Kia Carens 2015 Owner's Manual [nl]

Kia, HET BEDRIJF
Hartelijk dank voor de aanschaf van een nieuwe Kia.
Als wereldwijde autofabrikant die zich richt op het bouwen van kwali­tatief hoogwaardige auto's voor een betaalbare prijs, doet Kia Motors er alles aan om u meer service te bieden dan u verwacht en de klanten een prettige ervaring te geven.
Bij onze Kia-dealerbedrijven zult u de “Family-like Care”-belofte ervaren, die u een gevoel van warmte, gastvrijheid en vertrouwen geeft; het gevoel dat er voor u wordt gezorgd door mensen die om u geven.
Alle informatie in dit instructieboekje was actueel ten tijde van de druk. Kia behoudt zich echter te allen tijde het recht voor wijzigingen door te voeren, zodat ons beleid van continue productverbetering kan worden uitgevoerd.
Dit instructieboekje is van toepassing op alle Kia-modellen en bevat beschrijvingen van en uitleg over opties en de standaarduitrusting. Hierdoor staan in dit instructieboekje mogelijk zaken beschreven die niet van toepassing zijn op uw Kia.
Geniet van uw auto & ervaar Kia “Family-like Care”!
i
Hartelijk dank voor het kiezen van een Kia. Dit instructieboekje zal u vertrouwd maken met de bediening, het onderhoud en de veiligheidsaspecten van uw
nieuwe auto. Bij het instructieboekje hoort een garantie- en onderhoudsboekje waarin u informatie vindt over de garantie. Kia raden u aan om deze informatie zorgvuldig te lezen en de daarin opgenomen aanwijzingen zorgvuldig op te volgen, zodat u veilig en probleemloos van uw nieuwe auto kunt genieten.
Kia rust zijn talrijke modellen uit met een grote verscheidenheid aan opties, componenten en kenmerken. Het is dan ook mogelijk dat de uitrusting die in dit instructieboekje beschreven staat en die op illustraties afgebeeld
is, niet allemaal van toepassing is op uw auto. De in dit instructieboekje opgenomen informatie en specificaties golden ten tijde van het ter perse gaan. Kia behoudt
zich te allen tijde het recht voor wijzigingen door te voeren zonder voorafgaande kennisgeving. Als u vragen heeft, kunt u zich te allen tijde tot uw Kia-dealer wenden.
Kia zullen er alles aan doen om u optimaal en tot volle tevredenheid van uw nieuwe Kia te laten genieten.
© 2014 Kia MOTORS NEDERLAND B.V. Alle rechten voorbehouden. Complete of gedeeltelijke reproductie op wat voor manier dan ook, elektronisch of
mechanisch, inclusief kopiëren, vastleggen via een systeem voor het opslaan en terughalen van informatie, of ver­talen is niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming van Kia Motors Corporation.
Gedruk in Korea
VVoooorrwwoooorrdd
ii
ii
1
2
3
4
5
6
7
8
I
Introductie
Uw auto in één oogopslag
Veiligheidsysteem van uw auto
Kenmerken van uw auto
Rijden met uw auto
Wat te doen in een noodgeval
Onderhoud
Specificaties & Consumenteninformatie
Index
Inhoudstabel
Introductie
Gebruik van dit instructieboekje . . . . . . . . . . . . . . 1-2
Vereiste brandstof. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-3
• Benzinemotor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-3
• Dieselmotor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-5
Inrijprocedure . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1-6
1
Introductie
21
Wij willen u helpen om het meeste rijplezier van uw auto te krijgen. Het instructieboekje kan daar op vele manieren toe bijdragen. Wij raden u ten zeerste aan het complete instructieboekje door te lezen. Om de kans op letsel te beperken, moet u met name de gedeeltes met WAARSCHUWING en OPMERKING door het gehele instructieboekje lezen.
De afbeeldingen vormen een waardevolle aanvulling op de tekst. In uw instructieboekje vindt u informatie over de kenmerken, over belangrijke veiligheidsaspecten en over het rijden onder diverse omstandigheden.
De algemene indeling van het instructieboekje vindt u in de INHOUDSOPGAVE. De index geeft een alfabetisch overzicht van alle informatie in uw instructieboekje. Gebruik deze wanneer u op zoek bent naar een specifiek onderwerp.
Hoofdstukken: Dit instructieboekje heeft acht hoofdstukken en een index. Elk hoofdstuk begint met een korte inhoudsopgave, zodat u direct kunt zien of het gewenste hoofdstuk de gewenste informatie bevat.
U vindt verschillende WAARSCHU
-
WINGEN, OPMERKINGEN en AANWIJZINGEN in dit instructieboekje. Deze dienen ter vergroting van uw persoonlijke veiligheid. Lees ALLE procedures en aanbevelingen in deze WAARSCHUWINGEN, OPMERKINGEN en AANWIJZINGEN nauwkeurig door en neem ze in acht.
