Pioneer AVIC-F220 User manual [nl]

Bedieningshandleiding
NAVIGATIESYSTEEM VOOR VERBORGEN IN­BOUW
AVIC-F220
Lees altijd eerst de Belangrijke informatie voor de gebruiker! Belangrijke informatie voor de gebruiker bevat
belangrijke informatie die u moet weten en begrijpen voordat u het navigatiesysteem gebruikt. De aanduidingen van dit toestel kunnen verschillen van de feitelijke waarde. Bij sommige functies van dit toestel is geen rekening gehouden met het type voertuig waarin het toestel is ingebouwd.
Nederlands
Inhoudsopgave
Hartelijk dank voor de aanschaf van dit Pioneer-product.
Lees de instructies in deze handleiding goed door zodat u het toest el op de juiste manier leert te bedienen. Nadat u de instructies hebt gelezen, bergt u de handleiding
op een handige plaats op zodat u deze altijd snel bij de hand hebt.
Belangrijk
De schermafbeeldingen die in de voorbeelden worden getoond kunnen verschillen van de fei­telijke schermafbeeldingen. De feitelijke schermafbeeldingen kunnen zon­der voorafgaande kennisgeving worden gewij­zigd om verbeteringen in de prestaties en de functies te bewerkstelligen.
Inleiding Overzicht handleiding 6
Gebruik van deze handleiding 6Conventies die in deze handleiding
worden gebruikt 6
– Terminologie die in deze handleiding
wordt gebruikt 6 Kaartgebied 6 De microprocessor resetten 6
Voor u begint
De namen en functies van de onderdelen
controleren 8
Verwijderen en bevestigen van het
afneembare paneel 8
– Verwijderen van het afneembare
paneel 8
– Bevestigen van het afneembare
paneel 9 De batterij van het afneembare paneel
opladen 9 De batterijtoestand bewaken 10 Een SD-geheugenkaart inbrengen en
uitwerpen 10
Een SD-geheugenkaart inbrengen 10Een SD-geheugenkaart uitwerpen 10
Beveiliging van uw product tegen
diefstal 11 Volgorde van het begin tot het einde 12
2
Nl
De eerste maal inschakelen 12 Inschakelen bij normaal gebruik 13
Gebruik van de navigatiemenuschermen
Overzicht van de schermen 14 Wat u in elk menu kunt doen 15 Snelkoppelingenmenu 15
Een snelkoppeling selecteren 15Een snelkoppeling annuleren 16
Bediening van het menuschermen (bijv.
Navigatiemenu) 16
Bedieningslijstschermen (bijv.
stedenlijst) 16
Gebruik van het toetsenbord op het
scherm 17
Het gebruik van de kaart Het kaartscherm aflezen 18
Audio-informatiebalk 19Vergrote kaart van de kruising 19Weergave tijdens het rijden op een
snelweg 20
– Typen wegen die in de kaartdatabase
zijn opgeslagen 20
Bediening op het kaartscherm 20
De schaal van de kaart wijzigen 20Omschakelen van de oriëntatie van de
kaart 21
Het 2D of 3D kaartscherm kiezen 21De Eco-grafiekweergeven 22De kaart naar de plaats verschuiven die
u wilt zien 22
Informatie over een opgegeven locatie
bekijken 22
Eco-rijden functie
De Eco-grafiekweergeven 24
Het scherm aflezen 24
Het niveau voor de eco-rijstijl weergeven 25 Attentiemelding bij zeer snelle start 26
Inhoudsopgave
De instelling voor de eco-functie
wijzigen 26
Een locatie zoeken en selecteren
De basisinstructies voor het uitstippelen van
uw route 28
Een locatie aan de hand van het adres
zoeken 29
– Opzoeken via meerdere
zoektermen 30
Opzoeken van een locatie aan de hand van
de postcode 30 Koers uitzetten naar uw huis 31 Nuttige plaatsen (POI) zoeken 32
– POIs zoeken via de
voorgeprogrammeerde categorieën 32
– Rechtstreeks een POI zoeken op basis
van de naam van de faciliteiten 32
Een dichtbijzijnde POI zoeken 33POIs in de buurt van de bestemming
zoeken 33
– POIs zoeken in een bepaalde stad 34
Een bestemming selecteren via
Favorieten34 POIs zoeken met behulp van de gegevens op
de SD-geheugenkaart 35 Een locatie selecteren die u recentelijk hebt
opgezocht 35 Een locatie aan de hand van de coördinaten
zoeken 36 Een locatie zoeken door de kaart te
verschuiven 37
Nadat de locatie is bepaald Een route uitzetten naar uw bestemming 38
De huidige route controleren en wijzigen
Het Overz.routescherm weergeven 39
De voorwaarden voor de routeberekening
wijzigen 39
– Onderdelen die door de gebruikers
bewerkt kunnen worden 39
De details van de huidige route
controleren 40
Tussenpunten bewerken 41
Een tussenpunt toevoegen 41Een tussenpunt verwijderen 41Tussenpunten sorteren 42
De routebegeleiding annuleren 42
Locaties registreren en bewerken
Een locatie in Favorietenopslaan 44
Een locatie registreren via
Favorieten44
Een locatie registreren via de scroll-
stand 44
Geregistreerde locaties bewerken 44
Bewerken van het item in de
Favorietenlijst 44Uw thuislocatie bewerken 45De items in de Favorietenlijst
sorteren 45 – Een item in de Favorietenlijst
verwijderen 46
Registreren en bewerken van uw huis 46
Uw thuislocatie registreren 46Uw thuislocatie bewerken 47
Een item in de Historieklijst
verwijderen 47
Favorietenitems exporteren en
importeren 48
De Favorietenitems exporteren 48De Favorietenitems bewerkt met
navgate FEEDS importeren 49
Verkeersinformatie gebruiken Alle verkeersinformatie controleren 50
3
Nl
Inhoudsopgave
Verkeersinformatie op de route
controleren 51
De verkeersinformatie op de kaart
aflezen 51
Een alternatieve route instellen om files te
