HP LaserJet 4345 User's Guide [nl]

HP LaserJet 4345mfp serie
Gebruikershandleiding
Copyright en licentie
© 2004 Copyright Hewlett-Packard Development Company, L.P.
Verveelvoudiging, bewerking en vertaling zonder voorafgaande schriftelijke toestemming zijn verboden, behalve zoals toegestaan door het auteursrecht.
De informatie in dit document kan zonder vooraankondiging worden gewijzigd.
De enige garantie voor producten en services van HP wordt uiteengezet in de garantieverklaring die bij dergelijke producten en services wordt geleverd. Niets in deze verklaring mag worden opgevat als een aanvullende garantie. HP is niet aansprakelijk voor technische of redactionele fouten of weglatingen in deze verklaring.
Onderdeelnummer Q3942-90956
Eerste editie, 11/2004
Handelsmerken
®
, Acrobat® en PostScript® zijn
Adobe handelsmerken van Adobe Systems Incorporated.
®
Corel
is een handelsmerk of een gedeponeerd handelsmerk van Corel Corporation of Corel Corporation Limited.
Linux is een in de Verenigde Staten gedeponeerd handelsmerk van Linus Torvalds.
Microsoft
®
, Windows® en Windows NT® zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
®
UNIX
is een gedeponeerd handelsmerk
van The Open Group.
®
ENERGY STAR
®
logo
zijn in de Verenigde Staten
en het ENERGY STAR-
gedeponeerde handelsmerken van het Environmental Protection Agency (bureau voor milieubescherming van de overheid van de VS).
HP Klantenondersteuning
Online services
24 uur per dag bereikbaar via een modem- of internetverbinding
World Wide Web: bijgewerkte HP-printersoftware, productinformatie en ondersteunende informatie, en printerdrivers in diverse talen kunt u vinden op http://www.hp.com/support/
lj4345mfp. (De website is Engelstalig.)
Hulpprogramma's bij het online oplossen van problemen
HP Instant Support Professional Edition (ISPE) is een serie op het web gebaseerde hulpprogramma's voor het oplossen van problemen bij desktopcomputers en afdrukapparatuur. Met ISPE kunt u snel problemen met computerapparatuur en afdrukproblemen identificeren, diagnosticeren en oplossen. De ISPE-hulpprogramma's zijn beschikbaar op http://instantsupport.hp.com.
Telefonische ondersteuning
Hewlett-Packard Company biedt gedurende de garantieperiode gratis telefonische ondersteuning. Als u belt, wordt u doorverbonden met een team van medewerkers die klaar staan om u te helpen. Raadpleeg de brochure in de productverpakking voor het telefoonnummer voor uw land/regio. U kunt ook terecht op http://www.hp.com/support/
callcenters. Zorg dat u de volgende gegevens bij de hand hebt als u HP belt: de
productnaam en het serienummer, de aankoopdatum en een beschrijving van het probleem.
U kunt voor ondersteuning ook terecht op http://www.hp.com. Klik in op het vak Support &
Drivers.
Softwarehulpprogramma's, drivers en elektronische informatie
Ga naar http://www.hp.com/go/lj4345mfp_software. (De website is Engelstalig, maar u kunt de printerdrivers in verschillende talen downloaden.)
Zie de brochure die bij uw printer is geleverd voor telefonische informatie.
Rechtstreeks bestellen van accessoires of benodigdheden van HP
Bestel benodigdheden via de volgende websites:
Verenigde Staten: http://www.hp.com/sbso/product/supplies
Canada: http://www.hp.ca/catalog/supplies
Europa: http://www.hp.com/go/supplies
Azië/Oceanië: http://www.hp.com/paper/
Accessoires kunt u bestellen via http://www.hp.com/support/lj4345mfp. Zie
accessoires en benodigdheden bestellen voor meer informatie.
Bel de volgende telefoonnummers voor het telefonisch bestellen van benodigdheden en accessoires:
Bedrijven in de Verenigde Staten: 800-282-6672
Midden- en kleinbedrijf in de Verenigde Staten: 800-888-9909
Onderdelen,
Thuis en thuiszakelijk in de Verenigde staten: 800-752-0900
Canada: 800-387-3154
Zie de brochure die bij de printer is geleverd voor de telefoonnummers van de overige landen/regio's.
HP service-informatie
NLWW iii
Bel +1 (0) 800-243-9816 (Verenigde Staten) of +1 (0) 800-387-3867 (Canada) voor erkende HP-dealers in de Verenigde Staten of Canada. Of ga naar http://www.hp.com/go/
cposupportguide.
Neem voor service voor uw HP-product in de overige landen/regio's contact op met de afdeling klantenondersteuning van uw land/regio. Zie de brochure die bij uw printer is geleverd.
Serviceovereenkomsten van HP
Bel: +1 (0) 800-HPINVENT [+1 (0) 800-474-6836 (Verenigde Staten)] of +1 (0) 800-268-1221 (Canada).
Service buiten de garantieperiode: 800-633-3600.
Uitgebreide service: Bel: +1 (0) 800-HPINVENT [+1 (0) 800-474-6836 (Verenigde Staten)] of +1 (0) 800-268-1221 (Canada). Of ga naar de website HP Care Pack Services op
http://www.hpexpress-services.com.
HP Werkset
Gebruik de software van HP Werkset om de printerstatus te controleren en informatie met betrekking tot oplossingen van problemen en online documentatie te bekijken. U kunt HP Werkset weergeven als de printer rechtstreeks op de computer is aangesloten of als deze op een netwerk is aangesloten. Om HP Werkset te kunnen gebruiken, moet u alle softwareonderdelen geïnstalleerd hebben. Zie
HP Werkset gebruiken.
HP-ondersteuning en -informatie voor Macintosh-computers
Bezoek http://www.hp.com/go/macosx voor Mac OS X-ondersteuningsinformatie en HP- abonnementsservice voor driverupdates.
Bezoek http://www.hp.com/go/mac-connect voor producten die specifiek zijn ontworpen voor de Macintosh-gebruiker.
iv NLWW
Inhoudsopgave
1 MFP-basiskenmerken
Configuraties van de HP LaserJet 4345 MFP ..........................................................................2
HP LaserJet 4345 MFP (Q3942A-basismodel) ..................................................................2
HP LaserJet 4345x MFP (Q3943A) ....................................................................................2
HP LaserJet 4345xs MFP (Q3944A) ..................................................................................3
HP LaserJet 4345xm MFP (Q3945A) .................................................................................3
Functies en voordelen van de printer ........................................................................................4
Functies ..............................................................................................................................4
Snelheid en doorvoer .........................................................................................................4
Resolutie .............................................................................................................................4
Geheugen ...........................................................................................................................4
Gebruikersinterface ............................................................................................................5
Taal en lettertypen ..............................................................................................................5
Kopiëren en verzenden ......................................................................................................5
Printcartridge ......................................................................................................................5
Papierverwerking ................................................................................................................6
Interfacemogelijkheden ......................................................................................................6
Omgevingskenmerken ........................................................................................................7
Beveiligingsfuncties ............................................................................................................7
Minimale systeemvereisten ................................................................................................7
MFP-onderdelen en -accessoires .............................................................................................8
Accessoires en benodigdheden .........................................................................................9
Interfacepoorten ................................................................................................................10
MFP verplaatsen ...............................................................................................................10
Optionele accessoires vergrendelen en ontgrendelen .....................................................11
Software ..................................................................................................................................12
Besturingssystemen en onderdelen van MFP .................................................................12
Printerdrivers ....................................................................................................................13
HP Disk Management Utility .............................................................................................17
Software voor Macintosh-computers ................................................................................17
De systeemsoftware van de printer installeren ................................................................17
De software verwijderen ...................................................................................................23
Invoerladen vullen ...................................................................................................................24
Lade 1 vullen ....................................................................................................................24
Laden 2, 3, 4 en 5 vullen ..................................................................................................25
De laden configureren via het menu Papierverwerking ...................................................29
2 Het bedieningspaneel gebruiken
Indeling bedieningspaneel ......................................................................................................32
Kenmerken van bedieningspaneel ..........................................................................................33
Navigatie in het beginscherm ..................................................................................................34
Help-systeem ..........................................................................................................................35
'Wat is dit?'-help ................................................................................................................35
'Procedure tonen'-help ......................................................................................................35
Menustructuur .........................................................................................................................36
NLWW v
Taak ophalen, menu ...............................................................................................................37
Informatie, menu .....................................................................................................................38
Papierverwerking, menu .........................................................................................................39
Apparaat configureren, menu .................................................................................................42
Originelen, submenu ........................................................................................................42
Kopiëren, submenu ..........................................................................................................43
Verbetering, submenu ......................................................................................................44
Verzenden, submenu .......................................................................................................44
Submenu afdrukken .........................................................................................................46
PCL, submenu ..................................................................................................................49
Afdrukkwaliteit, submenu ..................................................................................................50
Systeeminstellingen, submenu .........................................................................................54
Instellingen voor kopiëren/versturen ................................................................................59
Submenu MBM-3 configuratie ..........................................................................................60
Nietmachine/stapelaar, submenu .....................................................................................60
I/O, submenu ....................................................................................................................61
EIO X Jetdirect, submenu .................................................................................................62
Geïntegreerde Jetdirect, submenu ...................................................................................62
Herstellen, submenu .........................................................................................................65
Fax, menu ...............................................................................................................................67
Diagnostiek, menu ..................................................................................................................68
Service, menu .........................................................................................................................71
3 Afdrukken
Afdrukmateriaal plaatsen ........................................................................................................74
Documenten afdrukken ...........................................................................................................7 6
Een document afdrukken ..................................................................................................76
De lade selecteren waaruit wordt afgedrukt ...........................................................................77
Ladevolgorde ....................................................................................................................77
Het gebruik van lade 1 aanpassen ...................................................................................77
Afdrukken op basis van type en formaat (laden vergrendelen) .......................................78
Afdrukmateriaal handmatig invoeren via lade 1 ...............................................................79
De juiste fusermodus selecteren .............................................................................................80
Uitvoerbak selecteren .............................................................................................................81
Uitvoerbakken van postbus met 3 uitvoerbakken ............................................................81
Een uitvoerbak selecteren ................................................................................................81
Uitvoer met de afdrukzijde omhoog of omlaag selecteren voor kopieertaken .................82
Afdrukken op enveloppen .......................................................................................................83
Enveloppen in lade 1 plaatsen .........................................................................................83
Afdrukken op speciaal afdrukmateriaal ...................................................................................85
Afdrukken op etiketten ......................................................................................................85
Afdrukken op transparanten .............................................................................................85
Afdrukken op papier met een briefhoofd, geperforeerd papier of voorbedrukt papier .....86
Afdrukken op papier met een speciale afwerking ............................................................87
Afdrukken op klein formaat, aangepast formaat of op zwaar papier ...............................88
Aangepaste papierformaten instellen ...............................................................................89
Afdrukken op beide zijden van het papier (optionele duplexeenheid) ....................................91
Richtlijnen voor dubbelzijdig afdrukken ............................................................................91
Afdrukstand voor dubbelzijdig afdrukken .........................................................................92
Pagina-indelingsopties voor dubbelzijdig afdrukken ........................................................92
Op beide zijden afdrukken met behulp van de optionele duplexeenheid ........................93
De kalibratie instellen ..............................................................................................................94
De kalibratie instellen .......................................................................................................94
Functies van de printerdriver gebruiken .................................................................................95
Snelinstellingen maken en gebruiken ...............................................................................95
vi NLWW
Watermerken maken en gebruiken ..................................................................................95
Formaat van documenten wijzigen ...................................................................................96
Een aangepast papierformaat instellen vanuit de printerdriver ........................................96
De eerste pagina van een afdruktaak op ander papier afdrukken ...................................97
Verschillende pagina's op één vel papier afdrukken ........................................................97
De nietopties instellen ......................................................................................................98
Uitvoer met de afdrukzijde omhoog of omlaag selecteren in de printerdriver ..................99
Functies voor het opslaan van taken gebruiken ...................................................................100
De functies voor taakopslag gebruiken ..........................................................................100
Privé-taken afdrukken .....................................................................................................100
Privé-taken verwijderen ..................................................................................................101
Een afdruktaak opslaan ..................................................................................................101
Een QuickCopy-taak maken ...........................................................................................102
Extra exemplaren afdrukken van QuickCopy-taken .......................................................103
Een QuickCopy-taak verwijderen ...................................................................................103
Taken lezen en vasthouden ...........................................................................................103
De rest van een vastgehouden taak afdrukken ..............................................................104
Vastgehouden taken verwijderen ...................................................................................104
4 Kopiëren
Navigeren in het kopieerscherm ...........................................................................................106
knop Annuleren ...............................................................................................................106
Knop OK .........................................................................................................................106
Basisinstructies voor het kopiëren ........................................................................................107
Kopiëren met de standaardinstellingen ..........................................................................107
Kopiëren met door de gebruiker gedefinieerde instellingen ...........................................107
Kopiëren met de scannerglasplaat .................................................................................109
Kopiëren met de ADF .....................................................................................................109
Taakmodus gebruiken ....................................................................................................110
Kopieerinstellingen aanpassen voor de huidige taak ...........................................................111
Het contrast van de kopie aanpassen ............................................................................111
Kopieën verkleinen of vergroten .....................................................................................111
Verwijdering van achtergrond .........................................................................................111
Scherpte .........................................................................................................................111
Contrast ..........................................................................................................................112
Originelen van verschillend formaat kopiëren .......................................................................113
Een opgeslagen kopieertaak maken ....................................................................................113
5 Scannen en verzenden naar een e-mailadres
Wat is SMTP? .......................................................................................................................116
Wat is LDAP? ........................................................................................................................116
E-mailconfiguratie .................................................................................................................117
Automatische e-mailconfiguratie ....................................................................................117
Handmatige e-mailconfiguratie .......................................................................................117
Gateways zoeken met behulp van een e-mailprogramma .............................................118
Navigatie in het e-mailscherm ...............................................................................................119
Help-knop .......................................................................................................................119
Het veld Van: ..................................................................................................................119
De velden Aan:, CC: en BCC: ........................................................................................119
De knop Alles wissen ..................................................................................................120
Basisopties voor e-mail .........................................................................................................121
Documenten laden .........................................................................................................121
NLWW vii
Documenten verzenden .................................................................................................121
Het adresboek gebruiken ......................................................................................................123
Een ontvangerslijst maken .............................................................................................123
Het lokale adresboek gebruiken .....................................................................................123
Aanvullende e-mailfuncties ...................................................................................................125
Secundaire e-mail ...........................................................................................................125
Verzenden naar map ......................................................................................................125
Verzenden naar workflow ...............................................................................................125
6 Faxen
Analoge fax ...........................................................................................................................128
Het faxaccessoire installeren .........................................................................................128
Het faxaccessoire op een telefoonlijn aansluiten ...........................................................130
De faxfuncties configureren en gebruiken ......................................................................131
Digitaal faxen ........................................................................................................................132
7 Optionele uitvoer- en invoerapparaten
Postbus met 3 bakken ...........................................................................................................134
Postbusmodus ................................................................................................................134
Stapelaarmodus .............................................................................................................134
Functiescheidingsmodus ................................................................................................134
De postbus met drie bakken gebruiken ..........................................................................134
Nietmachine/stapelaar ..........................................................................................................137
De printerdriver zo configureren dat de optionele nietmachine/stapelaar wordt
herkend ........................................................................................................................137
Zo selecteert u de nietmachine in de software (Windows): ...........................................137
Zo selecteert u de nietmachine in de software (Mac): ...................................................137
De nietmachine vanaf het bedieningspaneel selecteren voor afgedrukte taken ...........138
De nietmachine in de printerdriver selecteren voor afgedrukte taken (Windows) .........138
De nietmachine in de printerdriver selecteren voor afgedrukte taken (Mac) .................138
De nietmachine vanaf het bedieningspaneel instellen voor alle kopieertaken ..............139
De nietmachine vanaf het bedieningspaneel instellen voor één kopieertaak ................139
De MFP configureren om te stoppen of door te gaan als de nietcassette leeg is .........139
Nietcassette vullen .........................................................................................................139
Invoereenheden voor 500 vel en de printerkast/-standaard .................................................142
Envelopinvoer .......................................................................................................................143
De optionele envelopinvoer installeren ..........................................................................143
De optionele envelopinvoer verwijderen ........................................................................144
Enveloppen in de optionele envelopinvoer laden ...........................................................144
Problemen met de uitvoer- en invoeraccessoires oplossen .................................................147
8 Beveiligingsfuncties
De geïntegreerde webserver beveiligen ...............................................................................150
De geïntegreerde webserver beveiligen ........................................................................150
Foreign Interface Harness (FIH) ...........................................................................................151
Vereisten .........................................................................................................................151
Het FIH gebruiken ..........................................................................................................151
Schijf beveiligd wissen ..........................................................................................................153
Gegevens waarop dit van toepassing is ........................................................................153
Toegang tot Schijf beveiligd wissen ...............................................................................153
Aanvullende informatie ...................................................................................................154
Taakopslagfuncties ...............................................................................................................155
DSS-verificatie (Digital Sending Software) ...........................................................................156
De menu's van het bedieningspaneel vergrendelen .............................................................157
viii NLWW
De menu's van het bedieningspaneel vergrendelen ......................................................157
De formatteereenheidsbak vergrendelen .............................................................................158
9 Beheer en onderhoud van de MFP
De geïntegreerde webserver gebruiken ...............................................................................160
De geïntegreerde webserver openen .............................................................................160
Tabblad Informatie ..........................................................................................................161
Tabblad Instellingen .......................................................................................................161
Het tabblad Digitaal verzenden ......................................................................................162
Tabblad Netwerk ............................................................................................................163
Overige koppelingen .......................................................................................................163
HP Werkset gebruiken ..........................................................................................................164
Ondersteunde besturingssystemen ................................................................................164
Ondersteunde browsers .................................................................................................164
Zo geeft u HP Werkset weer: .........................................................................................165
Het tabblad Status ..........................................................................................................165
Het tabblad Waarschuwingen ........................................................................................165
Het venster Apparaatinstellingen ...................................................................................166
Werkset-koppelingen ......................................................................................................166
Overige koppelingen .......................................................................................................167
HP Web Jetadmin-software gebruiken .................................................................................168
Een IP-adres configureren en controleren ............................................................................169
Toewijzing via TCP/IP ....................................................................................................169
De TCP/IP-configuratie controleren ...............................................................................169
Een IP-adres wijzigen .....................................................................................................169
Klok instellen .........................................................................................................................171
De datum en tijd instellen ...............................................................................................171
De wektijd instellen .........................................................................................................172
De sluimervertraging instellen ........................................................................................173
De MFP-configuratie controleren ..........................................................................................174
Een informatiepagina afdrukken .....................................................................................174
Menustructuur .................................................................................................................174
Configuratiepagina .........................................................................................................174
HP Jetdirect -pagina .......................................................................................................176
Statuspagina benodigdheden .........................................................................................176
Gebruikspagina ...............................................................................................................177
PCL- of PS-lettertypenlijst ..............................................................................................178
Onderhoud van de printcartridge. .........................................................................................180
HP-printcartridges ...........................................................................................................180
Printcartridges van ander merk dan HP .........................................................................180
Echtheidscontrole van printcartridge ..............................................................................180
Opslag van printcartridge ...............................................................................................180
Verwachte levensduur van printcartridges .....................................................................180
Het niveau van benodigdheden controleren ..................................................................181
Inkt bijna op en Cartridge leeg .......................................................................................181
Een upgrade uitvoeren op de firmware .................................................................................183
Het huidige niveau van de firmware bepalen .................................................................183
De nieuwe firmware van de website van HP downloaden .............................................183
De nieuwe firmware overbrengen naar de MFP ............................................................183
Een upgrade uitvoeren op de HP Jetdirect-firmware .....................................................186
De MFP reinigen ...................................................................................................................188
De buitenkant van de MFP reinigen ...............................................................................188
Het aanraakscherm reinigen ..........................................................................................188
De scannerglasplaat reinigen .........................................................................................188
De fuser reinigen ............................................................................................................188
NLWW ix
Het automatische invoersysteem (ADF) reinigen ...........................................................189
De scanner kalibreren ...........................................................................................................193
Het kalibratiemodel afdrukken ........................................................................................193
Preventief onderhoud uitvoeren ............................................................................................194
Preventief onderhoud voor printer ..................................................................................194
De ADF-onderhoudskit ...................................................................................................195
10 Problemen oplossen
Algemene problemen oplossen ............................................................................................198
Controlelijst voor probleemoplossing .............................................................................198
MFP-problemen vaststellen ..................................................................................................200
Storingen verhelpen ..............................................................................................................202
Verhelpen van storingen bij de bovenklep en de gebieden rond de printcartridges ......203
Verhelpen van storingen in het optionele envelopinvoergebied ....................................205
Storingen rond lade 1 verhelpen ....................................................................................206
Storingen verhelpen rond lade 2, 3, 4 of 5. ....................................................................208
Verhelpen van storingen in de optionele duplexeenheid ...............................................209
Verhelpen van storingen in de uitvoergedeelten ............................................................211
Storingen in de fuser verhelpen .....................................................................................212
Storingen in de ADF verhelpen ......................................................................................215
Storingen in de nietmachine verhelpen ..........................................................................216
Herhaaldelijke storingen oplossen .................................................................................218
De papierbaantest gebruiken .........................................................................................219
Toelichting bij berichten op de MFP ......................................................................................220
Het Help-systeem van de MFP gebruiken .....................................................................220
Als een bericht blijft verschijnen .....................................................................................220
Berichten op het bedieningspaneel oplossen .......................................................................221
Accessoirelichtjes voor de postbus met drie bakken en de nietmachine/stapelaar .............235
Accessoirelichtjes ...........................................................................................................235
Accessoires of onderdelen van accessoires vervangen ................................................237
Lichtjes op de formatteereenheid ..........................................................................................238
HP Jetdirect-lampjes ......................................................................................................238
Hartslaglampje ................................................................................................................238
Faxlampje .......................................................................................................................239
Problemen met de afdrukkwaliteit en kopieerkwaliteit oplossen ..........................................240
Controlelijst voor de afdrukkwaliteit ................................................................................240
Voorbeelden van afdrukproblemen ................................................................................240
Lichte afdrukken (gedeelte van de pagina) ....................................................................242
Lichte afdrukken (hele pagina) .......................................................................................243
Vlekken ...........................................................................................................................243
Druppels .........................................................................................................................244
Strepen ...........................................................................................................................244
Grijze achtergrond ..........................................................................................................244
Tonervlekken ..................................................................................................................245
Losse toner .....................................................................................................................245
Terugkerende onregelmatigheden .................................................................................246
Herhaalde afbeelding .....................................................................................................247
Vervormde tekens ..........................................................................................................247
Scheve pagina ................................................................................................................247
Krul of bobbel ..................................................................................................................248
Kreukels of vouwen ........................................................................................................248
Verticale witte strepen ....................................................................................................249
Bandensporen ................................................................................................................249
Witte vlekken op zwarte achtergrond .............................................................................249
Lijnen met vegen ............................................................................................................250
x NLWW
Onduidelijke afdruk .........................................................................................................250
Willekeurige herhaling van afbeeldingen .......................................................................251
Lege pagina (ADF) .........................................................................................................251
Horizontale strepen (ADF) ..............................................................................................252
Scheve pagina (ADF) .....................................................................................................252
Verticale strepen (ADF) ..................................................................................................252
Verschoven afbeelding (ADF) ........................................................................................253
Onverwachte afbeelding (ADF) ......................................................................................253
Liniaal voor terugkerende onregelmatigheden ...............................................................254
E-mailproblemen oplossen ...................................................................................................255
Het adres van de SMTP-gateway controleren ...............................................................255
Het adres van de LDAP-gateway controleren ................................................................255
Problemen met de netwerkverbinding oplossen ...................................................................256
Algemene afdrukproblemen op het netwerk oplossen ...................................................256
Communicatie via het netwerk controleren ....................................................................256
Bijlage A Benodigdheden en accessoires
Onderdelen, accessoires en benodigdheden bestellen ........................................................260
Rechtstreeks bestellen bij HP ........................................................................................260
Bestellen via serviceleverancier of ondersteuningsdienst .............................................260
Rechtstreeks bestellen via de geïntegreerde webserver (voor printers die in een
netwerk zijn opgenomen) ............................................................................................260
Rechtstreeks bestellen via de HP Werkset (voor printers die rechtstreeks zijn
aangesloten op een computer) ...................................................................................261
Onderdeelnummers ..............................................................................................................262
Accessoires ....................................................................................................................262
Printcartridges .................................................................................................................262
Onderhoudskits ...............................................................................................................263
Geheugen .......................................................................................................................263
Kabels en interfaces .......................................................................................................264
Afdrukmateriaal ...............................................................................................................264
Bijlage B Service en ondersteuning
Beperkte garantieverklaring van Hewlett-Packard ...............................................................267
Beperkte garantieverklaring voor de printcartridge ...............................................................269
Informatie over service en ondersteuning .............................................................................270
Onderhoudscontracten van HP .............................................................................................270
Prioriteitsservice op locatie .............................................................................................270
Volgende werkdag ..........................................................................................................270
Installatie en vervanging van onderhoudskits ................................................................270
De MFP opnieuw inpakken ...................................................................................................271
De MFP opnieuw inpakken .............................................................................................271
Service-informatieformulier ...................................................................................................272
Bijlage C MFP-specificaties
Fysieke specificaties .............................................................................................................276
Stroomvoorzieningspecificaties ............................................................................................277
Akoestische specificaties ......................................................................................................278
Omgevingsspecificaties ........................................................................................................279
Afbeeldingsgrootte ................................................................................................................280
Scheefspecificaties ...............................................................................................................281
NLWW xi
Bijlage D Specificaties afdrukmateriaal
Specificaties voor afdrukmateriaal ........................................................................................283
Omgeving voor afdrukken en papieropslag ...................................................................283
Enveloppen .....................................................................................................................284
Etiketten ..........................................................................................................................286
Transparanten ................................................................................................................286
Ondersteunde soorten en formaten afdrukmateriaal ............................................................287
Bijlage E MFP-geheugen en uitbreiding
Overzicht geheugen ..............................................................................................................294
Geheugenvereisten bepalen .................................................................................................295
Geheugen installeren ............................................................................................................296
Geheugen-DIMM's installeren ........................................................................................296
Een flash-geheugenkaart installeren ..............................................................................298
Het station van de vaste schijf vervangen ......................................................................301
Geheugeninstallatie controleren ...........................................................................................304
Volg deze procedure om te controleren of geheugenapparaten juist zijn
geïnstalleerd ................................................................................................................304
Bronnen opslaan (permanente bronnen) ..............................................................................305
EIO-kaarten installeren .........................................................................................................306
EIO-kaarten installeren ...................................................................................................306
Bijlage F Informatie over wettelijke voorschriften
Inleiding .................................................................................................................................307
FCC-voorschriften .................................................................................................................308
Telecom .................................................................................................................................309
Milieuvriendelijk productiebeleid ...........................................................................................310
Bescherming van het milieu ...........................................................................................310
Ozonproductie ................................................................................................................310
Energieverbruik ...............................................................................................................310
HP LaserJet-printerbenodigdheden ...............................................................................311
Chemiekaart (MSDS) .....................................................................................................312
Meer informatie ...............................................................................................................312
Conformiteitsverklaring (HP LaserJet 4345mfp) ...................................................................313
Conformiteitverklaring (HP LaserJet 4345x mfp, 4345xs mfp en 4345xm mfp) ...................314
Land-/regiospecifieke veiligheidsvoorschriften .....................................................................315
Veiligheidsvoorschrift voor laserstraling .........................................................................315
Canadese DOC-bepaling ...............................................................................................315
Japanse VCCI-bepaling ..................................................................................................315
Koreaanse EMI-bepaling ................................................................................................315
Finse laserbepaling ........................................................................................................316
Australië ..........................................................................................................................316
Index
xii NLWW
1