AANWIJZING
OPMERKING geeft aan dat er interessante of nuttige informatie wordt gegeven.
GEBRUIK VAN DIT INSTRUCTIEBOEKJE
WAARSCHUWING
Een WAARSCHUWING wijst u erop bijzonder voorzichtig te zijn ter voorkoming van schade en ernstig letsel.
OPMERKING
Informatie waar VOORZICHTIG bij staat, dient ervoor om te voorkomen dat u een fout maakt waardoor uw auto beschadigd zou kunnen raken.
13
Introductie
Benzinemotor
Loodvrij
Voor optimale prestaties raden we u aan loodvrije benzine te tanken met een octaangetal van RON (Research Octane Number) 95/AKI (Anti Klop Index) van 91 of hoger. (Gebruik geen brandstoffen die methanol bevatten.) U kan gebruik maken van ongelode benzine met een octaangetal (RON) 91~94 / AKI 87~90, maar hierdoor kunnen de prestaties van de auto iets minder worden.
Bij gebruik van LOODVRIJE BENZINE zijn de prestaties maximaal en de uitlaatgassen het schoonst en wordt vervuiling van de bougies tegengegaan.
Benzine die alcohol en methanol bevat
In sommige landen is naast benzine ook gasohol verkrijgbaar. Dit is een mengsel van benzine en ethanol of methanol.
Gebruik dit mengsel niet met meer dan 10% ethanol en gebruik geen benzine of mengsel dat methanol bevat. Deze brandstoffen kunnen rijproblemen en schade aan het brandstofsysteem, motorregelsysteem en emissieregelsysteem veroorzaken.
Gebruik gasohol niet langer wanneer er rijproblemen optreden.
Schade aan de auto of rijproblemen vallen mogelijk niet onder de fabrieksgarantie wanneer ze veroorzaakt worden door het gebruik van:
1. Benzinemengsels met meer dan 10% ethanol.
2. Benzine of gasohol die methanol bevat.
3. Loodhoudende benzine.
VEREISTE BRANDSTOF
WAARSCHUWING
• Probeer de tank niet verder te vullen nadat het vulpistool automatisch is afgeslagen.
• Controleer altijd of de tankdop goed vastgedraaid is, om morsen van brandstof in geval van een aanrijding te voorkomen.
OPMERKING
GEBRUIK NOOIT LOODHOUDENDE BENZINE. Loodhoudende benzine is schadelijk voor de katalysator en de lambdasensor van het motor
-
regelsysteem en zal de emissie- regeling nadelig beïnvloeden.
Voeg nooit brandstofadditieven producten toe aan het brand
-
stofsysteem. We raden u aan het systeem door een officiële Kia­dealer na te laten kijken.
OPMERKING
Gebruik nooit benzinemengsels die methanol bevatten. Gebruik gasoholproducten niet langer wanneer er rijproblemen optreden.
Introductie
41
Andere brandstoffen
Het gebruik van brandstoffen als:
- brandstof die silicium (Si) bevat
- brandstof die MMT (mangaan, Mn) bevat
- brandstof die ferroceen (Fe) bevat
- brandstoffen met andere metaalachtige toevoegingen
kan voertuig- en motorschade veroorzaken of leiden tot verstopping, overslaan, afslaan van de motor, oververhitting van de katalysator, abnormale corrosie, kortere levensduur, enz.
Mogelijk gaat het controlelampje motormanagement (MIL) branden
AANWIJZING
Schade aan het brandstofsysteem of problemen met betrekking tot de prestaties van de auto veroorzaakt door het gebruik van deze brandstoffen worden niet door de garantie gedekt.
Gebruik van MTBE
Geadviseerd wordt geen brandstof in uw auto te gebruiken die meer dan 15,0 volumeprocent MBTE (Methyl Tertiair Butyl Ether) (zuurstofmassa 2,7%) bevat.
Brandstof die meer dan 15,0 volume
-
procent MBTE (zuurstofmassa 2,7%) bevat kan de prestaties van de auto in negatieve zin beïnvloeden en damp- vorming of slecht aanslaan veroorzaken.
Gebruik geen methanol
Uw auto is niet geschikt voor het gebruik van methanol (methylalcohol). Dit type brandstof heeft een negatieve invloed op de prestaties van uw auto en kan schade aan het brandstofsysteem, motorregelsysteem en emissieregelsysteem veroorzaken.
Brandstofadditieven
Kia raadt u aan loodvrije benzine te tanken met een octaangetal van RON (Research Octane Number) 95/AKI (Anti Klop Index) van 91 of hoger (Europa).
Klanten die niet de beschikking hebben over kwalitatief hoogwaardige brandstoffen met de juiste additieven wordt geadviseerd elke 15.000 km (Europa) een fles additieven toe te voegen aan de brandstoftank als er problemen zijn met het starten of soepel ronddraaien van de motor. Bij uw officiële Kia-dealer zijn additieven verkrijgbaar met de daarbij behorende gebruiksinstructies. Gebruik geen andere additieven.