vermijden 52
– Automatisch file-informatie
controleren 52
– De verkeersinformatie handmatig
controleren 52
De verkeersinformatie selecteren die wordt
weergegeven 53
Uw voorkeur voor een RDS-TMC
dienstverlener handmatig selecteren 54
Overzicht van de brandstofkosten
Gebruik van de Verbruikfunctie 55
Invoeren van het brandstofverbruik voor
het berekenen van de brandstofkosten 55
Het brandstofverbruik berekenen 55De gegevens van de brandstofkosten
exporteren 56
Exporteren van Beheer brandstofverbruik
gegevens via het Export/import menu scherm 57
Gebruik van de toepassingen
Voorbereidingen 58 De toepassing starten 58
Voorkeursinstellingen aanpassen
Het Menu-instellingenscherm
weergeven 59
Het volume van het navigatiesysteem
instellen 59
De regionale instellingen aanpassen 59
De taal selecteren 59Het tijdsverschil instellen 60
4
Nl
– De eenheid wijzigen tussen km en
mijl 60
– De virtuele snelheid van het voertuig
wijzigen 61
– De lay-out van het toetsenbord
aanpassen 61
Aanpassen van de instellingen op het
kaartscherm 62
POIs op de kaart weergeven 62Het 2D of 3D kaartscherm kiezen 63Richtingswijzigingen weergeven 64De kleurwijziging van de kaart instellen
tussen dag en nacht 64
De kleur van de weg wijzigen 64De automatische zoomweergave
instellen 64
Instellen van de weergave van het
Favorietenpictogram 65
De aanduiding van de
maximumsnelheid instellen 65
– Het kennisgevingspictogram voor de
verkeersinformatie weergeven 65
– De weergave van de huidige
straatnaam instellen 66
– De brandstofverbruikinformatie
weergeven 66 De versie-informatie controleren 66 Registreren en bewerken van uw huis 66 De huidige locatie corrigeren 67 De aansluiting van de kabels
controleren 67 Gebruik van de demonstratiebegeleiding 67 Uw reisgeschiedenis opnemen 68 De veiligmodus instellen 68
Andere functies
Kopiëren van instellingen 69 Het navigatiesysteem terugzetten op de
standaard of fabrieksinstellingen 69
– De fabrieksinstellingen herstellen 69
Inhoudsopgave
– Het navigatiesysteem terugzetten op de
oorspronkelijke instellingen 70
– Instellingen die gewist worden 71
Onderbreking door het AV-
receiverscherm 72
Wanneer u gebeld wordt 72Wanneer een nieuwsbericht of
verkeersbericht wordt ontvangen 72
– Wanneer de achteruitkijkcamera wordt
geactiveerd 72
Aanhangsel
Verhelpen van storingen 74 Foutmeldingen en wat u ermee moet
doen 76
Plaatsbepaling technologie 77
Plaatsbepaling via GPS 77Justifiëring op de kaart 77
Wanneer er ernstige fouten optreden 78
– Wanneer plaatsbepaling via GPS
onmogelijk is 78
– Omstandigheden die fouten in de
plaatsbepaling kunnen veroorzaken 78
Informatie over de routebepaling 80
– Regels voor de routekeuze 80
Algemene opmerkingen over SD-
geheugenkaarten 81 SD- en SDHC-logo 81 Display-informatie 82
–“Navigatiemenu” scherm 82 –“Menu-instellingen” scherm 82 –“Menu-instellingen” scherm 83
Verklarende woordenlijst 84 Specificaties 85
5
Nl
Hoofdstuk
01
Inleiding
Overzicht handleiding
Voordat u dit product gebruikt, moet u de Be­langrijke informatie voor de gebruiker (een
afzonderlijke handleiding) lezen die waarschu­wingen en andere belangrijke informatie bevat.
Gebruik van deze handleiding
Opzoeken van de bedieningsprocedure voor wat u wilt doen
Wanneer u besloten hebt wat u wilt doen, kunt u de pagina die u nodig hebt vinden in de In- houdsopgave.
Opzoeken van de bedieningsprocedure op basis van een menunaam
Als u de betekenis wilt weten van een onder­deel dat op het scherm wordt aangegeven, kunt u de gewenste pagina vinden met behulp van de Display-informatie aan het einde van de handleiding.
Verklarende woordenlijst
Gebruik de verklarende woordenlijst om de be­tekenis van onbekende termen op te zoeken.
Conventies die in deze handleiding worden gebruikt
Neem voordat u verder gaat een paar minuten om de volgende informatie te lezen over de conventies die in deze handleiding worden ge­bruikt. Neem dit even goed in u op, want dit maakt de handleiding direct meer overzichte­lijk en vergemakkelijkt het leerproces. ! De toetsen van uw navigatiesysteem wor-
den in HOOFDLETTERS en VETGE- DRUKT weergegeven: bijv.) MODE toets
! De onderdelen in de verschillende menus,
de schermtitels en functionele onderdelen worden vetgedrukt weergegeven met dub­bele aanhalingstekens “”: bijv.)
Navigatiemenuscherm
! De aanraaktoetsen die beschikbaar zijn op
het scherm worden vetgedrukt weergege­ven tussen rechte haken [ ]: bijv.) [Adres], [Instell.].
! Extra informatie, alternatieven en andere
opmerkingen worden als volgt weergege­ven: bijv.) p Als de thuislocatie nog niet is opgesla-
gen, moet u eerst deze locatie instellen.
! Beschrijvingen van afzonderlijke bedie-
ningshandelingen die op hetzelfde scherm worden uitgevoerd, worden aangegeven met # aan het begin van de beschrijving: bijv.)
# Tip [OK] aan.
! De referenties worden als volgt aangeduid:
bijv.) = Zie Uw thuislocatie registreren op blad-
zijde 46 voor details.
Terminologie die in deze handleiding wordt gebruikt
SD-geheugenkaart
Een SD-geheugenkaart en SDHC-geheugen­kaart worden samen aangeduid als SD-ge­heugenkaart.
