HP LaserJet 2100 User's Guide [nl]

HP
LaserJet 2100
2100M 2100TN
Gebruikershandleiding
HP LaserJet 2100, 2100 M en 2100 TN printers
Gebruikershandleiding _______
© Copyright Hewlett-Packard Company 1998
Alle rechten voorbehouden. Verveelvuldiging, bewerking en vertaling zonder voorafgaande schriftelijke toestemming zijn verboden, behalve zoals toegestaan door het auteursrecht.
Publicatienr.: C4170-90906 Eerste uitgave, november 1998
Garantie
De informatie in dit document kan zonder kennisgeving worden veranderd.
Hewlett-Packard biedt geen enkele garantie met betrekking tot deze informatie. HEWLETT-PACKARD ONTKENT SPECIFIEK DE IMPLICIETE GARANTIE OP VERKOOPBAARHEID EN GESCHIKTHEID VOOR EEN BEPAALD DOEL.
Hewlett-Packard is niet aansprakelijk voor directe, indirecte, incidentele, bijkomende of overige schade die ten laste wordt gelegd in verband met de verstrekking of het gebruik van deze informatie.
Handelsmerken
®
Adobe
, Acrobat®, PostScript®,
en Adobe Photoshop
®
zijn handelsmerken van Adobe Systems Incorporated en kunnen in bepaalde landen gedeponeerd zijn.
®
, Monotype® en
Arial Times New Roman
®
zijn in de V .S. gedeponeerde handelsmerken van Monotype Corporation.
CompuServe
is een Amerikaans handelsmerk van CompuServe, Inc.
Helvetica en Times Roman
, Palatino™, Times™,
zijn handelsmerken van Linotype AG en/of haar dochterondernemingen in de V.S. en andere landen.
®
Microsoft Windows
, MS Windows,
®
en Windows NT® zijn in de V.S. gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
®
LaserWriter
is een gedeponeerd handelsmerk van Apple Computer , Inc.
TrueType
is een Amerikaans handelsmerk van Apple Computer , Inc.
- S
TAR
®
is een in de V.S.
NERGY
E gedeponeerd dienstmerk van de Amerikaanse overheidsinstantie EPA.
Ondersteuning van HP
Online diensten: voor toegang tot
informatie 24-uur/dag via uw modem worden de volgende diensten aanbevolen:
Voor het verkrijgen van softwarehulpprogramma's en elektronische informatie voor de V.S. en Canada:
Voor Europa (Engels):
Service-informatie van HP:
Service-overeenkomsten van HP:
World Wide Web URL - printerdrivers, bijgewerkte printersoftware
van HP en product- en ondersteuningsinformatie zijn verkrijgbaar via de volgende URL's: in de V.S.: http://www.hp.com in Europa: http://www2.hp.com
America Online - America Online/Bertelsmann is beschikbaar in de V.S., F rankrijk, Duitsland en de V.K.- Printerdrivers, bijge werkte printersoftware van HP en ondersteuningsdocumentatie bieden antwoord op uw vragen over producten v a n HP. Gebruik het keyword "HP" v oor het starten van de rondleiding of bel 1-800-827-6364 speciaal klantennr. 1118 om te abonneren. In Europa belt u een van de hieronder vermelde nummers: Duitsland: 0180 531 31 64 Frankrijk: ++353 1 704 90 00 Oostenrijk: 0222 58 58 485 Verenigd Koninkrijk: 0800 279 1234 Zwitserland: 0848 80 10 11
CompuServe - printerdrivers, bijge werkte printersoftware v an HP en interactief uitwisselen van technische informatie met andere leden is beschikbaar in het "HP User forum" op CompuServe (GO HP) of bel 1- 800-524-3388 en vraag naar telefoniste 51 om te abonneren. (CompuServe is eveneens beschikbaar in de V.K., Frankrijk, België, Zwitserland, Duitsland en Oostenrijk.)
Telefoon:
(805) 257-5565
Faxnr.:
(805) 257-6866
In de V.K.: bel (44) (142) 986-5511. In Ierland en buiten de V.K.: bel (44) (142) 986-5511.
Bel voor het zoeken van erkende HP-dealers 1-800-243-9816 (V.S.) of 1-800-387-3867 (Canada).
Bel 1-800-835-4747 (V.S.) of 1-800-268-1221 (Canada). Uitgebreide service 1-800-446-0522
Postadres:
Hewlett-Packard Co. P.O. Box 1754 Greeley, CO 80632 V.S.
HP FIRST: HP FIRST Fax biedt u gedetaileerde ondersteuningsinformatie over veelgebruikte software-programma's voor uw HP-produkt alsmede wenken voor het oplossen van problemen. Bel vanaf een telefoon met druktoetsen en vraag maximaal drie documenten per gesprek op. De documenten worden naar een faxnummer van uw keuze gestuurd.
België (Nederlands) 0800 1 1906 Nederland 0800-222420 België (Frans) 0800 1 7043 Noorwegen (47) 800-11319 Canada 1-800-333-1917 Oostenrijk 0660-8218 Denemarken 8001-0453 Portugal 05 05-313342 Duitsland 0130-810061 Spanje 900-993123 Engels (buiten de V.K.) +31 20 681 5792 Verenigde Staten 1-800-333-1917 Finland 800-13134 Verenigd Koninkrijk 0800-960271 Frankrijk 0800-905900 Zweden 020-79-5743 Hongarije (36) (1) 252-4647 Zwitserland (Duits) 0800-551527 Italië 1678-59020 Zwitserland (Frans) 0800-551526
DU
iii
Wereldwijde klantenondersteuning
Klantenondersteuning en reparatiedienst in de V.S. en Canada:
(Zie het hoofdstuk over Service en ondersteuning in deze gebruikershandleiding voor meer informatie over reparatie.)
Europees ondersteuningscentrum. Taal- en in eigen land-opties beschikbaar
Geopend van maandag t/m vrijdag 08:30–18:00 CET HP biedt gratis telefonische ondersteuning tijdens de garantieperiode. Als u een v a n de hieronder aangege ven
telefoonnummers belt, wordt u doorverbonden met een team dat klaar staat om u te helpen. Als u na afloop van de garantieperiode ondersteuning nodig hebt, is deze tegen betaling verkrijgbaar via hetzelfde telefoonnummer . U betaalt per-verzoek om hulp. Zorg tijdens het bellen naar HP dat u de volgende informatie bij de hand hebt: naam van het product, het serienummer, de datu m v an aank oop en een beschrijving van het prob leem.
Engels
Nederlands
Frans
Duits
Nummers-voor ondersteuning in uw eigen land:
of aanvullende reparatieservice nodig hebt of als uw land niet in de onderstaande lijst vermeld staat, "Wereldwijde verkoop- en servicekantoren" in het hoofdstuk over service en ondersteuning in deze gebruikershandleidin g.
Argentinië 787-8080 Mexico 01 800-90529 Brazilië 022-829-6612 Canada (1) (208) 323-2551 Polen (48-22) 608-77-00 Chili 800-360999 Portugal (351) (1) 301-7330 Griekenland (30) (1) 689-6411 Rusland (7) (95) 923-5001 Hongarije (36) (1) 343-0310 Tsjechische Republiek (42) (2) 613-07111 Me x i c o (Mexi co S t a d ) 01 800-22147 Turkije (90) (1) 224-5925
Ierland: (353) (1) 662-5525 V.K.: (44) (171) 512-5202 Internationaal: (44) (171) 512-5202 België: (32) (2) 626-8806 Nederland: (31) (20) 606-8751 Frankrijk: (33) (01) 43-62-3434 België: (32) (2) 626-8807 Zwitserland: (41) (84) 880-1111 Duitsland: (49) (180) 525-8143 Oostenrijk: (43) (1) 0660-6386
Bel (208) 323-2551 van maandag tot vrijdag van 06:00 tot 22:00 MST (Mountain Standard Time) en op zaterdag van 09:00 tot 16:00 MST voor gratis service tijdens de garantieperiode. Er worden echter kosten voor het interlokaal gesprek in rekening gebracht worden. Houd de computer en het serienummer a.u.b. bij de hand wanneer u belt.
Als uw printer gerepareerd moet worden belt u 1-800-243-9816 voor het bepalen van de dichtstbijzijnde door HP-erkende reparatiezaak of belt u (208) 223-2551 voor de centrale HP­reparatiedienst.
Telefonische-assistentie na de garantieperiode is beschikbaar om antwoord te bieden op uw vragen over diverse produkten. Bel (1) (900) 555-1500 ($2.50* per minuut, alleen in de V.S.) of bel 1-800-999-1148 ($25* per gesprek, Visa of MasterCard, in de V.S. en Canada); maandag t/m vrijdag van 07:00 tot 18:00 en op zaterdag van 09:00 tot 15:00 (Mountain Time).
Kosten worden pas in rekening gebracht nadat u een deskundige aan de lijn krijgt. *Prijzen zijn aan verandering onderhevig.
Noors Deens Fins Zweeds Italiaans Spaans Pools Portugees
Zie, als u na afloop van de garantieperiode ondersteuning
(buitenMexicoStad)
Noorwegen: (47) 2211-6299 Denemarken: (45) 3929-4099 Finland: (358) (9) 0203-47288 Zweden: (46) (8) 619-2170 Italië: (39) (2) 264-10350 Spanje: (34) (90) 232-1123 Polen: (48-22) 608-77-00 Portugal: (351) (1) 441-7199
iv
DU

Inhoud

1 Basisinformatie over uw printer
De printer leren kennen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1
Functies van de printer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2
Printersoftware . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4
Installatie voor Windows. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5
Software voor Windows . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6
Installatie voor de Macintosh . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9
Software voor Macintosh-computers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
Installatie voor DOS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Het afstandsbedieningspaneel gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . . 11
Wenken voor het installeren van de software. . . . . . . . . . . . . . 12
Bedieningspaneel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Gebruik van de knoppen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
Lichtpatronen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Berichten van de lichtjes op het bedieningspaneel. . . . . . . . . . 15
Opstarten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Klaar . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Bezig met verwerken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Gegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Handinvoer met pauze . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
Papier op. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Papier op (verzochte lade) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Attentie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Verwijderbare fout. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Servicefout . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Accessoirefout . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18
Afdrukken met de infrarode poort (draadloos afdrukken) . . . . . . . . 19
Instructies voor het afdrukken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20
Interface-poorten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21
Accessoires en bestelinformatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22
DU
2 Afdruktaken
Overzicht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Het afdrukken voorbereiden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Papier en ander afdrukmateriaal aanschaffen . . . . . . . . . . . . . 26
Invoeropties voor het afdrukmateriaal. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27
Formaten van het afdrukmateriaal voor lade 1. . . . . . . . . . . . . 27
Papierformaten voor lade 2 en de optionele lade 3 . . . . . . . . . 28
Afdrukmateriaal laden in lade 1. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29
Afdrukmateriaal bijvullen in lade 2 of de optionele lade 3. . . . . . . . 30
v
Papierformaat veranderen in lade 2 of de optionele lade 3. . . . . . . 31
Afdruktaken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Afdrukken op enveloppen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
Afdrukken op etiketten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
Afdrukken op transparanten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 36
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat
of kaarten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
Afdrukken op beide zijden van het afdrukmateriaal
(handmatig duplex-afdrukken) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38
Afdrukken op speciaal afdrukmateriaal. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 40
Een afdruktaak annuleren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 41
Softwaretaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Toegang tot het printerstuurprogramma. . . . . . . . . . . . . . . . . . 42
Help voor het printerstuurprogramma gebruiken . . . . . . . . . . . 43
Watermerken maken en gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44
Meerdere pagina's op een enkel vel papier afdrukken
(N-per-vel afdrukken) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 48
Speciaal papierformaat instellen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50
Snel-instellingen maken en gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52
EconoMode gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 54
Instellingen voor de afdrukkwaliteit kiezen . . . . . . . . . . . . . . . . 56
De optie Vergroten/verkleinen gebruiken . . . . . . . . . . . . . . . . . 58
Een papierbron selecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
REt gebruiken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 62
Standaard instellingen voor het printer-stuurprogramma
herstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 64
De eerste pagina op ander papier afdrukken . . . . . . . . . . . . . . 66
Ladevergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 68
vi
3 Onderhoud en wenken voor gebruik van de printer
Overzicht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 69
Beheer van de UltraPrecise tonercassette . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Beleid van HP m.b.t. tonercassettes van andere fabrikanten. . 70
Opslag van tonercassettes . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
Verwachte levensduur van de tonercassette . . . . . . . . . . . . . . 70
Tonercassettes recyclen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
De toner opnieuw verspreiden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
De printer reinigen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 73
De procedures voor het reinigen van de printer gebruiken. . . . 73
De reinigingsprocedure starten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 74
Interne reinigingsprocedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
DU
4 Problemen oplossen
Overzicht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Problemen oplossen: Checklist. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 78
Problemen oplossen: Algemene afdrukproblemen . . . . . . . . . . . . . 80
Speciale pagina's afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Demopagina . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Configuratiepagina . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Reinigingsproces . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Lettertypeoverzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 85
Papierstoringen opheffen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 86
Papierstoring: Gebied van tonercassette . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Papierstoring: Papiertoevoer voor lade 2 of de
optionele lade 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 89
Papierstoring: Uitvoergedeelten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Papierstoring: Gescheurd papier verwijderen. . . . . . . . . . . . . . 91
Problemen met afdrukkwaliteit oplossen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Afdrukkwaliteit: Checklist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
Voorbeelden van defecten aan de afbeelding . . . . . . . . . . . . . 93
Problemen met infrarood afdrukken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 98
Problemen oplossen: Foutberichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Papier op. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Attentie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Verwijderbare fout. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Servicefout . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Accessoirefout . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 103
Secundaire lichtpatronen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 104
Netwerkproblemen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
Veel voorkomende problemen met Windows . . . . . . . . . . . . . . . . 110
Veel voorkomende problemen met Macintosh . . . . . . . . . . . . . . . 112
Een andere PPD selecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 115
Problemen oplossen: PS-fouten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
DU
5 Service en ondersteuning
Beschikbaarheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 119
Richtlijnen voor het opnieuw inpakken van de printer. . . . . . . . . . 120
Service-informatieformulier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
Onderhoudsovereenkomsten van HP. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 122
Overeenkomsten voor service bij de klant . . . . . . . . . . . . . . . 122
Beperkte garantie van Hewlett-Packard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 123
Beperkte garantie op de tonercassette . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
Wereldwijde verkoop- en servicekantoren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 126
vii
Bijlage A Specificaties
Printerspecificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
Milieuvriendelijke producten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
Milieubescherming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
MSDS (chemiekaart). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
Verklaringen i.v.m. overheidsvoorschriften . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
Conformiteitsverklaring. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 134
Laserveiligheidsverklaring. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Veiligheid van de LED. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Koreaanse EMI-verklaring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 135
Bijlage B Afdrukmateriaal-specificaties
Overzicht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
Ondersteunde papierformaten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 138
Richtlijnen voor het gebruik van papier. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 140
Papierspecificaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141
Omgeving voor afdrukken en papieropslag. . . . . . . . . . . . . . . . . . 142
Enveloppen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 143
Enveloppen met parallelle lasnaden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Enveloppen met kleefrand of flappen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Envelopmarges. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Enveloppen bewaren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Etiketten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Afwerking van etiketten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 146
Transparanten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 147
viii
Bijlage C Printergeheugen en uitbreiding
Overzicht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 149
Printergeheugen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 150
Geheugen installeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 151
De geheugeninstallatie controleren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
Een HP JetDirect EIO-kaart installeren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 154
Bijlage D Printer Commando's
Overzicht. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
Verklaring van de syntaxis van PCL-printercommando's . . . . 156
Escape-opdrachten combineren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
Escape-tekens invoeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
PCL-lettertypen selecteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159
Index
DU
Basisinformatie over
1
uw printer
De printer leren kennen
In dit hoofdstuk wordt informatie geboden over de v olgende onderwerpen:
Functies van de printer
z
z Printersoftware
Bedieningspaneel
z
z Afdrukken met de infrarode poort (draadloos afdrukken) z Interface-poorten
Accessoires en bestelinformatie
z
DU
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 1

