Alle rechten voorbehouden.
Verveelvuldiging, bewerking en
vertaling zonder voorafgaande
schriftelijke toestemming zijn
verboden, behalve zoals
toegestaan door het auteursrecht.
Publicatienr.:
C4170-90906
Eerste uitgave, november 1998
Garantie
De informatie in dit document
kan zonder kennisgeving
worden veranderd.
Hewlett-Packard biedt geen
enkele garantie met betrekking
tot deze informatie.
HEWLETT-PACKARD
ONTKENT SPECIFIEK DE
IMPLICIETE GARANTIE OP
VERKOOPBAARHEID EN
GESCHIKTHEID VOOR EEN
BEPAALD DOEL.
Hewlett-Packard is niet
aansprakelijk voor directe,
indirecte, incidentele,
bijkomende of overige schade
die ten laste wordt gelegd in
verband met de verstrekking of
het gebruik van deze informatie.
Handelsmerken
®
Adobe
, Acrobat®, PostScript®,
en Adobe Photoshop
®
zijn
handelsmerken van Adobe
Systems Incorporated en
kunnen in bepaalde landen
gedeponeerd zijn.
®
, Monotype® en
Arial
Times New Roman
®
zijn in de V .S.
gedeponeerde handelsmerken
van Monotype Corporation.
™
CompuServe
is een
Amerikaans handelsmerk
van CompuServe, Inc.
™
Helvetica
en Times Roman
, Palatino™, Times™,
™
zijn
handelsmerken van
Linotype AG en/of haar
dochterondernemingen in de
V.S. en andere landen.
®
Microsoft
Windows
, MS Windows,
®
en Windows NT®
zijn in de V.S. gedeponeerde
handelsmerken van
Microsoft Corporation.
®
LaserWriter
is een
gedeponeerd handelsmerk
van Apple Computer , Inc.
™
TrueType
is een
Amerikaans handelsmerk
van Apple Computer , Inc.
- S
TAR
®
is een in de V.S.
NERGY
E
gedeponeerd dienstmerk
van de Amerikaanse
overheidsinstantie EPA.
Hewlett-Packard Company
11311 Chinden Boulevard
Boise, Idaho 83714 V.S.
Ondersteuning van HP
Online diensten: voor toegang tot
informatie 24-uur/dag via uw
modem worden de volgende
diensten aanbevolen:
Voor het verkrijgen van
softwarehulpprogramma's en
elektronische informatie voor
de V.S. en Canada:
Voor Europa (Engels):
Service-informatie van HP:
Service-overeenkomsten van HP:
World Wide Web URL - printerdrivers, bijgewerkte printersoftware
van HP en product- en ondersteuningsinformatie zijn verkrijgbaar via
de volgende URL's:
in de V.S.:http://www.hp.com
in Europa:http://www2.hp.com
America Online - America Online/Bertelsmann is beschikbaar in
de V.S., F rankrijk, Duitsland en de V.K.- Printerdrivers, bijge werkte
printersoftware van HP en ondersteuningsdocumentatie bieden
antwoord op uw vragen over producten v a n HP. Gebruik het
keyword "HP" v oor het starten van de rondleiding of bel
1-800-827-6364 speciaal klantennr. 1118 om te abonneren. In
Europa belt u een van de hieronder vermelde nummers:
Duitsland: 0180 531 31 64
Frankrijk: ++353 1 704 90 00
Oostenrijk: 0222 58 58 485
Verenigd Koninkrijk:0800 279 1234
Zwitserland:0848 80 10 11
CompuServe - printerdrivers, bijge werkte printersoftware v an HP
en interactief uitwisselen van technische informatie met andere
leden is beschikbaar in het "HP User forum" op CompuServe
(GO HP) of bel 1- 800-524-3388 en vraag naar telefoniste 51 om te
abonneren. (CompuServe is eveneens beschikbaar in de V.K.,
Frankrijk, België, Zwitserland, Duitsland en Oostenrijk.)
Telefoon:
(805) 257-5565
Faxnr.:
(805) 257-6866
In de V.K.: bel (44) (142) 986-5511. In Ierland en buiten de V.K.:
bel (44) (142) 986-5511.
Bel voor het zoeken van erkende HP-dealers 1-800-243-9816
(V.S.) of 1-800-387-3867 (Canada).
Bel 1-800-835-4747 (V.S.) of 1-800-268-1221 (Canada).
Uitgebreide service 1-800-446-0522
Postadres:
Hewlett-Packard Co.
P.O. Box 1754
Greeley, CO 80632
V.S.
HP FIRST: HP FIRST Fax biedt u gedetaileerde ondersteuningsinformatie over veelgebruikte
software-programma's voor uw HP-produkt alsmede wenken voor het oplossen van problemen. Bel vanaf
een telefoon met druktoetsen en vraag maximaal drie documenten per gesprek op. De documenten
worden naar een faxnummer van uw keuze gestuurd.
Klantenondersteuning en reparatiedienst in de V.S.
en Canada:
(Zie het hoofdstuk over Service en ondersteuning
in deze gebruikershandleiding voor meer
informatie over reparatie.)
Europees ondersteuningscentrum. Taal- en in eigen land-opties beschikbaar
Geopend van maandag t/m vrijdag 08:30–18:00 CET
HP biedt gratis telefonische ondersteuning tijdens de garantieperiode. Als u een v a n de hieronder aangege ven
telefoonnummers belt, wordt u doorverbonden met een team dat klaar staat om u te helpen. Als u na afloop van
de garantieperiode ondersteuning nodig hebt, is deze tegen betaling verkrijgbaar via hetzelfde telefoonnummer .
U betaalt per-verzoek om hulp. Zorg tijdens het bellen naar HP dat u de volgende informatie bij de hand hebt:
naam van het product, het serienummer, de datu m v an aank oop en een beschrijving van het prob leem.
Engels
Nederlands
Frans
Duits
Nummers-voor ondersteuning in uw eigen land:
of aanvullende reparatieservice nodig hebt of als uw land niet in de onderstaande lijst vermeld staat, "Wereldwijde
verkoop- en servicekantoren" in het hoofdstuk over service en ondersteuning in deze gebruikershandleidin g.
Argentinië 787-8080 Mexico 01 800-90529
Brazilië 022-829-6612
Canada (1) (208) 323-2551 Polen (48-22) 608-77-00
Chili 800-360999 Portugal (351) (1) 301-7330
Griekenland (30) (1) 689-6411 Rusland (7) (95) 923-5001
Hongarije (36) (1) 343-0310 Tsjechische Republiek (42) (2) 613-07111
Me x i c o (Mexi co S t a d ) 01 800-22147 Turkije (90) (1) 224-5925
Bel (208) 323-2551 van maandag tot vrijdag van
06:00 tot 22:00 MST (Mountain Standard Time) en
op zaterdag van 09:00 tot 16:00 MST voor gratis
service tijdens de garantieperiode. Er worden
echter kosten voor het interlokaal gesprek in
rekening gebracht worden. Houd de computer en
het serienummer a.u.b. bij de hand wanneer u belt.
Als uw printer gerepareerd moet worden belt u
1-800-243-9816 voor het bepalen van de
dichtstbijzijnde door HP-erkende reparatiezaak of
belt u (208) 223-2551 voor de centrale HPreparatiedienst.
Telefonische-assistentie na de garantieperiode is
beschikbaar om antwoord te bieden op uw vragen
over diverse produkten. Bel (1) (900) 555-1500
($2.50* per minuut, alleen in de V.S.) of bel
1-800-999-1148 ($25* per gesprek, Visa of
MasterCard, in de V.S. en Canada); maandag t/m
vrijdag van 07:00 tot 18:00 en op zaterdag van
09:00 tot 15:00 (Mountain Time).
Kosten worden
pas in rekening gebracht nadat u een deskundige
aan de lijn krijgt. *Prijzen zijn aan verandering
onderhevig.
Noors
Deens
Fins
Zweeds
Italiaans
Spaans
Pools
Portugees
Zie, als u na afloop van de garantieperiode ondersteuning
In dit hoofdstuk wordt informatie geboden over de v olgende
onderwerpen:
Functies van de printer
z
zPrintersoftware
Bedieningspaneel
z
zAfdrukken met de infrarode poort (draadloos afdrukken)
zInterface-poorten
Accessoires en bestelinformatie
z
DU
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 1
Functies van de printer
Hoge afdruksnelheid
Uitstekende
afdrukkwaliteit
Flexibele
papierverwerking
z
10 pagina's per minuut afdrukken (met een Intel 80960JD op RISC
gebaseerde formatter).
z
Tekst en illustraties op echte 1200 x 1200 dpi (dots-per-inch).
z
Resolution Enhancement technology (REt) past de omvang en
plaatsing aan van iedere stip op de pagina voor het afdrukken
van gelijkmatig lopende hoeken, kromme lijnen en randen (alleen
600 dpi).
z
Veranderbare instellingen voor het optimaliseren van de
afdrukkwaliteit.
z
De HP UltraPrecise tonercassette bevat toner van een fijnere
samenstelling, zodat uw tekst en afbeeldingen scherper worden
afgedrukt.
z
Instelbare lade 1 voor briefhoofdpapier, enveloppen, etiketten,
transparanten, kaarten, zwaar papier en papier van speciale
afmetingen. Zie "Afdrukmateriaal laden in lade 1" op pagina 29.
z
Instelbare lade 2 of optionele invoerlade (lade 3) met een capaciteit
van 250 vel v oor papier v an standaard formaat. Zie "Afdrukmateriaal
bijvullen in lade 2 of de optionele lade 3" op pagi na 30.
z
Twee uitvoerbakken: selecteer de bovenuitvoerbak of de
achteruitvoerbak, afhankelijk van wat gemakkelijker voor u is.
z
Een rechte papierbaan vanuit lade 1 naar de achteruitvoerbak.
Uitbreidingsmogelijkheden
z
Een optioneel verkrijgbare lade 3 met een capaciteit van 250-vel
voor minder vaak bijvullen.
z
EIO-kaarten (Enhanced Input Output). Zie "Interfacepoorten" op
pagina 22.
z
DIMM-sleuven (Dual In-line Memory Module) voor het uitbreiden
van het geheugen.
z
De PostScript
TM
Level 2-emulatie PS-DIMM maakt PS-afdrukken
mogelijk. In de fabriek geïnstalleerd op de 2100 M en de 2100 TN.
PCL-printertaal en
lettertypen
z
De printertaal PCL 6 biedt snellere afdrukprestaties, de
ingebouwde verschalingstechnieken Intellifont en TrueType,
ingebouwde vectorgraphics HP-GL/2 en geavanceerde
weergavecapaciteiten. PCL 6 biedt tevens 45 verschaalbare
TrueType-lettertypen en het zogenaamde bitmap-lettertype
Line Printer Font.
PS-taal en lettertypen
z
De HP LaserJet 2100 M en 2100 TN printers bieden emulatie voor
de HP PS Level 2 printertaal met 35 ingebouwde PS-lettertypen.
2 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU
Automatische
taalinstelling
Draadloos infraroodafdrukken
z
Wanneer er een optioneel verkrijgbare printertaal (zoals PSemulatie) geïnstalleerd is, is de printer automatisch in staat om
naar de gewenste printertaal voor de afdruktaak over te schakelen.
z
Snel infrarood-afdrukken met behulp van apparaten die voldoen
aan de IrDA-normen, zoals bv. een laptop-, een notebook- of een
PDA-computer (Personal Digital Assistant).
z
Door JetSend IR bestuurde apparaten kunnen eveneens de
infraroodpoort gebruiken.
Interfaceverbindingen
Netwerken
Verbeterd
geheugen en
geheugenuitbreiding
z
Bi-directionele parallelle poort ECP type-B (volgens de normen van
IEEE-1284)
z
LocalTalk-poort
z
EIO-sleuf
z
Draadloze infrarode poort (volgens IrDA-normen)
z
De printer beschikt over een EIO-sleuf voor snel en gemakkelijk
aansluiten van HP JetDirect 600 N printservers.
z
Gebruik in werkgroepen voor flexibiliteit en snel afdrukken via het
netwerk en beheer op afstand.
z
De HP LaserJet 2100 printer wordt geleverd met 4 Mb geheugen
en k un ne n to t 5 2 Mb w or d en u it ge b re i d d.m.v. de drie beschikbare
sleuven voor DIMM-geheugen. De meeste documenten kunnen
met behulp van de Memory Enhancement technology (MEt) met
de standaard hoeveelheid geheugen worden afgedrukt. MEt
comprimeert automatisch data, waardoor de capaciteit van het
geheugen bijna wordt verdubbeld, zodat meer complexe pagina's
met het beschikbare geheugen kunnen worden afgedrukt.
z
De HP LaserJet 2100 M en en de 2100 TN printers worden
geleverd met 8 Mb geheugen en kan tot 40 Mb worden
uitgebreid d.m.v. de twee beschikbare sleuven voor DIMMgeheugen. De derde sleuf wordt gebruikt voor de DIMM met de
HP PS-taal.
Energiebesparing
Economisch
afdrukken
DU
z
De printer bespaart automatisch elektriciteit door het energieverbruik
aanmerkelijk terug te brengen wanneer niet wordt afgedrukt.
z
Hewlett-Packard heeft als partner in het E
NERGYSTAR
-programma
van de EPA vastgesteld dat dit product voldoet aan de
NERGYSTAR
E
z
EconoMode (alleen 600 dpi), handmatig duplex-afdrukken en N-
-richtlijnen voor energie-efficiëntie.
per-vel afdrukken stellen u in staat papier , toner en tijd te besparen.
z
Voor wenken over het beperken van het papierverbruik en het
verlengen van de levensduur van de tonercassette raadpleegt u
"
Afdruktaken" beginnend op pagina 35.
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 3
Printersoftware
De printer wordt geleverd met behulpzame software, waaronder
printerstuurprogramma's en optionele software. De bijgeleverde
printerstuurprogramma's (Windows) en PPD's (Macintosh en
Windows) moeten geïnstalleerd worden om de functies van de printer
volledig te kunnen benutten.
In dit gedeelte wordt informatie geboden over de volgende
onderwerpen:
zinstallatie-instructies voor de printersoftware
zoverzicht van de onderdelen van het afdruksysteem
ztips voor het installeren van de printersoftware
Na het volgen van de installatie-instructies en het laden van de
software raadpleegt u de printersoftwaretaken op pagina 42 om na te
gaan hoe u de printer optimaal kunt benutten.
OpmerkingDe HP-software is niet in alle talen beschikbaar.
Raadpleeg het LeesMij-bestand op de CD-ROM of de diskettes voor
verdere bijgesloten software en ondersteunde talen. De meest recente
stuurprogramma's, extra stuurprogramma's en overige software zijn
ve rkrijgb aar vi a Internet en andere bronnen. Als u geen toegang hebt
tot Internet, raadpleegt u de pagina's over ondersteuning van HP aan
het begin van deze handleiding voor het verkrijgen van de meest
recente software.