Kaartgebied
Voor details over het kaartgebied van dit navi­gatiesysteem wordt u verwezen naar de infor­matie op onze website.
De microprocessor resetten
BELANGRIJK
Raadpleeg het verband houdende hoofdstuk voor­dat u begint met wissen.
6
Nl
Inleiding
Hoofdstuk
01
= Zie Het navigatiesysteem terugzetten op de
standaard of fabrieksinstellingen op bladzijde
69 voor verdere informatie over de items die gewist worden.
De microprocessor moet in de volgende situ­aties worden gereset: ! Vóór het eerste gebruik na installatie van
dit product.
! Als het product niet correct werkt. ! Als het systeem niet naar behoren werkt. ! Wanneer de samenstelling van de appara-
tuur wordt veranderd.
! Wanneer randapparatuur die aangesloten
is op het navigatiesysteem aangesloten/ver­wijderd wordt.
! Als de positie van uw voertuig op de kaart
aanzienlijk afwijkt van de feitelijke positie.
% Druk met het uiteinde van een pen of een ander spits voorwerp op de RESET toets.
Inleiding
RESET toets
7
Nl
Hoofdstuk
02
Voor u begint
De namen en functies van de onderdelen controleren
Dit hoofdstuk geeft informatie over de namen van de onderdelen en de hoofdfuncties die be­diend worden met behulp van de toetsen.
Afneembaar paneel
Basistoestel
1
324
5
1 Spanningsindicator
2 RESET toets
= Zie De microprocessor resetten op blad-
zijde 6 voor details.
3 SD-kaartsleuf
= Zie Een SD-geheugenkaart inbrengen en
uitwerpen op bladzijde 10 voor meer ge-
detailleerde informatie.
4 USB-poort (mini-B)
Voor aansluiting op uw PC.
5 Losmaaktoets
Druk op deze toets om het afneembare pa­neel los te maken van het basistoestel.
Verwijderen en bevestigen van het afneembare paneel
BELANGRIJK
! Zet de contactschakelaar uit (ACC OFF) voor-
dat u het afneembare paneel verwijdert.
! Wanneer u het afneembare paneel aanbrengt,
dient u het aan het basistoestel te bevestigen voordat u de contactschakelaar aanzet (ACC ON).
! Forceer niets bij het verwijderen of bevestigen. ! Stel het afneembare paneel niet bloot aan te
harde schokken.
! Houd het afneembare paneel uit de zon en
stel het niet bloot aan hoge temperaturen.
! Bewaar het afneembare paneel op een veilige
plek zodat het niet bekrast of beschadigd raakt.
Verwijderen van het afneembare paneel
1 Druk op de losmaaktoets om het af­neembare paneel los te maken.
8
Nl
Voor u begint
Hoofdstuk
02
2 Pak voorzichtig beide kanten van het afneembare paneel vast en trek het paneel naar buiten.
Wees voorzichtig dat u het afneembare paneel niet laat vallen en zorg ervoor dat het niet in contact komt met water of andere vloeistoffen om permanente schade te voorkomen.
Bevestigen van het afneembare paneel
1 Schuif het afneembare paneel helemaal in het basistoestel.
Zorg dat het afneembare paneel stevig op de aansluiting van het basistoestel is aangeslo­ten.
niets forceert omdat dit kan resulteren in be­schadigingen.
Voor u begint
De batterij van het afneembare paneel opladen
! Opladen is niet mogelijk wanneer de tempera-
tuur buiten het oplaadtemperatuurbereik is.
! Het bedrijfstemperatuurbereik van de batterij
is tussen –20 °C en +60 °C.
! Het oplaadtemperatuurbereik van de batterij
is tussen 0 °C en +55 °C.
De batterij van het afneembare paneel wordt onder de volgende omstandigheden opgela­den. ! Wanneer het afneembare paneel aan het
basistoestel is bevestigd en de contact­schakelaar aan staat (ACC ON).
! Wanneer het afneembare paneel is aange-
sloten op uw PC.
2 Druk tegen het midden van de voor­kant van het afneembare paneel totdat u een klikgeluid hoort.
Als het afneembare paneel niet goed aan het basistoestel kan worden bevestigd, probeert u het nogmaals waarbij u er goed op let dat u
9
Nl
Hoofdstuk
02
Voor u begint
De batterijtoestand bewaken
U kunt de toestand van de batterij van het af­neembare paneel controleren.
1 Tip op het kaartscherm [Menu] aan. Het “Top Menuscherm verschijnt.
2 Tip [Instell.] aan.
Het Menu-instellingenscherm verschijnt. De indicator voor de batterijtoestand bevindt zich rechts bovenaan het Menu-instellin- gen” scherm.
Batterijtoestand-indicator
Volledig opgeladen
Voldoende batterijspanning
Bezig met opladen
Een SD-geheugenkaart inbrengen en uitwerpen
BELANGRIJK
! Wanneer een SD-geheugenkaart wordt uitge-
worpen terwijl er gegevens worden overge­bracht, kan de SD-geheugenkaart worden beschadigd. Zorg dat u de SD-geheugenkaart uitwerpt overeenkomstig de aanwijzingen die in deze handleiding worden gegeven.
! Als er gegevens verloren gaan of verminkt
worden op het geheugenapparaat, kunnen deze gegevens gewoonlijk niet meer worden hersteld. Pioneer kan niet aansprakelijk wor­den gesteld voor schade, kosten of uitgaven als gevolg van verlies of onbruikbaar worden van gegevens.
p Dit systeem is niet compatibel met Multi
Media Card (MMC).
p Wij kunnen geen compatibiliteit met alle
SD-geheugenkaarten garanderen.
p Het is mogelijk dat geen optimale presta-
ties worden verkregen met sommige SD-ge­heugenkaarten.
p Plaats niets anders dan SD-geheugenkaar-
ten.
p Als er gegevens die verband houden met
kaartgegevens, zoals aangepaste POI-gege­vens, op de SD-geheugenkaart zijn opgesla­gen, zal het navigatiesysteem opnieuw opstarten.
