Verveelvuldiging, bewerking en vertaling
zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming zijn verboden, behalve zoals
toegestaan door het auteursrecht.
De informatie in dit document kan zonder
kennisgeving worden gewijzigd.
De enige garantie voor producten en
services van HP worden uiteengezet in de
garantieverklaring die bij dergelijke
producten en services wordt geleverd.
Niets in deze verklaring mag worden
opgevat als een aanvullende garantie. HP
is niet aansprakelijk voor technische of
redactionele fouten of weglatingen in deze
verklaring.
Artikelnummer Q6455-90942
Edition 1, 4/2005
Handelsmerken
Adobe Photoshop® en PostScript zijn
handelsmerken van Adobe Systems
Incorporated.
CorelDRAW™ is een handelsmerk of
gedeponeerd handelsmerk van Corel
Corporation of Corel Corporation Limited.
Microsoft®, Windows®, MS-DOS® en
Windows NT® zijn gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation
in de Verenigde Staten van Amerika.
Netscape™ en Netscape Navigator™ zijn
handelsmerken van Netscape
Communications Corporation in de VS.
TrueType™ is een gedeponeerd
handelsmerk van Apple Computer, Inc. in
de VS.
ENERGY STAR® en het ENERGY STAR
logo® zijn gedeponeerde handelsmerken
van de Amerikaanse EPA (Environmental
Protection Agency). Details over correct
gebruik van de merken vindt u in de
richtlijnen voor correct gebruik van de
naam en het logo ENERGY STAR®.
Klantenondersteuning van HP
Online services
24 uur per dag bereikbaar via een modem- of internetverbinding
World Wide Web: bijgewerkte HP-printersoftware, productinformatie en ondersteunende
informatie en printerdrivers in diverse talen kunt u vinden op http://www.hp.com/support/
clj2600n. (De site is Engelstalig.)
Hulpprogramma's bij het online oplossen van problemen
HP Instant Support Professional Edition (ISPE) is een pakket webhulpprogramma's voor het
oplossen van problemen met de computers en afdrukapparatuur. Met ISPE kunt u snel
problemen met computerapparatuur en afdrukproblemen opsporen en oplossen. De ISPEhulpprogramma's kunt u vinden op http://instantsupport.hp.com.
Telefonische ondersteuning
Hewlett-Packard biedt gedurende de garantieperiode gratis telefonische ondersteuning. Als
u belt, wordt u doorverbonden met een team van medewerkers die klaar staan om u te
helpen. Raadpleeg de brochure in de productverpakking voor het telefoonnummer voor uw
land/regio of ga naar http://welcome.hp.com/country/us/en/wwcontact.html. Zorg dat u de
volgende gegevens bij de hand hebt als u HP belt: productnaam en serienummer,
aankoopdatum en beschrijving van het probleem.
U kunt voor ondersteuning ook terecht op http://www.hp.com. Klik op het vak support &
drivers.
Softwarehulpprogramma's, drivers en elektronische informatie
Ga naar http://www.hp.com/go/clj2600n_software. (De website is Engelstalig, maar u kunt
de printerdrivers in verschillende talen downloaden.)
Zie de brochure die bij uw printer is geleverd voor telefoonnummers.
Rechtstreeks bestellen van accessoires of benodigdheden van HP
Europa en Midden-Oosten: https://www.hp.com/post-embed/ordersupplies-emea
Voor landen/regio’s in Azië/Oceanië: https://www.hp.com/post-embed/ordersupplies-ap
Bestel accessoires via http://www.hp.com/accessories. Zie
voor meer informatie.
Bel de volgende telefoonnummers als u benodigdheden en accessoires wilt bestellen:
Verenigde Staten: 1-800-538-8787
Canada: 1-800-387-3154
Zie de brochure die bij de printer is geleverd voor de telefoonnummers van de overige
landen/regio's.
Service-informatie van HP
Accessoires en bestelinformatie
Bel 1-800-243-9816 (Verenigde Staten) of 1-800-387-3867 (Canada) voor geautoriseerde
dealers in de Verenigde Staten of Canada of ga naar http://www.hp.com/go/cposupportguide.
NLWWiii
Neem voor service voor uw HP-product in de overige landen/regio's contact op met de
afdeling klantenondersteuning van uw land/regio. Zie de brochure die bij uw printer is
geleverd.
Serviceovereenkomsten van HP
Bel: 1-800-HPINVENT (1-800-474-6836 (VS)) of 1-800-268-1221 (Canada).
Service buiten de garantieperiode: 1-800-633-3600.
Uitgebreide service: bel 1-800-HPINVENT 1-800-474-6836 (VS) of 1-800-268-1221
(Canada) of ga naar de website HP Supportpack and Carepaq™ Services op
http://www.hpexpress-services.com/10467a.
HP-werkset
Gebruik de software van de HP-werkset om de printerstatus en -instellingen te controleren
en informatie over oplossingen van problemen en online documentatie te bekijken. U kunt
de HP-werkset bekijken als de printer rechtstreeks op uw computer of op het netwerk is
aangesloten. U kunt de HP-werkset alleen gebruiken als u de software volledig hebt
geïnstalleerd. Zie
Printerbeheer.
ivNLWW
Inhoudsopgave
1 Basisinformatie over de printer
Snelle toegang tot printerinformatie .........................................................................................2
Snelkoppelingen in de handleiding ....................................................................................2
Als u meer informatie wilt ..................................................................................................2
In dit gedeelte vindt u informatie over de volgende onderwerpen:
●
Snelle toegang tot printerinformatie
●
Printerconfiguraties
●
Printerfuncties
●
Overzicht
●
Software
●
Specificaties voor het afdrukmateriaal
NLWW1
Snelle toegang tot printerinformatie
Snelkoppelingen in de handleiding
●Overzicht
Functies van bedieningspaneel
●
Problemen oplossen
●
Als u meer informatie wilt
Er zijn diverse naslagwerken voor deze printer beschikbaar. Zie http://www.hp.com/support/
clj2600n voor meer informatie.
De printer instellen
Starthandleiding: hierin vindt u stapsgewijze instructies voor het installeren en het instellen
van de printer.
Handleidingen voor accessoires en benodigdheden: in deze handleidingen vindt u
stapsgewijze instructies voor het installeren van printeraccessoires. De handleiding worden
geleverd bij de accessoires die u aanschaft.
2Hoofdstuk 1 Basisinformatie over de printerNLWW
De printer gebruiken
Gebruikershandleiding: bevat uitgebreide informatie over het gebruik van de printer en het
verhelpen van mogelijke problemen. Deze handleiding staat in twee indelingen op de cd-rom
die bij de printer is geleverd: in PDF-indeling om de handleiding af te drukken en in HTMLindeling om de handleiding online te bekijken. De handleiding is ook beschikbaar via de
software van HP-werkset.
Help: bevat informatie over de printeropties die in de printerdrivers beschikbaar zijn. U kunt
een Help-onderwerp raadplegen via het menu Help van de printerdriver.
HTML (online) gebruikershandleiding: bevat uitgebreide informatie over het gebruik van
de printer en het verhelpen van mogelijke problemen. Ga naar http://www.hp.com/support/
clj2600n. Na het tot stand brengen van de verbinding, selecteert u Handleidingen.
NLWWSnelle toegang tot printerinformatie3
Printerconfiguraties
Dank u voor de aankoop van de printer Color LaserJet 2600n. De printer is verkrijgbaar in
de configuratie die hieronder wordt beschreven.
HP Color LaserJet 2600n-printer
De HP Color LaserJet 2600n-printer is een vierkleurenlaserprinter met een afdruksnelheid
van 8 pagina's per minuut (ppm) in zwart-wit en kleur.
●Laden: de printer is uitgerust met een voorrangsinvoerlade voor één vel (lade 1) en een
universele lade (lade 2) voor maximaal 250 vellen papier of ander afdrukmateriaal, of
10 enveloppen. Een optionele papierlade voor 250 vellen (optionele lade 3) wordt
ondersteund. Zie
informatie.
●Verbindingen: het apparaat heeft een USB 2.0-poort voor snelle verbindingen en een
geïntegreerde printserver van HP voor aansluiting op een 10/100Base-T-netwerk.
●Geheugen: de printer wordt standaard met 16 MB (megabytes) synchroon SDRAM
(synchronous dynamic random access memory) geleverd. Er kan geen extra geheugen
worden toegevoegd.
Ondersteunde formaten en gewichten afdrukmateriaal voor meer
4Hoofdstuk 1 Basisinformatie over de printerNLWW
Printerfuncties
FunctieHP Color LaserJet 2600n-printer
Afdrukken in kleur●Biedt laserafdrukken in kleur met vier
basiskleuren: cyaan, magenta, geel en
zwart (CMYK).
Hoge afdruksnelheid
Uitstekende afdrukkwaliteit
Eenvoudig in gebruik●Weinig benodigdheden nodig.
●Drukt in zwart-wit maximaal 8 ppm af op
Letter-formaat en maximaal 8 ppm op A4formaat. Drukt af in kleur op A4/Letter met
8 ppm.
●ImageREt 2400 biedt een kleurenkwaliteit
vergelijkbaar met 2400 dpi door middel van
een multilevel-afdrukproces.
●Tekst en afbeeldingen op 600 bij 600 dpi
(dots per inch).
●Aanpasbare instellingen voor het
optimaliseren van de afdrukkwaliteit.
●De HP UltraPrecise-printcartridge bevat
toner van een fijnere samenstelling, zodat
tekst en afbeeldingen scherper worden
afgedrukt.
Benodigdheden zijn eenvoudig te installeren.
●Eenvoudige toegang tot printerinformatie en
-instellingen met de software van de HPwerkset.
●Eenvoudige toegang tot alle benodigdheden
en de papierbaan via de voorste klep.
Flexibele papierverwerking
Interfaceaansluitingen
●Lade 1 en 2 voor briefhoofdpapier,
enveloppen, etiketten, transparanten,
afdrukmateriaal van speciaal formaat,
briefkaarten, HP LaserJet glanzend papier,
HP LaserJet Tough-papier, zwaar papier en
HP Laser-fotopapier.
●Een bovenste uitvoerbak voor 125 vellen.
●Dubbelzijdig afdrukken (handmatig). Zie
Dubbelzijdig afdrukken voor meer informatie.
●USB-poort voor hoge snelheid.
●De HP Color LaserJet 2600n-printer heeft
een geïntegreerde printserver van HP voor
aansluiting op een 10/100Base-T-netwerk.
door het energieverbruik aanmerkelijk terug
te brengen wanneer er niet wordt afgedrukt.
●Als partner van ENERGY STAR® heeft
Hewlett-Packard Company bepaald dat dit
product voldoet aan de richtlijnen van
ENERGY STAR® voor efficiënt
energieverbruik. ENERGY STAR® is een in
de Verenigde Staten gedeponeerd
servicemerk van de Amerikaanse
Environmental Protection Agency (EPA).
op één vel afdrukken) en handmatig
dubbelzijdig afdrukken bespaart u papier.
Meerdere pagina’s op één vel afdrukken
Zie
(N-per-vel) en Dubbelzijdig afdrukken.
Benodigdheden●Een pagina met de status van
benodigdheden met weergave van de
printcartridges waarbij de resterende
hoeveelheden worden weergegeven. Alleen
beschikbaar voor onderdelen van HP.
●Cartridges hoeven niet te worden geschud.
●Echtheidscontrole van HP-printcartridges.
●Mogelijkheid tot het bestellen van
benodigdheden.
Toegankelijkheid●Online gebruikershandleiding die compatibel
is met reader-programma's.
●Alle kleppen en deksels kunnen met één
hand worden geopend.
Mogelijkheden tot uitbreiding●Optionele lade 3: met deze algemene lade
voor 250 vellen hoeft u minder vaak papier
in de printer te plaatsen. Er kan slechts één
extra lade voor 250 vellen op de printer
worden geïnstalleerd.
●Optionele HP Jetdirect externe printserver
voor verbinding met een netwerk.
6Hoofdstuk 1 Basisinformatie over de printerNLWW
Overzicht
In de volgende afbeeldingen worden de locaties en namen van de belangrijkste onderdelen
van deze printer aangegeven.
Vooraanzicht (weergegeven met optionele lade 3)
1Uitvoerbak
2Bedieningspaneel van de printer
3Voorste klep
4Lade 2 (250 vellen)
5Lade 1 (voorrangsinvoerlade voor één vel)
6Lade 3 (optioneel; 250 vellen)
Achter- en zijkant
1Aan/uit-schakelaar
2Voedingsaansluiting
3Stofklep
4Geïntegreerde printserver van HP voor aansluiting op een 10/100Base-T-netwerk
5USB-aansluiting
NLWWOverzicht7
1Transportband
VOORZICHTIG
Plaats niets op de transportband. Deze bevindt zich aan de binnenkant van de voorste
klep. Anders kunt u de printer beschadigen, wat een nadelige invloed heeft op de
afdrukkwaliteit.
8Hoofdstuk 1 Basisinformatie over de printerNLWW
Software
Software en ondersteunde besturingssystemen
HP adviseert de geleverde software te installeren zodat u de printer gemakkelijk kunt
instellen en de volledige functionaliteit van het apparaat kunt gebruiken. Niet alle software is
in alle talen beschikbaar. Zie de starthandleiding voor instructies voor het installeren van
deze software en het leesmij-bestand voor recente software-informatie.
Via internet en andere bronnen zijn de meest recente versies van drivers, extra drivers en
andere software beschikbaar. Zie
hebt tot internet.
De printersoftware ondersteunt de volgende besturingssystemen:
●Microsoft® Windows® 98 Second Edition en Windows Millennium Edition (ME)
(installatie voor printer toevoegen)
●Microsoft® Windows® 2000 en Windows XP
●Microsoft® Windows® Server 2003
●Macintosh OS X 10.2 en hoger
In de volgende tabellen wordt de software weergegeven die beschikbaar is voor uw
besturingssysteem.
Klantenondersteuning van HP wanneer u geen toegang
HP Color LaserJet 2600n-printersoftware
FunctieWindows 98 Second
Edition, ME
Installatieprogramma
voor Windows
Windows-printerdriver
Software van HPwerkset
Installatieprogramma
voor Macintosh
Macintoshprinterdrivers
Windows 2000 en XPMacintosh OS X 10.2
Softwaretips
Hieronder volgt een aantal tips voor het gebruik van de printersoftware.
Hoe krijg ik toegang tot printerfuncties?
en hoger
De printerfuncties zijn toegankelijk via de printerdriver. Sommige functies, zoals speciale
papierformaten en afdrukstand, kunnen ook beschikbaar zijn in de toepassing waarmee u
een bestand maakt. Wijzig de instellingen indien mogelijk in de toepassing, aangezien
wijzigingen in de toepassing voorrang hebben boven wijzigingen in de printerdriver.
NLWWSoftware9
Via de printerdriver (of het dialoogvenster Print voor Macintosh-besturingssystemen) hebt u
toegang tot geavanceerde printerfuncties. Zie
voor meer informatie over specifieke functies van de printerdriver.
Toegang tot de instellingen in de printerdriver
Hoe kan ik de laatste printersoftware verkrijgen?
Als u upgrades voor de afdruksoftware wilt bekijken en installeren, kunt u drivers
downloaden van het World Wide Web of van de FTP-servers (File Transfer Protocol) van HP.
Drivers downloaden
1. Ga naar http://www.hp.com/support/clj2600n. Klik op support & drivers.
2. De webpagina voor de drivers is mogelijk in het Engels, maar u kunt de drivers zelf in
diverse talen downloaden.
Als u geen toegang hebt tot internet, neemt u contact op met de klantenondersteuning
van HP. (Zie
Raadpleeg het leesmij-bestand voor aanvullende release-informatie.
Klantenondersteuning van HP of de brochure in de verpakking van de printer.)
Welke software is er nog meer beschikbaar?
Zie het leesmij-bestand op de cd-rom van de HP Color LaserJet 2600n voor meer informatie
over extra software en talen die worden ondersteund.
Software voor Windows
Wanneer u de software voor Windows installeert, kunt u de printer rechtstreeks aansluiten
op een computer met een USB-kabel of met het geïntegreerde netwerk van HP. Zie de
starthandleiding voor instructies voor het installeren van deze software en het leesmijbestand voor recente software-informatie.
De volgende software is beschikbaar voor alle gebruikers van de printer, of de printer nu
rechtstreeks op een computer is aangesloten met een USB-kabel, of op een netwerk met
een geïntegreerde netwerkprintserver van HP.
Printerdrivers
Printerdrivers zijn software-onderdelen die toegang geven tot printerfuncties en zorgen dat
de computer met de printer kan communiceren. Zie
printerdriver voor meer informatie over het gebruik van uw printerdriver.
Help gebruiken
De printerdriver bevat Help-dialoogvensters die u kunt activeren met de knop Help in de
driver, met de toets F1 op het toetsenbord van de computer of met het vraagtekensymbool
(?) rechtsboven in de printerdriver. Deze Help-dialoogvensters bevatten gedetailleerde
informatie over de specifieke driver. De Help voor de printerdriver staat los van de Helpschermen van uw programma.
Toegang tot de instellingen in de
HP-werkset
U kunt de HP-werkset alleen gebruiken als u de software volledig hebt geïnstalleerd.
10Hoofdstuk 1 Basisinformatie over de printerNLWW
De HP-werkset bevat koppelingen naar printerstatusinformatie en Help-informatie, zoals
deze gebruikershandleiding, en hulpmiddelen voor het opsporen en oplossen van
problemen. U kunt ook uitleg en animaties op het bedieningspaneel bekijken. Zie
Onderhoud voor meer informatie.
Software voor Macintosh
De printer bevat de volgende software voor Macintosh-computers.
Macintosh-printerdriver
Wanneer u de software voor Macintosh installeert, kunt u de printer rechtstreeks aansluiten
op een computer met een USB-kabel of met het geïntegreerde netwerk van HP. Raadpleeg
Toegang tot de instellingen in de printerdriver voor meer informatie bij het gebruik van uw
printerdriver. Als u verbinding maakt via het netwerk, kunt u de printer configureren met de
geïntegreerde webserver.
