteren
op bladzijde 90 voor details.
9 Handmatig of automatisch afstemmen.
= Zie voor details Handmatig afstemmen
op bladzijde 91.
= Zie voor details Automatisch afstemmen
op bladzijde 91.
a Voorkeurzenders weergeven.
8
5 6
7
88
Nl
Page 89
Gebruik van de digitale radio (DAB)
Hoofdstuk
15
= Zie voor details Een voorkeurzender se-
lecteren in de lijst met voorkeurzenders
op bladzijde 91.
b Een voorkeurzender uit het geheugen op-
roepen door de betreffende toets eenmaal aan te tippen. De huidige zenderfrequentie aan een toets toewijzen voor later gebruik.
= Zie voor details Zenderfrequenties op-
slaan op bladzijde 91.
Het scherm aflezen
1
6
5
1 Afstembandindicator
Toont de frequentieband waarop is afgestemd: DAB1, DAB2 of DAB3.
2 Huidige datum en tijd 3 Huidige zenderinformatie
! Ensemblelabel ! Servicelabel ! Servicecomponentlabel
p Als er geen uitzending is, wordt
Geen Serviceweergegeven, en als er geen signaal wordt ontvangen, wordt Geen Signaalweergegeven.
4 Dynamisch labelweergavegebied
p Als er geen informatie is, wordt “Geen
data beschikbaarweergegeven.
5 Servicecomponentnummer 6 Voorkeuzezenderindicator
Markeert het geselecteerde voorkeuritem.
2
Startprocedure
1 Schakel de bron uit.
= Zie voor details De AV-bron uitschakelen op
bladzijde 23.
2 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
3 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Systeemscherm verschijnt.
4 Tip [AV ingang] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
3 4
5 Tip [Instellingen DAB] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
6 Controleer of Vermogen antenneis ingeschakeld.
p De standaardinstelling is “Aan.
7 Geef het AV-bronselectiescherm weer.
= Raadpleeg voor details over de bediening
Het AV-bedieningsscherm weergeven op bladzijde 22.
Gebruik van de digitale radio (DAB)
89
Nl
Page 90
Hoofdstuk
15
Gebruik van de digitale radio (DAB)
8 Tip [Digital Radio] aan in het AV-bron­selectiescherm. Het “Digital Radioscherm verschijnt.
9 Gebruik de aanraaktoetsen op het scherm om de radio te bedienen.
= Zie Gebruik van de aanraaktoetsen op blad-
zijde 88 voor details.
Een frequentieband selecteren
% Tip de volgende toets zo vaak als nodig aan om de gewenste frequentieband weer te geven.
Overschakelen tussen de volgende fre­quentiebanden: DAB1, DAB2 en DAB3.
p Deze functie is handig om verschillende lijs-
ten van voorkeurzenders voor te bereiden voor iedere band.
Een zender in de lijst selecteren
U kunt een zender selecteren door de zender­lijst te doorlopen.
! Groep:
U kunt een servicecomponent selecteren uit het relevante ensemble.
3 Tip het gewenste item aan.
Er wordt naar de geselecteerde zender overge­schakeld.
p Als u aantipt, kunt u de zenderlijst
bijwerken.
p De beginzoekbalk kan aan de rechterkant
van het scherm verschijnen afhankelijk van de lijst. Als u de balk aantipt, kunt u op alfa­bet zoeken.
Naar een recente uitzending luisteren
U kunt naar een servicecomponent luisteren die reeds uitgezonden is (timeshift-functie).
% Tip de volgende toets aan.
Overschakelen naar de timeshift-stand.
Het volgende scherm verschijnt.
1 Tip de volgende toets aan.
Geeft het lijstscherm weer.
2 Tip de gewenste categorie aan.
U kunt een zender selecteren uit de volgende categorieën.
! Dienst:
U kunt een servicecomponent selecteren in de lijst van alle componenten.