Een SD-geheugenkaart inbrengen
% Steek de SD-geheugenkaart in de SD­kaartsleuf.
Steek de kaart met het uiteinde met de contac­ten naar voren in de SD-kaartsleuf en druk tegen de kaart totdat u een klik hoort en de kaart vastzit.
Labelkant
Een SD-geheugenkaart uitwerpen
1 Druk op de MODE toets van de AV-re­ceiver.
Na een korte pauze verschijnt het navigatie­scherm.
p Het display wordt uitgeschakeld als u op de
MODE toets van de AV-receiver drukt me­teen nadat het navigatiesysteem opnieuw is opgestart, dus wacht (ongeveer 10 secon­den) na het opnieuw opstarten voordat u op de MODE toets drukt.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Overzicht van de schermen op bladzijde 14.
2 Tip op het kaartscherm [Menu] aan. Het “Top Menuscherm verschijnt.
10
Nl
Voor u begint
Hoofdstuk
02
3 Tip [SD uitw.] aan.
Er zal nu gevraagd worden om bevestiging voor het opnieuw opstarten van het navigatie­systeem.
4 Tip [OK] aan.
Het navigatiesysteem start opnieuw op. Na een korte pauze wordt teruggekeerd naar het navigatiescherm.
5 Controleer of het volgende scherm in­derdaad verschijnt.
6 Druk voorzichtig tegen het midden van de SD-geheugenkaart totdat u een klik hoort.
De SD-geheugenkaart komt naar buiten wan­neer u deze loslaat.
7 Trek de SD-geheugenkaart recht naar buiten.
8 Tip [Start opnw.] aan.
Voor u begint
Het navigatiesysteem start opnieuw op. Na een korte pauze wordt teruggekeerd naar het navigatiescherm.
Beveiliging van uw product tegen diefstal
Het afneembare paneel kan van het basistoe­stel worden ver wijderd om het product tegen diefstal te beveiligen. = Zie Verwijderen van het afneembare paneel
op bladzijde 8 voor details.
Nl
11
Hoofdstuk
02
Voor u begint
Volgorde van het begin tot het einde
1 Start de motor om het systeem op te starten.
2 Druk op de MODE toets van de AV-re­ceiver.
Na een korte pauze verschijnt het navigatie­scherm.
p Het display wordt uitgeschakeld als u op de
MODE toets van de AV-receiver drukt me­teen nadat het navigatiesysteem opnieuw is opgestart, dus wacht (ongeveer 10 secon­den) na het opnieuw opstarten voordat u op de MODE toets drukt.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Overzicht van de schermen op bladzijde 14.
3 Schakel de motor van het voertuig uit om het systeem af te sluiten.
Het navigatiesysteem wordt ook uitge­schakeld.
De eerste maal inschakelen
Wanneer u het navigatiesysteem de eerste maal gebruikt, moet u de taal selecteren die u wilt gebruiken.
3 Tip op het scherm de taal aan die u wilt gebruiken.
4 Tip de taal aan die u wilt gebruiken voor de stembegeleiding.
Het navigatiesysteem zal nu opnieuw starten. Wanneer het navigatiesysteem opnieuw op­start, wordt het AV-receiverscherm weergege­ven.
5 Lees de disclaimer zorgvuldig, contro­leer de details en tip dan [OK] aan als u met de voorwaarden akkoord gaat.
1 Start de motor om het systeem op te starten.
2 Druk op de MODE toets van de AV-re­ceiver.
Na een korte pauze verschijnt het navigatie­scherm.
p Het display wordt uitgeschakeld als u op de
MODE toets van de AV-receiver drukt me­teen nadat het navigatiesysteem opnieuw is opgestart, dus wacht (ongeveer 10 secon­den) na het opnieuw opstarten voordat u op de MODE toets drukt.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Overzicht van de schermen op bladzijde 14.
12
Nl
Het kaartscherm verschijnt.
Voor u begint
Inschakelen bij normaal gebruik
1 Start de motor om het systeem op te starten.
2 Druk op de MODE toets van de AV-re­ceiver.
Na een korte pauze verschijnt het navigatie­scherm.
p Het display wordt uitgeschakeld als u op de
MODE toets van de AV-receiver drukt me­teen nadat het navigatiesysteem opnieuw is opgestart, dus wacht (ongeveer 10 secon­den) na het opnieuw opstarten voordat u op de MODE toets drukt.
p Het scherm dat getoond wordt hangt af van
de vorige omstandigheden.
p Wanneer er geen route is om weer te geven,
zal na het opnieuw opstarten van het navi­gatiesysteem de disclaimer verschijnen. Lees de disclaimer zorgvuldig, controleer de details en tip dan [OK] aan als u met de voorwaarden akkoord gaat.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Overzicht van de schermen op de volgende bladzijde.
Hoofdstuk
02
Voor u begint
13
Nl
Hoofdstuk
03
Gebruik van de navigatiemenuschermen
Overzicht van de schermen
Navigatiescherm
1
4
Druk op de MODE toets van de AV-receiver.
3
2
2
5
AV-receiverscherm (bijv. AVH-3200BT)
14
Nl
Gebruik van de navigatiemenuschermen
Hoofdstuk
03
Wat u in elk menu kunt doen
1 Kaartscherm
in het Top Menu” scherm.
Tip
2 Top Menu
Tip [Menu] op het kaartscherm aan om het Top Menu” scherm weer te geven. Dit is het startmenu voor toegang tot de ge­wenste schermen en voor het bedienen van de diverse functies. Er zijn twee weergavemogelijkheden voor het Top Menu” scherm.
Klassieke menu
Snelkoppelingenmenu
p In deze handleiding wordt het Klassieke
menu als het Top Menu” aangeduid.