De printersoftware verwijderen
U verwijdert de software door de volgende instructies voor uw besturingssysteem uit te
voeren.
Opmerking
Software voor Windows verwijderen
Met het hulpprogramma voor verwijderen kunt u één of meer van de onderdelen van het HPafdruksysteem voor Windows selecteren en van uw computer verwijderen.
Software voor Windows 98 Second Edition en hoger verwijderen
Meld u in Windows 2000 of XP aan als beheerder voordat u de installatie ongedaan gaat
maken.
1. Sluit alle geopende programma's.
Voor Windows 98 Second Edition en ME
a. Druk op Ctrl+Alt+Delete. Het dialoogvenster Programma afsluiten wordt geopend.
b. Selecteer een programma met uitzondering van Explorer of Systray en klik op Taak
beëindigen.
c. Herhaal stap b tot alle programma's behalve Explorer en Systray zijn afgesloten.
NLWWSoftware11
Voor Windows 2000 en XP
a. Druk op Ctrl+Alt+Delete. Het dialoogvenster Windows-beveiliging wordt geopend.
b. Klik op Taakbeheer en klik vervolgens op het tabblad Toepassingen.
c. Selecteer een programma en klik vervolgens op Taak beëindigen.
d. Herhaal stap c tot alle programma's zijn afgesloten.
2. Klik in het menu Start op Programma's en wijs HP aan. Vervolgens wijst u HP ColorLaserJet 2600n aan en klikt u op de optie voor het ongedaan maken van de installatie
van de HP Color LaserJet 2600n.
3. Klik in het welkomstvenster op Volgende.
4. Klik op Volgende en volg verder de instructies op het scherm. Klik bij het bericht waarin
u wordt gevraagd gedeelde bestanden te verwijderen op Ja op alles. De bestanden
worden verwijderd.
5. Klik op OK als u wordt gevraagd de computer opnieuw te starten.
Software voor Windows verwijderen met de optie Software
Een andere methode voor het verwijderen van de printersoftware is het gebruik van de
functie Software (toevoegen of verwijderen van programma's). Met deze methode hoeft u
niet over de cd-rom met de software te beschikken.
1. Klik op Start, wijs Instellingen aan en klik op Configuratiescherm.
2. Klik op Software.
3. Blader door de lijst met programma's en klik op de HP Color LaserJet 2600n-printer.
4. Klik op Verwijderen.
Software verwijderen voor Macintosh
Voer de volgende procedure uit om de printer van de Macintosh te verwijderen:
1. Open Afdrukbeheer (10.2) of Print Setup Utility (Hulpprogramma voor het instellen van
de printer) (10.3).
2. Selecteer de printernaam.
3. Selecteer Verwijder.
12Hoofdstuk 1 Basisinformatie over de printerNLWW
Specificaties voor het afdrukmateriaal
Dit gedeelte bevat informatie over specificaties van de kwaliteit van het afdrukmateriaal,
richtlijnen voor het gebruik en de opslag van afdrukmateriaal.
Algemene richtlijnen
Het is mogelijk dat het afdrukmateriaal aan alle richtlijnen in deze handleiding voldoet en
toch geen bevredigend resultaat geeft. Dit probleem kan worden veroorzaakt door onjuist
gebruik, een onaanvaardbare temperatuur en vochtigheidsgraad of andere variabelen
waarover Hewlett-Packard geen controle heeft.
Test, voordat u een grote hoeveelheid afdrukmateriaal aanschaft, altijd een exemplaar op
kwaliteit en controleer of het afdrukmateriaal voldoet aan de vereisten in deze
gebruikershandleiding en in de HP LaserJet Printer Family Print Media Guide. Zie
Accessoires en bestelinformatie voor bestelinformatie.
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Het gebruik van afdrukmateriaal dat niet aan de specificaties van HP voldoet, kan
problemen met de printer veroorzaken, waardoor deze gerepareerd moet worden. Deze
reparaties worden niet gedekt door de garantie of de serviceovereenkomsten van HewlettPackard.
Gebruik alleen papier dat is ontworpen voor laserprinters. Papier voor inkjetprinters kan de
printer beschadigen.
Deze printer kan diverse afdrukmaterialen verwerken, zoals losse vellen papier (met inbegrip
van 100% kringlooppapier), enveloppen, etiketten, transparanten, HP LaserJet glanzend
papier, HP LaserJet Tough-papier, HP LaserJet-fotopapier en speciaal papier.
Eigenschappen zoals gewicht, samenstelling, vezels en vochtgehalte zijn belangrijke
factoren die de kwaliteit van de uitvoer en de prestaties van de printer beïnvloeden.
Afdrukmateriaal dat niet aan de in deze handleiding beschreven richtlijnen voldoet, kan de
volgende problemen veroorzaken:
●Slechte afdrukkwaliteit
●Meer papierstoringen
●Voortijdige slijtage van de printer waardoor reparaties nodig zijn
Papier en afdrukmateriaal
CategorieSpecificaties
Zuurgraad5,5 pH tot 8,0 pH
Dikte0,094 tot 0,18 mm
Omkrullen in riemVlak binnen 5 mm
Type snijrandScherp afgesneden papier zonder ruwe randen
Compatibiliteit met fuserMag niet schroeien, smelten, geen inktvegen
vertonen en geen gevaarlijke dampen afgeven
wanneer het gedurende 0,1 seconde tot 210°C
wordt verhit.
NLWWSpecificaties voor het afdrukmateriaal13
CategorieSpecificaties
VezelLange vezels
Vochtgehalte4% tot 6% per gewichtseenheid
Gladheid100 tot 250 Sheffield
Zie voor volledige specificaties voor afdrukmateriaal voor alle HP LaserJet-printers de
HP LaserJet Printer Family Print Media Guide. Ga naar http://www.hp.com/support/
ljpaperguide om de handleiding in PDF-indeling te downloaden.
Omgeving voor afdrukken en opslag
De beste omgeving voor afdrukken en het opslaan van afdrukmateriaal is bij
kamertemperatuur en niet te droog of te vochtig. Papier is hygroscopisch: het neemt vocht
snel op en geeft het ook weer snel af.
Door een combinatie van warmte en vocht raakt papier beschadigd. Door de warmte
verdampt het vocht in het papier, terwijl dit door de koude op de vellen condenseert.
Verwarmingssystemen en airconditioners verwijderen het meeste vocht uit een vertrek.
Wanneer een pak papier wordt geopend en gebruikt, verliest het papier vocht, waardoor
strepen en vlekken ontstaan. Vochtig weer en drinkfonteinen kunnen de vochtigheid in een
vertrek doen toenemen. Wanneer een pak papier wordt geopend voor gebruik, neemt het
papier vocht op en ontstaan er lichte afdrukken en weggevallen gedeelten. Ook kan het
papier vervormen wanneer het vocht verliest en opneemt. Dit kan tot papierstoringen leiden.
Daarom zijn de opslag en het hanteren van papier even belangrijk als het
papierfabricageproces zelf. De omgevingscondities bij papieropslag kunnen een
rechtstreeks effect op de papiertoevoer hebben.
Zorg ervoor dat u niet meer papier aanschaft dan gemakkelijk in korte tijd (ongeveer drie
maanden) kan worden opgebruikt. Papier dat lange tijd opgeslagen blijft, kan aan extreme
warmte en vochtigheid worden blootgesteld, waardoor het beschadigd kan raken. Planning
is belangrijk om beschadiging van een grote voorraad papier te voorkomen.
Ongeopende riemen papier in verzegelde verpakking kunnen enkele maanden lang stabiel
blijven voordat het papier wordt gebruikt. Geopende pakken papier kunnen eerder door de
omgeving beschadigd raken, vooral als ze niet in een vochtafstotende omslag zijn gewikkeld.
De omgeving voor papieropslag moet goed worden onderhouden om de optimale prestaties
van de printer te verzekeren. De vereiste temperatuur is 20 tot 24°C, met een
vochtigheidsgraad van 45 tot 55%. De volgende richtlijnen zijn nuttig bij het evalueren van
de omgeving waar het papier wordt opgeslagen:
●Het afdrukmateriaal moet op of omstreeks kamertemperatuur worden opgeslagen.
●De lucht mag niet te droog of te vochtig zijn (vanwege de hygroscopische
eigenschappen van het papier).
●De beste manier om een geopende riem papier op te slaan is deze weer strak in de
vochtbestendige omslag te wikkelen. Als de omgeving van de printer bloot staat aan
extreme omstandigheden, dient u alleen de hoeveelheid papier uit te pakken die
gedurende één dag wordt gebruikt om ongewenste veranderingen vanwege vochtigheid
te voorkomen.
●Bewaar papier en afdrukmaterialen nooit dicht bij een verwarming of airconditioning of
nabij ramen en deuren die vaak open staan.
14Hoofdstuk 1 Basisinformatie over de printerNLWW
Enveloppen
U kunt enveloppen afdrukken uit lade 1 of lade 2. Selecteer de soort envelop die u gebruikt
in het dialoogvenster Afdrukken of de printerdriver.
Stel in uw programma de marges voor de enveloppen in. De volgende tabel geeft de
normale adresmarges aan voor DL-enveloppen en zakelijke enveloppen nr. 10.
Soort adresBovenmargeLinkermarge
Afzender15 mm15 mm
Bestemmingsadres51 mm89 mm
●Voor de beste afdrukkwaliteit mogen de marges tussen de tekst en de rand van de
envelop niet kleiner dan 15 mm zijn.
●Zorg dat u niet afdrukt op het punt waar de naden van de envelop bij elkaar komen.
Enveloppen bewaren
Het correct bewaren van enveloppen draagt bij tot een betere afdrukkwaliteit. Enveloppen
moeten plat bewaard worden. Als er lucht in een envelop blijft zitten en er zich een luchtbel
vormt, kan de envelop kreukelen tijdens het afdrukken.
Zie Afdrukken op enveloppen voor meer informatie.
De samenstelling van de envelop
De samenstelling van de envelop is essentieel. De vouwlijnen van enveloppen kunnen sterk
variëren, niet alleen tussen enveloppen van verschillende merken, maar ook in een
verpakking met enveloppen van hetzelfde merk. De kwaliteit van de envelop is bepalend
voor het succes waarmee u enveloppen afdrukt. Let bij het aanschaffen van uw enveloppen
op de volgende punten:
●
Gewicht: de envelop mag niet zwaarder zijn dan 90 g/m
2
, anders kunnen de
enveloppen vastlopen.
●Samenstelling: voordat u begint met afdrukken, moeten de enveloppen plat liggen en
mogen deze niet meer dan 6 mm krullen. De enveloppen mogen geen lucht bevatten.
●Staat: enveloppen mogen niet gekreukeld zijn, inkepingen hebben of anderszins
beschadigd zijn.
●Temperatuur: gebruik enveloppen die bestand zijn tegen de warmte en de druk van de
printer. De fusertemperatuur van deze printer is 210°C.
●Formaat: gebruik alleen enveloppen met de volgende formaten.
LadeMinimaalMaximaal
Lade 1 of lade 276 x 127 mm216 x 356 mm
Enveloppen met dubbele lasnaden
NLWWSpecificaties voor het afdrukmateriaal15
Bij een afwerking met dubbele naden is de envelop aan beide zijden geplakt door middel
van verticale naden en niet met diagonale naden. Dit type kan wellicht meer omkrullen. Let
erop dat de lasnaad volledig doorloopt tot aan de hoek van de envelop, zoals hieronder
afgebeeld.
1
2
1Goed
2Niet goed
Enveloppen met zelfklevende randen of kleppen
Enveloppen met een verwijderbare lijmstrook of met meer dan één klep die gevouwen moet
worden om de envelop te sluiten, moeten van lijm voorzien zijn die bestand is tegen de hitte
en de druk van de fuserrollen in de printer. De extra kleppen en stroken kunnen kreukelen of
vouwen, papierstoringen veroorzaken en zelfs de fuser beschadigen.
VOORZICHTIG
Etiketten
Selecteer de soort etiket die u gebruikt in het dialoogvenster Afdrukken of de printerdriver.
Om beschadiging van de printer te voorkomen, dient u alleen etiketten te gebruiken die zijn
goedgekeurd voor gebruik in laserprinters. Om ernstige papierstoringen te voorkomen, moet
u bij het afdrukken van etiketten altijd lade 1 of lade 2 gebruiken. Gebruik een vel etiketten
slechts eenmaal en druk nooit af op een gedeeltelijk met etiketten gevuld vel.
Let bij het kiezen van etiketten op de kwaliteit van de diverse onderdelen:
●Stickers: de lijm moet bestand zijn tegen een temperatuur van 210°C. Dit is de
fusertemperatuur van de printer.
●Positie: gebruik geen etiketten die met tussenruimten op het grondpapier zijn
aangebracht. Etiketten kunnen van het grondpapier loslaten als er tussenruimte tussen
de etiketten zit, wat ernstige papierstoringen veroorzaakt.
●Krullen: zorg dat de etiketten plat liggen en niet meer dan 13 mm omkrullen.
●Staat: gebruik geen etiketten met kreukels, bobbels of andere kenmerken die erop
wijzen dat het etiket niet goed is bevestigd.
Zie
Afdrukken op etiketten voor meer informatie.
Transparanten
Gebruik alleen lade 1 of lade 2 om transparanten af te drukken. Selecteer Transparanten in
het dialoogvenster Afdrukken of de printerdriver.
16Hoofdstuk 1 Basisinformatie over de printerNLWW
De printer ondersteunt afdrukken op transparanten in kleur. Gebruik uitsluitend
transparanten die worden aanbevolen voor gebruik in laserprinters.
Transparanten die in de printer worden gebruikt, moeten bestand zijn tegen een temperatuur
van 210°C, oftewel de fusertemperatuur van de printer.
VOORZICHTIG
Om beschadiging van de printer te voorkomen, dient u alleen transparanten te gebruiken die
zijn goedgekeurd voor gebruik in laserprinters. Zie
meer informatie.
Zie
Transparanten voor meer informatie.
Ondersteunde formaten en gewichten afdrukmateriaal
Dit gedeelte bevat informatie over het formaat, gewicht en de capaciteit van papier en
andere afdrukmaterialen die door elke lade worden ondersteund.
Specificaties voor lade 1 en lade 2
Lade 1 en lade 2
Afmetingen
PapierMinimaal: 76 x 127 mm
Maximaal: 216 x 356 mm
HP LaserJet glanzend
papier en HP LaserJetfotopapier
Dezelfde afmetingen als
bovenstaande minimum- en
maximumformaten.
1
Accessoires en bestelinformatie voor
Gewicht
60 tot 163 g/m
Maximaal 176 g/m2 voor
briefkaarten
75 tot 163 g/m
2
2
Capaciteit
Eén vel papier van 75 g/m
2
2
voor lade 1
Maximaal 250 vellen voor
lade 2
Eén vel HP LaserJet glanzend
papier of één vel HP LaserJetfotopapier voor lade 1
Maximale stapelhoogte van
25 mm voor lade 2
HP Premium-omslagpapier
4
Omslagpapier van 200 g/m
2
Eén vel HP-omslagpapier voor
lade 1
Maximale stapelhoogte van
25 mmvoor lade 2
Transparanten en
ondoorzichtige film
Dikte: 0,10 tot 0,13 mmEén transparant of
ondoorzichtige film voor lade 1
Maximaal 50 vellen voor lade 2
Etiketten
3
Dikte: maximaal 0,23 mmEén vel etiketten voor lade 1
Maximale stapelhoogte van
25 mm voor lade 2
Enveloppen
Maximaal 90 g/m
2
Eén envelop voor lade 1
Maximaal 10 enveloppen voor
lade 2
1
De printer ondersteunt allerlei afdrukmaterialen, zowel in standaardformaat als in aangepaste formaten. Zie de
printerdriver voor ondersteunde formaten.
2
De capaciteit is afhankelijk van het materiaalgewicht, de dikte van het materiaal en de
omgevingsomstandigheden.
3
Gladheid: 100 tot 250 (Sheffield).
4
Hewlett-Packard garandeert geen goede resultaten als u afdrukt op overige soorten zwaar papier.
NLWWSpecificaties voor het afdrukmateriaal17
Specificaties voor optionele lade 3
Optionele lade 3 (lade
Afmetingen
1
Gewicht
Capaciteit
2
voor 250 vellen)
Gewoon papierMinimaal: 76 x 127 mm
60 tot 163 g/m
2
Maximaal 250 vellen
Maximaal: 216 x 356 mm
1
De printer ondersteunt allerlei afdrukmaterialen, zowel in standaardformaat als in aangepaste formaten. Zie de
printerdriver voor ondersteunde formaten.
2
De capaciteit is afhankelijk van het materiaalgewicht, de dikte van het materiaal en de
omgevingsomstandigheden.
18Hoofdstuk 1 Basisinformatie over de printerNLWW
Bedieningspaneel
In dit hoofdstuk vindt u informatie over de functies van het bedieningspaneel.
Functies van bedieningspaneel
De printer bevat de volgende lampjes en knoppen op het bedieningspaneel:
1Indicatie van de kleurenprintcartridge
2Waarschuwingslampje (oranje)
3Klaar-lampje (groen)
4
Knop T
AAK ANNULEREN
5Gedeelte voor berichten
6
Knop P
IJL NAAR RECHTS
7
Knop S
ELECTEREN
8
Knop P
IJL NAAR LINKS
1
NLWWFuncties van bedieningspaneel19
Display
Op het display van de printer wordt informatie weergegeven over de printer, de status van
de afdruktaken en de status van de benodigdheden.
1Gedeelte voor berichten
2Statusindicatie voor benodigdheden
3De kleuren van de printcartridge worden van links naar rechts weergegeven: zwart, geel, cyaan en
magenta
Status van de benodigdheden begrijpen
De statusindicaties voor benodigdheden geven het verbruik van printcartridges weer (zwart,
geel, cyaan en magenta).
