aprilia RS50 User Manual

Page 1
861451
Page 2
© 2006 Piaggio & C. S.p.A. - Noale (VE),
H
Italië
Eerste editie: april 2006
Herdruk: September 2006 / A
VALLEY FORGE DECA
Ravenna , Modena, Torino
DECA S.r.l.
Hoofd- en Administratiekantoor Via Vincenzo Giardini, 11 48022 Lugo (RA) - Italië ­Tel. 0545-216611 Fax 0545-216610 www.vftis.com deca@vftis.spx.com
in opdracht van :
Piaggio & C. S.p.A.
via G. Galilei, 1 - 30033 Noale (VE) - Italia Tel. +39 - 041 58 29 111 Fax +39 - 041 44 10 54 www.aprilia.com
gebruik en onderhoud RS 50
2
WAARSCHUWINGSBOODSCHAP­PEN
De hierna opgesomde waarschuwingen worden in de hele handleiding gebruikt:
Dit symbool wijst op gevaar voor uw veiligheid. Dit symbool, dat
op het voertuig of in de handleiding staat, wijst op gevaarlijke situaties die verwondingen kunnen veroorzaken. Niet-naleving van de aanwijzingen die worden gegeven in de boodschappen voorafgegaan door dit symbool kan resulteren in ernstige risico’s voor de veiligheid van uzelf en anderen en voor de motorfiets!
GEVAAR
Dit symbool wijst op zeer gevaarlijke situaties met mogelijke ernstige verwondingen of de dood als gevolg.
OPGELET
Duidt op een potentieel gevaar dat kan resulteren in licht persoonlijk letsel of schade aan de motorfiets.
BELANGRIJK Het woord
"BELANGRIJK" staat in deze handleiding bij belangrijke informatie of instructies.

INFORMATIE

Bewerkingen voorafgegaan door dit symbool dienen aan de andere
kant van de motorfiets te worden herhaald. Indien niet expliciet vermeld, dienen de
demontagehandelingen in de omgekeerde volgorde te worden uitgevoerd om het geheel opnieuw te monteren.
De woorden "rechts" en "links " gaan altijd uit van de bestuurder die in een normale rijhouding op het voertuig zit.
WAARSCHUWINGEN ­VOORZORGSMAATREGELEN ­ALGEMENE OPMERKINGEN
Voordat u het voertuig aanzet, dient u deze handleiding aandachtig te lezen, en in het bijzonder het hoofdstuk over "VEILIG RIJDEN".
Uw eigen veiligheid en die van de anderen hangt niet alleen af van uw snelle reflexen of behendigheid, maar ook van uw kennis van het voertuig, het onderhoud en uw kennis van de basisvoorschriften voor VEILIG RIJDEN. Wij raden u dus aan vertrouwd te raken met het voertuig zodat u zich veilig en zeker in het verkeer kunt begeven.
BELANGRIJK Houd bij de motorfiets
een typespecifiek lampje in voorraad (zie technische gegevens).
Page 3
BELANGRIJK De onderhavige
gebruiksaanwijzingen (handleiding) maken integraal deel uit van het voertuig en dienen het voertuig altijd te vergezellen, ook als het aan derden wordt overgedragen.
aprilia heeft bij het opstellen van deze gebruiksaanwijzingen zo veel mogelijk ernaar gestreefd correcte en actuele informatie te verstrekken . Omdat de producten van aprilia echter voortdurend worden verbeterd, kan het toch gebeuren dat u kleine verschillen aantreft tussen de kenmerken van het voertuig dat u bezit en het voertuig dat in deze gebruiksaanwijzingen wordt beschreven. Indien u vragen heeft met betrekking tot de informatie in dit boekje, aarzel dan niet om contact op te nemen met uw Officiële aprilia dealer. Ga uitsluitend naar aprilia-dealers of erkende servicecentra voor controles en reparaties die niet in deze handleiding zijn beschreven of voor originele onderdelen, accessoires en andere producten of specifieke raadgevingen. Alleen onze aprilia-dealers en erkende centra staan garant voor een snelle en accurate service. Wij willen u feliciteren met uw keuze voor aprilia en wensen u veel rijgenot. De rechten om de onderhavige documentatie elektronisch op te slaan, te verveelvoudigen en geheel of gedeeltelijk aan te passen, zijn voorbehouden voor alle landen.
BELANGRIJK In sommige landen
heersen milieuvoorschriften, voorschriften met betrekking tot het geproduceerde geluid en verplichte regelmatige controles .
De gebruiker die het voertuig in een van deze landen gebruikt, dient: – contact opnemen met een Officiële
aprilia dealer om de niet-goedgekeurde onderdelen te laten vervangen door onderdelen die goedgekeurd zijn in het betreffende land;
– de verplichte controles te laten uitvoeren.
BELANGRIJK Bij aankoop van deze
motorfiets dient u in de navolgende figuur de identificatiegegevens te vermelden die op het IDENTIFICATIE-ETIKET VERVANGINGSONDERDELEN STAAN. Dit etiket is op de linker framebuis geplakt en om het te kunnen lezen, dient u de linkerinspectiekap te demonteren (zie pag. 52 (HET ZADEL VAN DE BSTUURDER VERWIJDEREN), pag. 53 (VERWIJDEREN VAN ZIJBESCHERMKAPPEN).
Dit zijn de gegevens die op het plaatje staan:
– YEAR = bouwjaar (Y, 1, 2, ...); – I.M. = wijzigingscode (A, B, C, ...); – LANDENCODES = land van homologatie
(I, UK, A, ...).
en dienen aan de Officiële aprilia dealer te worden vermeld als referentie voor de aankoop van reserveonderdelen of specifieke accessoires van het model dat u bezit.
In deze handleiding worden de verschillende uitvoeringen met de volgende symbolen aangeduid
optioneel
VERSIE VOOR:
 