3 Navigatiemenuscherm
U kunt uw bestemming in dit menu zoeken. Ook kunt u via dit menu de ingestelde route controleren of annuleren. Bovendien zijn er andere handige functies voor de ondersteuning van uw navigatie.
4 Menu-instellingenscherm
Toegang tot het scherm voor het aanpassen van de instellingen aan uw eigen voorkeuren.
5 Applicatiemenuscherm
U kunt toepassingen starten die naar een SD­geheugenkaart zijn gedownload via het hulp­programma navgate FEEDS.
Snelkoppelingenmenu
Door uw favoriete menu-items in snelkoppelin­gen te registreren kunt u snel naar een geregi­streerd menuscherm springen door even op het Snelkoppelingenmenu scherm te tippen.
Een snelkoppeling selecteren
p In totaal kunnen er 8 menu-items in snel-
koppelingen worden geregistreerd.
1 Tip op het kaartscherm [Menu] aan. Het “Top Menuscherm verschijnt.
2 Tip [Verkort] aan.
p Wanneer u het navigatiesysteem de eerste
maal gebruikt of als er geen items als snel­koppelingen zijn ingesteld, verschijnt er een bericht. Tip [Ja] aan om te beginnen met de selectie van de snelkoppelingen.
3 Tip [Bewerk] aan.
Gebruik van de navigatiemenuschermen
15
Nl
Hoofdstuk
03
Gebruik van de navigatiemenuschermen
4 Tip het tabblad aan de rechterrand aan of verschuif de balk om het pictogram weer te geven dat u als snelkoppeling wilt instellen.
Schuifbalk
5 Tip het pictogram aan dat u aan de snelkoppelingen wilt toevoegen en houd het vast.
6 Verplaats het pictogram naar de linker­kant van het scherm en laat het los.
Het geselecteerde pictogram is aan de snel­koppelingen toegevoegd.
Bediening van het menuschermen (bijv. Navigatiemenu)
1
3
2
1 Schermtitel 2
Er wordt teruggekeerd naar het vorige scherm.
3
Hiermee toont u de volgende of de vorige pa­gina.
Bedieningslijstschermen (bijv. stedenlijst)
145
7 Om de selectie te voltooien, tipt u [Slui­ten] aan.
Een snelkoppeling annuleren
1 Tip het pictogram aan dat u van de snelkoppelingen wilt verwijderen en houd het vast.
2 Verplaats het pictogram naar de rech­terkant van het scherm en laat het los.
3 Om de selectie te voltooien, tipt u [Slui­ten] aan.
16
Nl
2
3
1 Schermtitel 2
Door de of op de schuifbalk aan te tippen, schuift u door de lijst en kunt u de resterende items zien.
3
Er wordt teruggekeerd naar het vorige scherm.
4 Items in de lijst
Bij het aantippen van een item in de lijst kunt u de opties beperken en doorgaan naar de vol­gende bedieningsstap.
Gebruik van de navigatiemenuschermen
Hoofdstuk
03
5
Als niet alle tekens in het daarvoor bestemde venster passen, kunt u de toets rechts van het item aanraken om de rest te kunnen zien.
Gebruik van het toetsenbord op het scherm
1
2
3
4
1 Tekstvakje
Toont de tekens die zijn ingevoerd. Als er geen tekst in het vakje is, wordt er informatieve tekst getoond.
2 Toetsenbord
Tip de toetsen aan om de letters en cijfers in te voeren.
3
Er wordt teruggekeerd naar het vorige scherm.
4 0-9, Symb., Overige
U kunt andere tekens dan letters van het alfa­bet invoeren. U kunt tekst invoeren met mar­keringen zoals [&], of cijfers. Tip aan om heen en weer te schakelen tussen de mogelijkheden.
p Wanneer u een van deze soort tekens
gebruikt: A, Ä, Å, Æ, zal het weer-
gegeven resultaat hetzelfde zijn.
5 OK
Hiermee bevestigt u de invoer en gaat u door naar de volgende stap.
6
Eén voor één wissen van de ingevoerde te­kens, te beginnen bij het einde van de tekst. Door te blijven drukken, wordt alle tekst ge­wist.
p U kunt het type toetsenbord selecteren dat
u wilt gebruiken voor het invoeren van let­ters.
= Zie De lay-out van het toetsenbord aan-
passen op bladzijde 61 voor details.
p Wanneer u het cyrillisch toetsenbord selec-
teert, kunt u
aantippen om de reste-
rende tekens te zien.
6
5
Gebruik van de navigatiemenuschermen
17
Nl
Hoofdstuk
04
Het gebruik van de kaart
De meeste informatie die door uw navigatiesysteem wordt gegeven, kan op de kaart worden gezien. U moet vertrouwd raken met de manier waarop de informatie op de kaart wordt getoond.
Het kaartscherm aflezen
Dit voorbeeld toont een 2D kaartscherm.
1
2
3
4
5 76 8
p De informatie met een sterretje (*) wordt al-
leen weergegeven wanneer de route be­paald is.
p Afhankelijk van de voorwaarden en basisin-
stellingen worden bepaalde onderdelen niet weergegeven.
1 De naam van de te gebruiken straat (of
het volgende begeleidingspunt)*
Door dit item aan te tippen kunt u de volgende begeleidingsinformatie opnieuw beluisteren.
2 Volgende rijrichting*
Wanneer u een begeleidingspunt nadert, wordt dit in groen weergegeven. Door dit item aan te tippen kunt u volgende begeleidingsin­formatie opnieuw beluisteren.
3 Afstand tot het begeleidingspunt*
Toont de afstand tot het volgende begelei­dingspunt.
4 Eco-meter
Deze meter toont een grafiek waarin het vroe­gere gemiddelde brandstofverbruik wordt ver­geleken met het gemiddelde
d
c
b
a
9
brandstofverbruik sinds het navigatiesysteem het laatst werd opgestart. Tip dit item aan om het Eco-grafiekscherm weer te geven.
= Zie De Eco-grafiekweergeven op blad-
zijde 24 voor details.
