Kia Carens 2018 Owner's Manual [nl]

Kia, HET BEDRIJF

Hartelijk dank voor de aanschaf van een nieuwe Kia.
Als wereldwijde autofabrikant die zich richt op het bouwen van kwali‐ tatief hoogwaardige auto's voor een betaalbare prijs, doet Kia Motors er alles aan om u meer service te bieden dan u verwacht.
Bij al onze Kia-dealerbedrijven wordt u warm, gastvrij en professio‐ neel behandeld door mensen die om u geven, op basis van onze 'Fa‐ mily-like Care'-belofte.
Alle informatie in dit instructieboekje was ten tijde van publicatie ac‐ tueel. Kia behoudt zich echter te allen tijde het recht voor wijzigingen door te voeren, zodat ons beleid van continue productverbetering kan worden uitgevoerd.
Dit instructieboekje is van toepassing op alle uitvoeringen van dit mo‐ del en bevat beschrijvingen van en uitleg over opties en de stan‐ daarduitrusting. Hierdoor staan in dit instructieboekje mogelijk zaken beschreven die niet van toepassing zijn op uw Kia.
Geniet van uw auto en Kia's 'Family-like Care'-beleving!
Hartelijk dank voor het kiezen van een Kia.
Dit instructieboekje zal u vertrouwd maken met de bediening, het onderhoud en de veiligheidsaspecten van uw nieuwe auto. Bij het instructieboekje hoort een garantie- en onderhoudsboekje waarin u informatie vindt over de garantie. Kia raadt u aan om deze informatie zorgvuldig te lezen en de daarin opgenomen aanwijzingen zorgvuldig op te volgen, zodat u veilig en probleemloos van uw nieuwe auto kunt genieten.
Kia rust zijn talrijke modellen uit met een grote verscheidenheid aan opties, componenten en voorzieningen. Het is dan ook mogelijk dat de uitrusting die in dit instructieboekje beschreven staat en die op illustraties afgebeeld is, niet allemaal van toepassing is op uw auto.
De in dit instructieboekje opgenomen informatie en specificaties waren geldig ten tijde van het ter perse gaan. Kia behoudt zich te allen tijde het recht voor wijzigingen door te voeren zonder voorafgaande kennisgeving. Als u vra‐ gen hebt, raadt Kia aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.
Kia zal er alles aan doen om u optimaal en tot volle tevredenheid van uw nieuwe Kia te laten genieten.
© 2017 Kia MOTOéS Corp.
Alle
rechten voorbehouden. Complete of gedeeltelijke reproductie op wat voor manier dan ook, elektronisch of mechanisch, inclusief kopiëren, vastleggen via een systeem voor het opslaan en terughalen van infor‐ matie, of vertalen is niet toegestaan zonder schrifte‐ lijke toestemming van Kia Motors Corporation.
Gedrukt in Zuid-Korea
Voorwoord
ii

Inhoudsopgave

Inleiding
1
Uw auto in één oogopslag
2
Veiligheidssystemen van uw auto
3
Kenmerken van uw auto
4
Audiosysteem
5
Met uw auto rijden
6
Wat te doen in een noodgeval
7
Onderhoud
8
Specificaties & Consumenteninformatie
9
Alfabetische index
I
iii
iv
Gebruik van dit instructieboekje.............................................1-02
Vereiste brandstof....................................................................1-03
Benzinemotor........................................................................ 1-03
Dieselmotor............................................................................1-05
Inrijprocedure.............................................................................1-07

Inleiding

1

GEBRUIK VAN DIT INSTRUCTIEBOEKJE

Wij willen u helpen om optimaal rijple‐ zier uit uw auto te halen. Het instruc‐ tieboekje kan daar op vele manieren toe bijdragen. Wij raden u ten zeerste aan het complete instructieboekje door te lezen. Om de kans op letsel te beper‐ ken, moet u de gedeeltes met "WAAé‐ SCHUWING" en "LET Oç" in het instruc‐ tieboekje lezen. De afbeeldingen vormen een waarde‐ volle aanvulling op de tekst. In uw in‐ structieboekje vindt u informatie over de kenmerken, over belangrijke veilig‐ heidsaspecten en over het rijden onder diverse omstandigheden. De algemene indeling van het instruc‐ tieboekje vindt u in de inhoudsopgave. De index geeft een alfabetisch over‐ zicht van alle informatie in uw instruc‐ tieboekje. Gebruik deze wanneer u op zoek bent naar een specifiek onder‐ werp. Hoofdstukken: Dit instructieboekje telt negen hoofdstukken en een index. Elk hoofdstuk begint met een korte in‐ houdsopgave, zodat u direct kunt zien of dat hoofdstuk de gewenste informa‐ tie bevat.
U vindt verschillende gedeeltes met "WAAéSCHUWING", "LET Oç" en "Oç‐ MEéKING" in dit instructieboekje. Deze dienen ter vergroting van uw persoon‐ lijke veiligheid. U moet alle procedures en aanbevelingen in deze gedeeltes met "WAAéSCHUWING", "LET Oç" en "Oç‐ MEéKING" nauwkeurig lezen en opvol‐ gen.
WAARSCHUWING
Een WAARSCHUWING wijst u erop bijzonder voorzichtig te zijn ter voor‐ koming van schade en ernstig of do‐ delijk letsel.
LET OP
Informatie waar LET OP bij staat, dient ervoor om te voorkomen dat u een fout maakt waardoor uw auto beschadigd zou kunnen raken.
OPMERKING
Een OçMEéKING geeft aan dat er in‐ teressante of nuttige informatie wordt gegeven.
Inleiding
1-02