! Programmatype:
U kunt een servicecomponent selecteren uit de PTY-informatie.
p De beschikbare PTY zijn [Nieuws & In-
formatie], [Populair], [Klassiek]en [Andere].
90
Nl
231
1 Afspelen en pauzeren
Tip [d/e] aan om over te schakelen tussen afspelen en pauzeren.
2 Snel achteruit of vooruit spoelen
= Zie voor details Gebruik van de tijdbalk
op bladzijde 25.
3 Terugkeren naar de live-uitzending
Page 91
Gebruik van de digitale radio (DAB)
Hoofdstuk
15
Handmatig afstemmen
% Tip de volgende toetsen aan om hand­matig af te stemmen.
Een stap omlaag afstemmen.
Een stap omhoog afstemmen.
p Deze functie is handig om verschillende lijs-
ten van voorkeurzenders voor te bereiden voor iedere band.
Automatisch afstemmen
% Tip een van de volgende toetsen aan, houd hem ongeveer een seconde vast en laat hem dan los.
Frequenties worden gescand tot een zender wordt gevonden die sterk ge­noeg is voor een goede ontvangst. U kunt het automatische afstemmen af­breken door een van beide toetsen even aan te tippen. Zolang u een toets vasthoudt, worden zenders overgeslagen. Het automati­sche afstemmen begint wanneer u de toets loslaat.
1 Tip de toets aan voor weergave van de voorkeurzenderlijst.
Gebruik van de digitale radio (DAB)
1
1 Toets voor weergave van voorkeurzenderlijst
2 Tip het gewenste item op de lijst aan (1t/m 6) om af te stemmen op de be­treffende voorkeurzender.
p Als u de toets voor weergave van de voor-
keurzenderlijst aantipt terwijl de voorkeur­zenderlijst wordt getoond, verdwijnt de lijst en verschijnen de voor­keurzendertoetsen.
Zenderfrequenties opslaan
Door een voorkeurzendertoets (1t/m 6) aan te tippen, kunt u eenvoudig maximaal zes kanalen opslaan, zodat u deze later weer kunt oproepen (door de toets opnieuw aan te tip­pen).
Een voorkeurzender selecteren in de lijst met voorkeurzenders
Nadat de zendfrequenties van de gewenste zenders in het geheu gen zijn opgeslagen, kunt u hierop afstemmen door eenvoudig de betref­fende toets aan te tippen. = Zie voor details Zenderfrequenties opslaan
op bladzijde 91.
1 Selecteer de frequentie die u in het ge­heugen wilt opslaan.
2 Tip een voorkeurzendertoets [1] t/m [6] aan.
De geselecteerde radiozender wordt in het ge­heugen opgeslagen. De volgende keer dat u dezelfde voorkeurzen­dertoets (1t/m 6) aantipt, wordt de service­component uit het geheugen opgeroepen.
p Er kunnen maximaal 18 zenders, zes voor
elk van de drie banden, in het geheugen worden opgeslagen.
Nl
91
Page 92
Hoofdstuk
15
Gebruik van de digitale radio (DAB)
Automatisch overschakelen naar een zender met een goede ontvangstgevoeligheid
p Deze instelling is alleen beschikbaar als
Digital Radioals bron is geselecteerd.
Als de tuner geen goede ontvangst heeft, kan dit product automatisch een ander ensemble zoeken dat dezelfde servicecomponent onder­steunt. Als er geen alternatieve servicecompo­nent wordt gevonden of als de ontvangst onbevredigend blijft, zorgt deze functie ervoor dat er automatisch naar een identieke FM-uit­zending wordt overgeschakeld. p Als de oorspronkelijke zender na het over-
schakelen op een andere zender weer een goede ontvangstgevoeligheid heeft, scha­kelt het systeem automatisch terug naar de oorspronkelijke zender.
1 Druk op de HOME toets om het begin­menuscherm weer te geven.
2 Tip de volgende toetsen aan in de aan­gegeven volgorde.
Het “Systeemscherm verschijnt.