De HP LaserJet 2100-serie printer wordt geleverd met
stuurprogramma's voor de volgende platformen en
besturingssystemen. Zoek uw besturingssysteem en volg de
instructies om met installeren te beginnen.
z"Installatie voor Windows" op pagina 5
z"Installatie voor de Macintosh" op pagina 9 (HP LaserJet 2100 M)
z"Installatie voor DOS" op pagina 11
4 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU
Installatie voor Windows
1.Draai het installatieprogramma door de instructies voor uw
versie van Windows te volgen.
Windows-versie Ga als volgt te werk om met installeren
te beginnen:
Windows 9x/NT 4.0 a. Plaats de CD-ROM in het CD-ROM-station.
Het installeren wordt automatisch gestart.
b. Volg de instructies op het scherm.
Als de CD-ROM niet automatisch gestart
wordt:
Selecteer Uitvoeren in het menu Start en typ
x:\setup
letter is van het CD-ROM-station). Volg
vervolgens de resterende installatieinstructies.
Windows 3.x a. Plaats de CD-ROM in het CD-ROM-station.
b. Ga naar het menu Bestand en selecteer
Uitvoeren.
c. Typ x:\setup (waarbij x de letter van het
CD-ROM-station is).
d. Volg de instructies op het scherm.
in het vak Openen (waarbij x de
OpmerkingAls u geen CD-ROM-station heeft, gaat u naar pagina 12 voor
instructies.
2.Selecteer hoe u wilt installeren. Het installatieprogramma
biedt drie opties voor het installeren van de software.
• Normaal (aanbevolen methode): met deze optie worden
printerstuurprogramma's, schermlettertypen, HP FontSmart,
een de-installeringsprogramma en een configuratiehulpprogramma geladen, waarmee alle aspecten van het
afdrukken beheerd kunnen worden.
• Minimaal (voor laptop-computers en minimuminstallatie): met
deze optie worden alleen het vereiste printerstuurprogramma
en schermlettertypen geladen.
DU
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 5
• Aangepast (voor gev orderde gebruikers en netwerkbeheerders):
met deze optie kunt u bepalen welke onderdelen geïnstalleerd
worden. Het installatieprogramma vraagt u om de onderdelen te
selecteren die u wilt installeren. U dient ten minste één
printerstuurprogramma te installeren om de printer te
gebruiken.
3. Registreer de printer bij HP.
Als u toegang hebt tot het World Wide Web, wordt u verzocht om uw
HP LaserJet 2100 te registreren bij de volgende Website:
http://www.hp.com/go/lj2100_register
Op deze manier kan Hewlett-P ac kard betere ondersteuning voor uw
printer leveren. Na het registreren krijgt u de gelegenheid om
waardev olle bedrijfshulpmiddelen te ontvangen. He wlett-Packard zal
geen contact met u opnemen en zal u geen informatie toesturen tenzij u
dit speciaal goedkeurt tijdens de registratieprocedure. U kunt uw printer
ook registreren met de bijgesloten antwoordkaart.
Software voor Windows
Printerstuurprogramma's
Printerdrivers activeren de functies van de printer en verz orgen de
communicatie tussen de computer en de printer. Kies een printerstuurprogramma gebaseerd op de manier waarop u de printer gebruikt.
zGebruik het PCL 6-stuurprogramma om de functies van de
printer volledig te benutten. Tenzij uw stuurprogramma volledig
compatibel moet zijn met voorgaande PCL-stuurprogramma's of
met een oudere printer wordt het PCL 6-stuurprogramma
aanbevolen.
zGebruik het PCL 5e-stuurprogramma als u afdrukresultaten wilt
bereiken die er net zo uitzien als die van oudere HP LaserJetprinters. In dit stuurprogramma zijn een aantal functies niet
beschikbaar. (Het bij deze printer bijgeleverde PCL 5estuurprogramma mag niet met oudere printers gebruikt worden.)
zGebruik het PS-stuurprogramma voor het afdrukken met
PostScript (PS). In dit stuurprogramma zijn een aantal
printerfuncties niet beschikbaar.
Als uw printer over PS-mogelijkheden beschikt, schakelt hij automatisch
heen en weer tussen PS-emulatie en de PCL-printertalen, afhankelijk
van het geselecteerde stuurprogramma.
6 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU
Leder printerstuurprogramma is voorzien van hulpschermen die
d.m.v. de Help-knop (knop F1) of via het vraagteken in de hoek
rechtsboven van de printerstuurprogramma's geactiveerd kunnen
worden (afhankelijk van het Windo ws-besturingssysteem dat gebruikt
wordt). De Help-schermen bieden gedetailleerde informatie over het
specifieke stuurprogramma. De Help voor het printerstuurprogramma
staat los van de Help voor de applicatie.
OpmerkingZie het "LeesMij"-bestand op de CD-ROM als u maar één
stuurprogramma installeert of de componenten wilt aanpassen aan
een OEM-configuratie.
HP FontSmart
U hebt toegang tot HP FontSmart via de map HP LaserJet of d.m.v.
het menu Start. HP FontSmart is een hulpprogramma voor
lettertypebeheer (alleen voor Windows) waarmee u het volgende kunt
doen:
zhet installeren, de-installeren en verwijderen van lettertypen;
beheren van lettertypen binnen een enkel venster d.m.v. van
z
slepen-en-neerzetten;
ztoont overeenkomstige schermlettertypen voor de interne
lettertypen van de printer.
DU
HP LaserJet-configuratiehulpprogramma
(alleen voor Windows 9x/NT 4.0)
Met het HP LaserJet-configuratiehulpprogramma beheert u de
standaard printerinstellingen. Via dit programma hebt u toegang tot
een groot aantal van de printerfuncties, o.a.:
het afdrukken van de test-, de demo- en de lettertypepagina voor
z
PCL en PS;
zhet selecteren van de standaard pagina-instelling;
zhet kiezen van aangepaste instellingen, zoals het opnieuw
afdrukken en het vergrendelen van lades.
zhet instellen van bronopties, zoals I/O-buffering.
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 7
HP JetAdmin
HP JetAdmin is voornamelijk bestemd voor netwerkbeheerders die
verantwoordelijk zijn v oor het installeren, configureren en onderhouden
van printers en andere netwerkapparaten en voor het oplossen v an
problemen. Daarnaast kunnen gebruikers ook de statusberichten van
HP JetAdmin gebruiken voor het oplossen van normaal-voorkomende
problemen (papierstoringen, lege papierladen, etc.) en het controleren
van de huidige status van de printer op het netwerk. U hebt in
Windows 9x en Windows NT 4.0 toegang tot HP JetAdmin via het menu
Start, Instellingen en het Configuratiescherm of in Windows 3.x via de
programmagroep HP JetAdmin Utilities. Gebruik HP JetAdmin om het
volgende te doen:
zhet installeren, configureren en beheren van printers op een
netwerk dat is aangesloten op een HP JetDirect 600 N
printserver,
zhet uitvoeren van uitgebreide diagnostische activiteiten voor de
printer en het netwerk.
HP JetAdmin werkt op de volgende netwerksystemen:
zWindows NT zWindows 9x
zSunOS* zNovell NetWare
zHP-UX* zSolaris*
zWindows 3.x (Novell NetW are
Server vereist)
(alleen voor de CD-ROM)
zOS/2*
*De software voor deze systemen staat niet op de bij de printer
meegeleverde CD-ROM, maar is beschikbaar via Internet. Als u
geen toegang hebt tot Internet, raadpleegt u de pagina's over
ondersteuning van HP aan het begin van deze handleiding voor het
verkrijgen van deze software.
OpmerkingNetwerkbeheerders: als de printer op een netwerk is aangesloten moet
u alvorens af te drukken de printer eerst d.m.v. HP JetAdmin of
vergelijkbare netwerksoftware voor het netwerk configureren.
8 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU
Installatie voor de Macintosh
1. Draai het installatieprogramma door de CD-ROM in het CDROM-station te plaatsen. Het installatievenster verschijnt op
het scherm. Selecteer de gewenste taal en dubbelklik op het
installatiesymbool.
Opmerking
Schakel alvorens het installeren te starten eventuele virusprogramma's uit.
De CD-ROM bev at software voor een groot aantal internationale locaties.
Wanneer u de taal v oor het installeren selecteert en op Installeren in de
gewenste taal dubbelklikt, wordt het installatiescherm in uw taal
weergegeven.
2. Selecteer hoe u wilt installeren. Het installatieprogramma
biedt twee opties voor het installeren van de software.
•
Normaal
PPD, de schermlettertypen en een hulpprogramma voor het
regelen van alle aspecten van het afdrukken geladen.
• Aangepast (voor gevorderde gebruikers en netwerk-
beheerders): met deze optie kunt u bepalen welke onderdelen
geïnstalleerd worden. Het installatieprogramma vraagt u om
de onderdelen te selecteren die u wilt installeren.
3. Registreer de printer bij HP.
Als u toegang hebt tot het World Wide Web, wordt u verzocht om uw
HP LaserJet 2100 te registreren bij de volgende website:
http://www.hp.com/go/lj2100_register
Op deze manier kan Hewlett-P ac kard betere ondersteuning voor uw
printer leveren. Na het registreren krijgt u de gelegenheid om
waardev olle bedrijfshulpmiddelen te ontvangen. He wlett-Packard zal
geen contact met u opnemen en zal u geen informatie toesturen tenzij u
dit speciaal goedkeurt tijdens de registratieprocedure. U kunt uw printer
ook registreren met de bijgesloten antwoordkaart.
(aanbevolen methode): met deze optie worden de
OpmerkingVoor gebruik van de PPD moet het stuurprogramma Apple LaserWriter 8
geïnstalleerd zijn. Gebruik voor volledige toepassing van de printerfuncties
de meest recente versie van het LaserWriter-stuurprogramma; deze vindt
u op de CD-ROM.
DU
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 9
Software voor Macintosh-computers
PPD-bestanden (PostScript Printer Description)
De PPD's activeren, in combinatie met het LaserWriter-stuurprogramma,
de functies van de printer en verzorgen de comm unicatie met de printer .
Op de CD-ROM vindt u een installatieprogramma voor het PPD's ,
LaserWrit er - st uu rprog r a mm a , en de overige software.
HP LaserJet-hulpprogramma
Het HP LaserJet-hulpprogramma biedt instelling van functies die niet in
het stuurprogramma beschikbaar zijn. De geïllustreerde schermen
maken het selecteren van printerfuncties via uw Macintosh-computer
gemakkelijker dan ooit te v oren. Gebruik het HPLaserJethulpprogramma om het volgende te doen:
zde printer een naam geven, deze aan een zone van het netwerk
toewijzen, bestanden en lettertypen downloaden en een groot
aantal van de printerinstellingen veranderen;
zeen wachtwoord voor de printer instellen
zvia de computer vergrendelen van printerfuncties ter voorkoming
van onbevoegd gebruik.
10 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU
Installatie voor DOS
DOS-afstandsbedieningspaneel
1. Plaats de CD-ROM in het CD-ROM-station.
2. Typ achter de DOS-prompt x: (waarbij x de letter van het
CD-ROM-station is) en druk op Enter.
3. Ga naar de directory voor de gewenste taal (bijvoorbeeld
cd\english).
4. Typ install en druk op Enter.
Als er DOS-programma's met de printer gebruikt worden en het DOSafstandsbedieningspaneel
AUTOEXEC.BAT-bestand worden aangepast om communicatie-timeoutfouten te voorkomen. Om het AUT OEXEC .BAT-bestand te wijzigen,
gebruikt u een DOS-editor of een tekstverwerkingsprogramma
waarmee ASCII-tekstbestanden kunnen worden gewijzigd. Volg
daarna de onderstaande instructies.
Voor DOS-versie 4.0 en later voegt u toe:
MODE LPT1:,,B
Voor DOS-versies ouder dan 4.0, voegt u toe:
geïnstalleerd werd, moet het
niet
MODE LPT1:,,P
OpmerkingDe voorgaande voorbeelden gaan ervan uit dat u printerpoort LPT1
gebruikt. Als u echter LPT2 of LPT3 gebruikt, vervangt u LPT1 in het
voorgaande voorbeeld door het gewenste poortnummer.
Het afstandsbedieningspaneel gebruiken
Met het Afstandsbedieningspaneel kunt u de instellingen van de
printer veranderen, als uw softwareprogramma geen ondersteuning
biedt voor de printerfunctie die u wilt gebruiken. Ga als volgt te werk
om het Afstandsbedieningspaneel vanuit DOS te starten:
1. Zorg dat het Afstandsbedieningspaneel in het commando PATH
van de computer voorkomt. Dit kan gecontroleerd worden door
achter de DOS-prompt voor de hoofd-directory PATH te typen
en op Enter te drukken. Als de directory voor het Afstandsbedieningspaneel niet in het commando PATH voorkomt, gaat
u naar de standaard directory C:\HPLJUTIL.
2. Typ RCP achter de DOS-prompt en druk op Enter.
3. Voor verdere informatie selecteert u Help.
DU
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 11
Wenken voor het installeren van de software
Ik heb geen CD-ROM-station.
Als u tijdelijk een andere computer kunt gebruiken die wel een
CD-ROM-station heeft, kunt u de Windows-functie "MakeDisk"
gebruiken om de diskettes te maken die u voor het installeren nodig
hebt. Volg de eerste stap van de installatie-instructies en kies
MakeDisk om de diskettes te maken.
Als u over toegang tot Internet beschikt, kunt u stuurprogramma's van
het World Wide Web of de FTP-servers van HP downloaden. De
Website voor de stuurprogramma's is:
http://www.software.hp.com
Alleen voor klanten buiten de V.S.: gebruik de bij de printer
meegeleverde diskette(s) voor het installeren van de software.
Als u geen diskettes hebt, raadpleegt u "Ondersteuning van HP"
aan het begin van deze handleiding voor bestelinformatie.
Hoe krijg ik toegang tot de functies van de printer?
Bepaalde functies van de printer, zoals b.v. speciale papierformaten
en de pagina-oriëntatie, zijn wellicht beschikbaar d.m.v . instellingen in uw
applicatie. Gebruik, indien beschikbaar, de instellingen v an de applicatie
omdat deze voorrang heb ben op de instellingen v an het printerstuurprogramma.
De geavanceerde printerfuncties kunnen d.m.v. het printerstuurprogramma bediend worden. Zie "Softwaretaken" op pagina 42 voor
instructies over het gebruik van specifieke functies van het
printerstuurprogramma.
Welke stuurprogramma's en software-upgrades zijn
verder beschikbaar?
De meest recente printerstuurprogramma's en afdruksoftware voor
HP LaserJet pr inters zijn verkrijgbaar via het World Wide Web
(http://www.software.hp.com). Raadpleeg het "Leesmij"-bestand
voor verdere uitgave-informatie.