VEREISTE BRANDSTOF

Benzinemotor

Loodvrije benzine
Voor Europa Voor optimale prestaties raden we u
aan loodvrije benzine te tanken met een octaangetal van éON (éesearch Oc‐ tane Number) 95/AKI (Anti Klop Index) 91 of hoger. (Gebruik geen brandstof‐ fen die methanol bevatten.) U kunt loodvrije benzine met een octaangetal van éON 91-94/AKI 87-90 gebruiken, maar hierdoor kan de auto mogelijk iets minder goed presteren.
Buiten Europa Gebruik voor uw nieuwe auto uitslui‐
tend loodvrije benzine met een octaan‐ getal van éON 91/AKI 87 of hoger. (Ge‐ bruik geen brandstoffen die methanol bevatten.) Bij gebruik van LOODVéIJE BENZINE zijn de prestaties maximaal en de uitlaat‐ gassen het schoonst en wordt vervui‐ ling van de bougies tegengegaan.
LET OP
GEBRUIK NOOIT LOODHOUDENDE BENZINE. Loodhoudende benzine is schadelijk voor de katalysator en de lambdasensor van het motorregel‐ systeem en zal de emissieregeling nadelig beïnvloeden. Voeg nooit brandstofadditieven toe aan het brandstofsysteem. (Kia raadt aan om voor meer informatie een officiële Kia-dealer/servicepart‐ ner te raadplegen.)
WAARSCHUWING
• Probeer de tank niet verder te vul‐ len nadat het vulpistool automa‐ tisch is afgeslagen.
• Controleer altijd of de tankdop goed is vastgedraaid, om morsen van brandstof in geval van een aanrijding te voorkomen.
Loodhoudende benzine (indien van toepassing)
In sommige landen moet loodhoudende benzine worden gebruikt. Kia raadt om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken om te informeren of uw auto geschikt is voor het gebruik van loodhoudende benzine of niet. Het vereiste octaangetal voor loodhou‐ dende benzine is gelijk aan dat voor loodvrije benzine.
Benzine die alcohol en methanol bevat
In sommige landen is naast benzine ook gasohol verkrijgbaar. Dit is een mengsel van benzine en ethanol of methanol. Gebruik zulk mengsel niet als het meer dan 10% ethanol bevat en gebruik geen benzine of mengsel dat methanol be‐ vat. Deze brandstoffen kunnen rijpro‐ blemen en schade aan het brandstof‐ systeem, motorregelsysteem en emis‐ sieregelsysteem veroorzaken. Gebruik gasohol niet langer wanneer er rijproblemen optreden. Schade aan de auto of rijproblemen val‐ len mogelijk niet onder de fabrieksga‐ rantie wanneer ze veroorzaakt worden door het gebruik van:
1. Benzinemengsels met meer dan 10% ethanol.
1-03
1
Inleiding
2. Benzine of gasohol die methanol bevat.
3. Loodhoudende benzine.
LET OP
Gebruik nooit benzinemengsels die methanol bevatten. Gebruik gasohol‐ producten niet langer wanneer er rij‐ problemen optreden.
Andere brandstoffen
Het gebruik van brandstoffen als
-
Brandstof die silicium (Si) bevat,
-
Brandstof die MMT (mangaan, Mn) bevat,
-
ferroceen (Fe) en
-
Brandstoffen met andere metaalach‐ tige toevoegingen
kunnen schade aan de auto en de mo‐ tor veroorzaken en de volgende zaken kunnen zich voordoen: verstopping, overslaan, slechte acceleratie, afslaan van de motor, oververhitting van de ka‐ talysator, abnormale corrosie, kortere levensduur, enz. Ook gaat mogelijk het controlelampje motormanagement (MIL) branden.
OPMERKING
Schade aan het brandstofsysteem van uw auto of problemen met be‐ trekking tot de prestaties van de au‐ to worden niet door de garantie ge‐ dekt indien ze veroorzaakt worden door het gebruik van deze brand‐ stoffen.
Gebruik van MTBE
Kia raadt het gebruik van brandstof die meer dan 15,0 volumeprocent MTBE (Methyl Tertiair Butyl Ether) (2,7 ge‐ wichtsprocent zuurstof) bevat af. Brandstof die meer dan 15,0 volume‐ procent MTBE (zuurstofmassa 2,7%) bevat kan de prestaties van de auto in negatieve zin beïnvloeden en dampvor‐ ming of slecht aanslaan veroorzaken.
LET OP
Schade aan het brandstofsysteem van uw auto of het verhelpen van problemen met betrekking tot de prestaties van de auto worden niet
(Vervolg)
(Vervolg)
door de garantie gedekt indien ze v
eroorzaakt worden door brandstof die methanol bevat of brandstof die meer dan 15,0 volumeprocent MTBE (Methyl Tertiair Butyl Ether) (zuur‐ stofmassa 2,7%) bevat.
Gebruik geen methanol
Uw auto is niet geschikt voor het ge‐ bruik van methanol (methylalcohol). Dit type brandstof heeft een negatieve in‐ vloed op de prestaties van uw auto en kan schade aan het brandstofsysteem, motorregelsysteem en emissieregel‐ systeem veroorzaken.
Brandstofadditieven
Kia raadt aan om loodvrije benzine te tanken met een octaangetal van éON (éesearch Octane Number) 95/AKI (Anti Klop Index) van 91 of hoger (Europa) of een octaangetal van éON (éesearch Oc‐ tane Number) 91/AKI (Anti Klop Index) van 87 of hoger (behalve Europa).
Inleiding
1-04
Klanten die niet de beschikking hebben over kwalitatief hoogwaardige brand‐ stoffen met de juiste additieven wor‐ den geadviseerd elke 15.000 km (Euro‐ pa)/10.000 km (behalve Europa) een fles additieven toe te voegen aan de brandstoftank als er problemen zijn met het starten of soepel ronddraaien van de motor. Bij een professionele werkplaats zijn additieven verkrijgbaar met de daarbij behorende gebruiksin‐ structies. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken. Gebruik nooit meerdere additieven te‐ gelijk.
Rijden in het buitenland
Als u van plan bent om met uw auto naar het buitenland te gaan:
• Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de in dat land geldende wettelijke voorschriften met betrekking tot re‐ gistratie en verzekering.
• Informeer of de juiste brandstof ver‐ krijgbaar is.