5 Tip [Dienst volgen] zo vaak als nodig aan tot de gewenste instelling verschijnt.
! Aan (standaard):
Automatisch overschakelen van kanalen in­schakelen.
! Uit:
Automatisch overschakelen van kanalen uitschakelen.
Bediening met de vaste toetsen
Druk op de TRK toets.
U kunt de voorkeurzenders naar boven of be­neden doorlopen.
Druk op de TRK toets en houd de toets ingedrukt.
U kunt automatisch afstemmen.
3 Tip [AV ingang] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
4 Tip [Instellingen DAB] aan.
Het volgende scherm verschijnt.
92
Nl
Page 93
Afspelen van een disc
Hoofdstuk
16
U kunt een normale muziek-cd, video-cd of dvd-video afspelen in het ingebouwde station van dit product. In dit gedeelte wordt de bedie­ning beschreven.
BELANGRIJK
Om veiligheidsredenen kan er geen videobeeld worden weergegeven als het voertuig rijdt. Om vi­deobeeld weer te geven, moet u eerst op een vei­lige plaats stoppen en de handrem aantrekken.
Gebruik van de aanraaktoetsen (voor audio)
Voorbeeld: cd
Weergavescherm (pagina 1)
132
4 5
6
b a 898
Weergavescherm (pagina 2)
7
7cde
Gebruik van de aanraaktoetsen (voor video)
Voorbeeld: dvd
Weergavescherm (pagina 1)
132
4 f
m l
b
9
8k j8i
Weergavescherm (pagina 2)
nopeqr
1 De bronnenlijst openen.
= Zie voor details Een bron voor het voor-
display selecteren in de bronnenlijst op
bladzijde 23.
2 Het instellingenscherm voor de datum en
de tijd openen.
= Zie voor details De datum en tijd instel-
len op bladzijde 190.
3 Het instellingenmenuscherm openen. 4 Equalizercurven oproepen.
= Zie Gebruik van de equalizer op bladzijde
168 voor details.
5 Een fragment in de lijst selecteren.
= Zie voor details Bestanden uit de lijst
met bestandsnamen selecteren op blad-
zijde 96.
6 Het telefoonmenuscherm openen.
= Zie Het telefoonmenu weergeven op
bladzijde 66 voor details.
g h 7
6
Afspelen van een disc
93
Nl
Page 94
Hoofdstuk
16
Afspelen van een disc
7 Doorgaan naar de volgende of vorige pa-
gina met aanraaktoetsen.
8 Bestanden vooruit of achteruit overslaan. 9 Het afspeelpunt wijzigen door de toets te
verslepen.
= Zie voor details Gebruik van de tijdbalk
op bladzijde 25.
a Overschakelen tussen mediabestandsty-
pen.
= Zie voor details Overschakelen tussen
mediabestandstypen op bladzijde 97.
b Overschakelen tussen afspelen en pauze-
ren.
c Gebruikt de Sound Retrieverfunctie.
= Zie voor details De Sound Retriever
functie instellen op bladzijde 191.
d Bestanden in willekeurige volgorde afspe-
len.
= Zie voor details De fragmenten in een
willekeurige volgorde afspelen op blad-
zijde 96.
e Een bereik voor herhaalde weergave in-
stellen.
= Zie voor details Een bereik voor herhaalde
weergave instellen op bladzijde 96.
f Het gewenste gedeelte zoeken om af te
spelen.
= Zie Het gewenste gedeelte zoeken om af
te spelen op bladzijde 97 voor details.
g De aanraaktoetsen verbergen.
Als u dit gebied aantipt, worden de aanraak­toetsen verborgen.
p Tip het lcd-scherm aan om de aanraak-
toetsen terug weer te geven.
h Het dvd-menu openen.
= Zie voor details Gebruik van het dvd-
menu op bladzijde 98.
i De ondertitelingstaal wijzigen.