5 Kaartbesturing
Door raaktoetsen voor het veranderen van de schaal en de oriëntatie van de kaart.
6 Straatnaam (of naam van de stad) waar
uw voertuig langs of door rijdt
aan te tippen verschijnen er aan-
= Zie De weergave van de huidige straat-
naam instellen op bladzijde 66 voor de-
tails.
7 Huidige positie
Toont de positie van uw voertuig. De punt van het driehoeksteken geeft aan in welke richting u rijdt en het teken beweegt automatisch met het rijden mee.
p De punt van het driehoeksteken is de
juiste huidige positie.
18
Nl
Het gebruik van de kaart
Hoofdstuk
04
8 Menu toets
Tip [Menu] op het kaartscherm aan om het Top Menu” scherm weer te geven.
= Voor details omtrent de bediening ver-
wijzen wij u naar Overzicht van de scher-
men op bladzijde 14.
9 Indicator voor de oriëntatie van de kaart
! Wanneer Noorden bovenis geselec-
teerd, wordt
aangegeven.
! Wanneer In de rijrichtingis geselec-
teerd, wordt
aangegeven.
p De rode pijl geeft het noorden aan.
= Zie Omschakelen van de oriëntatie
van de kaart op bladzijde 21 voor de-
tails.
a Richtingslijn*
De richting van uw bestemming (of het vol­gende tussenpunt, of de cursor) wordt aange­geven met een rechte lijn.
b Huidige route*
De route die nu is ingesteld wordt in kleur op de kaart aangegeven. Als er een tussenpunt op de route is ingesteld, wordt de route na dit tussenpunt in een andere kleur aangegeven.
c Multi-informatievenster
Tip [Multi-informatievenster] enkele malen aan om tussen de weergave-informatie om te schakelen.
! Afstand tot de bestemming (of af-
stand tot het tussenpunt)*
! Geschatte aankomsttijd op uw be-
stemming of tussenpunt*
De geschatte aankomsttijd is een ideale
waarde berekend aan de hand van de
waarde ingesteld voor Gem. snelheid
en de werkelijke rijsnelheid. De ge-
schatte aankomsttijd is enkel een refe-
rentiewaarde en biedt geen garantie van
aankomst op dat tijdstip.
! Reistijd naar uw bestemming of tus-
senpunt*
d Huidige tijd
Betekenis van de begeleidingsvlaggen
Bestemming
De geblokte vlag geeft uw bestem­ming aan.
Tussenpunt
De blauwe vlaggen tonen uw tus­senpunten.
Begeleidingspunt
Het volgende begeleidingspunt (volgende afslagpunt, enz.) wordt aangegeven door een gele vlag.
Audio-informatiebalk
Als de bron wordt veranderd of het volume wordt aangepast terwijl het navigatiesysteems­cherm wordt weergegeven, verschijnt de bron­informatie onderaan op het scherm.
Vergrote kaart van de kruising
Wanneer Close Upop het Kaartscherm is ingesteld op Aan, zal er een uitvergroting van de kaart van de kruising verschijnen.
= Zie De automatische zoomweergave instel-
len op bladzijde 64 voor details.
Het gebruik van de kaart
19
Nl
Hoofdstuk
04
Het gebruik van de kaart
Weergave tijdens het rijden op een snelweg
Bij bepaalde plekken op de snelweg is infor­matie over de rijstroken beschikbaar, waarbij wordt aangegeven welke rijstrook u het beste kunt volgen om de aanwijzingen van de bege­leiding gemakkelijker op te volgen.
1
Wanneer u op de snelweg rijdt, kunnen num­mers van afritten en verkeersborden worden weergegeven wanneer u zich in de buurt van knooppunten en afritten bevindt.
23
1 Informatie over rijstroken 2 Informatie over snelwegafritten
Geeft de afrit van de snelheid aan.
3 Borden van de snelweg
Deze geven het wegnummer aan en geven in­formatie over de richting.
p Als deze gegevens niet voorhanden zijn in
het ingebouwde geheugen, is deze infor­matie niet beschikbaar, ook al ziet u de be­treffende aanduidingen op of aan de weg.
Typen wegen die in de kaartdatabase zijn opgeslagen
Wegen die in de routebegeleiding zijn opgenomen
Bocht per bocht routes bevatten volledige ge­gevens over de attributen en kunnen gebruikt worden voor een alomvattende routebegelei­ding. Pioneer Navigation geeft de volledige routebeschrijving weer, inclusief de bocht-per­bocht stembegeleiding en pijlpictogrammen.
Wegen zonder bocht-per-bocht instructies
Bruikbare wegen (de weergegeven route en paars weergegeven wegen) bevatten slechts basisgegevens en kunnen uitsluitend gebruikt worden om een navigatieroute uit te stippelen. Pioneer Navigation geeft uitsluitend een bruik­bare route weer op de kaart (enkel de aan­komstbegeleiding voor de bestemming of een tussenpunt is beschikbaar). Let langs de ge­markeerde route goed op alle lokale verkeers­regels en volg ze op. (Voor uw eigen veiligheid.) Op deze wegen worden geen bocht-per-bocht richtingaanwijzingen weergegeven.
Wegen waarover geen route kan worden uitgezet (wegen met roze kleur)
Deze wegen kunnen op de kaart worden weer­gegeven maar kunnen niet worden gebruikt voor een routeberekening. Let langs dergelijke routes goed op alle lokale verkeersregels en volg ze op. (Voor uw eigen veiligheid.)
Bediening op het kaartscherm
De schaal van de kaart wijzigen
U kunt de schaal van de kaart instellen tussen 25 meter en 2 000 kilometer (25 yard en 1 000 mijl).
20
1 Geef het kaartscherm weer.
Nl
Het gebruik van de kaart
Hoofdstuk
04
2 Tip op het kaartscherm aan.
en en de instellingen voor de
schaal van de kaart verschijnen.
3 Tip
of aan om de schaal van
de kaart te wijzigen.
p Als u de functie een paar seconden niet ge-
bruikt, wordt automatisch teruggekeerd naar het oorspronkelijke kaartscherm.