Dieselmotor

Dieselbrandstof
Gebruik voor de dieselmotor alleen commercieel verkrijgbare dieselbrand‐ stof die voldoet aan de EN 590-norm of gelijkwaardig. (EN betekent: Europese Norm). Gebruik geen scheepsdiesel, lichte stookoliën of niet-goedgekeurde brandstofadditieven, aangezien deze kunnen leiden tot overmatige slijtage en schade kunnen veroorzaken aan de motor en het brandstofsysteem. Het gebruik van niet-goedgekeurde brand‐ stoffen en/of brandstofadditieven zal een beperking van uw recht op garantie tot gevolg hebben. Het cetaangetal van de dieselbrandstof voor uw auto moet hoger zijn dan 51. Als er twee soorten diesel leverbaar zijn, moet afhankelijk van de tempera‐ tuur worden gekozen voor zomer- of winterdiesel.
• Boven -5°C ... Zomerdiesel.
• Beneden -5°C ... Winterdiesel.
Houd het brandstofpeil zorgvuldig in de gaten: Als de motor afslaat bij gebrek aan brandstof, moet het complete brandstofsysteem worden ontlucht al‐ vorens de motor opnieuw gestart kan worden.
LET OP
Zorg ervoor dat er geen benzine of water in de brandstoftank terecht‐ komt. Als dat wel het geval is moet de brandstoftank worden afgetapt en moet het brandstofsysteem wor‐ den ontlucht om schade aan de brandstofpomp en de motor te voor‐ komen.
LET OP
n
Dieselbrandstof (indien uitge‐ rust met een roetfilter)
Het is raadzaam om alleen diesel‐ brandstof te gebruiken die geschikt is voor voertuigen met het roetfil‐ tersysteem. Als u dieselbrandstof gebruikt met een hoog zwavelgehalte (meer dan 50 ppm) en niet gespecificeerde ad‐ ditieven, kan het roetfiltersysteem beschadigen en witte rook worden waargenomen.
1-05
1
Inleiding
Biodiesel
Commercieel verstrekte dieselmengsels met niet meer dan 7% biodiesel, be‐ kend onder de naam "B7 Diesel", kun‐ nen in uw auto worden gebruikt als de biodiesel voldoet aan de norm EN 14214 of gelijkwaardig. (EN betekent: Europese Norm). Het gebruik van bio‐ brandstoffen met meer dan 7% raap‐ zaadmethylester (éME), vetzuurme‐ thylester (FAME), methylester uit plantaardige olie (VME) enz. of een mengsel van diesel met meer dan 7% biodiesel zal leiden tot overmatige slij‐ tage of beschadiging van de motor en het brandstofsysteem. Het herstellen of vervangen van versleten of bescha‐ digde onderdelen wegens het gebruik van ongeschikte brandstoffen wordt niet gedekt uit hoofde van de fabrieks‐ garantie.
LET OP
• Gebruik nooit brandstof (diesel, B7 biodiesel of een andere brandstof) die niet aan de meest huidige spe‐ cificaties van de petrochemische industrie voldoet.
(Vervolg)
(Vervolg)
• Gebruik nooit brandstofadditieven of
producten die niet door de fa‐ brikant van de auto zijn aanbevo‐ len of goedgekeurd.
Inleiding
1-06