= Zie voor details De ondertitelingstaal wij-
zigen op bladzijde 98.
j De audiotaal wijzigen.
= Zie voor details De audiotaal wijzigen op
bladzijde 98.
k Het afspelen stoppen. l De breedbeeldstand veranderen.
= Zie De breedbeeldstand veranderen op
bladzijde 192 voor details.
m Een frame vooruit gaan (beeld-voor-beeld-
weergave) of de weergavesnelheid verla-
gen (vertraagde weergave).
= Zie voor details Beeld-voor-beeld weer-
gave op bladzijde 98.
= Zie voor details Vertraagde weergave op
bladzijde 98.
n Een op de disc vastgelegde bewerking
(zoals hervatten) uitvoeren.
= Zie voor details Terugkeren naar een be-
paalde scène op bladzijde 99.
o Het afspelen hervatten (bladwijzer).
= Zie Het afspelen her vatten (bladwijzer)
op bladzijde 99 voor details.
p Het toetsenpaneel voor het dvd-menu
openen.
= Zie Bediening van het dvd-menu met de
aanraaktoetsen op bladzijde 99 voor de-
tails.
q Het camerastandpunt veranderen (multi-
standpunt).
= Zie voor details De weergave wijzigen op
een dvd met meerdere camerastandpun­ten op bladzijde 100.
r De audio-uitgang selecteren.
= Zie voor details De audio-uitgang selecte-
ren op bladzijde 100.
94
Nl
Page 95
Afspelen van een disc
Hoofdstuk
16
Het scherm lezen (voor audio)
Voorbeeld: cd
1
4
2
3
Het scherm lezen (voor video)
Voorbeeld: dvd
1
9 8
3
Voorbeeld: video-cd
1
4
3
1 Huidige datum en tijd 2 Indicator voor afspeelstatus
Deze geeft de huidige afspeelstatus aan.
5 6 7
a
De fragmenten in een willekeurige volg­orde afspelen
Indicator Betekenis
De fragmenten worden niet in een willekeurige volgorde afgespeeld.
Alle fragmenten op de huidige disc worden in een willekeurige volgorde afgespeeld.
Een bereik voor herhaalde weergave in­stellen
Indicator Betekenis
Alleen het huidige fragment wordt herhaaldelijk afgespeeld.
De huidige disc wordt herhaaldelijk afgespeeld.
3 Speelduurindicator
Deze laat de verstreken speelduur van het hui­dige bestand zien.
4 Fragmentnummerindicator
Deze laat het nummer van het fragment zien dat wordt afgespeeld (indien beschikbaar).
5 Audiokanaalindicator
Deze laat het audiokanaaltype zien, zoals Mch(multikanaals).
6 Indicator voor digitaal geluidsformaat
Deze laat het digitale geluidsformaat (sur­roundgeluidformaat) zien dat is geselecteerd.
7 Indicator voor bemonsteringsfrequentie
Deze laat de bemonsteringsfrequentie zien van de huidige weergave.
8 Titelnummerindicator
Deze laat het titelnummer zien dat wordt afge­speeld.
9 Hoofdstuknummerindicator
Deze laat het hoofdstuknummer zien dat wordt afgespeeld.
a PBC ON-indicator
Deze geeft aan dat een disc met PBC On wordt afgespeeld.
Afspelen van een disc
95
Nl
Page 96
Hoofdstuk
16
Afspelen van een disc
Startprocedure
1 Geef het AV-bronselectiescherm weer.
= Raadpleeg voor details over de bediening
Het AV-bedieningsscherm weergeven op bladzijde 22.
2 Steek de disc die u wilt afspelen in de disc-laadsleuf.
De ingestelde bron verandert en het afspelen begint.
= Zie Een disc inbrengen en uitwerpen op
bladzijde 15 voor details.
p Als er reeds een disc in het toestel is, tipt u
[Disc] aan op de bronnenlijst of op het AV­bronselectiescherm.