Statusindicatie voor cartridges zwart, cyaan, magenta en geel
Er wordt een ? weergegeven in plaats van het verbruik als de status niet bekend is. Dit kan
voorkomen in de volgende gevallen:
●Cartridges ontbreken
●Cartridges zijn niet correct geplaatst
●Er zit een fout in de cartridge
●Printcartridges zijn van andere merken dan HP
De indicatie verschijnt wanneer op de printer de status Klaar zonder waarschuwingen wordt
weergegeven. De indicatie verschijnt ook als op de printer een waarschuwing of foutbericht
over een printcartridge of verschillende benodigdheden wordt weergegeven. Als de
benodigdheden op zijn, gaat de indicatie knipperen.
Printerstatus
De printer heeft vier knoppen en twee lampjes om de printerstatus weer te geven en te
regelen.
Knop Taak annuleren
●
Als het Klaar-lampje knippert, kunt u op
te annuleren.
(T
AAK ANNULEREN
) drukken om de huidige taak
●Als de statusindicatie voor benodigdheden knippert en het waarschuwingslampje brandt
(aanduiding dat een onderdeel van een ander merk is geplaatst), kunt u doorgaan met
afdrukken door te drukken op
20Hoofdstuk 2 BedieningspaneelNLWW
(S
ELECTEREN
).
VOORZICHTIG
U krijgt wellicht geen aanwijzing wanneer een onderdeel dat niet van HP is, op of leeg is. Als
u doorgaat met afdrukken nadat het onderdeel op of leeg is, kan de printer beschadigd
raken. Zie
Beperkte garantie van Hewlett-Packard voor meer informatie.
Waarschuwingslampje
In het algemeen knippert het waarschuwingslampje wanneer het papier op is, vastzit of
wanneer andere problemen de aandacht vragen.
Het waarschuwingslampje brandt en een van de statusindicaties voor benodigdheden brandt
als een onderdeel dat niet van HP is voor het eerst wordt geplaatst.
Klaar-lampje
Het Klaar-lampje brandt wanneer de printer gereed is om af te drukken (er geen fouten zijn
die het afdrukken tegenhouden) en knippert wanneer de printer gegevens ontvangt om af te
drukken.
Klaar-lampje en knop Selecteren
●Wanneer het Klaar-lampje brandt en het waarschuwingslampje knippert, kunt u het
afdrukken voortzetten nadat u papier hebt geplaatst voor een handmatige toevoer of
enkele fouten herstellen door te drukken op
(S
ELECTEREN
).
●Als het Klaar-lampje knippert, is de voorste klep geopend en vervolgens gesloten. Druk
(S
op
ELECTEREN
) om terug te keren naar de status Klaar. Als u niet op (S
ELECTEREN
drukt, keert de printer automatisch terug naar de status Klaar.
Pijl naar links en pijl naar rechts
Druk op de knoppen (P
bedieningspaneel te bladeren.
Druk een demopagina af door tegelijkertijd te drukken op
RECHTS
).
IJL NAAR LINKS
) en (P
IJL NAAR RECHTS
(P
) om door de menu's op het
IJL NAAR LINKS
) en (P
IJL NAAR
)
NLWWFuncties van bedieningspaneel21
22Hoofdstuk 2 BedieningspaneelNLWW
Netwerkfunctie
In dit gedeelte vindt u informatie over het gebruik van de printer in een netwerk.
●
Een configuratie instellen waarbij het apparaat via een netwerkpoort is aangesloten
(directmodus of peer-to-peer afdrukken)
●
Ondersteunde netwerkprotocollen
●
TCP/IP-configuratie
●
BOOTP/TFTP gebruiken
●
DHCP gebruiken
●
DHCP-configuratie onderbreken
●
Het bedieningspaneel van de printer gebruiken
●
De geïntegreerde webserver gebruiken
Opmerking
Het configureren van de TCP/IP-instellingen is gecompliceerd en mag alleen door ervaren
netwerkbeheerders worden uitgevoerd. Voor BOOTP is een server (computer, Unix, Linux,
enzovoort.) benodigd voor het configureren van specifieke TCP/IP-instellingen van het
product. Voor DHCP is ook een server benodigd, maar de TCP/IP-instellingen voor het
apparaat worden niet vast ingesteld. Bovendien kunnen specifieke TCP/IP-instellingen ook
handmatig worden geconfigureerd via het bedieningspaneel.
NLWW23
Een configuratie instellen waarbij het apparaat via een
netwerkpoort is aangesloten (directmodus of peer-to-peer
afdrukken)
In deze configuratie is het apparaat rechtstreeks op het netwerk aangesloten en drukken alle
computers in het netwerk rechtstreeks op het apparaat af.
Opmerking
Opmerking
Deze modus is de aanbevolen netwerkconfiguratie voor het apparaat.
1. Sluit het apparaat rechtstreeks op het netwerk aan door een netwerkkabel aan te sluiten
op de netwerkpoort van het apparaat.
2. Schakel de printer in. Wacht 1-2 minuten tot de printer een IP-adres heeft opgehaald.
3. Gebruik het bedieningspaneel van het apparaat om een configuratiepagina af te
drukken. Zie
4. Plaats de cd-rom in het cd-rom-station van de computer. Het installatieprogramma van
de software wordt automatisch gestart. Als het installatieprogramma niet wordt gestart,
gaat u naar het bestand setup.exe op de cd-rom en dubbelklikt u hierop.
5. Klik in het scherm Welkom op Volgende.
6. Lees de licentieovereenkomst in het scherm Licentieovereenkomst, geef aan dat u de
voorwaarden accepteert en klik op Volgende.
7. Selecteer Via het netwerk en klik vervolgens op Volgende.
8. U kunt de printer identificeren door Zoek in een lijst van gevonden printers te
selecteren. Selecteer het /IP-adres van de printer dat overeenkomt met het IP-adres op
de afgedrukte configuratiepagina en klik op Volgende.
9. Klik in het scherm Gereed voor installatie op Volgende om de installatie te starten.
Als u de instellingen wilt wijzigen, klikt u niet op Volgende, maar op Terug. Hiermee gaat u
naar de vorige schermen en kunt u de instellingen wijzigen.
Configuratiepagina.
10. Wacht tot de installatie gereed is en start de computer vervolgens opnieuw op om te
voltooien.
24Hoofdstuk 3 NetwerkfunctieNLWW
Ondersteunde netwerkprotocollen
De HP Color LaserJet 2600n-printer ondersteunt het TCP/IP-netwerkprotocol. Dit is het
meest gebruikte en geaccepteerde netwerkprotocol. Veel netwerkservices maken gebruik
van dit protocol. In de volgende tabel wordt een overzicht gegeven van de
netwerkservices/protocollen die worden ondersteund door de HP Color LaserJet 2600nprinter.
De volgende besturingssystemen ondersteunen afdrukken via het netwerk:
●Windows 2000
●Windows XP
●Macintosh OS X v10.2 en hoger
Afdrukken
ServicenaamBeschrijving
poort9100 (directmodus)Afdrukservice
Apparaten zoeken in het netwerk
ServicenaamBeschrijving
SLP (Service Location Protocol)Protocol voor het opsporen van apparaten, wordt
gebruikt om netwerkapparaten te zoeken en te
configureren. Wordt voornamelijk gebruikt door
Microsoft-toepassingen.
mDNS (multicast Domain Name Service, wordt
meestal Rendezvous genoemd)
Protocol voor het opsporen van apparaten, wordt
gebruikt om netwerkapparaten te zoeken en te
configureren. Wordt voornamelijk gebruikt door
Apple Macintosh-toepassingen.
Messaging en beheer
ServicenaamBeschrijving
HTTP (Hyper Text Transfer Protocol)Hiermee kunnen webbrowsers communiceren
met een geïntegreerde webserver.
EWS (Embedded Web Server)Hiermee kan de gebruiker het apparaat via een
webbrowser beheren.
SNMP (Simple Network Management Protocol)Wordt door netwerktoepassingen gebruikt voor
apparaatbeheer. SNMP v1/v2 en standaard MIBII-objecten (Management Information Base)
worden ondersteund.
NLWWOndersteunde netwerkprotocollen25
IP-adressering
ServicenaamBeschrijving
DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol)Voor het automatisch toewijzen van een IP-
adres. De DHCP-server voorziet het apparaat
van een IP-adres. De printer haalt, doorgaans
zonder tussenkomst van de gebruiker, een IPadres op van een DHCP-server.
BOOTP (Bootstrap-protocol)Voor het automatisch toewijzen van een IP-
adres. De BOOTP-server voorziet het apparaat
van een IP-adres. De beheerder moet het MAC
hardware-adres van het apparaat opgeven in de
BOOTP-server, zodat de printer een IP-adres
van die server ontvangt.
26Hoofdstuk 3 NetwerkfunctieNLWW
TCP/IP-configuratie
De printer moet worden ingesteld met geldige TCP/IP-netwerkconfiguratieparameters, zoals
een IP-adres dat geldig is voor het netwerk, om goed te kunnen werken in een TCP/IPnetwerk.
TCP/IP-configuratie via server, AutoIP of handmatig
Wanneer de printer met fabrieksinstellingen wordt ingeschakeld, zal deze eerst proberen de
TCP/IP-configuratie op te halen via een serverprotocol zoals BOOTP of DHCP. Wanneer
deze methode mislukt, wordt de printer geconfigureerd met het AutoIP-protocol. De printer
kan ook handmatig worden geconfigureerd. Hulpmiddelen voor handmatige configuratie zijn
een webbrowser, het bedieningspaneel van de printer, het hulpprogramma HP-werkset of
SNMP-beheersoftware (zoals HP Web Jetadmin). TCP/IP-configuratiewaarden die
handmatig worden toegewezen, blijven behouden wanneer de printer wordt
in-/uitgeschakeld. De printer kan op elk moment opnieuw worden ingesteld via een
serverprotocol (BOOTP en/of DHCP), via AutoIP of door de TCP/IP-instellingen handmatig
te configureren.
TCP/IP-configuratie via server
Wanneer de printer gebruikmaakt van fabrieksinstellingen, zal deze eerst DHCP proberen.
Indien dit mislukt, probeert de printer BOOTP te gebruiken. Wanneer ook dit mislukt, zal de
printer een IP-adres ophalen via AutoIP. Er wordt geen standaard IP-adres toegewezen als
er geen netwerkkabel op de printer is aangesloten.
Configuratie standaard IP-adres
Er wordt een standaard IP-adres toegewezen via het AutoIP-protocol wanneer de methoden
via de server mislukken. Wanneer de printer geen IP-adres kan ophalen via DHCP of
BOOTP, maakt de printer gebruik van een link-local-adresseringstechniek om een uniek IPadres toe te wijzen. Deze link-local-adressering wordt ook wel AutoIP genoemd. Het
toegewezen IP-adres ligt in het bereik van 169.254.1.0 tot 169.254.254.255 (doorgaans
beschreven als 169.254/16) en moet geldig zijn. Indien nodig kunt u het adres echter verder
aan het netwerk aanpassen met ondersteunde hulpprogramma's voor TCP/IP-configuratie.
Bij link-local-adressering worden geen subnetten gebruikt. Het subnetmasker wordt
255.255.255.0 en kan niet worden gewijzigd. Link-local-adressen komen niet buiten het
lokale netwerk en hebben geen toegang tot internet. Het standaard-gateway-adres is gelijk
aan het link-local-adres. Wanneer er een dubbel adres wordt gedetecteerd, zal de printer
indien nodig het adres automatisch opnieuw toewijzen volgens de standaard
adresseringsmethode op het lokale netwerk. U kunt het op de printer ingestelde IP-adres
terugvinden in de netwerkconfiguratiepagina van de printer. Aangezien het een tijdje kan
duren voor er een time-out optreedt in de serverprotocollen, kan het AutoIP-proces worden
versneld door de BOOTP- en DHCP-services op de printer uit te schakelen. U kunt dit doen
via een webbrowser.
NLWWTCP/IP-configuratie27
Hulpmiddelen voor TCP/IP-configuratie
De printer kan, afhankelijk van de printer en het besturingssysteem, op de volgende
manieren worden ingesteld met geldige TCP/IP-parameters voor het netwerk:
●Via software: u kunt de installatiesoftware van de printer gebruiken met de HP-werkset.
●BOOTP: u kunt telkens wanneer de printer wordt ingeschakeld de gegevens via BOOTP
(Bootstrap-protocol) van een netwerkserver downloaden. De BOOTP-daemon, bootpd,
moet aanwezig zijn op een BOOTP-server die toegankelijk is voor de printer.
●DHCP: u kunt gebruikmaken van het Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP). Dit
protocol wordt ondersteund door systemen met HP-UX, Solaris, Red Hat Linux, SuSE
Linux, Windows NT/2000/XP, NetWare en Mac. Raadpleeg de handleiding van het
netwerkbesturingssysteem om te controleren of uw serverbesturingssysteem DHCP
ondersteunt.
Opmerking
Linux- en UNIX-systemen: zie voor meer informatie de pagina bootpd man. Op HP-UXsystemen kan een voorbeeld van een DHCP-configuratiebestand (dhcptab) staan in de
map /etc. Aangezien HP-UX momenteel geen DDNS (Dynamic Domain Name Services)
biedt voor DHCP-implementaties, beveelt HP u aan de duur van de lease voor alle printers
in te stellen op oneindig. Hierdoor blijven de IP-adressen van de printer statisch tot het
moment dat DDNS beschikbaar worden.
28Hoofdstuk 3 NetwerkfunctieNLWW
BOOTP/TFTP gebruiken
BOOTP (Bootstrap-protocol) biedt een gemakkelijke manier om de printer automatisch te
configureren voor gebruik in een TCP/IP-netwerk. Wanneer de printer wordt ingeschakeld,
zendt deze een BOOTP-verzoek naar het netwerk. Een juist geconfigureerde BOOTP-server
in het netwerk reageert met een bericht waarin de basisgegevens voor de
netwerkinstellingen van de printer staan. In de reactie van de BOOTP-server kan ook het
bestand worden aangegeven waarin uitgebreide configuratiegegevens voor de afdrukserver
staan. Als u dit wilt downloaden, hebt u het TFTP-protocol nodig (dit protocol wordt niet
ondersteund door deze printer). Hierdoor wordt een eventueel TFTP-configuratiebestand op
de BOOTP-server of een afzonderlijke TFTP-server genegeerd. BOOTP-servers zijn
doorgaans UNIX- of Linux-systemen. Windows NT/2000/XP en NetWare-servers kunnen
reageren op BOOTP-verzoeken. Windows NT/2000/XP-servers worden geconfigureerd via
DHCP-services van Microsoft. Raadpleeg de NetWare-documentatie voor het instellen van
BOOTP-servers van Netware.
Opmerking
Opmerking
Wanneer de printer en de BOOTP/DHCP-server zich in verschillende subnetten bevinden,
kan de IP-configuratie mislukken, behalve wanneer het routing-apparaat 'BOOTP Relay'
ondersteunt (hierdoor worden BOOTP-verzoeken tussen subnetten overgedragen).
Waarom BOOTP gebruiken?
Het gebruik van BOOTP voor het downloaden van configuratiegegevens heeft de volgende
voordelen:
●Beter beheer van de configuratie van de printer. Configuratie via andere methoden,
zoals het bedieningspaneel van de printer, is beperkt tot bepaalde parameters.
●Eenvoudig configuratiebeheer. Netwerkconfiguratieparameters voor het gehele netwerk
kunnen op één plaats staan.
●Eenvoudige printerconfiguratie. De volledige netwerkconfiguratie kan telkens wanneer
de afdrukserver wordt ingeschakeld automatisch worden gedownload.
De werking van BOOTP is ongeveer gelijk aan die van DHCP, maar de uiteindelijke IPparameters blijven gelijk wanneer de printer wordt in-/uitgeschakeld. In DHCP zijn de IPconfiguratieparameters geleasd. Deze kunnen op den duur worden gewijzigd. Als de printer
met fabrieksinstellingen wordt ingeschakeld, wordt geprobeerd deze automatisch in te
stellen via verschillende dynamische methoden, waaronder BOOTP.
BOOTP onder UNIX
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de afdrukserver instelt via BOOTP-services
(Bootstrap-protocol) op UNIX-servers. BOOTP wordt gebruikt om de
netwerkconfiguratiegegevens via het netwerk van de server naar de printer te downloaden.
Systemen met de Network Information Service (NIS)
Wanneer uw systeem NIS gebruikt, moet u mogelijk de NIS-structuur opnieuw opbouwen via
de BOOTP-service, voor u de stappen voor de BOOTP-configuratie kunt uitvoeren.
Raadpleeg de systeemdocumentatie.
NLWWBOOTP/TFTP gebruiken29
De BOOTP-server configureren
Voordat de printer via het netwerk configuratiegegevens kan opvragen, moet de BOOTPserver worden ingesteld met de juiste configuratiebestanden. De afdrukserver gebruikt
BOOTP om vermeldingen te verkrijgen in het bestand /etc/bootptab op een BOOTP-server.
Wanneer de printer wordt ingeschakeld, zendt deze een BOOTP-verzoek uit waarin het
MAC-adres (hardware) van de printer is opgenomen. Een BOOTP-serverdaemon zoekt in
het bestand /etc/bootptab naar een bijpassend MAC-adres. Is dit gelukt, dan worden de
overeenkomstige configuratiegegevens als BOOTP-antwoord naar de printer verzonden. De
configuratiegegevens in het bestand /etc/bootptab moeten correct worden opgegeven. Het
BOOTP-antwoord kan de naam bevatten van een configuratiebestand waarin u optionele,
uitgebreide configuratieparameters kunt vinden. Nogmaals: dit bestand wordt genegeerd
door de printer.
Opmerking
Opmerking
HP raadt u aan de BOOTP-server op hetzelfde subnet te installeren als de printers die
ermee verbonden worden.
BOOTP-verzendpakketten worden niet door routers doorgezonden wanneer de routers niet
juist zijn geconfigureerd.
Bootptab-bestandsvermeldingen
Hieronder ziet u een voorbeeld van een /etc/bootptab-bestandsvermelding voor een
netwerkprinter. Zoals u ziet bevatten de configuratiegegevens codes waarmee de
verschillende printerparameters en –instellingen worden geïdentificeerd.