INRIJPROCEDURE

U hoeft de auto niet gedurende een be‐ paalde periode in te rijden. U kunt ech‐ ter door het opvolgen van een paar eenvoudige aanwijzingen gedurende de eerste 1 000 km de prestaties, het brandstofverbruik en de levensduur van uw auto verbeteren.
• éijd niet met een te hoog motortoe‐ rental.
• Houd tijdens het rijden het motortoe‐ rental tussen de 2000 en 4000 omw/min.
• éijd niet gedurende langere tijd met een constante snelheid. Om de motor goed in te rijden, moet het motortoe‐ rental worden gevarieerd.
• Vermijd plotseling afremmen, behalve in noodgevallen, om de onderdelen van het remsysteem de gelegenheid te geven op elkaar in te lopen.
• Trek gedurende de eerste 2000 km met uw auto geen aanhanger.
1-07
1
Inleiding
Overzicht exterieur...................................................................2-02
Overzicht interieur.................................................................... 2-04
Overzicht dashboard.................................................................2-05
Motorruimte...............................................................................2-06

Uw auto in één oogopslag

2

OVERZICHT EXTERIEUR

1. Motorkap.................................................................. blz. 4-35
2. Koplamp (Kenmerken van uw auto).................. blz. 8-102
Koplamp (Onderhoud)............................................ blz. 8-96
3. Mistlamp voor (Kenmerken van uw auto)........ blz. 4-113
Mistlamp voor (Onderhoud).................................. blz. 8-98
4. Wielen en banden (Onderhoud)............................ blz. 8-58
Wielen en banden (Specificaties)............ ............ blz. 9-09
5. Buitenspiegels............................ ............................ blz. 4-50
6. çanoramadak............................. ............................. blz. 4-41
7. éuitenwisserbladen voor (Kenmerken van uw auto)
........................................ ........................................ blz. 4-116
éuitenwisserbladen voor (Onderhoud)....... ....... blz. 8-49
8. éuiten................................... ................................... blz. 4-29
9. çarkeerhulpsysteem.............................................. blz. 4-92
Uw auto in 󳛔󳛔n oogopslag
2-02
1. çortiersloten............................................................ blz. 4-19
2. Tankdopklep.............................. .............................. blz. 4-38
3. Achterlichtunit (Kenmerken van uw auto)... ... blz. 4-110
Achterlichtunit (Onderhoud)............... ............... blz. 8-106
4. Derde remlicht........................... ........................... blz. 8-108
5. éuitenwisserblad achter (Kenmerken van uw auto)
........................................ ........................................ blz. 4-121
éuitenwisserblad achter (Onderhoud)................ blz. 8-52
6. Achterklep................................................................ blz. 4-26
7. Antenne.................................. .................................. blz. 5-02
8. Achteruitrijcamera....................... ....................... blz. 4-108
9. çarkeerhulpsysteem (achter)............... ............... blz. 4-92
çarkeerhulpsysteem (voor).................................. blz. 4-92
2-03
2
Uw auto in 󳛔󳛔n oogopslag