12 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU
Welke software is verder beschikbaar?
Zie "Printersoftware" op pagina 4 voor beschrijvingen van de optionele
software voor het afdruksysteem die voor installatie beschikbaar is .
OpmerkingRaadpleeg het LeesMij-bestand op de CD-ROM voor verdere
bijgesloten software en ondersteunde printertalen. De meerst recente
stuurprogramma's, extra stuurprogramma's en overige software zijn
verkrijgbaar via Internet en andere bronnen. Als u geen toegang hebt
tot Internet, raadpleegt u de pagina's over ondersteuning van HPaan
het begin van deze handleiding voor het verkrijgen van de meest
recente software.
Hoe kan ik de afdruksoftware verwijderen?
In Windows kunt u na het installeren het pictogram De-installeren in
de programmagroep HP LaserJet gebruiken voor het selecteren en
verwijderen van de onderdelen van het Windows HP afdruksysteem.
De De-installeerder starten:
1. Dubbelklik in de programmagroep HP LaserJet op het pictogram
De-installeren.
2. Klik op Volgende.
3. Selecteer de onderdelen van het HP afdruksysteem die u wilt
de-installeren.
DU
4. Klik op OK.
5. Volg de instructies.
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 13
Bedieningspaneel
Taak annuleren
knop
Attentie-lichtje
Klaar-lichtje
Start-lichtje en
knop
Gebruik van de knoppen
!
De printer heeft twee knoppen: T
AAK ANNULEREN
en S
TART
.
Taak annuleren
Druk op T
AAK ANNULEREN
moment mee bezig is te annuleren. De lichtjes op het bedieningspaneel
gaan aan en uit terwijl de afdruktaak uit de printer en de computer
verwijderd wordt, waarna ze naar Klaar terugkeren. Dit kan enige tijd in
beslag nemen, afhankelijk van de omv ang v an de afdruktaak.
zAls T
AAK ANNULEREN
opnieuw worden afgedrukt. De functie kan niet ongedaan
gemaakt worden.
zAls T
AAK ANNULEREN
is, gaan de lichtjes van het bovenpaneel om de beurt branden
maar verder gebeurt er niets.
om de taak waar de printer op een bepaald
per ongeluk wordt ingedrukt, moet de taak
wordt ingedrukt terwijl de printer niet actief
Start
zDruk op S
printer gepauzeerd heeft of wanneer er nog niet-afgedrukte data
in de printer zijn.
zDruk op S
zDruk op S
printer moet in de Klaar-modus staan.
om met het afdrukken verder te gaan wanneer de
TART
voor het verwijderen van sommige printerfouten.
TART
om een demonstratiepagina af te drukken. De
TART
14 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU
Lichtpatronen
AanUitKnipperen
De lichtpatronen bieden zowel status- als foutberichten. De lichtjes
kunnen op de volgende manieren branden:
Berichten van de lichtjes op het bedieningspaneel
De volgende statusberichten van het bedieningspaneel duiden op
diverse condities van de printer tijdens het voorbereiden van het
afdrukken of tijdens het afdrukken. Als het Attentie-lichtje brandt,
heeft zich i n de p r i nte r een fout voorgedaan. Zie "Problemen oplossen:
Foutberichten" op pagina 101.
Opstarten
Het Start-, Klaar- en Attentie-lichtje branden om beurten.
De knoppen werken niet tot de printer klaar is.
Klaar
Het Klaar-lichtje brandt en de printer is klaar om af te drukken.
Geen handeling vereist.
Door op S
te drukken wordt een demonstratiepagina afgedrukt.
TART
DU
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 15
Bezig met verwerken
De printer is bezig met het ontvangen of verwerken van data.
Door op T
geannuleerd. Er kunnen nog een of twee pagina's worden afgedrukt
terwijl de taak door de printer gewist wordt. Na het annuleren keert de
printer naar de Klaar-modus terug.
AAK ANNULEREN
te drukken wordt de huidige taak
Gegevens
Het Klaar-lichtje knippert en het Start-lichtje brandt.
Er zijn data in het printergeheugen klaar om afgedrukt te worden.
Door op S
een andere lade als lade 1 leeg is en het papierformaat in de andere
lade ondersteund wordt.
Door op T
geannuleerd en keert de printer terug naar de Klaar-modus.
te drukken wordt vanuit lade 1 afgedrukt of vanuit
TART
AAK ANNULEREN
te drukken wordt de huidige taak
Handinvoer met pauze
Het Start-lichtje knippert. Door op Start te drukken wordt
vanuit lade 1 afgedrukt of vanuit een andere lade als lade
1 leeg is.
Door op T
geannuleerd en keert de printer terug naar de Klaar-modus.
AAK ANNULEREN
te drukken wordt de huidige taak
16 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU
Papier op
Het Attentie-lichtje brandt.
Het papier in de printer is op. Het Attentie-lichtje blijft branden
tot er papier is bijgevuld.
Het drukken op S
TART
of T
AAK ANNULEREN
heeft geen effect.
Papier op (verzochte lade)
Het Start-lichtje brandt.
Het papier in de verzochte lade is op. Wanneer papier in de
verzochte lade wordt bijgevuld wordt de afdruktaak door de printer
uit de betreffende lade gestart.
Wanneer op de S
-knop wordt gedrukt, wordt uit een andere lade
TART
afgedrukt.
Door op T
AAK ANNULEREN
te drukken wordt de huidige taak
geannuleerd.
Attentie
De printer heeft vanwege een van de volgende situaties
aandacht nodig:
klep open
z
DU
geen tonercassette aanwezig
z
papierstoring
z
Door op S
te drukken zal de printer proberen om de
TART
papierstoring te verwijderen.
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 17
Verwijderbare fout
Door op S
herstellen en zoveel mogelijk af te drukken. Als het herstellen niet
lukt, zal de printer terugkeren naar de status van de verwijderbare
fout. Zie "Verwijderbare fout" op pagina 102.
te drukken zal de printer proberen om van de fout te
TART
Servicefout
Er is in de printer een fout opgetreden waarvan de printer niet kan
herstellen. Alle lichtjes branden. Zie "Servicefout" op pagina 102.
Accessoirefout
Er is in de printer een fout opgetreden waarvan de printer niet kan
herstellen. Alle lichtjes knipperen tegelijk. Zie "Accessoirefout" op
pagina 103.
18 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU
Afdrukken met de infrarode poort
IR-statuslichtje
IR-poort
(draadloos afdrukken)
De infrarode (IR-) poort bevindt zich in de hoek linksonder van de
printer. Deze poort voldoet aan specificaties van de Infrared Data
Association (IrDA). Rechts naast de poort is een statuslichtje dat
aangeeft wanneer de poort in gebruik is. De IR-poort werkt met een
overdrachtsnelheid van maximaal 4 MB per seconde. Als de IRverbinding tot stand is gebracht, gaat het statuslichtje branden. Als de
verbinding verbroken wordt of als de afdruktaak klaar is, gaat het
lichtje uit.
Om de IR-poort te gebruiken is het volgende nodig:
zeen computer of PDA (Personal Digital Assistant) met een IR-
poort die aan de IrDA-normen voldoet;
zeen stuurprogramma voor de infrarode poort, waardoor het
afdrukken van de computer naar de printer mogelijk is d.m.v. het
IrDA-communicatieprotocol.
zeen printerstuurprogramma waarmee data voortgebracht kunnen
worden die door de printer afgedrukt kunnen worden.
OpmerkingRaadpleeg de fabrikant van de computer of het besturingssysteem
voor het juiste poort-stuurprogramma.
DU
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 19
Instructies voor het afdrukken
1. Zorg dat de printer in de KLAAR-modus staat
(het Klaar-lichtje brandt).
2. Breng een computer die aan de IrDA-normen voldoet in lijn met
de printer binnen een afstand van 1 meter van de IR-Port. Zorg
dat de poorten naar elkaar toegekeerd zijn en naar links/rechts
en boven/onder binnen een hoek van 15 graden op elkaar
gericht zijn. Stuur de afdruktaak naar de printer. Het statuslichtje
van de IR-poort gaat branden wanneer de verbinding tot stand
is gebracht.
15°
1Meter
1 Meter
(3Feet)
20 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU
Interface-poorten
LocalTalk-poort
RJ45-poort
Parallelle poort
(IEEE-1284)
De HP LaserJet 2100 en de 2100 M printer zijn voorzien van
twee interface-poorten: een parallelle poort (IEEE-1284) en een
LocalTalk-poort.
De HP LaserJet 2100 TN printer is eveneens voorzien van een
HP JetDirect 600 N-pr intserverkaart die een 10Base-T (RJ-45)
poort bevat.
DU
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 21
Accessoires en bestelinformatie
De onderstaande lijst van accessoires was bijgew erkt ten tijde van dez e
druk. Bestelinformatie en de verkrijgbaarheid van de accessoires kan
veranderen gedurende de le v ensduur v an de printers.
Accessoires
Optie Omschrijving of gebruik Onderdeelnummer
Tonercassette
Tonercassette UltraPrecise tonercassette
Pallethoeveelheid
C4096A
C4097A
Geheugen en printertaal
Geheugen-upgrades De HP LaserJet 2100 en de 2100 TN
printers worden geleverd met 4 Mb
geheugen en kunnen tot 52 Mb worden
uitgebreid d.m.v. de drie beschikbare
sleuven voor DIMM-geheugen.
De HP LaserJet 2100 M en de 2100 TN
printers worden geleverd met 8 Mb
geheugen en kunnen tot 40 M1b
worden uitgebreid d.m.v. de twee
beschikbare sleuven voor DIMMgeheugen.
DIMM met HP PS De PS-DIMM beschikt over een
geheugen van 4 Mb. Dit is in de
HP LaserJet 2100 M en de 2100 TN
printers geïnstalleerd.
4 MB C4135A
8 MB C4136A
16 MB C4137A
C3098A
22 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU
Accessoires (vervolg)
Optie Omschrijving of gebruik Onderdeelnummer
Kabels en interface-accessoires
HP JetDirect 600 N EIOprintservers
Parallelle kabels (IEEE-1284) A=host-computerconnector (type A)
LocalTalk-netwerkkit voor
de Macintosh
Seriële printerkabel voor de
Macintosh
Ethernet (10Base-T)
Ethernet (10Base-T,10Base2 LocalTalk)
TokenRing (RJ-45 and DB9)
Fast Ethernet (10/100Base-TX, RJ-45)
B=grote connector van de printer (type B)
Aansluiten op een LocalTalk-netwerk 92215N
Aansluiten op een Macintosh-computer 92215S
Accessoires voor papierverwerking
Invoerlade (lade 3) met
capaciteit van 250 vel en
invoereenheid
Vervanging voor lade 2 of de
optionele lade 3
Lade (voor A4, A5, B5 (ISO), B5 (JIS)
Letter, Executive, Legal en papier van
8,5 x 13 inch)
De optionele lade 3 wordt bij de
2100 TN printer meegeleverd.
Lade (voor A4, A5, B5 (ISO), B5 (JIS)
Letter, Executive, Legal en papier van
8,5 x 13 inch)
J3110A
J3111A
J3112A
J3113A
2 meter A tot B C2950A
3 meter A tot B C2951A
C4793A
RG5-4137
Accessoires voor
afdrukmateriaal
Etiketten voor de HP LaserJet Letter-formaat (8,5 x 11 inch) witte
etiketten
Letter-formaat (8,5 x 11 inch)
doorzichtige etiketten
A4-formaat (210 x 297 mm) witte
etiketten
A4-formaat (210 x 297 mm)
doorzichtige etiketten
DU
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 23
Neem contact op met een
erkende HP-dealer voor
afmetingen en beschikbaarheid
van etiketten.
Accessoires (vervolg)
Optie Omschrijving of gebruik Onderdeelnummer
TransparantenLetter-formaat (8,5 x 11 inch)
transparanten
A4-formaat (210 x 297 mm)
transparanten
92296T
92296U
Aanvullende documentatie
HP LaserJet Printer Family
Paper Specification Guide
Gebruikershandleiding voor
de HP LaserJet 2100, 2100 M
en 2100 TN printers
Zie voor het bestellen van accessoires en opties voor de HP LaserJet het gedeelte "Wereldwijde
verkoopen servicekantoren" beginnend op pagina 126 voor officiële HP dealers.
Een handleiding voor het gebruik van
papier en ander afdrukmateriaal met
HP LaserJet printers
Een extra exemplaar van deze
handleiding
5040-9092
C4170-90906
24 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU
2
Afdruktaken
Overzicht
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties uitgelegd en
worden veelvoorkomende afdruktaken verklaard:
Het afdrukken voorbereiden
z
zInvoeropties voor het afdrukmateriaal
Afdrukmateriaal laden in lade 1
z
zAfdrukmateriaal bijvullen in lade 2 of de optionele lade 3
zPapierformaat veranderen in lade 2 of de optionele lade 3
Afdruktaken
z
zEen afdruktaak annuleren
zSoftwaretaken
DU
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 25
Het afdrukken voorbereiden
Papier en ander afdrukmateriaal aanschaffen
HP LaserJet printers produceren documenten met een uitstekende
afdrukkwaliteit. U kunt afdrukken op een verscheidenheid aan
afdrukmateriaal: papier (met inbegrip van kringlooppapier), enveloppen,
etiketten, transparanten v o or overhead-projectors en afdrukmateriaal
van speciale afmetingen. Eigenschappen zoals gewicht, korrel en
vochtpercentage zijn belangrijke factoren die de kwaliteit van de
uitvoer en de prestaties van de printer beïnvloeden.
Gebruik om de best mogelijke afdrukkwaliteit te bereiken uitsluitend
kopieerpapier van hoge kwaliteit. Zie Bijlage B voor meer gedetailleerde
specificaties van het papier .
OpmerkingTest altijd een paar vellen papier alvorens gr ote hoeveelheden aan
te schaffen. Uw papierleverancier is waarschijnlijk bekend met de
vereisten die zijn aangegev en in de
Specification Guide.
Zie "Aanvullende documentatie" op pagina 24.
HP LaserJet Printer Family P a per
26 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Invoeropties voor het afdrukmateriaal
Lade 2
Lade 1
Optionele lade 3
De printer wordt geleverd met twee papierladen. Als standaard instelling
zal de printer eerst papier uit lade 1 opnemen. Als lade 1 leeg is, wordt
papier uit lade 2 opgenomen (of uit de optionele lade 3, indien deze
geïnstalleerd is).