Ondersteunde vermeldingen en codes vindt u in de tabel
BOOTP/DHCP-opstartbestand.
picasso:\
:hn:\
:ht=ether:\
:vm=rfc1048:\
:ha=0001E6123456:\
:ip=192.168.40.39:\
:sm=255.255.255.0:\
Ondersteunde codes in een
:gw=192.168.40.1:\
:lg=192.168.40.3:\
:T144=“hpnp/picasso.cfg”:
Ondersteunde codes in een BOOTP/DHCP-opstartbestand
OptieBeschrijving
KnooppuntnaamNaam van het apparaat. Met deze naam wordt
een toegangspunt geïdentificeerd naar een lijst
van parameters voor een specifiek apparaat. De
knooppuntnaam moet het eerste veld van een
vermelding zijn. In bovenstaand voorbeeld is de
knooppuntnaam 'picasso'.
30Hoofdstuk 3 NetwerkfunctieNLWW
Ondersteunde codes in een BOOTP/DHCP-opstartbestand (vervolg)
OptieBeschrijving
htDe code voor het type hardware. Voor de printer
moet deze worden ingesteld op ether voor
Ethernet. Deze code moet voorafgaan aan de
code ha.
vmDe code voor de BOOTP-rapportage-indeling
(vereist). Stel deze parameter in op rfc1048.
haDe code voor het hardware-adres. Het hardware-
adres (MAC) is het koppelingsniveau of het
stationsadres van de printer. U vindt deze op de
netwerkconfiguratiepagina van de printer bij
HARDWARE-ADRES.
ipDe code voor het IP-adres (vereist). Dit adres
wordt het IP-adres van de printer.
smDe code voor het subnetmasker. Het
subnetmasker wordt door de printer gebruikt om
de gedeelten van een IP-adres te identificeren
die staan voor het netwerk-/subnetwerknummer
en het hostadres.
gwDe code voor het IP-adres van de gateway. Dit
adres is het IP-adres van de standaard-gateway
(router) die wordt gebruikt voor de communicatie
met andere subnetten.
dsDe code voor het IP-adres van de DNS-server
(Domain Name System). U kunt maar één
naamserver opgeven.
lgDe code voor het IP-adres van de syslog-server.
Dit is de server waarnaar de printer syslogberichten zendt.
hnDe code van de hostnaam. Deze code krijgt
geen waarde, maar zorgt ervoor dat de BOOTPdaemon de hostnaam naar de printer downloadt.
De hostnaam wordt afgedrukt op de
netwerkconfiguratiepagina van de printer of
wordt opgegeven na een SNMP sysNameverzoek van een netwerktoepassing.
dnDe code voor de domeinnaam. Dit is de
domeinnaam van de printer (bijvoorbeeld
support.hp.com). Deze bevat geen hostnaam;
het is niet de FQDN-naam (Fully Qualified
Domain Name), zoals printer1.support.hp.com.
trDHCP T1-time-out: de tijd voor het vernieuwen
van de DHCP-lease (in seconden).
tvDHCP T1-time-out: de rebindtijd voor de DHCP-
lease (in seconden).
NLWWBOOTP/TFTP gebruiken31
Opmerking
Een dubbele punt (:) geeft het einde van een veld aan en een backslash (\) geeft aan dat de
vermelding doorgaat op de volgende regel. Tussen de tekens in een regel mogen zich geen
spaties bevinden. Namen, zoals hostnamen, moeten beginnen met een letter en mogen
alleen letters, cijfers, punten (alleen bij domeinnamen) of streepjes bevatten. Het
onderstreepteken (_) mag niet worden gebruikt. Raadpleeg de systeemdocumentatie of
Help voor meer informatie.
32Hoofdstuk 3 NetwerkfunctieNLWW
DHCP gebruiken
Het Dynamic Host Configuration Protocol (DHCP, RFC 2131/2132) is een van de
automatische configuratiemechanismen die door de printer worden gebruikt. Wanneer er
zich in het netwerk een DHCP-server bevindt, krijgt de printer automatisch een IP-adres van
die server. De printer registreert de servernaam vervolgens bij een willekeurige DNS
(Dynamic Name Service) die voldoet aan RFC 1001 en 1002, zolang er een IP-adres van
een WINS-server (Windows Internet Naming Service) is opgegeven.
Opmerking
Opmerking
Er moeten hiervoor wel DHCP-services beschikbaar zijn op de server. Raadpleeg de
systeemdocumentatie of Help voor het installeren of inschakelen van DHCP-services.
Als de printer en de BOOTP/DHCP-server zich in verschillende subnetten bevinden, kan de
IP-configuratie mislukken, behalve wanneer het routing-apparaat de overdracht van DHCPverzoeken tussen subnetten ondersteunt.
UNIX-systemen
Raadpleeg de pagina bootpd man voor meer informatie over het instellen van DHCP op
UNIX-systemen. Op HP-UX-systemen kan er een voorbeeld van een DHCPconfiguratiebestand (dhcptab) staan in de map /etc. Aangezien HP-UX momenteel geen
DDNS biedt voor DHCP-implementaties, beveelt HP u aan de duur van de lease voor alle
afdrukservers in te stellen op oneindig. Hierdoor blijven de IP-adressen van de afdrukserver
statisch tot het moment dat DDNS beschikbaar worden.
Windows-systemen
De printer ondersteunt IP-configuratie vanaf een DHCP-server van Windows NT/2000/XP. In
dit gedeelte wordt beschreven hoe u een groep, of 'bereik,' van IP-adressen instelt die de
Windows-server aan andere aanvragers kan toewijzen of leasen. Wanneer de printer is
geconfigureerd voor BOOTP of DHCP en wordt ingeschakeld, verzendt deze automatisch
een BOOTP- of DHCP-verzoek voor de IP-configuratie. Wanneer de Windows DHCP-server
juist is ingesteld, zal deze antwoorden met de IP-configuratiegegevens van de afdrukserver.
Opmerking
Opmerking
NLWWDHCP gebruiken33
Deze informatie wordt geleverd in de vorm van een overzicht. Raadpleeg voor specifieke
informatie of aanvullende ondersteuning de gegevens die bij de software van de DHCPserver zijn geleverd.
HP raadt u aan om aan alle printers een IP-adres met een oneindige leasetijd of een
gereserveerd IP-adres toe te wijzen. Zo voorkomt u problemen met IP-adressen die worden
gewijzigd.
Windows NT 4.0 server
Volg de onderstaande procedure om een DHCP-bereik in te stellen op een Windows NT 4.0server:
1. Open in de Windows NT-server het venster Programmabeheer en dubbelklik op het
pictogram Netwerkbeheerder.
2. Dubbelklik op het pictogram DHCP-beheer om het venster te openen.
3. Selecteer Server en vervolgens Server Add (Serveradres).
4. Geef het IP-adres van de server op en klik op OK om terug te gaan naar het venster
DHCP-beheer.
5. In de lijst van DHCP-servers klikt u op de server die u zojuist hebt toegevoegd.
Vervolgens selecteert u Bereik en vervolgens Maken.
6. Selecteer Set up the IP Address Pool (IP-adrespool instellen). In het gedeelte IP-
adrespool stelt u het IP-adresbereik in. Geef hiervoor het eerste IP-adres op in het vak
Beginadres en het laatste IP-adres in het vak Eindadres. Geef ook het subnetmasker op
voor het subnet waarop de IP-adrespool van toepassing is. Met het eerste en laatste IPadres worden de eindpunten van de adresgroep die is toegewezen aan dit bereik,
bepaald.
Opmerking
Indien gewenst kunt u ook bepaalde adresbereiken uitsluiten binnen een bereik.
7. Selecteer Onbeperkt in het gedeelte Duur lease en kies vervolgens OK. HP raadt u aan
om aan alle printers een IP-adres met een oneindige leasetijd toe te wijzen. Zo voorkomt
u problemen met IP-adressen die worden gewijzigd. Wanneer u echter een onbeperkte
leaseduur voor het bereik selecteert, krijgen alle clients binnen dat bereik dus een
oneindige leaseperiode. Wanneer u wilt dat clients in het netwerk een beperkte
leaseperiode krijgen, kunt u de duur beperken tot een bepaalde periode. U moet dan wel
alle printers configureren als gereserveerde clients voor het bereik.
8. Sla deze stap over wanneer u in de vorige stap onbeperkte leasetijden hebt ingesteld.
Selecteer anders Bereik en vervolgens Reserveringen toevoegen om de printers in te
stellen als gereserveerde clients. Stel voor elke printer een reservering in door voor elke
printer de volgende stappen uit te voeren in het venster Gereserveerde clients toevoegen:
a. Geef het geselecteerde IP-adres op.
b. Geef het MAC-adres of hardware-adres op de configuratiepagina op in het vak
Unieke ID.
c. Geef de naam van de client op (willekeurig).
d. Selecteer Toevoegen om de gereserveerde client toe te voegen. U kunt een
reservering verwijderen door in het venster DHCP-beheer te klikken op Bereik en
vervolgens Actieve leases te selecteren. Klik in het venster Actieve leases op de
reservering die u wilt verwijderen en klik vervolgens op Verwijderen.
9. Selecteer Afsluiten om terug te keren naar het venster DHCP-beheer.
10. Sla deze stap over wanneer u niet van plan bent WINS (Windows Internet Naming
Service) te gebruiken. Voer anders de volgende procedure uit tijdens het configureren
van de DHCP-server:
a. Selecteer DHCP-opties in het venster DHCP-beheer en selecteer vervolgens een
van de volgende opties:
●Bereik: wanneer u alleen Name Services wilt voor het geselecteerde bereik.
●Globaal: wanneer u Name Services wilt voor alle bereiken.
34Hoofdstuk 3 NetwerkfunctieNLWW
b. Voeg de server toe aan de lijst Actieve opties. In het venster DHCP-opties selecteert
u WINS/NBNS-opties (044) in de lijst Niet-gebruikte opties. Selecteer Toevoegen
en vervolgens OK. En kan een melding worden weergegeven met het verzoek om
het knooppunttype in te stellen. Dit kunt u doen in stap 10d.
c. U kunt nu het IP-adres van de WINS-server als volgt opgeven:
●Selecteer Waarde en vervolgens Matrix bewerken.
●Selecteer bij de Matrixeditor voor IP-adres Verwijderen om eventuele
ongewenste, eerder ingestelde adressen te verwijderen. Geef vervolgens het IPadres van de WINS-server op en selecteer Toevoegen.
●Zodra het adres in de lijst van IP-adressen wordt weergegeven, klikt u op OK. U
keert terug naar het venster DHCP-opties. Wanneer het adres dat u zojuist hebt
toegevoegd in de lijst van IP-adressen wordt weergegeven (onder aan het
venster), gaat u door naar stap 10d. Herhaal anders stap 10c.
d. In het venster DHCP-opties selecteert u WINS/NBT-knooppunttype (046) in de lijst
Niet-gebruikte opties. Selecteer Toevoegen om het knooppunttype toe te voegen
aan de lijst Actieve opties. In het vak Byte geeft u 0x4 op om aan te geven dat het
een gemengd knooppunt betreft. Vervolgens klikt u op OK.
11. Klik op Afsluiten om Programmabeheer af te sluiten.
Windows 2000-server
Opmerking
Volg onderstaande procedure om een DHCP-bereik in te stellen op een Windows 2000server:
1. Start het hulpprogramma voor DHCP-beheer voor Windows 2000. Klik op Start,
selecteer Instellingen en klik op Configuratiescherm. Open de map Systeembeheer
en voer het hulpprogramma DHCP uit.
2. In het venster DHCP selecteert u de Windows 2000-server in de DHCP-boomstructuur.
Wanneer uw server niet voorkomt in de boomstructuur, selecteert u DHCP en klikt u op
het menu Actie om de server toe te voegen.
3. Als u de server hebt geselecteerd in de DHCP-boomstructuur, klikt u op het menu Actie
en selecteert u Nieuwe scope. De wizard Add New Scope (Nieuwe scope toevoegen)
wordt uitgevoerd.
4. Klik in de wizard Nieuwe scope toevoegen op Volgende.
5. Geef een naam en een beschrijving op voor dit bereik en klik op Volgende.
6. Geef de reeks IP-adressen voor dit bereik op (eerste en laatste IP-adres). Geef ook het
subnetmasker op. Klik op Volgende.
Wanneer u subnetten gebruikt, bepaalt het subnetmasker welk gedeelte van een IP-adres
het subnet aangeeft en welk gedeelte het client-apparaat aangeeft.
7. Indien van toepassing, geeft u de reeks op van IP-adressen in het bereik dat door de
server moet worden uitgesloten. Klik op Volgende.
8. Stel de duur van de lease in voor de IP-adressen van uw DHCP-clients. Klik op
Volgende. HP raadt u aan om aan alle printers gereserveerde IP-adressen toe te
wijzen. U kunt dit doen nadat u het bereik hebt ingesteld (zie stap 11).
9. U kunt de DHCP-opties voor dit bereik later instellen door op Nee en vervolgens op
Volgende te klikken. Wanneer u de DHCP-opties nu wilt instellen, selecteert u Ja en
klikt u op Volgende.
NLWWDHCP gebruiken35
a. Indien gewenst geeft u het IP-adres op van de router (of de standaard-gateway) die
clients moeten gebruiken. Klik op Volgende.
b. Indien gewenst geeft u de domeinnaam en de DNS-server (Domain Name System)
voor clients op. Klik op Volgende.
c. Selecteer Ja om de DHCP-opties nu te activeren en klik op Volgende.
10. U hebt nu het DHCP-bereik op deze server ingesteld. Klik op Voltooien om de wizard af
te sluiten.
11. Configureer de printer met een gereserveerd IP-adres binnen het DHCP-bereik:
a. In de DHCP-boomstructuur opent u de map voor het bereik en selecteert u
Reserveringen.
b. Klik op het menu Actie en selecteer Nieuwe reservering.
c. Geef in elk veld de juiste gegevens op, waaronder het gereserveerde IP-adres van
de printer.
Opmerking
Opmerking
Het MAC-adres van de printer kunt u vinden op de netwerkconfiguratiepagina van de printer.
d. Bij Ondersteunde typen selecteert u Alleen DHCP en vervolgens klikt u op
Toevoegen.
Als u beide of alleen BOOTP selecteert, wordt de configuratie uitgevoerd via BOOTP door
de volgorde waarin de configuratieprotocolverzoeken worden geïnitieerd.
e. Geef nog een gereserveerde client op of klik op Afsluiten. De toegevoegde
gereserveerde clients worden weergegeven in de map Reserveringen van dit bereik.
12. Sluit het hulpprogramma voor DHCP-beheer.
NetWare-systemen
NetWare 5.x-servers bieden DHCP-configuratieservices voor netwerkclients, waaronder de
HP-printer. Raadpleeg de documentatie en ondersteuning van Novell voor het instellen van
DHCP-services op een NetWare-server.
36Hoofdstuk 3 NetwerkfunctieNLWW
DHCP-configuratie onderbreken
VOORZICHTIG
Als u het IP-adres van de printer wijzigt, kunnen er updates nodig zijn van de printer of van
de systeeminstellingen voor afdrukken voor clients of servers. Wanneer u de printer niet via
DHCP wilt configureren, moet u de printer opnieuw configureren via een andere methode. U
kunt de TCP/IP-parameters handmatig wijzigen via een ondersteunde webbrowser met de
geïntegreerde webserver van de printer, het bedieningspaneel van de printer of via de HPwerkset. Wanneer u overschakelt naar een BOOTP-configuratie, worden de door DHCP
geconfigureerde parameters vrijgegeven en wordt het TCP/IP-protocol gestart. Als u
overschakelt naar handmatige configuratie, wordt het door DHCP geconfigureerde IP-adres
vrijgegeven en worden de door de gebruiker opgegeven IP-parameters gebruikt. Wanneer u
dus handmatig een IP-adres toewijst, moet u ook alle configuratieparameters, zoals
het subnetmasker en de standaard-gateway, handmatig instellen.
NLWWDHCP-configuratie onderbreken37
Het bedieningspaneel van de printer gebruiken
Op de HP Color LaserJet 2600n-printer kunt u automatisch een IP-adres instellen via
BOOTP of DHCP. Zie
Een statisch IP-adres voor de printer instellen voor het handmatig configureren van het
Zie
IP-adres via het bedieningspaneel van de printer.
Configuratie standaard IP-adres voor meer informatie.
38Hoofdstuk 3 NetwerkfunctieNLWW
De geïntegreerde webserver gebruiken
U kunt de geïntegreerde webserver gebruiken om de instellingen van de IP-configuratie te
bekijken of te wijzigen. Hiervoor opent u de geïntegreerde webserver en klikt u op het
tabblad Netwerken. Zie
Op het tabblad Netwerken kunt u de volgende instellingen wijzigen:
●Hostnaam
●Handmatig IP-adres
●Handmatig subnetmasker
●Handmatige standaard-gateway
●Handmatige WINS-server
De geïntegreerde webserver gebruiken.
Opmerking
Wanneer u de netwerkconfiguratie wijzigt, moet u mogelijk de URL van de browser wijzigen
voordat u weer met de printer kunt communiceren. De printer is een paar seconden niet
beschikbaar als het netwerk opnieuw wordt ingesteld.
NLWWDe geïntegreerde webserver gebruiken39
40Hoofdstuk 3 NetwerkfunctieNLWW
Afdruktaken
In dit hoofdstuk vindt u informatie over veelvoorkomende afdruktaken:
●
Afdrukmateriaal plaatsen
●
Afdrukken op speciaal afdrukmateriaal
●
Afdruktaken beheren
●
Dubbelzijdig afdrukken
●
Een afdruktaak annuleren
Onderhoud voor meer informatie over het beheer van de printer en de instellingen via
Zie
HP-werkset.
NLWW41
Afdrukmateriaal plaatsen
Gebruik speciale afdrukmaterialen, zoals enveloppen, etiketten, HP LaserJet glanzend
papier, HP LaserJet-fotopapier en transparanten in lade 1 en lade 2.