OVERZICHT INTERIEUR

1. çortiergreep binnen....................... ....................... blz. 4-21
2. Schakelaar ruitbediening................... ................... blz. 4-30
3. Blokkeerschakelaar ruitbediening........................ blz. 4-33
4. Buitenspiegelbediening..................... ..................... blz. 4-50
5. Inklapbare buitenspiegel........................................ blz. 4-50
6. Hendel tankdopklepontgrendeling........... ........... blz. 4-38
7. Koplampverstelling....................... ....................... blz. 4-114
8. Bedieningsschakelaar dashboardverlichting... ... blz. 4-54
9. Toets blinde-hoekdetectie (BSD)............ ............ blz. 6-78
10. Toets rijbaanassistentie (LDWS).......................... blz. 6-74
11. Toets stuurwielverwarming aan/uit.................... blz. 4-47
12. Toets Intelligent Stop & Go-systeem (ISG) OFF..........
................................................................................... blz. 6-17
13. Toets ESç OFF............................ ............................ blz. 6-54
14. Active ECO-knop.......................... .......................... blz. 6-43
15. Stuurwiel................................. ................................. blz. 4-45
16. Hendel in hoogte en lengte verstelbare stuurkolom
......................................... ......................................... blz. 4-46
17. Binnenpaneel zekeringkast................. ................. blz. 8-75
18. Hendel motorkapontgrendeling............. ............. blz. 4-35
19. Versnellingspook (MT) ..................... ..................... blz. 6-21
Versnellingspook (AT) ..................... ..................... blz. 6-26
Versnellingspook (DCT) .................... .................... blz. 6-34
20. Bekerhouder ............................ ............................ blz. 4-156
21. Stoel..................................... ..................................... blz. 3-02
Uw auto in 󳛔󳛔n oogopslag
2-04

OVERZICHT DASHBOARD

1. Audiobediening op het stuurwiel............ ............ blz. 5-03
2. Bestuurdersairbag.................................................. blz. 3-62
3. Claxon................................... ................................... blz. 4-47
4. Cruise control............................. ............................. blz. 6-61
Snelheidsbegrenzing.............................................. blz. 6-66
5. Instrumentenpaneel....................... ....................... blz. 4-54
6. Bediening verlichting............................................ blz. 4-109
7. Bediening ruitenwisser/-sproeier...................... blz. 4-116
8. Contactslot............................... ............................... blz. 6-06
Toets ENGINE STAéT/STOç (motor starten/stop‐
pen)..................................... ..................................... blz. 6-10
9. Audiosysteem.......................................................... blz. 5-02
10. Schakelaar centrale portiervergrendeling.......... blz. 4-22
11. Schakelaar alarmknipperlichten............. ............. blz. 7-02
12. Handbediend verwarmings- en ventilatiesysteem
........................................ ........................................ blz. 4-133
Automatisch verwarmings- en ventilatiesysteem.....
................................................................................. blz. 4-139
13. Stoelverwarming voor.................... .................... blz. 4-158
Stoelkoeling............................. ............................. blz. 4-159
14. çarkeerhulpsysteem AAN/UIT-toets.................. blz. 4-92
15. 12 V-aansluiting......................... ......................... blz. 4-162
16. Opbergruimte middenconsole............................ blz. 4-152
17. Dashboardkastje......................... ......................... blz. 4-152
18. Voorpassagiersairbag...................... ...................... blz. 3-62
2-05
2
Uw auto in 󳛔󳛔n oogopslag

MOTORRUIMTE

1. Vuldop motorolie.......................... .......................... blz. 8-36
2. éem-/koppelingsvloeistofreservoir.......... .......... blz. 8-42
3. çluspool accu............................. ............................. blz. 8-54
4. Minpool accu.............................. .............................. blz. 8-54
5. Zekeringkast............................................................ blz. 8-68
6. Luchtfilter................................ ................................ blz. 8-47
7. éadiateurdop............................. ............................. blz. 8-40
8. Expansievat koelvloeistof...................................... blz. 8-39
9. çeilstok motorolie......................... ......................... blz. 8-35
10. éuitenwisservloeistofreservoir.............. .............. blz. 8-44
Uw auto in 󳛔󳛔n oogopslag
2-06
1. Vuldop motorolie.......................... .......................... blz. 8-36
2. éem-/koppelingsvloeistofreservoir.......... .......... blz. 8-42
3. çluspool accu............................. ............................. blz. 8-54
4. Minpool accu.............................. .............................. blz. 8-54
5. Zekeringkast............................................................ blz. 8-68
6. Luchtfilter................................ ................................ blz. 8-47
7. éadiateurdop............................. ............................. blz. 8-40
8. Expansievat koelvloeistof...................................... blz. 8-39
9. çeilstok motorolie......................... ......................... blz. 8-35
10. éuitenwisservloeistofreservoir.............. .............. blz. 8-44
2-07
2
Uw auto in 󳛔󳛔n oogopslag
1. Vuldop motorolie.......................... .......................... blz. 8-36
2. éem-/koppelingsvloeistofreservoir.......... .......... blz. 8-42
3. çluspool accu............................. ............................. blz. 8-54
4. Minpool accu.............................. .............................. blz. 8-54
5. Zekeringkast............................................................ blz. 8-68
6. Luchtfilter................................ ................................ blz. 8-47
7. éadiateurdop............................. ............................. blz. 8-40
8. Expansievat koelvloeistof...................................... blz. 8-39
9. çeilstok motorolie......................... ......................... blz. 8-35
10. éuitenwisservloeistofreservoir.............. .............. blz. 8-44
11. Brandstoffilter............................ ............................ blz. 8-46
Uw auto in 󳛔󳛔n oogopslag
2-08
Stoelen........................................................................................ 3-02
Voorstoel afstellen: handmatig.......................................... 3-06
Afstellen van voorstoel – elektrisch ................................. 3-08
Hoofdsteun (voorstoel)........................................................3-10
Opbergvak in rugleuning...................................................... 3-13
Achterstoelen afstellen........................................................3-13
Armsteun................................................................................3-19
Hoofdsteun (achterstoel).................................................... 3-19
Veiligheidsgordels......................................................................3-22
Veiligheidsgordels..................................................................3-22
Gordelspanner veiligheidsgordel ........................................3-32
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheidsgordels..................................................................3-35
Verzorging van de veiligheidsgordels.................................3-37
Kinderzitje...................................................................................3-39
Kinderzitje gebruiken............................................................3-41
Airbag - Aanvullend veiligheidssysteem .............................. 3-54
Werking van airbagsysteem............................................... 3-55
Waarschuwings- en controlelampje airbag......................3-58
Onderdelen en functies aanvullend veiligheids‐
systeem..................................................................................3-59
Airbag bestuurder en voorpassagier................................. 3-62
Zijairbag ................................................................................. 3-68
Gordijnairbag .........................................................................3-69
Waarom werd de airbag bij een aanrijding niet
geactiveerd?...........................................................................3-72
Onderhoud aan aanvullend veiligheidssysteem (SéS).... 3-77
Aanvullende veiligheidsmaatregelen..................................3-78
Accessoires monteren in of modificaties maken
aan uw met een airbag uitgeruste auto........................... 3-79
Waarschuwingslabel airbags...............................................3-79