Functies van de printer

Hoge afdruk­snelheid
Uitstekende afdrukkwaliteit
Flexibele papierverwerking
z
10 pagina's per minuut afdrukken (met een Intel 80960JD op RISC gebaseerde formatter).
z
Tekst en illustraties op echte 1200 x 1200 dpi (dots-per-inch).
z
Resolution Enhancement technology (REt) past de omvang en plaatsing aan van iedere stip op de pagina voor het afdrukken van gelijkmatig lopende hoeken, kromme lijnen en randen (alleen 600 dpi).
z
Veranderbare instellingen voor het optimaliseren van de afdrukkwaliteit.
z
De HP UltraPrecise tonercassette bevat toner van een fijnere samenstelling, zodat uw tekst en afbeeldingen scherper worden afgedrukt.
z
Instelbare lade 1 voor briefhoofdpapier, enveloppen, etiketten, transparanten, kaarten, zwaar papier en papier van speciale afmetingen. Zie "Afdrukmateriaal laden in lade 1" op pagina 29.
z
Instelbare lade 2 of optionele invoerlade (lade 3) met een capaciteit van 250 vel v oor papier v an standaard formaat. Zie "Afdrukmateriaal bijvullen in lade 2 of de optionele lade 3" op pagi na 30.
z
Twee uitvoerbakken: selecteer de bovenuitvoerbak of de achteruitvoerbak, afhankelijk van wat gemakkelijker voor u is.
z
Een rechte papierbaan vanuit lade 1 naar de achteruitvoerbak.
Uitbreidings­mogelijkheden
z
Een optioneel verkrijgbare lade 3 met een capaciteit van 250-vel voor minder vaak bijvullen.
z
EIO-kaarten (Enhanced Input Output). Zie "Interfacepoorten" op pagina 22.
z
DIMM-sleuven (Dual In-line Memory Module) voor het uitbreiden van het geheugen.
z
De PostScript
TM
Level 2-emulatie PS-DIMM maakt PS-afdrukken
mogelijk. In de fabriek geïnstalleerd op de 2100 M en de 2100 TN.
PCL-printertaal en lettertypen
z
De printertaal PCL 6 biedt snellere afdrukprestaties, de ingebouwde verschalingstechnieken Intellifont en TrueType, ingebouwde vectorgraphics HP-GL/2 en geavanceerde weergavecapaciteiten. PCL 6 biedt tevens 45 verschaalbare TrueType-lettertypen en het zogenaamde bitmap-lettertype Line Printer Font.
PS-taal en lettertypen
z
De HP LaserJet 2100 M en 2100 TN printers bieden emulatie voor de HP PS Level 2 printertaal met 35 ingebouwde PS-lettertypen.
2 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU
Automatische taalinstelling
Draadloos infrarood­afdrukken
z
Wanneer er een optioneel verkrijgbare printertaal (zoals PS­emulatie) geïnstalleerd is, is de printer automatisch in staat om naar de gewenste printertaal voor de afdruktaak over te schakelen.
z
Snel infrarood-afdrukken met behulp van apparaten die voldoen aan de IrDA-normen, zoals bv. een laptop-, een notebook- of een PDA-computer (Personal Digital Assistant).
z
Door JetSend IR bestuurde apparaten kunnen eveneens de infraroodpoort gebruiken.
Interface­verbindingen
Netwerken
Verbeterd geheugen en geheugenuitbreiding
z
Bi-directionele parallelle poort ECP type-B (volgens de normen van IEEE-1284)
z
LocalTalk-poort
z
EIO-sleuf
z
Draadloze infrarode poort (volgens IrDA-normen)
z
De printer beschikt over een EIO-sleuf voor snel en gemakkelijk aansluiten van HP JetDirect 600 N printservers.
z
Gebruik in werkgroepen voor flexibiliteit en snel afdrukken via het netwerk en beheer op afstand.
z
De HP LaserJet 2100 printer wordt geleverd met 4 Mb geheugen en k un ne n to t 5 2 Mb w or d en u it ge b re i d d.m.v. de drie beschikbare sleuven voor DIMM-geheugen. De meeste documenten kunnen met behulp van de Memory Enhancement technology (MEt) met de standaard hoeveelheid geheugen worden afgedrukt. MEt comprimeert automatisch data, waardoor de capaciteit van het geheugen bijna wordt verdubbeld, zodat meer complexe pagina's met het beschikbare geheugen kunnen worden afgedrukt.
z
De HP LaserJet 2100 M en en de 2100 TN printers worden geleverd met 8 Mb geheugen en kan tot 40 Mb worden uitgebreid d.m.v. de twee beschikbare sleuven voor DIMM­geheugen. De derde sleuf wordt gebruikt voor de DIMM met de HP PS-taal.
Energiebesparing
Economisch afdrukken
DU
z
De printer bespaart automatisch elektriciteit door het energieverbruik aanmerkelijk terug te brengen wanneer niet wordt afgedrukt.
z
Hewlett-Packard heeft als partner in het E
NERGYSTAR
-programma
van de EPA vastgesteld dat dit product voldoet aan de
NERGYSTAR
E
z
EconoMode (alleen 600 dpi), handmatig duplex-afdrukken en N-
-richtlijnen voor energie-efficiëntie.
per-vel afdrukken stellen u in staat papier , toner en tijd te besparen.
z
Voor wenken over het beperken van het papierverbruik en het verlengen van de levensduur van de tonercassette raadpleegt u
"
Afdruktaken" beginnend op pagina 35.
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 3

Printersoftware

De printer wordt geleverd met behulpzame software, waaronder printerstuurprogramma's en optionele software. De bijgeleverde printerstuurprogramma's (Windows) en PPD's (Macintosh en Windows) moeten geïnstalleerd worden om de functies van de printer volledig te kunnen benutten.
In dit gedeelte wordt informatie geboden over de volgende onderwerpen:
z installatie-instructies voor de printersoftware z overzicht van de onderdelen van het afdruksysteem z tips voor het installeren van de printersoftware
Na het volgen van de installatie-instructies en het laden van de software raadpleegt u de printersoftwaretaken op pagina 42 om na te gaan hoe u de printer optimaal kunt benutten.
Opmerking De HP-software is niet in alle talen beschikbaar.
Raadpleeg het LeesMij-bestand op de CD-ROM of de diskettes voor verdere bijgesloten software en ondersteunde talen. De meest recente stuurprogramma's, extra stuurprogramma's en overige software zijn ve rkrijgb aar vi a Internet en andere bronnen. Als u geen toegang hebt tot Internet, raadpleegt u de pagina's over ondersteuning van HP aan het begin van deze handleiding voor het verkrijgen van de meest recente software.
De HP LaserJet 2100-serie printer wordt geleverd met stuurprogramma's voor de volgende platformen en besturingssystemen. Zoek uw besturingssysteem en volg de instructies om met installeren te beginnen.
z "Installatie voor Windows" op pagina 5 z "Installatie voor de Macintosh" op pagina 9 (HP LaserJet 2100 M) z "Installatie voor DOS" op pagina 11
4 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU

Installatie voor Windows

1. Draai het installatieprogramma door de instructies voor uw
versie van Windows te volgen.
Windows-versie Ga als volgt te werk om met installeren
te beginnen:
Windows 9x/NT 4.0 a. Plaats de CD-ROM in het CD-ROM-station.
Het installeren wordt automatisch gestart.
b. Volg de instructies op het scherm.
Als de CD-ROM niet automatisch gestart wordt: Selecteer Uitvoeren in het menu Start en typ
x:\setup
letter is van het CD-ROM-station). Volg vervolgens de resterende installatie­instructies.
Windows 3.x a. Plaats de CD-ROM in het CD-ROM-station.
b. Ga naar het menu Bestand en selecteer
Uitvoeren.
c. Typ x:\setup (waarbij x de letter van het
CD-ROM-station is).
d. Volg de instructies op het scherm.
in het vak Openen (waarbij x de
Opmerking Als u geen CD-ROM-station heeft, gaat u naar pagina 12 voor
instructies.
2. Selecteer hoe u wilt installeren. Het installatieprogramma
biedt drie opties voor het installeren van de software.
Normaal (aanbevolen methode): met deze optie worden printerstuurprogramma's, schermlettertypen, HP FontSmart, een de-installeringsprogramma en een configuratiehulp­programma geladen, waarmee alle aspecten van het afdrukken beheerd kunnen worden.
Minimaal (voor laptop-computers en minimuminstallatie): met deze optie worden alleen het vereiste printerstuurprogramma en schermlettertypen geladen.
DU
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 5
Aangepast (voor gev orderde gebruikers en netwerkbeheerders): met deze optie kunt u bepalen welke onderdelen geïnstalleerd worden. Het installatieprogramma vraagt u om de onderdelen te selecteren die u wilt installeren. U dient ten minste één printerstuurprogramma te installeren om de printer te gebruiken.
3. Registreer de printer bij HP.
Als u toegang hebt tot het World Wide Web, wordt u verzocht om uw HP LaserJet 2100 te registreren bij de volgende Website:
http://www.hp.com/go/lj2100_register
Op deze manier kan Hewlett-P ac kard betere ondersteuning voor uw printer leveren. Na het registreren krijgt u de gelegenheid om waardev olle bedrijfshulpmiddelen te ontvangen. He wlett-Packard zal geen contact met u opnemen en zal u geen informatie toesturen tenzij u dit speciaal goedkeurt tijdens de registratieprocedure. U kunt uw printer ook registreren met de bijgesloten antwoordkaart.

Software voor Windows

Printerstuurprogramma's
Printerdrivers activeren de functies van de printer en verz orgen de communicatie tussen de computer en de printer. Kies een printerstuur­programma gebaseerd op de manier waarop u de printer gebruikt.
z Gebruik het PCL 6-stuurprogramma om de functies van de
printer volledig te benutten. Tenzij uw stuurprogramma volledig compatibel moet zijn met voorgaande PCL-stuurprogramma's of met een oudere printer wordt het PCL 6-stuurprogramma aanbevolen.
z Gebruik het PCL 5e-stuurprogramma als u afdrukresultaten wilt
bereiken die er net zo uitzien als die van oudere HP LaserJet­printers. In dit stuurprogramma zijn een aantal functies niet beschikbaar. (Het bij deze printer bijgeleverde PCL 5e­stuurprogramma mag niet met oudere printers gebruikt worden.)
z Gebruik het PS-stuurprogramma voor het afdrukken met
PostScript (PS). In dit stuurprogramma zijn een aantal printerfuncties niet beschikbaar.
Als uw printer over PS-mogelijkheden beschikt, schakelt hij automatisch heen en weer tussen PS-emulatie en de PCL-printertalen, afhankelijk van het geselecteerde stuurprogramma.
6 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU
Leder printerstuurprogramma is voorzien van hulpschermen die d.m.v. de Help-knop (knop F1) of via het vraagteken in de hoek rechtsboven van de printerstuurprogramma's geactiveerd kunnen worden (afhankelijk van het Windo ws-besturingssysteem dat gebruikt wordt). De Help-schermen bieden gedetailleerde informatie over het specifieke stuurprogramma. De Help voor het printerstuurprogramma staat los van de Help voor de applicatie.
Opmerking Zie het "LeesMij"-bestand op de CD-ROM als u maar één
stuurprogramma installeert of de componenten wilt aanpassen aan een OEM-configuratie.
HP FontSmart
U hebt toegang tot HP FontSmart via de map HP LaserJet of d.m.v. het menu Start. HP FontSmart is een hulpprogramma voor lettertypebeheer (alleen voor Windows) waarmee u het volgende kunt doen:
z het installeren, de-installeren en verwijderen van lettertypen;
beheren van lettertypen binnen een enkel venster d.m.v. van
z
slepen-en-neerzetten;
z toont overeenkomstige schermlettertypen voor de interne
lettertypen van de printer.
DU
HP LaserJet-configuratiehulpprogramma
(alleen voor Windows 9x/NT 4.0)
Met het HP LaserJet-configuratiehulpprogramma beheert u de standaard printerinstellingen. Via dit programma hebt u toegang tot een groot aantal van de printerfuncties, o.a.:
het afdrukken van de test-, de demo- en de lettertypepagina voor
z
PCL en PS;
z het selecteren van de standaard pagina-instelling; z het kiezen van aangepaste instellingen, zoals het opnieuw
afdrukken en het vergrendelen van lades.
z het instellen van bronopties, zoals I/O-buffering.
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 7
HP JetAdmin
HP JetAdmin is voornamelijk bestemd voor netwerkbeheerders die verantwoordelijk zijn v oor het installeren, configureren en onderhouden van printers en andere netwerkapparaten en voor het oplossen v an problemen. Daarnaast kunnen gebruikers ook de statusberichten van HP JetAdmin gebruiken voor het oplossen van normaal-voorkomende problemen (papierstoringen, lege papierladen, etc.) en het controleren van de huidige status van de printer op het netwerk. U hebt in Windows 9x en Windows NT 4.0 toegang tot HP JetAdmin via het menu Start, Instellingen en het Configuratiescherm of in Windows 3.x via de programmagroep HP JetAdmin Utilities. Gebruik HP JetAdmin om het volgende te doen:
z het installeren, configureren en beheren van printers op een
netwerk dat is aangesloten op een HP JetDirect 600 N printserver,
z het uitvoeren van uitgebreide diagnostische activiteiten voor de
printer en het netwerk.
HP JetAdmin werkt op de volgende netwerksystemen:
z Windows NT z Windows 9x z SunOS* z Novell NetWare z HP-UX* z Solaris* z Windows 3.x (Novell NetW are
Server vereist)
(alleen voor de CD-ROM)
z OS/2*
*De software voor deze systemen staat niet op de bij de printer meegeleverde CD-ROM, maar is beschikbaar via Internet. Als u geen toegang hebt tot Internet, raadpleegt u de pagina's over ondersteuning van HP aan het begin van deze handleiding voor het verkrijgen van deze software.
Opmerking Netwerkbeheerders: als de printer op een netwerk is aangesloten moet
u alvorens af te drukken de printer eerst d.m.v. HP JetAdmin of vergelijkbare netwerksoftware voor het netwerk configureren.
8 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU

Installatie voor de Macintosh

1. Draai het installatieprogramma door de CD-ROM in het CD­ROM-station te plaatsen. Het installatievenster verschijnt op het scherm. Selecteer de gewenste taal en dubbelklik op het installatiesymbool.
Opmerking
Schakel alvorens het installeren te starten eventuele virusprogramma's uit. De CD-ROM bev at software voor een groot aantal internationale locaties.
Wanneer u de taal v oor het installeren selecteert en op Installeren in de gewenste taal dubbelklikt, wordt het installatiescherm in uw taal weergegeven.
2. Selecteer hoe u wilt installeren. Het installatieprogramma biedt twee opties voor het installeren van de software.
Normaal
PPD, de schermlettertypen en een hulpprogramma voor het regelen van alle aspecten van het afdrukken geladen.
Aangepast (voor gevorderde gebruikers en netwerk-
beheerders): met deze optie kunt u bepalen welke onderdelen geïnstalleerd worden. Het installatieprogramma vraagt u om de onderdelen te selecteren die u wilt installeren.
3. Registreer de printer bij HP.
Als u toegang hebt tot het World Wide Web, wordt u verzocht om uw HP LaserJet 2100 te registreren bij de volgende website:
http://www.hp.com/go/lj2100_register
Op deze manier kan Hewlett-P ac kard betere ondersteuning voor uw printer leveren. Na het registreren krijgt u de gelegenheid om waardev olle bedrijfshulpmiddelen te ontvangen. He wlett-Packard zal geen contact met u opnemen en zal u geen informatie toesturen tenzij u dit speciaal goedkeurt tijdens de registratieprocedure. U kunt uw printer ook registreren met de bijgesloten antwoordkaart.
(aanbevolen methode): met deze optie worden de
Opmerking Voor gebruik van de PPD moet het stuurprogramma Apple LaserWriter 8
geïnstalleerd zijn. Gebruik voor volledige toepassing van de printerfuncties de meest recente versie van het LaserWriter-stuurprogramma; deze vindt u op de CD-ROM.
DU
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 9

Software voor Macintosh-computers

PPD-bestanden (PostScript Printer Description)
De PPD's activeren, in combinatie met het LaserWriter-stuurprogramma, de functies van de printer en verzorgen de comm unicatie met de printer . Op de CD-ROM vindt u een installatieprogramma voor het PPD's , LaserWrit er - st uu rprog r a mm a , en de overige software.
HP LaserJet-hulpprogramma
Het HP LaserJet-hulpprogramma biedt instelling van functies die niet in het stuurprogramma beschikbaar zijn. De geïllustreerde schermen maken het selecteren van printerfuncties via uw Macintosh-computer gemakkelijker dan ooit te v oren. Gebruik het HPLaserJet­hulpprogramma om het volgende te doen:
z de printer een naam geven, deze aan een zone van het netwerk
toewijzen, bestanden en lettertypen downloaden en een groot aantal van de printerinstellingen veranderen;
z een wachtwoord voor de printer instellen z via de computer vergrendelen van printerfuncties ter voorkoming
van onbevoegd gebruik.
10 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU

Installatie voor DOS

DOS-afstandsbedieningspaneel
1. Plaats de CD-ROM in het CD-ROM-station.
2. Typ achter de DOS-prompt x: (waarbij x de letter van het CD-ROM-station is) en druk op Enter.
3. Ga naar de directory voor de gewenste taal (bijvoorbeeld cd\english).
4. Typ install en druk op Enter.
Als er DOS-programma's met de printer gebruikt worden en het DOS­afstandsbedieningspaneel AUTOEXEC.BAT-bestand worden aangepast om communicatie-timeout­fouten te voorkomen. Om het AUT OEXEC .BAT-bestand te wijzigen, gebruikt u een DOS-editor of een tekstverwerkingsprogramma waarmee ASCII-tekstbestanden kunnen worden gewijzigd. Volg daarna de onderstaande instructies.
Voor DOS-versie 4.0 en later voegt u toe:
MODE LPT1:,,B
Voor DOS-versies ouder dan 4.0, voegt u toe:
geïnstalleerd werd, moet het
niet
MODE LPT1:,,P
Opmerking De voorgaande voorbeelden gaan ervan uit dat u printerpoort LPT1
gebruikt. Als u echter LPT2 of LPT3 gebruikt, vervangt u LPT1 in het voorgaande voorbeeld door het gewenste poortnummer.

Het afstandsbedieningspaneel gebruiken

Met het Afstandsbedieningspaneel kunt u de instellingen van de printer veranderen, als uw softwareprogramma geen ondersteuning biedt voor de printerfunctie die u wilt gebruiken. Ga als volgt te werk om het Afstandsbedieningspaneel vanuit DOS te starten:
1. Zorg dat het Afstandsbedieningspaneel in het commando PATH van de computer voorkomt. Dit kan gecontroleerd worden door achter de DOS-prompt voor de hoofd-directory PATH te typen en op Enter te drukken. Als de directory voor het Afstands­bedieningspaneel niet in het commando PATH voorkomt, gaat u naar de standaard directory C:\HPLJUTIL.
2. Typ RCP achter de DOS-prompt en druk op Enter.
3. Voor verdere informatie selecteert u Help.
DU
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 11

Wenken voor het installeren van de software

Ik heb geen CD-ROM-station.
Als u tijdelijk een andere computer kunt gebruiken die wel een CD-ROM-station heeft, kunt u de Windows-functie "MakeDisk" gebruiken om de diskettes te maken die u voor het installeren nodig hebt. Volg de eerste stap van de installatie-instructies en kies MakeDisk om de diskettes te maken.
Als u over toegang tot Internet beschikt, kunt u stuurprogramma's van het World Wide Web of de FTP-servers van HP downloaden. De Website voor de stuurprogramma's is:
http://www.software.hp.com
Alleen voor klanten buiten de V.S.: gebruik de bij de printer meegeleverde diskette(s) voor het installeren van de software.
Als u geen diskettes hebt, raadpleegt u "Ondersteuning van HP" aan het begin van deze handleiding voor bestelinformatie.
Hoe krijg ik toegang tot de functies van de printer?
Bepaalde functies van de printer, zoals b.v. speciale papierformaten en de pagina-oriëntatie, zijn wellicht beschikbaar d.m.v . instellingen in uw applicatie. Gebruik, indien beschikbaar, de instellingen v an de applicatie omdat deze voorrang heb ben op de instellingen v an het printerstuur­programma.
De geavanceerde printerfuncties kunnen d.m.v. het printerstuur­programma bediend worden. Zie "Softwaretaken" op pagina 42 voor instructies over het gebruik van specifieke functies van het printerstuurprogramma.
Welke stuurprogramma's en software-upgrades zijn verder beschikbaar?
De meest recente printerstuurprogramma's en afdruksoftware voor HP LaserJet pr inters zijn verkrijgbaar via het World Wide Web (http://www.software.hp.com). Raadpleeg het "Leesmij"-bestand voor verdere uitgave-informatie.
12 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU
Welke software is verder beschikbaar?
Zie "Printersoftware" op pagina 4 voor beschrijvingen van de optionele software voor het afdruksysteem die voor installatie beschikbaar is .
Opmerking Raadpleeg het LeesMij-bestand op de CD-ROM voor verdere
bijgesloten software en ondersteunde printertalen. De meerst recente stuurprogramma's, extra stuurprogramma's en overige software zijn verkrijgbaar via Internet en andere bronnen. Als u geen toegang hebt tot Internet, raadpleegt u de pagina's over ondersteuning van HPaan het begin van deze handleiding voor het verkrijgen van de meest recente software.
Hoe kan ik de afdruksoftware verwijderen?
In Windows kunt u na het installeren het pictogram De-installeren in de programmagroep HP LaserJet gebruiken voor het selecteren en verwijderen van de onderdelen van het Windows HP afdruksysteem.
De De-installeerder starten:
1. Dubbelklik in de programmagroep HP LaserJet op het pictogram De-installeren.
2. Klik op Volgende.
3. Selecteer de onderdelen van het HP afdruksysteem die u wilt de-installeren.
DU
4. Klik op OK.
5. Volg de instructies.
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 13

Bedieningspaneel

Taak annuleren knop
Attentie-lichtje
Klaar-lichtje
Start-lichtje en knop

Gebruik van de knoppen

!
De printer heeft twee knoppen: T
AAK ANNULEREN
en S
TART
.
Taak annuleren
Druk op T
AAK ANNULEREN
moment mee bezig is te annuleren. De lichtjes op het bedieningspaneel gaan aan en uit terwijl de afdruktaak uit de printer en de computer verwijderd wordt, waarna ze naar Klaar terugkeren. Dit kan enige tijd in beslag nemen, afhankelijk van de omv ang v an de afdruktaak.
z Als T
AAK ANNULEREN
opnieuw worden afgedrukt. De functie kan niet ongedaan gemaakt worden.
z Als T
AAK ANNULEREN
is, gaan de lichtjes van het bovenpaneel om de beurt branden maar verder gebeurt er niets.
om de taak waar de printer op een bepaald
per ongeluk wordt ingedrukt, moet de taak
wordt ingedrukt terwijl de printer niet actief
Start
z Druk op S
printer gepauzeerd heeft of wanneer er nog niet-afgedrukte data in de printer zijn.
z Druk op S z Druk op S
printer moet in de Klaar-modus staan.
om met het afdrukken verder te gaan wanneer de
TART
voor het verwijderen van sommige printerfouten.
TART
om een demonstratiepagina af te drukken. De
TART
14 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU

Lichtpatronen

AanUit Knipperen
De lichtpatronen bieden zowel status- als foutberichten. De lichtjes kunnen op de volgende manieren branden:
Berichten van de lichtjes op het bediening­spaneel
De volgende statusberichten van het bedieningspaneel duiden op diverse condities van de printer tijdens het voorbereiden van het afdrukken of tijdens het afdrukken. Als het Attentie-lichtje brandt, heeft zich i n de p r i nte r een fout voorgedaan. Zie "Problemen oplossen: Foutberichten" op pagina 101.

Opstarten

Het Start-, Klaar- en Attentie-lichtje branden om beurten. De knoppen werken niet tot de printer klaar is.

Klaar

Het Klaar-lichtje brandt en de printer is klaar om af te drukken. Geen handeling vereist. Door op S
te drukken wordt een demonstratiepagina afgedrukt.
TART
DU
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 15

Bezig met verwerken

De printer is bezig met het ontvangen of verwerken van data. Door op T
geannuleerd. Er kunnen nog een of twee pagina's worden afgedrukt terwijl de taak door de printer gewist wordt. Na het annuleren keert de printer naar de Klaar-modus terug.
AAK ANNULEREN
te drukken wordt de huidige taak

Gegevens

Het Klaar-lichtje knippert en het Start-lichtje brandt. Er zijn data in het printergeheugen klaar om afgedrukt te worden.
Door op S een andere lade als lade 1 leeg is en het papierformaat in de andere lade ondersteund wordt.
Door op T geannuleerd en keert de printer terug naar de Klaar-modus.
te drukken wordt vanuit lade 1 afgedrukt of vanuit
TART
AAK ANNULEREN
te drukken wordt de huidige taak

Handinvoer met pauze

Het Start-lichtje knippert. Door op Start te drukken wordt vanuit lade 1 afgedrukt of vanuit een andere lade als lade 1 leeg is.
Door op T geannuleerd en keert de printer terug naar de Klaar-modus.
AAK ANNULEREN
te drukken wordt de huidige taak
16 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU

Papier op

Het Attentie-lichtje brandt. Het papier in de printer is op. Het Attentie-lichtje blijft branden
tot er papier is bijgevuld. Het drukken op S
TART
of T
AAK ANNULEREN
heeft geen effect.

Papier op (verzochte lade)

Het Start-lichtje brandt. Het papier in de verzochte lade is op. Wanneer papier in de
verzochte lade wordt bijgevuld wordt de afdruktaak door de printer uit de betreffende lade gestart.
Wanneer op de S
-knop wordt gedrukt, wordt uit een andere lade
TART
afgedrukt. Door op T
AAK ANNULEREN
te drukken wordt de huidige taak
geannuleerd.

Attentie

De printer heeft vanwege een van de volgende situaties aandacht nodig:
klep open
z
DU
geen tonercassette aanwezig
z
papierstoring
z
Door op S
te drukken zal de printer proberen om de
TART
papierstoring te verwijderen.
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 17

Verwijderbare fout

Door op S herstellen en zoveel mogelijk af te drukken. Als het herstellen niet lukt, zal de printer terugkeren naar de status van de verwijderbare fout. Zie "Verwijderbare fout" op pagina 102.
te drukken zal de printer proberen om van de fout te
TART

Servicefout

Er is in de printer een fout opgetreden waarvan de printer niet kan herstellen. Alle lichtjes branden. Zie "Servicefout" op pagina 102.

Accessoirefout

Er is in de printer een fout opgetreden waarvan de printer niet kan herstellen. Alle lichtjes knipperen tegelijk. Zie "Accessoirefout" op pagina 103.
18 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU
Afdrukken met de infrarode poort
IR-statuslichtje
IR-poort
(draadloos afdrukken)
De infrarode (IR-) poort bevindt zich in de hoek linksonder van de printer. Deze poort voldoet aan specificaties van de Infrared Data Association (IrDA). Rechts naast de poort is een statuslichtje dat aangeeft wanneer de poort in gebruik is. De IR-poort werkt met een overdrachtsnelheid van maximaal 4 MB per seconde. Als de IR­verbinding tot stand is gebracht, gaat het statuslichtje branden. Als de verbinding verbroken wordt of als de afdruktaak klaar is, gaat het lichtje uit.
Om de IR-poort te gebruiken is het volgende nodig:
z een computer of PDA (Personal Digital Assistant) met een IR-
poort die aan de IrDA-normen voldoet;
z een stuurprogramma voor de infrarode poort, waardoor het
afdrukken van de computer naar de printer mogelijk is d.m.v. het IrDA-communicatieprotocol.
z een printerstuurprogramma waarmee data voortgebracht kunnen
worden die door de printer afgedrukt kunnen worden.
Opmerking Raadpleeg de fabrikant van de computer of het besturingssysteem
voor het juiste poort-stuurprogramma.
DU
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 19

Instructies voor het afdrukken

1. Zorg dat de printer in de KLAAR-modus staat (het Klaar-lichtje brandt).
2. Breng een computer die aan de IrDA-normen voldoet in lijn met de printer binnen een afstand van 1 meter van de IR-Port. Zorg dat de poorten naar elkaar toegekeerd zijn en naar links/rechts en boven/onder binnen een hoek van 15 graden op elkaar gericht zijn. Stuur de afdruktaak naar de printer. Het statuslichtje van de IR-poort gaat branden wanneer de verbinding tot stand is gebracht.
15°
1 Meter
1 Meter
(3 Feet)
20 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU

Interface-poorten

LocalTalk-poort
RJ45-poort
Parallelle poort (IEEE-1284)
De HP LaserJet 2100 en de 2100 M printer zijn voorzien van twee interface-poorten: een parallelle poort (IEEE-1284) en een LocalTalk-poort.
De HP LaserJet 2100 TN printer is eveneens voorzien van een HP JetDirect 600 N-pr intserverkaart die een 10Base-T (RJ-45) poort bevat.
DU
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 21