DU
Formaten van het afdrukmateriaal voor lade 1
Lade 1 kan worden ingesteld voor afmetingen van 76 x 127mm tot een
vel van Legal-formaat (216 x 356 mm). Lade 1 wordt gebruikt voor het
afdrukken van:
zEnveloppen (zie pagina 33)
zEtiketten (zie pagina 35)
zTransparanten (zie pagina 36)
zAfdrukmateriaal van speciale afmetingen of kaarten
(zie pagina 37)
Ansichtkaarten (zie pagina 37)
z
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 27
Papierformaten voor lade 2 en de
optionele lade 3
Lade 2 en de optionele lade 3 hebben instellingen voor de volgende
papierformaten:
zA4
zA5
zB5 (ISO en JIS)
zLetter
zLegal
zExecutive
z8,5 x 13 inch
Zie "Papierformaat veranderen in lade 2 of de optionele lade 3" op
pagina 31 voor het veranderen van het papierformaat. Zie
"Ondersteunde papierformaten" op pagina 138 voor specifieke
afmetingen.
VOORZICHTIG
Vanuit lade 2 of optionele lade 3 mag alleen op papier worden
afgedrukt. Andere soorten afdrukmateriaal kunnen bij het afdrukken
vanuit lade 2 en 3 vastlopen.
28 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Afdrukmateriaal laden in lade 1
2
3
4
1
Lade 1 (multipurpose) kan maximaal 100
vel papier of 10 enveloppen bevatten.
1Open lade 1 door de voorklep naar
beneden te trekken.
2Schuif het plastic uitschuifstuk
naar buiten. Als het te laden
afdrukmateriaal langer is dan 229
mm, draait u tev ens het verlengstuk
van de lade naar buiten.
3Stel de papierbreedtegeleiders
ietsje breder in dan de breedte van
het afdrukmateriaal.
4Leg het afdrukmateriaal in de
lade (met de korte zijde naar
binnen en de afdrukkant naar
boven). Het afdrukmateriaal moet
in het midden tussen de papierbreedtegeleiders en onder de
lipj e s va n d e papierbreedtegeleiders worden geplaatst.
5Verschuif de papierbreedte-
geleiders lichtjes tegen de stapel
afdrukmateriaal zonder deze te
verbuigen. Zorg dat het afdrukmateriaal onder de lipjes van de
papierbreedtegeleiders ligt.
DU
5
Opmerking
Vul nooit papier in lade 1 bij terwijl de
printer aan het afdrukken is. Dit kan tot
papierstoringen leiden.
Zie voor voorbedrukt materiaal
"Oriëntatie van briefhoofdpapier en
voorbedrukte formulieren" op pagina 40.
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 29
Afdrukmateriaal bijvullen in lade 2 of de
optionele lade 3
1Trek de gew enste lade uit de printer.
1
2
3
2Druk de metalen plaat voor het
papier naar beneden om hem te
vergrendelen.
3Vul het papier bij en zorg dat het in
alle vier hoeken van de lade plat
ligt. Zorg dat het papier beneden de
lipjes op de papierlengtegeleider in
de achterkant van de lade blijft.
4Schuif de lade terug in de printer.
Opmerking
Wanneer u een lade uit de printer
verwijdert, duwt u altijd de metalen
plaat naar beneden alvorens de lade
terug in de printer te plaatsen.
Wanneer u de lade weer in de printer
aanbrengt, wordt de metalen plaat
ontgrendeld en hierdoor wordt het
papier omhoog getild.
4
30 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Papierformaat veranderen in lade 2 of de
optionele lade 3
1
2
3
1Trek de gew enste lade uit de printer
en verwijder al het papier.
Druk op het blauwe lipje op de
2
achterkant van de papierlengtegeleider om die op de lengte van
het papier in te stellen.
3Stel de lengtegeleider in op
de pijl die overeenkomt met het
gewenste papierformaat.
4Schuif de breedtegeleiders aan de
zijkant zover mogelijk naar buiten.
Druk de metalen plaat voor het
5
papier naar beneden om hem
te vergrendelen.
Wordt vervolgd op de volgende pagina.
DU
4
5
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 31
6
7
8
6In deze lade kan maximaal
250 vel papier geladen worden.
Zorg dat het papier in alle vier
hoeken van de lade plat ligt.
Zorg dat het papier beneden
de lipjes op de papierlengtegeleider
in de achterkant van de lade blijft.
7Schuif de papierbreedtegeleiders
naar binnen zodat ze aan beide
kanten tegen het afdrukmateriaal
liggen. De papierbreedtegeleiders
klikken vast v oor alle papierformaten
die door de lade ondersteund worden.
8Schuif de lade terug in de printer.
32 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Afdruktaken
1
2
3
Afdrukken op enveloppen
VOORZICHTIG
V oor u env eloppen in lade 1 aanbrengt,
dient u te zorgen dat ze niet
beschadigd zijn en niet aan elkaar
plakken. Gebruik nooit enveloppen met
klemmetjes, drukkers, vensters,
gecoate voeringen, zelfplakkende
etiketten of ander synthetisch
materiaal. Zie Bijlage B voor
afdrukmateriaalspecificaties.
1Open lade 1 door de voorklep naar
beneden te trekken.
2Open de achteruitvoerbak door het
bovenste gedeelte van de bak naar
beneden te trekken. Schuif het
verlengstuk helemaal naar buiten.
Opmerking
Gebruik van de achteruitvoerbak
vermindert het krullen van enveloppen.
DU
3Schuif de breedtegeleiders van
lade 1 ietsje meer naar buiten dan
de breedte van het afdrukmateriaal.
Wordt vervolgd op de volgende pagina.
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 33
4
5
4Leg de enveloppen in de lade
met de korte zijde naar binnen
en de afdrukkant naar boven.
De frankeerzijde moet eerst de
printer in gaan.
5Schuif de breedtegeleiders lichtjes
tegen de stapel enveloppen zonder
deze op te bollen. De enveloppen
moeten in het midden tussen de
papiergeleiders en onder de lipjes
van de geleiders worden geplaatst.
Opmerking
Als de envelop aan de korte zijde van
een flap voorzien is, moet deze kant het
eerst in de printer gaan.
Er kunnen papierstoringen optreden
wanneer u afdrukmateriaal gebruikt dat
minder dan 178 mm (7 inch) lang is. Dit
kan worden veroorzaakt door de
uitwerking van de omgevingscondities
op het papier. Zorg ervoor dat u het
papier op de juiste wijze opbergt en
hanteert om optimale prestaties te
verkrijgen. Zie "Omgeving voor afdrukken
en papieropslag" op pagina 146. Het
gebruik van afdrukmateriaal van een
andere fabrikant kan ook helpen.
34 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Afdrukken op etiketten
Etiketten-oriëntatie
(Afdrukkant naar boven,
bovenkant naar de printer)
Gebruik alleen etiketten die zijn goedgekeurd voor gebruik in
laserprinters, zoals bv. etiketten voor HP LaserJet printers.
Zie "Etiketten" op pagina 146 voor specificaties.
zEtiketten afdrukken vanuit lade 1.
Breng de etiketten met de afdrukkant naar boven aan.
z
Gebruik de achteruitvoerbak voor het afdrukken van de etiketten.
z
zVerwijder na het afdrukken het vel met de etiketten uit de uitvoerbak
om aan elkaar plakken van de vellen te voorkomen.
VOORZICHTIG
DU
zGebruik geen etiketten die van het ondervel loskomen en
die gekreukeld of op een andere manier beschadigd zijn.
zGebruik geen vellen met etiketten waarvan het ondervel blootligt
of gedeeltelijk gebruikte vellen.
zEen vel etiketten mag slechts één keer door de printer gevoerd
worden. Het kleefmiddel van de etiketten is er niet tegen bestand
om meerdere keren door de printer te gaan.
Als een vel etiketten in de printer vastloopt, verwijdert u de tonercassette. Zie "Papierstoringen opheff en" op pagina 86 om de vastgelopen
etiketten te verwijderen.
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 35
Afdrukken op transparanten
Gebruik alleen transparanten die zijn goedgekeurd voor het gebruik in
laserprinters, zoals overhead-transparanten van HP. Bestelinformatie treft
u aan op pagina 24, specificaties in Bijlage B op pagina 147.
zTransparanten moeten vanuit lade 1 afgedrukt worden.
zGebruik de bovenlade om het krullen tegen te gaan (dit geldt
alleen voor transparanten; voor ander afdrukmateriaal gebruikt
u de achteruitvoerlade om krullen te reduceren).
zOm samenplakken van transparanten te voorkomen verwijdert u
ze na het afdrukken uit de uitvoerbak v oor u de v olgende afdrukt.
zLeg de transparanten op een vlakke ondergrond nadat u ze uit de
printer verwijdert.
36 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal
formaat of kaarten
Ansichtkaarten, indexkaarten (3 x 5 inch) en ander afdrukmateriaal
van speciale afmetingen kunnen vanuit lade 1 afgedrukt worden. Het
minimumformaat voor afdrukmateriaal is 76 x 127 mm (3 x 5 inch) en
het maximumformaat is 216 x 356 mm (8,5 x 14 inch).
OpmerkingEr kunnen papierstoringen optreden wanneer u afdrukmateriaal
gebruikt dat minder dan 178 mm (7 inch) lang is. Dit kan worden
veroorzaakt door de uitwerking van de omgevingscondities op het
papier. Zorg ervoor dat u het papier op de juiste wijze opbergt en
hanteert om optimale prestaties te verkrijgen. Zie "Richtlijnen voor het
gebruik van papier" op pagina 140. Het gebruik van afdrukmateriaal
van andere fabrikanten kan ook helpen.
Richtlijnen voor afdrukmateriaal van speciaal formaat en kaarten:
Plaats altijd de korte zijde het eerst in lade 1. Als u in liggende
z
oriëntatie wilt afdrukken, stelt u dit via het softwareprogramma in.
Als papier met de lange zijde eerst in de printer wordt gevoerd,
kan dit een papierstoring veroorzaken.
Gebruik de achteruitvoerbak om overmatig krullen tegen te gaan.
z
Gebruik geen afdrukmateriaal dat kleiner is dan 76 mm (3 inch)
z
breed en 127 mm (5 inch) lang.
zStel in het softwareprogramma de marges in op ten minste
6,4 mm (0,25 inch) van de randen van het afdrukmateriaal.
DU
Zie Bijlage B op pagina 137 voor de specificaties voor het afdrukmateriaal.
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 37
Afdrukken op beide zijden van het
afdrukmateriaal (handmatig duplex-afdrukken)
zDruk de eerste kant van de pagina af, zoals u dat normaal doet.
zOm de tweede kant vanuit lade 1 af te drukken legt u de afgedrukte
kant naar beneden met de bovenrand naar de printer.
zHet PS Windows 9x- en het Windows NT 4.0-printerstuur-
programma en bepaalde softwareprogramma's hebben de
mogelijkheid "onev en pagina's" en "even pagina's" af te drukken.
Om dez e optie te gebr uiken, moet de achteruitvoerbak omlaag
worden geklapt zodat het papier in de juiste volgorde wordt
gestapeld. Druk eerst de even pa gina's op de g ebru ike lijke wijze
af. Plaats de stapel dan met de lege kant naar boven en de
bov enr and naar de printer gericht in lade 1. Sluit de
achteruitvoerbak en druk de oneven pagina's af.
OpmerkingTijdens het afdrukken van de tweede kant kunnen zich meer
papierstoringen voordoen, wordt het papier vak er v erkeerd ingevoerd
en worden vaker meerdere v ellen tegelijk opgenomen. Gebruik van de
achteruitvoerbak kan helpen om deze problemen te vermijden.
De afdrukkwaliteit op kant twee kan afwijken van de eerste kant.
38 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Handmatig duplex-afdrukken aan de lange of korte zijde
Er zijn twee manieren voor het handmatig duplex-afdrukken:
binden aan de lange of aan de korte zijde. Bij het handmatig
duplex-afdrukken aan de lange zijde worden de vellen aan beide
zi jden bedr ukt en worden de pagina's aan de lange zijde
gebonden. Bij handmatig duplex-afdrukken aan de korte zijde worden
de pagina's aan de korte zijde gebonden.
Binden aan de lange zijde: druk de tweede kant vanuit lade 1 af en
zorg dat de afgedrukte kant naar beneden en de bovenrand naar de
printer gekeerd is.
Binden aan de korte zijde:
druk de tweede kant vanuit lade 1 af en
zorg dat de afgedrukte kant naar beneden en de onderrand naar de
printer gekeerd is.
DU
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 39
Afdrukken op speciaal afdrukmateriaal
Oriëntatie van briefhoofdpapier en voorbedrukte
formulieren
Oriëntatie van briefhoofdpapier voor lade 1: afdrukkant naar
boven, bovenrand naar de printer.
Oriëntatie van briefhoofdpapier voor lade 2 of de optionele lade 3:
afdrukkant naar beneden en de bovenrand naar u toe gekeerd.
40 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Een afdruktaak annuleren
Een afdruktaak kan gestopt worden via het softwareprogramma, in de
wachtrij of wanneer op de knop T
Als de afdruktaak nog niet door de printer wordt afgedrukt, probeert
z
u eerst om de taak te stoppen vanuit het softwareprogramma
waardoor de afdruktaak naar de printer gestuurd is.
Als de afdruktaak in een afdrukwachtrij of de printspooler is
z
opgeslagen, zoals Afdrukbeheer in Windows 3.1 of PrintMonitor
voor de Macintosh, gaat u daarheen om de taak te verwijderen.
zAls het afdrukken van de taak reeds in voortgang is, drukt u op
de knop T
de printer zijn, worden verder afgedrukt, waarna de rest van de
afdruktaak gewist wordt.
Als de lichtjes van het bovenpaneel om beurten blijv en branden nadat
de afdruktaak geannuleerd is, is de computer nog steeds bezig met
het versturen van de taak naar de printer. Ga naar de wachtrij om
daar de afdruktaak te wissen of wacht tot de computer klaar is met het
versturen van de data. De printer zal naar de Klaar-modus terugkeren
(het Start-lichtje brandt).
Wenken voor het annuleren van taken
AAK ANNULEREN
AAK ANNULEREN
gedrukt wordt.
van de printer. De pagina's die al in
DU
Door op T
AAK ANNULEREN
te drukken wordt alleen de huidige afdruktaak
in de printer geannuleerd. Als er meer dan een taak in het geheugen van
de printer aanwezig is, moet T
AAK ANNULEREN
voor iedere taak eenmaal
worden ingedrukt.
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 41
Softwaretaken
In dit gedeelte worden de veelvoork omende afdruktaken beschre v en die
via de printersoftware geregeld worden. Niet alle printerfuncties worden
door alle printerstuurprogramma's ondersteund. Gebruik het PCL 6printerstuurprogramma om alle functies van de printer volledig te
benutten, waaronder:
zWatermerken z Snel-instellingen
zSpeciaal papierformaat zAangepaste instellingen voor
Na het installeren beschikt u via het besturingssysteem en het
door u gebruikte softwareprogramma over toegang tot het printerstuurprogramma. Hoewel toegang tot het printerstuurprogramma via
softwareprogramma's kan variëren, kan het printerstuurprogramma
meestal in het menu Bestand geactiveerd worden.
afdrukkwaliteit
herstellen
zMeerdere pagina's op een vel
papier afdrukken (N-per-vel
afdrukken)
OpmerkingDe manier waarop het printerstuurprogramma geactiveerd wordt is
hetzelfde, onafhankelijk van het printerstuurprogramma dat gebruikt
wordt.