Veiligheidssystemen van uw auto

3

STOELEN

Stoel op voorste rij
1. Vooruit en achteruit
2. éugleuningverstelling
3. Zittinghoogte (bestuurdersstoel)
4.
Lendensteun (bestuurdersstoel)
*
5.
Dijsteun
*
6. Hoofdsteun
Stoel op 2e zitrij
7. Vooruit en achteruit
8. éugleuningverstelling en neerklap‐ pen rugleuning
9.
Walk-in-stoelhendel
*
10. Hoofdsteun
11. Neerklapbare middenstoel (arm‐ steun)
*
3e zitrij
*
12. Neerklappen rugleuning
13. Hoofdsteun
*
: indien van toepassing
Veiligheidssystemen van uw auto
3-02
WAARSCHUWING
n
Losliggende voorwerpen
Losliggende voorwerpen in de voe‐ tenruimte van de bestuurder kunnen de werking van de pedalen nadelig beïnvloeden en mogelijk een ongeval veroorzaken. Plaats niets onder de voorstoelen.
WAARSCHUWING
n
Verantwoordelijkheid van de bestuurder voor de voorpassa‐ gier
(Vervolg)
(Vervolg)
Rijden met de rugleuning van een voorstoel neergeklapt, kan bij een aanrijding leiden tot ernstig letsel. Als de rugleuning neergeklapt is, kan de persoon op de desbetreffende stoel bij een aanrijding onder de gor‐ del doorglijden, waardoor de onder‐ buik zwaar belast kan worden. Hier‐ door kan ernstig of dodelijk letsel ontstaan. De bestuurder moet de voorpassagier erop wijzen tijdens het rijden de rugleuning altijd zo rechtop mogelijk te houden.
WAARSCHUWING
Gebruik geen zitkussen waardoor de wrijving tussen de stoel en de passa‐ gier wordt verminderd. De passagier kan bij een aanrijding of een nood‐ stop onder de gordel doorglijden. Omdat de veiligheidsgordel niet nor‐ maal kan werken, kan ernstig letsel ontstaan.
WAARSCHUWING
n
Bestuurdersstoel
• Probeer de stoel nooit tijdens het rijden
te verstellen. Hierdoor kunt u de controle over de auto verlie‐ zen waardoor een ongeluk kan ge‐ beuren met ernstig of dodelijk let‐ sel of schade tot gevolg.
• Zorg ervoor dat de rugleuning al‐ tijd in de normale positie kan staan. Als de rugleuning vanwege hinderlijk geplaatste voorwerpen of andere oorzaken niet goed ver‐ grendeld kan worden, kan dit bij een noodstop of aanrijding ernstig of dodelijk letsel tot gevolg heb‐ ben.
(Vervolg)
3-03
3
Veiligheidssystemen van uw auto
(Vervolg)
• Zet voor het wegrijden de rugleu‐ ning
altijd rechtop en plaats de heupgordel strak en zo laag moge‐ lijk over de heupen. In deze positie bent u in geval van een aanrijding het beste beschermd.
• Ga zo ver van het stuurwiel af zit‐ ten
als mogelijk is zonder dat dit ten koste gaat van het bedienings‐ comfort om onnodig en wellicht ernstig letsel door de airbag te voorkomen. Uw borstkas moet minstens 250 mm van het stuur‐ wiel zijn verwijderd.
WAARSCHUWING
n
Rugleuning achterstoel
• De rugleuning achter moet goed vergrendeld zijn. Als dat niet het geval is, kunnen passagiers en voorwerpen in geval van afrem‐ men of een aanrijding plotseling naar voren schieten, waardoor ernstig of dodelijk letsel kan ont‐ staan.
(Vervolg)
(Vervolg)
• Bagage en andere lading moet plat in
de bagageruimte worden ge‐ legd. Als de voorwerpen groot of zwaar zijn of moeten worden ge‐ stapeld, moeten ze worden vast‐ gezet. Voorwerpen in de bagage‐ ruimte mogen nooit hoger worden gestapeld dan de rugleuning. Het niet opvolgen van deze waarschu‐ wingen kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel in geval van afrem‐ men of een aanrijding.