Accessoires en bestelinformatie

De onderstaande lijst van accessoires was bijgew erkt ten tijde van dez e druk. Bestelinformatie en de verkrijgbaarheid van de accessoires kan veranderen gedurende de le v ensduur v an de printers.
Accessoires
Optie Omschrijving of gebruik Onderdeelnummer
Tonercassette
Tonercassette UltraPrecise tonercassette
Pallethoeveelheid
C4096A C4097A
Geheugen en printertaal
Geheugen-upgrades De HP LaserJet 2100 en de 2100 TN
printers worden geleverd met 4 Mb geheugen en kunnen tot 52 Mb worden uitgebreid d.m.v. de drie beschikbare sleuven voor DIMM-geheugen. De HP LaserJet 2100 M en de 2100 TN printers worden geleverd met 8 Mb geheugen en kunnen tot 40 M1b worden uitgebreid d.m.v. de twee beschikbare sleuven voor DIMM­geheugen.
DIMM met HP PS De PS-DIMM beschikt over een
geheugen van 4 Mb. Dit is in de HP LaserJet 2100 M en de 2100 TN printers geïnstalleerd.
4 MB C4135A 8 MB C4136A 16 MB C4137A
C3098A
22 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU
Accessoires (vervolg)
Optie Omschrijving of gebruik Onderdeelnummer
Kabels en interface-accessoires
HP JetDirect 600 N EIO­printservers
Parallelle kabels (IEEE-1284) A=host-computerconnector (type A)
LocalTalk-netwerkkit voor de Macintosh
Seriële printerkabel voor de Macintosh
Ethernet (10Base-T) Ethernet (10Base-T,10Base2 LocalTalk) TokenRing (RJ-45 and DB9) Fast Ethernet (10/100Base-TX, RJ-45)
B=grote connector van de printer (type B)
Aansluiten op een LocalTalk-netwerk 92215N
Aansluiten op een Macintosh-computer 92215S
Accessoires voor papierverwerking
Invoerlade (lade 3) met capaciteit van 250 vel en invoereenheid
Vervanging voor lade 2 of de optionele lade 3
Lade (voor A4, A5, B5 (ISO), B5 (JIS) Letter, Executive, Legal en papier van 8,5 x 13 inch) De optionele lade 3 wordt bij de 2100 TN printer meegeleverd.
Lade (voor A4, A5, B5 (ISO), B5 (JIS) Letter, Executive, Legal en papier van 8,5 x 13 inch)
J3110A J3111A J3112A J3113A
2 meter A tot B C2950A 3 meter A tot B C2951A
C4793A
RG5-4137
Accessoires voor afdrukmateriaal
Etiketten voor de HP LaserJet Letter-formaat (8,5 x 11 inch) witte
etiketten Letter-formaat (8,5 x 11 inch) doorzichtige etiketten A4-formaat (210 x 297 mm) witte etiketten A4-formaat (210 x 297 mm) doorzichtige etiketten
DU
Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer 23
Neem contact op met een erkende HP-dealer voor afmetingen en beschikbaarheid van etiketten.
Accessoires (vervolg)
Optie Omschrijving of gebruik Onderdeelnummer
Transparanten Letter-formaat (8,5 x 11 inch)
transparanten A4-formaat (210 x 297 mm) transparanten
92296T
92296U
Aanvullende documentatie
HP LaserJet Printer Family Paper Specification Guide
Gebruikershandleiding voor de HP LaserJet 2100, 2100 M en 2100 TN printers
Zie voor het bestellen van accessoires en opties voor de HP LaserJet het gedeelte "Wereldwijde verkoopen servicekantoren" beginnend op pagina 126 voor officiële HP dealers.
Een handleiding voor het gebruik van papier en ander afdrukmateriaal met HP LaserJet printers
Een extra exemplaar van deze handleiding
5040-9092
C4170-90906
24 Hoofdstuk 1 Basisinformatie over uw printer
DU
2

Afdruktaken

Overzicht
In dit hoofdstuk worden de afdrukopties uitgelegd en worden veelvoorkomende afdruktaken verklaard:
Het afdrukken voorbereiden
z
z Invoeropties voor het afdrukmateriaal
Afdrukmateriaal laden in lade 1
z
z Afdrukmateriaal bijvullen in lade 2 of de optionele lade 3 z Papierformaat veranderen in lade 2 of de optionele lade 3
Afdruktaken
z
z Een afdruktaak annuleren z Softwaretaken
DU
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 25

Het afdrukken voorbereiden

Papier en ander afdrukmateriaal aanschaffen

HP LaserJet printers produceren documenten met een uitstekende afdrukkwaliteit. U kunt afdrukken op een verscheidenheid aan afdrukmateriaal: papier (met inbegrip van kringlooppapier), enveloppen, etiketten, transparanten v o or overhead-projectors en afdrukmateriaal van speciale afmetingen. Eigenschappen zoals gewicht, korrel en vochtpercentage zijn belangrijke factoren die de kwaliteit van de uitvoer en de prestaties van de printer beïnvloeden.
Gebruik om de best mogelijke afdrukkwaliteit te bereiken uitsluitend kopieerpapier van hoge kwaliteit. Zie Bijlage B voor meer gedetailleerde specificaties van het papier .
Opmerking Test altijd een paar vellen papier alvorens gr ote hoeveelheden aan
te schaffen. Uw papierleverancier is waarschijnlijk bekend met de
vereisten die zijn aangegev en in de
Specification Guide.
Zie "Aanvullende documentatie" op pagina 24.
HP LaserJet Printer Family P a per
26 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU

Invoeropties voor het afdrukmateriaal

Lade 2
Lade 1
Optionele lade 3
De printer wordt geleverd met twee papierladen. Als standaard instelling zal de printer eerst papier uit lade 1 opnemen. Als lade 1 leeg is, wordt papier uit lade 2 opgenomen (of uit de optionele lade 3, indien deze geïnstalleerd is).
DU

Formaten van het afdrukmateriaal voor lade 1

Lade 1 kan worden ingesteld voor afmetingen van 76 x 127mm tot een vel van Legal-formaat (216 x 356 mm). Lade 1 wordt gebruikt voor het afdrukken van:
z Enveloppen (zie pagina 33) z Etiketten (zie pagina 35) z Transparanten (zie pagina 36) z Afdrukmateriaal van speciale afmetingen of kaarten
(zie pagina 37) Ansichtkaarten (zie pagina 37)
z
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 27

Papierformaten voor lade 2 en de optionele lade 3

Lade 2 en de optionele lade 3 hebben instellingen voor de volgende papierformaten:
z A4 z A5 z B5 (ISO en JIS) z Letter z Legal z Executive z 8,5 x 13 inch
Zie "Papierformaat veranderen in lade 2 of de optionele lade 3" op pagina 31 voor het veranderen van het papierformaat. Zie "Ondersteunde papierformaten" op pagina 138 voor specifieke afmetingen.
VOORZICHTIG
Vanuit lade 2 of optionele lade 3 mag alleen op papier worden afgedrukt. Andere soorten afdrukmateriaal kunnen bij het afdrukken vanuit lade 2 en 3 vastlopen.
28 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU

Afdrukmateriaal laden in lade 1

2
3
4
1
Lade 1 (multipurpose) kan maximaal 100 vel papier of 10 enveloppen bevatten.
1 Open lade 1 door de voorklep naar
beneden te trekken.
2 Schuif het plastic uitschuifstuk
naar buiten. Als het te laden afdrukmateriaal langer is dan 229 mm, draait u tev ens het verlengstuk van de lade naar buiten.
3 Stel de papierbreedtegeleiders
ietsje breder in dan de breedte van het afdrukmateriaal.
4 Leg het afdrukmateriaal in de
lade (met de korte zijde naar binnen en de afdrukkant naar boven). Het afdrukmateriaal moet in het midden tussen de papier­breedtegeleiders en onder de lipj e s va n d e papierbreedte­geleiders worden geplaatst.
5 Verschuif de papierbreedte-
geleiders lichtjes tegen de stapel afdrukmateriaal zonder deze te verbuigen. Zorg dat het afdruk­materiaal onder de lipjes van de papierbreedtegeleiders ligt.
DU
5
Opmerking
Vul nooit papier in lade 1 bij terwijl de printer aan het afdrukken is. Dit kan tot papierstoringen leiden.
Zie voor voorbedrukt materiaal "Oriëntatie van briefhoofdpapier en voorbedrukte formulieren" op pagina 40.
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 29
Afdrukmateriaal bijvullen in lade 2 of de optionele lade 3
1 Trek de gew enste lade uit de printer.
1
2
3
2 Druk de metalen plaat voor het
papier naar beneden om hem te vergrendelen.
3 Vul het papier bij en zorg dat het in
alle vier hoeken van de lade plat ligt. Zorg dat het papier beneden de lipjes op de papierlengtegeleider in de achterkant van de lade blijft.
4 Schuif de lade terug in de printer.
Opmerking
Wanneer u een lade uit de printer verwijdert, duwt u altijd de metalen plaat naar beneden alvorens de lade terug in de printer te plaatsen. Wanneer u de lade weer in de printer aanbrengt, wordt de metalen plaat ontgrendeld en hierdoor wordt het papier omhoog getild.
4
30 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Papierformaat veranderen in lade 2 of de optionele lade 3
1
2
3
1 Trek de gew enste lade uit de printer
en verwijder al het papier. Druk op het blauwe lipje op de
2
achterkant van de papierlengte­geleider om die op de lengte van het papier in te stellen.
3 Stel de lengtegeleider in op
de pijl die overeenkomt met het gewenste papierformaat.
4 Schuif de breedtegeleiders aan de
zijkant zover mogelijk naar buiten. Druk de metalen plaat voor het
5
papier naar beneden om hem te vergrendelen.
Wordt vervolgd op de volgende pagina.
DU
4
5
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 31
6
7
8
6 In deze lade kan maximaal
250 vel papier geladen worden. Zorg dat het papier in alle vier hoeken van de lade plat ligt. Zorg dat het papier beneden de lipjes op de papierlengtegeleider in de achterkant van de lade blijft.
7 Schuif de papierbreedtegeleiders
naar binnen zodat ze aan beide kanten tegen het afdrukmateriaal liggen. De papierbreedtegeleiders klikken vast v oor alle papierformaten die door de lade ondersteund worden.
8 Schuif de lade terug in de printer.
32 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU

Afdruktaken

1
2
3

Afdrukken op enveloppen

VOORZICHTIG
V oor u env eloppen in lade 1 aanbrengt, dient u te zorgen dat ze niet beschadigd zijn en niet aan elkaar plakken. Gebruik nooit enveloppen met klemmetjes, drukkers, vensters, gecoate voeringen, zelfplakkende etiketten of ander synthetisch materiaal. Zie Bijlage B voor afdrukmateriaalspecificaties.
1 Open lade 1 door de voorklep naar
beneden te trekken.
2 Open de achteruitvoerbak door het
bovenste gedeelte van de bak naar beneden te trekken. Schuif het verlengstuk helemaal naar buiten.
Opmerking
Gebruik van de achteruitvoerbak vermindert het krullen van enveloppen.
DU
3 Schuif de breedtegeleiders van
lade 1 ietsje meer naar buiten dan de breedte van het afdrukmateriaal.
Wordt vervolgd op de volgende pagina.
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 33
4
5
4 Leg de enveloppen in de lade
met de korte zijde naar binnen en de afdrukkant naar boven. De frankeerzijde moet eerst de printer in gaan.
5 Schuif de breedtegeleiders lichtjes
tegen de stapel enveloppen zonder deze op te bollen. De enveloppen moeten in het midden tussen de papiergeleiders en onder de lipjes van de geleiders worden geplaatst.
Opmerking
Als de envelop aan de korte zijde van een flap voorzien is, moet deze kant het eerst in de printer gaan.
Er kunnen papierstoringen optreden wanneer u afdrukmateriaal gebruikt dat minder dan 178 mm (7 inch) lang is. Dit kan worden veroorzaakt door de uitwerking van de omgevingscondities op het papier. Zorg ervoor dat u het papier op de juiste wijze opbergt en hanteert om optimale prestaties te verkrijgen. Zie "Omgeving voor afdrukken en papieropslag" op pagina 146. Het gebruik van afdrukmateriaal van een andere fabrikant kan ook helpen.
34 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU

Afdrukken op etiketten

Etiketten-oriëntatie (Afdrukkant naar boven, bovenkant naar de printer)
Gebruik alleen etiketten die zijn goedgekeurd voor gebruik in laserprinters, zoals bv. etiketten voor HP LaserJet printers. Zie "Etiketten" op pagina 146 voor specificaties.
z Etiketten afdrukken vanuit lade 1.
Breng de etiketten met de afdrukkant naar boven aan.
z
Gebruik de achteruitvoerbak voor het afdrukken van de etiketten.
z
z Verwijder na het afdrukken het vel met de etiketten uit de uitvoerbak
om aan elkaar plakken van de vellen te voorkomen.
VOORZICHTIG
DU
z Gebruik geen etiketten die van het ondervel loskomen en
die gekreukeld of op een andere manier beschadigd zijn.
z Gebruik geen vellen met etiketten waarvan het ondervel blootligt
of gedeeltelijk gebruikte vellen.
z Een vel etiketten mag slechts één keer door de printer gevoerd
worden. Het kleefmiddel van de etiketten is er niet tegen bestand om meerdere keren door de printer te gaan.
Als een vel etiketten in de printer vastloopt, verwijdert u de toner­cassette. Zie "Papierstoringen opheff en" op pagina 86 om de vastgelopen etiketten te verwijderen.
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 35

Afdrukken op transparanten

Gebruik alleen transparanten die zijn goedgekeurd voor het gebruik in laserprinters, zoals overhead-transparanten van HP. Bestelinformatie treft u aan op pagina 24, specificaties in Bijlage B op pagina 147.
z Transparanten moeten vanuit lade 1 afgedrukt worden. z Gebruik de bovenlade om het krullen tegen te gaan (dit geldt
alleen voor transparanten; voor ander afdrukmateriaal gebruikt u de achteruitvoerlade om krullen te reduceren).
z Om samenplakken van transparanten te voorkomen verwijdert u
ze na het afdrukken uit de uitvoerbak v oor u de v olgende afdrukt.
z Leg de transparanten op een vlakke ondergrond nadat u ze uit de
printer verwijdert.
36 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Afdrukken op afdrukmateriaal van speciaal formaat of kaarten
Ansichtkaarten, indexkaarten (3 x 5 inch) en ander afdrukmateriaal van speciale afmetingen kunnen vanuit lade 1 afgedrukt worden. Het minimumformaat voor afdrukmateriaal is 76 x 127 mm (3 x 5 inch) en het maximumformaat is 216 x 356 mm (8,5 x 14 inch).
Opmerking Er kunnen papierstoringen optreden wanneer u afdrukmateriaal
gebruikt dat minder dan 178 mm (7 inch) lang is. Dit kan worden veroorzaakt door de uitwerking van de omgevingscondities op het papier. Zorg ervoor dat u het papier op de juiste wijze opbergt en hanteert om optimale prestaties te verkrijgen. Zie "Richtlijnen voor het gebruik van papier" op pagina 140. Het gebruik van afdrukmateriaal van andere fabrikanten kan ook helpen.
Richtlijnen voor afdrukmateriaal van speciaal formaat en kaarten:
Plaats altijd de korte zijde het eerst in lade 1. Als u in liggende
z
oriëntatie wilt afdrukken, stelt u dit via het softwareprogramma in. Als papier met de lange zijde eerst in de printer wordt gevoerd, kan dit een papierstoring veroorzaken.
Gebruik de achteruitvoerbak om overmatig krullen tegen te gaan.
z
Gebruik geen afdrukmateriaal dat kleiner is dan 76 mm (3 inch)
z
breed en 127 mm (5 inch) lang.
z Stel in het softwareprogramma de marges in op ten minste
6,4 mm (0,25 inch) van de randen van het afdrukmateriaal.
DU
Zie Bijlage B op pagina 137 voor de specificaties voor het afdrukmateriaal.
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 37
Afdrukken op beide zijden van het afdrukmateriaal (handmatig duplex-afdrukken)
z Druk de eerste kant van de pagina af, zoals u dat normaal doet. z Om de tweede kant vanuit lade 1 af te drukken legt u de afgedrukte
kant naar beneden met de bovenrand naar de printer.
z Het PS Windows 9x- en het Windows NT 4.0-printerstuur-
programma en bepaalde softwareprogramma's hebben de mogelijkheid "onev en pagina's" en "even pagina's" af te drukken. Om dez e optie te gebr uiken, moet de achteruitvoerbak omlaag worden geklapt zodat het papier in de juiste volgorde wordt gestapeld. Druk eerst de even pa gina's op de g ebru ike lijke wijze af. Plaats de stapel dan met de lege kant naar boven en de bov enr and naar de printer gericht in lade 1. Sluit de achteruitvoerbak en druk de oneven pagina's af.
Opmerking Tijdens het afdrukken van de tweede kant kunnen zich meer
papierstoringen voordoen, wordt het papier vak er v erkeerd ingevoerd en worden vaker meerdere v ellen tegelijk opgenomen. Gebruik van de achteruitvoerbak kan helpen om deze problemen te vermijden. De afdrukkwaliteit op kant twee kan afwijken van de eerste kant.
38 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Handmatig duplex-afdrukken aan de lange of korte zijde
Er zijn twee manieren voor het handmatig duplex-afdrukken: binden aan de lange of aan de korte zijde. Bij het handmatig duplex-afdrukken aan de lange zijde worden de vellen aan beide zi jden bedr ukt en worden de pagina's aan de lange zijde gebonden. Bij handmatig duplex-afdrukken aan de korte zijde worden de pagina's aan de korte zijde gebonden.
Binden aan de lange zijde: druk de tweede kant vanuit lade 1 af en zorg dat de afgedrukte kant naar beneden en de bovenrand naar de printer gekeerd is.
Binden aan de korte zijde:
druk de tweede kant vanuit lade 1 af en zorg dat de afgedrukte kant naar beneden en de onderrand naar de printer gekeerd is.
DU
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 39

