Hp DESKJET 5850 User Manual [nl]

gebruikershandleiding

Selecteer een van de onderstaande onderwerpen als u het antwoord op een vraag wilt weten:
kennisgevingen
speciale functies
aan de slag
aansluitingen
afdrukken
problemen oplossen
specificaties

kennisgevingen

kennisgevingen en handelsmerken
termen en conventies

kennisgevingen en handelsmerken

kennisgeving van hewlett-packard company
De informatie in dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.
Alle rechten voorbehouden. Vermenigvuldiging, bewerking of vertaling van dit materiaal is verboden zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Hewlett­Packard, tenzij dit is toegestaan krachtens de wetten op het auteursrecht.
kennisgevingen
Microsoft, MS, MS-DOS, Windows en XP zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation.
TrueType is een handelsmerk in de VS van Apple Computer, Inc.
Adobe en Acrobat zijn handelsmerken van Adobe Systems Incorporated.
Copyright 2003 Hewlett-Packard Company

termen en conventies

De volgende termen en conventies worden gebruikt in de gebruikershandleiding.
termen
Met de term printer of HP printer wordt verwezen naar HP Deskjet printers.
symbolen
Het symbool > leidt u door een aantal softwarestappen. Bijvoorbeeld:
Klik op Bestand > Afdrukken.
Let op en Waarschuwing
Let op geeft aan dat het risico bestaat dat de HP Deskjet printer of andere apparatuur beschadigd kan raken. Bijvoorbeeld:
Let op! Raak de inktsproeiers of de koperen contactpunten van de
inktpatroon niet aan. Als u deze onderdelen aanraakt, kunnen de sproeiers verstopt raken, kunnen problemen met de inkt optreden of kunnen zich problemen met de elektrische verbindingen voordoen.
Waarschuwing geeft aan dat er gevaar voor uzelf of anderen bestaat. Bijvoorbeeld:
Waarschuwing! Houd nieuwe en gebruikte inktpatronen buiten het
bereik van kinderen.
pictogrammen
Een pictogram voor een Opmerking geeft aan dat er aanvullende informatie beschikbaar is. Bijvoorbeeld:
De beste resultaten verkrijgt u met producten van HP.
Een pictogram van een Muis geeft aan dat er aanvullende informatie beschikbaar is via de Help-functie Wat is dit? Bijvoorbeeld:
Meer informatie over de opties op elk tabblad vindt u door een optie aan te wijzen en met de rechtermuisknop te klikken. Hierna verschijnt het dialoogvenster Wat is dit? Klik op Wat is dit? om meer informatie over de geselecteerde optie weer te geven.
Het pictogram Niet doen geeft aan dat een bepaalde actie wordt afgeraden.
Reinig de binnenkant van de printer niet.

speciale functies

Gefeliciteerd! U hebt een HP Deskjet printer aangeschaft die beschikt over verschillende indrukwekkende functies:
Ingebouwde netwerkmogelijkheden: u kunt verbinding maken met een
bedraad of een draadloos netwerk zonder gebruik te maken van een externe
afdrukserver.
Afdrukken zonder rand: gebruik de volledige pagina tijdens het afdrukken
van foto's en kaarten met behulp van de functie Afdrukken zonder rand.
Uitbreidingsmogelijkheid voor afdrukken met zes inkten: zorg voor nog
beter afdrukken van foto's met een fotopatroon.
digitale fotoafdrukken: verbeterde mogelijkheden voor digitale
fotoafdrukken.
modus Inktreserve: modus Inktreserve geeft de mogelijkheid om door te
gaan met afdrukken als de andere inktpatroon leeg is.
Meerdere pagina's afdrukken op één vel papier: u kunt met
gebruikmaking van de printersoftware meerdere pagina's op één vel papier afdrukken.
knop voor Afdrukken annuleren : annuleer de afdruktaak door de knop een
keer in te drukken.
Optionele module voor dubbelzijdig afdrukken: schaf een module voor
dubbelzijdig afdrukken aan om documenten automatisch dubbelzijdig af te
drukken.