MFP-basiskenmerken

U hebt zojuist een HP LaserJet 4345 MFP aangeschaft. Lees de installatie-instructies in de Installatiegids HP LaserJet 4345 MFP bij het multifunctionele apparaat (MFP) als u dat nog niet hebt gedaan.
Zodra de MFP geïnstalleerd en gebruiksklaar is, is het verstandig om een paar minuten de tijd te nemen om de MFP te leren kennen. In dit hoofdstuk krijgt u informatie over de volgende onderwerpen:
Configuraties van de HP LaserJet 4345 MFP
Functies en voordelen van de printer
MFP-onderdelen en -accessoires
Software
Invoerladen vullen
NLWW 1

Configuraties van de HP LaserJet 4345 MFP

De HP LaserJet 4345 MFP Serie is verkrijgbaar in de volgende configuraties.

HP LaserJet 4345 MFP (Q3942A-basismodel)

De HP LaserJet 4345 MFP wordt standaard geleverd met de volgende items:
een invoerlade voor 100 vel (lade 1)
een invoerlade voor 500 vel (lade 2)
een automatische documentinvoer (ADF) voor 50 pagina's
een geïntegreerde HP Jetdirect-printserver voor het maken van een verbinding met een
10/100Base-T-netwerk
128 MB (megabyte) SDRAM (Synchronous Dynamic Random Access Memory)

HP LaserJet 4345x MFP (Q3943A)

De HP LaserJet 4345x MFP biedt naast de kenmerken van het basismodel ook de volgende items:
een automatische duplexeenheid (duplexer)
een extra invoerlade voor 500 vel (lade 3)
een analoge fax
2 Hoofdstuk 1 MFP-basiskenmerken NLWW

HP LaserJet 4345xs MFP (Q3944A)

De HP LaserJet 4345xs MFP biedt naast de kenmerken van het basismodel ook de volgende items:
een automatische duplexeenheid (duplexer)
een extra invoerlade voor 500 vel (lade 3)
een analoge fax
een nietmachine/stapelaar
een kast/standaard

HP LaserJet 4345xm MFP (Q3945A)

De HP LaserJet 4345xm MFP biedt naast de kenmerken van het basismodel ook de volgende items:
een automatische duplexeenheid (duplexer)
een extra invoerlade voor 500 vel (lade 3)
een analoge fax
een postbus met drie bakken
een kast/standaard
NLWW Configuraties van de HP LaserJet 4345 MFP 3

Functies en voordelen van de printer

De HP LaserJet 4345 MFP Serie is ontworpen om door een werkgroep te worden gedeeld. Gebruik de MFP om documenten in zwart-wit te kopiëren en af te drukken, of om documenten in zwart-wit of in kleur digitaal te verzenden. De MFP is een zelfstandig kopieerapparaat dat niet op een computer hoeft te worden aangesloten. Met de optionele HP LaserJet MFP analoge fax 300 (wordt meegeleverd bij sommige modellen), kan de MFP ook faxen verzenden en ontvangen. U kunt alle functies bedienen via het bedieningspaneel van de MFP, behalve digitaal verzenden en afdrukken via het netwerk.

Functies

Dubbelzijdig kopiëren (duplex)
Afbeeldingen aanpassen
Digitaal verzenden in kleur
Documenten afwerken

Snelheid en doorvoer

45 pagina's per minuut (ppm) bij het scannen van en afdrukken op papier met Letter-
formaat; 43 ppm bij het kopiëren van en afdrukken op papier met A4-formaat
Schaalbaarheid van 25 tot 400% bij gebruik van de scannerglasplaat
Schaalbaarheid van 25 tot 200% bij gebruik van de ADF (automatische documentinvoer)
Minder dan 10 seconden voor het afdrukken van de eerste pagina
Transmit Once-technologie en Raster Image Processing (RIP) ONCE-technologie
Afdrukvolume tot 200.000 pagina's per maand
Microprocessor van 400 megahertz (MHz)

Resolutie

600 dots per inch (dpi) met Resolution Enhancement-technologie (REt)
FastRes 1200 biedt 1200 dpi-kwaliteit op volledige snelheid
Tot 220 grijstinten

Geheugen

256 MB (megabyte) RAM (Random-Access Memory), uitbreidbaar tot 512 MB met 100-
pins DDR standaard-DIMM's (Double Data Rate Dual Inline Memory Modules)
Door MEt (Memory Enhancement Technology) worden gegevens automatisch
gecomprimeerd, zodat het RAM efficiënter wordt gebruikt
4 Hoofdstuk 1 MFP-basiskenmerken NLWW

Gebruikersinterface

Grafische display op bedieningspaneel
Een geïntegreerde webserver voor toegang tot ondersteuning en het bestellen van
benodigdheden (voor netwerkproducten)
HP Werkset-software voor MFP-status en waarschuwingen en het afdrukken van interne
informatiepagina's

Taal en lettertypen

HP Printer Command Language (PCL) 6
HP PCL 5e voor compatibiliteit
Printer Management Language
PDF
XHTML
80 schaalbare TrueType-lettertypen
HP PostScript
®
3-emulatie (PS)

Kopiëren en verzenden

Opmerking
Modi voor indelingen van tekst, afbeeldingen en combinaties van tekst en afbeeldingen
Een functie voor het onderbreken van taken (per kopie)
Meerdere pagina's per vel
Animaties voor interventie van de gebruiker (bijvoorbeeld voor herstel van een
papierstoring)
E-mailcompatibiliteit
Een sluimerfunctie die stroom bespaart
Automatisch dubbelzijdig (duplex) scannen
Voor dubbelzijdig kopiëren is een automatische duplexeenheid vereist.

Printcartridge

Drukt maximaal 18.000 pagina's af bij een dekking van 5%.
Cartridges hoeven niet meer 'geschud' te worden
Detectie van authenticiteit van HP-printcartridge
NLWW Functies en voordelen van de printer 5

Papierverwerking

Invoer
Lade 1 (multifunctionele lade): een multifunctionele lade voor papier,
transparanten, etiketten en enveloppen. Voor maximaal 100 vel papier of 10 enveloppen.
Lade 2 en optionele laden 3, 4 en 5: voor 500 vel. In deze laden wordt papier met
een standaardformaat tot Legal automatisch gedetecteerd en kan aangepast papier worden geladen.
Automatische documentinvoer (ADF): voor maximaal 50 vel papier.
Dubbelzijdig afdrukken en kopiëren: met de optionele duplexeenheid kunt u
dubbelzijdig afdrukken en kopiëren (afdrukken op beide zijden van het papier).
ADF dubbelzijdig scannen: de ADF is voorzien van een automatische
duplexeenheid voor het scannen van dubbelzijdige documenten.
Optionele envelopinvoer: voor maximaal 75 enveloppen.
Uitvoer
Standaarduitvoerbak: de standaarduitvoerbak bevindt zich aan de linkerkant van
de MFP. Deze bak kan maximaal 500 vel papier bevatten.
Uitvoerbak van ADF: de uitvoerbak van de ADF bevindt zich onder de invoerbak
van de ADF. De bak kan maximaal 50 vel papier bevatten. Wanneer de bak vol is, stopt de MFP automatisch.
Optionele nietmachine/stapelaar: met de nietmachine/stapelaar kunt u maximaal
30 vel nieten en maximaal 500 vel stapelen.
Optionele postbus met drie bakken: één bak kan maximaal 500 vel stapelen en
twee andere bakken kunnen elk maximaal 100 vel stapelen voor een totale capaciteit van 700 vel.

Interfacemogelijkheden

Parallelle aansluiting conform IEEE1284B
Een FIH-aansluiting (Foreign Interface Harness, AUX) voor het aansluiten van andere
apparaten
LAN-verbinding (Local Area Network, RJ-45) voor de geïntegreerde HP Jetdirect-
printserver
Optionele analoge-faxkaart
Optionele HP Digital Sending Software (DSS)
Optionele HP Jetdirect EIO-printserverkaarten (Enhanced Input/Output)
Universele seriële bus (USB), serieel en LocalTalk
Fast Ethernet 10/100TX
6 Hoofdstuk 1 MFP-basiskenmerken NLWW

Omgevingskenmerken

Met de slaapfunctie bespaart u stroom (voldoet aan de ENERGY STAR versie 1.0).
®
-richtlijnen,
Opmerking
Zie Bescherming van het milieu voor meer informatie.

Beveiligingsfuncties

Foreign Interface Harness (FIH)
Schijf beveiligd wissen
Beveiligingsvergrendeling
Taak vasthouden
DSS (Digital Sending Software)-verificatie

Minimale systeemvereisten

Als u de e-mailfuncties wilt gebruiken, moet u de MFP aansluiten op een IP-server waarop SMTP (Simple Mail Transfer Protocol) wordt gebruikt. Deze server kan zich in het lokale netwerk of bij een externe internetaanbieder (ISP) bevinden. HP adviseert om de MFP op te nemen in hetzelfde lokale netwerk (LAN) als de SMTP-server. Als u een internetaanbieder gebruikt, moet u een DSL-verbinding (Digital Subscriber Line) tot stand brengen met de internetaanbieder. Als u e-mailservices van een internetaanbieder gebruikt, vraagt u het juiste SMTP-adres aan uw aanbieder. Inbelverbindingen worden niet ondersteund. Als u geen SMTP-server in uw netwerk hebt, kunt u software van andere fabrikanten gebruiken om een SMTP-server te configureren. De aankoop en ondersteuning van deze software komt echter voor uw verantwoordelijkheid.
NLWW Functies en voordelen van de printer 7

MFP-onderdelen en -accessoires

Voordat u de MFP gebruikt, moet u vertrouwd raken met de onderdelen van de MFP.
1 ADF-eenheid 2 Bovenklep van ADF 3 Invoerbak van automatische documentinvoer (ADF) 4 Bovenklep (biedt toegang tot de printcartridge) 5 Hendel van bovenklep 6 Lade 1 (multifunctionele lade) 7 Hendel van toegangsklep voor storingen 8 Indicator voor nummer van lade 9 Indicator voor aantal vellen 10 Toetsenblok van bedieningspaneel 11 Display van bedieningspaneel 12 Statuslampjes van bedieningspaneel 13 Scannervergrendeling
14 Uitvoerbak 15 Optionele duplexeenheid 16 Aan/uit-schakelaar 17 Voedingsaansluiting 18 Interfacepoorten 19 Klep van formatteereenheid (voor toegang tot flash-geheugenkaarten en vaste schijf)
8 Hoofdstuk 1 MFP-basiskenmerken NLWW

Accessoires en benodigdheden

U kunt de mogelijkheden van de MFP vergroten door optionele accessoires toe te voegen.
Onderdelen, accessoires en benodigdheden bestellen voor informatie over het bestellen
Zie van accessoires en benodigdheden.
Opmerking
Gebruik de accessoires en benodigdheden die specifiek voor de MFP zijn ontworpen om optimale prestaties te garanderen.
1 Lade voor 500 vel (Q5968A) (zie de volgende opmerking) 2 Duplexeenheid (Q5969A) 3 Envelopinvoer (Q2438B) 4 Nietmachine/stapelaar (Q5691A) 5 Geheugen-DIMM's en flash-geheugenkaarten 6 HP Jetdirect-printserver (EIO-kaart) 7 Vaste schijf (EIO-kaart) 8 Opslagkast/-standaard (Q5970A) 9 Postbus met drie bakken (Q5692A) 10 Nietcassette (C8091A) 11 Printcartridge (Q5945A) 12 HP LaserJet analoge fax 300(Q3701A)
Opmerking
De MFP biedt ondersteuning voor maximaal drie optionele invoereenheden van 500 vel. HP adviseert om ook een kast/standaard te gebruiken wanneer u de optionele invoereenheden van 500 vel gebruikt.
NLWW MFP-onderdelen en -accessoires 9

Interfacepoorten

De MFP beschikt over vijf poorten voor aansluiting op een computer of een netwerk. De poorten bevinden zich in de linkerachterhoek van de MFP.
1 EIO-sleuf 2 Netwerkverbinding (geïntegreerde HP Jetdirect-printserver) 3 FIH-poort (Foreign Interface Harness) 4 Parallelle poort, conform IEEE1284B 5 Faxaansluiting (voor aansluiting van een optionele analoge fax)
WAARSCHU­WING

MFP verplaatsen

Voordat u de MFP verplaatst, moet u de scanner vergrendelen met de vergrendeling onder de scannerklep, links van de scannerglasplaat.
De MFP is zwaar en moet daarom door drie personen worden opgetild. Eén persoon staat aan de voorkant van de MFP en pakt de zijkanten vast, de overige twee personen staan aan de zijkanten van de MFP en pakken de zijkanten en de achterkant vast. Verwijder de uitvoerbak of andere optionele uitvoeraccessoires voordat u de MFP verplaatst. Til de MFP op met de hendels aan de zijkanten en de achterkant van de MFP. Probeer de MFP niet op te tillen door deze aan een ander onderdeel van de MFP vast te pakken. Als de onderkant van de MFP is gekoppeld aan een optioneel accessoire (zoals een invoerlade voor 500 vel of een opslagkast), moet u de accessoirevergrendelingen ontgrendelen voordat u de MFP verplaatst.
Voorkom eventueel persoonlijk letsel of beschadiging aan de MFP en verwijder alle geïnstalleerde optionele accessoires (bijvoorbeeld een optionele invoereenheid of nietmachine/stapelaar) van de MFP voordat u deze optilt.
10 Hoofdstuk 1 MFP-basiskenmerken NLWW

Optionele accessoires vergrendelen en ontgrendelen

Voor extra stabiliteit (om te voorkomen dat de MFP omkantelt) worden de optionele invoereenheden van 500 vel en de kast automatisch vastgezet op de onderkant van de MFP. Wanneer u accessoires installeert, controleert u of de vergrendeling van elk accessoire zich in de achterste stand (de vergrendelstand) bevindt.
Voor het ontgrendelen van de accessoires schuift u de hendel naar voren in de ontgrendelstand.
NLWW MFP-onderdelen en -accessoires 11

Software

Bij de MFP wordt handige software geleverd, zoals printerdrivers en optionele programma's. HP adviseert de geleverde software te installeren zodat u de MFP gemakkelijk kunt instellen en de volledige functionaliteit van het apparaat kunt benutten.
Raadpleeg de installatienotities en de Leesmij-bestanden op de cd-rom van de MFP voor extra software en talen. HP-software is niet in alle talen beschikbaar.