Afdrukken op speciaal afdrukmateriaal

Oriëntatie van briefhoofdpapier en voorbedrukte formulieren
Oriëntatie van briefhoofdpapier voor lade 1: afdrukkant naar
boven, bovenrand naar de printer.
Oriëntatie van briefhoofdpapier voor lade 2 of de optionele lade 3: afdrukkant naar beneden en de bovenrand naar u toe gekeerd.
40 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU

Een afdruktaak annuleren

Een afdruktaak kan gestopt worden via het softwareprogramma, in de wachtrij of wanneer op de knop T
Als de afdruktaak nog niet door de printer wordt afgedrukt, probeert
z
u eerst om de taak te stoppen vanuit het softwareprogramma waardoor de afdruktaak naar de printer gestuurd is.
Als de afdruktaak in een afdrukwachtrij of de printspooler is
z
opgeslagen, zoals Afdrukbeheer in Windows 3.1 of PrintMonitor voor de Macintosh, gaat u daarheen om de taak te verwijderen.
z Als het afdrukken van de taak reeds in voortgang is, drukt u op
de knop T de printer zijn, worden verder afgedrukt, waarna de rest van de afdruktaak gewist wordt.
Als de lichtjes van het bovenpaneel om beurten blijv en branden nadat de afdruktaak geannuleerd is, is de computer nog steeds bezig met het versturen van de taak naar de printer. Ga naar de wachtrij om daar de afdruktaak te wissen of wacht tot de computer klaar is met het versturen van de data. De printer zal naar de Klaar-modus terugkeren (het Start-lichtje brandt).

Wenken voor het annuleren van taken

AAK ANNULEREN
AAK ANNULEREN
gedrukt wordt.
van de printer. De pagina's die al in
DU
Door op T
AAK ANNULEREN
te drukken wordt alleen de huidige afdruktaak in de printer geannuleerd. Als er meer dan een taak in het geheugen van de printer aanwezig is, moet T
AAK ANNULEREN
voor iedere taak eenmaal
worden ingedrukt.
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 41

Softwaretaken

In dit gedeelte worden de veelvoork omende afdruktaken beschre v en die via de printersoftware geregeld worden. Niet alle printerfuncties worden door alle printerstuurprogramma's ondersteund. Gebruik het PCL 6­printerstuurprogramma om alle functies van de printer volledig te
benutten, waaronder:
z Watermerken z Snel-instellingen z Speciaal papierformaat z Aangepaste instellingen voor
z EconoMode z P apierbron selecteren z Vergroten/verkleinen z Standaard instellingen
z Resolution Enhancement
technology (REt)

Toegang tot het printerstuurprogramma

Na het installeren beschikt u via het besturingssysteem en het door u gebruikte softwareprogramma over toegang tot het printerstuur­programma. Hoewel toegang tot het printerstuurprogramma via softwareprogramma's kan variëren, kan het printerstuurprogramma meestal in het menu Bestand geactiveerd worden.
afdrukkwaliteit
herstellen
z Meerdere pagina's op een vel
papier afdrukken (N-per-vel afdrukken)
Opmerking De manier waarop het printerstuurprogramma geactiveerd wordt is
hetzelfde, onafhankelijk van het printerstuurprogramma dat gebruikt wordt.
42 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Toegang tot het stuurprogramma
Instellingen tijdelijk veranderen (vanuit een
Besturingssysteem
Windows 9x/NT 4.0 Klik in het menu Bestand op
Windows 3.x Ga naar het menu Bestand, klik op
Macintosh­LaserWriter 8.3
softwareprogramma)
Afdrukken en vervolgens op Eigenschappen. (De daadwerkelijke stappen kunnen variëren; dit is de meest voorkomende methode.)
Afdrukken, op Printers en vervolgens op Opties. (De daadwerkelijke stappen kunnen variëren; dit is de meest voorkomende methode.)
Ga naar het menu Archief, selecteer Print en klik op Opties.
Standaard instellingen veranderen (voor alle applicaties)
Klik op de knop Start, vervolgens op Instellingen en tenslotte op Printers. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en vervolgens op Eigenschappen. Een groot aantal van de functies in NT 4.0-printerstuurprogramma's wordt eveneens aangetroffen in het menu "Standaardwaarden document".
Dubbelklik in het Windows Configuratiescherm op Printers, markeer de printer en klik op Setup (Instelling).
Ga naar het menu Archief, selecteer Print en klik op Opties. Klik op "Sla op" om de veranderingen op te slaan.
Macintosh­LaserWriter 8.4 en hoger

Help voor het printerstuurprogramma gebruiken

Iedere stuurprogramma beschikt over Help voor de verschillende schermen en kan geactiveerd worden via de Help-knop van het printerstuurprogramma. De Help-schermen bieden gedetailleerde informatie over de specifieke stuurprogramma dat gebruikt wordt. De Help voor het printerstuurprogramma staat los van de Help voor de applicatie.
DU
Selecteer in het menu Archief de optie Print. Klik op de pop-up voor opties die u wilt veranderen.
Selecteer in het menu Archief de optie Print. Klik op de pop-up voor opties die u wilt veranderen. Klik op "Sla op" om de veranderingen op te slaan.
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 43

Watermerken maken en gebruiken

Met de optie Watermerk kunt u de tekst aangeven die "onder" (op de achtergrond van) een bestaand document aangebracht moet worden. U kunt bijvoorbeeld met grote , g rijze letters "ontwerp" of "vertrouwelijk" diagonaal op de eerste of alle pagina's van een document aangeven.
Opmerking Watermerken zijn alleen beschikbaar in het HP PCL 6-printerstuur-
programma voor Windows , het PS-stuurprogramma voor Windows NT
4.0 en LaserWriter-printerstuurprogramma's.
Watermerken
Printerstuurpro­gramma
PCL 6 (Windows 3.1/9x)
Procedure
Een bestaand watermerk gebruiken
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab Effecten en klik op de keuzelijst Watermerken.
3. Klik op het gewenste watermerk.
4. Klik eventueel op "Alleen eerste pagina".
5. Klik op OK.
Een watermerk maken of bewerken
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab Effecten en klik op Bewerken.
3. Selecteer in het venster Watermerkdetails het watermerk dat u wilt bewerken of klik op Nieuw.
4. Selecteer de gewenste opties voor het watermerk.
5. Klik op OK.
6. Ga naar de tab Effecten en klik eventueel op "Alleen eerste pagina".
7. Klik op OK.
Om het afdrukken van het watermerk te stoppen klikt u in de keuzelijst Watermerken op Geen.
44 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Watermerken (vervolg)
Printerstuurpro­gramma
PCL 6 (Windows NT 4.0)
Procedure
Een bestaand watermerk gebruiken
1. Klik op de knop Start, vervolgens op Instellingen en tenslotte op Printers. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en kies "Standaardwaarden document".
2. Ga naar de tab Effecten en klik op de keuzelijst Watermerken.
3. Klik op het gewenste watermerk.
4. Klik eventueel op "Alleen eerste pagina".
5. Klik op OK.
Om het afdrukken van het watermerk te stoppen klikt u in de keuzelijst Watermerken op “Geen”.
Een watermerk maken of bewerken
Als het printerstuurprogramma via een server gedraaid wordt, moet u over beheerdersrechten beschikken v oor het opslaan van nieuwe watermerken.
1. Klik op de knop Start, vervolgens op Instellingen en tenslotte op Printers. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en kies "Standaardwaarden document".
2. Ga naar de tab Effecten en klik op Bewerken.
3. Selecteer in het venster Watermerkdetails het watermerk dat u wilt bewerken of klik op Nieuw.
4. Selecteer de gewenste opties voor het watermerk.
5. Klik op OK.
6. Ga naar de tab Effecten en klik eventueel op "Alleen eerste pagina".
7. Klik op OK.
Om het afdrukken van het watermerk te stoppen klikt u in de keuzelijst Watermerken op Geen.
DU
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 45
Watermerken (vervolg)
Printerstuurpro­gramma
Windows NT 4.0 PS
Windows 9x PS
Procedure
Een bestaand watermerk gebruiken
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab Geavanceerd, klik op Documentopties en vervolgens op Printerfuncties om alle keuzemogelijkheden te zien.
3. Klik op de gewenste Watermerkoptie (Watermerk, Watermerklettertype, Watermerkformaat, Watermerkhoek, Watermerkstijl en Watermerk afdrukken) en selecteer voor iedere optie de gewenste instelling.
4. Klik op OK.
Om het afdrukken van het watermerk te stoppen klikt u op Watermerk en selecteert u Geen in het vak ‘Watermerk'­instelling veranderen.
Het PS-printerstuurprogramma voor Windows NT 4.0 biedt geen ondersteuning voor door de gebruiker gemaakte watermerken. Gebruik voor het maken van een w atermerk het HP PCL 6-printerstuurprogramma.
Een bestaand watermerk gebruiken
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Klik in de tab Apparaatopties op de verschillende gewenste Watermerk-opties (Watermerk, Watermerk­lettertype, Watermerkafmeting, Watermerkhoek, Watermerkstijl en Watermerk afdrukken) en selecteer de gewenste instelling voor elke optie.
3. Klik op OK.
Om het afdrukken van het watermerk te stoppen, klikt u op Watermerk en selecteert u "geen" in het vak 'Watermerk'­instelling veranderen.
Het Windows 9x PS-printerstuurprogramma ondersteunt geen door de gebruiker gedefinieerde watermerken. Als u een watermerk wilt maken, moet u het HP PCL 6­printerstuurprogramma gebruiken.
46 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Watermerken (vervolg)
Printerstuurpro­gramma
Macintosh LaserWriter 8.3
Macintosh LaserWriter 8.4 en hoger
Procedure
1. Selecteer Pagina-instelling uit het menu Archief.
2. Selecteer Opties.
3. Klik op de verschillende watermerkopties en selecteer de gewenste instelling.
4. Klik op OK.
Om het afdrukken van watermerken te stoppen, selecteert u "Geen" of “Standaardwaarden printer” in de pop-up Watermerk/Overlay.
1. Selecteer Pagina-instelling uit het menu Archief.
2. Klik op het popup-menu en selecteer Watermerk/ Overlay.
3. Klik op de verschillende watermerkopties en selecteer de gewenste instelling. Typ de tekst in het speciale tekstvak als u uw eigen tekst wilt gebruiken.
4. Klik op Afdrukken.
Om het afdrukken van watermerken te stoppen, selecteert u "Geen" in de laag-optie.
DU
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 47
Meerdere pagina's op een enkel vel papier afdrukken (N-per-vel afdrukken)
Het aantal pagina's dat u op een enkel vel papier wilt afdrukken kan door u ingesteld worden. Als u meer dan één pagina kiest, worden de pagina's verkleind weergegeven en op het vel gerangschikt. U kunt maximaal 9 pagina's aangeven.
N-per-vel afdrukken
Printerstuurpro­gramma
PCL 6 (Windows 3.1/9x)
PCL 6 (Windows NT 4.0)
Procedure
1. Ga naar de printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab "Wordt voltooid" en klik op "Pagina's per vel".
3. Geef het gewenste aantal pagina's per vel aan voor het afdrukken (1, 2, 4, of 9).
4. Klik op "Paginaranden afdrukken" als u rond iedere pagina op het vel een kader wilt afdrukken. "Pagina­randen afdrukken" kan alleen geselecteerd worden als het aantal pagina's per vel is ingesteld op 2, 4 of 9.
5. Klik op OK.
1. Ga naar de printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab "Wordt voltooid" en klik op "Pagina's per vel".
3. Geef het gewenste aantal pagina's per vel aan voor het afdrukken (1, 2, 4, of 9).
4. Klik op "Paginaranden afdrukken" als u rond iedere pagina op het vel een kader wilt afdrukken. "Pagina­randen afdrukken" kan alleen geselecteerd worden als het aantal pagina's per vel is ingesteld op 2, 4 of 9.
5. Klik op OK.
Windows 9x PS
48 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
1. Ga naar de printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab Papier en klik op 1-, 2- of 4-per-vel.
3. Klik op OK.
DU
N-per-vel afdrukken (vervolg)
Printerstuurpro-
Procedure
gramma
Windows NT 4.0 PS 1. Ga naar de printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab Geavanceerd, klik op Documentopties en vervolgens op Printerfuncties om alle keuzemogelijkheden te zien.
3. Klik op "Pagina's per vel".
4. Selecteer de gewenste optie (1, 2, 4, 6, 9 of 16) in het keuzevak "Pagina's per vel veranderen".
Selecteer de oriëntatie voor "Pagina's per vel" zodat deze overeenkomt met de oriëntatie van het document. Zo w ordt b.v. voor een liggende presentatie van vier pagina's per vel de instelling "4 (Liggend) pagina's per vel" gebruikt.
5. Klik op OK.
Macintosh­LaserWriter 8.3
Macintosh­LaserWriter 8.4 en hoger
1. Kies Pagina-instelling in het menu Archief.
2. Selecteer Layout.
3. Selecteer de gewenste optie (1, 2 of 4).
4. Klik op OK.
1. Kies Afdrukken in het menu Archief.
2. Selecteer Layout.
3. Selecteer de gewenste optie (1, 2, 4, 6, 9 of 16).
4. Klik op OK.
DU
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 49