bedraad ethernet-netwerk

Klik op een van de volgende opties voor informatie over configuratie:
basisprincipes van ethernet
de printer installeren in een ethernet-netwerk
Klik op een van de volgende opties voor meer informatie over de Ethernet-functie van de printer:
ethernet-lampjes
netwerkknop
netwerkconfiguratiepagina
ingebouwde webserver (EWS)
Overige informatie:
de fabrieksinstellingen van de printer herstellen
problemen oplossen
verklarende woordenlijst

basisprincipes van ethernet

Met de ingebouwde Ethernet-functie van de printer kunt u de printer direct aansluiten op een 10/100 Base-T Ethernet-netwerk zonder een externe afdrukserver te gebruiken.
Wanneer u de printer op een Ethernet-netwerk wilt installeren, volgt u deze
instructies op.
hardware
hubs, schakelapparaten en routers
Apparaten, zoals computer en printers, in een Ethernet-netwerk, zijn op het netwerk aangesloten via een hub, een schakelapparaat of een router.
Hubs, schakelapparaten en routers lijken hetzelfde, maar er zijn belangrijke verschillen:
Hubs zijn passief—andere apparaten in een netwerk worden op een hub
aangesloten om met elkaar te kunnen communiceren. Een hub beheert het netwerk niet.
Via een schakelapparaat kunnen apparaten in een netwerk direct en efficiënt
met elkaar communiceren. Een schakelapparaat bewaakt en regelt het netwerkverkeer zo dat elke transmissie de best mogelijke bandbreedte krijgt. Omdat een schakelapparaat het netwerkverkeer bewaakt, worden botsingen geminimaliseerd en de snelheid gemaximaliseerd.
Routers worden voornamelijk gebruikt om verschillende netwerken met elkaar
te verbinden (bijvoorbeeld een thuisnetwerk met het internet). Routers zijn actief. Routers hebben hulpprogramma's voor netwerkbeheer, zoals firewalls
DHCP. Een router kan fungeren als een gateway, terwijl een hub en een
en schakelapparaat dit niet kunnen.
kabels
Gebruik een CAT-5 Ethernet-kabel om de printer aan te sluiten op een Ethernet­netwerk. Ethernet-kabels hebben een RJ-45-stekker.
1. RJ-45-stekker
netwerkcommunicatie
TCP/IP
Apparaten in een netwerk communiceren met elkaar via een 'taal' die een protocol wordt genoemd. De printer is geschikt voor netwerken die het veelvoorkomende protocol
TCP/IP gebruiken.
IP-adres
Elk apparaat in een netwerk wordt geïdentificeerd aan de hand van een uniek IP­adres. Veel netwerken maken gebruik van een hulpprogramma, zoals DHCP of
AutoIP, om IP-adressen automatisch toe te wijzen.
internetverbindingen
Netwerken kunnen wel of niet met het internet zijn verbonden.
Als u de printer aansluit op een netwerk dat is verbonden met het internet, wordt aanbevolen een gateway te gebruiken, zodat het IP-adres van de printer wordt toegewezen via
Een gateway kan een
verbinding delen (ICS) actief is. Raadpleeg de documentatie bij de Windows-
computer voor meer informatie over ICS.
DHCP.
router of een Windows-computer zijn waarop Internet-
voorbeelden van Ethernet-netwerken
Klik hier wanneer u voorbeelden van Ethernet-netwerken wilt zien.
afdrukken
Computers in een netwerk sturen afdruktaken rechtstreeks naar de printer, waar deze worden afgedrukt in de volgorde van binnenkomst.
De printer accepteert afdruktaken die gelijktijdig door vier gebruikers worden verstuurd.
Wanneer bijvoorbeeld vijf gebruikers tegelijkertijd een afdruktaak naar de printer
versturen, worden er vier afdruktaken geaccepteerd en wordt de vijfde geweigerd. De gebruiker die de vijfde afdruktaak heeft verstuurd, moet enkele minuten wachten en de afdruktaak vervolgens opnieuw versturen.