Besturingssystemen en onderdelen van MFP

Deze cd-rom van de MFP bevat de softwareonderdelen en de drivers voor eindgebruikers en netwerkbeheerders. U moet de printerdrivers die op de cd-rom staan, hebben geïnstalleerd om volledig te kunnen profiteren van de functies van de MFP. De andere programma's worden aanbevolen, maar zijn niet absoluut noodzakelijk. Raadpleeg de installatienotities en de Leesmij-bestanden op de cd-rom van de MFP voor meer informatie.
De cd-rom bevat software die is ontworpen voor gebruikers en netwerkbeheerders die in de volgende omgevingen werken:
Microsoft
Microsoft Windows NT
Microsoft Windows 2000, Windows XP en Windows Server 2003
®
Windows® 98 en Windows Millennium Edition (ME)
®
4.0 (alleen printerdriver)
Apple Mac OS versie 9.1 en hoger, en Mac OS X versie 10.1 en hoger
De meest recente printerdrivers voor alle ondersteunde besturingssystemen zijn beschikbaar op http://www.hp.com/go/lj4345mfp_software. Als u geen toegang hebt tot internet, raadpleegt u de ondersteuningsbrochure die bij de MFP is geleverd voor informatie over het verkrijgen van de meest recente software.
De volgende tabel bevat een overzicht van de voor de MFP beschikbare software.
Software Windows 98/MEWindows
2000/XP/ Server 2003
Installatieprogramma voor Windows
3
PCL 5
PCL 6 x x
PostScript-emulatie x x x
HP Werkset x x
HP Web Jetadmin
1
x x
x x
x x
Mac OS
2
x
UNIX®/ Linux
OS/2
Installatieprogramma voor Macintosh
x
12 Hoofdstuk 1 MFP-basiskenmerken NLWW
Software Windows 98/MEWindows
2000/XP/ Server 2003
Mac OS
UNIX®/ Linux
OS/2
Opmerking
Macintosh PPD­bestanden (PostScript Printer Description, PostScript­printerbeschrijving)
IBM-drivers
Modelscripts
1
Alleen beschikbaar via het World Wide Web.
2
Mac OS X versie 10.2 of hoger, TCP/IP is vereist
3
Installeer met behulp van de wizard Printer toevoegen.
1
1
x
x
x
U kunt ook de optionele HP Digital Sending Software aanschaffen voor digitale faxmogelijkheden. Ga naar http://www.hp.com/go/lj4345mfp_software voor meer informatie.

Printerdrivers

Printerdrivers geven toegang tot de functies van de MFP en zorgen dat de computer met de MFP kan communiceren (via een printertaal). Raadpleeg de installatienotities, Leesmij en de meest recente Leesmij-bestanden op de cd-rom van de MFP voor extra software en talen.
De volgende printerdrivers worden bij de MFP geleverd. De meest recente drivers zijn beschikbaar op http://www.hp.com/go/lj4345mfp_software. Afhankelijk van de configuratie van computers die onder Windows worden uitgevoerd, controleert het installatieprogramma voor de MFP-software automatisch of de computer toegang heeft tot de nieuwste drivers die via internet beschikbaar zijn.
Opmerking
Opmerking
PCL5-printerdrivers en printerdrivers voor Microsoft Windows NT 4.0 kunt u downloaden via
http://www.hp.com/go/lj4345mfp_software.
Besturingssysteem
Windows 98, ME x x x
Windows 2000, XP, Server 2003 x x x
Mac OS x x
1
Niet alle functies van de MFP zijn beschikbaar voor alle drivers of besturingssystemen. Zie
1
PCL 6 PS
PPD
2
de contextafhankelijke Help in de printerdriver voor beschikbare functies.
2
PPD-bestanden (PostScript Printer Description, PostScript-printerbeschrijving)
Als tijdens de software-installatie niet automatisch op internet is gezocht naar de laatste drivers, downloadt u deze van http://www.hp.com/go/lj4345mfp_software.
U kunt modelscripts voor UNIX en Linux downloaden vanaf internet of bestellen bij een erkende service- of ondersteuningsdienst van HP. Zie http://www.hp.com/go/linux voor Linux­ondersteuning. Zie http://www.hp.com/go/jetdirectunix_software voor UNIX-ondersteuning. Raadpleeg de ondersteuningsbrochure die bij de MFP is geleverd voor meer informatie.
NLWW Software 13
Opmerking
Als de gewenste printerdriver niet op de cd-rom van de MFP staat of hier niet wordt vermeld, raadpleegt u de installatienotities, Leesmij en de meest recente Leesmij-bestanden om te zien of de printerdriver wordt ondersteund. Als deze niet wordt ondersteund, neemt u contact op met de fabrikant of distributeur van het programma dat u gebruikt, en vraagt u om een driver voor de MFP.
Aanvullende drivers
De volgende drivers staan niet op de cd-rom maar kunnen worden gedownload via internet.
OS/2 PCL 5- of PCL 6-printerdriver.
OS/2 PS-printerdriver.
UNIX-modelscripts.
Linux-drivers.
HP OpenVMS-drivers.
Opmerking
Opmerking
De drivers voor OS/2 zijn verkrijgbaar bij IBM en worden bij OS/2 geleverd. Deze drivers zijn niet beschikbaar voor vereenvoudigd Chinees, Koreaans, Japans en traditioneel Chinees.
De juiste printerdriver selecteren voor uw specifieke behoeften
Als u een Windows-besturingssysteem gebruikt, selecteert u een printerdriver in overeenstemming met de manier waarop u de MFP gebruikt. Bepaalde MFP-functies zijn alleen beschikbaar in PCL 6-drivers. Zie de Help in de printerdriver voor beschikbare functies.
Gebruik de PCL6-driver om de functies van de MFP volledig te benutten. Voor
algemene afdruktaken wordt de PCL 6-driver aanbevolen voor het leveren van optimale prestaties en afdrukkwaliteit.
Gebruik de PS-driver als u voornamelijk afdrukt met PostScript-programma's zoals
De MFP schakelt automatisch over tussen de PS- en de PCL- printertaal.
®
Adobe PS Flash-lettertypen.
en Corel®, voor compatibiliteit met PostScript Level 3 of voor ondersteuning van
Printerdrivers gebruiken
Gebruik een van de volgende methoden voor toegang tot de printerdrivers vanaf uw computer:
14 Hoofdstuk 1 MFP-basiskenmerken NLWW
Besturingssysteem De instellingen van
alle afdruktaken wijzigen totdat het softwareprogramma wordt gesloten
De standaardinstellingen van afdruktaken wijzigen (bijvoorbeeld Dubbelzijdig afdrukken standaard inschakelen)
De configuratie-instellingen wijzigen (bijvoorbeeld een fysieke optie toevoegen zoals een lade of een functie van de driver in- of uitschakelen zoals Handmatig dubbelzijdig afdrukken toestaan)
Windows 98, NT 4.0 en ME In het menu Bestand
van het softwareprogramma klikt u op Afdrukken. Selecteer de MFP en klik vervolgens op Eigenschappen.
De stappen kunnen variëren. Dit is de meeste voorkomende procedure.
Windows 2000, XP en Server 2003
Mac OS versie 9.1 In het menu Archief
In het menu Bestand van het softwareprogramma klikt u op Afdrukken. Selecteer de MFP en klik vervolgens op
Eigenschappen of Voorkeuren.
De stappen kunnen variëren. Dit is de meeste voorkomende procedure.
klikt u op Print. Wijzig de gewenste instellingen in de verschillende pop­upmenu's.
Klik achtereenvolgens op
Start, Instellingen en Printers. Klik met de
rechtermuisknop op het MFP­pictogram en kies vervolgens Eigenschappen (Windows 98 en ME) of
Standaardwaarden document (Windows NT 4.0).
Klik op Start, Instellingen en klik vervolgens op Printers of Printers en faxapparaten. Klik met de rechtermuisknop op het MFP-pictogram en selecteer vervolgens Afdrukvoorkeuren.
In het menu Archief klikt u op Print. Klik na het wijzigen van instellingen in het pop­upmenu op Bewaar instellingen.
Klik achtereenvolgens op Start, Instellingen en Printers. Klik met de rechtermuisknop op het MFP-pictogram en kies vervolgens Eigenschappen. Klik op het tabblad Configureren.
Klik op Start, Instellingen en klik vervolgens op Printers of Printers en faxapparaten. Klik met de rechtermuisknop op het MFP-pictogram en kies vervolgens Eigenschappen. Klik op het tabblad Apparaatinstellingen.
Klik op het MFP-pictogram op het bureaublad. In het menu
Print klikt u op Wijzig configuratie.
Mac OS X versie 10.1 In het menu Archief
klikt u op Print. Wijzig de gewenste instellingen in de verschillende pop­upmenu's.
In het menu Archief klikt u op Print. Wijzig de gewenste instellingen in de verschillende pop-upmenu's en klik vervolgens in het hoofdpop-upmenu op Bewaar speciale instellingen. Deze instellingen worden opgeslagen als de optie Speciaal. Als u de nieuwe instellingen wilt gebruiken, moet u de optie Speciaal telkens selecteren wanneer u een programma opent en gaat afdrukken.
Verwijder de MFP en installeer deze opnieuw. De driver wordt automatisch geconfigureerd met de nieuwe opties wanneer het opnieuw wordt geïnstalleerd.
Opmerking
Gebruik deze procedure uitsluitend voor AppleTalk­verbindingen. Configuratie­instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar in de Classic­modus.
NLWW Software 15
Besturingssysteem De instellingen van
alle afdruktaken wijzigen totdat het softwareprogramma wordt gesloten
De standaardinstellingen van afdruktaken wijzigen (bijvoorbeeld Dubbelzijdig afdrukken standaard inschakelen)
De configuratie-instellingen wijzigen (bijvoorbeeld een fysieke optie toevoegen zoals een lade of een functie van de driver in- of uitschakelen zoals Handmatig dubbelzijdig afdrukken toestaan)
Mac OS X versie 10.2 In het menu Archief
klikt u op Print. Wijzig de gewenste instellingen in de verschillende pop­upmenu's.
Mac OS X versie 10.3 In het menu Archief
klikt u op Print. Wijzig de gewenste instellingen in de verschillende pop­upmenu's.
In het menu Archief klikt u op Print. Wijzig de gewenste instellingen in de verschillende pop-upmenu's en klik vervolgens in het pop­upmenu Voorinstellingen op Bewaar als en typ een naam voor de voorinstelling. Deze instellingen worden in het menu Voorinstellingen opgeslagen. Als u de nieuwe instellingen wilt gebruiken, moet u de opgeslagen voorinstelling selecteren wanneer u een programma opent en wilt afdrukken.
In het menu Archief klikt u op Print. Wijzig de gewenste instellingen in de verschillende pop-upmenu's en klik vervolgens in het pop­upmenu Voorinstellingen op Bewaar als en typ een naam voor de voorinstelling. Deze instellingen worden in het menu Voorinstellingen opgeslagen. Als u de nieuwe instellingen wilt gebruiken, moet u de opgeslagen voorinstelling selecteren wanneer u een programma opent en wilt afdrukken.
Open Afdrukbeheer door de vaste schijf te selecteren, op
Programma's en Hulpprogramma's te klikken en
vervolgens te dubbelklikken op Afdrukbeheer. Klik op de afdrukwachtrij. In het menu Printers klikt u op Toon info. Klik op het menu Installeerbare
opties.
Opmerking
Configuratie-instellingen zijn mogelijk niet beschikbaar in de Classic-modus.
Open Printer Setup Utility door de vaste schijf te selecteren, op
Programma's en Hulpprogramma's te klikken en
vervolgens te dubbelklikken op Printer Setup Utility. Klik op de afdrukwachtrij. In het menu Printers klikt u op Toon info. Klik op het menu Installeerbare
opties.
Printerdriver Help (Windows)
Elke printerdriver bevat Help-schermen die kunnen worden geactiveerd met de knop Help, de toets F1 op het toetsenbord van de computer of een vraagtekensymbool in de rechterbovenhoek van de printerdriver (afhankelijk van het gebruikte Windows­besturingssysteem). U kunt de Help van de printerdriver ook openen door met de rechtermuisknop te klikken op een optie in de driver en vervolgens te klikken op Wat is dit? Deze Help-schermen geven uitgebreide informatie over de specifieke driver. Het Help­systeem van de printerdriver en dat van het programma zijn twee aparte systemen.
Functies van de printerdriver
De printerdriver biedt functies waarmee u vele nuttige taken kunt uitvoeren, zoals:
Dubbelzijdig afdrukken (duplex)
Watermerken afdrukken
16 Hoofdstuk 1 MFP-basiskenmerken NLWW
Formaat wijzigen van documenten
Aangepast papierformaat configureren
Eerste pagina of omslagbladen op ander papier afdrukken
Verschillende pagina's op één vel papier afdrukken
Uitvoeropties instellen, zoals stapelen of via de postbus met drie bakken
Pagina's met de afdrukzijde omlaag of omhoog uitvoeren
Afdrukken op beide zijden van het papier (optionele duplexeenheid) en Functies van de
Zie
printerdriver gebruiken voor complete informatie over het gebruik van deze driverfuncties.

HP Disk Management Utility

Het programma HP Disk Management Utility wordt het beste alleen geïnstalleerd op de computer van de systeembeheerder. Met dit programma kunnen beheerders de vaste schijf controleren, evenals flash-geheugenfuncties die niet door de drivers worden geboden. Hiervoor is bidirectionele communicatie nodig.
Opmerking
HP Disk Management Utility is niet beschikbaar voor Macintosh-besturingssystemen.
Gebruik HP Disk Management Utility voor de volgende taken:
schijf en flash-geheugen initialiseren;
lettertypen via netwerken naar de schijf en het flash-geheugen downloaden, deze
beheren en weer verwijderen;
PostScript Type 1, PostScript Type 42 (TrueType-lettertypen die naar PostScript-
indeling zijn geconverteerd), TrueType en PCL-bitmaplettertypen downloaden; (Om Type 1-lettertypen te kunnen downloaden, moet Adobe Type Manager zijn geladen en geactiveerd.)

Software voor Macintosh-computers

Het installatieprogramma van HP kan PPD-bestanden (PostScript Printer Description) en PDE's (Printer Dialog Extensions) voor Macintosh-computers installeren.
De geïntegreerde webserver kan met Macintosh-computers worden gebruikt als de MFP op een netwerk is aangesloten. Zie
PPD's
Gebruik PPD's samen met de Apple PostScript-drivers voor toegang tot de MFP-functies en om te zorgen dat de computer kan communiceren met de MFP. Een installatieprogramma voor de PPD's, PDE's en andere software bevindt zich op de cd-rom. Gebruik de geschikte PS-driver die bij het besturingssysteem wordt geleverd.
De geïntegreerde webserver gebruiken voor meer informatie.