Omschakelen van de oriëntatie van de kaart
U kunt de richting waarin uw voertuig op de kaart wijst instellen op In de rijrichtingof Noorden boven. ! In de rijrichting:
De kaart geeft de richting van het voertuig altijd zo weer dat het voertuig zich naar de bovenkant van het scherm beweegt.
! Noorden boven:
De kaart toont het noorden altijd bovenaan het scherm.
p De oriëntatie van de kaart is vast ingesteld
op Noorden bovenwanneer de schaal van de kaart 50 kilometer (25 mijl) of meer is.
p De oriëntatie van de kaart is vast ingesteld
op In de rijrichtingwanneer het 3D kaart­scherm wordt weergegeven.
1 Geef het kaartscherm weer.
2 Tip
of verschijnt.
p Wanneer Noorden bovenis geselecteerd,
op het kaartscherm aan.
worden getoond.
zal
p Wanneer In de rijrichtingis geselecteerd,
zal
worden getoond.
3 Tip of aan om de richting van uw voertuig op de kaart te veranderen.
Elke keer dat u de toets aantipt, verandert de instelling.
p Als u de functie een paar seconden niet ge-
bruikt, wordt automatisch teruggekeerd naar het oorspronkelijke kaartscherm.
Het 2D of 3D kaartscherm kiezen
2D kaartscherm
3D kaartscherm
1 Geef het kaartscherm weer.
2 Tip
of verschijnt.
p Wanneer het 2D kaartscherm is geselec-
p Wanneer het 3D kaartscherm is geselec-
op het kaartscherm aan.
teerd, wordt
teerd, wordt
aangegeven.
aangegeven.
Het gebruik van de kaart
21
Nl
Hoofdstuk
04
Het gebruik van de kaart
3 Tip of aan.
Elke keer dat u de toets aantipt, verandert de instelling.
p Als u de functie een paar seconden niet ge-
bruikt, wordt automatisch teruggekeerd naar het oorspronkelijke kaartscherm.
De kaart naar de plaats verschuiven die u wilt zien
1 Geef het kaartscherm weer.
2 Tip de kaart aan en sleep deze in de ge­wenste richting om hem te verschuiven.
12
De Eco-grafiekweergeven
Eco-grafiektoont het resultaat van een ver­gelijking van het gemiddelde brandstofver­bruik in het verleden en het huidige gemiddelde brandstofverbruik.
1 Geef het kaartscherm weer.
2 Tip
Het “Eco-grafiekscherm verschijnt.
p Tip aan om van het Eco-grafiek
scherm naar het kaartscherm te gaan.
= Zie De Eco-grafiekweergeven op blad-
zijde 24 voor details.
op het kaartscherm aan.
1 Afstand vanaf de huidige locatie 2 Cursor
Wanneer de cursor op de gewenste plaats wordt gezet, verschijnt er een kort informatief overzicht onderaan op het scherm over de plaats die wordt weergegeven, met de straat­naam en andere informatie voor de betref­fende locatie. (De getoonde informatie hangt af van de plaats.)
p De grootte van de schuifstappen hangt af
van de sleepafstand.
# Tip De kaart keert terug naar de huidige positie.
aan.
Informatie over een opgegeven locatie bekijken
Een pictogram verschijnt op geregistreerde plaatsen (thuisbasis, specifieke plaatsen, plaatsen die voorkomen in het Favorieten)en op plaatsen waar een POI-pictogram is of waar verkeersinformatie over is. Plaats de scroll-cursor op het pictogram om de gedetail­leerde informatie te bekijken.
1 Verschuif de kaart en beweeg de scroll­cursor naar het pictogram dat u wilt bekij­ken.
22
Nl
Het gebruik van de kaart
2 Tip aan.
Het “Informatielijstscherm verschijnt.
3 Tip het item aan waarvan u de gede­tailleerde informatie wilt zien.
Er verschijnt informatie over een bepaalde lo­catie.
Hoofdstuk
04
Het gebruik van de kaart
De informatie varieert al naar gelang de loca­tie. (Het is mogelijk dat er geen informatie is over de betreffende locatie.)
= Zie Instellen van de weergave van het “Fa-
vorietenpictogram op bladzijde 65 voor
details.
= Zie POIs op de kaart weergeven op bladzijde
62 voor details.
= Zie De verkeersinformatie op de kaart aflezen
op bladzijde 51 voor details.
23
Nl
Hoofdstuk
05
Eco-rijden functie
Dit navigatiesysteem is uitgerust met een eco­rijden functie die gebruikt kan worden om te controleren of u op een milieuvriendelijke wijze rijdt. Deze functie wordt in dit hoofdstuk beschre­ven.
! Het berekende brandstofverbruik is geba-
seerd op een theoretische waarde die be­paald is aan de hand van de rijsnelheid en de positie-informatie van het navigatiesys­teem. Het weergegeven brandstofverbruik is enkel een referentiewaarde en er is geen garantie dat dit brandstofverbruik ook wer­kelijk wordt verkregen.
! De eco-rijden functies geven een schatting
van de verhouding tussen het werkelijke brandstofverbruik en het gemiddelde brandstofverbruik en de waarde mag daar­om niet beschouwd worden als een feitelij­ke waarde.
! De eco-rijden functies en berekeningen
houden rekening met de locatie van de GPS-positie en de snelheid van het voertuig bij het bepalen van een waarde.
De Eco-grafiekweergeven
Deze functie schat het brandstofverbruik bij benadering op basis van uw manier van rijden en vergelijkt dit brandstofverbruik met uw ge­middelde brandstofverbruik in het verleden, waarna de resultaten in een grafiek worden getoond.
1 Tip [Menu] op het kaartscherm aan en tip daarna [Navigatie] aan.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Overzicht van de schermen op bladzijde 14.
2 Tip [Eco-grafiek] aan.
p U kunt ook op het kaartscherm aan-
tippen om de Eco-grafiekweer te geven.