netwerkwoordenlijst

cijfers a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z
cijfers
10/100 Base-T : een technische term voor Ethernet. 10/100 verwijst naar de snelheid van het Ethernet-netwerk. 10 betekent 10 megabits per seconde (Mb/s) voor normaal Ethernet en 100 betekent 100 Mb/s voor Fast Ethernet.
802.11a : een draadloze netwerkaansluiting met een transmissiesnelheid van 54 MB/ s in het 5 GHz frequentiebereik.
802.11b : een draadloze netwerkaansluiting met een transmissiesnelheid van maximaal 11 Mb/s (met een terugval naar 5,5, 2 en 1 Mb/s) in het 2,4 GHz frequentiebereik.
802.11g : een draadloze netwerkaansluiting met een transmissiesnelheid van 54 MB/ s in het 2,4 GHz frequentiebereik.
a
Adhoc-netwerk : een draadloos netwerk waarin apparaten direct met elkaar communiceren in plaats van via een draadloos toegangspunt (WAP). Adhoc­netwerken zijn vaak klein en eenvoudig (bijvoorbeeld twee draadloze pc's of een draadloze pc en een draadloze printer). De snelheid van dergelijke netwerken neemt af als er meer dan zes apparaten in het netwerk staan. Adhoc-netwerken worden ook wel peer-to-peer-netwerken, 'independent basic service stations'(IBSS), of 'direct­connect wireless'-netwerken genoemd.
AutoIP : een proces waarbij een apparaat in een netwerk automatisch een IP-adres aan zichzelf toewijst.
b
BOOTP : Bootstrap Protocol (BOOTP) is een internetprotocol met behulp waarvan een apparaat zijn eigen IP-adres kan ontdekken, evenals het IP-adres van een BOOTP-server in een netwerk en een bestand dat in het geheugen moet worden geladen om het apparaat te starten. Hierdoor kan het apparaat opstarten zonder dat er een harde schijf of diskettestation nodig is.
Broadcast-pakket : een pakket dat vanaf één apparaat in een netwerk naar alle apparaten in het netwerk wordt verzonden.
c
Codering : een netwerkbeveiligingsmethode waarbij de gegevens die via een
netwerk worden verzonden, worden gecodeerd, zodat deze niet door onbevoegden kunnen worden gelezen. De printer ondersteunt WEP en WPA .
Coderingssleutels : een serie tekens of cijfers die door een draadloos apparaat wordt gebruikt voor het coderen van gegevens. Coderingsleutels kunnen statisch zijn (zoals het geval is bij
WEP ) of dynamisch (zoals bij WPA ).
d
DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol) : een protocol dat wordt gebruikt om automatisch een IP-adres toe te wijzen aan alle apparaten in een netwerk.
Draadloos toegangspunt (WAP) : een draadloos toegangspunt (WAP) is een apparaat dat ervoor zorgt dat andere apparaten (bijvoorbeeld computer en printers) in een draadloos infrastructuurnetwerk met elkaar kunnen communiceren. Een WAP wordt ook wel een basisstation genoemd.
Draadloos profiel : een draadloos profiel is een verzameling netwerkinstellingen voor een bepaald draadloos netwerk. Een draadloze LAN-kaart kan bijvoorbeeld één profiel hebben voor een thuisnetwerk en een ander profiel voor een kantoornetwerk. Selecteer het juiste profiel wanneer u een apparaat in een netwerk installeert.
e
EAP : Extensible Authentication Protocol (EAP) is een algemeen verificatieprotocol dat ook ondersteuning biedt voor andere verificatiemethoden, zoals token cards, eenmalige wachtwoorden, certificaten en codering via een openbare sleutel.
Ethernet : een populaire vorm van bedrade computernetwerken voor Local Area Networks.
Ethernet-kabel : er zijn twee typen Ethernet-kabels. Een 1-op-1-kabel is de gebruikelijkste kabel en wordt gebruikt om apparaten op een netwerk aan te sluiten via een hub of router. Een gekruiste kabel wordt gebruikt voor het aansluiten van twee apparaten die Ethernet-poorten hebben, maar geen hub of router zijn. Gebruik een CAT-5 1-op-1-kabel kabel met een RJ-45-stekker om de printer aan te sluiten op een Ethernet-netwerk.
f
Firewall : een combinatie van hardware en software die het netwerk beschermt tegen ongewenste toegang.
g
Gateway : een toegewezen apparaat (router of computer) dat twee verschillende netwerken verbindt. Een computer in een Ethernet-netwerk kan bijvoorbeeld fungeren als een gateway tussen het netwerk en het internet.
h
Host-naam : de naam waarmee de printer zich in het netwerk identificeert. De host­naam van de printer wordt vermeld op de netwerkconfiguratiepagina. U gebruikt de host-naam om de ingebouwde webserver (EWS) van de printer te openen.
Hub : een simpel apparaat dat als het middelpunt van een Ethernet-netwerk fungeert. Andere apparaten in het netwerk zijn aangesloten op de hub.
i
ICS (Internet-verbinding delen) : een Windows-programma dat ervoor zorgt dat een computer kan fungeren als een gateway tussen het internet en een netwerk. ICS maakt gebruik van DHCP voor het toewijzen van IP-adressen. Raadpleeg de documentatie bij Windows voor meer informatie over ICS.
Infrastructuurnetwerk : een draadloos netwerk waarin apparaten met elkaar communiceren via een draadloos toegangspunt (WAP), zoals een hub, router of gateway voor een draadloos netwerk.
Internet Sharing : een Macintosh OSX-programma dat ervoor zorgt dat een computer kan fungeren als een gateway tussen het internet en een netwerk. Raadpleeg de Macintosh-documentatie voor meer informatie over Internet Sharing.