De systeemsoftware van de printer installeren

De MFP wordt geleverd met printersysteemsoftware en MFP-drivers op een cd-rom. De printersysteemsoftware op de cd-rom moet worden geïnstalleerd om volledig te kunnen profiteren van de functies van de MFP.
Als u niet de beschikking hebt over een cd-rom-station, kunt u de printersysteemsoftware downloaden van internet via http://www.hp.com/go/lj4345mfp_software.
NLWW Software 17
Opmerking
Voorbeeldmodelscripts voor UNIX- (HP-UX®, Sun Solaris) en Linux-netwerken kunnen worden gedownload van het World Wide Web. Zie http://www.hp.com/go/linux voor Linux­ondersteuning. Zie http://www.hp.com/go/jetdirectunix_software voor UNIX-ondersteuning.
U kunt de laatste software gratis downloaden op http://www.hp.com/go/lj4345mfp_software.
Nadat u de installatie-instructies hebt opgevolgd en de software hebt geladen, gaat u naar
Functies van de printerdriver gebruiken om volledig te kunnen profiteren van de functies van
uw MFP.
Windows-printersysteemsoftware installeren voor rechtstreekse verbindingen
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de printersysteemsoftware installeert voor Microsoft Windows 98, Windows ME, Windows 2000, Windows XP en Windows Server 2003.
Als u de afdruksoftware installeert in een omgeving met directe verbinding, moet u de software altijd installeren voordat u de parallelle kabel aansluit. Als de parallelle kabel is aangesloten voordat de software is geïnstalleerd, raadpleegt u
de parallelle kabel is aangesloten.
Gebruik een IEEE 1284-compatibele parallelle kabel.
Zo installeert u de printersysteemsoftware:
1. Sluit alle geopende softwareprogramma's.
De software installeren nadat
2. Plaats de cd-rom van de MFP in het cd-rom-station.
Als het welkomstscherm niet wordt geopend, gaat u als volgt te werk:
a. Klik in het menu Start op Uitvoeren.
b.
Typ het volgende (waarbij X de letter is van het cd-rom-station): X:\setup
c. Klik op OK.
3. Wanneer u hierom wordt gevraagd, klikt u op Printer installeren en volgt u de
aanwijzingen op het computerscherm.
4. Klik op Voltooien wanneer de installatie is voltooid.
5. Start de computer opnieuw op.
6. Druk een pagina vanuit een willekeurig softwareprogramma af om te controleren of de software correct is geïnstalleerd.
Installeer de software opnieuw als de installatie mislukt. Als dit mislukt, raadpleegt u de installatienotities en de Leesmij-bestanden op de cd-rom van de MFP of de brochure in de verpakking van de MFP. U kunt ook naar http://www.hp.com/go/lj4345mfp_software gaan voor hulp of meer informatie. Er is ook assistentie beschikbaar via de HP Instant Support­service, die u kunt bereiken via de geïntegreerde webserver. Zie
webserver gebruiken.
De geïntegreerde
Windows-printersysteemsoftware voor netwerken installeren
De software op de cd-rom van de MFP ondersteunt netwerkinstallatie in een Microsoft­netwerk (met uitzondering van Windows 3.1x). Voor netwerkinstallatie in andere besturingssystemen gaat u naar http://www.hp.com/go/lj4345mfp_software.
18 Hoofdstuk 1 MFP-basiskenmerken NLWW
Opmerking
Windows NT 4.0-drivers moeten via de wizard Printer toevoegen van Windows worden geïnstalleerd.
Het installatieprogramma ondersteunt geen printerinstallatie of het maken van een printerobject op servers van Novell. Het programma ondersteunt alleen netwerkinstallaties in de rechtstreekse modus tussen Windows-computers en een printer. Als u de MFP wilt installeren en objecten op een Novell-server wilt maken, gebruikt u een hulpprogramma van HP (zoals HP Web Jetadmin) of Novell (zoals NWadmin).
De makkelijkste manier om de software te installeren, is met de wizard Installer Customization, die u kunt starten vanuit het eerste installatiescherm. Als u deze wizard niet wilt gebruiken, voert u de volgende procedure uit om de software te installeren.
Zo installeert u de printersysteemsoftware:
1. U moet over beheerdersbevoegdheden beschikken als u de software onder Windows NT 4.0, Windows 2000, Windows XP of Windows Server 2003 installeert.
Druk een configuratiepagina af om te zorgen dat de HP Jetdirect-printserver correct wordt geconfigureerd voor het netwerk. Zie IP-adres van de MFP op de tweede pagina bij de hand. U hebt dit adres mogelijk nodig om de netwerkinstallatie te voltooien.
2. Sluit alle geopende softwareprogramma's.
3. Plaats de cd-rom van de MFP in het cd-rom-station.
De MFP-configuratie controleren. Houd het
4. Als het welkomstscherm niet wordt geopend, gaat u als volgt te werk:
a. Klik in het menu Start op Uitvoeren.
b.
Typ het volgende (waarbij X de letter is van het cd-rom-station): X:\setup
c. Klik op OK.
5. Wanneer u hierom wordt gevraagd, klikt u op Printer installeren en volgt u de aanwijzingen op het computerscherm.
6. Klik op Voltooien wanneer de installatie is voltooid.
7. Start de computer opnieuw op.
8. Druk een pagina vanuit een willekeurig softwareprogramma af om te controleren of de software correct is geïnstalleerd.
Installeer de software opnieuw als de installatie mislukt. Als dit mislukt, raadpleegt u de installatienotities en de Leesmij-bestanden op de cd-rom van de MFP of de brochure in de verpakking van de MFP. U kunt ook naar http://www.hp.com/go/lj4345mfp_software gaan voor hulp of meer informatie. Er is ook assistentie beschikbaar via de HP Instant Support­service, die u kunt bereiken via de geïntegreerde webserver. Zie
webserver gebruiken.
Een Windows-computer instellen om de netwerk-MFP te gebruiken met de functie Delen in Windows
U kunt de MFP in het netwerk delen zodat ook andere netwerkgebruikers hiermee kunnen afdrukken.
De geïntegreerde
Raadpleeg de documentatie bij Windows om de functie Delen in te stellen. Zodra de MFP is gedeeld, installeert u de MFP-software op alle computers die de MFP delen.
NLWW Software 19
Macintosh-printersysteemsoftware voor netwerken installeren
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u Macintosh-printersysteemsoftware installeert. De printersysteemsoftware ondersteunt Apple Mac OS 9.x en hoger, en Mac OS X versie 10.1 en hoger.
De printersysteemsoftware bevat PPD-bestanden (PostScript Printer Description). PPD's en de Apple LaserWriter 8-printerdriver bieden in combinatie toegang tot de MFP-functies en zorgen dat de computer kan communiceren met de MFP. Een installatieprogramma voor de PPD's en andere software bevinden zich op de cd-rom die bij de MFP is geleverd. Gebruik ook het Apple LaserWriter 8-printerdriver dat bij de computer wordt geleverd.
Zo installeert u printerdrivers in Mac OS 9.x:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de HP Jetdirect-printserver en op een netwerkpoort.
2. Plaats de cd-rom in het cd-rom-station. Het menu van de cd-rom verschijnt automatisch. Als het menu van de cd-rom niet automatisch verschijnt, dubbelklikt u op het pictogram van de cd-rom op het bureaublad en dubbelklikt u vervolgens op het pictogram Installer. Dit pictogram vindt u in de map Installer/<taal> op de cd-rom Starter (waarbij <taal> staat voor uw voorkeurstaal). De map Installer/English bevat bijvoorbeeld het Installer­pictogram voor de Engelstalige MFP-software.
3. Volg de aanwijzingen op het scherm.
4. Klik vanuit HD op Programma's, Hulpprogramma's en open vervolgens Desktop
Printer Utility.
Opmerking
5. Dubbelklik op Printer (AppleTalk).
6. Klik naast de AppleTalk-printerselectie op Wijzig.
7. Selecteer de MFP, klik op Autoconfig en klik vervolgens op Maak aan.
8. Klik in het menu Print op Stel standaardprinter in.
Zo stelt u printerdrivers in Mac OS X V10.1 en hoger in:
1. Sluit de netwerkkabel aan op de HP Jetdirect-printserver en op een netwerkpoort.
2. Plaats de cd-rom in het cd-rom-station. Het menu van de cd-rom verschijnt automatisch. Als het menu van de cd-rom niet automatisch verschijnt, dubbelklikt u op het pictogram van de cd-rom op het bureaublad en dubbelklikt u vervolgens op het pictogram Installer. Dit pictogram vindt u in de map Installer/<taal> op de cd-rom Starter (waarbij <taal> staat voor uw voorkeurstaal). De map Installer/English bevat bijvoorbeeld het Installer­pictogram voor de Engelstalige MFP-software.
3. Dubbelklik op de map HP LaserJet Installer.
4. Volg de aanwijzingen op het computerscherm.
5. Dubbelklik op het pictogram Installer voor de gewenste taal.
Als Mac OS X en Mac OS 9.x (Classic) op dezelfde computer zijn geïnstalleerd, worden in het installatieprogramma zowel de Classic- als de Mac OS X-installatieopties weergegeven.
6. Dubbelklik op de vaste schijf van uw computer op Programma's, dubbelklik op
Hulpprogramma's en vervolgens op Afdrukbeheer of Print Setup Utility.
Opmerking
20 Hoofdstuk 1 MFP-basiskenmerken NLWW
Als u Mac OS X versie 10.3 gebruikt, is 'Afdrukbeheer' vervangen door 'Print Setup Utility'.
7. Klik op Voeg printer toe.
8. Selecteer het type verbinding.
9. Selecteer HP LaserJet 4345 MFP in de lijst.
10. Klik op Voeg printer toe.
11. Sluit Afdrukbeheer of het Print Setup Utility door op de sluitknop te klikken in de linkerbovenhoek.
Macintosh-printersysteemsoftware installeren voor rechtstreekse verbindingen
Opmerking
Macintosh-computers bieden geen ondersteuning voor aansluiting via de parallelle poort. Als u de MFP rechtstreeks op een Macintosh-computer wilt aansluiten, moet u een HP Jetdirect Connectivity-kaart bestellen zodat u de USB-poort van deze kaart kunt gebruiken. Zie
Onderdelen, accessoires en benodigdheden bestellen voor informatie over hoe u deze kaart
kunt bestellen. (Bestel onderdeelnr. J4135A.)
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de printersysteemsoftware installeert voor OS 9.x en hoger, en OS X versie 10.1 en hoger.
Als u de PPD-bestanden wilt kunnen gebruiken, moet de Apple LaserWriter-driver worden geïnstalleerd. Gebruik de Apple LaserWriter 8-driver dat bij de Macintosh-computer is geleverd.
Zo installeert u de printersysteemsoftware:
1. Sluit een USB-kabel aan op de USB-poort van de EIO-kaart en de USB-poort van de computer. Gebruik een standaard-USB-kabel van 2 meter.
2. Plaats de cd-rom van de MFP in het cd-rom-station en voer het installatieprogramma uit.
Het menu van de cd-rom verschijnt automatisch. Als het menu van de cd-rom niet automatisch verschijnt, dubbelklikt u op het pictogram van de cd-rom op het bureaublad en dubbelklikt u vervolgens op het pictogram Installer. Dit pictogram vindt u in de map Installer/<taal> op de cd-rom Starter (waarbij <taal> staat voor uw voorkeurstaal).
3. Volg de aanwijzingen op het computerscherm.
4. Voor Mac OS 9.x:
a. Dubbelklik op de vaste schijf van de computer achtereenvolgens op Programma's,
Hulpprogramma's en Desktop Printer Utility.
b. Dubbelklik op Printer (USB) en klik vervolgens op OK.
c. Klik naast Selectie USB-printer op Wijzig.
d. Selecteer HP LaserJet 4345 MFP en klik op OK.
e. Klik naast Postscript-printerbeschrijvingsbestand (PPD) op Automatische
configuratie en klik vervolgens op Maak aan.
f. Klik in het menu Print op Stel standaardprinter in.
Voor Mac OS X:
a. Klik vanuit HD op Programma's en Hulpprogramma's en klik vervolgens op
Afdrukbeheer of Printer Setup Utility om afdrukbeheer of Printer Setup Utility te
starten.
b. Als de MFP in de lijst met printers wordt weergegeven, verwijdert u de MFP.
c. Klik op Voeg toe.
NLWW Software 21
d. Klik in de vervolgkeuzelijst bovenin op USB.
e. Klik in de lijst met printermodellen op HP.
f. Klik onder de modelnaam op HP LaserJet 4345mfp Serie en klik vervolgens op
Voeg toe.
5. Druk een pagina vanuit een willekeurig softwareprogramma af om te controleren of de software correct is geïnstalleerd.
De software installeren nadat de parallelle kabel is aangesloten
Als u al een parallelle kabel op een Windows-computer hebt aangesloten, verschijnt het dialoogvenster Nieuwe hardware gevonden wanneer u de computer inschakelt.
Zo installeert u de software voor Windows 98 of Windows ME:
1. Klik in het dialoogvenster Nieuwe hardware gevonden op Cd-rom-station doorzoeken.
2. Klik op Volgende.
3. Volg de aanwijzingen op het computerscherm.
4. Druk een pagina af vanuit een willekeurig softwareprogramma om te controleren of de MFP-software correct is geïnstalleerd.
Installeer de software opnieuw als de installatie mislukt. Als dit mislukt, raadpleegt u de installatienotities en de Leesmij-bestanden op de cd-rom van de MFP of de brochure in de verpakking van de MFP. U kunt ook naar http://www.hp.com/go/lj4345mfp_software gaan voor hulp of meer informatie. Er is ook assistentie beschikbaar via de HP Instant Support­service, die u kunt bereiken via de geïntegreerde webserver. Zie
webserver gebruiken.
De geïntegreerde
Zo installeert u de software voor Windows 2000, Windows XP of Windows Server 2003:
1. Klik in het dialoogvenster Nieuwe hardware gevonden op Zoeken.
2. Schakel in het dialoogvenster Driverbestanden zoeken het selectievakje Een op te geven locatie in, schakel de andere selectievakjes uit en klik vervolgens op Volgende.
3.
Typ het volgende (waarbij X de letter is van het cd-rom-station): X:\2000XP
4. Klik op Volgende.
5. Volg de aanwijzingen op het computerscherm.
6. Klik op Voltooien wanneer de installatie is voltooid.
7. Selecteer een taal en volg de aanwijzingen op het computerscherm.
8. Druk een pagina vanuit een willekeurig softwareprogramma af om te controleren of de software correct is geïnstalleerd.
Installeer de software opnieuw als de installatie mislukt. Als dit mislukt, raadpleegt u de installatienotities en de Leesmij-bestanden op de cd-rom van de MFP of de brochure in de verpakking van de MFP. U kunt ook naar http://www.hp.com/go/lj4345mfp_software gaan voor hulp of meer informatie. Er is ook assistentie beschikbaar via de HP Instant Support­service, die u kunt bereiken via de geïntegreerde webserver. Zie
webserver gebruiken.
De geïntegreerde
22 Hoofdstuk 1 MFP-basiskenmerken NLWW

De software verwijderen

In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de systeemsoftware van de printer verwijdert.
Zo verwijdert u software uit het besturingssysteem van Windows:
Met het hulpprogramma voor het ongedaan maken van de installatie kunt u een of meer onderdelen van het HP-afdruksysteem voor Windows selecteren en verwijderen.
1. Klik op Start en wijs vervolgens Programma's aan.
2. Wijs HP LaserJet 4345mfp Serie aan en klik vervolgens op Uninstaller.
3. Klik op Volgende.
4. Selecteer de componenten van het HP-afdruksysteem die u wilt verwijderen.
5. Klik op OK.
6. Volg de aanwijzingen op het computerscherm om de componenten te verwijderen.
NLWW Software 23

Invoerladen vullen

Dit gedeelte bevat informatie over het laden van standaard en aangepast afdrukmateriaal in de invoerladen.
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Zorg dat u nooit papier verwijdert uit of bijvult in een lade terwijl u vanuit deze lade afdrukt of kopieert. Dit kan papierstoringen veroorzaken. Druk etiketten en enveloppen alleen af vanuit lade 1 om schade aan de MFP te voorkomen. Bedruk slechts één zijde van etiketten, enveloppen en transparanten.

Lade 1 vullen

Lade 1 kan maximaal 100 vel papier of 10 enveloppen bevatten. Zie Ondersteunde soorten
en formaten afdrukmateriaal voor meer informatie over ondersteunde materialen.
Lade 1 vullen als hetzelfde afdrukmateriaal wordt gebruikt voor meerdere afdruktaken
Gebruik de volgende procedure als lade 1 gewoonlijk dezelfde soort afdrukmateriaal bevat en dit materiaal meestal niet uit lade 1 wordt verwijderd tussen de afdruktaken in. De volgende procedure verhoogt meestal de MFP-prestaties tijdens het afdrukken uit lade 1.
Zorg dat u nooit afdrukmateriaal verwijdert uit of bijvult in een lade terwijl u vanuit deze lade afdrukt. Dit kan papierstoringen veroorzaken.
1. Raak Menu aan.
2. Raak PAPIERVERWERKING aan.
Opmerking
3. Raak LADE 1 FORMAAT aan.
4. Raak het juiste papierformaat aan. INSTELLING OPGESL. verschijnt op het bedieningspaneel.
Als u AANGEPAST selecteert als papierformaat, selecteert u ook de maateenheid en de X­en Y-afmetingen.
5. Raak LADE 1 TYPE aan.
6. Raak het juiste papiertype aan. INSTELLING OPGESL. verschijnt op het bedieningspaneel.
7. Raak AFSLUITEN aan om de menu's te verlaten.
8. Open lade 1.
24 Hoofdstuk 1 MFP-basiskenmerken NLWW
9. Laad het papier overeenkomstig het formaat en de afwerkingsopties. Zie
Afdrukmateriaal plaatsen voor instructies over het laden van voorbedrukt en
geperforeerd papier en briefpapier.
VOORZICHTIG
Opmerking
Druk steeds één vel met etiketten tegelijk af om papierstoringen te vermijden.
10. Stel de papierlengtegeleiders zodanig bij dat deze de papierstapel net aanraken, maar het papier niet buigen.
11. Controleer of het papier onder de lipjes op de geleiders past en niet uitsteekt boven de indicatoren voor maximale stapelhoogte.
Als u afdrukt op lang papier, trekt u ook het verlengstuk van de lade zo ver mogelijk naar buiten.
12. Raak AFSLUITEN aan om de menu's te verlaten. De lade is klaar voor gebruik.

Laden 2, 3, 4 en 5 vullen

Laden 2, 3, 4 en 5 kunnen maximaal 500 vel standaardpapier bevatten. Zie Ondersteunde
soorten en formaten afdrukmateriaal voor informatie over papierspecificaties.
VOORZICHTIG
Hier volgen de detecteerbare standaardformaten die in de lade zijn aangegeven:
A4
Letter
Legal
Executive
B5 (JIS)
A5
Hier volgen de niet-detecteerbare standaardformaten:
16K
Executive (JIS)
216 x 330 mm (8,5 x 13)
Als u niet-detecteerbare formaten laadt, moet u het formaat handmatig instellen op het bedieningspaneel. Zie informatie over het laden van aangepast afdrukmateriaal.
Zorg ervoor dat u nooit papier verwijdert uit of bijvult in een lade terwijl u vanuit deze lade afdrukt. Dit kan papierstoringen veroorzaken.
Aangepast afdrukmateriaal plaatsen in laden 2, 3, 4 en 5 voor
NLWW Invoerladen vullen 25
Standaard afdrukmateriaal plaatsen in laden 2, 3, 4 en 5
Opmerking
Opmerking
Plaats geen enveloppen in lade 2, 3, 4 of 5. Gebruik alleen lade 1 voor het afdrukken op enveloppen.
1. Open de lade zo ver mogelijk.
2. Plaats het afdrukmateriaal in de lade.
Zie Afdrukmateriaal plaatsen voor instructies over het laden van voorbedrukt en geperforeerd papier en briefpapier.
3. Stel de papierlengtegeleider bij door op het lipje van de geleider te drukken en de geleider te verplaatsen totdat deze de rand van de papierstapel net aanraakt.
4. Stel de papierbreedtegeleider bij door op het lipje van de geleider te drukken en de geleider te verplaatsen totdat deze de rand van de papierstapel net aanraakt.
26 Hoofdstuk 1 MFP-basiskenmerken NLWW
5. Sluit de lade.
Opmerking
Afhankelijk van het formaat dat u hebt geselecteerd, wordt u mogelijk gevraagd de papiergeleiders te verplaatsen. Volg de instructies op het bedieningspaneel.
Aangepast afdrukmateriaal plaatsen in laden 2, 3, 4 en 5
1.
Open de lade zo ver mogelijk.
2. Druk op het lipje van de linkerpapiergeleider en schuif de geleider geheel naar buiten.
3. Druk op het lipje van de voorste papiergeleider en schuif de geleider geheel naar buiten.
NLWW Invoerladen vullen 27
4. Plaats het afdrukmateriaal in de lade.
Opmerking
Zie Afdrukmateriaal plaatsen voor instructies over het laden van voorbedrukt en geperforeerd papier en briefpapier.
5. Stel de linkerpapiergeleider bij door op het lipje van de geleider te drukken en de geleider te verschuiven totdat deze de rand van de papierstapel net aanraakt.
6. Stel de voorste papiergeleider bij door op het lipje van de geleider te drukken en de geleider te verschuiven totdat deze de rand van de papierstapel net aanraakt.
7. Zoek op de verpakking van de riem papier de breedte (X-afmeting) en de lengte (Y­afmeting) op. U hebt deze informatie nodig voor een latere stap.
8. Sluit de lade.
28 Hoofdstuk 1 MFP-basiskenmerken NLWW
9. Als het formaat op het bedieningspaneel AANGEPAST is, is het ladeformaat ingesteld op ELK AANGEPAST. De lade kan voldoen aan elke afdruktaak voor aangepast formaat, ook als de afmetingen van de afdruktaak verschillen van de afmetingen van het afdrukmateriaal dat in de lade ligt. Als u wilt, kunt u de exacte afmetingen opgeven van het afdrukmateriaal van aangepast formaat dat in de lade ligt. Als u de exacte afmetingen opgeeft, worden deze weergegeven volgens het formaat in plaats van AANGEPAST.
Raak AANGEPAST aan. Het menu MAATEENHEID verschijnt.
Opmerking
U kunt worden gevraagd de papiergeleiders te verschuiven. Volg de instructies op het bedieningspaneel.
10. Raak MILLIMETER of INCH aan.
11. Gebruik het numerieke toetsenbord om de X-afmeting (korte zijde) te selecteren.
12. Raak OK aan.
13. Gebruik het numerieke toetsenbord om de Y-afmeting (lange zijde) te selecteren.
14. Raak OK aan. INSTELLING OPGESL. verschijnt een ogenblik op het bedieningspaneel. Het ladeformaat wordt weergegeven.
15. Raak AFSLUITEN aan om de instellingen te accepteren. De lade is klaar voor gebruik.

De laden configureren via het menu Papierverwerking

U kunt de soort en het formaat van het afdrukmateriaal instellen voor de invoerladen zonder prompt op het bedieningspaneel van de MFP. Gebruik de volgende procedure voor toegang tot het menu PAPIERVERWERKING en om de laden te configureren.
Het papierformaat voor een lade configureren
1. Raak Menu aan.
2. Raak PAPIERVERWERKING aan.
3. Raak LADE <N> FORMAAT aan.
4. Raak het geplaatste papierformaat aan.
5. Raak AFSLUITEN aan om de menu's te verlaten.
Opmerking
Afhankelijk van het formaat dat u hebt geselecteerd, wordt u mogelijk gevraagd de papiergeleiders te verplaatsen. Volg de instructies op het bedieningspaneel en sluit vervolgens de lade.
De papiersoort voor een lade configureren
1. Raak Menu aan.
2. Raak PAPIERVERWERKING aan.
3. Raak LADE <N> TYPE aan.
4. Raak de geplaatste papiersoort aan.
5. Raak AFSLUITEN aan om de menu's te verlaten.
NLWW Invoerladen vullen 29
30 Hoofdstuk 1 MFP-basiskenmerken NLWW
Het bedieningspaneel
2
gebruiken
Het bedieningspaneel van de MFP heeft een grafisch aanraakscherm voor geïntegreerde toegang tot kopiëren, e-mail en afdrukken.
Het bedieningspaneel bevat alle functies van een standaardkopieerapparaat, plus mogelijkheden voor afdrukken en e-mailen. U kunt het bedieningspaneel gebruiken om de functies van het originele document te beschrijven, eventuele aanpassingen aan de gescande afbeelding op te geven en de gewenste functies voor de kopie te selecteren. U kunt bijvoorbeeld het originele document beschrijven als een dubbelzijdig tekstdocument van A4-formaat, en vervolgens verschaling of contrastwijzigingen op de kopie toepassen. Vervolgens kunt u kopieeropties selecteren, zoals de lade en het papierformaat. Op het display ziet u een representatieve afbeelding (paginavoorbeeld) van het originele document en de kopie.
Bovendien kunt u de menu's van het bedieningspaneel gebruiken om systeemstandaarden op te geven, instellingen voor een bepaalde taak aan te passen, en afgedrukte en gescande taken op te slaan en op te halen.
In dit hoofdstuk krijgt u informatie over de volgende onderwerpen betreffende het bedieningspaneel:
Indeling bedieningspaneel
Kenmerken van bedieningspaneel
Navigatie in het beginscherm
Help-systeem
Menustructuur
Taak ophalen, menu
Informatie, menu
Papierverwerking, menu
Apparaat configureren, menu
Fax, menu
Diagnostiek, menu
Service, menu
Specifieke informatie over het afdrukken, kopiëren en verzenden wordt besproken in latere hoofdstukken.
NLWW 31

Indeling bedieningspaneel

Het bedieningspaneel bevat een grafisch aanraakscherm, taakbedieningsknoppen, een numeriek toetsenbord en drie statuslampjes.
1 Grafisch aanraakscherm 2 Numeriek toetsenbord 3 Knop S 4 Knop M 5 Knop S 6 Knop S 7 Knop R 8 Knop S 9 Waarschuwingslampje 10 Gegevens-lampje 11 Gereed-lampje 12 Aanpassing van contrast
LAAP
ENU
TATUS
TOP
ESET
TART
32 Hoofdstuk 2 Het bedieningspaneel gebruiken NLWW

Kenmerken van bedieningspaneel

Kenmerken/knoppen Functie
(Help-knop)
Herstel Hiermee worden de taakinstellingen teruggezet
Stop Hiermee wordt de actieve taak geannuleerd.
Start Hiermee wordt een kopieertaak of digitaal
Numeriek toetsenbord Hiermee kunt u numerieke waarden typen,
Biedt toegang tot 'Wat is dit?'-help. Deze functie is geïntegreerd in de menu's van het grafische aanraakscherm.
naar de standaardfabriekswaarden of door de gebruiker gedefinieerde waarden.
verzenden gestart, of wordt een onderbroken taak voortgezet.
bijvoorbeeld voor het aantal vereiste exemplaren.
NLWW Kenmerken van bedieningspaneel 33

Navigatie in het beginscherm

Gebruik de volgende onderdelen op het aanraakscherm van het bedieningspaneel voor toegang tot functies van de MFP.
1 Raak dit aan om het kopieervenster te gebruiken. Zie Navigeren in het kopieerscherm voor meer
informatie.
2 Raak dit aan om het e-mailvenster te gebruiken. Zie
informatie.
3 Raak dit aan om het faxvenster te gebruiken. Zie
analoge fax 300 voor meer informatie.
Navigatie in het e-mailscherm voor meer
Faxen en de Gebruikershandleiding HP LaserJet
Opmerking
Als u de optionele HP Digital Sending Software (DSS) installeert, bevat de display van het bedieningspaneel extra velden. Mogelijk moet u naar links of naar rechts bladeren om alle velden weer te geven.
34 Hoofdstuk 2 Het bedieningspaneel gebruiken NLWW

Help-systeem

U kunt op elk gewenst moment het Help-systeem openen door op het aanraakscherm van de display de optie

'Wat is dit?'-help

De MFP geeft informatie over alle onderwerpen op het grafische aanraakscherm van de display.
aan te raken.
Raak op het scherm van het hoogste niveau eerst aan. Nadat u een optie hebt aangeraakt, wordt een pop-updialoogvenster geopend en wordt informatie weergegeven over de optie die u hebt aangeraakt. Nadat u de informatie hebt gelezen, raakt u een lege ruimte op het scherm aan om het pop-updialoogvenster Wat is dit? te verwijderen.
Op andere niveaus van het aanraakscherm kunt u het Help-systeem openen door de optie
(Help-knop) aan te raken in de linkerbovenhoek van elk scherm.
(Help-knop) en vervolgens Wat is dit?