Speciaal papierformaat instellen

Gebruik de functie "Speciaal papierformaat" voor het afdrukken van papier dat afwijkt van de standaard formaten.
Speciaal papierformaat
Printerstuurpro­gramma
PCL 6 (Windows 3.1/9x)
Windows NT 4.0
Procedure
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab Papier en klik op Aangepast.
3. Typ in het venster "Speciaal papierformaat" de naam van het speciale papierformaat.
4. Klik op de gewenste maateenheid (millimeter of inches).
Als u afmetingen aangeeft die te groot of te klein zijn, worden deze automatisch door het stuurprogramma veranderd.
5. Geef de lengte en de breedte van het speciale papierformaat aan.
6. Klik op OK.
U kunt maximaal vijf speciale papierformaten voor gebruik opslaan.
De printerstuurprogramma's voor Windows NT bieden geen ondersteuning voor speciale papierformaten. U hebt toegang tot speciale papierformaten via het besturingssysteem.
1. Klik op de knop Start, vervolgens op Instellingen en tenslotte op Printers.
2. Ga naar het menu Bestand en klik op Server­eigenschappen.
3. Ga naar de tab Formulieren en klik op "Nieuw formulier maken".
4. Stel het speciaal papierformaat en de marges in.
5. Klik op OK.
50 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Speciaal papierformaat (vervolg)
Printerstuurpro-
Procedure
gramma
Windows 9x PS 1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab Papier en schuif naar rechts in het vak Papierformaat en klik op "Aangepaste pagina".
3. Klik op de knop Aangepast.
4. Typ in het venster "Speciaal papierformaat" de naam van het speciale papierformaat.
5. Klik op de gewenste maateenheid (millimeter of inches).
6. Geef de lengte en de breedte van het speciale papierformaat aan.
7. Klik op OK.
U kunt maximaal drie speciale papierformaten voor gebruik opslaan.
Macintosh­LaserWriter 8.3
Macintosh­LaserWriter 8.4
1. Kies Pagina-instelling in het menu Archief.
2. Selecteer Aangepast.
3. Klik op een papierweergave om het papierformaat te selecteren.
Versie 8.4 biedt geen ondersteuning voor deze optie. Gebruik versie 8.3 om speciale papierformaten te gebruiken of neem contact op met Apple Computers voor bijgewerkte stuurprogramma's.
DU
Macintosh LaserWriter 8.5 en hoger
1. Selecteer Pagina-instelling uit het menu Bestand.
2. Selecteer Speciale papierformaten uit het popup­menu Pagina-kenmerken.
3. Selecteer Nieuw om speciale papierformaten te maken of selecteer Wijzig voor bestaande speciale papierformaten.
4. Klik op OK.
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 51

Snel-instellingen maken en gebruiken

Met behulp van Snel-instellingen kunt u de huidige instellingen voor het printerstuurprogramma (b.v. de pagina-oriëntatie, N-per-vel afdrukken en de papierbron) opslaan, zodat deze later opnieuw gebruikt kunnen worden. De Snel-instellingen kunnen voor het gemak vanuit de meeste tabs van het printerstuurprogramma opgeslagen en geselecteerd worden. U kunt tevens de standaard stuurprogramma-instellingen herstellen door "Standaard instellingen" te selecteren in de keuzelijst Snel-instellingen.
Opmerking De Snel-instellingen zijn alleen beschikbaar in het HP PCL 6-
printerstuurprogramma voor Windows.
Snel-instellingen
Printerstuurpro­gramma
PCL 6 (Windows 3.1/9x)
Procedure
Snel-instellingen maken
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Selecteer de gewenste afdrukinstellingen.
3. Typ in het vak Snel-instellingen een naam voor de geselecteerde instellingen (b.v. "Kwartaalrapport" of "Mijn project").
4. Klik op "Sla op".
5. Wanneer u Snel-instellingen opslaat, worden alle huidige instellingen van het stuurprogramma opgeslagen. Deze instellingen worden nu door het printerstuurprogramma onthouden.
6. Klik op OK.
Snel-instellingen gebruiken
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Selecteer het gewenste item in de keuzelijst Snel­instellingen.
3. Klik op OK. De printer is nu ingesteld voor het afdrukken met de instellingen in de door u geselecteerde Snel-instellingen.
52 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Snel-instellingen (vervolg)
Printerstuurpro­gramma
PCL 6 (Windows NT 4.0)
Procedure
Snel-instellingen maken
Als het printerstuurprogramma via een server gedraaid wordt, moet u over beheerdersrechten beschikken v oor het opslaan van Snel-instellingen.
1. Klik op de knop Start, vervolgens op Instellingen en tenslotte op Printers. Klik met de rechter muisknop op het pictogram van de printer en kies "Standaard­waarden document". De Snel-instellingen kunnen vanuit iedere tab opgeslagen worden.
2. Selecteer de gewenste afdrukinstellingen.
3. Typ in het vak Snel-instellingen een naam voor de geselecteerde instellingen (b.v. "Kwartaalrapport" of "Mijn project").
4. Klik op "Sla op". Wanneer u Snel-instellingen opslaat, worden alle huidige instellingen van het stuurprogramma opgeslagen. Deze instellingen worden nu door het printerstuurprogramma onthouden.
5. Klik op OK.
Snel-instellingen gebruiken
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Selecteer het gewenste item in de keuzelijst Snel­instellingen.
3. Klik op OK.
DU
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 53

EconoMode gebruiken

Met EconoMode (Toner-besparing) gebruikt de printer minder toner op iedere pagina. Door deze optie te selecteren gaat de tonercassette langer mee en worden de kosten per pagina verminderd, hoewel eveneens de afdrukkwaliteit enigszins minder is. Deze instelling is niet beschikbaar met 1200 dpi.
EconoMode
Printerstuurpro­gramma
PCL 6 (Windows 3.1/9x)
PCL 6 (Windows NT 4.0)
Windows 9x PS
Procedure
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab "Wordt voltooid" en klik op EconoMode (Toner besparen). Als het vakje is aangekruist, is EconoMode ingeschakeld. Als het vakje leeg is, is EconoMode niet ingeschakeld.
3. Klik op OK.
1. Klik op de knop Start, vervolgens op Instellingen en tenslotte op Printers. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en kies "Standaardwaarden document".
2. Ga naar de tab "Wordt voltooid" en klik op EconoMode (Toner besparen). Als het vakje is aangekruist, is EconoMode ingeschakeld. Als het vakje leeg is, is EconoMode niet ingeschakeld.
3. Klik op OK.
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab Apparatuuropties en klik op EconoMode.
3. Selecteer de gewenste EconoMode-optie in de keuzelijst EconoMode door op "Instelling veranderen" te klikken.
4. Klik op OK.
54 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
EconoMode (vervolg)
Printerstuurpro-
Procedure
gramma
Windows NT 4.0 PS 1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab Geavanceerd, klik op Documentopties en vervolgens op Printerfuncties om alle keuzemogelijkheden te zien.
3. Klik op EconoMode.
4. Selecteer de gewenste EconoMode-optie in de keuzelijst EconoMode door op "Instelling veranderen" te klikken.
5. Klik op OK.
Macintosh­LaserWriter 8.3
Macintosh­LaserWriter 8.4 en hoger
1. Kies Print (Afdrukken) in het menu Archief.
2. Klik op Opties.
3. Selecteer de gewenste EconoMode-instelling.
4. Klik op OK.
1. Kies Print (Afdrukken) in het menu Archief.
2. Klik op de pop-up voor Imaging Options.
3. Selecteer in het dialoogvenster Imaging Options de gewenste EconoMode-instelling.
4. Klik op OK.
DU
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 55

Instellingen voor de afdrukkwaliteit kiezen

De standaard printerinstelling voor afdrukkwaliteit is "Beste kwaliteit" waardoor 1200 dpi wordt toegepast voor de beste combinatie van afdruksnelheid en afdrukkwaliteit. Als geavanceerde afdrukkwaliteit nodig is, kunt u aangepaste instellingen kiezen.
Opties voor de resolutie:
z Beste kwaliteit (standaard instelling) - 1200 dpi voor de beste
afdrukkwaliteit.
z Sneller afdrukken - 600 dpi, alternatieve resolutie voor complex e
illustraties of sneller afdrukken.
z Aangepast - stelt u in staat om zelf de instellingen voor de
kwaliteit aan te geven.
Opmerking Wanneer u de resolutie verandert, kan de opmaak van uw
tekst veranderen.
Kies de instellingen voor de afdrukkwaliteit
Printerstuurpro­gramma
PCL 6 (Windows 3.1/9x)
PCL 6 (Windows NT 4.0)
Procedure
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab "Wordt voltooid" en klik op Aangepast en vervolgens op Details.
3. Selecteer in het venster Afdrukkwaliteitgegevens de gewenste instelling voor de resolutie.
4. Klik op OK.
1. Klik op de knop Start, vervolgens op Instellingen en tenslotte op Printers. Klik met de rechtermuis­knop op het pictogram van de printer en kies "Standaard­waarden document".
2. Ga naar de tab "Wordt voltooid" en klik op Aangepast en vervolgens op Details.
3. Selecteer in het venster Afdrukkwaliteitgegevens de gewenste instelling voor de resolutie.
4. Klik op OK.
56 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Kies de instellingen voor de afdrukkwaliteit (vervolg)
Printerstuurpro-
Procedure
gramma
Windows 9x PS 1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Selecteer in de tab Illustraties de gewenste instelling voor de resolutie.
3. Klik op OK.
Windows NT 4.0 PS 1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab Geavanceerd en klik op Illustraties om alle keuzemogelijkheden te zien.
3. Klik op Resolutie.
4. Selecteer de gewenste optie voor Resolutie in het keuzevak "Resolutie v er anderen". (1200 Is hetzelfde als de beste afdrukkwaliteit van het PCL 6-printerstuur­programma.)
5. Klik op OK.
Macintosh­LaserWriter 8.3
1. Kies Print (Afdrukken) in het menu Archief.
2. Klik op Opties.
3. Selecteer in het dialoogvenster Afdrukopties de gewenste instelling voor de afdrukresolutie.
4. Klik op OK.
DU
Macintosh LaserWriter 8.4 en hoger
1. Kies Print (Afdrukken) in het menu Archief.
2. Klik op het popup-menu voor afdrukopties en selecteer Resolution Options.
3. Selecteer de gewenste instelling in het dialoogvenster Resolution Options.
4. Klik op Print (Afdrukken).
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 57

De optie Vergroten/verkleinen gebruiken

D .m.v. de optie Verg roten/v erkleinen kunt u de schaal v an het document aanpassen naar een percentage van de normale grootte. Tevens hebt u de mogelijkheid om de schaal van het document zodanig te v eranderen dat het op papier van A4- of Letter-formaat past.
Verkleinen/vergroten
Printerstuurpro-
Procedure
gramma
PCL 6 (Windows 3.1/9x)
PCL 6 (Windows NT 4.0)
Windows 9x PS Het document verkleinen of vergroten
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab Effecten en typ het percentage dat u wilt toepassen voor het verkleinen of vergroten van het document of klik op "Inpassen op Letter­papierformaat" of "Inpassen op A4-papierformaat".
3. Klik op OK.
1. Klik op de knop Start, vervolgens op Instellingen en tenslotte op Printers. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en kies "Standaard­waarden document".
2. Ga naar de tab Effecten en typ het percentage dat u wilt toepassen voor het verkleinen of vergroten van het document.
3. Klik op OK.
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab Illustraties en typ in het vak Verschaling het percentage dat u wilt toepassen voor het verkleinen of vergroten van het document.
3. Klik op OK.
58 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
Het document inpassen op Letter- of A4-papierformaat
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab Apparatuuropties en klik op "Inpassen op pagina".
3. Selecteer de gewenste optie voor Inpassen op pagina in de vervolgkeuzelijst Instelling veranderen voor:.
4. Klik op OK.
DU
Verkleinen/vergroten (vervolg)
Printerstuurpro-
Procedure
gramma
Windows NT 4.0 PS Het document verkleinen of vergroten
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab Geavanceerd en klik op Illustraties om alle keuzemogelijkheden te zien.
3. Klik op Verschalen.
4. Typ in het keuzevak "Schaal veranderen" het percentage dat u wilt toepassen voor het verkleinen of vergroten van het document.
5. Klik op OK.
Het document inpassen op Letter- of A4-papierformaat
Deze instelling werkt voor alle papierformaten in het PS­printerstuurprogramma van Windows NT 4.0.
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab Geavanceerd, klik op Documentopties en vervolgens op Printerfuncties om alle keuzemogelijkheden te zien.
3. Klik op "Inpassen op pagina".
4. Selecteer de gewenste optie in het keuzevak "Inpassen op pagina".
5. Klik op OK.
DU
Macintosh­LaserWriter 8.3
Macintosh­LaserWriter 8.4 en hoger
1. Kies Pagina-instelling in het menu Archief.
2. Selecteer Vergroten/verkleinen.
3. Selecteer de gewenste instellingen.
4. Klik op OK.
1. Kies Pagina-instelling in het menu Archief.
2. Selecteer Schaal.
3. Selecteer de gewenste instellingen.
4. Klik op OK.
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 59

Een papierbron selecteren

Als u een applicatie gebruikt met ondersteuning voor het afdrukken vanuit een bepaalde papierbron, geeft u deze keuze in de applicatie aan. De instellingen in de applicatie hebben namelijk voorrang op de instellingen in het printerstuurprogramma.
Een papierbron selecteren
Printerstuurpro­gramma
PCL 6 (Windows 3.1/9x)
PCL 6 (Windows NT 4.0)
Windows 9x PS
Windows NT 4.0 PS
Procedure
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab Papier en selecteer de gewenste bron voor het papier.
3. Klik op OK.
1. Klik op de knop Start, vervolgens op Instellingen en tenslotte op Printers. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en kies "Standaard­waarden document".
2. Ga naar de tab Papier en selecteer de gewenste bron voor het papier.
3. Klik op OK.
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Kies op de Papier-tab de gewenste optie voor Papierinvoer uit de vervolgkeuzelijst Papierinvoer.
3. Klik op OK.
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab Pagina-instelling en selecteer de gewenste bron voor het papier in de keuzelijst Papierbron.
3. Klik op OK.
Macintosh­LaserWriter 8
60 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
1. Selecteer Afdrukken in het menu Archief.
3
.
2. Kies de papierbron.
3. Selecteer de gewenste selectie.
4. Klik op OK.
DU
Een papierbron selecteren (vervolg)
Printerstuurpro­gramma
Macintosh­LaserWriter 8.4 en hoger
Procedure
1. Selecteer Afdrukken in het menu Archief.
2. Klik op de keuzelijst Papierbron.
3. Selecteer de gewenste bron.
4. Klik op Afdrukken.
DU
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 61