= Zie voor details Een bron voor het voor-
display selecteren in de bronnenlijst op
bladzijde 23.
= Zie voor details Een bron voor het voor-
display selecteren op het AV-bronselectie­scherm op bladzijde 23.
3 Gebruik de aanraaktoetsen op het scherm om de disc te bedienen.
= Zie voor details Gebruik van de aanraaktoet-
sen (voor audio) op bladzijde 93.
= Zie voor details Gebruik van de aanraaktoet-
sen (voor video) op bladzijde 93.
De fragmenten in een willekeurige volgorde afspelen
Alle fragmenten op de disc kunnen in een wil­lekeurige volgorde worden afgespeeld door slechts één toets aan te tippen.
% Tip de volgende toets zo vaak als nodig aan om de gewenste instelling weer te geven.
Willekeurig afspelen in- of uitscha­kelen.
! (standaard):
De fragmenten worden niet in een willekeu­rige volgorde afgespeeld.
:
!
Alle fragmenten in het huidige herhaalbe­reik worden in een willekeurige volgorde af­gespeeld. p Als u willekeurig afspelen inschakelt ter-
wijl het herhaalbereik is ingesteld op het huidige fragment, wordt het herhaalbe­reik automatisch op de hele disc inge­steld.
Bestanden uit de lijst met bestandsnamen selecteren
U kunt fragmenten selecteren die u wilt afspe­len in de fragmenttitellijst op de disc.
1 Tip de volgende toets aan.
Een lijst weergeven van de frag­menten op de disc.
2 Tip een fragment in de lijst aan om het af te spelen.
96
Nl
Een bereik voor herhaalde weergave instellen
Het herhaalbereik kan worden veranderd door slechts één toets aan te tippen.
% Tip de volgende toets zo vaak als nodig aan om de gewenste instelling weer te geven.
Het herhaalbereik wijzigen.
Audio
! (standaard):
De huidige disc wordt herhaaldelijk afge­speeld.
:
!
Alleen het huidige fragment wordt herhaal­delijk afgespeeld.
Page 97
Afspelen van een disc
Hoofdstuk
16
p Als u willekeurig afspelen inschakelt terwijl
het herhaalbereik is ingesteld op de hele disc, wordt het herhaalbereik automatisch op het huidige fragment ingesteld.
p Als u willekeurig afspelen inschakelt terwijl
het herhaalbereik is ingesteld op het huidi­ge fragment, wordt het herhaalbereik auto­matisch op de hele disc ingesteld.
p Als willekeurig afspelen is ingeschakeld,
kunt u het herhaalbereik van de hele disc in het huidige fragment wijzigen.
Video
! (standaard):
Alle bestanden worden herhaaldelijk afge­speeld.
:
!
Alleen het huidige hoofdstuk wordt herhaal­delijk afgespeeld.
:
!
Alleen de huidige titel wordt herhaaldelijk afgespeeld.
Overschakelen tussen mediabestandstypen
Als u een digitaal medium afspeelt dat ver­schillende mediabestandstypen bevat, kunt u tussen de verschillende typen overschakelen.
1 Tip de volgende toets aan.
Het pop-upmenu openen voor het se­lecteren van een mediabestandstype op de disc.
2 Tip het item aan dat u wilt instellen.
! Music:
Het mediabestandstype overschakelen naar muziek (gecomprimeerde audio).
! Video:
Het mediabestandstype overschakelen naar video.
! CD-DA:
Het mediabestandstype overschakelen naar cd (audiogegevens (cd-da)).
Het gewenste gedeelte zoeken om af te spelen
Met de zoekfunctie kunt u het gedeelte zoeken dat u wilt afspelen. p Voor DVD-Video kunt u zoeken op Title
(titel), Chapter (hoofdstuk) of 10Key (cijfer­toetsenbord).
p Voor video-cd kunt u zoeken op Track (frag-
ment) of 10Key (cijfertoetsenbord). 10Key (cijfertoetsenbord) is alleen beschik­baar voor video-cds met PBC (afspeelbe­diening).
p Zoeken van een hoofdstuk en zoeken op
tijd zijn niet beschikbaar wanneer het af­spelen van de disc is gestopt.