'Procedure tonen'-help

De Procedure tonen-help bevat informatie over het gebruik van de functies van de MFP.
1. Raak op het grafische aanraakscherm van het bedieningspaneel de optie
knop) aan.
2. Raak Procedure tonen aan. Kies een onderwerp in het Toon procedure-scherm door met de schuifbalk een onderwerp te markeren.
3. Raak OK aan.
Procedure tonen wordt ook weergegeven in een pop-updialoogvenster Wat is dit? als de gekozen optie instructies bevat. Als u bijvoorbeeld eerst Wat is dit?-help en vervolgens Verbeteren aanraakt, ziet u de knop Procedure tonen in het pop-updialoogvenster. Raak de knop Procedure tonen aan voor informatie over het verbeteren van uw kopieën.
(Help-
NLWW Help-systeem 35

Menustructuur

Als u de huidige instellingen wilt bekijken voor de menu's en opties die op het bedieningspaneel beschikbaar zijn, kunt u een menustructuur van het bedieningspaneel afdrukken:
1. Raak Menu aan.
2. Raak INFORMATIE aan.
3. Raak MENUSTRUCTUUR AFDRUKKEN aan.
Veel van deze waarden kunnen door de printerdriver of het programma worden overschreven. U kunt de menustructuur desgewenst bij de MFP leggen, zodat u deze als referentie kunt gebruiken.
De inhoud van de menustructuur varieert, afhankelijk van de opties die in de MFP geïnstalleerd zijn. Zie de gedeelten voor elk menu in dit hoofdstuk voor een complete lijst van de bedieningspaneelopties en mogelijke waarden.
36 Hoofdstuk 2 Het bedieningspaneel gebruiken NLWW

Taak ophalen, menu

Opmerking
Als er geen persoonlijke, opgeslagen, QuickCopy- of 'controleren en vasthouden'-taken zijn opgeslagen op de vaste schijf van de MFP of in het RAM, wordt het bericht GEEN OPGESLAGEN TAKEN weergegeven als het menu wordt geselecteerd.
1. Er verschijnt een lijst van gebruikersnamen op de display van het bedieningspaneel.
2. Wanneer u een gebruikersnaam selecteert, wordt een lijst van opgeslagen taken voor de desbetreffende gebruiker weergegeven.
3. Wanneer u een taaknaam selecteert, kunt u de taak afdrukken of verwijderen. Als voor het afdrukken van een taak een PIN is vereist, verschijnt
naast de opdracht AFDRUKKEN en moet een PIN worden ingevoerd. Als voor het verwijderen van een taak een PIN is vereist, verschijnt
de opdracht VERWIJDEREN en moet een PIN worden ingevoerd.
4. Als u AFDRUKKEN selecteert, wordt u gevraagd het aantal exemplaren op te geven (tussen 1 en 32.000).
(vergrendelingssymbool)
(vergrendelingssymbool) naast
NLWW Taak ophalen, menu 37

Informatie, menu

Voor het afdrukken van een informatiepagina bladert u naar de gewenste informatiepagina en raakt u deze aan.
Optie Uitleg
MENUSTRUCTUUR AFDRUKKEN Met deze optie kan een menustructuur worden
CONFIGURATIE AFDRUKKEN Met deze optie wordt een pagina gegenereerd
STATUSPAGINA BENODIGDH. AFDR. Met deze optie wordt een pagina gemaakt met
aangemaakt met de indeling en de huidige instellingen van de opties in het bedieningspaneelmenu.
De MFP keert terug naar de status Gereed nadat de pagina is voltooid.
met informatie over de huidige configuratie van de MFP.
De MFP keert terug naar de online status Gereed nadat de pagina is voltooid.
een overzicht van het aantal pagina's dat nog kan worden afgedrukt met elk verbruiksartikel in de MFP.
De MFP keert terug naar de online status
Gereed nadat de pagina is voltooid.
GEBRUIKSPAGINA AFDRUKKEN Met deze optie wordt een pagina aangemaakt
met informatie die kan worden gebruikt voor kostenberekening.
De MFP keert terug naar de online status
Gereed nadat de pagina is voltooid.
BESTANDSDIRECTORY AFDRUKKEN Met deze optie wordt een directorypagina
gegenereerd met informatie over alle geïnstalleerde massaopslagsystemen.
De MFP keert terug naar de online status
Gereed nadat de pagina is voltooid.
PCL-LETTERTYPENOVERZICHT AFDRUKKEN Met deze optie wordt een overzicht gegenereerd
van alle PCL-lettertypen die beschikbaar zijn op de MFP.
De MFP keert terug naar de online status
Gereed nadat de pagina is voltooid.
PS-LETTERTYPENOVERZICHT AFDRUK. Met deze optie wordt een overzicht gegenereerd
van alle PS-lettertypen die beschikbaar zijn op de MFP.
De MFP keert terug naar de online status
Gereed nadat de pagina is voltooid.
38 Hoofdstuk 2 Het bedieningspaneel gebruiken NLWW

Papierverwerking, menu

Als de papierverwerkingsinstellingen op de juiste wijze via het bedieningspaneel zijn geconfigureerd, kunt u ze afdrukken door de papiersoort en het papierformaat via de driver of de softwaretoepassing te selecteren. Zie meer informatie.
Tot sommige opties van dit menu (zoals duplex en handinvoer) kunt u toegang krijgen via een softwareprogramma of via de printerdriver (als de juiste printerdriver is geïnstalleerd). De instellingen van de printerdriver en het softwareprogramma gaan voor op de instellingen van het bedieningspaneel. Zie
De lade selecteren waaruit wordt afgedrukt voor
Functies van de printerdriver gebruiken voor meer informatie.
Opmerking
Opties met een sterretje (*) zijn standaardwaarden.
Optie Waarden Uitleg
ENVELOPINVOERFORMAAT ENVELOP #10
MONARCH-ENVELOP
C5-ENVELOP
DL-ENVELOP
B5-ENVELOP
ENVELOPINVOERTYPE ENVELOP Met deze optie kunt u het type
Met deze optie kunt u het envelopformaat voor de optionele envelopinvoer instellen.
Opmerking
Deze optie wordt alleen weergegeven als een optionele envelopinvoer is geïnstalleerd.
afdrukmateriaal instellen voor de optionele envelopinvoer.
Opmerking
Deze optie wordt alleen weergegeven als een optionele envelopinvoer is geïnstalleerd.
NLWW Papierverwerking, menu 39
Optie Waarden Uitleg
LADE 1 FORMAAT
ELK FORMAAT*
LETTER
LEGAL
EXECUTIVE
STATEMENT
8,5 x 13
A4
A5
B5 (JIS)
EXECUTIVE (JIS)
DPOSTCARD (JIS)
16K
ENVELOP #10
MONARCH-ENVELOP
C5-ENVELOP
DL-ENVELOP
B5-ENVELOP
AANGEPAST
Met deze optie kunt u het papierformaat voor lade 1 instellen.
ELK AANGEPAST
LADE 1 TYPE ELK SOORT*
GEWOON
VOORBEDRUKT
BRIEFPAPIER
TRANSPARANT
GEPERFOREERD
ETIKETTEN
BANKPOSTPAPIER
KRINGLOOPPAPIER
KLEUR
RUW 90-105 G/M2
ENVELOP
Met deze optie kunt u de papiersoort voor lade 1 opgeven.
40 Hoofdstuk 2 Het bedieningspaneel gebruiken NLWW
Optie Waarden Uitleg
LADE <N> FORMAAT
LADE <N> TYPE ELK SOORT
ELK FORMAAT
LETTER*
LEGAL
EXECUTIVE
8,5 x 13
A4
A5
B5 (JIS)
EXECUTIVE (JIS)
16K
AANGEPAST
ELK AANGEPAST
GEWOON*
VOORBEDRUKT
BRIEFPAPIER
TRANSPARANT
GEPERFOREERD
Met deze optie kunt u het papierformaat voor lade 2, 3, 4 en 5 instellen. Vervang <N> door het nummer van de lade.
Met deze optie kunt u de papiersoort voor elke lade opgeven. Vervang <N> door het nummer van de lade.
ETIKETTEN
BANKPOSTPAPIER
KRINGLOOPPAPIER
KLEUR
RUW 90-105 G/M2
NLWW Papierverwerking, menu 41

Apparaat configureren, menu

Dit menu bevat alle beheerfuncties.
Opmerking
Opties met een sterretje (*) zijn standaardwaarden.

Originelen, submenu

Hoewel u toegang hebt tot elke optie via het aanraakscherm, kunt u de functies voor kopiëren en verzenden ook selecteren in de MFP-menu's. Voor toegang tot dit menu raakt u eerst APPARAAT CONFIGUREREN en vervolgens ORIGINELEN aan.
Optie Waarden Uitleg
PAPIERFORMAAT LETTER*
LEGAL
GEMENGD LTR/LGL
EXECUTIVE
A4
A5
B5 (JIS)
AANTAL ZIJDEN 1*
2
Hiermee wordt het papierformaat van het originele document ingesteld.
Hiermee wordt aangegeven of een of beide zijden van het originele document zijn gescand.
U wordt gevraagd de pagina om te draaien als 2 is geselecteerd en het origineel op de glasplaat ligt.
AFDRUKSTAND STAAND*
LIGGEND
INHOUD GEMENGD*
FOTO
TEKST
Hiermee wordt aangegeven of de afdrukstand van het origineel staand (korte kant boven) of liggend (lange kant boven) is.
Hiermee wordt het type afbeelding op het origineel beschreven.
Selecteer FOTO als het origineel uit grafische afbeeldingen bestaat, of selecteer TEKST als de afbeelding alleen uit tekst bestaat.
Selecteer GEMENGD als het origineel zowel afbeeldingen als tekst bevat. Beschrijf de TEKST/FOTO MIX met een waarde van 0 tot 8, waarbij 0 'meestal tekst' en 8 'meestal afbeeldingen' betekent.
42 Hoofdstuk 2 Het bedieningspaneel gebruiken NLWW
Optie Waarden Uitleg
DICHTHEID 0 tot 8 Hiermee worden het contrast en de
helderheid van de afbeelding opgegeven. U kunt kiezen uit negen niveaus.
0=donkerst
8=lichtst

Kopiëren, submenu

Voor toegang tot dit menu raakt u eerst APPARAAT CONFIGUREREN en vervolgens KOPIËREN aan.
Optie Waarden Uitleg
AANTAL ZIJDEN 1*
2
SORTEREN AAN*
UIT
PAPIERBESTEMMING UITVOERBAK 1*
UITVOERBAK 2
UITVOERBAK 3
EXEMPLAREN 1-999 Hiermee wordt het aantal exemplaren
SNELHEID EERSTE KOPIE GEEN VROEGE
OPWARMING*
VROEGE OPWARMING
Hiermee wordt aangegeven of afbeeldingen moeten worden afgedrukt op een of op beide zijden van de kopie.
Hiermee wordt aangegeven of exemplaren wel of niet moeten worden gesorteerd.
Selecteer de uitvoerbak van de optionele postbus met drie bakken.
Opmerking
Deze optie verschijnt alleen wanneer een optionele postbus met drie bakken is geïnstalleerd.
weergegeven dat wordt gemaakt als u op S drukt zonder met het numerieke toetsenblok het aantal exemplaren te selecteren.
Selecteer GEEN VROEGE OPWARMING om de functie voor een snelle eerste kopie uit te schakelen. Het gebruik van deze functie kan overmatige slijtage van de MFP veroorzaken. Dit is de standaardinstelling.
Selecteer VROEGE OPWARMING om de functie voor een snelle eerste kopie in te schakelen. Deze functie vermindert de tijd die de MFP nodig heeft om een kopie te maken nadat de MFP een tijdje niet is gebruikt.
TART
NIETEN GEEN*
HOEK
Selecteer HOEK om nieten in te schakelen.
Opmerking
Deze optie is alleen beschikbaar als de nietmachine/stapelaar is geïnstalleerd.
NLWW Apparaat configureren, menu 43

Verbetering, submenu

Voor toegang tot dit menu raakt u eerst APPARAAT CONFIGUREREN en vervolgens VERBETERING aan.
Optie Waarden Uitleg
SCHERPTE 0 tot 4 Hiermee wordt de instelling
voor scherpte opgegeven.
0=minimale scherpte
4=maximale scherpte
ACHTERGROND VERWIJDEREN
0 tot 8 Hiermee wordt geregeld
hoeveel achtergrondmateriaal van het origineel in de kopie wordt verwijderd. Het verwijderen van achtergrond is handig als u dubbelzijdig kopieert en niet wilt dat de gegevens van de ene zijde van de kopie zichtbaar zijn op de andere.
0=minimale achtergrondverwijdering (meer achtergrond is zichtbaar)
8=maximale achtergrondverwijdering (minder achtergrond is zichtbaar)

Verzenden, submenu

Voor toegang tot dit menu raakt u eerst APPARAAT CONFIGUREREN en vervolgens VERSTUREN aan.
44 Hoofdstuk 2 Het bedieningspaneel gebruiken NLWW
Optie Waarden Opties Uitleg
E-MAIL SCANVOORKEUR KLEUR*
ZWART-WIT
BESTANDSTYPE PDF*
TIFF
M-TIFF
JPEG
BESTANDSGROOTTE KLEIN
STANDAARD*
GROOT
RESOLUTIE 75 DPI
150 DPI*
200 DPI
300 DPI
ADRESVALIDATIE AAN*
UIT
Hiermee wordt vastgesteld of het document in kleur of in zwart-wit wordt gescand.
Hiermee wordt de bestandsindeling van de e­mailbijlage opgegeven.
Hiermee wordt de bestandcompressie opgegeven, die de bestandsgrootte bepaalt.
Hiermee wordt de resolutie van een document of afbeelding opgegeven. Een lagere dpi-waarde levert een kleiner bestand op maar dit kan invloed hebben op de kwaliteit van de afbeelding.
Hiermee kan de e­mailsyntaxis worden gecontroleerd. Geldige e­mailadressen moeten een @-teken en een "." bevatten.
GATEWAYS VOOR VERZENDEN ZOEKEN
SMTP-GATEWAY Het IP-adres van de SMTP-
LDAP-GATEWAY Het IP-adres van de LDAP-
ZENDGATEWAYS TESTEN Hiermee worden de
MFP KOPIËREN Hiermee worden de
De MFP zoekt op het netwerk naar SMTP- en LDAP-gateways om e-mail naartoe te sturen.
server die wordt gebruikt voor de verzending van e­mail.
gateway die wordt gebruikt om e-mailgegevens op te zoeken.
geconfigureerde gateways getest op functionaliteit.
verzendinstellingen van de ene MFP naar een andere gekopieerd.
Opmerking
Mogelijk werkt deze functie niet bij oudere MFP's.
NLWW Apparaat configureren, menu 45
Optie Waarden Opties Uitleg
LDAP-INSTELLINGEN LDAP-ZOEKOPDRACHT Hiermee wordt informatie
gegeven over het instellen van de LDAP­zoekmogelijkheden.
LDAP­AANMELDINGSMETHODE
LDAP-GEBRUIKERSNAAM Typ de LDAP-
WACHTWOORD Typ het wachtwoord.
DOMEIN Typ de correcte
ANONIEM
EENVOUDIG
GSS
Raak de correcte aanmeldingsmethode aan.
gebruikersnaam.
domeinnaam.

Submenu afdrukken

Tot sommige opties van het submenu Afdrukken kunt u toegang krijgen via een softwareprogramma of via de printerdriver (als de juiste printerdriver is geïnstalleerd). De instellingen van de driver en het programma negeren de instellingen van het bedieningspaneel. Zie
Voor toegang tot dit menu raakt u eerst APPARAAT CONFIGUREREN en vervolgens
AFDRUKKEN aan.
Optie Waarden Uitleg
Functies van de printerdriver gebruiken voor meer informatie.
EXEMPLAREN 1 tot 32.000 Stel het standaardaantal
exemplaren in door een getal tussen 1 en 32.000 te selecteren. Gebruik het numerieke toetsenbord om het aantal exemplaren te selecteren.
Opmerking
U wordt geadviseerd het aantal exemplaren in te stellen in de printerdriver of het softwareprogramma. (De instellingen van de printerdriver en het softwareprogramma gaan voor op de instellingen van het bedieningspaneel.)
46 Hoofdstuk 2 Het bedieningspaneel gebruiken NLWW
Optie Waarden Uitleg
STANDAARD PAPIERFORMAAT LETTER*
LEGAL
EXECUTIVE
8,5 x 13
A4
A5
B5 (JIS)
EXECUTIVE (JIS)
DPOSTCARD (JIS)
16K
ENVELOP #10
MONARCH-ENVELOP
C5-ENVELOP
DL-ENVELOP
B5-ENVELOP
AANGEPAST
STAND. AANGEPAST PAPIERFORMAAT
MAATEENHEID
X-GROOTTE
Y-GROOTTE
Stel het standaardafdrukformaat voor papier en enveloppen in. (De naam van de optie verandert van PAPIER in ENVELOP wanneer u door de beschikbare formaten bladert.)
Met deze optie kunt u een aangepast papierformaat instellen voor de geïnstalleerde laden. Vervang <N> door het nummer van de lade. Selecteer de X- en Y­grootte van het aangepaste papierformaat.
PAPIERBESTEMMING UITVOERBAK 1*
UITVOERBAK 2
UITVOERBAK 3
DUBBELZIJDIG UIT*
AAN
Selecteer de uitvoerbak van de optionele postbus met drie bakken.
Opmerking
Deze optie verschijnt alleen wanneer een optionele postbus met drie bakken is geïnstalleerd en deze niet is ingesteld op de stapelaarmodus.
Stel de waarde in op AAN als u op beide kanten van het papier wilt afdrukken (duplex) of op UIT als u op één kant van het vel papier wilt afdrukken (simplex).
Zie
Afdrukken op beide zijden van het papier (optionele duplexeenheid) voor meer
informatie.
NLWW Apparaat configureren, menu 47
Optie Waarden Uitleg
A4/LETTER VERVANGEN JA*
NEE
HANDMATIGE INVOER UIT*
AAN
Deze opdracht wordt gebruikt voor het afdrukken op papier van Letter-formaat nadat een A4-taak is verzonden maar geen A4-papier in de MFP is geladen (of voor het afdrukken op A4-papier nadat een Letter-taak is verzonden maar geen papier van Letter­formaat in de MFP is geladen).
Voer het papier niet automatisch vanuit een lade in maar handmatig vanuit lade 1. Wanneer
HANDMATIGE INVOER=AAN en lade 1 leeg
is, gaat de MFP offline bij de ontvangst van een afdruktaak. Vervolgens verschijnt HANDMATIGE
INVOER <PAPIERFORMAAT>.
Zie
Afdrukmateriaal handmatig invoeren via lade 1 voor meer informatie.
LETTERTYPE COURIER NORMAAL*
DONKER
BREDE A4 JA
NEE*
Selecteer de versie van het Courier-lettertype die u wilt gebruiken:
NORMAAL: het interne Courier-lettertype dat beschikbaar is op printers uit de HP LaserJet 4 Serie.
DONKER: het interne Courier­lettertype dat beschikbaar is op printers uit de HP LaserJet III Serie.
Beide lettertypen zijn niet tegelijk beschikbaar.
De instelling A4 Breed verandert het aantal tekens dat op één regel A4-papier afgedrukt kan worden.
JA: er kunnen maximaal 80 10-pitch tekens op één regel worden afgedrukt.
NEE: er kunnen maximaal 78 10-pitch tekens op één regel worden afgedrukt.
PS-FOUTEN AFDRUKKEN AAN
UIT*
Selecteer AAN om een PS- foutpagina af te drukken indien zich een PS-fout voordoet.
48 Hoofdstuk 2 Het bedieningspaneel gebruiken NLWW
Optie Waarden Uitleg
PDF-FOUTEN AFDRUKKEN AAN
UIT*
SUBMENU PCL Zie PCL, submenu voor
Selecteer AAN om een PDF- foutpagina af te drukken indien zich een PDF-fout voordoet.
informatie over deze optie.