REt gebruiken

Wanneer REt (Resolution Enhancement Technology) ingeschakeld is, wordt de afdrukkwaliteit van tekens en illustraties verfijnd door de gradaties langs diagonale en kromme lijnen van de afgedrukte weergave glad te strijken. Selecteer Uit als illustr aties (v oor al gescande afbeeldingen) niet duidelijk worden afgedrukt.
Opmerking REt is uitgeschakeld als de instelling 1200 dpi is geselecteerd.
REt
Printerstuurpro­gramma
PCL 6 (Windows 3.1/9x)
PCL 6 (Windows NT 4.0)
Windows NT 4.0 PS
Procedure
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab "Wordt voltooid" en klik op Aangepast en vervolgens op Details.
3. Selecteer in het venster Afdrukkwaliteitgegevens de gewenste instelling voor REt (Aan of Uit).
4. Klik op OK.
1. Klik op de knop Start, vervolgens op Instellingen en tenslotte op Printers. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en kies "Standaard­waarden document".
2. Ga naar de tab "Wordt voltooid" en klik op Aangepast en vervolgens op Details.
3. Selecteer in het venster Afdrukkwaliteitgegevens de gewenste instelling voor REt (Aan of Uit).
4. Klik op OK.
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab Geavanceerd, klik op Documentopties en vervolgens op Printerfuncties om alle keuzemogelijkheden te zien.
3. Klik op Resolution Enhancement.
4. Selecteer de gewenste optie voor Resolution Enhancement in het keuzevak "Resolution Enhancement".
5. Klik op OK.
62 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
REt (vervolg)
Printerstuurpro-
Procedure
gramma
Windows 9x PS 1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Selecteer in de tab Apparaatopties de gewenste optie voor Resolution Enhancement uit de vervolgk euzelijst Printerkenmerken.
3. Selecteer de gewenste optie voor Resolution Enhancement in de vervolgkeuzelijst Instelling veranderen voor: 'Resolution Enhancement'.
4. Klik op OK
Macintosh­LaserWriter 8.3
Macintosh­LaserWriter 8.4 en hoger
1. Kies Print (Afdrukken) in het menu Archief.
2. Klik op Opties.
3. Selecteer in het dialoogvenster Afdrukopties de gewenste instelling voor Resolution Enhancement.
4. Klik op OK.
1. Kies Afdrukken in het menu Archief.
2. Klik op het popup-menu voor afdrukopties en selecteer Resolution Options.
3. Selecteer in het dialoogvenster Resolution Options de gewenste instelling voor Resolution Enhancement.
4. Klik op Afdrukken.
DU
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 63
Standaard instellingen voor het printer­stuurprogramma herstellen
Standaard instellingen herstellen
Printerstuurpro­gramma
PCL 6 (Windows 3.1/9x)
PCL 6 (Windows NT 4.0)
Windows 9x PS
Windows NT 4.0 PS
Procedure
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Klik in het vak Snel-instellingen de optie "Standaard instellingen".
1. Klik op de knop Start, vervolgens op Instellingen en tenslotte op Printers. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en kies "Standaard­waarden document".
2. Klik in het vak Snel-instellingen op de optie "Standaard instellingen".
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Klik op de knop "Standaard herstellen" in iedere tab waarin u de standaard instellingen wilt herstellen.
Het PS-printerstuurprogramma voor Windows NT 4.0 maakt gebruik van de standaard instellingen wanneer een applicatie gestart wordt. Voor het herstellen van de standaard printerinstellingen zonder het opnieuw starten van de applicatie selecteert u een ander printerstuur­programma waarna u het PS-printerstuurprogramma voor Windows NT 4.0 selecteert.
Macintosh­LaserWriter 8.3
64 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
Voor het herstellen van de standaard instellingen van het printerstuurprogramma verwijdert u het bestand "LaserWriter 8 Prefs" in de map Voorkeuren in de Systeem­map.
DU
Standaard instellingen herstellen (vervolg)
Printerstuurpro­gramma
Macintosh­LaserWriter 8.4 en hoger
Procedure
1. Open de map Voorkeuren.
2. Open de map Afdrukvoorkeuren.
3. Open de map "Parsed PPD".
4. In de map "Parsed PPD" verwijdert u het bestand met dezelfde naam als de printer. Voor de HP LaserJet 2100 M printer bijvoorbeeld verwijdert u het bestand HP LaserJet 2100 M.PPD in het volgende pad: HD:System folder:Preferences:Printing Prefs:Parsed PPD Folder:HP LaserJet 2100 M
DU
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 65

De eerste pagina op ander papier afdrukken

Opmerking Het afdrukken van de eerste pagina op ander papier is alleen
beschikbaar in de HP PCL 6- en Macintosh LaserWriter­printerstuurprogramma's.
Sommige applicaties beschikken eveneens over deze functie. Raadpleeg het Help-bestand van de applicatie.
De eerste pagina op ander papier afdrukken
Printerstuurpro­gramma
PCL 6 (Windows 3.1/9x)
PCL 6 (Windows NT 4.0)
Procedure
1. Ga naar het printerstuurprogramma.
2. Ga naar de tab Papier en selecteer het gewenste papier voor de eerste pagina van de afdruktaak.
3. Klik op "Gebruik ander papier voor de eerste pagina".
4. Klik op de tab "Overige pagina's".
5. Selecteer de gewenste papierbron voor de overige pagina's van de afdruktaak.
1. Klik op de knop Start, vervolgens op Instellingen en tenslotte op Printers. Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van de printer en kies "Standaard­waarden document".
2. Ga naar de tab Papier en selecteer het gewenste papier voor de eerste pagina van de afdruktaak.
3. Klik op "Gebruik ander papier voor de eerste pagina".
4. Klik op de tab "Overige pagina's".
5. Selecteer de gewenste papierbron voor de overige pagina's van de afdruktaak.
66 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
De eerste pagina op ander papier afdrukken (vervolg)
Printerstuurpro-
Procedure
gramma
Macintosh­LaserWriter 8.3
Macintosh­LaserWriter 8.4 en hoger
1. Kies Print (Afdrukken) in het menu Archief.
2. Selecteer "First From" en selecteer vervolgens in het popup-menu de gewenste lade voor de eerste pagina.
3. Selecteer in het popup-menu "Remaining From" de lade voor de rest van de afdruktaak.
1. Kies Print (Afdrukken) in het menu Archief.
2. Selecteer "First Page From" en selecteer vervolgens in het popup-menu de gewenste lade voor de eerste pagina.
3. Selecteer in het popup-menu "Remaining From" de lade voor de rest van de afdruktaak.
Opmerking Het papierformaat voor alle pagina's van de afdruktaak moet hetzelfde
zijn als in het stuurprogramma.
DU
Hoofdstuk 2 Afdruktaken 67

Ladevergrendeling

Ladevergrendeling is een functie w aarmee u een lade kunt "buitensluiten" zodat deze alleen gebruikt wordt wanneer dat specifiek v erzocht wordt. Dit komt van pas als u speciaal papier , z oals briefhoofdpapier, in een lade wilt aanbrengen. Als u bijvoorbeeld "Eerst beschikbare lade" als papierbron gebruikt en lade 1 vergrendelt, zal de printer alleen papier uit de resterende laden (lade 2 of de optionele lade 3, indien geïnstalleerd) opnemen. U kunt evengoed nog uit de v erg rendelde lade afdrukken, als u deze specifiek als papierbron aangeeft.
Opmerking Het is met deze functie niet mogelijk om alle laden te vergrendelen.
Eén lade moet "ontgrendeld" blijven.
Ladevergrendeling
Printerhulp­programma
Windows
Macintosh
Procedure
1. Draai het configuratiehulpprogramma HP LaserJet of JetAdmin.
2. Selecteer in de tab Aangepast de lade die u wilt vergrendelen.
1. Draai het hulpprogramma HP LaserJet.
2. Selecteer in het Instellingspaneel de optie Invoerladen.
3. Klik op de lade die u wilt vergrendelen.
68 Hoofdstuk 2 Afdruktaken
DU
Onderhoud en wenk en
3
v oor gebruik v an de printer
Overzicht
Dit hoofdstuk biedt suggesties voor het economisch afdrukken met hoge-kwaliteit. Bovendien worden enkele speciale onderhoudstaken voor de tonercassette en de printer omschreven.
z Beheer van de UltraPrecise tonercassette z De toner opnieuw verspreiden z De printer reinigen z De procedures voor het reinigen van de printer gebruiken
DU
Hoofdstuk 3 Onderhoud en wenken voor gebruik van de printer 69

Beheer van de UltraPrecise tonercassette

Beleid van HP m.b.t. tonercassettes van andere fabrikanten
Hewlett-Packard kan het gebruik van tonercassettes die niet door HP gekwalificeerd zijn (nieuw of opnieuw gevuld), niet aanbevelen. Omdat het produkten betreft die niet van HP zijn, kan HP niet instaan voor de deugdelijkheid of de kwaliteit.

Opslag van tonercassettes

Verwijder de tonercassette pas uit de verpakking wanneer u klaar bent om hem te gaan gebruiken. De houdbaarheid van een cassette in gesloten verpakking is ongeveer 2,5 jaar. Wanneer de verpakking geopend is, blijft de cassette ongeveer 6 maanden goed.
VOORZICHTIG
Om beschadiging te voorkomen mag de tonercassette niet meer dan een paar minuten aan het licht worden blootgesteld.

Verwachte levensduur van de tonercassette

De levensduur van de tonercassette hangt af van de hoeveelheid toner die voor uw afdruktaken nodig is. Bij afdrukken met een paginabedekking van 5% kunnen met de tonercassette van de HP LaserJet 2100 gemiddeld ongeveer 5000 pagina's worden afgedrukt. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de afdrukdensiteit op 3 staat en dat EconoMode is uitgeschakeld. (Dit zijn de standaard instellingen.)

Tonercassettes recyclen

Volg voor het installeren van een nieuwe tonercassette van HP en het recyclen van oude cassettes de instructies die zijn bijgesloten in de doos van de nieuwe tonercassette.
Zie "HP tonercassettes" op pagina 132.
70 Hoofdstuk 3 Onderhoud en wenken voor gebruik van de printer
DU

De toner opnieuw verspreiden

1
2
3
Wanneer de toner bijna op is, kunnen er vage of lichtere gedeelten op de afgedrukte pagina verschijnen. Het is doorgaans mogelijk om de afdrukkwaliteit tijdelijk t e herstellen door de toner in de toner­cassette opnieuw te verspreiden. De volgende procedure stelt u in staat de huidige afdruktaak verder af te drukken alvorens de tonercassette te vervangen.
Open de bovenklep.
1 2 Verwijder de tonercassette uit de
printer.
WAARSCHUWING!
Reik niet te ver in de printer. Het naastgelegen gedeelte met de fuser kan heet zijn!
VOORZICHTIG
Zorg om schade te voorkomen dat de tonercassette niet meer dan een paar minuten aan het licht wordt blootgesteld.
DU
3 Draai de tonercassette en schud
hem lichtjes heen en weer om de toner opnieuw te verspreiden. (Als de cassette met de zijkanten naar boven en onder gehouden wordt, kan de toner eruit vallen.)
Wordt vervolgd op de volgende pagina.
Hoofdstuk 3 Onderhoud en wenken voor gebruik van de printer 71
4
Opmerking
Als er toner op uw kleding terecht komt, veegt u deze met een droge doek af, waarna u de kleren in koud water wast. (Met heet water trekt de toner verder in de kleding.)
4 Plaats de tonercassette weer terug
in de printer en sluit de bovenklep.
Als de afdrukken licht blijven, installeert u een nieuwe tonercassette. (Volg de bij de nieuwe tonercassette meegeleverde instructies.)
72 Hoofdstuk 3 Onderhoud en wenken voor gebruik van de printer
DU

De printer reinigen

Voor behoud van de afdrukkwaliteit volgt u de reinigingsprocedures op de volgende pagina's iedere keer wanneer de tonercassette w ordt vervangen of wanneer zich problemen met de afdrukkwaliteit voordoen. Houd de printer zoveel mogelijk vrij van stof en vuil.
z Maak de buitenkant van de printer schoon met een enigszins
met water bevochtigde doek. De binnenkant kan met een droge, pluisvrije doek worden
z
schoongemaakt.
VOORZICHTIG
Gebruik geen op ammoniak gebaseerde schoonmaakmiddelen op of rond de printer. Zorg bij het schoonmaken v an de printer dat u de transfer-rol (onder de tonercassette) niet aanraakt. Olie v an de huid op de rol kan de afdrukkwaliteit verminderen.
De procedures voor het reinigen van de printer gebruiken
Tijdens het afdrukproces kunnen zich in de printer papier-, toner­en stofdeeltjes verzamelen. Na verloop van tijd kan het verzameld vuil problemen veroorzaken met de afdrukkwaliteit (toner-stippen of vegen). De printer beschikt over twee reinigingsprocedures waarmee dit soort problemen voorkomen en verholpen kunnen worden.
Opmerking Om de reinigingspagina voor de motor juist te laten werken drukt u de
pagina af op kopieerpapier en niet op bankpostpapier of ruw papier.
De motor reinigen
Tijdens deze reinigingsprocedure wordt kopieerpapier uit lade 2 gebruikt voor het verwijderen van stof en toner uit de papierbaan. Gebruik deze procedure als u op de afdrukken toner-stippen bemerkt. De procedure levert een blanco pagina op die weggegooid moet worden. Zie "De reinigingsprocedure starten" op pagina 74.
DU
Hoofdstuk 3 Onderhoud en wenken voor gebruik van de printer 73
De tonercassette reinigen
Met deze procedure wordt de rol in de tonercassette gereinigd. Gebruik deze procedure als u op de afdrukken vage delen of vegen bemerkt. Deze procedure neemt ongeveer 10 minuten in beslag. Zie "De reinigingsprocedure starten" op pagina 74.
Opmerking Zorg dat de tonercassette niet leeg is wanneer u deze
reinigingsprocedure gebruikt. Een tonercassette die bijna leeg is kan eveneens problemen met het afdrukken veroorzaken. Deze procedure van 10 minuten verbruikt toner en kan, indien vaak toegepast, de levensduur van de tonercassette verkorten.

De reinigingsprocedure starten

1. Zorg dat de printer aan en in de Klaar-modus staat. Zorg dat er papier in lade 2 geladen is.
2. Druk op S
TART
en T
AAK ANNULEREN
tot alle lichtjes knipperen. Dit duurt ongeveer 10 seconden. Laat de knoppen los wanneer de lichtjes knipperen.
3. Druk voor het reinigen van de motor op S van de tonercassette, drukt u op T
AAK ANNULEREN
of voor het reinigen
TART
.
4. Gooi de blanco pagina die na de reinigingsprocedure overblijft weg.
Opmerking De reinigingsprocedure voor de tonercassette neemt ongeveer 10
minuten in beslag. Om de procedure stop te zetten, zet u de printer uit.
74 Hoofdstuk 3 Onderhoud en wenken voor gebruik van de printer
DU

Interne reinigingsprocedure

1
2
3
Na verloop van tijd zullen zich in de printer toner- en papierdeeltjes verzamelen. Dit kan problemen tijdens het afdrukken veroorzaken. Door het reinigen van de printer worden deze problemen verminderd of voorkomen.
WAARSCHUWING!
Zet de printer alvorens deze te reinigen UIT en maak het netsnoer los.
1 Open de bovenklep. 2 Verwijder de tonercassette.
VOORZICHTIG
Zorg om schade te voorkomen dat de tonercassette niet meer dan een paar minuten aan het licht wordt blootgesteld. Leg een vel papier over de bovenkant van de tonercassette om deze tegen het licht te beschermen wanneer hij niet in de printer is.
DU
4
3 Verwijder met een droge, pluisvrije
doek het vuil uit het gedeelte rond de papierbaan en in de ruimte van de tonercassette.
4 Plaats de tonercassette weer terug
en sluit de bovenklep. Steek het netsnoer in het stopcontact en zet de printer aan.
Hoofdstuk 3 Onderhoud en wenken voor gebruik van de printer 75
76 Hoofdstuk 3 Onderhoud en wenken voor gebruik van de printer
DU
4

Problemen oplossen

Overzicht
Dit hoofdstuk helpt u bij het oplossen van printerproblemen op de volgende gebieden:
"Problemen oplossen: Checklist"
z
z "Problemen oplossen: Algemene afdrukproblemen"
"Speciale pagina's afdrukken"
z
z "Papierstoringen opheffen" z "Problemen met afdrukkwaliteit oplossen"
"Problemen met infrarood afdrukken"
z
z "Problemen oplossen: Foutberichten" z "Secundaire lichtpatronen" z "Netwerkproblemen" z "Veel voorkomende problemen met Windows" z "Veel voorkomende problemen met Macintosh" z "Problemen oplossen: PS-fouten"
DU
Hoofdstuk 4 Problemen oplossen 77