IP-adres (Internet Protocol-adres) : een uniek nummer aan de hand waarvan een apparaat in een netwerk wordt geïdentificeerd. Een IP-adres wordt vaak automatisch toegewezen door DHCP of AutoIP. U kunt echter ook zelf een statisch IP­adres aan een apparaat toewijzen.
j
k
Kanaal : een van de vooraf ingesteld frequenties waarop voor 802.11b ingeschakelde apparaten communiceren om interferentie te beperken. Het aantal beschikbare kanalen varieert per land/regio.
l
LAN (Local Area Network) : een snel computernetwerk waarin apparaten met elkaar zijn verbonden die zich op een relatief korte afstand van elkaar bevinden. Een Ethernet-netwerk is een type LAN.
m
MAC-adres (Media Access Control-adres) : het apparatuuradres van een apparaat in een netwerk. Het MAC-adres van de printer wordt vermeld op de netwerkconfiguratiepagina.
Mb/s (megabits per seconde) : de maateenheid voor de snelheid van een netwerk. 1 Mb/s is bijvoorbeeld gelijk aan 1.000.000 bits per seconde (of 125.000 bytes per seconde).
mDNS : als alternatief voor een Domain Name Server zent een apparaat een Multicast Domain Name Server-melding (mDNS) uit om informatie te verschaffen over zijn service. De melding omvat het type service (zoals afdrukken), de naam van de service (zoals 'uw printer'), IP- en poortadressen en andere benodigde informatie. Elk apparaat in het netwerk ontvangt het bericht en slaat de informatie op een persoonlijke DNS-server op.
n
Netwerknaam : een netwerknaam is een alfanumerieke, hoofdlettergevoelige tekenreeks die zorgt voor het basistoegangsbeheer tot een draadloos netwerk. Een netwerknaam wordt ook wel een 'Service Set Identifier (SSID)' genoemd.
o
p
Pakket : een bericht dat vanaf een apparaat in een netwerk naar andere apparaten in het netwerk wordt verzonden.
Protocol : de taal waarmee apparaten in een netwerk met elkaar communiceren. Een populair netwerkprotocol is TCP/IP.
q
r
RJ-45 : het type stekker aan het eind van een Ethernet-kabel.
Router : een apparaat voor complexe netwerkcommunicatie waarmee pakketten van
het ene netwerk naar het andere worden gestuurd. Een router kan fungeren als een gateway tussen een LAN en het internet.
s
Schakelapparaat : een netwerkapparaat dat het netwerkverkeer regelt om botsingen te voorkomen en de snelheid te verhogen.
Statisch IP-adres : een IP-adres dat handmatig wordt toegewezen aan een apparaat in een netwerk. Een statisch IP-adres blijft ongewijzigd tot dit handmatig wordt veranderd. Alternatieve methoden voor het toewijzen van IP-adressen zijn DHCP en AutoIP.
Subnet : een klein netwerk dat als onderdeel van een groot netwerk functioneert. Aanbevolen wordt de printer en de computers waarop van deze printer gebruik wordt
gemaakt, in hetzelfde subnet te plaatsen.
Subnet-masker : een nummer dat aangeeft tot welk subnet een IP-adres behoort.
t
TCP/IP : Transmission Control Protocol/Internet Protocol (TCP/IP) is het netwerkcommunicatieprotocol dat op het internet wordt gebruikt. De ingebouwde netwerkfunctie van de printer ondersteunt LAN's waarin van TCP/IP gebruik wordt gemaakt.
TKIP : Zie WPA. Temporal Key Integrity Protocol (TKIP)
u
Unicast-pakket : een pakket dat vanaf een apparaat in een netwerk naar een ander apparaat in het netwerk wordt verzonden.
v
Verificatie : verificatie is een beveiligingsstrategie voor draadloze netwerken. Apparaten in een netwerk met verificatie gebruiken een gedeelde sleutel als wachtwoord en communiceren alleen met apparaten die de sleutel kennen. In tegenstelling tot WEP worden bij verficatie de gegevens die tussen de draadloze apparaten worden verzonden, niet gecodeerd. Verificatie kan echter wel samen met WEP worden gebruikt. Verificatiesleutels en WEP-sleutels kunnen identiek zijn.
w
WEP :Wired Equivalent Privacy (WEP) biedt beveiliging door gegevens te coderen die via radiogolven van het ene naar het andere draadloze apparaat worden verzonden. WEP codeert de gegevens die via het netwerk worden verzonden waardoor deze niet kunnen worden gelezen door onbevoegden. Alleen apparaten die dezelfde WEP­instellingen hebben als de printer, kunnen met de printer communiceren. WEP is afhankelijk van statische coderingssleutels en biedt minder beveiliging dan WPA
(TKIP) .
WEP-sleutel : een WEP-sleutel of coderingssleutel is een reeks alfanumerieke tekens of hexadecimale cijfers. Na het maken van een WEP-sleutel moet u deze onthouden en op een veilige plaats bewaren. Wanneer u een WEP-sleutel kwijtraakt, is het mogelijk dat u deze niet kunt terughalen. Een WEP-sleutel is 64 of 128 bits lang. De eerste 24 bits van de sleutel worden automatisch gegenereerd. Degene die de WEP­sleutel maakt, geeft de resterende bits op (40 bits in bij een 64-bits sleutel en 104 bij een 128-bits sleutel).
WPA : WPA biedt beveiliging door gegevens te coderen die via radiogolven worden verzonden van het ene draadloze apparaat naar het andere draadloze apparaat en door de toegang tot netwerkbronnen te regelen via verificatieprotocollen. Alleen
apparaten die dezelfde WPA-instellingen hebben als de printer, kunnen met de printer communiceren. WPA maakt gebruikt van coderingssleutels die vaak worden veranderd. WPA biedt een betere beveiliging dan WEP . WPA wordt ook wel TKIP genoemd.
x
y
z