PCL, submenu

Voor toegang tot dit menu raakt u achtereenvolgens APPARAAT CONFIGUREREN, AFDRUKKEN en SUBMENU PCL aan.
Optie Waarden Uitleg
PAGINALENGTE 5 tot 128 Hiermee wordt de verticale
regelafstand ingesteld op 5 tot 128 regels voor standaardpapierformaat. Voer een waarde in met behulp van het numerieke toetsenbord.
AFDRUKSTAND STAAND*
LIGGEND
Selecteer de standaardafdrukstand.
Opmerking
U wordt geadviseerd de afdrukstand in te stellen in de printerdriver of het softwareprogramma. (De instellingen van de printerdriver en het softwareprogramma gaan voor op de instellingen van het bedieningspaneel.)
LETTERTYPEBRON INTERN*
KAARTSLEUF X
LETTERTYPENUMMER 0 tot 999 De MFP wijst een nummer toe
INTERN: interne lettertypen.
KAARTSLEUF 1, KAARTSLEUF 2 of KAARTSLEUF 3: lettertypen
opgeslagen in een van de drie flash-geheugensleuven.
aan elk lettertype en zet de lettertypen op de PCL­lettertypenlijst (zie
configuratie controleren). Het
lettertypenummer staat in de kolom Lettertypenr. van de afdruk.
De MFP-
NLWW Apparaat configureren, menu 49
Optie Waarden Uitleg
PITCH LETTERTYPE 0,44 tot 99,99 Gebruik het numerieke
toetsenbord om een waarde in te voeren. Of deze instelling verschijnt is afhankelijk van het lettertype dat u hebt geselecteerd.
SYMBOLENSET Variatie in beschikbare
symbolensets
CR AAN LF TOEVOEGEN JA
NEE*
BLANCO PAGINA'S ONDERDRUKKEN
NEE*
JA
Selecteer een van de beschikbare symbolensets op het bedieningspaneel van de MFP. Een tekenset of symbolenset is een unieke groep die alle tekens van een lettertype bevat. PC-8 of PC-850 wordt aanbevolen voor lijntekens.
Selecteer JA om een regeleinde aan ieder zacht regeleinde toe te voegen in achterwaarts compatibele PCL­taken (alleen tekst, geen taakbesturing). In sommige omgevingen, zoals UNIX, geeft u een nieuwe regel aan door alleen de opdrachtcode voor regelinvoer te gebruiken. Met deze optie kan de gebruiker de vereiste harde return aan iedere zachte return toevoegen.
Als deze optie is ingesteld op JA, wordt de opdracht voor het invoeren van een nieuw vel genegeerd als de pagina blanco is.

Afdrukkwaliteit, submenu

Tot sommige opties van dit menu kunt u toegang krijgen via een softwareprogramma of via de printerdriver (als de juiste printerdriver is geïnstalleerd). De instellingen van de printerdriver en het softwareprogramma gaan voor op de instellingen van het bedieningspaneel. Zie
Voor toegang tot dit menu raakt u eerst APPARAAT CONFIGUREREN en vervolgens
AFDRUKKWALITEIT aan.
50 Hoofdstuk 2 Het bedieningspaneel gebruiken NLWW
Functies van de printerdriver gebruiken voor meer informatie.
Optie Waarden Uitleg
KALIBRATIE INSTELLEN TESTPAGINA AFDRUKKEN
BRON
LADE <X>
FUSERMODI Lijst van papiersoorten Met deze optie kan de
Hiermee verschuift u de marge­uitlijning zodat de afbeelding op de pagina zowel horizontaal als verticaal wordt gecentreerd. U kunt ook de afbeelding op de voorzijde uitlijnen ten opzichte van de afbeelding die op de achterzijde is afgedrukt.
fusermodus voor elke papiersoort worden ingesteld. De fusermodus kan uitsluitend in deze menuoptie via het bedieningspaneel worden gewijzigd.
NORMAAL: normale temperatuur; er wordt met maximale snelheid afgedrukt.
HOOG1: verhoogde temperatuur; er wordt met driekwartsnelheid afgedrukt.
HOOG2: verhoogde temperatuur; er wordt met halve snelheid afgedrukt.
LAAG 1: lage temperatuur; er wordt met driekwartsnelheid afgedrukt; wordt gebruikt voor licht afdrukmateriaal.
LAAG 2: lage temperatuur; er wordt met maximale snelheid afgedrukt; wordt gebruikt voor transparanten.
Zie
Ondersteunde soorten en formaten afdrukmateriaal voor
een volledige lijst van ondersteunde papiersoorten.
VOORZICHTIG
Wanneer u de fusermodus instelt op HOOG1 of HOOG2, vergeet dan niet om de modus terug te zetten op de standaardwaarde wanneer u klaar bent met afdrukken. Wanneer u een papiersoort instelt op HOOG1 of HOOG2, gaan sommige printerbenodigdheden, zoals de fuser, mogelijk minder lang mee en kunnen defecten of papierstoringen worden veroorzaakt.
NLWW Apparaat configureren, menu 51
Optie Waarden Uitleg
OPTIMALISEREN HOGE OVERDRACHT
LIJN DETAIL
OPTIMALISATIE OPNIEUW INSTELLEN
RESOLUTIE
300
600
FASTRES 1200*
PRORES 1200
Met deze optie optimaliseert u een aantal MFP-parameters voor alle taken in plaats van per papiersoort. De standaardinstelling voor elke waarde is UIT.
Schakel HOGE OVERDRACHT in als delen van de afgedrukte afbeelding extra toner lijken te hebben.
Schakel LIJN DETAIL in als lijnen en tekst vlekken vertonen.
Met OPTIMALISATIE
OPNIEUW INSTELLEN
herstelt u de standaardinstellingen voor alle optimaliseringsparameters.
Selecteer de resolutie uit de volgende waarden:
300: produceert kladkwaliteit bij de maximale MFP-snelheid. 300 dpi (dots per inch) wordt aanbevolen voor sommige bitmaplettertypen en ­afbeeldingen en voor compatibiliteit met de HP LaserJet III printerfamilie.
600: produceert hoge afdrukkwaliteit bij de maximale printersnelheid.
FASTRES 1200: produceert optimale afdrukkwaliteit (vergelijkbaar met 1200 dpi) bij de maximale printersnelheid.
PRORES 1200: drukt af met een werkelijke resolutie van 1200 dots per inch (dpi). Deze instelling verhoogt de kwaliteit van de uitvoer maar kan het afdrukken vertragen.
Opmerking
U wordt geadviseerd de resolutie te wijzigen in de printerdriver of het softwareprogramma. (De instellingen van de printerdriver en het softwareprogramma gaan voor op de instellingen van het bedieningspaneel.)
52 Hoofdstuk 2 Het bedieningspaneel gebruiken NLWW
Optie Waarden Uitleg
RET UIT
LICHT
MEDIUM*
DONKER
ECONOMODE AAN
UIT*
Gebruik de REt-instelling (Resolution Enhancement Technology) om afdrukken met gladde hoeken, krommen en randen te verkrijgen.
REt is bevorderlijk voor alle afdrukresoluties, m.i.v. FastRes
1200.
Opmerking
U wordt geadviseerd de REt­instelling te wijzigen in de printerdriver of het softwareprogramma. (De instellingen van de printerdriver en het softwareprogramma negeren de instellingen van het bedieningspaneel.)
Als de optie EconoMode is ingesteld op AAN, drukt de MFP af met een beperkte hoeveelheid toner per pagina, maar de afdrukkwaliteit van de pagina is aanzienlijk minder.
HP raadt af om voortdurend de EconoMode te gebruiken. Als EconoMode voortdurend wordt gebruikt met een gemiddelde tonerdekking die aanzienlijk minder is dan 5%, is het mogelijk dat de toner langer meegaat dan de mechanische onderdelen van de printcartridge. Als de afdrukkwaliteit in deze omstandigheden afneemt, moet u een nieuwe printcartridge installeren, zelfs als er nog toner in de cartridge zit.
NLWW Apparaat configureren, menu 53
Optie Waarden Uitleg
TONERDICHTHEID 1 tot 5 Maakt de afdruk lichter of
donkerder door de instelling van de tonerdichtheid te wijzigen. De instellingen lopen van 1 (licht) tot 5 (donker), maar de standaardinstelling van 3 geeft gewoonlijk de beste resultaten.
Opmerking
U wordt geadviseerd de tonerdichtheid te wijzigen in de printerdriver of het softwareprogramma. (De instellingen van de printerdriver en het softwareprogramma negeren de instellingen van het bedieningspaneel.)
AUTO REINIGEN AAN*
UIT
REINIGNGSINTERVAL 1000
2000
5000
10000
20000
FORMAAT AUTO REINIGEN LETTER
A4
REINIGINGSPAGINA VERWERKEN
Geen waarde om te selecteren Gebruik deze optie om de fuser
Als automatisch reinigen is ingeschakeld, drukt de MFP een reinigingspagina af wanneer het aantal pagina's is bereikt dat u hebt ingesteld voor REINIGNGSINTERVAL.
Selecteer de frequentie waarmee u automatisch een reinigingspagina wilt laten afdrukken.
Gebruik deze optie om het papierformaat op te geven voor het afdrukken van de reinigingspagina.
te reinigen. Het reinigingsproces duurt maximaal 2,5 minuut.

Systeeminstellingen, submenu

De opties in dit menu beïnvloeden het gedrag van de MFP. U kunt de MFP volgens de gewenste afdrukvoorkeuren configureren.
Voor toegang tot dit menu raakt u eerst APPARAAT CONFIGUREREN en vervolgens
SYSTEEMINSTELLINGEN aan.
54 Hoofdstuk 2 Het bedieningspaneel gebruiken NLWW
Optie Waarden Uitleg
DATUM/TIJD DATUM
DATUMINDELING
TIJD
TIJDINDELING
MAX. AANTAL OPGESLAGEN TAKEN
TIME-OUT TAAKOPSLAG UIT*
1 tot 100 Hiermee wordt het aantal QuickCopy-
1 UUR
4 UUR
1 DAG
1 WEEK
Hiermee worden de datum en tijd voor de MFP ingesteld.
en 'controleren en vasthouden'-taken opgegeven dat kan worden opgeslagen op de vaste schijf van de MFP.
Hiermee kan de tijdsduur worden ingesteld voor het vasthouden van een QuickCopy- of 'controleren en vasthouden'-taak voordat de desbetreffende taak automatisch wordt gewist uit de wachtrij.
Als u de waarde voor Time-out taakopslag wijzigt, geldt de wijziging alleen voor taken die worden opgeslagen na deze wijziging. Voor taken die zijn opgeslagen voordat u de waarde wijzigt, blijft de oorspronkelijke time-outinstelling van kracht.
ADRES WEERGEVEN AUTO
UIT*
Deze optie bepaalt of het IP-adres wordt weergegeven naast het bericht Gereed op het bedieningspaneel.
De standaardinstelling is UIT.
NLWW Apparaat configureren, menu 55
Optie Waarden Uitleg
GEDRAG VAN LADE GEBRUIK GEWENSTE LADE
PROMPT HANDINVOER
PS OF AFDRUKMATERIAAL
PROMPT VOOR FORMAAT/TYPE
Hiermee wordt het gedrag van de lade opgegeven door aan te geven vanuit welke lade de MFP moet afdrukken.
Met GEBRUIK GEWENSTE LADE wordt ingesteld vanuit welke lade de MFP moet afdrukken voor specifieke taken. De waarden voor deze menuoptie zijn EXCLUSIEF (standaard) of EERSTE.
Met PROMPT HANDINVOER wordt bepaald of een melding verschijnt als een taak niet overeenkomt met een gevraagde geconfigureerde lade. De waarden voor deze menuoptie zijn
ALTIJD (standaard) of TENZIJ GELADEN.
Met PS OF AFDRUKMATERIAAL wordt bepaald of het papierverwerkingsmodel is gebaseerd op PostScript- of op HP-regels. De waarden voor deze menuoptie zijn
INGESCHAKELD (volgt HP-regels) of UITGESCHAKELD.
PROMPT VOOR FORMAAT/TYPE:
gebruik deze menuoptie om te bepalen of het ladeconfiguratiebericht en de overeenkomstige prompts worden weergegeven wanneer een lade is geconfigureerd voor een ander type of formaat dan het type of formaat dat in de lade is geplaatst.
56 Hoofdstuk 2 Het bedieningspaneel gebruiken NLWW
Optie Waarden Uitleg
VERTRAGING SLUIMERSTAND 1 MINUUT
15 MINUTEN
30 MINUTEN
60 MINUTEN*
90 MINUTEN
2 UUR
4 UUR
Met deze optie kunt de MFP zodanig instellen dat deze overgaat op de sluimermodus na een bepaalde periode van inactiviteit. Het gebruik van de sluimermodus biedt de volgende voordelen:
Vermindert de hoeveelheid
verbruikte energie wanneer de MFP niet wordt gebruikt.
Vermindert de slijtage van
elektronische onderdelen van de MFP.
Opmerking
In de sluimermodus wordt de achtergrondverlichting van de display uitgezet maar de display blijft leesbaar.
De MFP komt automatisch uit de sluimermodus wanneer u een afdruktaak verzendt, een fax ontvangt, een knop van het bedieningspaneel aanraakt, het aanraakscherm aanraakt, de scannerklep opent of afdrukmateriaal in de ADF laadt.
Zie
Herstellen, submenu voor het in-
en uitschakelen van de sluiermodus.
WEKTIJD Lijst van dagen van de week. Hiermee wordt de tijd ingesteld waarop
de MFP automatisch uit de sluimermodus komt. Deze functie kan worden ingesteld voor een ander tijdstip op elke dag van de week.
INSTELLINGEN VOOR KOPIËREN/ VERSTUREN
PERSONALITY AUTO*
Zie de aparte tabel Instellingen voor
kopiëren/versturen voor informatie over
deze instellingen.
PCL
PS
PDF
XHTML
MIME
Selecteer de standaardprinterbesturingstaal voor de MFP. De talen waaruit u kunt kiezen, zijn afhankelijk van de geldige talen die op de MFP zijn geïnstalleerd.
Gewoonlijk moet u de taal voor de MFP niet wijzigen (de standaardinstelling is AUTO). Als u de MFP op een specifieke taal instelt, schakelt deze niet automatisch van de ene taal naar de andere over, tenzij specifieke softwareopdrachten naar de MFP worden gestuurd.
NLWW Apparaat configureren, menu 57
Optie Waarden Uitleg
VERWIJDERBARE WAARSCHUWINGEN
AUTO DOORGAAN AAN*
AAN
TAAK*
UIT
Geef aan hoelang verwijderbare waarschuwingen op het bedieningspaneel van de MFP blijven staan.
AAN: waarschuwingsberichten worden op het bedieningspaneel weergegeven totdat deze worden gewist.
TAAK: waarschuwingsberichten worden op het bedieningspaneel weergegeven tot het einde van de taak waardoor deze zijn gegenereerd.
Met deze optie wordt de reactie van de MFP op fouten bepaald.
AAN: als er een fout optreedt die het afdrukken verhindert, wordt dit bericht weergegeven en gaat de MFP 10 seconden offline en dan weer online.
UIT: als er een fout optreedt die het afdrukken verhindert, wordt het bericht blijvend op het bedieningspaneel weergegeven en gaat de MFP pas verder met afdrukken als DOORGAAN wordt aangeraakt.
INKT BIJNA OP DOORGAAN*
STOP
CARTRIDGE LEEG STOP
DOORGAAN*
Bepaal het gedrag van de printer bij weinig toner. Het bericht BESTEL CARTRIDGE verschijnt voor het eerst als er nog voldoende toner is voor ongeveer twee weken normaal afdrukken. Dit biedt voldoende tijd om een nieuwe printcartridge te bestellen.
DOORGAAN: de MFP gaat door met afdrukken terwijl het bericht BESTEL
CARTRIDGE wordt weergegeven.
STOP: de MFP gaat offline en wacht
op verdere instructies.
Zie
Onderhoud van de printcartridge.
voor meer informatie.
Bepaal het gedrag van de MFP als de toner op is.
DOORGAAN: de MFP geeft VERVANG CARTRIDGE weer totdat
de printcartridge is vervangen. De MFP gaat door met afdrukken.
STOP: de MFP gaat offline en wacht totdat de cartridge is vervangen.
58 Hoofdstuk 2 Het bedieningspaneel gebruiken NLWW
Optie Waarden Uitleg
PAPIERST HERSTELLEN AUTO*
AAN
UIT
TAAL Lijst met beschikbare talen Hiermee wordt de taal van het
Bepaal de reactie van de MFP wanneer een papierstoring optreedt.
AUTO: de MFP selecteert automatisch de beste modus voor het herstellen van een papierstoring (gewoonlijk
AAN). Dit is de standaardinstelling.
AAN: de MFP drukt de pagina's
automatisch opnieuw af nadat een papierstoring is opgeheven.
UIT: de MFP drukt geen pagina's af na een papierstoring. De afdrukprestaties zijn met deze instelling mogelijk beter.
bedieningspaneel ingesteld.

Instellingen voor kopiëren/versturen

Deze tabel bevat een overzicht van de opties die beschikbaar zijn voor de INSTELLINGEN VOOR KOPIËREN/VERSTUREN in het submenu SYSTEEMINSTELLINGEN.
Waarden Uitleg
TIME-OUT INACTIEF Geeft aan na hoeveel tijd de kopieerinstellingen opnieuw worden
ingesteld op de standaardinstellingen nadat instellingen zijn opgegeven op het bedieningspaneel.
AUTO-INSTELLING HERSTELLEN
TIME-OUT NA VERZ. Geeft aan na hoeveel tijd de verzendinstellingen opnieuw worden
AFDRUKTAAK UITSTELLEN Voorkomt dat afdruktaken via het netwerk worden gestart binnen
TIJD UITSTELLEN Geeft aan hoelang een afdruktaak moet wachten als
BEGINNEN MET SCANNEN Hiermee kan een kopieertaak ook worden gescand als een
AUTO TAAKONDERBREKING Hiermee kan een kopieertaak automatisch een afdruktaak via het
Geeft aan of de instellingen voor kopiëren/versturen opnieuw worden ingesteld op de standaardinstellingen na de periode die u voor TIME-OUT INACTIEF hebt ingesteld.
ingesteld op de standaardinstellingen nadat instellingen zijn opgegeven op het bedieningspaneel.
een bepaalde periode nadat een kopieertaak is voltooid.
AFDRUKTAAK UITSTELLEN is ingesteld op AAN.
andere taak wordt afgedrukt. De taak wordt gescand en vastgehouden totdat deze kan worden afgedrukt. Als deze instelling op UIT staat, wordt de taak pas gescand nadat de afdruktaak is voltooid.
netwerk onderbreken. De kopieertaak wordt geplaatst tussen complete exemplaren van de taak die momenteel wordt afgedrukt. Als deze instelling op UIT staat, wordt de taak pas afgedrukt nadat alle exemplaren van de afdruktaak zijn voltooid.
NLWW Apparaat configureren, menu 59
Waarden Uitleg
Opmerking
ONDERBREKING KOPIEERTAAK
KOPIËREN RAND-TOT-RAND Geeft aan of exemplaren van rand tot rand worden afgedrukt
HOORBARE FEEDBACK Genereert een geluidssignaal wanneer u op een knop drukt of
Hiermee kunt u de huidige kopieertaak onderbreken om een andere kopie te maken. Als u op de knop S een bericht met de vraag of u de huidige kopieertaak wilt onderbreken.
(minder dan 2 mm vanaf de rand van het papier) of dat ze de normale, niet-afdrukbare rand hebben (6,35 mm).
een interactief deel van het aanraakscherm aanraakt.
TART
drukt, verschijnt

Submenu MBM-3 configuratie

Gebruik de opties van dit menu om de uitvoerbakken van de postbus met 3 bakken te configureren.
Voor toegang tot dit menu raakt u eerst APPARAAT CONFIGUREREN en vervolgens MBM-3 CONFIGURATIE aan.
Dit menu verschijnt alleen wanneer de postbus met 3 bakken is geïnstalleerd.
Optie Waarden Uitleg
Opmerking
WERKSTAND SCHEIDINGSFUNCTIE
POSTBUS*
STAPELAAR
Selecteer de werkmodus die u wilt gebruiken. Zie
3 bakken voor meer informatie.
Opmerking
De MFP wordt automatisch opnieuw opgestart wanneer u de werkmodus wordt gewijzigd.
Postbus met

Nietmachine/stapelaar, submenu

Gebruik de opties van dit menu om de nietopties te configureren.
Voor toegang tot dit menu raakt u eerst APPARAAT CONFIGUREREN en vervolgens NIETMACHINE/STAPELAAR aan.
Dit menu verschijnt alleen wanneer de nietmachine/stapelaar is geïnstalleerd.
Optie Waarden Uitleg
NIETEN 1
GEEN*
Selecteer 1 om nieten in te schakelen.
Opmerking
De instellingen van de printerdriver hebben de voorkeur boven de instellingen van het bedieningspaneel.
60 Hoofdstuk 2 Het bedieningspaneel gebruiken NLWW
Optie Waarden Uitleg
NIETJES OP STOP*
DOORGAAN
Gebruik deze optie om aan te geven of de MFP moet stoppen of doorgaan als de nietcassette leeg is. Als u DOORGAAN selecteert, worden taken gestapeld in de uitvoerbak maar niet geniet.