42 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Toegang tot het stuurprogramma
Instellingen tijdelijk
veranderen (vanuit een
Besturingssysteem
Windows 9x/NT 4.0 Klik in het menu Bestand op
Windows 3.x Ga naar het menu Bestand, klik op
MacintoshLaserWriter 8.3
softwareprogramma)
Afdrukken en vervolgens op
Eigenschappen. (De daadwerkelijke
stappen kunnen variëren; dit is de
meest voorkomende methode.)
Afdrukken, op Printers en vervolgens
op Opties. (De daadwerkelijke
stappen kunnen variëren; dit is de
meest voorkomende methode.)
Ga naar het menu Archief, selecteer
Print en klik op Opties.
Standaard instellingen
veranderen (voor alle
applicaties)
Klik op de knop Start, vervolgens op
Instellingen en tenslotte op Printers.
Klik met de rechtermuisknop op het
pictogram van de printer en
vervolgens op Eigenschappen.
Een groot aantal van de functies in
NT 4.0-printerstuurprogramma's
wordt eveneens aangetroffen in het
menu "Standaardwaarden
document".
Dubbelklik in het Windows
Configuratiescherm op Printers,
markeer de printer en klik op Setup
(Instelling).
Ga naar het menu Archief, selecteer
Print en klik op Opties. Klik op "Sla
op" om de veranderingen op te
slaan.
MacintoshLaserWriter 8.4 en hoger
Help voor het printerstuurprogramma
gebruiken
Iedere stuurprogramma beschikt over Help voor de verschillende
schermen en kan geactiveerd worden via de Help-knop van het
printerstuurprogramma. De Help-schermen bieden gedetailleerde
informatie over de specifieke stuurprogramma dat gebruikt wordt. De
Help voor het printerstuurprogramma staat los van de Help voor de
applicatie.
DU
Selecteer in het menu Archief de
optie Print. Klik op de pop-up voor
opties die u wilt veranderen.
Selecteer in het menu Archief de
optie Print. Klik op de pop-up voor
opties die u wilt veranderen. Klik op
"Sla op" om de veranderingen op te
slaan.
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 43
Watermerken maken en gebruiken
Met de optie Watermerk kunt u de tekst aangeven die "onder"
(op de achtergrond van) een bestaand document aangebracht
moet worden. U kunt bijvoorbeeld met grote , g rijze letters "ontwerp" of
"vertrouwelijk" diagonaal op de eerste of alle pagina's van een document
aangeven.
OpmerkingWatermerken zijn alleen beschikbaar in het HP PCL 6-printerstuur-
programma voor Windows , het PS-stuurprogramma voor Windows NT
4.0 en LaserWriter-printerstuurprogramma's.
Watermerken
Printerstuurprogramma
PCL 6
(Windows 3.1/9x)
Procedure
Een bestaand watermerk gebruiken
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab Effecten en klik op de keuzelijst
Watermerken.
3.Klik op het gewenste watermerk.
4.Klik eventueel op "Alleen eerste pagina".
5.Klik op OK.
Een watermerk maken of bewerken
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab Effecten en klik op Bewerken.
3.Selecteer in het venster Watermerkdetails het
watermerk dat u wilt bewerken of klik op Nieuw.
4.Selecteer de gewenste opties voor het watermerk.
5.Klik op OK.
6.Ga naar de tab Effecten en klik eventueel op "Alleen
eerste pagina".
7.Klik op OK.
Om het afdrukken van het watermerk te stoppen klikt u in
de keuzelijst Watermerken op Geen.
44 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Watermerken (vervolg)
Printerstuurprogramma
PCL 6
(Windows NT 4.0)
Procedure
Een bestaand watermerk gebruiken
1.Klik op de knop Start, vervolgens op Instellingen en
tenslotte op Printers. Klik met de rechtermuisknop op het
pictogram van de printer en kies "Standaardwaarden
document".
2.Ga naar de tab Effecten en klik op de keuzelijst
Watermerken.
3.Klik op het gewenste watermerk.
4.Klik eventueel op "Alleen eerste pagina".
5.Klik op OK.
Om het afdrukken van het watermerk te stoppen klikt u in
de keuzelijst Watermerken op “Geen”.
Een watermerk maken of bewerken
Als het printerstuurprogramma via een server gedraaid
wordt, moet u over beheerdersrechten beschikken v oor het
opslaan van nieuwe watermerken.
1.Klik op de knop Start, vervolgens op Instellingen
en tenslotte op Printers. Klik met de rechtermuisknop
op het pictogram van de printer en kies
"Standaardwaarden document".
2.Ga naar de tab Effecten en klik op Bewerken.
3.Selecteer in het venster Watermerkdetails het
watermerk dat u wilt bewerken of klik op Nieuw.
4.Selecteer de gewenste opties voor het watermerk.
5.Klik op OK.
6.Ga naar de tab Effecten en klik eventueel op "Alleen
eerste pagina".
7.Klik op OK.
Om het afdrukken van het watermerk te stoppen klikt u in
de keuzelijst Watermerken op Geen.
DU
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 45
Watermerken (vervolg)
Printerstuurprogramma
Windows NT 4.0 PS
Windows 9x PS
Procedure
Een bestaand watermerk gebruiken
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab Geavanceerd, klik op Documentopties
en vervolgens op Printerfuncties om alle
keuzemogelijkheden te zien.
3.Klik op de gewenste Watermerkoptie (Watermerk,
Watermerklettertype, Watermerkformaat,
Watermerkhoek, Watermerkstijl en Watermerk
afdrukken) en selecteer voor iedere optie de
gewenste instelling.
4.Klik op OK.
Om het afdrukken van het watermerk te stoppen klikt u op
Watermerk en selecteert u Geen in het vak ‘Watermerk'instelling veranderen.
Het PS-printerstuurprogramma voor Windows NT 4.0 biedt
geen ondersteuning voor door de gebruiker gemaakte
watermerken. Gebruik voor het maken van een w atermerk het
HP PCL 6-printerstuurprogramma.
Een bestaand watermerk gebruiken
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Klik in de tab Apparaatopties op de verschillende
gewenste Watermerk-opties (Watermerk, Watermerklettertype, Watermerkafmeting, Watermerkhoek,
Watermerkstijl en Watermerk afdrukken) en selecteer
de gewenste instelling voor elke optie.
3.Klik op OK.
Om het afdrukken van het watermerk te stoppen, klikt u op
Watermerk en selecteert u "geen" in het vak 'Watermerk'instelling veranderen.
Het Windows 9x PS-printerstuurprogramma ondersteunt
geen door de gebruiker gedefinieerde watermerken.
Als u een watermerk wilt maken, moet u het HP PCL 6printerstuurprogramma gebruiken.
46 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Watermerken (vervolg)
Printerstuurprogramma
Macintosh
LaserWriter 8.3
Macintosh
LaserWriter 8.4
en hoger
Procedure
1.Selecteer Pagina-instelling uit het menu Archief.
2.Selecteer Opties.
3.Klik op de verschillende watermerkopties en selecteer
de gewenste instelling.
4.Klik op OK.
Om het afdrukken van watermerken te stoppen, selecteert
u "Geen" of “Standaardwaarden printer” in de pop-up
Watermerk/Overlay.
1.Selecteer Pagina-instelling uit het menu Archief.
2.Klik op het popup-menu en selecteer Watermerk/
Overlay.
3.Klik op de verschillende watermerkopties en selecteer
de gewenste instelling. Typ de tekst in het speciale
tekstvak als u uw eigen tekst wilt gebruiken.
4.Klik op Afdrukken.
Om het afdrukken van watermerken te stoppen, selecteert
u "Geen" in de laag-optie.
DU
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 47
Meerdere pagina's op een enkel vel papier
afdrukken (N-per-vel afdrukken)
Het aantal pagina's dat u op een enkel vel papier wilt afdrukken kan
door u ingesteld worden. Als u meer dan één pagina kiest, worden
de pagina's verkleind weergegeven en op het vel gerangschikt.
U kunt maximaal 9 pagina's aangeven.
N-per-vel afdrukken
Printerstuurprogramma
PCL 6
(Windows 3.1/9x)
PCL 6
(Windows NT 4.0)
Procedure
1.Ga naar de printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab "Wordt voltooid" en klik op
"Pagina's per vel".
3.Geef het gewenste aantal pagina's per vel aan voor
het afdrukken (1, 2, 4, of 9).
4.Klik op "Paginaranden afdrukken" als u rond iedere
pagina op het vel een kader wilt afdrukken. "Paginaranden afdrukken" kan alleen geselecteerd worden
als het aantal pagina's per vel is ingesteld op 2, 4 of 9.
5.Klik op OK.
1.Ga naar de printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab "Wordt voltooid" en klik op
"Pagina's per vel".
3.Geef het gewenste aantal pagina's per vel aan voor
het afdrukken (1, 2, 4, of 9).
4.Klik op "Paginaranden afdrukken" als u rond iedere
pagina op het vel een kader wilt afdrukken. "Paginaranden afdrukken" kan alleen geselecteerd worden
als het aantal pagina's per vel is ingesteld op 2, 4 of 9.
5.Klik op OK.
Windows 9x PS
48 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
1.Ga naar de printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab Papier en klik op 1-, 2- of 4-per-vel.
3.Klik op OK.
DU
N-per-vel afdrukken (vervolg)
Printerstuurpro-
Procedure
gramma
Windows NT 4.0 PS 1.Ga naar de printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab Geavanceerd, klik op Documentopties
en vervolgens op Printerfuncties om alle
keuzemogelijkheden te zien.
3.Klik op "Pagina's per vel".
4.Selecteer de gewenste optie (1, 2, 4, 6, 9 of 16) in het
keuzevak "Pagina's per vel veranderen".
Selecteer de oriëntatie voor "Pagina's per vel" zodat deze
overeenkomt met de oriëntatie van het document. Zo w ordt
b.v. voor een liggende presentatie van vier pagina's per vel
de instelling "4 (Liggend) pagina's per vel" gebruikt.
5.Klik op OK.
MacintoshLaserWriter 8.3
MacintoshLaserWriter 8.4
en hoger
1.Kies Pagina-instelling in het menu Archief.
2.Selecteer Layout.
3.Selecteer de gewenste optie (1, 2 of 4).
4.Klik op OK.
1.Kies Afdrukken in het menu Archief.
2.Selecteer Layout.
3.Selecteer de gewenste optie (1, 2, 4, 6, 9 of 16).
4.Klik op OK.
DU
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 49
Speciaal papierformaat instellen
Gebruik de functie "Speciaal papierformaat" voor het afdrukken van
papier dat afwijkt van de standaard formaten.
Speciaal papierformaat
Printerstuurprogramma
PCL 6
(Windows 3.1/9x)
Windows NT 4.0
Procedure
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab Papier en klik op Aangepast.
3.Typ in het venster "Speciaal papierformaat" de naam
van het speciale papierformaat.
4.Klik op de gewenste maateenheid (millimeter of inches).
Als u afmetingen aangeeft die te groot of te klein zijn,
worden deze automatisch door het stuurprogramma
veranderd.
5.Geef de lengte en de breedte van het speciale
papierformaat aan.
6.Klik op OK.
U kunt maximaal vijf speciale papierformaten voor
gebruik opslaan.
De printerstuurprogramma's voor Windows NT bieden geen
ondersteuning voor speciale papierformaten. U hebt toegang
tot speciale papierformaten via het besturingssysteem.
1.Klik op de knop Start, vervolgens op Instellingen en
tenslotte op Printers.
2.Ga naar het menu Bestand en klik op Servereigenschappen.
3.Ga naar de tab Formulieren en klik op "Nieuw
formulier maken".
4.Stel het speciaal papierformaat en de marges in.
5.Klik op OK.
50 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Speciaal papierformaat (vervolg)
Printerstuurpro-
Procedure
gramma
Windows 9x PS1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab Papier en schuif naar rechts in het vak
Papierformaat en klik op "Aangepaste pagina".
3.Klik op de knop Aangepast.
4.Typ in het venster "Speciaal papierformaat" de naam
van het speciale papierformaat.
5.Klik op de gewenste maateenheid (millimeter of
inches).
6.Geef de lengte en de breedte van het speciale
papierformaat aan.
7.Klik op OK.
U kunt maximaal drie speciale papierformaten voor
gebruik opslaan.
MacintoshLaserWriter 8.3
MacintoshLaserWriter 8.4
1.Kies Pagina-instelling in het menu Archief.
2.Selecteer Aangepast.
3.Klik op een papierweergave om het papierformaat
te selecteren.
Versie 8.4 biedt geen ondersteuning voor deze optie.
Gebruik versie 8.3 om speciale papierformaten te
gebruiken of neem contact op met Apple Computers
voor bijgewerkte stuurprogramma's.
DU
Macintosh
LaserWriter 8.5 en
hoger
1.Selecteer Pagina-instelling uit het menu Bestand.
2.Selecteer Speciale papierformaten uit het popupmenu Pagina-kenmerken.
3.Selecteer Nieuw om speciale papierformaten te
maken of selecteer Wijzig voor bestaande speciale
papierformaten.
4.Klik op OK.
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 51
Snel-instellingen maken en gebruiken
Met behulp van Snel-instellingen kunt u de huidige instellingen voor
het printerstuurprogramma (b.v. de pagina-oriëntatie, N-per-vel
afdrukken en de papierbron) opslaan, zodat deze later opnieuw
gebruikt kunnen worden. De Snel-instellingen kunnen voor het
gemak vanuit de meeste tabs van het printerstuurprogramma
opgeslagen en geselecteerd worden. U kunt tevens de standaard
stuurprogramma-instellingen herstellen door "Standaard
instellingen" te selecteren in de keuzelijst Snel-instellingen.
OpmerkingDe Snel-instellingen zijn alleen beschikbaar in het HP PCL 6-
printerstuurprogramma voor Windows.
Snel-instellingen
Printerstuurprogramma
PCL 6
(Windows 3.1/9x)
Procedure
Snel-instellingen maken
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Selecteer de gewenste afdrukinstellingen.
3.Typ in het vak Snel-instellingen een naam voor de
geselecteerde instellingen (b.v. "Kwartaalrapport" of
"Mijn project").
4.Klik op "Sla op".
5.Wanneer u Snel-instellingen opslaat, worden alle
huidige instellingen van het stuurprogramma
opgeslagen. Deze instellingen worden nu door het
printerstuurprogramma onthouden.
6.Klik op OK.