Problemen oplossen: Checklist

Als de printer niet goed reageert, kunt u de volgende checklist op volgorde nagaan. Als er een bepaalde stap is waaraan de printer niet voldoet, volgt u de ov ereenk omstige suggesties om het prob leem op te lossen.
Problemen oplossen: Checklist
Controleer of het Klaar-lichtje van de printer brandt.
Druk op S een demopagina af te drukken om te controleren of het papier goed in de printer wordt gevoerd.
Controleer of de demopagina goed is afgedrukt.
TART
om
Als er geen lichtjes branden: controleer de aansluitingen van het elektrische snoer. Controleer de aan/uitschakelaar. Controleer de stroombron door het apparaat op een ander stopcontact aan te sluiten.
Als andere lichten branden, gaat u naar "Problemen oplossen: Foutberichten" op pagina 101.
Als er geen demopagina wordt afgedrukt: controleer de voorraad papier in lade 2 of lade 3.
Als de pagina in de printer vastloopt, gaat u naar "Papierstoringen opheffen" op pagina 86.
Als de printer wel afdrukt, maar u een foutbericht krijgt, gaat u naar "Problemen oplossen: Foutberichten" op pagina 101.
Als er een probleem met de afdrukkwaliteit is, gaat u naar "Problemen met afdrukkwaliteit oplossen" op pagina 92.
78 Hoofdstuk 4 Problemen oplossen
DU
Problemen oplossen: Checklist (vervolg)
Druk een kort document af vanuit een softwareprogramma om te controleren of de printer op de computer is aangesloten en of ze goed met elkaar communiceren.
Als u de checklist hebt afgewerkt en niet hebt kunnen bepalen wat er met de printer aan de hand is, kunt u de volgende gedeelten van het hoofdstuk Problemen oplossen bekijken:
Als de pagina niet wordt afgedrukt: controleer de kabelaansluiting tussen de printer en de computer. Controleer of u de juiste kabel gebruikt.
Controleer de afdrukwachtrij of afdrukspooler (printmonitor in Mac) om te zien of de printer tijdelijk is onderbroken.
Controleer het softwareprogramma om zeker te zijn dat u het juiste printerstuurprogramma en poort gebruikt. Als de pagina tijdens het afdrukken wordt onderbroken, gaat u naar "Problemen oplossen: Algemene afdrukproblemen" op pagina 80.
"Problemen oplossen: Algemene afdrukproblemen" op pagina 80 "Problemen met infrarood afdrukken" op pagina 98 "Problemen oplossen: Foutberichten" op pagina 101 "Secundaire lichtpatronen" op pagina 104 "Netwerkproblemen" op pagina 109 "Veel voorkomende problemen met Windows" op pagina 110 "Veel voorkomende problemen met Macintosh" op pagina 112 "Problemen oplossen: PS-fouten" op pagina 116
DU
Hoofdstuk 4 Problemen oplossen 79

Problemen oplossen: Algemene afdrukproblemen

Problemen oplossen: Algemente afdrukproblemen
Symptoom Mogelijke oorzaak Oplossing
Printer selecteert afdrukmateriaal uit de foute lade.
De afdruktaak verloopt bijzonder langzaam.
Pagina's worden afgedrukt, maar zijn volkomen leeg.
De ladeselectie in het softwareprogramma is mogelijk onjuist.
Het is mogelijk dat de taak zeer complex is.
De maximumsnelheid is10 pagina's per minuut, ook wanneer meer geheugen is toegevoegd.
Het is mogelijk dat de beschermstrook zich nog in de tonercassette bevindt.
Bij veel softwareprogramma's wordt de papierlade geselecteerd in het menu Pagina-instelling in het programma.
Verwijder eventueel afdrukmateriaal uit andere laden zodat de printer uit de gewenste lade selecteert.
Gebruik voor Macintosh het HP LaserJet-hulpprogramma om de prioriteit van de lade te veranderen.
Verminder de complexiteit van de pagina of probeer de instellingen voor afdruk­kwaliteit aan te passen. Als dit probleem vaak optreedt, moet er geheugen aan de printer worden toegevoegd.
Verwijder de tonercassette en trek de beschermstrook eruit. Breng de tonercassette opnieuw aan. Controleer de printer door op drukken om een demopagina af te drukken.
S
TART
te
Het is mogelijk dat er lege pagina's in het bestand zijn.
80 Hoofdstuk 4 Problemen oplossen
Controleer of het bestand geen lege pagina's bevat.
DU
Problemen oplossen: Algemente afdrukproblemen (vervolg)
Symptoom Mogelijke oorzaak Oplossing
De printer drukt af, maar de tekst is verkeerd, vervormd of onvolledig.
De parallelle kabel zit los of is defect.
De printer is aangesloten op een netwerk of gezamenlijk gebruikt apparaat en ontvangt geen duidelijk signaal.
In de software is het foute stuurprogramma geselecteerd.
Maak de parallelle kabel los en weer vast. Probeer een afdruktaak waarvan u weet dat hij werkt. Sluit de kabel en printer zo mogelijk op een andere computer aan en probeer een taak af te drukkken waarvan u weet dat hij werkt. Probeer tenslotte een nieuwe kabel die voldoet aan de norm IEEE-1284 of een LocalTalk-kabel (Mac).
Haal de printer van het netwerk af en sluit hem direct met een parallelle kabel op een computer aan. Druk een taak af waarvan u weet dat hij werkt. Als deze goed wordt afgedrukt, neem dan contact op met uw netwerkbeheerder.
Controleer in het menu voor printerselectie van de software of de HP LaserJet 2100 geselecteerd is.
DU
Het softwareprogramma werkt niet goed.
Hoofdstuk 4 Problemen oplossen 81
Probeer een afdruktaak vanuit een andere programma.
Problemen oplossen: Algemente afdrukproblemen (vervolg)
Symptoom Mogelijke oorzaak Oplossing
De printer reageert niet wanneer "afdrukken" ("print") in de software wordt geselecteerd.
Het besturingssysteem werkt niet goed.
Het is mogelijk dat de printer in de handinvoer-modus is (Het lichtje Start knippert).
De parallelle kabel tussen de computer en de printer is niet goed aangesloten.
De parallelle kabel is beschadigd.
Wanneer u vanuit Windows (iedere versie) afdrukt, gaat u naar de DOS-prompt en controleert u de functionaliteit met de volgende opdracht: Bij de prompt C:\ typt u
Dir LPT1
en vervolgens drukt u op Enter (ervan uitgaande dat u bent aangesloten op LPT1). Als
TART
het lichtje S branden, drukt u op de knop
S
TART
om de pagina af te
drukken en uit te voeren.
Voeg papier toe aan lade 1, druk op de knop S hem weer los.
Maak de parallelle kabel los en sluit hem weer aan.
Sluit de kabel zo mogelijk aan op een andere computer en druk een taak af waarvan u weet dat hij werkt. U kunt ook proberen een andere parallelle kabel (die voldoet aan de norm IEEE-1284) of LocalTalk­kabel (Mac) te gebruiken.
gaat
TART
en laat
De verkeerde printer is in de sofware geselecteerd.
82 Hoofdstuk 4 Problemen oplossen
Controleer in het menu voor printerselectie in de software of de HP LaserJet 2100 geselecteerd is.
DU
Problemen oplossen: Algemente afdrukproblemen (vervolg)
Symptoom Mogelijke oorzaak Oplossing
De software voor de printer is niet voor de printerpoort geconfigureerd.
De printer is op een netwerk aangesloten en ontvangt geen signaal.
De printer ontvangt geen stroom.
Controleer in het menu voor printerselectie in de software of de printer toegang heeft tot de juiste poort. Als de computer meer dan één parallelle poort heeft, controleer dan of de printer op de juiste poort is aangesloten.
Haal de printer van het netwerk af en sluit hem direct met een parallelle kabel op een computer aan. Druk een taak af waarvan u weet dat hij werkt. Als deze goed wordt afgedrukt, neem dan contact op met uw netwerkbeheerder.
Als er geen lichtjes branden, moet u de aansluitingen van het elektrische snoer controleren. Controleer de aan/uitschakelaar. Controleer de stroombron.
De printer reageert niet wanneer “print” (Afdrukken) in de software wordt geslecteerd.
Het Attentie-lichtje blijft branden.
DU
De printer werkt niet goed. Controleer de lichtjes op de
printer om te zien of de printer een fout aangeeft.
Het papier in de printer is op. De papierladen zijn verkeerd
aangebracht.
V oeg papier aan de printer toe. Controleer of lade 2 of de
optionele lade 3 helemaal zijn ingeschoven.
Hoofdstuk 4 Problemen oplossen 83
Problemen oplossen: Algemente afdrukproblemen (vervolg)
Symptoom Mogelijke oorzaak Oplossing
Het Attentie-lichtje knippert De bovenklep van de printer
is open.
De tonercassette ontbreekt of is niet goed geïnstalleerd.
Er is een papierstoring in de printer.
Sluit de bovenklep goed.
Controleer of de tonercassette goed geïnstalleerd is. Probeer de cassette te verwijderen en opnieuw te installeren.
Zie "Papierstoringen opheffen" op pagina 86.
84 Hoofdstuk 4 Problemen oplossen
DU

Speciale pagina's afdrukken

Er zijn speciale pagina's in het printergeheugen die u zullen helpen een diagnose te stellen en meer over de problemen met uw printer te leren.

Demopagina

Om de demopagina af te drukken, drukt u op de knop S de printer klaar is.
TART
wanneer

Configuratiepagina

Op de configuratiepagina staan veel van de huidige instellingen en eigenschappen van de printer. Om de configuratiepagina af te drukken, drukt u tegelijk op de knoppen S wanneer de printer klaar is, waarna u ze direct weer loslaat. Als er een EIO-kaart geïnstalleerd is, wordt een tweede pagina afgedrukt met daarop alle EIO-informatie.
TART
en T
AAK ANNULEREN

Reinigingsproces

De printer heeft twee reinigingsprocessen, reiniging van de motor en reiniging van de toner cassette. Deze maken inwendige ruimten schoon, met inbegrip van de papierbaan en de tonercassette. Het motor-reinigingsproces levert een lege pagina op die u moet weggooien. Zie "De procedures voor het reinigen van de printer gebruiken"
op pagina 73.

Lettertypeoverzicht

Om een lettertypeoverzicht af te drukken, gebruikt u hetzij HP FontSmart (Windows) of het HP LaserJet-hulpprogramma (Macintosh).
DU
Hoofdstuk 4 Problemen oplossen 85

Papierstoringen opheffen

Soms kan papier tijdens een afdruktaak vastlopen. Enkele oorzaken hiervoor zijn:
z Papierladen verkeerd geladen of te vol. z Lade 2 of de optionele lade 3 is tijdens een afdruktaak verwijderd. z De bovenklep is tijdens een afdruktaak geopend. z Er wordt afdrukmateriaal gebruikt dat niet aan de specificaties
van HP voldoet. Zie "Afdrukmateriaal-specificaties"
z Er word afdrukmateriaal gebruikt van een formaat dat buiten
het ondersteunde bereik valt. Zie "Afdrukmateriaal-specificaties"
op pagina
Zoek het vastgelopen papier op en verwijder het volgens de instructies op de volgende pagina's. Als het niet duidelijk is waar het papier is vastgelopen, kijkt u eerst in het gebied van de tonercassette .
Papierstoringen kunnen op drie plaatsen voorkomen:
z Papiertoevoergebied van lade 2 of optionele lade 3. z Gebied van tonercassette. z De plaatsen waar het papier de printer uitkomt.
137.
op pagina
137.
Opmerking Losse toner kan na een papierstoring in de printer achterblijven.
Deze verdwijnt doorgaans nadat er enkele bladen zijn afgedrukt. Zie "Losse toner" op pagina 96.
86 Hoofdstuk 4 Problemen oplossen
DU
2
3
1

Papierstoring: Gebied van tonercassette

1 Open de bovenklep.
VOORZICHTIG
Papierstoringen in dit gedeelte kunnen losse toner op de pagina veroorzaken. Als u toner op uw kleren krijgt, moet u ze in koud water wassen, w ant heet w ater veroorzaakt blijv ende tonervlekken in de stof.
2 Verwijder de tonercassette.
VOORZICHTIG
Om beschadiging te voorkomen, mag de tonercassette niet meer dan een paar minuten lang aan licht worden blootgesteld. Plaats een stuk papier bovenop de tonercassette om hem af te schermen terwijl hij buiten de printer is.
DU
3 Til de registratieplaat voorzichtig
op. Als de voorkant van het papier zichtbaar is, trekt u het papier voorzichtig naar de achterkant van de printer om het uit de printer te verwijderen.
Vervolg op de volgende pagina.
Hoofdstuk 4 Problemen oplossen 87
4
Opmerking
Als het papier moeilijk te verwijderen is of als het al in het uitvoergedeelte zit, kunt u het vastgelopen papier verwijderen zoals beschreven voor de uitvoergedeelten op pagina 90.
4 Wanneer het vastgelopen papier is
verwijderd, brengt u de registratieplaat voorzichtig omlaag. Plaats de tonercassette terug en sluit de bovenklep.
Opmerking
Als het opnieuw installeren van de tonercassette moeilijk is, moet u controleren of de registratieplaat weer op zijn plaats zit.
Als het Attentie-lichtje niet uitgaat, zit er nog vastgelopen papier in de printer. Controleer de papiertoevoer­en uitvoergedeelten.
88 Hoofdstuk 4 Problemen oplossen
DU
4
1
2
3
Papierstoring: Papiertoevoer voor lade 2 of de optionele lade 3
Opmerking
Als het papier al in het tonercassette­gedeelte is, volgt u de instructies op pagina 87. Het is gemakkelijker papier uit het tonercassettegedeelte te verwijderen dan uit de papiertoevoer.
Trek lade 2 uit de printer, zodat
1
u kunt vaststellen waar het papier vastgelopen is.
Verwijder eventueel fout ingevoerd
2
papier uit lade 2 door aan de voorkant van het papier te trekken. Zorg dat al het papier in de lade is uitgelijnd. Herhaal deze handelingen zonodig voor lade 3.
Als het papier in het toevoerge-
3
deelte is vastgelopen en u er niet bij kunt vanuit het tonercassette­gedeelte, pakt u het papier vast en trekt u het voorzichtig uit de printer.
DU
Duw het papier naar beneden om
4
de metalen papierhefplaat op zijn plaats te vergrendelen en schuif de lade weer in de printer.
Opmerking
Als het Attentie-lichtje niet uitgaat, zit er nog vastgelopen papier in de printer. Controleer het tonercassette- en het achteruitvoergedeelte op vastgelopen papier.
Hoofdstuk 4 Problemen oplossen 89
2
1

Papierstoring: Uitvoergedeelten

VOORZICHTIG
Papierstoringen in dit gedeelte kunnen losse toner op de pagina veroorzaken. Als u toner op uw kleding krijgt, moet u deze in koud water wassen, want heet w ater veroorzaakt blijv ende tonervlekken in de stof.
1 Open de bovenklep en verwijder de
tonercassette. Open de achteruitvoerbak.
Opmerking
De bovenklep moet worden geopend om de tandwielen van het achteruitvoer­gedeelte vrij te maken zodat het papier gemakkelijk kan worden verwijderd.
4
3
2 Als de voorrand van het papier niet of
nauwelijks zichtbaar is in het cassette­gedeelte, trekt u de voorrand voorzichtig met beide handen vanuit de achteruitvoeropening uit de printer. V erwijder de rest v an het vastgelopen papier zorgvuldig uit de printer.
3 Als het papier bijna helemaal zichtbaar
is vanuit de bov enste uitv oerbak, trekt u het overige papier voorzichtig uit de printer.
4 Breng de tonercassette opnieuw
aan. Sluit de bovenklep en de achteruitvoerbak.
Opmerking
Als het Attentie-lichtje niet uit gaat, zit er nog vastgelopen papier in de printer. Controleer het tonercassette- en het achteruitvoergedeelte op vas t g e l o p e n papier.
90 Hoofdstuk 4 Problemen oplossen
DU
Loading...