wired equivalent privacy (WEP)

Wired Equivalent Privacy (WEP) biedt beveiliging door gegevens te coderen die via radiogolven van het ene naar het andere draadloze apparaat worden verzonden.
WEP codeert de gegevens die via het netwerk worden verzonden waardoor deze niet kunnen worden gelezen door onbevoegden. Alleen apparaten die dezelfde WEP­instellingen hebben als de printer, kunnen met de printer communiceren.
Als het netwerk waarin de printer zich bevindt bijvoorbeeld WEP gebruikt, kunnen alleen apparaten met dezelfde WEP-instellingen als de printer de printer gebruiken.
WEP is een netwerkfunctie
WEP is een optionele functie voor draadloze netwerken. Niet alle draadloze netwerken maken gebruik van WEP.
Configureer de printer alleen voor WEP als het netwerk van de printer van deze mogelijkheid gebruikmaakt. De WEP-instellingen van de printer moeten overeenkomen met de instellingen van het netwerk. Als het netwerk gebruikmaakt van WEP, moet u de printer via een Ethernet-kabel op het netwerk aansluiten om de printersoftware te kunnen installeren.
Als het netwerk van de printer geen gebruikmaakt van WEP, configureert u de printer zo dat WEP niet wordt gebruikt.
Als u niet weet of WEP in uw netwerk wordt gebruikt, raadpleegt u het configuratieprogramma bij de NIC-kaart van uw computer of het draadloze
toegangspunt (WAP) van uw netwerk.
WEP-sleutels
Apparaten in een netwerk dat gebruikmaakt van WEP, gebruiken WEP-sleutels om gegevens te coderen.
Nadat u een set WEP-sleutels hebt gemaakt, noteert u deze en bergt u de sleutels op een veilige plaats op. Wanneer u de WEP-sleutels kwijtraakt, is het mogelijk dat u deze niet kunt terughalen.
Let op! Als u de WEP-sleutels kwijtraakt, kunt u alleen een nieuw
apparaat aan het netwerk toevoegen door de WEP-instellingen voor elk apparaat in het netwerk opnieuw te configureren.
Er kunnen meerdere WEP-sleutels worden gebruikt in een netwerk dat gebruikmaakt van WEP. Aan elke WEP-sleutel wordt een sleutelnummer toegewezen (bijvoorbeeld sleutel 2). Alle WEP-sleutels en het sleutelnummer van elke WEP-sleutel moeten
bekend zijn bij alle apparaten in het netwerk.
de printer configureren voor WEP
Gebruik de ingebouwde webserver (EWS) van de printer om deze te configureren voor het gebruik van WEP.
U kunt de WEP-instellingen van de printer ook configureren met behulp van de cd met de printersoftware. U kunt met de cd met de printersoftware echter slechts één WEP-sleutel instellen. Als er in uw netwerk gebruik wordt gemaakt van meerdere WEP-sleutels, kunt u de WEP-instellingen van de printer configureren met behulp van de ingebouwde webserver van de printer.