Afdrukmateriaal in lade 1 plaatsen
Met lade 1 (de voorrangsinvoerlade voor één vel) worden afzonderlijke vellen
afdrukmateriaal of één envelop afgedrukt. Gebruik lade 1 als u één vel papier, een envelop,
briefkaart, etiket, HP LaserJet glanzend papier, HP LaserJet-fotopapier of een transparant
wilt plaatsen. U kunt lade 1 ook gebruiken om de eerste pagina op ander afdrukmateriaal af
te drukken dan de rest van het document.
Zie
Afdrukken op speciaal afdrukmateriaal voor informatie over het plaatsen van speciaal
afdrukmateriaal zoals enveloppen, etiketten en transparanten.
Het afdrukmateriaal in lade 1 plaatsen
1. De materiaalgeleiders zorgen ervoor dat het afdrukmateriaal goed in de printer wordt
gevoerd en dat de afdruk niet scheef wordt getrokken (scheef op het afdrukmateriaal).
Schuif de materiaalgeleiders voor de breedte iets verder uit elkaar dan de breedte van
het afdrukmateriaal.
42Hoofdstuk 4 AfdruktakenNLWW
2. Plaats het afdrukmateriaal in lade 1 met de afdrukzijde naar beneden en met de
bovenste, korte zijde als eerste in de lade. Zorg dat het afdrukmateriaal ver genoeg in
de printer is geplaatst zodat het door het papierinvoermechanisme kan worden ingevoerd.
Opmerking
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
Opmerking
Zie Dubbelzijdig afdrukken voor instructies over het plaatsen van papier bij dubbelzijdig
afdrukken.
Afdrukmateriaal in lade 2 of optionele lade 3 plaatsen
U hebt via de voorkant van de printer toegang tot lade 2 en optionele lade 3. Deze laden
kunnen maximaal 250 vellen papier bevatten. Lade 2 ondersteunt ook andere
afdrukmaterialen, zoals enveloppen, briefkaarten, transparanten, HP LaserJet glanzend
papier en HP LaserJet-fotopapier.
Waaier het papier niet voordat u het papier in de laden plaatst. Plaats niet teveel papier in
de laden.
Gebruik papier dat is geniet, niet opnieuw. Nietjes in gebruikt papier kunnen de printer
beschadigen waardoor de printer moet worden gerepareerd. Deze reparaties worden niet
gedekt door de garantie.
Het afdrukmateriaal in lade 2 of optionele lade 3 plaatsen
De instructies zijn dezelfde voor het plaatsen van afdrukmateriaal in lade 2 en optionele
lade 3.
1. Trek lade 2 of optionele lade 3 uit de printer en verwijder het papier.
NLWWAfdrukmateriaal plaatsen43
2. Verschuif de achterste geleiders zodat het gewenste papierformaat in de lade past. Er
kunnen verschillende standaardpapierformaten in lade 2 en optionele lade 3 worden
geplaatst.
3. Als het papierformaat groter is dan Letter/A4, trekt u de achterkant van de lade uit totdat
het formaat dat u plaatst, past.
4. Schuif de materiaalgeleiders voor de breedte iets verder uit elkaar dan de breedte van
het afdrukmateriaal.
44Hoofdstuk 4 AfdruktakenNLWW
5. Plaats het papier. Als dit speciaal papier is, bijvoorbeeld briefhoofdpapier, plaatst u het
papier met de afdrukzijde omhoog en de bovenrand richting de voorkant van de lade.
Opmerking
Zie Dubbelzijdig afdrukken voor instructies over het plaatsen van papier met de functie voor
het handmatig dubbelzijdig afdrukken.
6. Zorg dat de stapel papier in alle vier de hoeken plat in de lade ligt en onder de
hoogtelipjes op de lengtegeleiders achter in de lade blijft.
7. Schuif de lade terug in de printer. De achterkant van de lade steekt uit aan de
achterkant van de printer.
NLWWAfdrukmateriaal plaatsen45
Afdrukken op speciaal afdrukmateriaal
Als u op speciaal materiaal afdrukt, wordt de afdruksnelheid automatisch lager om de
uitvoerkwaliteit voor dit materiaal te verbeteren.
Volg deze richtlijnen bij het afdrukken op speciaal afdrukmateriaal.
Afdrukken op enveloppen
Gebruik alleen enveloppen voor laserprinters. Zie Specificaties voor het afdrukmateriaal voor
meer informatie.
●Plaats één envelop in lade 1 of maximaal tien enveloppen in lade 2.
●Plaats niet meer dan tien enveloppen in lade 2.
●
De envelop mag niet zwaarder zijn dan 90 g/m
●Controleer of de enveloppen niet beschadigd zijn en of ze niet aan elkaar kleven.
●Gebruik nooit enveloppen met klemmetjes, drukkers, vensters, gecoate voeringen,
zelfplakkende strips of ander synthetisch materiaal.
●Wanneer u een envelop gebruikt met een afwijkend formaat, selecteert u de juiste
envelop als Type. Zie
voor meer informatie.
Afdrukken op afdrukmateriaal met aangepast formaat of kaarten
2
.
VOORZICHTIG
Wanneer u bovenstaande richtlijnen niet volgt, kunnen er papierstoringen optreden.
Zie
Specificaties voor het afdrukmateriaal voor meer informatie.
Afdrukken op enveloppen vanuit lade 1
1. Stel de breedtegeleiders in.
46Hoofdstuk 4 AfdruktakenNLWW
2. Plaats een envelop in lade 1 met de korte zijde naar de printer gericht en de klep aan de
rechterkant met de afdrukzijde omhoog. Zorg dat de envelop ver genoeg in de printer is
geplaatst zodat de envelop door het papierinvoermechanisme kan worden ingevoerd.
Afdrukken op enveloppen vanuit lade 2
1. Open lade 2 en schuif het verlengstuk volledig uit. Als er al papier in lade 2 is geplaatst,
verwijdert u eventueel aanwezig papier of ander afdrukmateriaal.
2. Schuif de breedtegeleiders in lade 2 iets verder dan de breedte van de enveloppen naar
buiten.
NLWWAfdrukken op speciaal afdrukmateriaal47
3. Plaats de stapel enveloppen in de lade met de klep aan de rechterkant, de afdrukzijde
naar boven en de korte zijde naar de printer gericht.
Opmerking
Als de envelop aan de korte zijde van een klep is voorzien, moet die zijde als eerste in de
printer worden ingevoerd.
4. Schuif de breedtegeleiders lichtjes tegen de stapel zonder dat deze gaat opbollen. De
stapel moet in het midden tussen de geleiders en onder de lipjes van de geleiders
worden geplaatst.
5. Kies de gebruikte envelop bij Formaat (Windows) of Papier (Macintosh) in het
dialoogvenster Afdrukken (Windows) of Print (Macintosh) of in de printerdriver.
Afdrukken op etiketten
Volg deze richtlijnen voor het gebruik van etiketten. Zie Specificaties voor het
afdrukmateriaal voor meer details.
48Hoofdstuk 4 AfdruktakenNLWW
VOORZICHTIG
Om beschadiging van de printer te voorkomen, dient u alleen etiketten te gebruiken die zijn
goedgekeurd voor gebruik in laserprinters. Gebruik een vel etiketten slechts eenmaal en
druk nooit af op een gedeeltelijk met etiketten gevuld vel.
●Gebruik geen etiketten die van het ondervel loskomen en die gekreukt of op een andere
manier beschadigd zijn.
●Plaats etiketten in de laden met de bovenste, korte zijde eerst en de afdrukzijde naar
beneden voor lade 1 en de afdrukzijde naar boven voor lade 2. Voor lade 1 moet het
afdrukmateriaal ver genoeg in de printer zijn geplaatst zodat het afdrukmateriaal door
het papierinvoermechanisme kan worden ingevoerd.
●Selecteer Etiketten bij Type (Windows) of Papier (Macintosh) in het dialoogvenster
Afdrukken (Windows) of Print (Macintosh) of in de printerdriver.
●Zie
Storingen verhelpen als een vel met etiketten in de printer is vastgelopen.
Transparanten
Volg de volgende richtlijnen bij het afdrukken van transparanten:
VOORZICHTIG
NLWWAfdrukken op speciaal afdrukmateriaal49
Om beschadiging van de printer te voorkomen, dient u alleen transparanten te gebruiken die
zijn goedgekeurd voor gebruik in laserprinters.
VOORZICHTIG
Transparant afdrukmateriaal dat niet voor afdrukken met de Laserjet is bedoeld, kan de
printer beschadigen.
●Plaats transparanten in de laden met de bovenste, korte zijde eerst en de afdrukzijde
naar beneden voor lade 1 en de afdrukzijde naar boven voor lade 2. Voor lade 1 moet
het afdrukmateriaal ver genoeg in de printer zijn geplaatst zodat het afdrukmateriaal
door het papierinvoermechanisme kan worden ingevoerd.
●Selecteer Transparanten bij Type (Windows) of Papier (Macintosh) in het
dialoogvenster Afdrukken (Windows) of Print (Macintosh) of in de printerdriver.
●Plaats de transparanten op een vlakke ondergrond nadat u ze uit de printer hebt
verwijderd.
Afdrukken op HP LaserJet glanzend papier en HP LaserJetfotopapier
Deze printer ondersteunt het afdrukken op HP LaserJet glanzend papier en HP LaserJetfotopapier. Volg onderstaande richtlijnen bij het afdrukken op HP LaserJet glanzend papier.
Zie
Specificaties voor het afdrukmateriaal voor meer informatie.
●Pak HP LaserJet glanzend papier en HP LaserJet-fotopapier bij de randen vast. Vette
vingerafdrukken op HP LaserJet glanzend papier en HP LaserJet-fotopapier kunnen de
afdrukkwaliteit verminderen.
●Gebruik HP LaserJet glanzend papier en HP LaserJet-fotopapier alleen met deze
printer. HP-producten zijn zo ontwikkeld dat deze in combinatie met elkaar de best
mogelijke resultaten garanderen.
50Hoofdstuk 4 AfdruktakenNLWW
●Plaats HP LaserJet glanzend papier en HP LaserJet-fotopapier in de laden met de
bovenste, korte zijde eerst en de afdrukzijde naar beneden voor lade 1 en de afdrukzijde
naar boven voor lade 2.
●Selecteer Licht glanzend, Glanzend of Zwaarglanzend bij Type (Windows) of Papier
(Macintosh) in het dialoogvenster Afdrukken (Windows) of Print (Macintosh) of in de
printerdriver. Selecteer Licht glanzend voor afdrukmateriaal met een gewicht van
maximaal 105 g/m
Zwaarglanzend voor afdrukmateriaal van maximaal 160 g/m
2
, Glanzend voor afdrukmateriaal van maximaal 120 g/m2 en
2
.
NLWWAfdrukken op speciaal afdrukmateriaal51
Afdrukken op briefhoofdpapier of voorbedrukte formulieren
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u de afdrukstand van briefhoofdpapier of voorbedrukte
formulieren voor enkelzijdig afdrukken instelt.
●Lade 1: plaats papier met de bovenrand eerst en de afdrukzijde naar beneden zoals in
de volgende afbeelding wordt weergegeven.
●Lade 2: plaats papier met de afdrukzijde naar boven en de bovenste zijde naar de
voorkant van de printer zoals in de volgende afbeelding wordt weergegeven.
●Gebruik geen briefhoofdpapier met reliëfdruk.
●Gebruik geen briefhoofdpapier dat is bedrukt met inkt voor lage temperaturen, zoals
bijvoorbeeld wordt gebruikt in bepaalde thermografische toepassingen.
●De printer gebruikt hitte en druk om de toner op het afdrukmateriaal aan te brengen.
Controleer of voor gekleurd papier of voorbedrukte formulieren gebruik wordt gemaakt
van inkt die geschikt is voor deze fusertemperatuur (210°C gedurende 0,1 seconde).
Afdrukken op HP LaserJet Tough-papier
Volg onderstaande richtlijnen wanneer u op HP LaserJet Tough-papier afdrukt:
●Pak HP LaserJet Tough-papier altijd bij de randen vast. Vette vingerafdrukken op
HP LaserJet Tough-papier kunnen de afdrukkwaliteit verminderen.
●Gebruik HP LaserJet Tough-papier alleen met deze printer. HP-producten zijn zo
ontwikkeld dat deze in combinatie met elkaar de best mogelijke resultaten garanderen.
●In de software of de printerdriver, selecteert u Dik papier als materiaalsoort of drukt u af
vanuit een lade die geconfigureerd is voor HP LaserJet Tough-papier.
Zie
Afdrukken op briefhoofdpapier of voorbedrukte formulieren voor informatie over het
plaatsen van afdrukmateriaal.
52Hoofdstuk 4 AfdruktakenNLWW
Afdrukken op afdrukmateriaal met aangepast formaat of
kaarten
Briefkaarten, indexkaarten (3 x 5 inch) en ander afdrukmateriaal met speciale afmetingen
kunnen vanuit lade 1 of lade 2 worden afgedrukt. Het minimumformaat is 76 x 127 mm en
het maximumformaat is 216 x 356 mm.
●Plaats altijd de korte zijde het eerst in lade 1 of lade 2. Als u de kaarten in liggende
stand wilt afdrukken, stelt u dit via uw programma in. Als papier met de lange zijde eerst
in de printer wordt ingevoerd, kan dit een papierstoring veroorzaken.
●Stel de marges in uw programma in op ten minste 6,4 mm van de randen van het
afdrukmateriaal.
●Selecteer het aangepaste afdrukmateriaal dat u gebruikt als Type in de printerdriver en
stel het huidige Formaat in.
Zie
Het afdrukmateriaal in lade 1 plaatsen voor instructies over het plaatsen van
afdrukmateriaal in lade 1.
Voor instructies over het plaatsen van afdrukmateriaal in lade 2 of optionele lade 3, gaat u
naar
Het afdrukmateriaal in lade 2 of optionele lade 3 plaatsen.
Specificaties voor het afdrukmateriaal voor meer informatie.
Zie
NLWWAfdrukken op speciaal afdrukmateriaal53
Afdruktaken beheren
Dit gedeelte bevat basisafdrukinstructies. Bij wijzigingen in de printerinstellingen dient u een
specifieke volgorde aan te houden, omdat sommige instellingen voorrang hebben boven
andere. (De namen van opdrachten en dialoogvensters kunnen per programma verschillen.)
●Dialoogvenster Pagina-instelling: dit dialoogvenster verschijnt wanneer u klikt op
Pagina-instelling of een dergelijke opdracht in het menu Bestand in uw programma.
Dit dialoogvenster is onderdeel van het programma waarin u werkt. De instellingen die uhier wijzigt, hebben voorrang boven alle andere instellingen.
●Dialoogvenster Afdrukken: dit dialoogvenster verschijnt wanneer u klikt op Afdrukken,
Printerinstellingen of een dergelijke opdracht in het menu Bestand in uw programma.
Dit dialoogvenster hoort eveneens bij het programma, maar heeft een lagere prioriteit
dan het dialoogvenster Pagina-instelling. Wijzigingen in het dialoogvenster Afdrukken
hebben geen voorrang boven wijzigingen in het dialoogvenster Pagina-instelling. De
instellingen die u hier wijzigt, hebben wel voorrang boven de instellingen die u in de
printerdriver wijzigt.
●Printerdriver: de printerdriver wordt geopend wanneer u klikt op Eigenschappen in het
dialoogvenster Afdrukken. De instellingen die u hier wijzigt, hebben geen voorrang
boven alle andere instellingen. (Bij Macintosh zijn de instellingen van de printerdriver
geïntegreerd in het dialoogvenster Print.)
54Hoofdstuk 4 AfdruktakenNLWW
Afdrukken via ladebron in vergelijking met afdrukken via
type of formaat van papier
Drie instellingen zijn van invloed op hoe de printerdriver probeert afdrukmateriaal in te
voeren bij een afdruktaak. Deze instellingen, Bron, Type en Formaat, verschijnen in het
dialoogvenster Pagina-instelling of Afdrukken van uw programma, of in de printerdriver.
De printer kiest automatisch een lade als u deze instellingen niet wijzigt. Als u deze
instellingen wilt wijzigen, kunt u afdrukken via Bron, via Type, via Formaat of via Type en
Formaat. (Voor Macintosh OS X zijn soorten en formaten beide beschikbaar in het popupmenu Papier).
●Bron: afdrukken volgens Bron houdt in dat u een specifieke lade kiest waaruit de printer
het papier moet invoeren. De printer zal proberen om vanuit de opgegeven lade af te
drukken, ongeacht de soort en het formaat van het afdrukmateriaal in de lade. Als u
echter een lade kiest die via de HP-werkset is geconfigureerd voor een soort die of
formaat dat niet geschikt is voor de afdruktaak, wordt er niet automatisch afgedrukt. In
plaats daarvan wordt gewacht tot u de juiste soort of het juiste formaat afdrukmateriaal
voor de afdruktaak in de geselecteerde lade plaatst. Als u afdrukmateriaal in de lade
hebt geplaatst, begint de printer met afdrukken. (Als de printer niet begint, moet u de
lade configureren zodat deze overeenkomt met het formaat en de papiersoort voor de
afdruktaak). U kunt ook op
drukken.
●Type of formaat: afdrukken via Type of Formaat wil zeggen dat voor het afdrukken de
eerste lade wordt gebruikt met de gewenste papiersoort of het gewenste papierformaat.
Druk altijd af via Type bij speciale afdrukmaterialen zoals etiketten of transparanten.
(S
ELECTEREN
) drukken om vanuit een andere lade af te
●Als u via Type of Formaat wilt afdrukken en de laden zijn niet via de HP-werkset
geconfigureerd voor een bepaald type of bepaald formaat, plaatst u het papier of
afdrukmateriaal in een lade en selecteert u het Type of het Formaat in het
dialoogvenster Pagina-instelling of Afdrukken, of in de printerdriver.
●Als u vaak afdrukt op een bepaald type of formaat afdrukmateriaal, kan de
printerbeheerder (bij een netwerkprinter) of uzelf (bij een rechtstreeks aangesloten
printer) met de HP-werkset een lade voor dit type of formaat configureren. (Zie
werkset.) Wanneer u vervolgens deze soort of dit formaat kiest voor een afdruktaak,
wordt de lade gebruikt die daarvoor is geconfigureerd.