Rijden in het buitenland
Als u van plan bent om met uw auto naar het buitenland te gaan:
• Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de in dat land geldende wettelijke voorschriften met betrekking tot registratie en verzekering.
• Informeer of de juiste brandstof verkrijgbaar is.
OPMERKING
Schade aan het brandstofsysteem van uw auto of het verhelpen van problemen met betrekking tot de prestaties van de auto worden niet door de garantie gedekt indien ze veroorzaakt worden door brandstof die methanol bevat of brandstof die meer dan 15,0% volumeprocent MTBE (Methyl Tertiair Butyl Ether) (zuurstofmassa 2,7%) bevat.
15
Introductie
Dieselmotor
Dieselbrandstof
Gebruik voor de dieselmotor alleen bij het benzinestation verkrijgbare diesel- brandstof die aan de EN 590-norm of vergelijkbaar voldoet. (EN staat voor “European Norm”).
Gebruik geen dieselbrandstof die bestemd is voor de scheepvaart, lichte stookoliën of niet-goedgekeurde brand
-
stoftoevoegingen, aangezien dit de slijtage zal bespoedigen en de motor en het brandstofsysteem kan beschadigen. Het gebruik van niet-goedgekeurde brandstoffen en/of brandstoftoevoegin- gen heeft een beperking van de garantie tot gevolg.
Het cetaangetal van de dieselbrandstof voor uw auto moet hoger zijn dan 51. Als er twee soorten diesel leverbaar zijn, moet afhankelijk van de temperatuur worden gekozen voor zomer- of winterdiesel.
• Boven -5°C ... Zomerkwaliteit diesel
-
brandstof
• Onder -5°C ... Winterkwaliteit diesel
-
brandstof
Zorg ervoor dat de brandstoftank niet leeg raakt. Als de motor door brandstoftekort afslaat, moeten de brandstofcircuits volledig worden ontlucht voordat de motor weer kan worden gestart.
Biodiesel
Indien uw auto aan de EN 14214-norm of vergelijkbaar voldoet, mag bij het benzinestation verkrijgbare dieselmeng- sels met niet meer dan 7% biodiesel, algemeen bekend als “B7-diesel” worden gebruikt. (EN staat voor “European Norm”). Het gebruik van biobrandstoffen van meer dan 7% gemaakt uit koolzaad methylester (RME), vetzuur methylester (FAME), plantaardige methylester (VME), enz. of een diesel/biodiesel
-
mengsel zal de slijtage bespoedigen en kan de motor of het brandstofsysteem beschadigen. Reparatie of vervanging van versleten of beschadigde onderdelen als gevolg van het gebruik van niet-goedgekeurde brandstoffen valt niet onder de fabrieksgarantie.
OPMERKING
Zorg ervoor dat er geen benzine of water in de brandstoftank terechtkomt. Als dat wel het geval is moet de brandstoftank worden afgetapt en moet het brandstof­systeem worden ontlucht om schade aan de brandstofpomp en de motor te voorkomen.
OPMERKING
• Gebruik nooit brandstof, ongeacht of diesel, B7-biodiesel of anderszins, dat niet aan de meest recente specificaties voldoet.
• Gebruik nooit brandstoftoe
-
voegingen en dergelijke die niet door de fabrikant zijn aanbevolen of goedgekeurd.
OPMERKING
- Dieselbrandstof (indien voorzien van een roetfilter (DPF))
Het is raadzaam de aanbevolen diesel voor dieselauto's uitgerust met een DPF-systeem te gebruiken. Het gebruik van diesel met een hoog zwavelgehalte (meer dan 50 ppm zwavel) en niet­gespecificeerde toevoegingen kan ertoe leiden dat het DPF-systeem beschadigd raakt en er witte rook wordt uitgestoten.
Introductie
61
U hoeft de auto niet gedurende een bepaalde periode in te rijden. U kunt echter door het opvolgen van een paar eenvoudige aanwijzingen gedurende de eerste 1.000 km de prestaties, het brandstofverbruik en de levensduur van uw auto in positieve zin beïnvloeden.
• Voer het toerental van de motor niet te hoog op.
• Houd tijdens het rijden het motortoerental tussen de 2.000 - 4.000 omw/min.
• Rijd niet gedurende langere tijd met een constante snelheid. Om de motor goed in te rijden, moet het motortoerental worden gevarieerd.
• Vermijd plotseling afremmen, behalve in noodgevallen, om de onderdelen van het remsysteem de gelegenheid te geven op elkaar in te lopen.
• Laat de motor niet langer dan 3 minuten achtereen stationair draaien.
• Trek gedurende de eerste 2.000 km met uw auto geen aanhanger.