• In de bagageruimte mogen geen passagiers
worden vervoerd en tij‐ dens het rijden mogen er geen passagiers op een neergeklapte rugleuning zitten of liggen. Alle passagiers moeten op de juiste wijze op de stoelen zitten en de aanwezige veiligheidsgordels dra‐ gen.
• Controleer na het terugklappen van de rugleuning of deze goed vergrendeld is door te proberen hem naar voren en naar achteren te bewegen.
WAARSCHUWING
Controleer na het afstellen van de stoel altijd of deze goed is vergren‐ deld, door te proberen deze naar vo‐ ren of achteren te schuiven zonder de ontgrendelhendel te gebruiken. Als de bestuurdersstoel abrupt of onverwacht in beweging komt, kunt u de controle over de auto verliezen met een ongeval tot gevolg.
WAARSCHUWING
• Let goed op dat er tijdens het ver‐ stellen van de stoel geen handen of voorwerpen in het mechanisme bekneld raken.
• Leg geen aansteker op de vloer of de
stoel. Wanneer u de stoel ver‐ stelt, kan er gas uit de aansteker ontsnappen, waardoor brand kan ontstaan.
• Als er inzittenden op de achter‐ stoelen zitten, wees dan voorzich‐ tig bij het afstellen van de voor‐ stoelen.
(Vervolg)
Veiligheidssystemen van uw auto
3-04
(Vervolg)
• Wees uiterst voorzichtig bij het op‐ pakken
van kleine voorwerpen die onder de stoelen liggen of zich tussen de stoel en de middencon‐ sole bevinden. U kunt uw handen snijden of kwetsen aan de scherpe randen van het stoelmechanisme.
LET OP
- Voorzorgen voor stoelbekledingen
• Wees voorzichtig tijdens het wer‐ ken
aan de stoelbekleding. Er kan kortsluiting ontstaan of een ver‐ binding worden verbroken, het‐ geen geluiden, schade aan het ventilatiesysteem en mogelijk brand kan veroorzaken.
• Wees u bewust van kabels of uit‐ stroomopeningen
wanneer u stoelbekleding aanbrengt of de stoel bedekt met kunststof bekle‐ ding. Er kan kortsluiting ontstaan, hetgeen brand kan veroorzaken.

Eigenschappen van stoelleder

• Leder is gemaakt van de huid van een dier, die via een speciaal proces ge‐ reed wordt gemaakt voor gebruik. Aangezien het om een natuurlijk ma‐ teriaal gaat, is de dikte of dichtheid niet overal hetzelfde. Afhankelijk van de temperatuur en luchtvochtigheid kunnen kreukels ontstaan als natuurlijk gevolg van rekken en krimpen.
• De stoel is gemaakt van een rekbare stof om het comfort te verhogen.
• De delen die contact maken met het lichaam zijn gekromd en het onder‐ steunende gebied aan de zijkant is hoog, voor comfort en stabiliteit tij‐ dens het rijden.
• Door het gebruik kunnen op natuurlij‐ ke wijze kreukels ontstaan. Dit is geen defect van het product.
LET OP
• Kreukels of slijtageplekken die op natuurlijke wijze ontstaan ten ge‐ volge van het gebruik, vallen niet onder de garantie.
• Riemen met metalen accessoires, ritssluitingen of sleutels in uw ach‐ terzak kunnen het stoelmateriaal beschadigen.
• Zorg ervoor dat de stoel niet nat wordt gemaakt. Dit kan de eigen‐ schappen van echt leder verande‐ ren.
• Spijkerbroeken of kledingstukken die kunnen bleken, kunnen de bui‐ tenkant van het stoelbekledingma‐ teriaal aantasten.
3-05
3
Veiligheidssystemen van uw auto