Functies in de printerdriver
Niet alle printerfuncties worden door bepaalde printerdrivers en besturingssystemen
ondersteund.
●Een aangepast papierformaat instellen
●Afdrukken in grijsschaal
●Kleurinstellingen wijzigen
●Watermerken maken en gebruiken
●Meerdere pagina’s afdrukken op één vel afdrukken (N-per-vel)
●Snelinstellingen maken en gebruiken
HP-
●Verkleinen of vergroten
●De eerste pagina op ander papier afdrukken
●De afdrukkwaliteit wijzigen
●De standaardinstellingen van de printerdriver herstellen
NLWWAfdruktaken beheren55
Zie Dubbelzijdig afdrukken voor informatie over het afdrukken met de functie voor het
handmatig dubbelzijdig afdrukken.
Een aangepast papierformaat instellen
Gebruik de functie voor aangepast papierformaat voor het afdrukken op papier dat afwijkt
van de standaardformaten.
●Windows: probeer deze instelling via één van de volgende locaties te wijzigen (in de
aangegeven volgorde): het dialoogvenster Pagina-instelling in het programma, het
dialoogvenster Afdrukken in het programma, of het tabblad Papier in de printerdriver.
●Mac: klik op Archief en klik vervolgens op Pagina-instelling om een aangepast
papierformaat in te stellen. Klik in het menu Instellingen en selecteer Aangepast
papierformaat. (Mac OS X 10.2 ondersteunt geen instellingen voor aangepaste
papierformaten.)
Afdrukken in grijsschaal
Een document met kleuren wordt automatisch in kleur afgedrukt. U kunt de printer echter
ook zo instellen dat een document met kleuren alleen in grijsschaal (zwart-wit) wordt
afgedrukt.
●Windows: selecteer de optie Afdrukken in grijsschaal op het tabblad Kleur van het
printerstuurprogramma.
●Mac: in het dialoogvenster Print selecteert u het tabblad Kleurenopties en vervolgens
selecteert u het keuzeveld Kleuren als grijs afdrukken.
Opmerking
De kleurinstellingen wijzigen
Wanneer u in kleur afdrukt, stelt de printerdriver de optimale kleurinstellingen automatisch in.
U kunt echter handmatig aanpassen hoe tekst, afbeeldingen en foto's in kleur worden
afgedrukt. Zie
●Windows: klik in het tabblad Kleur van de printerdriver op Instellingen.
●Mac: klik in het dialoogvenster Print op het tabblad Kleurenopties en vervolgens op de
knop Geavanceerde opties weergeven.
Watermerken maken en gebruiken
Gebruik de optie Watermerk om de tekst aan te geven die 'onder' (op de achtergrond van)
een bestaand document moet worden aangebracht. Zo kunt u bijvoorbeeld in grote letters
'concept' of 'vertrouwelijk' diagonaal afdrukken op de eerste pagina of op alle pagina's van
het document. U kunt de kleur, positie en tekst van het watermerk wijzigen.
Als u werkt met Windows 2000 of XP, moet u beschikken over beheerdersrechten om
watermerken te kunnen maken. U hoeft geen beheerdersrechten te hebben om bestaande
watermerken aan documenten toe te voegen.
●Windows: ga naar de opties voor Watermerk via het tabblad Effecten van uw
printerdriver.
●Mac: ga naar de watermerkopties in het vervolgkeuzemenu voor watermerken/sjablonen
in het dialoogvenster Print. (In OS X worden watermerken wellicht niet ondersteund.)
Afdrukken op speciaal afdrukmateriaal voor meer informatie.
56Hoofdstuk 4 AfdruktakenNLWW
Meerdere pagina’s op één vel afdrukken (N-per-vel)
Met N-per-vel afdrukken kunt u meerdere pagina's op één vel papier afdrukken. De pagina's
worden verkleind afgedrukt. U kunt maximaal negen pagina's per vel opgeven, die
standaard als volgt op het vel worden gerangschikt. U kunt tevens opgeven of om elke
pagina een kader moet verschijnen.
●Windows: ga naar de instelling Pagina's per vel op het tabblad Afwerking van de
printerdriver.
●Mac: ga naar Pagina's per vel via het pop-upmenu Layout in het dialoogvenster Print.
2
1
2
1
3
Opmerking
1
1
Snelinstellingen maken en gebruiken
Gebruik Snelinstellingen om de huidige driverinstellingen zoals afdrukstand, N-per-vel
afdrukken of papierbron op te slaan voor later gebruik. U kunt maximaal 30 sets met
instellingen opslaan. De Snelinstellingen kunnen voor het gemak via de meeste tabbladen
van de printerdriver worden opgeslagen en geselecteerd.
Als u werkt met Windows 2000, moet u beschikken over beheerdersrechten om
Snelinstellingen te kunnen opslaan.
●Windows: u kunt Snelinstellingen maken via de meeste tabbladen van de printerdriver.
Daarna kunt u de Snelinstellingen openen via het tabblad Afwerking in de printerdriver.
●Mac: deze functie wordt niet ondersteund.
Verkleinen of vergroten
2
3
4
456
789
Gebruik de optie Aanpassen aan pagina om het document volgens een bepaald
percentage van de normale grootte af te drukken. Tevens hebt u de mogelijkheid de schaal
van het document zodanig te wijzigen dat het op papier van elk ondersteund formaat past.
●Windows: ga naar de instellingen voor Aanpassen aan pagina op het tabblad Effecten
van de printerdriver.
●Mac: ga naar de instellingen voor verkleinen en vergroten (Schalen) via het
dialoogvenster Pagina-instelling.
NLWWAfdruktaken beheren57
De eerste pagina op ander papier afdrukken
De eerste pagina afdrukken op ander papier is handig als u bijvoorbeeld een brief afdrukt
waarbij op de eerste pagina briefhoofdpapier wordt gebruikt en voor de volgende pagina's
blanco papier. Het formaat voor alle pagina's van de afdruktaak moet in de printerdriver
hetzelfde zijn.
●Windows: probeer deze instelling via één van de volgende locaties te wijzigen (in de
aangegeven volgorde): het dialoogvenster Pagina-instelling in het programma, het
dialoogvenster Afdrukken in het programma, of het tabblad Papier/Kwaliteit in de
printerdriver.
●Mac: selecteer in het vervolgmenu Papierinvoer in het dialoogvenster Print de optie
Eerste pagina uit. Selecteer vervolgens de bron voor de eerste pagina.
De standaardinstellingen van de printerdriver herstellen
U kunt alle instellingen in de printerdriver terugzetten naar de standaardwaarden. Deze
maatregel kan handig zijn bij problemen met de afdrukkwaliteit of wanneer geen papier uit
de juiste lade wordt gekozen.
●Windows: selecteer Standaardinstellingen in het dialoogvenster Snelinstellingen op
het tabblad Afwerking in de printerdriver.
●Mac: de optie Standaard bevat de standaardinstellingen en wordt automatisch
geselecteerd telkens wanneer u een programma opent.
58Hoofdstuk 4 AfdruktakenNLWW
Afdrukken vanuit Windows
1. Controleer of er papier in de printer is geplaatst.
2. In het menu Bestand klikt u op Pagina-instelling of op een gelijkwaardige opdracht.
Controleer of de printerinstellingen juist zijn voor het document.
3. In het menu Bestand klikt u op Afdrukken, Afdrukinstellingen of een gelijkwaardige
opdracht. Het dialoogvenster Afdrukken verschijnt.
4. Selecteer deze printer en wijzig indien noodzakelijk de instellingen. Wijzig geen
instellingen (zoals het paginaformaat of de afdrukstand) die u instelt in het
dialoogvenster Pagina-instelling.
5. Als bij deze afdruktaak papier van een standaardformaat en -gewicht wordt gebruikt,
hoeft u de instellingen voor Bron is (lade), Type is of Formaat is waarschijnlijk niet te
wijzigen en kunt u naar stap 7 gaan. Anders gaat u verder met stap 6.
6. Als bij deze afdruktaak geen papier van een standaardformaat of -gewicht wordt
gebruikt, kiest u hoe de printer papier selecteert.
●Voor afdrukken via Bron (lade) selecteert u, indien mogelijk, de lade in het
dialoogvenster Afdrukken.
●Voor afdrukken op bron (lade) wanneer deze instelling niet beschikbaar is in het
dialoogvenster Afdrukken, klikt u op Eigenschappen en selecteert u op het tabblad
Papier de lade in het veld voor Bron is.
●Klik voor afdrukken op type of formaat op Eigenschappen en selecteer op het
tabblad Papier de soort of het formaat in het veld Type is of Formaat is. (Bij
sommige soorten papier zoals briefhoofdpapier, stelt u zowel Type als Formaat in.)
Druk altijd af via Type bij speciale afdrukmaterialen zoals etiketten of transparanten.
7. Klik op Eigenschappen als u dit nog niet had gedaan. De printerdriver verschijnt.
8. Wijzig de gewenste instellingen op de verschillende tabbladen die niet in het
dialoogvenster Pagina-instelling of Afdrukken werden weergegeven. Zie
de printerdriver voor meer informatie over de instellingen van de printerdriver.
9. Selecteer de opdracht Print om de taak af te drukken.
Functies in
Afdrukken vanuit Macintosh OS
1. Controleer of er papier in de printer is geplaatst.
2. In het menu Archief klikt u op Pagina-instelling.
3. Let erop dat deze printer in het pop-upmenu Stel in voor is geselecteerd.
4. Selecteer het papierformaat waarop u gaat afdrukken.
5. Selecteer de instellingen voor Richting en Vergroot/verklein, indien noodzakelijk, en
klik op OK.
6. In het menu Bestand klikt u op Afdrukken.
7. Gebruik de volgende methode om de bron (lade) te selecteren van waaruit u wilt
afdrukken of selecteer de materiaalsoort waarop u wilt gaan afdrukken. Druk altijd af viaType bij speciale afdrukmaterialen zoals etiketten of transparanten.
●Mac: selecteer in het pop-upmenu Papierinvoer de lade of de soort afdrukmateriaal.
8. Wijzig de overige gewenste instellingen, zoals watermerken. (Zie
instellingen in de printerdriver voor meer informatie.)
9. Selecteer de opdracht Print om de taak af te drukken.
NLWWAfdruktaken beheren59
Toegang tot de
Toegang tot de instellingen in de printerdriver
In dit gedeelte worden de veelvoorkomende afdruktaken beschreven die via de printerdriver
geregeld worden. (De printerdriver is het softwareonderdeel waarmee afdruktaken naar de
printer worden gestuurd.) U kunt instellingen tijdelijk wijzigen voor de afdruktaken die u
afdrukt terwijl het programma nog geopend is. U kunt ook permanent wijzigingen
aanbrengen in de standaardinstellingen en de nieuwe instellingen die nu en later van kracht
zijn.
Besturingssysteem
Windows 98
Second Edition
en ME
Windows 2000
en XP (Klassiek
menu Start)
Windows XPIn het menu Bestand klikt u op
Instellingen tijdelijk wijzigen
voor actuele afdruktaken
In het menu Bestand klikt u op
Afdrukken, selecteert u deze
printer en klikt u vervolgens op
Eigenschappen. (De
daadwerkelijke stappen
kunnen variëren, dit is echter
de meestvoorkomende manier.)
In het menu Bestand klikt u op
Afdrukken, selecteert u deze
printer en klikt u vervolgens op
Eigenschappen of
Voorkeuren. (De
daadwerkelijke stappen
kunnen variëren, dit is echter
de meestvoorkomende manier.)
Afdrukken, selecteert u deze
printer en klikt u vervolgens op
Eigenschappen of
Voorkeuren. (De
daadwerkelijke stappen
kunnen variëren, dit is echter
de meestvoorkomende manier.)
Standaardinstellingen
definitief wijzigen
Klik op de knop Start, ga naar
Instellingen en klik dan op
Printers. Klik met de
rechtermuisknop op het
printerpictogram en klik
vervolgens op Eigenschappen.
Klik op Start, wijs Instellingen
aan en klik vervolgens op
Printers of Printers en
faxapparaten. Klik met de
rechtermuisknop op het
printerpictogram en klik
vervolgens op
Afdrukvoorkeuren.
Klik op Start, Printers enfaxapparaten en klik met de
rechtermuisknop op de naam
of het pictogram van de
printer. Klik vervolgens op
Voorkeursinstellingen voor
afdrukken.
1
Configuratie-instellingen wijzigen
(Bijvoorbeeld om een optionele
lade toe te voegen of om een
driverfunctie in- of uit te
schakelen zoals bijvoorbeeld
'Handmatig dubbelzijdig
afdrukken toestaan')
Klik op de knop Start, ga naar
Instellingen en klik dan op
Printers. Klik met de
rechtermuisknop op het
printerpictogram en klik vervolgens
op Eigenschappen. Klik op de tab
Configureren.
Klik op Start, wijs Instellingen aan
en klik vervolgens op Printers of
Printers en faxapparaten. Klik
met de rechtermuisknop op het
printerpictogram en klik vervolgens
op Eigenschappen. Klik op het
tabblad Configureren.
Klik op Start en klik vervolgens op
Printers en faxapparaten. Klik
met de rechtermuisknop op het
printerpictogram en klik vervolgens
op Eigenschappen. Klik op de tab
Configureren.
60Hoofdstuk 4 AfdruktakenNLWW
Besturingssysteem
Instellingen tijdelijk wijzigen
voor actuele afdruktaken
Standaardinstellingen
definitief wijzigen
1
Configuratie-instellingen wijzigen
(Bijvoorbeeld om een optionele
lade toe te voegen of om een
driverfunctie in- of uit te
schakelen zoals bijvoorbeeld
'Handmatig dubbelzijdig
afdrukken toestaan')
Macintosh OS X
10.2 en hoger
In het menu Bestand klikt u op
Afdrukken. Wijzig de
gewenste instellingen in de
verschillende pop-upmenu's.
In het menu Bestand klikt u op
Afdrukken. Wijzig de
gewenste instellingen in de
verschillende pop-upmenu's
De optie voor het wijzigen van de
configuratie-instellingen is niet
beschikbaar voor Mac.
en klik vervolgens in het popupmenu Voorinstellingen op
Bewaar als en typ een naam
in voor de voorinstelling. Deze
instellingen worden in het
menu Voorinstellingen
opgeslagen. Als u de nieuwe
instellingen wilt gebruiken,
moet u de opgeslagen vooraf
ingestelde optie selecteren
wanneer u een programma
opent en wilt afdrukken.
1
Toegang tot standaardprinterinstellingen kunnen beperkt zijn en daarom niet beschikbaar.
NLWWAfdruktaken beheren61
Dubbelzijdig afdrukken
Voor dubbelzijdig afdrukken op papier moet u het papier handmatig na het afdrukken van de
eerste zijde opnieuw in de printer plaatsen.
VOORZICHTIG
Opmerking
Etiketten of transparanten niet aan beide zijden bedrukken. Dit kan papierstoringen
veroorzaken en de printer beschadigen.
Dubbelzijdig afdrukken (handmatig)
1. Plaats voldoende papier in lade 2 of optionele lade 3 voor de gehele afdruktaak.
In Windows moet Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) ingeschakeld zijn om deze
procedure te voltooien. Selecteer Eigenschappen en klik vervolgens op de tab
Configuratie om dubbelzijdig afdrukken in de printerdriver in te schakelen. Selecteer
Handm. dubbelzijdig afdrukken toestaan bij Papierverwerking en klik vervolgens op OK
om op te slaan.
2. U kunt de printer op twee manieren configureren om (handmatig) dubbelzijdig af te
drukken.
●Windows: selecteer in de printerdriver het tabblad Afwerking, selecteer de optie
Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) en zend de afdruktaak naar de printer.
●Mac: in het Mac-venster Print selecteert u in de vervolgkeuzelijst Aantal en
pagina's de optie Handmatig dubbelzijdig. In het volgende menu selecteert u
Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) en vervolgens zendt u de afdruktaak naar de
printer.
62Hoofdstuk 4 AfdruktakenNLWW
3. Als de taak is afgedrukt, verwijdert u de lege vellen uit lade 2 of optionele lade 3. Haal
de stapel afdrukken uit de uitvoerbak en plaats deze stapel, zonder te draaien of om te
draaien, in de lade van de printer die voor het eerste deel van de taak is gebruikt.
A
4.
Druk op
(S
ELECTEREN
) om af te drukken op de andere zijde.
NLWWDubbelzijdig afdrukken63
Een afdruktaak annuleren
Een afdruktaak kan worden gestopt vanuit een programma, een wachtrij of door op de knop
(T
AAK ANNULEREN
●Als de afdruktaak nog niet door de printer wordt afgedrukt, probeert u eerst de taak te
stoppen vanuit de toepassing die de afdruktaak naar de printer heeft verzonden.
●Als de afdruktaak in een afdrukwachtrij of de printspooler is opgeslagen, zoals de map
Printers in Windows (Printers of faxapparaten in Windows 2000 of Windows XP) of de
wachtrij voor afdrukbeheer in Mac OS, gaat u daarheen om de taak te verwijderen.
) op de printer te drukken.
●
Als de afdruktaak al wordt afgedrukt, drukt u op
(T
AAK ANNULEREN
) op de printer. De
pagina’s die al in de printer zijn, worden verder afgedrukt, waarna de rest van de
afdruktaak wordt verwijderd.
●
Als u op
(T
AAK ANNULEREN
) drukt, wordt alleen de huidige taak in de printer
geannuleerd. Wanneer meer dan één afdruktaak zich in het printergeheugen bevindt,
moet u voor elke taak één keer op
(T
AAK ANNULEREN
) drukken zodra de taak wordt
afgedrukt.
Als de printerstatuslampjes afwisselend blijven branden nadat de afdruktaak is geannuleerd,
is de computer nog steeds bezig met het verzenden van de taak naar de printer. Verwijder
de afdruktaak uit de afdrukwachtrij of wacht totdat de computer de gegevens heeft
verzonden.