INRIJPROCEDURE
Uw auto in één oogopslag
Overzicht exterieur (voorzijde). . . . . . . . . . . . . . . . 2-2
Overzicht exterieur (achterzijde) . . . . . . . . . . . . . . 2-3
Overzicht interieur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-4
Overzicht dashboard . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-5
Motorruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2-6
2
Uw auto in één oogopslag
22
OVERZICHT EXTERIEUR (VOORZIJDE)
1. Motorkap ................................................4-34
2. Koplamp ......................................4-122, 7-79
3. Mistlamp voor ..............................4-127, 7-83
4. Band en wiel...........................................7-46
5. Buitenspiegel..........................................4-51
6. Panoramadak ........................................4-40
7. Voorruitenwisserbladen ..............4-130, 7-39
8. Ruiten .....................................................4-29
9. Parkeerhulp ..........................................4-101
ORP012001
Vooraanzicht
De werkelijke vorm kan verschillen van de afbeelding.
23
Uw auto in één oogopslag
OVERZICHT EXTERIEUR (ACHTERZIJDE)
10. Portiersloten .........................................4-19
11. Tankdop ................................................4-37
12. Achterlichtunit............................4-118, 7-88
13. Derde remlicht ......................................7-91
14. Achterruitenwisserblad..............4-134, 7-42
15. Achterklep ............................................4-26
16. Dakantenne ........................................4-189
17. Achteruitrijcamera...............................4-119
18. Parkeerhulp ...............................4-97, 4-101
ORP012002
Achteraanzicht
De werkelijke vorm kan verschillen van de afbeelding.
Uw auto in één oogopslag
42
OVERZICHT INTERIEUR
1. Portiergreep binnenzijde ........................4-20
2. Schakelaar ruitbediening ......................4-29
3. Blokkeerschakelaar ruitbediening ..........4-32
4. Buitenspiegelbediening..........................4-52
5. Inklapbare buitenspiegel........................4-52
6. Tankdopklepopener ................................4-37
7. Koplampverstelling ..............................4-128
8. Bedieningssysteem
dashboardverlichting..............................4-55
9. Toets stuurwielverwarming ....................4-45
10. Toets Idle Stop & Go-systeem
(ISG) OFF ............................................5-16
11. Toets LDWS aan/uit ............................5-62
12. Toets ESC uit ......................................5-46
13. Stuurwiel ..............................................4-44
14. Hendel in hoogte en lengte verstelbare
stuurkolom ..........................................4-45
15. Zekeringkast ........................................7-59
16. Hendel motorkapontgrendeling............4-34
17. Stoel ......................................................3-2
18. Versnellingspook handgeschakelde
transmissie/Selectiehendel
automatische transmissie ..........5-22, 5-26
19. Bekerhouder ......................................4-174
ORP012003
De werkelijke vorm kan verschillen van de afbeelding.
OVERZICHT DASHBOARD
25
Uw auto in één oogopslag
1. Toetsen afstandsbediening
audiosysteem ...................................4-190
2. Bestuurdersairbag..............................3-58
3. Claxon................................................4-47
4. Cruise control-schakelaar/Schakelaar snel-
heidsbegrenzer .........................5-54, 5-59
5. Instrumentenpaneel ...........................4-54
6. Bedieningshendel verlichting ...........4-122
7. Bedieningshendel ruitenwissers en-
sproeier ............................................4-130
8. Contactslot of startknop..............5-6, 5-10
9. Audio ................................................4-189
10. Schakelaar centrale
portiervergrendeling .........................4-21
11. Schakelaar alarmknipperlichten.........6-2
12. Verwarmings- en ventilatiesysteem
............................................4-142, 4-152
13. Voor stoelverwarming
/Stoel met luchtventilatie.....4-175, 4-177
14. Toets parkeerhulp .................4-97, 4-101
15. 12V-aansluiting ...............................4-180
16. Opbergvak middenconsole ............4-169
17. Dashboardkastje ............................4-169
18. Voorpassagiersairbag.......................3-58
ORP012004
De werkelijke vorm kan verschillen van de afbeelding.
Uw auto in één oogopslag
62
MOTORRUIMTE
ORP072001/ORP072004
Benzinemotor 1,6 L- GDI
De uiteindelijke motorruimte kan afwijken van de afbeelding.
Dieselmotor
1. Vuldop motorolie................................7-27
2. Rem-/koppelingsvloeistofreservoir ....7-32
3. Pluspool accu....................................7-43
4. Minpool accu ....................................7-43
5. Zekeringkast......................................7-58
6. Luchtfilter ..........................................7-35
7. Radiateurdop ....................................7-30
8. Expansievat koelvloeistof ..................7-29
9. Peilstok motorolie ..............................7-26
10. Sproeierreservoir ............................7-33
11. Brandstoffilter ..................................7-34
27
Uw auto in één oogopslag
1. Vuldop motorolie................................7-27
2. Rem-/koppelingsvloeistofreservoir ....7-32
3. Pluspool accu....................................7-43
4. Minpool accu ....................................7-43
5. Zekeringkast......................................7-58
6. Luchtfilter ..........................................7-35
7. Radiateurdop ....................................7-30
8. Expansievat koelvloeistof ..................7-29
9. Peilstok motorolie ..............................7-26
10. Sproeierreservoir ............................7-33
ORP072002/ORP072003
Benzinemotor 2,0 L- MPI
De uiteindelijke motorruimte kan afwijken van de afbeelding.