Snel-instellingen gebruiken
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Selecteer het gewenste item in de keuzelijst Snelinstellingen.
3.Klik op OK. De printer is nu ingesteld voor het
afdrukken met de instellingen in de door u
geselecteerde Snel-instellingen.
52 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Snel-instellingen (vervolg)
Printerstuurprogramma
PCL 6
(Windows NT 4.0)
Procedure
Snel-instellingen maken
Als het printerstuurprogramma via een server gedraaid
wordt, moet u over beheerdersrechten beschikken v oor het
opslaan van Snel-instellingen.
1.Klik op de knop Start, vervolgens op Instellingen en
tenslotte op Printers. Klik met de rechter muisknop op
het pictogram van de printer en kies "Standaardwaarden document". De Snel-instellingen kunnen
vanuit iedere tab opgeslagen worden.
2.Selecteer de gewenste afdrukinstellingen.
3.Typ in het vak Snel-instellingen een naam voor de
geselecteerde instellingen (b.v. "Kwartaalrapport" of
"Mijn project").
4.Klik op "Sla op". Wanneer u Snel-instellingen opslaat,
worden alle huidige instellingen van het
stuurprogramma opgeslagen. Deze instellingen
worden nu door het printerstuurprogramma
onthouden.
5.Klik op OK.
Snel-instellingen gebruiken
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Selecteer het gewenste item in de keuzelijst Snelinstellingen.
3.Klik op OK.
DU
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 53
EconoMode gebruiken
Met EconoMode (Toner-besparing) gebruikt de printer minder toner
op iedere pagina. Door deze optie te selecteren gaat de tonercassette
langer mee en worden de kosten per pagina verminderd, hoewel
eveneens de afdrukkwaliteit enigszins minder is. Deze instelling is niet
beschikbaar met 1200 dpi.
EconoMode
Printerstuurprogramma
PCL 6
(Windows 3.1/9x)
PCL 6
(Windows NT 4.0)
Windows 9x PS
Procedure
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab "Wordt voltooid" en klik op EconoMode
(Toner besparen). Als het vakje is aangekruist, is
EconoMode ingeschakeld. Als het vakje leeg is, is
EconoMode niet ingeschakeld.
3.Klik op OK.
1.Klik op de knop Start, vervolgens op Instellingen en
tenslotte op Printers. Klik met de rechtermuisknop op
het pictogram van de printer en kies "Standaardwaarden
document".
2.Ga naar de tab "Wordt voltooid" en klik op EconoMode
(Toner besparen). Als het vakje is aangekruist, is
EconoMode ingeschakeld. Als het vakje leeg is, is
EconoMode niet ingeschakeld.
3.Klik op OK.
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab Apparatuuropties en klik op EconoMode.
3.Selecteer de gewenste EconoMode-optie in de
keuzelijst EconoMode door op "Instelling veranderen"
te klikken.
4.Klik op OK.
54 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
EconoMode (vervolg)
Printerstuurpro-
Procedure
gramma
Windows NT 4.0 PS 1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab Geavanceerd, klik op Documentopties
en vervolgens op Printerfuncties om alle
keuzemogelijkheden te zien.
3.Klik op EconoMode.
4.Selecteer de gewenste EconoMode-optie in de
keuzelijst EconoMode door op "Instelling veranderen"
te klikken.
5.Klik op OK.
MacintoshLaserWriter 8.3
MacintoshLaserWriter 8.4
en hoger
1.Kies Print (Afdrukken) in het menu Archief.
2.Klik op Opties.
3.Selecteer de gewenste EconoMode-instelling.
4.Klik op OK.
1.Kies Print (Afdrukken) in het menu Archief.
2.Klik op de pop-up voor Imaging Options.
3.Selecteer in het dialoogvenster Imaging Options de
gewenste EconoMode-instelling.
4.Klik op OK.
DU
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 55
Instellingen voor de afdrukkwaliteit kiezen
De standaard printerinstelling voor afdrukkwaliteit is "Beste kwaliteit"
waardoor 1200 dpi wordt toegepast voor de beste combinatie van
afdruksnelheid en afdrukkwaliteit. Als geavanceerde afdrukkwaliteit
nodig is, kunt u aangepaste instellingen kiezen.
Opties voor de resolutie:
zBeste kwaliteit (standaard instelling) - 1200 dpi voor de beste
afdrukkwaliteit.
zSneller afdrukken - 600 dpi, alternatieve resolutie voor complex e
illustraties of sneller afdrukken.
zAangepast - stelt u in staat om zelf de instellingen voor de
kwaliteit aan te geven.
OpmerkingWanneer u de resolutie verandert, kan de opmaak van uw
tekst veranderen.
Kies de instellingen voor de afdrukkwaliteit
Printerstuurprogramma
PCL 6
(Windows 3.1/9x)
PCL 6
(Windows NT 4.0)
Procedure
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab "Wordt voltooid" en klik op Aangepast
en vervolgens op Details.
3.Selecteer in het venster Afdrukkwaliteitgegevens de
gewenste instelling voor de resolutie.
4.Klik op OK.
1.Klik op de knop Start, vervolgens op Instellingen
en tenslotte op Printers. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en kies "Standaardwaarden document".
2.Ga naar de tab "Wordt voltooid" en klik op Aangepast
en vervolgens op Details.
3.Selecteer in het venster Afdrukkwaliteitgegevens de
gewenste instelling voor de resolutie.
4.Klik op OK.
56 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Kies de instellingen voor de afdrukkwaliteit (vervolg)
Printerstuurpro-
Procedure
gramma
Windows 9x PS1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Selecteer in de tab Illustraties de gewenste
instelling voor de resolutie.
3.Klik op OK.
Windows NT 4.0 PS 1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab Geavanceerd en klik op Illustraties om
alle keuzemogelijkheden te zien.
3.Klik op Resolutie.
4.Selecteer de gewenste optie voor Resolutie in het
keuzevak "Resolutie v er anderen". (1200 Is hetzelfde als
de beste afdrukkwaliteit van het PCL 6-printerstuurprogramma.)
5.Klik op OK.
MacintoshLaserWriter 8.3
1.Kies Print (Afdrukken) in het menu Archief.
2.Klik op Opties.
3.Selecteer in het dialoogvenster Afdrukopties de
gewenste instelling voor de afdrukresolutie.
4.Klik op OK.
DU
Macintosh
LaserWriter 8.4
en hoger
1.Kies Print (Afdrukken) in het menu Archief.
2.Klik op het popup-menu voor afdrukopties en
selecteer Resolution Options.
3.Selecteer de gewenste instelling in het dialoogvenster
Resolution Options.
4.Klik op Print (Afdrukken).
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 57
De optie Vergroten/verkleinen gebruiken
D .m.v. de optie Verg roten/v erkleinen kunt u de schaal v an het document
aanpassen naar een percentage van de normale grootte. Tevens hebt u
de mogelijkheid om de schaal van het document zodanig te v eranderen
dat het op papier van A4- of Letter-formaat past.
Verkleinen/vergroten
Printerstuurpro-
Procedure
gramma
PCL 6
(Windows 3.1/9x)
PCL 6
(Windows NT 4.0)
Windows 9x PSHet document verkleinen of vergroten
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab Effecten en typ het percentage dat
u wilt toepassen voor het verkleinen of vergroten
van het document of klik op "Inpassen op Letterpapierformaat" of "Inpassen op A4-papierformaat".
3.Klik op OK.
1.Klik op de knop Start, vervolgens op Instellingen en
tenslotte op Printers. Klik met de rechtermuisknop op
het pictogram van de printer en kies "Standaardwaarden document".
2.Ga naar de tab Effecten en typ het percentage dat u
wilt toepassen voor het verkleinen of vergroten van
het document.
3.Klik op OK.
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab Illustraties en typ in het vak
Verschaling het percentage dat u wilt toepassen voor
het verkleinen of vergroten van het document.
3.Klik op OK.
58 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
Het document inpassen op Letter- of A4-papierformaat
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab Apparatuuropties en klik op
"Inpassen op pagina".
3.Selecteer de gewenste optie voor Inpassen op pagina
in de vervolgkeuzelijst Instelling veranderen voor:.
4.Klik op OK.
DU
Verkleinen/vergroten (vervolg)
Printerstuurpro-
Procedure
gramma
Windows NT 4.0 PS Het document verkleinen of vergroten
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab Geavanceerd en klik op Illustraties
om alle keuzemogelijkheden te zien.
3.Klik op Verschalen.
4.Typ in het keuzevak "Schaal veranderen" het
percentage dat u wilt toepassen voor het verkleinen
of vergroten van het document.
5.Klik op OK.
Het document inpassen op Letter- of A4-papierformaat
Deze instelling werkt voor alle papierformaten in het PSprinterstuurprogramma van Windows NT 4.0.
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab Geavanceerd, klik op Documentopties
en vervolgens op Printerfuncties om alle
keuzemogelijkheden te zien.
3.Klik op "Inpassen op pagina".
4.Selecteer de gewenste optie in het keuzevak
"Inpassen op pagina".
5.Klik op OK.
DU
MacintoshLaserWriter 8.3
MacintoshLaserWriter 8.4
en hoger
1.Kies Pagina-instelling in het menu Archief.
2.Selecteer Vergroten/verkleinen.
3.Selecteer de gewenste instellingen.
4.Klik op OK.
1.Kies Pagina-instelling in het menu Archief.
2.Selecteer Schaal.
3.Selecteer de gewenste instellingen.
4.Klik op OK.
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 59
Een papierbron selecteren
Als u een applicatie gebruikt met ondersteuning voor het afdrukken
vanuit een bepaalde papierbron, geeft u deze keuze in de applicatie
aan. De instellingen in de applicatie hebben namelijk voorrang op de
instellingen in het printerstuurprogramma.
Een papierbron selecteren
Printerstuurprogramma
PCL 6
(Windows 3.1/9x)
PCL 6
(Windows NT 4.0)
Windows 9x PS
Windows NT 4.0 PS
Procedure
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab Papier en selecteer de gewenste bron
voor het papier.
3.Klik op OK.
1.Klik op de knop Start, vervolgens op Instellingen en
tenslotte op Printers. Klik met de rechtermuisknop op
het pictogram van de printer en kies "Standaardwaarden document".
2.Ga naar de tab Papier en selecteer de gewenste bron
voor het papier.
3.Klik op OK.
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Kies op de Papier-tab de gewenste optie voor
Papierinvoer uit de vervolgkeuzelijst Papierinvoer.
3.Klik op OK.
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab Pagina-instelling en selecteer de
gewenste bron voor het papier in de keuzelijst
Papierbron.
3.Klik op OK.
MacintoshLaserWriter 8
60 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
1.Selecteer Afdrukken in het menu Archief.
3
.
2.Kies de papierbron.
3.Selecteer de gewenste selectie.
4.Klik op OK.
DU
Een papierbron selecteren (vervolg)
Printerstuurprogramma
MacintoshLaserWriter 8.4
en hoger
Procedure
1.Selecteer Afdrukken in het menu Archief.
2.Klik op de keuzelijst Papierbron.
3.Selecteer de gewenste bron.
4.Klik op Afdrukken.
DU
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 61
REt gebruiken
Wanneer REt (Resolution Enhancement Technology) ingeschakeld
is, wordt de afdrukkwaliteit van tekens en illustraties verfijnd door
de gradaties langs diagonale en kromme lijnen van de afgedrukte
weergave glad te strijken. Selecteer Uit als illustr aties (v oor al gescande
afbeeldingen) niet duidelijk worden afgedrukt.
OpmerkingREt is uitgeschakeld als de instelling 1200 dpi is geselecteerd.
REt
Printerstuurprogramma
PCL 6
(Windows 3.1/9x)
PCL 6
(Windows NT 4.0)
Windows NT 4.0 PS
Procedure
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab "Wordt voltooid" en klik op Aangepast
en vervolgens op Details.
3.Selecteer in het venster Afdrukkwaliteitgegevens de
gewenste instelling voor REt (Aan of Uit).
4.Klik op OK.
1.Klik op de knop Start, vervolgens op Instellingen en
tenslotte op Printers. Klik met de rechtermuisknop op
het pictogram van de printer en kies "Standaardwaarden document".
2.Ga naar de tab "Wordt voltooid" en klik op Aangepast
en vervolgens op Details.
3.Selecteer in het venster Afdrukkwaliteitgegevens de
gewenste instelling voor REt (Aan of Uit).
4.Klik op OK.
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab Geavanceerd, klik op Documentopties
en vervolgens op Printerfuncties om alle
keuzemogelijkheden te zien.
3.Klik op Resolution Enhancement.
4.Selecteer de gewenste optie voor Resolution
Enhancement in het keuzevak "Resolution
Enhancement".
5.Klik op OK.
62 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
REt (vervolg)
Printerstuurpro-
Procedure
gramma
Windows 9x PS1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Selecteer in de tab Apparaatopties de gewenste optie
voor Resolution Enhancement uit de vervolgk euzelijst
Printerkenmerken.
3.Selecteer de gewenste optie voor Resolution
Enhancement in de vervolgkeuzelijst Instelling
veranderen voor: 'Resolution Enhancement'.
4.Klik op OK
MacintoshLaserWriter 8.3
MacintoshLaserWriter 8.4
en hoger
1.Kies Print (Afdrukken) in het menu Archief.
2.Klik op Opties.
3.Selecteer in het dialoogvenster Afdrukopties de
gewenste instelling voor Resolution Enhancement.
4.Klik op OK.
1.Kies Afdrukken in het menu Archief.
2.Klik op het popup-menu voor afdrukopties en
selecteer Resolution Options.
3.Selecteer in het dialoogvenster Resolution Options de
gewenste instelling voor Resolution Enhancement.
4.Klik op Afdrukken.
DU
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 63
Standaard instellingen voor het printerstuurprogramma herstellen
Standaard instellingen herstellen
Printerstuurprogramma
PCL 6
(Windows 3.1/9x)
PCL 6
(Windows NT 4.0)
Windows 9x PS
Windows NT 4.0 PS
Procedure
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Klik in het vak Snel-instellingen de optie "Standaard
instellingen".
1.Klik op de knop Start, vervolgens op Instellingen en
tenslotte op Printers. Klik met de rechtermuisknop op
het pictogram van de printer en kies "Standaardwaarden document".
2.Klik in het vak Snel-instellingen op de optie
"Standaard instellingen".
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Klik op de knop "Standaard herstellen" in iedere tab
waarin u de standaard instellingen wilt herstellen.
Het PS-printerstuurprogramma voor Windows NT 4.0
maakt gebruik van de standaard instellingen wanneer een
applicatie gestart wordt. Voor het herstellen van de
standaard printerinstellingen zonder het opnieuw starten
van de applicatie selecteert u een ander printerstuurprogramma waarna u het PS-printerstuurprogramma voor
Windows NT 4.0 selecteert.