Voorstoel afstellen: handmatig

Vooruit en achteruit
Verstel de stoel als volgt vooruit of achteruit:
1. Houd de hendel voor de langsver‐ stelling omhooggetrokken.
2. Schuif de stoel in de gewenste po‐ sitie.
3. Laat de hendel los en controleer of de stoel vergrendeld is.
Stel de stoel af voordat u gaat rijden en controleer of de stoel goed vergrendeld is door te proberen deze handmatig naar voren of achteren te schuiven. Als de stoel beweegt, dan is hij niet goed vergrendeld.
Rugleuningverstelling
Stel de rugleuning als volgt af:
1. Leun iets naar voren en trek de hendel van de rugleuningverstelling omhoog.
2. Leun vervolgens voorzichtig achter‐ over en verstel de rugleuning in de gewenste positie.
3. Laat de hendel los en controleer of de rugleuning is vergrendeld. (De hendel MOET in de oorspronkelijke positie staan om de rugleuning te vergrendelen.)
Neerklappen rugleuning (voorpassagiersstoel, indien van toepassing)
De rugleuning van de voorpassagiers‐ stoel kan worden neergeklapt om het vervoer van langere voorwerpen moge‐ lijk te maken of de bagageruimte te vergroten. Neerklappen van de rugleuning:
Veiligheidssystemen van uw auto
3-06
1. Zet de hoofdsteun van de voorpas‐ sagiersstoel in de laagste positie. Schuif de stoel vervolgens naar achteren.
2. Trek aan de hendel voor het neer‐ klappen van de rugleuning (hendel rugleuningverstelling) en klap de rugleuning naar voren. Controleer na het rechtop zetten van de rug‐ leuning altijd of de rugleuning goed vergrendeld is door tegen de bo‐ venzijde van de rugleuning te druk‐ ken.
3. Trek om de voorpassagiersstoel weer te kunnen gebruiken aan de hendel en beweeg gelijktijdig de rugleuning naar achteren. Druk de rugleuning stevig naar ach‐ teren totdat deze vastklikt. Zorg ervoor dat de rugleuning vergren‐ deld is.
WAARSCHUWING
(Vervolg)
(Vervolg)
• Ga niet rijden met een neergeklap‐ te
rugleuning van de voorpassa‐ giersstoel als er passagiers in het midden en rechts achterin zitten. Anders kunnen deze passagiers zich aan het stoelmechanisme ver‐ wonden.
• Let er bij het neerklappen en r
echtopzetten van de rugleuning op dat uw handen of vingers niet bekneld raken.
Zittinghoogte (indien van toepassing)
Duw de hendel omhoog of omlaag om de hoogte van de zitting te veranderen.
• Duw de hendel een aantal maal om‐ laag om de zitting lager af te stellen.
• Trek de hendel een aantal maal omh‐ oog om de zitting hoger af te stellen.
3-07
3
Veiligheidssystemen van uw auto

Afstellen van voorstoel – elektrisch (indien van toepassing)

De bestuurdersstoel kan worden afge‐ steld met de bedieningsschakelaars aan de buitenzijde van de zitting. Stel voor het rijden de stoel af in de juiste stand zodat het stuurwiel, de pedalen en de schakelaars op het dashboard gemak‐ kelijk bediend kunnen worden.
WAARSCHUWING
De elektrisch verstelbare stoelen kunnen worden bediend met het contact in stand OFF. Laat kinderen daarom nooit alleen achter in de auto.
LET OP
• Elektrisch verstelbare stoelen wor‐ den aangedreven door elektromo‐ toren. Laat de schakelaar los als de stoel juist afgesteld is. Anders kunnen de elektrische onderdelen beschadigd raken.
(Vervolg)
(Vervolg)
• Het verstellen van de stoelen kost behoorlijk
veel stroom. Beperk daarom het verstellen van de stoelen tot een minimum zolang de motor niet loopt.
• Bedien niet meerdere schakelaars tegelijkertijd.
Anders kunnen de elektromotoren of andere elektri‐ sche onderdelen beschadigd raken.
Vooruit en achteruit
1. Druk de bedieningsschakelaar naar voren of naar achteren om de stoel in de gewenste stand te zetten.
2. Laat de schakelaar los zodra de stoel in de gewenste stand staat.
Rugleuningverstelling
1. Druk de bedieningsschakelaar naar voren of naar achteren om de rug‐ leuning in de gewenste stand te zetten.
2. Laat de schakelaar los zodra de stoel in de gewenste stand staat.
Veiligheidssystemen van uw auto
3-08
Loading...
+ 688 hidden pages