Benzinemotor 2,0 L- GDI
Veiligheidssysteem van uw auto
Stoelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-2
• Afstellen van voorstoel - handmatig . . . . . . . . . . . . . . 3-5
• Afstellen van voorstoel - elektrisch . . . . . . . . . . . . . . . 3-6
• Hoofdsteun (Voorstoel) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-9
• Opbergvak in rugleuning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-12
• Afstellen van de achterbank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-12
• Hoofdsteun (achterstoelen). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-18
Veiligheidsgordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-20
• Waarschuwingssysteem veiligheidsgordels . . . . . . . . 3-22
• Driepuntsgordel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-24
• Heupgordel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-26
• Middelste driepuntsgordel achter . . . . . . . . . . . . . . . 3-27
• Gordelspanner veiligheidsgordel . . . . . . . . . . . . . . . . 3-30
• Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheidsgordels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-33
• Gebruiken van een kinderzitje. . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-35
Kinderzitjes. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-37
• Monteren van een kinderzitje met behulp van een
systeem met bevestigingsbanden . . . . . . . . . . . . . . . 3-43
• Monteren van een kinderzitje met behulp van een ISOFIX-systeem en een systeem met
bevestigingsbanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-45
Aanvullend veiligheidssysteem . . . . . . . . . . . . . . . 3-50
• Installeer geen kinderzitje op de
voorpassagiersstoel.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-52
• Waarschuwings- en controlelampje airbag. . . . . . . . 3-53
• Onderdelen aanvullend veiligheidssysteem
en functies . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-55
• Airbags bestuurder en voorpassagier . . . . . . . . . . . . 3-58
• Zijairbag. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-63
• Curtain airbag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-65
• Onderhoud ann aanvullend veiligheidssysteem . . . . 3-71
• Aanvullende voorzorgsmaatregelen met betrekking
tot de veiligheid . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-72
• Monteren van accessoires of modificaties aan uw
met een airbag uitgeruste auto . . . . . . . . . . . . . . . . 3-73
• Waarschuwingslabel airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3-74
3
Veiligheidssysteem van uw auto
23
Voorstoel
(1) Voorwaartse/achterwaartse richting (2) Rugleuningverstelling (3) Zittinghoogte (bestuurdersstoel) (4) Lendesteun (bestuurdersstoel)* (5) Verlengstuk zitting* (6) Hoofdsteun
2ezitrij
(7) Voorwaartse/achterwaartse richting (8) Rugleuning verstellen en
neerklappen (9) Walk-in-stoel* (10) Hoofdsteun (11) Opklappen van de middelste
zitplaats (armsteun)*
3ezitrij*
(12) Neerklappen rugleuning (13) Hoofdsteun
*
indien van toepassing
STOELEN
ORP032001
Handmatig
Elektrisch
33
Veiligheidssysteem van uw auto
WAARSCHUWING
- Losliggende voorwerpen
Losliggende voorwerpen in de voetenruimte van de bestuurder kunnen de werking van de pedalen nadelig beïnvloeden en mogelijk een ongeval veroorzaken. Plaats niets onder de voorstoelen.
WAARSCHUWING
- Verantwoordelijkheid van de bestuurder voorpassagier
Rijden met de rugleuning van een stoel neergeklapt, kan bij een aanrijding leiden tot ernstig letsel.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
Gebruik geen zitkussen waardoor de wrijving tussen de stoel en de passagier verminderd wordt. De passagier kan bij een aanrijding of een noodstop onder de gordel doorglijden. Omdat de veiligheids­gordel niet normaal kan werken, kan ernstig letsel ontstaan.
(Vervolg) Als de rugleuning neergeklapt is, kan
de persoon op de desbetreffende stoel bij een aanrijding onder de gordel doorglijden, waardoor de onder-buik zwaar belast kan worden. Hierdoor kan ernstig letsel ontstaan. De bestuurder moet de passagier erop wijzen tijdens het rijden de rugleuning altijd zo rechtop mogelijk te houden.
1KMN3661
WAARSCHUWING
- Bestuurdersstoel
• Probeer de stoel nooit tijdens het rijden te verstellen. Hierdoor kunt u de controle verliezen waardoor een ongeluk met ernstig letsel of schade het gevolg kan zijn.
(Vervolg)
(Vervolg)
• Zorg ervoor dat de rugleuning altijd in de normale positie kan staan. Als de rugleuning vanwege hinderlijk geplaatste voorwerpen of andere oorzaken niet goed vergrendeld kan worden, kan dit bij een noodstop of aanrijding ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Zet voor het wegrijden de rugleuning altijd rechtop en plaats de heupgordel strak en zo laag mogelijk over de heupen. In deze positie bent u in geval van een aanrijding het beste beschermd.