MacintoshLaserWriter 8.3
64 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
Voor het herstellen van de standaard instellingen van het
printerstuurprogramma verwijdert u het bestand
"LaserWriter 8 Prefs" in de map Voorkeuren in de Systeemmap.
DU
Standaard instellingen herstellen (vervolg)
Printerstuurprogramma
MacintoshLaserWriter 8.4
en hoger
Procedure
1.Open de map Voorkeuren.
2.Open de map Afdrukvoorkeuren.
3.Open de map "Parsed PPD".
4.In de map "Parsed PPD" verwijdert u het bestand
met dezelfde naam als de printer. Voor de
HP LaserJet 2100 M printer bijvoorbeeld verwijdert u
het bestand HP LaserJet 2100 M.PPD in het volgende
pad: HD:System folder:Preferences:Printing
Prefs:Parsed PPD Folder:HP LaserJet 2100 M
DU
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 65
De eerste pagina op ander papier afdrukken
OpmerkingHet afdrukken van de eerste pagina op ander papier is alleen
beschikbaar in de HP PCL 6- en Macintosh LaserWriterprinterstuurprogramma's.
Sommige applicaties beschikken eveneens over deze functie.
Raadpleeg het Help-bestand van de applicatie.
De eerste pagina op ander papier afdrukken
Printerstuurprogramma
PCL 6
(Windows 3.1/9x)
PCL 6
(Windows NT 4.0)
Procedure
1.Ga naar het printerstuurprogramma.
2.Ga naar de tab Papier en selecteer het gewenste
papier voor de eerste pagina van de afdruktaak.
3.Klik op "Gebruik ander papier voor de eerste pagina".
4.Klik op de tab "Overige pagina's".
5.Selecteer de gewenste papierbron voor de overige
pagina's van de afdruktaak.
1.Klik op de knop Start, vervolgens op Instellingen en
tenslotte op Printers. Klik met de rechtermuisknop op
het pictogram van de printer en kies "Standaardwaarden document".
2.Ga naar de tab Papier en selecteer het gewenste
papier voor de eerste pagina van de afdruktaak.
3.Klik op "Gebruik ander papier voor de eerste pagina".
4.Klik op de tab "Overige pagina's".
5.Selecteer de gewenste papierbron voor de overige
pagina's van de afdruktaak.
66 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
De eerste pagina op ander papier afdrukken (vervolg)
Printerstuurpro-
Procedure
gramma
MacintoshLaserWriter 8.3
MacintoshLaserWriter 8.4
en hoger
1.Kies Print (Afdrukken) in het menu Archief.
2.Selecteer "First From" en selecteer vervolgens in het
popup-menu de gewenste lade voor de eerste pagina.
3.Selecteer in het popup-menu "Remaining From" de
lade voor de rest van de afdruktaak.
1.Kies Print (Afdrukken) in het menu Archief.
2.Selecteer "First Page From" en selecteer vervolgens
in het popup-menu de gewenste lade voor de eerste
pagina.
3.Selecteer in het popup-menu "Remaining From" de
lade voor de rest van de afdruktaak.
OpmerkingHet papierformaat voor alle pagina's van de afdruktaak moet hetzelfde
zijn als in het stuurprogramma.
DU
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 67
Ladevergrendeling
Ladevergrendeling is een functie w aarmee u een lade kunt "buitensluiten"
zodat deze alleen gebruikt wordt wanneer dat specifiek v erzocht wordt. Dit
komt van pas als u speciaal papier , z oals briefhoofdpapier, in een lade wilt
aanbrengen. Als u bijvoorbeeld "Eerst beschikbare lade" als papierbron
gebruikt en lade 1 vergrendelt, zal de printer alleen papier uit de
resterende laden (lade 2 of de optionele lade 3, indien geïnstalleerd)
opnemen. U kunt evengoed nog uit de v erg rendelde lade afdrukken, als
u deze specifiek als papierbron aangeeft.
OpmerkingHet is met deze functie niet mogelijk om alle laden te vergrendelen.
Eén lade moet "ontgrendeld" blijven.
Ladevergrendeling
Printerhulpprogramma
Windows
Macintosh
Procedure
1.Draai het configuratiehulpprogramma HP LaserJet
of JetAdmin.
2.Selecteer in de tab Aangepast de lade die u wilt
vergrendelen.
1.Draai het hulpprogramma HP LaserJet.
2.Selecteer in het Instellingspaneel de optie
Invoerladen.
3.Klik op de lade die u wilt vergrendelen.
68 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Onderhoud en wenk en
3
v oor gebruik v an de
printer
Overzicht
Dit hoofdstuk biedt suggesties voor het economisch afdrukken met
hoge-kwaliteit. Bovendien worden enkele speciale onderhoudstaken
voor de tonercassette en de printer omschreven.
zBeheer van de UltraPrecise tonercassette
zDe toner opnieuw verspreiden
zDe printer reinigen
zDe procedures voor het reinigen van de printer gebruiken
DU
Hoofdstuk 3 Onderhoud en wenken voor gebruik van de printer 69
Beheer van de UltraPrecise tonercassette
Beleid van HP m.b.t. tonercassettes van
andere fabrikanten
Hewlett-Packard kan het gebruik van tonercassettes die niet door
HP gekwalificeerd zijn (nieuw of opnieuw gevuld), niet aanbevelen.
Omdat het produkten betreft die niet van HP zijn, kan HP niet instaan
voor de deugdelijkheid of de kwaliteit.
Opslag van tonercassettes
Verwijder de tonercassette pas uit de verpakking wanneer u klaar
bent om hem te gaan gebruiken. De houdbaarheid van een cassette
in gesloten verpakking is ongeveer 2,5 jaar. Wanneer de verpakking
geopend is, blijft de cassette ongeveer 6 maanden goed.
VOORZICHTIG
Om beschadiging te voorkomen mag de tonercassette niet meer
dan een paar minuten aan het licht worden blootgesteld.
Verwachte levensduur van de tonercassette
De levensduur van de tonercassette hangt af van de hoeveelheid
toner die voor uw afdruktaken nodig is. Bij afdrukken met een
paginabedekking van 5% kunnen met de tonercassette van de
HP LaserJet 2100 gemiddeld ongeveer 5000 pagina's worden
afgedrukt. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de afdrukdensiteit op 3
staat en dat EconoMode is uitgeschakeld. (Dit zijn de standaard
instellingen.)
Tonercassettes recyclen
Volg voor het installeren van een nieuwe tonercassette van HP en
het recyclen van oude cassettes de instructies die zijn bijgesloten in
de doos van de nieuwe tonercassette.
Zie "HP tonercassettes" op pagina 132.
70 Hoofdstuk 3 Onderhoud en wenken voor gebruik van de printer
DU
De toner opnieuw verspreiden
1
2
3
Wanneer de toner bijna op is, kunnen er
vage of lichtere gedeelten op de afgedrukte
pagina verschijnen. Het is doorgaans
mogelijk om de afdrukkwaliteit tijdelijk t e
herstellen door de toner in de tonercassette opnieuw te verspreiden. De
volgende procedure stelt u in staat de
huidige afdruktaak verder af te drukken
alvorens de tonercassette te vervangen.
Open de bovenklep.
1
2Verwijder de tonercassette uit de
printer.
WAARSCHUWING!
Reik niet te ver in de printer. Het
naastgelegen gedeelte met de
fuser kan heet zijn!
VOORZICHTIG
Zorg om schade te voorkomen dat de
tonercassette niet meer dan een paar
minuten aan het licht wordt blootgesteld.
DU
3Draai de tonercassette en schud
hem lichtjes heen en weer om de
toner opnieuw te verspreiden. (Als
de cassette met de zijkanten naar
boven en onder gehouden wordt,
kan de toner eruit vallen.)
Wordt vervolgd op de volgende pagina.
Hoofdstuk 3 Onderhoud en wenken voor gebruik van de printer 71
4
Opmerking
Als er toner op uw kleding terecht komt,
veegt u deze met een droge doek af,
waarna u de kleren in koud water wast.
(Met heet water trekt de toner verder in
de kleding.)
4Plaats de tonercassette weer terug
in de printer en sluit de bovenklep.
Als de afdrukken licht blijven,
installeert u een nieuwe tonercassette.
(Volg de bij de nieuwe tonercassette
meegeleverde instructies.)
72 Hoofdstuk 3 Onderhoud en wenken voor gebruik van de printer
DU
De printer reinigen
Voor behoud van de afdrukkwaliteit volgt u de reinigingsprocedures
op de volgende pagina's iedere keer wanneer de tonercassette w ordt
vervangen of wanneer zich problemen met de afdrukkwaliteit
voordoen. Houd de printer zoveel mogelijk vrij van stof en vuil.
zMaak de buitenkant van de printer schoon met een enigszins
met water bevochtigde doek.
De binnenkant kan met een droge, pluisvrije doek worden
z
schoongemaakt.
VOORZICHTIG
Gebruik geen op ammoniak gebaseerde schoonmaakmiddelen op
of rond de printer. Zorg bij het schoonmaken v an de printer dat u de
transfer-rol (onder de tonercassette) niet aanraakt. Olie v an de huid
op de rol kan de afdrukkwaliteit verminderen.
De procedures voor het reinigen van de
printer gebruiken
Tijdens het afdrukproces kunnen zich in de printer papier-, toneren stofdeeltjes verzamelen. Na verloop van tijd kan het verzameld
vuil problemen veroorzaken met de afdrukkwaliteit (toner-stippen
of vegen). De printer beschikt over twee reinigingsprocedures
waarmee dit soort problemen voorkomen en verholpen kunnen worden.
OpmerkingOm de reinigingspagina voor de motor juist te laten werken drukt u de
pagina af op kopieerpapier en niet op bankpostpapier of ruw papier.
De motor reinigen
Tijdens deze reinigingsprocedure wordt kopieerpapier uit lade 2
gebruikt voor het verwijderen van stof en toner uit de papierbaan.
Gebruik deze procedure als u op de afdrukken toner-stippen bemerkt.
De procedure levert een blanco pagina op die weggegooid moet
worden. Zie "De reinigingsprocedure starten" op pagina 74.
DU
Hoofdstuk 3 Onderhoud en wenken voor gebruik van de printer 73
De tonercassette reinigen
Met deze procedure wordt de rol in de tonercassette gereinigd.
Gebruik deze procedure als u op de afdrukken vage delen of
vegen bemerkt. Deze procedure neemt ongeveer 10 minuten
in beslag. Zie "De reinigingsprocedure starten" op pagina 74.
OpmerkingZorg dat de tonercassette niet leeg is wanneer u deze
reinigingsprocedure gebruikt. Een tonercassette die bijna leeg is
kan eveneens problemen met het afdrukken veroorzaken. Deze
procedure van 10 minuten verbruikt toner en kan, indien vaak
toegepast, de levensduur van de tonercassette verkorten.
De reinigingsprocedure starten
1. Zorg dat de printer aan en in de Klaar-modus staat. Zorg dat er
papier in lade 2 geladen is.
2. Druk op S
TART
en T
AAK ANNULEREN
tot alle lichtjes knipperen. Dit
duurt ongeveer 10 seconden. Laat de knoppen los wanneer de
lichtjes knipperen.
3. Druk voor het reinigen van de motor op S
van de tonercassette, drukt u op T
AAK ANNULEREN
of voor het reinigen
TART
.
4.Gooi de blanco pagina die na de reinigingsprocedure overblijft weg.
OpmerkingDe reinigingsprocedure voor de tonercassette neemt ongeveer 10
minuten in beslag. Om de procedure stop te zetten, zet u de printer uit.
74 Hoofdstuk 3 Onderhoud en wenken voor gebruik van de printer
DU
Interne reinigingsprocedure
1
2
3
Na verloop van tijd zullen zich in
de printer toner- en papierdeeltjes
verzamelen. Dit kan problemen tijdens
het afdrukken veroorzaken. Door het
reinigen van de printer worden deze
problemen verminderd of voorkomen.
WAARSCHUWING!
Zet de printer alvorens deze te reinigen
UIT en maak het netsnoer los.
1Open de bovenklep.
2Verwijder de tonercassette.
VOORZICHTIG
Zorg om schade te voorkomen dat de
tonercassette niet meer dan een paar
minuten aan het licht wordt blootgesteld.
Leg een vel papier over de bovenkant
van de tonercassette om deze tegen het
licht te beschermen wanneer hij niet in
de printer is.
DU
4
3Verwijder met een droge, pluisvrije
doek het vuil uit het gedeelte rond
de papierbaan en in de ruimte van
de tonercassette.
4Plaats de tonercassette weer terug
en sluit de bovenklep. Steek het
netsnoer in het stopcontact en zet
de printer aan.
Hoofdstuk 3 Onderhoud en wenken voor gebruik van de printer 75
76 Hoofdstuk 3 Onderhoud en wenken voor gebruik van de printer
DU
4
Problemen oplossen
Overzicht
Dit hoofdstuk helpt u bij het oplossen van printerproblemen op
de volgende gebieden:
"Problemen oplossen: Checklist"
z
z"Problemen oplossen: Algemene afdrukproblemen"
"Speciale pagina's afdrukken"
z
z"Papierstoringen opheffen"
z"Problemen met afdrukkwaliteit oplossen"
"Problemen met infrarood afdrukken"
z
z"Problemen oplossen: Foutberichten"
z"Secundaire lichtpatronen"
z"Netwerkproblemen"
z"Veel voorkomende problemen met Windows"
z"Veel voorkomende problemen met Macintosh"
z"Problemen oplossen: PS-fouten"
DU
Hoofdstuk 4 Problemen oplossen 77
Problemen oplossen: Checklist
Als de printer niet goed reageert, kunt u de volgende checklist op
volgorde nagaan. Als er een bepaalde stap is waaraan de printer
niet voldoet, volgt u de ov ereenk omstige suggesties om het prob leem
op te lossen.
Problemen oplossen: Checklist
Controleer of het
Klaar-lichtje van de
printer brandt.
Druk op S
een demopagina af te
drukken om te
controleren of het
papier goed in de
printer wordt gevoerd.
Controleer of de
demopagina goed is
afgedrukt.
TART
om
Als er geen lichtjes branden: controleer de
aansluitingen van het elektrische snoer. Controleer
de aan/uitschakelaar. Controleer de stroombron
door het apparaat op een ander stopcontact aan te
sluiten.
Als andere lichten branden, gaat u naar
"Problemen oplossen: Foutberichten" op
pagina 101.
Als er geen demopagina wordt afgedrukt:
controleer de voorraad papier in lade 2 of lade 3.
Als de pagina in de printer vastloopt, gaat u naar
"Papierstoringen opheffen" op pagina 86.
Als de printer wel afdrukt, maar u een foutbericht
krijgt, gaat u naar "Problemen oplossen:
Foutberichten" op pagina 101.