Het scherm aflezen
2
1
5
1 Vergelijkingsgrafiek voor het gemiddelde
brandstofverbruik
Deze grafiek toont een vergelijking van het ge­middelde brandstofverbruik tot aan het punt dat het navigatiesysteem de laatste keer werd gestopt (gemiddelde brandstofverbruik in het verleden) en het huidige gemiddelde brand­stofverbruik. Het display wordt elke 3 secon­den bijgewerkt. Hoe meer de waarde in de richting van + verschuift, hoe beter het brand­stofverbruik is. Er zijn drie verschillende grafiekbalken.
! Totaal
Vergelijking van het gemiddelde brand­stofverbruik in het verleden met het ge­middelde brandstofverbruik vanaf de locatie waar het navigatiesysteem het laatst werd gestart tot aan de huidige rij­positie.
!
: Normale weg
3 4
24
Nl
Eco-rijden functie
Hoofdstuk
05
Vergelijking van het gemiddelde brand-
stofverbruik in het verleden met het ge-
middelde brandstofverbruik voor de
laatste 90 seconden, terwijl het voertuig
op een normale weg rijdt.
!
: Snelweg Vergelijking van het gemiddelde brand­stofverbruik in het verleden met het ge­middelde brandstofverbruik voor de laatste 90 seconden, terwijl het voertuig op een snelweg rijdt.
2 Eco-score
Het resultaat van de vergelijking van uw ge­middelde brandstofverbruik in het verleden en het huidige gemiddelde brandstofverbruik ver­schijnt als een waarde van 0.0 Pts (punten) tot 10.0 Pts. Hoe hoger de waarde, hoe beter uw brandstofverbruik in vergelijking met het rijden met routebegeleiding in het verleden. De Eco-scorewordt elke 5 minuten bijge­werkt.
p Dit wordt niet weergegeven wanneer
Eco-scoreop Uitis ingesteld of wan­neer er geen route is ingesteld.
3 Beste score
Toont de beste score tot nu toe.
p Dit wordt niet weergegeven wanneer
Eco-scoreop Uitis ingesteld of wan­neer er geen route is ingesteld.
4 Eco-meter
De groene meter geeft de huidige score aan en de grijze meter toont de tot nu toe beste score.
p Dit wordt niet weergegeven wanneer
Eco-scoreop Uitis ingesteld of wan­neer er geen route is ingesteld.
5 Dierenpictogrammen
Het aantal dierenpictogrammen vermeerdert of vermindert overeenkomstig de waarde van de Eco-score.
p Als u de Eco-grafiekfunctie probeert te
gebruiken meteen nadat u het navigatiesys­teem de eerste maal hebt ingeschakeld, kan er
worden weergegeven en is de
functie mogelijk niet beschikbaar.
= Zie Verhelpen van storingen op bladzijde
74 voor details (Symptoom: Eco-gra- fiekis niet beschikbaar.).
p De display-instellingen kunnen worden ver-
anderd.
= Zie De instelling voor de eco-functie wijzi-
gen op de volgende bladzijde voor
details.
Eco-rijden functie
Het niveau voor de eco­rijstijl weergeven
Dit navigatiesysteem is uitgerust met een Niv.eco-rijstijlfunctie die schat hoe milieu­vriendelijk u hebt gereden. De punten van Niv.eco-rijstijl” veranderen overeenkomstig de Eco-scorewanneer het voertuig de bestemming bereikt. Wanneer een bepaald aantal punten is bereikt, gaat het ni­veau omhoog en verschijnt er een bericht.
1
1 Boompictogram
Naarmate het niveau hoger wordt, verandert het boompictogram van een jonge boom naar een grote boom.
p Dit wordt niet weergegeven wanneer “Niv.
eco-rijstijlop Uitis ingesteld.
= Zie De instelling voor de eco-functie wijzigen
op de volgende bladzijde voor details.
25
Nl
Hoofdstuk
05
Eco-rijden functie
Attentiemelding bij zeer snelle start
Als de snelheid van het voertuig meer dan 41 km/uur (25,5 mijl/uur) bedraagt binnen 5 se­conden na het wegrijden, verschijnt er een be­richt en is er een waarschuwingstoon.
= Zie De instelling voor de eco-functie wijzigen
op deze bladzijde voor details.
De instelling voor de eco­functie wijzigen
U kunt de instelling voor de eco-functie wijzi­gen.
1 Tip [Menu] op het kaartscherm aan en tip daarna [Navigatie] aan.
= Voor details omtrent de bediening verwijzen
wij u naar Overzicht van de schermen op bladzijde 14.
2 Tip [Eco-grafiek] aan.
3 Tip [Instell.] aan.
Het “Eco-instellingenscherm verschijnt.
4 Tip de gewenste optie aan.
Eco-score
! Aan (standaardinstelling):
Eco-scorewordt weergegeven.
! Uit:
Eco-scoreis verborgen.
= Zie De Eco-grafiekweergeven op blad-
zijde 24 voor details.
Niv.eco-rijstijl
! Aan (standaardinstelling):
Wanneer u op uw bestemming arriveert, verschijnt er een melding en is er een piep­toon als de Niv.eco-rijstijlwaarde hoger of lager is geworden.
! Uit:
Er is geen melding en ook geen pieptoon wanneer het voertuig de bestemming be­reikt.
= Zie Het niveau voor de eco-rijstijl weergeven
op de vorige bladzijde voor details.
Waarschuwing Snelle start
! Aan:
Er is een melding en een pieptoon bij een snelle start van het voertuig.
! Uit (standaardinstelling):
Er is geen melding en geen pieptoon bij een snelle start van het voertuig.
26
Nl
Eco-rijden functie
Wissen geg.
De gegevens voor het brandstofverbruik wor­den gewist.
5 Tip [OK] aan.
Hiermee zijn de instellingen voltooid.
Hoofdstuk
05
Eco-rijden functie
27
Nl
Loading...
+ 61 hidden pages