• Ga zo ver van het stuurwiel af zitten als mogelijk is zonder dat dit ten koste gaat van het bedieningscomfort om onnodig en wellicht ernstig letsel door de airbag te voorkomen. Geadviseerd wordt een minimale afstand van 250 mm tussen uw bovenlichaam en het stuurwiel.
Veiligheidssysteem van uw auto
43
WAARSCHUWING
- Rugleuning achterbank
• De rugleuning achter moet goed vergrendeld zijn. Als dat niet het geval is, kunnen passagiers en objecten in geval van afremmen of een aanrijding plotseling naar voren schieten, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
• Bagage en andere lading moet plat in de bagageruimte worden gelegd. Als de objecten groot of zwaar zijn, of moeten worden gestapeld, moeten ze worden vastgezet. Objecten in de bagageruimte mogen nooit hoger worden gestapeld dan de rugleuning. Het niet opvolgen van deze waarschuwingen kan leiden tot ernstig letsel in geval van afremmen of een aanrijding.
• In de bagageruimte mogen geen passagiers vervoerd worden en tijdens het rijden mogen er geen passagiers zitten of liggen op een neergeklapte rugleuning. Alle passagiers moeten zitten en de aanwezige veiligheidsgordels dragen.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
Controleer na het afstellen van de stoel altijd of deze goed is vergrendeld, door te proberen deze naar voren of achteren te schuiven zonder de ontgrendelhendel te gebruiken. Als de bestuurdersstoel plotseling in beweging komt, kunt u de controle over de auto verliezen.
(Vervolg)
• Controleer na het terugklappen van de rugleuning of deze goed vergrendeld is door te proberen hem naar voren en naar achteren te bewegen.
WAARSCHUWING
• Let goed op dat er tijdens het verstellen van de stoel geen handen of voorwerpen in het mechanisme bekneld raken.
• Leg geen aansteker op de vloer of de stoel. Wanneer u de stoel verstelt, kan er gas uit de aansteker ontsnappen waardoor brand kan ontstaan.
• Wees uiterst voorzichtig bij het oppakken van kleine voorwerpen die onder de stoelen liggen of zich tussen de stoel en de middenconsole bevinden. U kunt hierbij verwondingen oplopen aan de de handen door de scherpe randen van het stoelmechanisme.
35
Veiligheidssysteem van uw auto
Afstellen van voorstoel ­handmatig
Voorwaartse/achterwaartse richting
Verstel de stoel als volgt naar voren of naar achteren:
1. Houd de hendel voor de langsverstelling aan de voorzijde van de stoel omhooggetrokken.
2. Schuif de stoel in de gewenste positie.
3. Laat de hendel los en controleer of de stoel vergrendeld is.
Stel de stoel af voordat u gaat rijden en controleer of de stoel goed vergrendeld is door te proberen deze handmatig naar voren of achteren te schuiven. Als de stoel beweegt, dan is hij niet goed vergrendeld.
Rugleuning afstellen
Stel de rugleuning als volgt af:
1.Leun iets naar voren en trek de hendel van de rugleuningverstelling omhoog.
2.Leun vervolgens voorzichtig achterover en verstel de rugleuning in de gewenste positie.
3.Laat de hendel los en zorg ervoor dat de rugleuning vergrendeld is. (De hendel MOET zijn oorspronkelijke positie weer innemen om de rugleuning te vergrendelen.)
Afstellen van voorstoel
- elektrisch (voorpassagiersstoel)
De rugleuning van de voorpassagiersstoel kan worden neergeklapt om het vervoer van langere voorwerpen mogelijk te maken of de bagageruimte te vergroten.
Neerklappen van de rugleuning:
1.Zet de hoofdsteun van de voorpassagiersstoel in de laagste positie. Schuif de stoel vervolgens naar achteren.
2.Trek aan de hendel voor het neerklappen van de rugleuning (hendel rugleuningverstelling) en klap de rugleuning naar voren.
ORP032002
ORP032003
ORP032071
Veiligheidssysteem van uw auto
63
Controleer na het rechtop zetten van de rugleuning altijd of de rugleuning goed vergrendeld is door tegen de bovenzijde van de rugleuning te drukken.
3.Trek om de voorpassagiersstoel weer te kunnen gebruiken aan de hendel en beweeg gelijktijdig de rugleuning naar achteren. Druk de rugleuning stevig naar achteren totdat deze vastklikt. Zorg ervoor dat de rugleuning is vergrendeld.
Afstellen van de zittinghoogte (indien van toepassing)
Duw de hendel aan de zijkant van de zitting omhoog of omlaag om de hoogte van de zitting te veranderen.
• Duw de hendel een aantal maal omlaag om de zitting lager af te stellen.
• Trek de hendel een aantal maal omhoog om de zitting hoger af te stellen.
Afstellen van voorstoel
- elektrisch (indien van toepassing)
De bestuurdersstoel kan worden afgesteld met de bedieningsschakelaars aan de buitenzijde van de zitting. Stel voor het rijden de stoel af in de juiste stand zodat het stuurwiel, de pedalen en de schakelaars op het dashboard gemakkelijk bediend kunnen worden.