ingebouwde webserver (EWS)

Met de ingebouwde webserver (EWS) kunt u op eenvoudige wijze uw printer in een netwerk beheren.
U kunt met de EWS van de printer het volgende doen:
De status van de printer controleren.
De netwerkconfiguratie van de printer aanpassen.
Het inktniveau van de inktpatronen controleren.
Netwerkstatistieken weergeven.
De instellingen voor draadloze beveiliging van de
printer configureren.
De website van HP bezoeken voor
ondersteuningsinformatie en de aanschaf van printerbenodigdheden.
Let op! Aanbevolen wordt de printer en de computers waarop van
deze printer gebruik wordt gemaakt, in hetzelfde subnet te plaatsen. Wanneer deze zich niet in hetzelfde subnet bevinden, kan dit problemen opleveren bij de printerinstallatie, afhankelijk van het type router dat wordt gebruikt.
Wanneer u de interne webpagina van de printer wilt gebruiken, controleert u eerst of de printer en de computer aan staan en verbonden zijn met het netwerk.
Volg deze stappen op om de interne webpagina van de printer te openen:
1. Start de internetbrowser.
Gebruik Microsoft Internet Explorer 5.0 of hoger of Netscape 4.75 of hoger.
2. Typ het
IP-adres of de host-naam van de printer in het adresvak van de
browser.
Wanneer de printer zich in een ander subnet bevindt dan de computer, typt u het IP-adres van de printer (bijvoorbeeld:
http://192.168.1.1) in het adresvak van de browser om de ingebouwde webserver te openen. Wanneer de computer via een proxyserver toegang krijgt tot het internet, moet u mogelijk uw browser zo configureren dat deze proxyserver wordt omzeild, om toegang te kunnen krijgen tot de EWS.
Als u het IP-adres of de host-naam van de printer niet weet, drukt u een netwerkconfiguratiepagina af (klik hier voor instructies).
Raadpleeg de online help voor instructies over het gebruik van de EWS van de printer. U opent de online help door te klikken op Help onder Overige onderwerpen.
Let op! Wees voorzichtig bij het wijzigen van de instellingen voor het
draadloze netwerk van de afdrukserver; het is mogelijk dat u de verbinding kwijtraakt. Als u de verbinding kwijtraakt, moet u mogelijk de nieuwe instellingen gebruiken om de verbinding te herstellen. Als de printer de verbinding met het netwerk kwijtraakt, moet u mogelijk de fabrieksinstellingen herstellen en de software opnieuw installeren.

draadloze beveiliging

De printer biedt deze opties voor draadloze beveiliging:
verificatie
Codering
WEP
WPA (TKIP)