Als er een probleem met de afdrukkwaliteit is, gaat
u naar "Problemen met afdrukkwaliteit oplossen"
op pagina 92.
78 Hoofdstuk 4 Problemen oplossen
DU
Problemen oplossen: Checklist (vervolg)
Druk een kort
document af vanuit een
softwareprogramma
om te controleren of de
printer op de computer
is aangesloten en of ze
goed met elkaar
communiceren.
Als u de checklist hebt
afgewerkt en niet hebt
kunnen bepalen wat er
met de printer aan de
hand is, kunt u de
volgende gedeelten van
het hoofdstuk
Problemen oplossen
bekijken:
Als de pagina niet wordt afgedrukt: controleer de
kabelaansluiting tussen de printer en de computer.
Controleer of u de juiste kabel gebruikt.
Controleer de afdrukwachtrij of afdrukspooler
(printmonitor in Mac) om te zien of de printer
tijdelijk is onderbroken.
Controleer het softwareprogramma om zeker te zijn
dat u het juiste printerstuurprogramma en poort
gebruikt.
Als de pagina tijdens het afdrukken wordt
onderbroken, gaat u naar "Problemen oplossen:
Algemene afdrukproblemen" op pagina 80.
"Problemen oplossen: Algemene afdrukproblemen"
op pagina 80
"Problemen met infrarood afdrukken" op pagina 98
"Problemen oplossen: Foutberichten" op pagina
101
"Secundaire lichtpatronen" op pagina 104
"Netwerkproblemen" op pagina 109
"Veel voorkomende problemen met Windows" op
pagina 110
"Veel voorkomende problemen met Macintosh" op
pagina 112
"Problemen oplossen: PS-fouten" op pagina 116
DU
Hoofdstuk 4 Problemen oplossen 79
Problemen oplossen: Algemene afdrukproblemen
Problemen oplossen: Algemente afdrukproblemen
Symptoom Mogelijke oorzaak Oplossing
Printer selecteert
afdrukmateriaal uit
de foute lade.
De afdruktaak verloopt
bijzonder langzaam.
Pagina's worden afgedrukt,
maar zijn volkomen leeg.
De ladeselectie in het
softwareprogramma is
mogelijk onjuist.
Het is mogelijk dat de
taak zeer complex is.
De maximumsnelheid
is10 pagina's per minuut,
ook wanneer meer geheugen
is toegevoegd.
Het is mogelijk dat de
beschermstrook
zich nog in de tonercassette
bevindt.
Bij veel softwareprogramma's
wordt de papierlade
geselecteerd in het menu
Pagina-instelling in het
programma.
Verwijder eventueel
afdrukmateriaal uit andere
laden zodat de printer uit de
gewenste lade selecteert.
Gebruik voor Macintosh het
HP LaserJet-hulpprogramma
om de prioriteit van de lade te
veranderen.
Verminder de complexiteit
van de pagina of probeer
de instellingen voor afdrukkwaliteit aan te passen. Als dit
probleem vaak optreedt, moet
er geheugen aan de printer
worden toegevoegd.
Verwijder de tonercassette en
trek de beschermstrook eruit.
Breng de tonercassette
opnieuw aan. Controleer de
printer door op
drukken om een demopagina
af te drukken.
S
TART
te
Het is mogelijk dat er lege
pagina's in het bestand zijn.
80 Hoofdstuk 4 Problemen oplossen
Controleer of het bestand
geen lege pagina's bevat.
De printer drukt af, maar de
tekst is verkeerd, vervormd
of onvolledig.
De parallelle kabel zit los of is
defect.
De printer is aangesloten op
een netwerk of gezamenlijk
gebruikt apparaat en ontvangt
geen duidelijk signaal.
In de software is het foute
stuurprogramma
geselecteerd.
Maak de parallelle kabel los
en weer vast. Probeer een
afdruktaak waarvan u weet dat
hij werkt. Sluit de kabel en
printer zo mogelijk op een
andere computer aan en
probeer een taak af te
drukkken waarvan u weet dat
hij werkt. Probeer tenslotte
een nieuwe kabel die voldoet
aan de norm IEEE-1284 of
een LocalTalk-kabel (Mac).
Haal de printer van het
netwerk af en sluit hem direct
met een parallelle kabel op
een computer aan. Druk een
taak af waarvan u weet dat hij
werkt. Als deze goed wordt
afgedrukt, neem dan contact
op met uw netwerkbeheerder.
Controleer in het menu voor
printerselectie van de software
of de HP LaserJet 2100
geselecteerd is.
DU
Het softwareprogramma
werkt niet goed.
Hoofdstuk 4 Problemen oplossen 81
Probeer een afdruktaak vanuit
een andere programma.
De printer reageert niet
wanneer "afdrukken"
("print") in de software
wordt geselecteerd.
Het besturingssysteem werkt
niet goed.
Het is mogelijk dat de printer
in de handinvoer-modus is
(Het lichtje Start knippert).
De parallelle kabel tussen de
computer en de printer is niet
goed aangesloten.
De parallelle kabel is
beschadigd.
Wanneer u vanuit Windows
(iedere versie) afdrukt, gaat
u naar de DOS-prompt en
controleert u de functionaliteit
met de volgende opdracht:
Bij de prompt C:\ typt u
Dir LPT1
en vervolgens drukt u op Enter
(ervan uitgaande dat u bent
aangesloten op LPT1). Als
TART
het lichtje S
branden, drukt u op de knop
S
TART
om de pagina af te
drukken en uit te voeren.
Voeg papier toe aan lade 1,
druk op de knop S
hem weer los.
Maak de parallelle kabel los
en sluit hem weer aan.
Sluit de kabel zo mogelijk aan
op een andere computer en
druk een taak af waarvan u
weet dat hij werkt. U kunt ook
proberen een andere parallelle
kabel (die voldoet aan de
norm IEEE-1284) of LocalTalkkabel (Mac) te gebruiken.
gaat
TART
en laat
De verkeerde printer is in de
sofware geselecteerd.
82 Hoofdstuk 4 Problemen oplossen
Controleer in het menu voor
printerselectie in de software
of de HP LaserJet 2100
geselecteerd is.
De software voor de printer is
niet voor de printerpoort
geconfigureerd.
De printer is op een netwerk
aangesloten en ontvangt
geen signaal.
De printer ontvangt geen
stroom.
Controleer in het menu voor
printerselectie in de software
of de printer toegang heeft tot
de juiste poort. Als de computer
meer dan één parallelle poort
heeft, controleer dan of de
printer op de juiste poort is
aangesloten.
Haal de printer van het
netwerk af en sluit hem direct
met een parallelle kabel op
een computer aan. Druk een
taak af waarvan u weet dat hij
werkt. Als deze goed wordt
afgedrukt, neem dan contact
op met uw netwerkbeheerder.
Als er geen lichtjes branden,
moet u de aansluitingen van
het elektrische snoer
controleren. Controleer de
aan/uitschakelaar. Controleer
de stroombron.
De printer reageert niet
wanneer “print” (Afdrukken) in
de software wordt geslecteerd.
Het Attentie-lichtje blijft
branden.
DU
De printer werkt niet goed. Controleer de lichtjes op de
printer om te zien of de printer
een fout aangeeft.
Het papier in de printer is op.
De papierladen zijn verkeerd
aangebracht.
V oeg papier aan de printer toe.
Controleer of lade 2 of de
Het Attentie-lichtje knippertDe bovenklep van de printer
is open.
De tonercassette ontbreekt of
is niet goed geïnstalleerd.
Er is een papierstoring in de
printer.
Sluit de bovenklep goed.
Controleer of de tonercassette
goed geïnstalleerd is. Probeer
de cassette te verwijderen en
opnieuw te installeren.
Zie "Papierstoringen
opheffen" op pagina 86.
84 Hoofdstuk 4 Problemen oplossen
DU
Speciale pagina's afdrukken
Er zijn speciale pagina's in het printergeheugen die u zullen helpen een
diagnose te stellen en meer over de problemen met uw printer te leren.
Demopagina
Om de demopagina af te drukken, drukt u op de knop S
de printer klaar is.
TART
wanneer
Configuratiepagina
Op de configuratiepagina staan veel van de huidige instellingen en
eigenschappen van de printer. Om de configuratiepagina af te
drukken, drukt u tegelijk op de knoppen S
wanneer de printer klaar is, waarna u ze direct weer loslaat. Als er
een EIO-kaart geïnstalleerd is, wordt een tweede pagina afgedrukt
met daarop alle EIO-informatie.
TART
en T
AAK ANNULEREN
Reinigingsproces
De printer heeft twee reinigingsprocessen, reiniging van de motor en
reiniging van de toner cassette. Deze maken inwendige ruimten
schoon, met inbegrip van de papierbaan en de tonercassette. Het
motor-reinigingsproces levert een lege pagina op die u moet
weggooien. Zie "De procedures voor het reinigen van de printer
gebruiken"
op pagina 73.
Lettertypeoverzicht
Om een lettertypeoverzicht af te drukken, gebruikt u hetzij HP FontSmart
(Windows) of het HP LaserJet-hulpprogramma (Macintosh).
DU
Hoofdstuk 4 Problemen oplossen 85
Papierstoringen opheffen
Soms kan papier tijdens een afdruktaak vastlopen. Enkele oorzaken
hiervoor zijn:
zPapierladen verkeerd geladen of te vol.
zLade 2 of de optionele lade 3 is tijdens een afdruktaak verwijderd.
zDe bovenklep is tijdens een afdruktaak geopend.
zEr wordt afdrukmateriaal gebruikt dat niet aan de specificaties
van HP voldoet. Zie "Afdrukmateriaal-specificaties"
zEr word afdrukmateriaal gebruikt van een formaat dat buiten
het ondersteunde bereik valt. Zie "Afdrukmateriaal-specificaties"
op pagina
Zoek het vastgelopen papier op en verwijder het volgens de
instructies op de volgende pagina's. Als het niet duidelijk is waar het
papier is vastgelopen, kijkt u eerst in het gebied van de tonercassette .
Papierstoringen kunnen op drie plaatsen voorkomen:
zPapiertoevoergebied van lade 2 of optionele lade 3.
zGebied van tonercassette.
zDe plaatsen waar het papier de printer uitkomt.
137.
op pagina
137.
OpmerkingLosse toner kan na een papierstoring in de printer achterblijven.
Deze verdwijnt doorgaans nadat er enkele bladen zijn afgedrukt.
Zie "Losse toner" op pagina 96.
86 Hoofdstuk 4 Problemen oplossen
DU
2
3
1
Papierstoring: Gebied van
tonercassette
1Open de bovenklep.
VOORZICHTIG
Papierstoringen in dit gedeelte kunnen
losse toner op de pagina veroorzaken.
Als u toner op uw kleren krijgt, moet u
ze in koud water wassen, w ant heet w ater
veroorzaakt blijv ende tonervlekken in
de stof.
2Verwijder de tonercassette.
VOORZICHTIG
Om beschadiging te voorkomen, mag
de tonercassette niet meer dan een
paar minuten lang aan licht worden
blootgesteld. Plaats een stuk papier
bovenop de tonercassette om hem af te
schermen terwijl hij buiten de printer is.
DU
3Til de registratieplaat voorzichtig
op. Als de voorkant van het papier
zichtbaar is, trekt u het papier
voorzichtig naar de achterkant van
de printer om het uit de printer te
verwijderen.
Vervolg op de volgende pagina.
Hoofdstuk 4 Problemen oplossen 87
4
Opmerking
Als het papier moeilijk te verwijderen is
of als het al in het uitvoergedeelte zit,
kunt u het vastgelopen papier
verwijderen zoals beschreven voor de
uitvoergedeelten op pagina 90.
4Wanneer het vastgelopen papier is
verwijderd, brengt u de
registratieplaat voorzichtig omlaag.
Plaats de tonercassette terug en
sluit de bovenklep.
Opmerking
Als het opnieuw installeren van de
tonercassette moeilijk is, moet u
controleren of de registratieplaat weer
op zijn plaats zit.
Als het Attentie-lichtje niet uitgaat,
zit er nog vastgelopen papier in de
printer. Controleer de papiertoevoeren uitvoergedeelten.
88 Hoofdstuk 4 Problemen oplossen
DU
4
1
2
3
Papierstoring:
Papiertoevoer voor lade 2
of de optionele lade 3
Opmerking
Als het papier al in het tonercassettegedeelte is, volgt u de instructies op
pagina 87. Het is gemakkelijker papier
uit het tonercassettegedeelte te
verwijderen dan uit de papiertoevoer.
Trek lade 2 uit de printer, zodat
1
u kunt vaststellen waar het papier
vastgelopen is.
Verwijder eventueel fout ingevoerd
2
papier uit lade 2 door aan de
voorkant van het papier te trekken.
Zorg dat al het papier in de lade
is uitgelijnd. Herhaal deze
handelingen zonodig voor lade 3.
Als het papier in het toevoerge-
3
deelte is vastgelopen en u er niet
bij kunt vanuit het tonercassettegedeelte, pakt u het papier vast en
trekt u het voorzichtig uit de printer.
DU
Duw het papier naar beneden om
4
de metalen papierhefplaat op zijn
plaats te vergrendelen en schuif de
lade weer in de printer.
Opmerking
Als het Attentie-lichtje niet uitgaat, zit er
nog vastgelopen papier in de printer.
Controleer het tonercassette- en het
achteruitvoergedeelte op vastgelopen
papier.
Hoofdstuk 4 Problemen oplossen 89
2
1
Papierstoring:
Uitvoergedeelten
VOORZICHTIG
Papierstoringen in dit gedeelte kunnen losse
toner op de pagina veroorzaken.
Als u toner op uw kleding krijgt, moet u deze
in koud water wassen, want heet w ater
veroorzaakt blijv ende tonervlekken in de stof.
1Open de bovenklep en verwijder de
tonercassette. Open de
achteruitvoerbak.
Opmerking
De bovenklep moet worden geopend om
de tandwielen van het achteruitvoergedeelte vrij te maken zodat het papier
gemakkelijk kan worden verwijderd.
4
3
2Als de voorrand van het papier niet of
nauwelijks zichtbaar is in het cassettegedeelte, trekt u de voorrand
voorzichtig met beide handen vanuit
de achteruitvoeropening uit de printer.
V erwijder de rest v an het vastgelopen
papier zorgvuldig uit de printer.
3Als het papier bijna helemaal zichtbaar
is vanuit de bov enste uitv oerbak, trekt
u het overige papier voorzichtig uit de
printer.
4Breng de tonercassette opnieuw
aan. Sluit de bovenklep en de
achteruitvoerbak.
Opmerking
Als het Attentie-lichtje niet uit gaat, zit er
nog vastgelopen papier in de printer.
Controleer het tonercassette- en het
achteruitvoergedeelte op vas t g e l o p e n
papier.
90 Hoofdstuk 4 Problemen oplossen
DU
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.