64Hoofdstuk 4 AfdruktakenNLWW
Kleur
In dit hoofdstuk vindt u informatie over hoe de printer prachtige afdrukken in kleur levert.
Tevens wordt hier omschreven hoe u de best mogelijke kleurafdrukken kunt maken. De
volgende onderwerpen komen aan bod:
●
Kleur gebruiken
●
Kleuropties beheren
●
Kleuren afstemmen
NLWW65
Kleur gebruiken
Deze printer zorgt voor prachtige afdrukken in kleur. De printer biedt een combinatie van
automatische kleurenfuncties waarmee uitstekende resultaten worden bereikt voor
algemene gebruikers, plus geavanceerde hulpmiddelen voor ervaren gebruikers.
De printer kent zorgvuldig ontworpen en geteste kleurentabellen voor een zuivere, accurate
weergave van alle afdrukbare kleuren.
HP biedt gratis online hulpprogramma's om zowel grote als kleine bedrijven te helpen met
hun afdrukken in kleur. Het Color Printing Center van HP (http://www.hp.com/go/color) biedt
oplossingen voor en informatie over het maken van complete projecten.
HP ImageREt 2400
ImageREt 2400 biedt een laserkwaliteit van 2400 dpi in kleur door middel van een multilevelafdrukproces. Dit proces regelt de kleuren nauwkeurig door maximaal vier kleuren binnen
één pixel te combineren en de hoeveelheid toner in een bepaald gebied te variëren.
ImageREt 2400 is voor deze printer verbeterd. Enkele voorbeelden van verbeteringen zijn
technologieën voor overlapping, een verbeterde controle over het plaatsen van stippen en
een nauwkeurigere controle over de tonerkwaliteit van een stip. Deze nieuwe technologieën
samen met het afdrukproces van HP dat verscheidene niveaus omvat, resulteren in een
printer met een resolutie van 600 x 600 dpi die laserkwaliteit van 2400 dpi met miljoenen
gelijkmatige kleuren levert.
In het single-level-afdrukproces in de standaardmodus van andere kleurenlaserprinters
worden echter geen kleuren binnen één pixel gemengd. Dit proces, rasteren genaamd,
maakt het onmogelijk een grote verscheidenheid aan kleuren te creëren zonder concessies
te doen aan de scherpte of zichtbare pixelstructuur.
Afdrukmateriaal selecteren
Voor de beste kleuren en beeldkwaliteit is het belangrijk om in het printermenu of via het
bedieningspaneel van de printer de juiste papiersoort te selecteren. Zie
het afdrukmateriaal voor meer informatie.
Specificaties voor
Kleuropties
Met de kleuropties kunt u automatisch optimale kleurafdrukken maken voor diverse soorten
documenten.
Voor de kleuropties wordt gebruikgemaakt van het zogenaamde 'object tagging'. Dit is een
methode om voor de verschillende objecten op een pagina (tekst, afbeeldingen en foto’s) de
best mogelijke kleurinstellingen te gebruiken. De printerdriver controleert welke objecten de
pagina bevat en bepaalt vervolgens de kleurinstellingen die voor elk object de beste
afdrukkwaliteit geven. Met 'Object tagging', gecombineerd met de geoptimaliseerde
standaardinstellingen, krijgt u uitstekende kleuren met de printer zonder dat hiervoor
speciale instellingen hoeven te worden vastgelegd.
Onder Windows vindt u de kleuropties bij Automatisch en Handmatig op het tabblad Kleur
van de printerdriver.
66Hoofdstuk 5 KleurNLWW
sRGB (standard Red-Green-Blue)
sRGB (standard Red-Green-Blue) is een wereldwijde kleurstandaard die oorspronkelijk is
ontwikkeld door HP en Microsoft als gemeenschappelijk kleursysteem voor beeldschermen,
invoerapparaten (scanners, digitale camera's) en uitvoerapparaten (printers, plotters). sRGB
is de standaardkleurruimte die wordt gebruikt voor HP-producten, besturingssystemen van
Microsoft, het web en de meeste kantoorsoftware die tegenwoordig wordt verkocht. sRGB is
het meestgebruikte kleursysteem voor beeldschermen van Windows-computers en voor de
nieuwe zogenaamde 'high-definition television'.
Opmerking
Factoren, zoals het type beeldscherm dat u gebruikt of de lichtval in de kamer, kunnen van
invloed zijn op de weergave van de kleuren op het scherm. Zie
meer informatie.
Voor de laatste versies van Adobe® PhotoShop®, CorelDRAW™, Microsoft Office en veel
andere toepassingen wordt sRGB gebruikt voor het weergeven van kleuren. sRGB is als
standaardkleurruimte in besturingssystemen van Microsoft nu wijd verbreid als middel voor
het uitwisselen van kleurgegevens tussen programma's en apparaten door een
gemeenschappelijke definitie die zorgt voor meer consistentie in het gebruik van kleuren.
Met sRGB heeft de gebruiker meer mogelijkheden om de kleuren van printer, computer,
beeldscherm en andere invoerapparaten (scanners, digitale camera's) beter op elkaar af te
stemmen, ook als deze geen expert zijn op het gebied van kleur.
Kleuren afstemmen voor
NLWWKleur gebruiken67
Kleuropties beheren
Wanneer u de kleuropties op Automatisch instelt, krijgt u over het algemeen de beste
afdrukkwaliteit voor documenten in kleur. Echter, in sommige gevallen wilt u misschien een
kleurendocument afdrukken in grijsschaal (zwart en grijstinten) of één van de kleuropties van
de printer wijzigen.
●In Windows kunt u afdrukken in grijstinten of de kleuropties wijzigen door de instellingen
te gebruiken op het tabblad Kleur in de printerdriver.
●Bij een Macintosh-computer kunt u afdrukken in grijstinten of de kleuropties wijzigen
door het menu Kleurenopties in het dialoogvenster Print te gebruiken.
Afdrukken in grijsschaal
Als u de optie Afdrukken in grijsschaal in de printerdriver kiest, wordt uw document in
zwart en grijstinten afgedrukt. Deze optie is handig voor het afdrukken van
kleurendocumenten die u wilt kopiëren of faxen.
Wanneer Afdrukken in grijsschaal is geselecteerd, schakelt de printer over naar de modus
voor afdrukken in zwart-wit.
Kleuren automatisch of handmatig aanpassen
Opmerking
Opmerking
Met de kleuraanpassingsoptie Automatisch kunt u neutrale grijstinten en randverbeteringen
in de verschillende elementen van een document optimaliseren. Meer informatie vindt u in
de Help-informatie van de printerdriver.
De standaardinstelling is Automatisch. Deze wordt aanbevolen voor het afdrukken van alle
kleurendocumenten.
Met de kleuraanpassingsoptie Handmatig kunt u zelf neutrale grijstinten en
randverbeteringen voor tekst, afbeeldingen en foto’s aanpassen. Voor toegang tot de
handmatige kleuropties op het tabblad Kleur selecteert u Handmatig en klikt u vervolgens
op Instellingen.
Handmatige kleuropties
Gebruik de handmatige kleuraanpassing voor het aanpassen van de opties voor Kleur (of
Kleurafstemming).
Door sommige programma's worden tekst en afbeeldingen in rasterafbeeldingen omgezet.
In die gevallen kunt u met de instelling Foto’s ook tekst en afbeeldingen beheren.
68Hoofdstuk 5 KleurNLWW
Halftoonopties
Halftoon is de methode waarbij de printer de vier primaire kleuren (cyaan, magenta, geel en
zwart) mengt in gevarieerde proporties om vervolgens miljoenen kleuren te creëren.
Halftoonopties beïnvloeden de resolutie en helderheid van uw kleurenuitvoer. Er zijn twee
halftoonopties, Gelijkmatig en Gedetailleerd.
●De optie Gelijkmatig geeft betere resultaten voor grote, effen oppervlakken. Ook foto’s
worden verbeterd door het geleidelijke overgaan van fijne kleurnuances. Kies deze optie
wanneer effen en gelijkmatige vlakken de belangrijkste attributen zijn.
●De optie Gedetailleerd is nuttig voor tekst en afbeeldingen waarvoor scherpe
scheidingen tussen lijnen en kleuren nodig zijn, zoals afbeeldingen met een patroon of
veel details. Kies deze optie wanneer scherpe randen en details het belangrijkst zijn.
Randenbeheer
Met instelling Randenbeheer kunt u opgeven hoe de randen worden weergegeven. De
instelling Randenbeheer bestaat uit twee onderdelen: Adaptieve halftonen en Overlapping.
Met Adaptieve halftonen worden de randen scherper. Met Overlapping wordt het effect van
kleurvlakken die verspringen verminderd door de randen van aangrenzende objecten licht te
overlappen. De volgende niveaus van scherpteregeling zijn beschikbaar:
●Uit: hiermee schakelt u de instellingen voor overlapping en adaptieve halftonen uit.
●Normaal: hiermee krijgt u de standaard overlappingsinstellingen. Adaptieve halftonen is
ingeschakeld.
●Maximaal: hiermee krijgt u de meeste overlapping. Adaptieve halftonen is ingeschakeld.
RGB-kleur
Met de optie RGB-kleur kunt u bepalen hoe de kleuren worden weergegeven.
●Standaard: bij deze instelling worden RGB-kleuren geïnterpreteerd als sRGB. sRGB
wordt door de meeste softwarebedrijven en organisaties zoals Microsoft en het World
Wide Web Consortium als standaard beschouwd. (Zie http://www.w3.org.)
●Apparaat: hiermee stelt u de printer in voor het afdrukken van RGB-gegevens in
onbewerkte apparaatmodus. Als u foto's correct wilt weergeven als deze optie is
geselecteerd, moet u de kleuren beheren in het programma waarin u werkt of in het
besturingssysteem.
●Levendig: met deze instelling wordt de kleurverzadiging in de middentonen verhoogd.
Objecten met vale kleuren worden met vollere kleuren afgedrukt. Deze waarde wordt
aanbevolen voor het afdrukken van zakelijke afbeeldingen.
●Foto: met deze instelling wordt de RGB-kleur geïnterpreteerd alsof deze via een digitaal
minilab is afgedrukt als foto. Met deze optie worden de diepere, intensere kleuren
anders weergegeven dan in de standaardmodus. Gebruik deze instelling voor het
afdrukken van foto's.
NLWWKleuropties beheren69
Neutrale grijstinten
Met de instelling Neutrale grijstinten stelt u de methode vast die gebruikt wordt voor het
creëren van grijze kleuren die in tekst, afbeeldingen en foto’s worden gebruikt.
●Alleen zwart zorgt voor neutrale kleuren (grijstinten en zwart) met alleen zwarte toner.
Deze optie garandeert dat neutrale kleuren geen kleurencontrast hebben.
●Vier kleuren: deze optie zorgt voor neutrale kleuren door de vier kleuren toner te
combineren. Met deze optie krijgt u gelijkmatige verlooptinten en overgangen naar nietneutrale kleuren. Hiermee wordt tevens het donkerste zwart geproduceerd.
70Hoofdstuk 5 KleurNLWW
Kleuren afstemmen
Het afstemmen van de kleuren van de afdruk op de kleuren op het beeldscherm is een heel
ingewikkeld proces, omdat voor printers en computerbeeldschermen verschillende
methoden worden gebruikt voor het produceren van kleuren. Op beeldschermen worden
kleuren weergegeven door middel van lichtpixels met gebruikmaking van een RGBkleurenproces (rood, groen, blauw). Printers drukken kleuren af door gebruik te maken van
een CMYK-proces (zwart, geel, cyaan en magenta).
Het afstemmen van de afgedrukte kleuren op de kleuren op het scherm wordt beïnvloed
door de volgende factoren:
●Afdrukmateriaal
●Printerkleurstoffen (bijvoorbeeld inkten of toners)
●Afdrukproces (bijvoorbeeld inkjet-, kleurendrukpers- of lasertechnologie)
●Licht van boven
●Programma's
●Printerdrivers
●Besturingssysteem van de computer
●Beeldschermen
●Videokaarten en drivers
●Werkomgeving (zeer vochtig of zeer droog)
●Persoonlijke verschillen in de kleurenperceptie
Houd deze factoren in gedachten als de kleuren op uw scherm niet precies overeenkomen
met de afgedrukte kleuren. De beste methode om de kleuren op uw scherm te laten
overeenkomen met die van uw printer, is uw documenten af te drukken in sRGB-kleuren. De
printer gebruikt sRGB en optimaliseert de uitvoer van kleuren automatisch.
Problemen met kleurendocumenten oplossen voor meer informatie over het oplossen
Zie
van problemen met het afdrukken van kleuren.
NLWWKleuren afstemmen71
72Hoofdstuk 5 KleurNLWW
Procedures
In dit gedeelte vindt u informatie over het uitvoeren van basistaken met de HP Color
LaserJet 2600n-printer.
NLWW73
Afdrukprocedures
In dit hoofdstuk worden vragen over afdruktaken beantwoord.
74Hoofdstuk 6 ProceduresNLWW
Afdrukken op speciaal afdrukmateriaal, zoals glanzend
papier of fotopapier
Met de optimalisatiefunctie in de printerdriver kunt u afdrukken op speciaal afdrukmateriaal
zoals transparanten, etiketten, zwaar papier, glanzend papier, fotopapier en kaarten.
1. Plaats afdrukmateriaal in de invoerlade. Controleer of de bovenste rand van het
afdrukmateriaal naar voren is gericht en de afdrukzijde (ruwe zijde bij transparanten)
naar boven.
2. Stel de materiaalgeleiders in op de breedte van het papier.
3. Open een document in een programma zoals Microsoft Word.
4. Selecteer de afdruktaak. In de meeste programma's klikt u op Afdrukken in het menu
Bestand. Het dialoogvenster Afdrukken wordt weergegeven.
5. Klik op Eigenschappen in het dialoogvenster Afdrukken.
6. Selecteer een van de volgende typen afdrukmateriaal op het tabblad Papier of Kwaliteit:
●Gewoon papier
●Voorbedrukt
●Briefhoofd
●Transparant
●Geperforeerd
●Etiketten
●Bankpost
●Kringlooppapier
●Kleur
●HP Tough-papier
●Envelop
●
Licht 60-74 g/m
●
Zwaar papier 91-105 g/m
●
Kaarten 106-176 g/m
●
Licht glanzend 75-105 g/m
●
Glanzend 106-120 g/m
●
Zwaar glanzend 121-163 g/m
●
HP Premium-omslagpapier 200 g/m
●
HP Premium Plus-fotopapier 220 g/m
2
2
2
2
2
2
2
2
7. Druk het document af. Verwijder het afdrukmateriaal tijdens het afdrukken uit het
apparaat om te voorkomen dat de vellen aan elkaar plakken. Plaats de afgedrukte
pagina's op een glad oppervlak.
In de HP-werkset kunt u ook het type afdrukmateriaal selecteren en configureren. Klik
op HP-werkset en vervolgens op Apparaatinstellingen. Klik op de tab
Systeeminstellingen en open vervolgens de pagina Afdrukmodi om deze typen
afdrukmateriaal te configureren. Breng de vereiste wijzigingen aan en klik vervolgens op
Toepassen om deze wijzigingen op te slaan.
Als u eerst één vel briefhoofdpapier wilt afdrukken, gevolgd door een document van
meerdere pagina's, plaatst u één vel briefhoofdpapier in lade 1. Nadat het
briefhoofdpapier is afgedrukt, wordt u gevraagd papier te plaatsen. Plaats papier voor de
rest van het document.
NLWWAfdrukprocedures75
Op beide zijden van het papier afdrukken
Als u handmatig dubbelzijdig wilt afdrukken, moet u het papier tweemaal invoeren in de
printer.
VOORZICHTIG
Bedruk etiketten of transparanten niet aan beide zijden.
1. Plaats voldoende papier in lade 2 of de optionele lade 3 voor de gehele afdruktaak.
2. U kunt de printer op twee manieren configureren om (handmatig) dubbelzijdig af te
drukken.
●Windows: selecteer in de printerdriver het tabblad Afwerking, selecteer de optie
Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) en zend de afdruktaak naar de printer.
●Mac: in het Mac-venster Print selecteert u in de vervolgkeuzelijst Aantal en
pagina's de optie Handmatig dubbelzijdig. In het volgende menu selecteert u
Dubbelzijdig afdrukken (handmatig) en vervolgens zendt u de afdruktaak naar de
printer.
3. Zodra de taak voltooid is, verwijdert u het blanco papier uit lade 2 of de optionele lade 3.
Plaats de afgedrukte stapel met de blanco zijde omhoog en de bovenrand eerst in de
printer. Druk de tweede zijde af vanuit lade 2 of optionele lade 3.
Opmerking
Opmerking
A
4.
Druk op
Op enveloppen en aangepaste materiaalformaten afdrukken
Voer de volgende procedure uit om op enveloppen af te drukken.
1. Stel het formaat van lade 2 in op het juiste afdrukmateriaal. Zie
of optionele lade 3 plaatsen.
2. Plaats niet meer dan tien enveloppen met de afdrukzijde omhoog en de klep van de
envelop naar rechts. De korte zijde moet eerst in het apparaat worden ingevoerd.
3. Gebruik uw computersoftware om het afdrukproces te voltooien.
Wanneer u lade 1 gebruikt, plaatst u één envelop tegelijk met de afdrukzijde omlaag en de
klep naar rechts.
Gebruik geen enveloppen met vensters of klemmetjes en gebruik geen enveloppen met
kreukels, bobbels, krullen of andere beschadigingen.
(S
ELECTEREN
) om Kalibreer nus te bevestigen.
Afdrukmateriaal in lade 2
76Hoofdstuk 6 ProceduresNLWW
Voer de volgende procedure uit om op aangepaste formaten af te drukken.
1. Plaats het afdrukmateriaal in lade 2 of optionele lade 3 met de smalle zijde naar voren
en de afdrukzijde omhoog.
2. Stel de materiaalgeleiders in op het afdrukmateriaal.
3. Open op de computer een document in een programma zoals Microsoft Word.
4. Selecteer de afdruktaak. In de meeste programma's klikt u op Afdrukken in het menu
Bestand. Het dialoogvenster Afdrukken wordt weergegeven.