verificatie

Verifieert de identiteit van een gebruiker of apparaat voordat er toegang wordt verleend tot een netwerk. Hiermee wordt voorkomen dat onbevoegde gebruikers toegang kunnen krijgen tot netwerkbronnen.
verificatie is een netwerkfunctie
Verificatie is een optionele functie voor draadloze netwerken. Niet alle draadloze netwerken maken gebruik van verificatie.
Configureer de printer alleen voor verificatie als het netwerk van de printer van deze mogelijkheid gebruikmaakt. De verificatie-instellingen van de printer moeten overeenkomen met de instellingen van het netwerk.
Als het netwerk van de printer geen gebruikmaakt van verificatie, configureert u de printer zo, dat er geen verificatie wordt gebruikt.
Als u niet weet of verificatie in uw netwerk wordt gebruikt, raadpleegt u het configuratieprogramma bij de NIC-kaart van uw computer of het draadloze
toegangspunt (WAP) van uw netwerk.
verificatietypen
beschikbare keuzen
De printer ondersteunt vier typen verificatie.
verificatietype Communicatiemodus
Open systeem Infrastructuur of adhoc Geen of WEP
Gedeelde sleutel Infrastructuur WEP
EAP/PSK Infrastructuur WPA (TKIP)
beschikbare
coderingsstrategieën
802.1x
802.1x is vooral geschikt voor bedrijfsnetwerken.
Infrastructuur WPA (TKIP) of WEP
beschrijvingen
Elk type verificatie heeft bepaalde voordelen en beperkingen.
verificatietype beschrijving voordelen beperkingen
Biedt geen bescherming tegen onbevoegde gebruikers.
Alle apparaten moeten over de sleutel beschikken.
De gedeelde sleutel wordt niet automatisch gewijzigd.
Open systeem
Gedeelde sleutel
Apparaten in een netwerk maken zichzelf niet bekend.
Apparaten delen een hoofdgeheim om zichzelf kenbaar te maken als bevoegde leden van het netwerk.
De minst ingewikkelde strategie.
Handig voor gebruik samen met WEP, aangezien een WEP kan dienen als de gedeelde verificatiesleutel.
EAP/PSK
Apparaten gebruiken een enkele sleutel om zichzelf kenbaar te maken als bevoegde leden van het netwerk en om een coderingssleutel te genereren.
De Pre-Shared Key en de coderingssleutels zijn niet identiek.
Hiermee kunnen kleinere netwerken WPA (TKIP) gebruiken zonder dat er een verificatieserver nodig is.
Niet zo krachtig als 802.1x.
Alle apparaten moeten over de sleutel beschikken.
802.1x
De identiteit van een gebruiker of een apparaat die toegang tot een netwerk probeert te krijgen, wordt geverifieerd door een speciale verificatieserver voordat er toegang wordt verleend.
De verificatieserver maakt gebruik van een van de beschikbare verificatieprotocollen.
Hoogste beveiligingsniveau.
Vooral geschikt voor bedrijfsnetwerken. Is mogelijk te duur voor kleinere netwerken.
de printer configureren voor verificatie
Gebruik de ingebouwde webserver (EWS) van de printer om deze te configureren voor het gebruik van verificatie.
Als uw netwerk een Open systeem is of gebruikmaakt van verificatie via een gedeelde sleutel, kunt u de verificatie-instellingen van de printer configureren met behulp van de cd met de printersoftware.

Wi-Fi Protected Access (WPA)

Wi-Fi Protected Access (WPA) biedt als volgt beveiliging:
Het coderen van gegevens die via radiogolven van het ene draadloze apparaat
naar het andere draadloze apparaat worden verzonden
Het beheren van de toegang tot de netwerkbronnen met behulp van
verificatieprotocollen
WPA wordt ook wel 'TKIP' (Temporal Key Integrity Protocol) genoemd.
Alleen apparaten die dezelfde WPA-instellingen hebben als de printer, kunnen met de printer communiceren.
Als bijvoorbeeld het netwerk waarin de printer zich bevindt WPA gebruikt, kunnen alleen apparaten met dezelfde WPA-instellingen als de printer de printer gebruiken.
WPA biedt een betere beveiliging dan
WEP.
WPA is een netwerkfunctie
WPA is een optionele functie voor draadloze netwerken. Niet alle draadloze netwerken maken gebruik van WPA.
Configureer de printer alleen voor WPA als het netwerk van de printer van deze mogelijkheid gebruikmaakt. De WPA-instellingen van de printer moeten overeenkomen met de instellingen van het netwerk.
Als het netwerk van de printer geen gebruikmaakt van WPA, configureert u de printer zo dat er geen WPA wordt gebruikt.
Als u niet weet of WPA in uw netwerk wordt gebruikt, raadpleegt u het configuratieprogramma bij de NIC-kaart van uw computer of het draadloze
toegangspunt (WAP) van uw netwerk.
coderingssleutels
WPA maakt gebruik van coderingssleutels om gegevens te coderen. De coderingssleutels worden automatisch op bepaalde intervallen gewijzigd waardoor het draadloze netwerk minder blootstaat aan ongewenste indringers.
De manier waarop WPA coderingssleutels genereert, is afhankelijk van het type verificatie dat in het netwerk wordt gebruikt.
de printer configureren voor WPA
Volg deze stappen op om de printer te configureren voor het gebruik van WPA:
1. Open de ingebouwde webserver (EWS) van de printer (klik hier voor instructies).
2. Klik op het tabblad Netwerk.
3. Selecteer het tabblad Draadloos in het venster Netwerk.
4. Klik op de knop Geavanceerde configuratie onder Verificatie.
5. Selecteer Infrastructuur en klik vervolgens op Volgende.
6. Selecteer de netwerknaam (SSID) of voer deze in en klik op Volgende.
7. Selecteer een van de volgende opties en klik vervolgens op Volgende om de benodigde gegevens voor de geselecteerde optie op te geven:
EAP/802.1x: hiervoor is het gebruik van een verificatieserver in het
netwerk vereist. EAP/802.1x is vooral geschikt voor bedrijfsnetwerken. Nadat u op Volgende hebt geklikt, geeft u informatie over de server op, selecteert u een verificatiemethode en vult u een verificatiecertificaat in.
EAP/PSK: hiervoor moeten alle apparaten in een netwerk een 'pass phrase'
delen, die wordt gebruikt voor het genereren van coderingssleutels. Na het klikken op Volgende geeft u de 'pass phrase' op.
8. Controleer het configuratieoverzicht en voer een van de volgende handelingen uit:
Als de instellingen correct zijn, klikt u op Voltooien en sluit u de EWS af.
Als de instellingen niet correct zijn, klikt u op de knop Vorige om naar het
betreffende scherm terug te gaan. Corrigeer de gegevens en klik op
Volgende tot het configuratieoverzicht verschijnt. Herhaal vervolgens stap 8.