1 Tip de volgende toets aan.
Het scherm openen voor het zoe­ken van een nummer.
2 Tip op [Title] (titel), [Chapter] (hoofd­stuk) of [10Key] (cijfertoetsenbord).
3 Voer het gewenste nummer in met de aanraaktoetsen [0] t/m [9].
p Als u een cijfer wilt wissen, drukt u op [C].
Als u alle ingevoerde cijfers wilt wissen, houdt u [C] lang vast.
4 Tip de volgende toets aan.
De nummers vastleggen en het af­spelen starten.
Afspelen van een disc
97
Nl
Page 98
Hoofdstuk
16
Afspelen van een disc
Gebruik van het dvd-menu
U kunt het dvd-menu bedienen door het menu-item op het scherm rechtstreeks aan te tippen. p Deze functie werkt mogelijk niet goed met
sommige dvd-discs. In dat geval gebruikt u de aanraaktoetsen om het dvd-menu te be­dienen.
1 Tip het scherm aan om de aanraaktoet­sen weer te geven.
2 Tip de volgende toets aan.
De aanraaktoetsen weergeven voor be­diening van het dvd-menu.
3 Tip het gewenste menu-item aan.
De ondertitelingstaal wijzigen
Als een disc meerdere ondertitelingstalen bevat (multi-ondertiteling), kunt u de ondertite­lingstaal veranderen terwijl de disc wordt afge­speeld.
% Tip de volgende toets zo vaak als nodig aan om de gewenste instelling weer te geven.
De ondertitelingstaal wijzigen. U kunt ook tussen ondertitelingsta­len overschakelen in het DVD/ DivX instellenmenu. = Zie De voorkeurstalen instellen
op bladzijde 179 voor details.
De audiotaal wijzigen
Als een disc meerdere audiotalen bevat (multi­audio), kunt u de audiotaal veranderen terwijl de disc wordt afgespeeld.
% Tip de volgende toets zo vaak als nodig aan om de gewenste instelling weer te geven.
De audiotaal wijzigen. U kunt ook tussen audiotalen over­schakelen in het DVD/DivX in- stellen” menu. = Zie De voorkeurstalen instellen
op bladzijde 179 voor details.
Beeld-voor-beeld weerga ve
U kunt beeld-voor-beeld vooruit laten weerge­ven wanneer de pauzefunctie is ingeschakeld.
% Tip [r] in de pauzestand aan.
Elke keer dat u [r] aantipt, gaat u één beeld verder vooruit.
p Tip [d/e] aan om terug te keren naar nor-
male weergave.
p Bij sommige discs worden de beelden on-
duidelijk bij beeld-voor-beeld weergave.
Vertraagde weergave
Met deze functie kunt u de afspeelsnelheid vertragen.
1 Tip tijdens het afspelen [r] aan en houd de toets vast tot een pijlpictogram verschijnt.
Het pijlpictogram wordt weergegeven en ver­traagde weergave vooruit begint.
p Tip [d/e] aan om terug te keren naar nor-
male weergave.
2 Tip [r] aan om de afspeelsnelheid in te stellen tijdens vertraagde weergave.
Telkens wanneer u [r] aantipt, verandert de snelheid in vier stappen in de onderstaande volgorde:
1/16 d 1/8 d 1/4 d 1/2
p U hoort geen geluid tijdens vertraagde
weergave.
p Bij sommige discs worden de beelden on-
duidelijk bij vertraagde weergave.
p Vertraagde weergave in achterwaartse rich-
ting is niet mogelijk.