WAARSCHUWING
• Ga niet rijden met een neergeklapte rugleuning van de voorpassagiersstoel als er passagiers in het midden en rechts achterin zitten. Anders kunnen deze passagiers zich aan het stoelmechanisme verwonden.
• Let er bij het neerklappen en rechtopzetten van de rugleuning op dat uw handen of vingers niet bekneld raken
WAARSCHUWING
De elektrisch verstelbare stoelen kunnen bediend worden met het contact in stand OFF.
Laat kinderen daarom nooit alleen achter in de auto.
ORP032004
37
Veiligheidssysteem van uw auto
Voorwaartse/achterwaartse richting
1.Druk de knop naar voren of naar achteren om de stoel in de gewenste stand te zetten.
2.Laat de knop los zodra de zitting in de gewenste stand staat.
Rugleuning afstellen
1.Druk de knop naar voren of naar achteren om de rugleuning in de gewenste stand te zetten.
2.Laat de knop los zodra de zitting in de gewenste stand staat.
OPMERKING
• Elektrisch verstelbare stoelen worden aangedreven door elektromotoren. Laat de schakelaar los als de stoel juist afgesteld is. Anders kunnen de elektrische onderdelen beschadigd raken.
• Het verstellen van de stoelen kost behoorlijk veel stroom. Beperk daarom het verstellen van de stoelen tot een minimum zolang de motor niet loopt.
• Bedien niet meerdere schakelaars tegelijkertijd. Anders kunnen de elektromotoren of andere elektrische onderdelen beschadigd raken.
ORP032005 ORP032006
Veiligheidssysteem van uw auto
83
Afstellen van de zittinghoogte (indien van toepassing)
1.Druk het voorste deel van de knop naar boven of naar beneden om de voorzijde van de zitting omhoog of omlaag te verstellen. Beweeg het achterste deel van de knop naar boven of naar beneden om de achterzijde van de zitting omhoog of omlaag te verstellen.
2.Laat de knop los zodra de zitting in de gewenste stand staat.
Lendensteun (indien van toepassing)
De lendensteun kan worden versteld met de schakelaar aan de zijkant van de stoel.
1.Druk op de voorzijde van de schakelaar voor meer steun en op de achterzijde voor minder steun.
2.Laat de knop los zodra de gewenste stand is bereikt.
Afstellen verlengstuk zitting (bestuurdersstoel)
Druk de bedieningsschakelaar omhoog of omlaag om de zitting in de gewenste stand te zetten. Laat de schakelaar los zodra de zitting in de gewenste stand staat.
ORP032007
ORP032008
ORP032009
39
Veiligheidssysteem van uw auto
Hoofdsteun (Voorstoel)
De stoelen van de bestuurder en voorpassagier zijn voor extra veiligheid en comfort voorzien van een hoofdsteun.
De hoofdsteun biedt niet alleen comfort, maar helpt tevens bij de bescherming van hoofd en nek van de inzittenden bij een aanrijding.
Verstellen in voorwaartse / achterwaartse richting (indien van toepassing)
De hoofdsteun kan in vier standen naar voren worden gedrukt. Druk de hoofdsteun vanuit de voorste positie nogmaals naar voren om de hoofdsteun naar achteren te plaatsen. Zorg ervoor dat de hoofdsteun hoofd en nek goed ondersteunt.
OHM038048N
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming in geval van een aanrijding moet de hoofdsteun zo afgesteld zijn dat het midden van de hoofdsteun zich op dezelfde hoogte bevindt als het zwaartepunt van het hoofd van de inzittende. Over het algemeen bevindt het zwaartepunt van het hoofd zich op dezelfde hoogte als de bovenzijde van de ogen. Zorg dat de hoofdsteun zich zo dicht mogelijk bij uw hoofd bevindt. Gebruik daarom geen kussen waardoor het lichaam verder van de rugleuning af komt.
• Gebruik de auto niet als de hoofdsteunen zijn verwijderd omdat dan in geval van een aanrijding ernstig letsel kan ontstaan. Een goed afgestelde hoofdsteun biedt een zo optimaal mogelijke bescherming tegen nekletsel.
• Verstel de hoofdsteun van de bestuurder niet als de auto rijdt.
ORP032010
Veiligheidssysteem van uw auto
103
Afstellen van de hoogte
Hoger: trek de hoofdsteun omhoog om hem in de gewenste positie (1) te zetten. Lager: druk de ontgrendelknop (2) in en laat de hoofdsteun in de gewenste positie (3) zakken.
Verwijderen en plaatsen
Verwijderen van de hoofdsteun:
1. Zet de rugleuning (2) rechtop met de rugleuningverstelling of rugleuningschakelaar (1).
2. Trek de hoofdsteun zo ver mogelijk omhoog.
ORP032011
OYFH034205
OPMERKING
Wanneer u de rugleuning naar voren klapt terwijl de hoofdsteun en zitting niet zijn ingeklapt, raakt de hoofdsteun mogelijk de zonneklep of andere onderdelen van de auto.