I/O, submenu

De opties van het submenu I/O (invoer/uitvoer) beïnvloeden de communicatie tussen de MFP en de computer.
Voor toegang tot dit menu raakt u eerst APPARAAT CONFIGUREREN en vervolgens I/O aan.
Optie Waarden Uitleg
I/O-TIME-OUT 5 tot 300 Gebruik deze optie om de I/O-
time-outperiode in seconden te selecteren. (I/O-time-out is de tijd uitgedrukt in seconden gedurende welke de MFP wacht voordat een afdruktaak wordt beëindigd.)
PARALLELLE INVOER HOGE SNELHEID
GEAVANCEERDE FUNCTIES
Met deze instelling kunt u de time-out instellen voor de beste prestaties. Als halverwege de afdruktaak de gegevens van andere poorten verschijnen, verhoogt u de waarde voor de time-out.
HOGE SNELHEID accepteert snellere parallelle communicatie die wordt gebruikt voor verbinding met nieuwere computers.
GEAVANCEERDE FUNCTIES
schakelt bidirectionele parallelle communicatie in of uit. De standaardwaarde is ingesteld voor een bidirectionele parallelle poort (IEEE-1284). Met deze instelling kan de MFP status­terugleesberichten naar de computer sturen. (Als u de parallelle, geavanceerde functies inschakelt, duurt het mogelijk langer om op een andere taal over te schakelen.)
NLWW Apparaat configureren, menu 61
Optie Waarden Uitleg
GATEWAYS VOOR VERZENDEN ZOEKEN
SMTP-GATEWAY Geen waarde om te selecteren Dit is het IP-adres van de
LDAP-GATEWAY Geen waarde om te selecteren Dit is het IP-adres van de
Geen waarde om te selecteren Met deze optie zoekt u op het
netwerk naar SMTP- en LDAP­gateways voor het verzenden van e-mail.
SMTP-gateway die wordt gebruikt voor het verzenden van e-mail.
LDAP-gateway die wordt gebruikt voor het opzoeken van e-mailadresgegevens.

EIO X Jetdirect, submenu

Het submenu EIO (verbeterde invoer/uitvoer) verschijnt alleen wanneer een EIO-apparaat (zoals een HP JetDirect-printserver) in een EIO-sleuf van de MFP is geïnstalleerd. De menuopties zijn afhankelijk van het accessoire dat is geïnstalleerd. Als de MFP een EIO­kaart met HP JetDirect-printserver bevat, kunt u de belangrijkste netwerkparameters instellen via het EIO-menu. Deze en andere parameters kunnen ook worden geconfigureerd via HP Web Jetadmin of andere netwerkconfiguratieprogramma's (bijvoorbeeld via Telnet of de opties van de geïntegreerde webserver).
Zie de documentatie bij de HP Jetdirect-kaart voor meer informatie over het EIO-submenu.

Geïntegreerde Jetdirect, submenu

Voor toegang tot dit menu raakt u eerst APPARAAT CONFIGUREREN en vervolgens GEÏNTEGREERDE JETDIRECT aan.
62 Hoofdstuk 2 Het bedieningspaneel gebruiken NLWW
Optie Opties Waarden Uitleg
TCP/IP INSCHAKELEN AAN
UIT
HOSTNAAM Een alfanumerieke tekenreeks van
CONFIG.METHODE BOOTP
DHCP
AUTO IP
HANDMATIG
AAN: (standaard) schakelt het TCP/IP-
protocol in.
UIT: schakelt het TCP/IP-protocol uit.
maximaal 32 tekens die wordt gebruikt voor de identificatie van het apparaat. De naam staat op de configuratiepagina van Jetdirect. De standaardhostnaam is NPIxxxxxx, waarbij xxxxxx de laatste zes cijfers zijn van het LAN-hardwareadres (MAC).
Selecteer BOOTP (Bootstrap Protocol) voor automatische configuratie vanaf een BootP-server.
Selecteer DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) voor automatische configuratie vanaf een DHCP-server.
Selecteer AUTO IP voor automatische link-local IP-adressering. Een adres in de vorm van 169.254.x.x wordt automatisch toegewezen.
Gebruik het instellingenmenu HANDMATIG om TCP/IP-parameters te configureren.
HANDMATIG IP-ADRES
SUBNETMASKER
SYSLOG-SERVER
STANDAARDGATEWAY
IDLE TIME-OUT
IP-ADRES: het unieke IP-adres van de
MFP.
SUBNETMASKER: het subnetmasker van de MFP.
SYSLOG-SERVER: het IP-adres van de syslog-server voor de ontvangst en de opslag van syslog-berichten.
STANDAARDGATEWAY: het IP-adres van de gateway of router voor de communicatie met andere netwerken.
IDLE TIME-OUT: de tijdsperiode in seconden waarna een niet-actieve TCP-afdrukgegevensverbinding wordt verbroken. (Standaard is 270 seconden.)
NLWW Apparaat configureren, menu 63
Optie Opties Waarden Uitleg
TCP/IP STANDAARD-IP AUTO IP
LEGACY
PRIMAIRE DNS Geef het IP-adres (n.n.n.n) op van de
SECUNDAIRE DNS Geef het IP-adres (n.n.n.n) op van de
PROXYSERVER Hiermee wordt de proxyserver
AUTO IP: een link-local IP-adres
169.254.x.x wordt ingesteld.
LEGACY: het adres 192.0.0.192 wordt ingesteld, dat consistent is met oudere Jetdirect-producten.
primaire DNS-server (Domain Name System).
secundaire DNS-server (Domain Name System).
opgegeven die moet worden gebruikt door geïntegreerde MFP-software. Een proxyserver wordt gewoonlijk gebruikt door netwerkclients voor internettoegang. Het slaat webpagina's op en biedt een mate van internetbeveiliging voor deze clients.
Als u een proxyserver wilt opgeven, voert u het IP-adres of een volledige domeinnaam in. De naam mag maximaal 64 tekens hebben.
PROXYPOORT Voer het poortnummer in dat wordt
IPX/SPX INSCHAKELEN AAN
UIT
FRAMETYPE AUTO
EN_8023EN_IIEN_8022EN_ SNAP
APPLETALK INSCHAKELEN AAN
UIT
Voor sommige netwerken moet u mogelijk contact opnemen met uw ISP (Independent Service Provider) voor het proxyserveradres.
gebruikt door de proxyserver voor clientondersteuning. Het poortnummer identificeert de poort die is gereserveerd voor proxyactiviteit op het netwerk en kan een waarde hebben tussen 0 en 65535.
AAN: schakelt het IPX/SPX-protocol in.
UIT: schakelt het IPX/SPX-protocol uit.
Selecteer de instelling van het frametype voor uw netwerk.
AUTO: (standaard) stelt automatisch het frametype in en beperkt het tot het eerst waargenomen frametype.
EN_8023EN_IIEN_8022EN_SNAP: frametypeselecties voor Ethernet­netwerken.
Het AppleTalk-protocol in- of uitschakelen.
DLC/LLC INSCHAKELEN AAN
UIT
Het DLC/LLC-protocol in- of uitschakelen.
64 Hoofdstuk 2 Het bedieningspaneel gebruiken NLWW
Optie Opties Waarden Uitleg
VERBINDINGSSNELH EID
Opmerking
AUTO
10T HALF
10T VOLL.
100TX HALF
100TX VOL
De printserver configureert zichzelf automatisch volgens de verbindingssnelheid en de communicatiemodus van het netwerk. Als dit mislukt, wordt 100TX HALF ingesteld.
10T HALF: 10 Mbps, half­duplexwerking.
10T FULL: 10 Mbps, full-duplexwerking.
100TX HALF: 100 Mbps, half-
duplexwerking.
100TX FULL: 100 Mbps, full­duplexwerking.

Herstellen, submenu

Voor toegang tot dit menu raakt u eerst APPARAAT CONFIGUREREN en vervolgens HERSTELLEN aan.
Wees voorzichtig met het gebruik van dit menu. U kunt gegevens uit gebufferde pagina's of configuratie-instellingen van de MFP verliezen wanneer u deze opties kiest. Stel de MFP alleen terug onder de volgende omstandigheden:
U wilt de standaardinstellingen van de MFP herstellen.
De verbinding tussen de MFP en de computer is verbroken en u kunt het probleem niet
op een andere manier oplossen. Zie
Problemen met de netwerkverbinding oplossen.
U heeft problemen met een poort.
Met de opties van het submenu Herstellen worden alle geheugengegevens uit de MFP
ESET
gewist, terwijl met de R
Optie Waarden Uitleg
FABRIEKSINST. HERSTELLEN Geen waarde om te
-knop alleen de huidige taak wordt gewist.
Met deze optie zet u voor alle
selecteren
instellingen van het bedieningspaneel de oorspronkelijke fabrieksinstellingen terug.
NLWW Apparaat configureren, menu 65
Optie Waarden Uitleg
SLUIMERMODUS AAN*
UIT
Hiermee schakelt u de sluimermodus in of uit. Het gebruik van de sluimermodus biedt de volgende voordelen:
Vermindert de hoeveelheid
verbruikte energie wanneer de MFP niet wordt gebruikt.
Vermindert de slijtage van
elektronische onderdelen van de MFP.
De MFP komt automatisch uit de sluimermodus wanneer u een afdruktaak verzendt, een fax ontvangt, een knop van het bedieningspaneel aanraakt, het aanraakscherm aanraakt, de scannerklep opent of afdrukmateriaal in de ADF laadt.
U kunt de MFP zodanig instellen dat deze overgaat op de sluimermodus na een bepaalde periode van inactiviteit. Zie de informatie over VERTRAGING SLUIMERSTAND in het
Systeeminstellingen, submenu.
SCANWAGEN VERGRENDELEN Geen waarde om te
selecteren
ADRESBOEK WISSEN Geen waarde om te
selecteren
U moet deze optie selecteren voordat u de scannervergrendeling inschakelt. De wagen wordt naar een vergrendelbare positie verplaatst.
Hiermee wist u alle adressen uit het adresboek.
66 Hoofdstuk 2 Het bedieningspaneel gebruiken NLWW

Fax, menu

Dit menu is alleen beschikbaar als de HP LaserJet analoge fax 300 is geïnstalleerd. Zie de Gebruikershandleiding HP LaserJet analoge fax 300 voor meer informatie over het faxmenu. Bij de HP LaserJet 4345x MFP, 4345xs MFP en 4345xm MFP wordt een gedrukt exemplaar van deze handleiding geleverd.
NLWW Fax, menu 67

Diagnostiek, menu

Optie Opties Waarden Uitleg
GEBEURTENISLOGBO EK AFDRUKKEN
GEBEURTENISLOGBO EK WEERGEVEN
KALIBRATIE SCANNER Gebruik deze optie
Genereert een gelokaliseerde lijst met de laatste 50 vermeldingen uit het gebeurtenislogboek. Het afgedrukte gebeurtenislogboek bevat voor elke vermelding het foutnummer, het aantal pagina's, de foutcode en een omschrijving of de printerbesturingstaal.
Blader via het bedieningspaneel door de inhoud van het gebeurtenislogboek met de laatste 50 gebeurtenissen.
om de scanner te kalibreren. Mogelijk moet u de scanner kalibreren als deze niet de juiste delen van gescande documenten vastlegt.
SENSORTEST PAPIERBAAN
Start een sensortest voor de papierbaan. Vervolgens kunt u de menu's openen om interne pagina's (zoals de papierbaantest) af te drukken, menuopties in te stellen en taken te verzenden vanaf de computer. De sensorgegevens worden bijgewerkt wanneer het papier langs elke sensor wordt gevoerd. In deze modus worden echter geen berichten gegenereerd.
68 Hoofdstuk 2 Het bedieningspaneel gebruiken NLWW
Optie Opties Waarden Uitleg
TEST PAPIERBAAN TESTPAGINA
AFDRUKKEN
BRON ALLE LADEN
BESTEMMING ALLE BAKKEN
DUBBELZIJDIG AAN
LADE 1
LADE 2*
LADE <N>
UITVOERBAK 1*
UITVOERBAK 2
UITVOERBAK 3
UIT*
Hierdoor wordt een testpagina gemaakt waarmee de papierverwerkingsfunc ties van de MFP getest kunnen worden.
Geeft aan welke papierbanen worden getest.
Geeft aan dat een testpagina moet worden afgedrukt uit een specifieke lade of uit alle laden.
Met deze optie selecteert u de uitvoerbak voor de papierbaantest.
Geeft aan of de duplexeenheid is inbegrepen bij het uitvoeren van de test.
HANDMATIGE SENSORTEST
EXEMPLAREN 1*
10
50
100
500
Geeft aan hoeveel vellen papier uit de opgegeven bron worden verzonden bij het uitvoeren van de test.
Controleert of de papierbaansensors en
-schakelaars correct werken. Tijdens deze test is de MFP offline.
Op de display van het bedieningspaneel wordt elke sensor weergegeven met een letterreeks gevolgd door de overeenkomstige status.
NLWW Diagnostiek, menu 69
Optie Opties Waarden Uitleg
ONDERDELENTEST Lijst van MFP-
onderdelen
TEST AFDRUKKEN/ STOPPEN
SCANNERTESTS Lijst van ADF-
STOPTIJD 0 tot 60000 Deze menuoptie
onderdelen
Deze menuoptie wordt door servicemonteurs gebruikt om de afzonderlijke onderdelen van de MFP te testen en zo de bron van mogelijke problemen op te sporen.
wordt door servicemonteurs gebruikt om de mogelijke bron van problemen met de afdrukkwaliteit van de MFP op te sporen. De tijd wordt uitgedrukt in milliseconden.
Deze menuoptie wordt door servicemonteurs gebruikt om mogelijke problemen met de MFP-scanner op te sporen.
BEDIENINGSPANEEL LED'S
WEERGEVEN
KNOPPEN
TOUCHSCREEN
Deze menuoptie wordt door servicemonteurs gebruikt om mogelijke problemen met het MFP­bedieningspaneel op te sporen.
70 Hoofdstuk 2 Het bedieningspaneel gebruiken NLWW

Service, menu

Het menu Service is vergrendeld. Het menu moet met een PIN worden geopend door een servicemonteur.
NLWW Service, menu 71
72 Hoofdstuk 2 Het bedieningspaneel gebruiken NLWW
3

Afdrukken

In dit hoofdstuk worden de volgende onderwerpen behandeld:
Afdrukmateriaal plaatsen
Documenten afdrukken
De lade selecteren waaruit wordt afgedrukt
De juiste fusermodus selecteren
Uitvoerbak selecteren
Afdrukken op enveloppen
Afdrukken op speciaal afdrukmateriaal
Afdrukken op beide zijden van het papier (optionele duplexeenheid)
De kalibratie instellen
Functies van de printerdriver gebruiken
Functies voor het opslaan van taken gebruiken
NLWW 73

Afdrukmateriaal plaatsen

De manier waarop u verschillende papiersoorten en -formaten plaatst, is afhankelijk van de lade waaruit wordt afgedrukt en het aantal zijden van het afdrukmateriaal waarop wordt afgedrukt (één of beide zijden).
Gebruik de volgende tabel om te bepalen in welke richting het papier en ander materiaal in de laden moet worden geplaatst.
Papiersoort Lade Dubbelzijdig
(duplex)
Papier, inclusief briefhoofd
1
Nee
1
(gewicht van maximaal 200
2
g/m
)
Papier, inclusief briefhoofd
1 Ja Eerste zijde omlaag.
(gewicht van maximaal 200
2
g/m
)
Opmerking: stel voor beter dubbelzijdig afdrukken het formaat en de soort in voor lade 1.
Afdrukstand materialen
Afdrukzijde omhoog, bovenste rand eerst.
Opmerking: bij het afdrukken op papier dat zowel geperforeerd als voorbedrukt is of een briefhoofd bevat, plaatst u het papier op dezelfde manier als bij voorbedrukt papier/briefhoofdpapier.
Papier, inclusief briefhoofd
2, 3, 4 of 5
Nee
1
Afdrukzijde omlaag, bovenste rand rechts.
(gewicht van maximaal 120
2
g/m
)
Opmerking: bij het afdrukken op papier dat zowel geperforeerd als voorbedrukt is of een briefhoofd bevat, plaatst u het papier op dezelfde manier als bij voorbedrukt papier/briefhoofdpapier.
74 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW
Papiersoort Lade Dubbelzijdig
(duplex)
Afdrukstand materialen
Papier, inclusief met briefhoofd (gewicht van maximaal 120 g/m
2
)
Geperforeerd papier met Letter- of A4-formaat (gewicht van maximaal 200
2
g/m
)
Opmerking: stel voor beter dubbelzijdig afdrukken het formaat en de soort in voor lade 1.
2, 3, 4 of 5 Ja Eerste zijde omhoog.
1 Beide Gaten naar voren; afdrukzijde omhoog.
Opmerking: bij het afdrukken op papier dat zowel geperforeerd als voorbedrukt is of een briefhoofd bevat, plaatst u het papier op dezelfde manier als bij voorbedrukt papier/briefhoofdpapier.
Enveloppen Alleen lade 1 of
envelopinvoer
Nee (nooit duplex)
Afdrukzijde omhoog en frankeerzijde naar de MFP toe.
Opmerking
Laad enveloppen nooit met de afdrukzijde omlaag.
1
Als Modus voor alternatief briefhoofdpapier is ingeschakeld in de printerdriver, en de materiaalsoort
Briefhoofdpapier of Voorbedrukt is geselecteerd, moet u het materiaal plaatsen zoals bij dubbelzijdig afdrukken. Zie
Afdrukken op beide zijden van het papier (optionele duplexeenheid) voor meer informatie.
NLWW Afdrukmateriaal plaatsen 75

Documenten afdrukken

Dit gedeelte bevat instructies voor afdrukken wanneer u opties wilt instellen voor de MFP voor de besturingssystemen van Microsoft Windows of Macintosh. Stel zo mogelijk de MFP­opties in het softwareprogramma in, of in het afdrukvenster. In de meeste Windows- en Macintosh-programma's kunt u de MFP-opties instellen. Als een instelling niet beschikbaar is in het programma of de printerdriver, moet u de optie selecteren op het bedieningspaneel van de MFP.

Een document afdrukken

1. Zorg dat er papier in de MFP is geladen. Zie Invoerladen vullen of Afdrukmateriaal
plaatsen voor instructies.
2. Wanneer u aangepast papier plaatst in lade 2, 3, 4 of 5, of wanneer u papier van een willekeurig formaat plaatst in lade 1, stelt u de lade in op het geladen papierformaat. Zie
Invoerladen vullen voor instructies.
3. Stel het papierformaat in.
Voor Windows: klik in het menu Bestand op Pagina-instelling of Afdrukken. Als u
Afdrukken selecteert, controleert u of deze MFP is geselecteerd. Klik vervolgens op Eigenschappen.
Voor Macintosh: selecteer in het menu Archief de optie Pagina-instelling.
Controleer of deze MFP geselecteerd is.
4. Kies in het venster voor papierformaat één van de volgende opties:
Het formaat van het papier dat u gebruikt
Aangepast (en geef vervolgens de afmetingen van het papier op)
5. Selecteer de afdrukstand, zoals Staand of Liggend.
6. Wanneer de printerdriver nog niet is geopend, klikt u in het menu Bestand op Print of Druk af. In Windows-programma's klikt u ook op Eigenschappen.
7. Kies in het vak voor de papierbron de papiersoort en het papierformaat of selecteer de lade van waaruit het papier moet worden ingevoerd. Zie
wordt afgedrukt.
8. Selecteer eventuele andere gewenste instellingen, zoals dubbelzijdig afdrukken, watermerken of een afwijkende eerste pagina. Zie de taken in dit gedeelte voor meer informatie over deze instellingen.
9. Klik op Print of Druk af om de taak af te drukken.
De lade selecteren waaruit
76 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW

De lade selecteren waaruit wordt afgedrukt

U kunt selecteren hoe de MFP afdrukmateriaal uit de laden haalt. In de volgende gedeelten vindt u informatie over hoe u de MFP configureert om afdrukmateriaal uit specifieke laden te halen.

Ladevolgorde

Wanneer de MFP een afdruktaak ontvangt, wordt de lade geselecteerd door vergelijking van het vereiste type en formaat afdrukmateriaal met het afdrukmateriaal dat in de laden is geplaatst. Bij een autoselectieproces zoekt de MFP in alle beschikbare laden naar het afdrukmateriaal dat geschikt is voor de afdruktaak. De MFP begint bij de onderste lade en eindigt in de bovenste lade (lade 1). De MFP begint met het afdrukken van de taak zodra het juiste type en formaat is gevonden.
Opmerking
Het autoselectieproces verschijnt alleen als er geen specifieke lade voor de taak is aangegeven. Als een bepaalde lade is aangegeven, wordt de taak vanuit de aangegeven lade afgedrukt.
Als lade 1 afdrukmateriaal bevat en is ingesteld op LADE 1 TYPE=ELK en LADE 1
FORMAAT=ELK in het menu PAPIERVERWERKING, haalt de MFP het
afdrukmateriaal altijd eerst uit lade 1. Zie informatie.
Als de MFP geen geschikt papier vindt, wordt op het bedieningspaneel het bericht
weergegeven dat u het juiste type en formaat afdrukmateriaal moet laden. U kunt het desbetreffende type en formaat afdrukmateriaal laden of het verzoek negeren door een ander type en formaat te selecteren op het bedieningspaneel van de MFP.
Als het afdrukmateriaal in een lade op raakt tijdens een afdruktaak, schakelt de MFP
automatisch op een andere lade over die hetzelfde type/formaat afdrukmateriaal bevat.
Het autoselectieproces wordt enigszins gewijzigd als u het gebruik van lade 1 aanpast (zoals wordt uitgelegd in handmatige invoer (zoals wordt uitgelegd in
Het gebruik van lade 1 aanpassen) of als u lade 1 instelt voor
Het gebruik van lade 1 aanpassen voor meer
Afdrukmateriaal handmatig invoeren via lade 1).