98
Nl
Page 99
Afspelen van een disc
Hoofdstuk
16
Terugkeren naar een bepaalde scène
Bij gebruik van een disc waarop een punt is vastgelegd dat aangeeft waarnaar terug ge­gaan moet worden, zal de disc naar het inge­stelde punt terugkeren en vanaf daar beginnen met afspelen. Deze functie kan niet worden gebruikt als een bepaalde scène niet op de disc is gemarkeerd. p Deze functie is alleen beschikbaar voor
DVD-Video en video-cds met PBC (afspeel­bediening).
% Tip de volgende toets aan.
Terugkeren naar het vastgelegde punt en het afspelen vanaf daar starten.
p Het vastgelegde punt verschilt per disc.
Het afspelen hervatten (bladwijzer)
Met de bladwijzerfunctie kunt u het afspelen hervatten vanaf een geselecteerde scène wan­neer de disc de volgende keer wordt geplaatst.
% Tip de volgende toets aan.
Een bladwijzer maken voor een punt voor maximaal vijf discs.
p Als u een bladwijzer maakt voor een ander
punt op dezelfde disc, wordt de eerste blad­wijzer overschreven.
p Tip de toets aan en houd hem vast om de
bladwijzer op de disc te verwijderen.
p De oudste bladwijzer wordt vervangen door
de nieuwe bladwijzer.
aanraaktoetsen. In dat geval selecteert u de items met de aanraaktoetsen.
1 Tip de volgende toetsen aan om het ge­wenste menu-item te selecteren.
Het linker menu-item selecteren.
Het rechter menu-item selecteren.
Het bovenste menu-item selecteren.
Het onderste menu-item selecteren.
p Als de aanraaktoetsen voor het selecteren
in het dvd-menu verdwijnen, tipt u het scherm op een willekeurige plaats aan en daarna tipt u zullen dan weer verschijnen.
aan. De aanraaktoetsen
2 Tip de volgende toets aan.
Het afspelen vanaf het geselec­teerde menu-item starten.
p Hoe u het menu weergeeft, verschilt per
disc. # Als u aantipt, verdwijnen de aanraaktoetsen en wordt het pictogram weergegeven. U kunt een menu-item selecteren door het aan te tippen.
Afspelen van een disc
Bediening van het dvd-menu met de aanraaktoetsen
Als er items van het dvd-menu worden weerge­geven, kunnen deze overlapt worden door de
99
Nl
Page 100
Hoofdstuk
16
Afspelen van een disc
De weergave wijzigen op een dvd met meerdere camerastandpunten
Als een dvd opnamen met meerdere cameras­tandpunten bevat (scènes die vanuit verschil­lende hoeken zijn opgenomen), kunt u tijdens de weergave tussen de standpunten overscha­kelen.
% Tip de volgende toets zo vaak als nodig aan om de gewenste instelling weer te geven.
Het camerastandpunt wijzigen. Tijdens weergave van een scène die vanuit meerdere hoeken is op­genomen, wordt het camerahoek­pictogram weergegeven. U kunt weergave van het camera­hoekpictogram in- en uitschakelen met het DVD/DivX instellen menu.
= Zie voor details De weergave
van het camerahoekpictogram instellen op bladzijde 180.
De audio-uitgang selecteren
Bij het afspelen van dvds die met LPCM-audio zijn opgenomen, kunt u de audio-uitgang om­schakelen.
% Tip de volgende toets zo vaak als nodig aan om de gewenste instelling weer te geven.
Bediening met de vaste toetsen
Druk op de TRK toets.
U kunt in voor- of achterwaartse richting frag­menten of hoofdstukken overslaan.
Druk op de TRK toets en houd de toets ingedrukt.
U kunt snel achteruit- of vooruitspoelen.
De audio-uitgangsinstelling wijzi­gen.
! L+R: Links en rechts ! Left: Links ! Right: Rechts ! Mix: Links en rechts gemengd
p Deze functie is niet beschikbaar wanneer
het afspelen van de disc is stopgezet.
p De weergave van deze toets verschilt afhan-
kelijk van de huidige instelling.
100
Nl
Loading...