5. In het dialoogvenster Afdrukken klikt u op Eigenschappen.
6. Selecteer het juiste formaat voor het afdrukmateriaal op het tabblad Papier of Kwaliteit.
Opmerking
Opmerking
Wijzigingen in de eigenschappen van het apparaat kunnen worden opgeheven door
software-instellingen.
7. Klik op OK.
8. Druk het document af.
De afdrukinstellingen voor het apparaat, zoals de
afdrukkwaliteit, wijzigen in de HP-werkset
Voer de volgende procedure uit om de standaardafdrukinstellingen te wijzigen in de HPwerkset.
De wijzigingen die u aanbrengt in de afdrukinstellingen in de HP-werkset, zijn van
toepassing op alle toekomstige afdruktaken.
1. Open de HP-werkset en klik op Apparaatinstellingen.
2. Klik op de tab Instellingen.
3. Op het tabblad Instellingen kunt u de instellingen wijzigen die op de volgende pagina's
worden weergegeven.
●Papierverwerking
●Afdrukken
●Afdrukkwaliteit
●Afdrukdichtheid
●Instellingen voor afdrukmateriaal
●Afdrukmodi
●Systeeminstellingen
●Service
4. Klik op Toepassen om de wijzigingen die u op deze pagina's aanbrengt op te slaan.
Opmerking
NLWWAfdrukprocedures77
Als uw printerdriver soortgelijke instellingen heeft, overschrijven deze de instellingen in de
HP-werkset.
Kleurendocumenten in zwart-wit afdrukken vanaf mijn
computer
Selecteer in de software Bestand, Afdrukken, de HP Color LaserJet 2600n-printerdriver.
Klik op Eigenschappen, klik op de tab Kleur en schakel het selectievakje Afdrukken ingrijsschaal in. Klik op OK om de afdrukeigenschappen op te slaan en klik vervolgens
nogmaals op OK om het document af te drukken.
Kleuropties wijzigen
De kleuraanpassingsoptie Automatisch dient voor het optimaliseren van neutrale grijstinten
en randverbeteringen in de verschillende elementen van een document. Meer informatie
vindt u in de Help van de printerdriver.
Opmerking
Opmerking
De standaardinstelling is Automatisch. Deze instelling wordt aanbevolen voor het afdrukken
van alle kleurendocumenten.
Met de kleuraanpassingsoptie Handmatig kunt u zelf neutrale grijstinten en
randverbeteringen voor tekst, afbeeldingen en foto’s aanpassen. Voor toegang tot de
handmatige kleurenopties op het tabblad Kleur, selecteert u Handmatig en klikt u
vervolgens op Instellingen. Gebruik de handmatige kleuraanpassing voor het aanpassen
van de opties voor Kleur (of Kleurafstemming).
Door sommige programma's worden tekst en afbeeldingen in rasterafbeeldingen omgezet.
In die gevallen kunt u met de instelling Foto’s ook tekst en afbeeldingen beheren.
78Hoofdstuk 6 ProceduresNLWW
Netwerkprocedures
In dit hoofdstuk vindt u informatie over netwerken.
Het apparaat configureren en op het netwerk gebruiken
Hewlett-Packard raadt u aan het HP-installatieprogramma op de cd-rom's bij het apparaat te
gebruiken om de printerdrivers voor de volgende netwerkconfiguraties te configureren.
Overschakelen van een configuratie met gedeeld apparaat met
rechtstreekse aansluiting op een configuratie waarbij het apparaat via
een netwerkpoort is aangesloten
Voer de volgende procedure uit om over te schakelen van een rechtstreekse aansluiting op
een netwerkconfiguratie.
1. Verwijder de printerdriver voor het rechtstreeks aangesloten apparaat.
Opmerking
2. Installeer de driver voor een netwerkconfiguratie door de stappen uit
te voeren.
Netwerkfunctie uit
Mijn netwerkwachtwoord instellen
Gebruik de HP-werkset om een netwerkwachtwoord in te stellen.
1. Open de HP-werkset en klik op Apparaatinstellingen.
2. Klik op de tab Netwerken.
Als er al een wachtwoord voor het apparaat is ingesteld, wordt u gevraagd het wachtwoord
te typen. Typ het wachtwoord en klik op Toepassen.
3. Klik op Wachtwoord.
4. In het vak Wachtwoord typt u het wachtwoord dat u wilt instellen. Vervolgens typt u
hetzelfde wachtwoord in het vak Wachtwoord bevestigen om de instelling te bevestigen.
5. Klik op Toevoegen om het wachtwoord op te slaan.
Het IP-adres van mijn netwerk zoeken
Het IP-adres van het netwerk vindt u op de configuratiepagina. Druk als volgt een
configuratiepagina af via het bedieningspaneel.
1.
Druk op de
2.
Druk op
3.
Druk op de
4.
Druk op
NLWWNetwerkprocedures79
(P
(S
ELECTEREN
(P
(S
ELECTEREN
IJL NAAR LINKS
IJL NAAR LINKS
) of (P
).
) of (P
) om de configuratiepagina af te drukken.
IJL NAAR RECHTS
IJL NAAR RECHTS
) en selecteer het menu Rapporten.
) en selecteer Config-rapport.
Een statisch IP-adres voor de printer instellen
Stel als volgt handmatig een statisch IP-adres in via het bedieningspaneel.
1.
Druk op de
config.
2.
Druk op
3.
Druk op de
4.
Druk op
5.
Druk op de
6.
Druk op
7.
Druk op de
het IP-adres in.
8.
Druk op
van het IP-adres.
9.
Druk op de
van het IP-adres op.
10.
Druk op
van het IP-adres.
11.
Druk op de
van het IP-adres op.
(P
(S
ELECTEREN
(P
(S
ELECTEREN
(P
(S
ELECTEREN
(P
(S
ELECTEREN
(P
(S
ELECTEREN
(P
IJL NAAR LINKS
) of (P
IJL NAAR RECHTS
) en selecteer het menu Netwerk-
).
IJL NAAR LINKS
) of (P
IJL NAAR RECHTS
) en selecteer het menu TCP/IP.
).
IJL NAAR LINKS
) of (P
IJL NAAR RECHTS
) en selecteer Handmatig.
).
IJL NAAR LINKS
) of (P
IJL NAAR RECHTS
) en voer de eerste drie tekens van
) om deze tekens op te slaan en ga naar de volgende drie tekens
IJL NAAR LINKS
) of (P
IJL NAAR RECHTS
) en geef de volgende drie tekens
) om deze tekens op te slaan en ga naar de volgende drie tekens
IJL NAAR LINKS
) of (P
IJL NAAR RECHTS
) en geef de volgende drie tekens
12.
Druk op
(S
ELECTEREN
) om deze tekens op te slaan en ga naar de volgende drie tekens
van het IP-adres.
13.
Druk op de
(P
IJL NAAR LINKS
) of (P
IJL NAAR RECHTS
) en geef de volgende drie tekens
van het IP-adres op.
14.
Druk op
15.
Op het bedieningspaneel wordt nu Ja weergegeven. Druk op
(S
ELECTEREN
).
(S
ELECTEREN
) om de
configuratie op te slaan. Wanneer u het IP-adres wilt verwijderen en opnieuw wilt
opgeven, drukt u op
(P
IJL NAAR LINKS
) of (P
IJL NAAR RECHTS
). Op het scherm wordt nu
Nee weergegeven.
16. Wanneer u het IP-adres hebt geselecteerd, wordt u gevraagd om het subnetmasker en
de standaard-gateway op te geven volgens stap 7-14 hierboven.
17.
U kunt op elk moment tijdens de configuratie drukken op
(T
AAK ANNULEREN
). Het menu
wordt gesloten en de adressen worden niet opgeslagen.
80Hoofdstuk 6 ProceduresNLWW
Overige vragen over het apparaat
In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op overige vragen over het apparaat.
Printcartridges vervangen
Wanneer de printcartridge bijna leeg is, wordt er op het bedieningspaneel een bericht
weergegeven waarin u wordt aangeraden een nieuwe cartridge te bestellen. U kunt blijven
afdrukken met de huidige printcartridge tot er op het bedieningspaneel een bericht wordt
weergegeven dat de cartridge moet worden vervangen.
De printer maakt gebruik van vier kleuren en is voorzien van een afzonderlijke cartridge voor
elke kleur: zwart (K), cyaan (C), magenta (M) en geel (Y).
De printcartridge moet worden vervangen wanneer een van de volgende berichten op het
bedieningspaneel wordt weergegeven: Vervang gele printcass., Vervang magentaprintc., Vervang cyaan printcass., Vervang zwarte printc.. Op het bedieningspaneel
wordt ook aangegeven welke kleur moet worden vervangen (behalve wanneer er geen
authentieke HP-cartridge in de printer is geplaatst).
De printcartridge vervangen
1. Open de voorste klep.
VOORZICHTIG
NLWWOverige vragen over het apparaat81
Plaats niets op de transportband. Deze bevindt zich aan de binnenkant van de voorste
klep.
2. Verwijder de gebruikte printcartridge uit de printer.
3. Haal de nieuwe printcartridge uit de verpakking. Plaats de gebruikte printcartridge in de
lege verpakking, zodat deze kan opnieuw kan worden gebruikt.
4. Houd de printcartridge vast aan de blauwe handvatten aan de zijkanten en verdeel de
toner door de printcartridge zachtjes heen en weer te schudden.
VOORZICHTIG
Raak de afsluiter of het oppervlak van de rol niet aan.
5. Verwijder de oranje transportvergrendelingen en de oranje verzendtape van de nieuwe
printcartridge. Gooi de verzendtape en de transportvergrendelingen weg volgens
plaatselijke richtlijnen.
6. Lijn de printcartridge uit met de geleiders aan de binnenkant van de printer. Duw de
printcartridge aan de handvatten naar binnen tot deze stevig op zijn plaats zit.
82Hoofdstuk 6 ProceduresNLWW
7. Sluit de voorste klep.
Na korte tijd moet op het bedieningspaneel Klaar worden weergegeven.
Opmerking
Opmerking
Wanneer een cartridge in de verkeerde sleuf is geplaatst of niet het juiste type cartridge is
voor de printer, wordt een van de volgende berichten op het bedieningspaneel
weergegeven: Onjuist geel, Onjuist magenta, Onjuist cyaan, Onjuist zwart.
8. De installatie is voltooid. Doe de gebruikte printcartridge in de doos waarin de nieuwe
cartridge is geleverd. Raadpleeg de bijgeleverde recyclinggids voor instructies over
recycling.
9. Kijk op het bedieningspaneel van de printer voor instructies wanneer u een cartridge
gebruikt van een ander merk dan HP.
Ga naar http://www.hp.com/support/clj2600n voor meer informatie.
Wanneer u een zwarte printcartridge vervangt, wordt er automatisch een reinigingspagina
afgedrukt. Hiermee worden spikkeltjes op de voor- of achterzijde van afgedrukte
documenten voorkomen. Zie
De fuser reinigen met de HP-werkset voor een grondigere
reiniging.
NLWWOverige vragen over het apparaat83
84Hoofdstuk 6 ProceduresNLWW
Printerbeheer
Deze printer wordt geleverd met diverse hulpprogramma's waarmee u de printer kunt
bewaken en onderhouden en printerproblemen kunt oplossen. In de volgende gedeelten
vindt u informatie over het gebruik van deze hulpprogramma's:
●
Speciale pagina's
●
Menu-overzicht
●
HP-werkset
●
De geïntegreerde webserver gebruiken
NLWW85
Speciale pagina's
Speciale pagina's bevinden zich in het geheugen van de printer. Met deze pagina's kunt u
problemen met de printer opsporen en oplossen.
Opmerking
Als de printertaal tijdens de installatie niet goed is ingesteld, kunt u de taal handmatig
instellen zodat de pagina's in een van de ondersteunde talen worden afgedrukt. U kunt de
taal wijzigen via de HP-werkset.
Demopagina
Druk een demopagina af door tegelijkertijd te drukken op (P
RECHTS
) op het bedieningspaneel van de printer. U kunt deze pagina tevens afdrukken via de
HP-werkset.
IJL NAAR LINKS
) en (P
IJL NAAR
Configuratiepagina
De configuratiepagina bevat de huidige instellingen en eigenschappen van de printer. U kunt
een configuratiepagina afdrukken via de printer of de HP-werkset.
Configuratiepagina afdrukken vanaf het bedieningspaneel
1.
Druk op de
2.
Druk op
3.
Druk op de
(P
(S
ELECTEREN
(P
IJL NAAR LINKS
).
IJL NAAR LINKS
) of (P
) of (P
IJL NAAR RECHTS
IJL NAAR RECHTS
) en selecteer het menu Rapporten.
) en selecteer Config-rapport.
86Hoofdstuk 7 PrinterbeheerNLWW
4.
Druk op
(S
ELECTEREN
) om de configuratiepagina af te drukken.
1. Productinformatie: dit gedeelte bevat basisinformatie over de printer, zoals de naam
van het product en het serienummer.
2. Geheugen: dit gedeelte bevat informatie over het geheugen, zoals het totale
geïnstalleerde geheugen.
3. Papierinstellingen: in dit gedeelte vindt u informatie over de soort afdrukmateriaal voor
elke lade en over de soort instellingen voor al het afdrukmateriaal dat door de printer
wordt ondersteund.
4. Aantal pagina's: in dit gedeelte vindt u informatie over het aantal afgedrukte pagina's,
het aantal afgedrukte kleurenpagina's en opgetreden papierstoringen.
5. Productinstellingen: in dit gedeelte vindt u informatie die tijdens de software-installatie
is verzameld, inclusief de taal en de bedrijfsnaam.
6. Netwerkinstellingen: in dit gedeelte vindt u netwerkgegevens over de printer, zoals de
hostnaam, het hardware-adres en het IP-adres.
7. Papiersoorten: in dit gedeelte vindt u informatie over de papiersoorten die door de
gebruiker kunnen worden ingesteld.
8. Statuslogboek: dit gedeelte bevat informatie over printerfouten.
Pagina met de status van benodigdheden
Op de pagina met de status van benodigdheden kunt u zien hoe lang de HP-printcartridges
nog mee gaan. Op de statuspagina wordt ook het geschatte aantal resterende pagina's, het
aantal afgedrukte pagina's en andere informatie. U kunt een pagina met de status van
benodigdheden afdrukken vanuit de printer of de HP-werkset.
Pagina met de status van benodigdheden afdrukken vanaf het
bedieningspaneel
1.
Druk op de
2.
Druk op
NLWWSpeciale pagina's87
(P
(S
ELECTEREN
IJL NAAR LINKS
).
) of (P
IJL NAAR RECHTS
) en selecteer het menu Rapporten.
3.
Druk op
(P
IJL NAAR LINKS
) of (P
IJL NAAR RECHTS
) en selecteer Status benodigdheden.
Opmerking
4.
Druk op
(S
ELECTEREN
) om de pagina met de status van benodigdheden af te drukken.
Informatie over de benodigdheden is ook beschikbaar via de HP-werkset.
1. Printcartridgegebied: dit gebied bevat een gedeelte voor elke printcartridge en
informatie over HP-printcartridges, zoals het artikelnummer voor alle printcartridges, of
een printcartridge bijna leeg is en de resterende levensduur van de printcartridges
uitgedrukt als percentage, in een grafiek en als een geschat aantal resterende pagina's.
Deze informatie wordt mogelijk niet gegeven voor benodigdheden die niet van HP zijn.
Als een onderdeel is geïnstalleerd dat niet van HP is, verschijnt er in sommige gevallen
een waarschuwingsbericht.
2. Bestelinformatie: in dit gedeelte vindt u basisinformatie over het bestellen van nieuwe
HP-benodigdheden.
3. Retourneren en recyclen: in dit gedeelte vindt u een snelkoppeling naar de website die
u kunt bezoeken voor informatie over recycling.
88Hoofdstuk 7 PrinterbeheerNLWW
Menu-overzicht
In het menu-overzicht ziet u de menustructuur voor alle opties die beschikbaar zijn op het
bedieningspaneel van de printer. U kunt het menu-overzicht als volgt afdrukken.
Menu-overzicht afdrukken
1.
Druk op de
2.
Druk op
3.
Druk op de
4.
Druk op
(P
(S
ELECTEREN
(P
(S
ELECTEREN
IJL NAAR LINKS
) of (P
IJL NAAR RECHTS
).
IJL NAAR LINKS
) of (P
IJL NAAR RECHTS
) om het menu-overzicht af te drukken.
) en selecteer het menu Rapporten.
) en selecteer Menustructuur.
Opmerking
Het menu-overzicht bestaat uit twee pagina's.
NLWWMenu-overzicht89
HP-werkset
De HP-werkset is een webtoepassing die u kunt gebruiken voor de volgende taken:
●De printerstatus controleren
●De printerinstellingen configureren
●Informatie over probleemoplossingen bekijken
●Online documenten bekijken
U kunt de HP-werkset bekijken als de printer rechtstreeks op uw computer of op het netwerk
is aangesloten. U kunt de HP-werkset alleen gebruiken als u de software volledig hebt
geïnstalleerd.
Opmerking
U hebt geen internettoegang nodig voor het openen en gebruiken van de HP-werkset. Als u
echter op een snelkoppeling klikt in het gedeelte Overige koppelingen, hebt u een
internetaansluiting nodig om de desbetreffende snelkoppeling te kunnen openen. Zie
Overige koppelingen voor meer informatie.
Ondersteunde besturingssystemen
De volgende besturingssystemen ondersteunen het gebruik van de HP-werkset:
●Windows 98 Second Edition
●Windows 2000
●Windows ME
●Windows XP
Ondersteunde browsers
Voor het gebruik van de HP-werkset hebt u één van de volgende browsers nodig:
Windows
●Microsoft Internet Explorer 5.5 of hoger
●Netscape Navigator 6.2 of hoger
●Opera Software ASA Opera 7 of hoger
Alle pagina’s kunnen vanuit de browser worden afgedrukt.
90Hoofdstuk 7 PrinterbeheerNLWW
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.