Het gebruik van lade 1 aanpassen

U kunt de MFP zo instellen dat wordt afgedrukt vanuit lade 1 als deze is geladen of dat alleen vanuit lade 1 wordt afgedrukt als specifiek wordt gevraagd om het type afdrukmateriaal dat is geladen. Zie
Papierverwerking, menu.
Instelling Uitleg
LADE 1 TYPE=ELK
LADE 1 FORMAAT=ELK
NLWW De lade selecteren waaruit wordt afgedrukt 77
De MFP haalt het afdrukmateriaal gewoonlijk eerst uit lade 1 tenzij deze leeg is of gesloten. Als er niet altijd afdrukmateriaal ligt in lade 1 of als u lade 1 alleen gebruikt om handmatig afdrukmateriaal in te voeren, behoudt u de standaardinstelling van LADE 1 TYPE=ELK en
LADE 1 FORMAAT=ELK in het menu PAPIERVERWERKING.
Instelling Uitleg
LADE 1 TYPE= of LADE 1 FORMAAT= een
ander type dan ELK
De MFP behandelt lade 1 net als de andere laden. In plaats van afdrukmateriaal eerst uit lade 1 te halen haalt de MFP afdrukmateriaal uit de lade die overeenkomt met de type- en formaatinstellingen die in de software zijn geselecteerd.
Via de printerdriver kunt u afdrukmateriaal selecteren vanuit elke lade (waaronder lade 1) per soort, formaat of bron. Zie
basis van type en formaat (laden vergrendelen)
voor afdrukken per type en formaat papier.
Afdrukken op
U kunt ook bepalen of de MFP een bericht weergeeft waarin wordt gevraagd of afdrukmateriaal uit lade 1 mag worden gehaald als het gewenste type en formaat niet in een andere lade kan worden gevonden. U kunt ook instellen dat de MFP u altijd vraagt voordat het afdrukmateriaal uit lade 1 wordt gehaald of alleen vraagt als lade 1 leeg is. Configureer de instelling GEBRUIK GEWENSTE LADE in het submenu SYSTEEMINSTELLINGEN van het menu APPARAAT CONFIGUREREN.

Afdrukken op basis van type en formaat (laden vergrendelen)

Als u afdrukt op basis van soort en formaat, bent u er altijd zeker van dat de afdruktaken worden afgedrukt op het gewenste afdrukmateriaal. U kunt de laden configureren voor het soort (zoals gewoon papier of briefpapier) en het formaat (zoals letter of A4) dat in de laden is geladen.
Opmerking
Als u de laden op deze manier configureert en vervolgens een bepaald type en formaat in de printerdriver selecteert, selecteert de MFP automatisch de lade die met dat type of formaat is geladen. U hoeft geen specifieke lade te selecteren (selecteren op basis van bron). Het configureren van de MFP op deze manier is met name handig als het een gedeelde MFP betreft en er regelmatig door verschillende personen afdrukmateriaal wordt geladen of verwijderd.
Sommige oudere printers hebben een functie die laden 'vergrendelt' om te voorkomen dat op het verkeerde afdrukmateriaal wordt afgedrukt. Afdrukken op basis van soort en formaat maakt het vergrendelen van laden overbodig. Zie
Ondersteunde soorten en formaten
afdrukmateriaal voor meer informatie over de soorten en formaten die elke lade ondersteunt.
Voor het afdrukken op basis van type en formaat vanuit lade 2, de optionele laden of de optionele envelopinvoer moet u mogelijk het afdrukmateriaal uit lade 1 verwijderen en de lade sluiten of LADE 1 TYPE en LADE 1 FORMAAT instellen op andere typen dan ELK in het menu PAPIERVERWERKING op het bedieningspaneel van de MFP. Zie
Het gebruik van lade 1 aanpassen voor meer informatie. De instellingen in een programma of de
printerdriver hebben voorrang op de instellingen van het bedieningspaneel. (De instellingen in het programma hebben over het algemeen voorrang op de instellingen in de printerdriver.)
78 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW
Zo drukt u af op basis van soort en formaat papier:
1. Zorg ervoor dat u de laden op de juiste manier van afdrukmateriaal voorziet. Zie
Invoerladen vullen.)
2. Open het menu PAPIERVERWERKING op het bedieningspaneel van de MFP.
Selecteer de papiersoort voor elke lade. Op het etiket van de verpakking van het materiaal kunt controleren welk soort materiaal u gebruikt, bijvoorbeeld bankpostpapier of kringlooppapier.
3. Selecteer de instellingen voor het gewenste papierformaat op het bedieningspaneel van
de MFP.
Lade 1: stel het papierformaat in het menu PAPIERVERWERKING in als de MFP is
ingesteld op LADE 1 TYPE= een ander type dan ELK. Als er aangepast papier is geladen, moet u ook het aangepaste papierformaat in het menu PAPIERVERWERKING instellen. Zie
formaat of op zwaar papier voor meer informatie.
Afdrukken op klein formaat, aangepast
Opmerking
Lade 2 en optionele laden voor 500 vel: zie
over aanpassingen in de lade. Als er aangepast papier is geladen, moet u het aangepaste papierformaat in het menu PAPIERVERWERKING configureren. Zie
Invoerladen vullen voor meer informatie.
Optionele envelopinvoer: stel het formaat in het menu PAPIERVERWERKING in.
4. Selecteer in het programma of in de printerdriver een ander soort dan Automatische selectie.
Voor MFP's in een netwerk kunnen het papiertype en formaat ook worden geconfigureerd via de HP Web Jetadmin-software.
Invoerladen vullen voor informatie

Afdrukmateriaal handmatig invoeren via lade 1

De handmatige invoeroptie is een andere manier om via lade 1 af te drukken op speciaal afdrukmateriaal. Wanneer u HANDMATIGE INVOER instelt op AAN in de printerdriver of via het bedieningspaneel van de MFP, stopt de MFP na het verzenden van elke taak zodat u tijd hebt om speciaal papier of ander afdrukmateriaal te plaatsen in lade 1.
Als lade 1 afdrukmateriaal bevat wanneer u de afdruktaak verzendt en de standaardconfiguratie voor het gebruik van lade 1 op het bedieningspaneel van de MFP is ingesteld op LADE 1 TYPE=ELK en LADE 1 FORMAAT=ELK, stopt de MFP niet om te wachten tot u afdrukmateriaal hebt geplaatst. Als de MFP moet wachten, stelt u LADE 1
TYPE en LADE 1 FORMAAT in op een ander type dan ELK in het menu PAPIERVERWERKING.
Opmerking
NLWW De lade selecteren waaruit wordt afgedrukt 79
Als LADE 1 FORMAAT en LADE 1 TYPE zijn ingesteld op ELK en PROMPT HANDINVOER is ingesteld op TENZIJ GELADEN, wordt het afdrukmateriaal uit lade 1 gehaald zonder dat op bevestiging wordt gewacht. Als PROMPT HANDINVOER is ingesteld op ALTIJD, vraagt de MFP u om afdrukmateriaal te laden, zelfs als lade 1 is ingesteld op LADE 1 TYPE=ELK en LADE 1 FORMAAT=ELK.
Wanneer u HANDMATIGE INVOER=AAN hebt geselecteerd op het bedieningspaneel van de MFP, krijgt deze instelling voorrang op de printerdriver en wordt voor alle afdruktaken die naar de MFP worden gezonden om handmatige invoer via lade 1 gevraagd tenzij een bepaalde lade is geselecteerd in de printerdriver. Indien deze functie alleen af en toe wordt gebruikt, kunt u het beste HANDMATIGE INVOER=UIT instellen op het bedieningspaneel van de MFP en de handmatige invoeroptie per taak selecteren in de printerdriver.

De juiste fusermodus selecteren

De MFP past automatisch de fusermodus aan op basis van het type afdrukmateriaal waarop de lade is ingesteld. Voor bijvoorbeeld zwaarder papier, zoals voor kaarten, kan een hogere fusermodus-instelling nodig zijn om de toner beter op de pagina te laten hechten. Voor transparanten is echter de fusermodus-instelling LAAG 2 vereist om beschadiging van de MFP te voorkomen. De standaardinstelling levert over het algemeen de beste prestaties op voor de meeste soorten afdrukmateriaal.
De fusermodus kan alleen worden gewijzigd als het soort afdrukmateriaal is ingesteld voor de lade die u gebruikt. Zie Nadat het type afdrukmateriaal is ingesteld voor de lade, kan de fusermodus voor dit type worden gewijzigd in het menu APPARAAT CONFIGUREREN van het submenu AFDRUKKWALITEIT op het bedieningspaneel van de MFP. Zie
Afdrukken op basis van type en formaat (laden vergrendelen).
Afdrukkwaliteit, submenu.
Opmerking
Gebruik een hogere fusermodus, zoals HOOG 1 of HOOG 2, om de toner beter op het papier te laten hechten. Dit kan echter ook problemen veroorzaken, zoals het omkrullen van het materiaal. Mogelijk drukt de MFP langzamer af als de fusermodus wordt ingesteld op HOOG 1 of HOOG 2.
Als u de standaardinstellingen voor de fusermodi wilt herstellen, opent u het menu
APPARAAT CONFIGUREREN op het bedieningspaneel van de MFP. In het submenu AFDRUKKWALITEIT selecteert u eerst FUSERMODI en vervolgens MODI OPNIEUW INSTELLEN.
80 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW

Uitvoerbak selecteren

De MFP heeft twee uitvoerbaklocaties: de ADF-uitvoerbak en de standaarduitvoerbak(ken) van het uitvoerapparaat.
1 Standaarduitvoerbak 2 Uitvoerbak van ADF
Wanneer u documenten scant of kopieert via de ADF, worden de oorspronkelijke documenten automatisch uitgevoerd in de ADF-uitvoerbak. De kopieën worden geplaatst in de standaarduitvoerbak, de uitvoerbak(ken) van de nietmachine/stapelaar of de postbus met 3 bakken.
Documenten die vanaf een computer naar de MFP worden gezonden, worden geplaatst in de standaarduitvoerbak, de uitvoerbak(ken) van de nietmachine/stapelaar of de postbus met 3 bakken.

Uitvoerbakken van postbus met 3 uitvoerbakken

Als u de postbus met 3 uitvoerbakken gebruikt, zijn drie uitvoerbakken beschikbaar. U kunt deze bakken configureren als afzonderlijke postbussen of ze combineren tot één bak voor het stapelen van documenten. Deze opties worden ingesteld in het submenu MBM-3 CONFIGURATIE van het menu APPARAAT CONFIGUREREN. Dit menu is alleen beschikbaar wanneer de postbus met 3 bakken is geïnstalleerd. Zie voor meer informatie over het gebruik van de postbus met 3 bakken.
De bovenste twee bakken kunnen maximaal 100 vel papier bevatten. Dankzij een sensor houdt de MFP op met afdrukken wanneer de bak vol is. Het afdrukken wordt niet onderbroken wanneer u de bak (gedeeltelijk) leegt.
De onderste bak kan maximaal 500 vel papier bevatten.
Postbus met 3 bakken

Een uitvoerbak selecteren

U wordt geadviseerd een uitvoerlocatie (bak) te selecteren in uw programma of driver. De selecties die u maakt en de plaats waar u deze maakt, zijn afhankelijk van uw programma of printerdriver. Wanneer het niet mogelijk is om een uitvoerlocatie te selecteren in het softwareprogramma of de driver, stelt u de standaarduitvoerlocatie vanaf het bedieningspaneel van de MFP in.
NLWW Uitvoerbak selecteren 81
Een uitvoerlocatie selecteren vanaf het bedieningspaneel
1. Raak Menu aan.
2. Ga naar APPARAAT CONFIGUREREN en raak deze optie aan.
3. Ga naar AFDRUKKEN en raak deze optie aan.
4. Ga naar PAPIERBESTEMMING en raak deze optie aan om de uitvoerbakopties weer te geven.
5. Ga naar de gewenste uitvoerbak en raak deze aan. Het bericht INSTELLING OPGESL. verschijnt een ogenblik op het bedieningspaneel.

Uitvoer met de afdrukzijde omhoog of omlaag selecteren voor kopieertaken

De MFP kan pagina's met de afdrukzijde omhoog of omlaag uitvoeren. Standaard worden taken met de afdrukzijde omlaag uitgevoerd. Documenten van meerdere pagina's worden uitgevoerd met de pagina's in de juiste volgorde. Uitvoer met de afdrukzijde omlaag is de snelste aflevermethode.
Selecteer uitvoer met de afdrukzijde omhoog als u een zo recht mogelijke papierbaan wilt gebruiken, bijvoorbeeld voor het afdrukken op zwaar afdrukmateriaal. Documenten van meerdere pagina's worden uitgevoerd met de pagina's in omgekeerde volgorde.
U kunt uitvoer met de afdrukzijde omhoog of omlaag selecteren op het tabblad Uitvoer van de printerdriver. Zie
printerdriver.
Uitvoer met de afdrukzijde omhoog of omlaag selecteren in de
Opmerking
Als u Afdrukzijde omhoog (Meest rechte papierbaan) selecteert, kan de taak niet worden geniet door de nietmachine/stapelaar.
82 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW

Afdrukken op enveloppen

U kunt op enveloppen afdrukken vanuit lade 1 of de optionele envelopinvoer. Lade 1 kan maximaal 10 enveloppen bevatten en ondersteunt standaardformaten of aangepaste formaten. De optionele envelopinvoer kan maximaal 75 enveloppen bevatten en ondersteunt alleen de standaardenvelopformaten.
Voor het afdrukken op een willekeurig formaat envelop, dient u erop te letten dat de marges in uw programma zich op minimaal 15 mm van de rand van de envelop bevinden.
De afdrukprestaties zijn afhankelijk van het type envelop. Test altijd een paar voorbeeldenveloppen voordat u grote hoeveelheden aanschaft. Zie specificaties van enveloppen.
Enveloppen voor
WAARSCHU­WING
VOORZICHTIG
Opmerking
Gebruik nooit enveloppen die zijn voorzien van een gecoate voering, zelfklevende strips of ander synthetisch materiaal. Deze stoffen kunnen schadelijke dampen voortbrengen.
Enveloppen met klemmetjes, drukkers, vensters, gecoate voeringen, open zelfklevende strips of ander synthetisch materiaal kunnen de MFP ernstige schade toebrengen. Voorkom het vastlopen van papier en mogelijke schade aan de MFP en druk nooit op beide zijden van een envelop af. Controleer eerst of de enveloppen goed plat liggen en niet beschadigd zijn of aan elkaar plakken, voordat u deze gaat invoeren. Gebruik geen enveloppen met drukgevoelig zelfklevend materiaal.
De MFP drukt langzamer af bij het afdrukken op enveloppen.

Enveloppen in lade 1 plaatsen

Veel soorten enveloppen kunnen worden afgedrukt vanuit lade 1. De lade kan maximaal 10 enveloppen bevatten. Zie
Zo laadt u enveloppen in lade 1:
1. Open lade 1, maar trek het verlengstuk niet naar buiten. De meeste enveloppen worden het gemakkelijkst ingevoerd zonder het verlengstuk. Voor extra grote enveloppen kan het verlengstuk echter wel nodig zijn.
Enveloppen voor specificaties.
NLWW Afdrukken op enveloppen 83
2. Laad maximaal 10 enveloppen in het midden van lade 1 met de afdrukzijde omhoog en de frankeerzijde naar de MFP toe. Schuif de enveloppen zo ver mogelijk in de MFP zonder te forceren.
3. Druk de geleiders tegen de stapel enveloppen aan, zonder dat deze gaan opbollen. Let erop dat de enveloppen onder de nokjes passen en niet boven de maximale papierhoogte-indicator uitkomen.
84 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW

Afdrukken op speciaal afdrukmateriaal

In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u afdrukt op materiaal dat op een speciale manier moet worden behandeld.

Afdrukken op etiketten

Gebruik uitsluitend etiketten die worden aanbevolen voor gebruik in laserprinters. Controleer of de etiketten voldoen aan de juiste specificaties. Zie
Volg deze richtlijnen voor het afdrukken op etiketten:
Vanuit lade 1 kunt u stapels van maximaal 50 etiketvellen afdrukken en vanuit de
overige laden kunt u stapels van maximaal 100 etiketvellen afdrukken.
Plaats etiketten in lade 1 met de afdrukzijde omhoog en de bovenste, korte zijde naar de
MFP toe. Voor de overige laden plaatst u het afdrukmateriaal met de afdrukzijde omlaag en de bovenste rand naar rechts.
U mag etiketten niet op de volgende manieren laden of afdrukken:
Etiketten.
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Als u deze instructies niet volgt, kan dit leiden tot schade aan de MFP.
Vul de laden niet tot de maximale capaciteit, omdat etiketten zwaarder zijn dan papier.
Gebruik geen etiketten die los kunnen raken van het grondpapier of al gedeeltelijk los
zitten, en ook geen gekreukte of beschadigde etiketten.
Gebruik geen etiketten die met tussenruimten op het grondpapier zijn aangebracht. (De
etiketten moeten het grondpapier geheel bedekken, zonder enige tussenruimte.)
Voer een vel etiketten niet vaker dan één keer door de MFP. De klevende achterzijde is
zo ontworpen dat deze slechts één maal door de MFP kan worden gevoerd.
Bedruk etiketten niet aan beide zijden.
Maak geen afdrukken op vellen waar etiketten van zijn verwijderd.

Afdrukken op transparanten

Gebruik uitsluitend transparanten die worden aanbevolen voor gebruik in laserprinters. Zie
Transparanten voor specificaties van transparanten.
Open het menu APPARAAT CONFIGUREREN op het bedieningspaneel van de MFP.
In het submenu AFDRUKKWALITEIT selecteert u FUSERMODI. Let erop dat de fusermodus is ingesteld op TRANSPARANT=LAAG.
Door de fusermodus niet in te stellen op LAAG kunt u de MFP en de fuser permanent beschadigen.
In de printerdriver stelt u de papiersoort in op Transparanten.
Open het menu PAPIERVERWERKING op het bedieningspaneel van de MFP. Stel het
type lade dat u gebruikt in op TRANSPARANT.
Laad transparanten met de afdrukzijde omhoog in lade 1 met de bovenste rand naar de
MFP toe. Vanuit lade 1 kunnen maximaal 50 transparanten worden afgedrukt.
NLWW Afdrukken op speciaal afdrukmateriaal 85
Vanuit lade 2 en de optionele laden kan een stapel van maximaal 100 transparanten
worden afgedrukt (stapels van meer dan 50 transparanten tegelijk worden echter afgeraden).
Omdat transparanten zwaarder zijn dan papier mogen de laden niet geheel worden
gevuld.
Laad transparanten met de afdrukzijde omlaag in lade 2 of de optionele laden met de
bovenste, korte rand naar rechts.
U voorkomt dat transparanten te warm worden of gaan kleven door elk transparant uit
de uitvoerbak te halen voordat u op het volgende afdrukt.
Bedruk slechts één zijde van een transparant.
Leg de transparanten op een vlakke ondergrond om af te koelen nadat u deze uit de
MFP hebt verwijderd.
Als twee of meer transparanten tegelijkertijd worden ingevoerd, moet u de stapel
proberen uit te waaieren.
Voer transparanten niet meer dan één keer door de MFP.

Afdrukken op papier met een briefhoofd, geperforeerd papier of voorbedrukt papier

Bij het afdrukken op papier met een briefhoofd, geperforeerd papier of voorbedrukt papier is het belangrijk dat het papier in de juiste afdrukstand in de lade wordt gelegd. Voor de meeste afdrukscenario's volgt u de richtlijnen in dit gedeelte om op één zijde af te drukken.
Afdrukken op beide zijden van het papier (optionele duplexeenheid) voor richtlijnen met
Zie betrekking tot dubbelzijdig afdrukken.
Opmerking
Opmerking
Als u briefhoofdpapier of voorbedrukt papier altijd op dezelfde manier wilt laden voor alle afdruktaken, ongeacht of u slechts op één zijde van het vel afdrukt, gebruikt u de instelling Modus voor alternatief briefhoofdpapier in de printerdriver. Laad het papier op dezelfde manier als voor het afdrukken op beide zijden. Zie
(optionele duplexeenheid). Wanneer deze optie is geselecteerd, drukt de MFP af met de
(lagere) snelheid voor het afdrukken op beide zijden. De informatie in dit gedeelte geldt voor het afdrukken zonder de Modus voor alternatief briefhoofdpapier.
Zie Afdrukken op papier met een speciale afwerking voor meer informatie over papier met een speciale afwerking, zoals bankpostpapier.
Voor lade 1 laadt u het papier met de afdrukzijde omhoog en de bovenste, korte zijde naar de MFP toe.
Afdrukken op beide zijden van het papier
86 Hoofdstuk 3 Afdrukken NLWW
Loading...