ORP033085
ORP033087
Type A
Type B
311
Veiligheidssysteem van uw auto
3. Druk de ontgrendelknop hoofdsteun (3) in terwijl u de hoofdsteun naar boven (4) trekt.
Plaatsen van de hoofdsteun:
1. Stop de pennen van de hoofdsteun (2) in de gaten terwijl u de ontgrendelknop (1) indrukt.
2. Zet de rugleuning (4) rechtop met de rugleuningverstelling of rugleuningschakelaar (3).
3. Stel de hoofdsteun vervolgens af op de
gewenste hoogte.
WAARSCHUWING
Laat iemand tijdens het rijden NOOIT zitten in een stoel waarvan de hoofdsteun verwijderd is.
ORP033086
ORP033088
Type A
Type B
WAARSCHUWING
Controleer of de hoofdsteunen goed vergrendeld zijn nadat ze opnieuw geplaatst zijn en of ze goed zijn afgesteld.
Veiligheidssysteem van uw auto
123
Opbergvak in rugleuning
In de rugleuning van beide voorstoelen bevindt zich een opbergvak.
Afstellen van de achterbank
Voorwaartse/achterwaartse richting (2
e
zitrij)
Verstel de stoel als volgt naar voren of naar achteren:
1.Houd de hendel voor de
langsverstelling aan de voorzijde van de stoel omhooggetrokken.
2.Schuif de stoel in de gewenste positie.
3.Laat de hendel los en controleer of de stoel vergrendeld is.
Stel de stoel af voordat u gaat rijden en controleer of de stoel goed vergrendeld is door te proberen deze handmatig naar voren of achteren te schuiven. Als de stoel beweegt, dan is hij niet goed vergrendeld.
WAARSCHUWING
- Opbergvakken rugleuning
Plaats geen zware of scherpe voorwerpen in de opbergvakken. Bij een ongeval kunnen ze uit de opbergvakken geslingerd worden en inzittenden verwonden.
ORP032013
ORP032014
ORP032060
Type A
Type B
313
Veiligheidssysteem van uw auto
Rugleuningverstelling (2ezitrij)
De stoel in uw auto kan in werkelijkheid
afwijken van de afbeelding.
Stel de rugleuning als volgt af:
1.Trek de hendel van de rugleuningverstelling omhoog.
2.Houd de hendel omhooggetrokken en verstel de rugleuning in de gewenste positie.
3.Laat de hendel los en zorg dat de rugleuning in die positie vergrendeld is. (De hendel MOET zijn oorspronkelijke positie weer innemen om de rugleuning te vergrendelen.)
Walk-in-stoel (stoel 2
e
zitrij, indien van toepassing)
Bereiken van de 3ezitrij:
1.Leid de veiligheidsgordel door de geleider. Trek, nadat de veiligheidsgordel is vastgemaakt, de band strak door hem omhoog te bewegen.
ORP032055
ORP032026
ORP032016
ORP032015
Buitenste zitplaatsen
Middelste zitplaats
(indien van toepassing)
Veiligheidssysteem van uw auto
143
2.Trek de walk-in-hendel (1) op de rugleuning van de 2ezitrij omhoog.
3.De rugleuning van de 2
e
zitrij klapt naar beneden en de stoel wordt helemaal naar voren geschoven (2).
Schuif na het in- of uitstappen de stoel van de 2
e
zitrij weer helemaal naar achteren en klap de rugleuning omhoog tot hij vastklikt. Controleer of de stoel vergrendeld is.
Neerklapbare achterbank
De rugleuning achter kan worden opgeklapt om het vervoer van langere voorwerpen mogelijk te maken of de bagageruimte te vergroten.
2ezitrij
ORP032019/ORP032064/ORP032055
TTTTyyyyppppeeee AA
AA
TTTTyyyyppppeeee BB
BB
WAARSCHUWING
Gebruik de walk-in-functie niet als de auto rijdt of als er mensen op de 2ezitrij zitten omdat hierdoor de stoel plotseling in beweging kan komen, waardoor de passagier letsel kan oplopen.
WAARSCHUWING
Het doel van de opklapbare rugleuning is het vervoer van langere voorwerpen mogelijk te maken waarvoor anders geen ruimte is.
Laat nooit iemand op een neergeklapte rugleuning zitten als de auto rijdt omdat dat geen veilige positie is en omdat dan de veiligheidsgordels niet gebruikt kunnen worden. Hierdoor kan bij een aanrijding of een noodstop ernstig letsel ontstaan. Voorwerpen die op de neergeklapte rugleuning vervoerd worden mogen niet boven de bovenzijde van de voorstoelen uitsteken. Als dat wel het geval is kan de lading bij een noodstop naar voren schuiven en letsel of schade veroorzaken.
Loading...
+ 660 hidden pages