netwerkconfiguratiepagina

De netwerkconfiguratiepagina verschaft nuttige informatie over de netwerkaansluiting van de printer.
een netwerkconfiguratiepagina afdrukken
Druk eenmaal op de Netwerkknop op de printer terwijl deze aan staat en geen afdruktaken verwerkt.
Als de printer net is verbonden met een netwerk, wacht u enkele minuten voordat u de netwerkconfiguratiepagina afdrukt, zodat de printer de geldige instellingen kan verkrijgen.
meer informatie over de netwerkconfiguratiepagina
De netwerkconfiguratiepagina bevat de volgende informatie, die u vaak nodig zult hebben:
algemene informatie
De algemene informatie heeft betrekking op zowel Ethernet-netwerken als draadloze netwerken:
item betekenis
De netwerkstatus van de printer:
Status
Netwerkaansluitingstype
Klaar: de printer is gereed om af te drukken.
Offline: de printer is niet verbonden met een
netwerk.
Het type netwerk waarmee de printer is verbonden:
Bedraad: de printer is verbonden met een
Ethernet-netwerk.
Draadloos: de printer is verbonden met een
draadloos netwerk.
Uitgeschakeld: de printer is niet verbonden met
een netwerk.
URL
Apparatuuradres
Firmware-versie
Host-naam
IP-adres
Het adres dat moet worden gebruikt om de
ingebouwde
webserver van de printer te openen.
Media Access Control (MAC) adres van de printer.
Het
Het versienummer van de interne software van de printer.
Het is mogelijk dat HP Service en ondersteuning u om dit nummer vraagt.
De host-naam van de printer in het netwerk.
Het huidige
IP-adres van de printer in het netwerk.
Subnet-masker
subnet-masker van de printer.
Het
Standaard gateway
gatewayadres van de printer.
Het
Hoe de printer aan zijn IP-adres is gekomen:
DHCP
Configuratiebron
DNS-server
mDNS servicenaam
Automatisch: AutoIP
Handmatig: statisch IP-adres
BOOTP
Het IP-adres van de Domain Name Server van de printer. Niet opgegeven betekent dat er geen IP-adres is ingesteld. Deze instelling is niet van toepassing op de printer.
De
mDNS servicenaam van de printer in het netwerk.
Deze naam wordt door Apple Rendezvous gebruikt om de printer te identificeren op Mac OS X versie 10.2.3 en hoger.
Beheerderswachtwoord
Geeft aan of de ingebouwde webserver van de printer met een wachtwoord is beveiligd.
Ingesteld: er is een wachtwoord vereist.
Niet ingesteld: er is geen wachtwoord vereist.
De configuratie van de netwerkkoppeling:
802.11b
10T-Full
Koppelingsinstellingen
10T-Half
100TX-Full
100TX-Half
informatie over draadloze verbinding
Deze informatie heeft alleen betrekking op draadloze netwerken:
item betekenis
Draadloze status
De status van de printer in een draadloos netwerk:
Klaar: de printer is gereed om af te
drukken.
Bezig met initialiseren: de verbinding
met het netwerk wordt gemaakt.
Bezig met scannen: de printer is bezig
met het zoeken naar de netwerknaam (SSID) waarvoor deze is geconfigureerd.
Uitgeschakeld: de draadloze radio staat
uit en de printer is verbonden met een Ethernet-netwerk.
Fout: de printer kan geen toegang krijgen
tot een infrastructuurnetwerk. Klik hier voor informatie over het oplossen van
problemen.
Loading...
+ 194 hidden pages