    
 
  
Italië
Verenigd Koninkrijk
Oostenrijk
Portugal
Finland
België
Duitsland
Frankrijk
Spanje
Griekenland
Nederland
Zwitserland
Denemarken
Japan
Singapore
Slovenië
Israël
Zuid-Korea
Maleisië
Cili
Kroatië
Australië
Verenigde Staten
Brazilië
Republiek van
Zuid-Afrika
Nieuw-Zeeland
Canada
gebruik en onderhoud RS 50
3
Page 4

ALGEMENE INHOUDSOPGAVE

WAARSCHUWINGSBOODSCHAPPEN ................... 2
INFORMATIE ............................................................. 2
WAARSCHUWINGEN ­VOORZORGSMAATREGELEN - ALGEMENE
OPMERKINGEN......................................................... 2
ALGEMENE INHOUDSOPGAVE ................... 4
BASISVEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN........ 6
KLEDING ........................................................ 9
ACCESSOIRES ............................................ 10
PLAATS VAN DE BELANGRIJKSTE
ELEMENTEN............................................................ 12
PLAATS VAN DE
BEDIENINGEN/INSTRUMENTEN ........................... 14
INSTRUMENTEN, LAMPJES EN WIJZERS ........... 15
TABEL VAN DE INSTRUMENTEN EN
CONTROLELAMPJES.................................. 16
MULTIFUNCTIONELE COMPUTER ............ 18
ACCUSPANNING ......................................... 21
DE BELANGRIJKSTE ONAFHANKELIJKE
BEDIENINGSELEMENTEN ..................................... 23
OP DE LINKERKANT VAN HET STUUR ..... 23
BEDIENINGEN OP DE RECHTERKANT VAN
HET STUUR.................................................. 24
DE CONTACTSCHAKELAAR....................... 25
STUURSLOT ................................................ 25
EXTRA UITRUSTINGEN.......................................... 26
HANDSCHOENENVAKJE/
GEREEDSCHAPSKIT................................... 26
SPECIAAL GEREEDSCHAP ................ 26
BELANGRIJKSTE COMPONENTEN ...................... 27
BENZINE....................................................... 27
VERSNELLINGSOLIE .................................. 27
REMVLOEISTOF - aanbevelingen ............... 28
SCHIJFREMMEN.......................................... 28
REM VOOR................................................... 29
REM ACHTER .............................................. 30
OLIERESERVOIR MENGER ........................ 31
AFSTELLEN VAN DE KOPPELING ............. 31
KOELVLOEISTOF ........................................ 32
BANDENSPANNING .................................... 33
KATALYTISCHE GELUIDDEMPER ............. 34
GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN............................... 35
TABEL VAN DE CONTROLES VOORAF ..... 35
SARTEN ........................................................ 36
STARTEN EN RIJDEN.................................. 38
HET VOERTUIG INRIJDEN .......................... 41
STOPPEN...................................................... 41
PARKEREN................................................... 41
AANBEVELINGEN TEGEN DIEFSTAL......... 42
ONDERHOUD ......................................................... 43
HET ROUTINE-ONDERHOUD: SCHEMA .... 44
IDENTIFICATIEGEGEVENS......................... 47
PLAATSEN VAN HET VOERTUIG OP DE
VOORSTE STANDAARD ...................... 47
PLAATSEN VAN HET VOERTUIG OP DE
VOORSTE STANDAARD ...................... 48
CONTROLEREN VAN HET MOTOROLIEPEIL
EN BIJVULLEN.............................................. 49
VERVERSEN VAN VERSNELLINGSOLIE ... 50
AANDRIJFKETTING...................................... 51
HET ZADEL VAN DE BSTUURDER
VERWIJDEREN............................................. 52
VERWIJDEREN ZADEL VAN DE
PASSAGIER.................................................. 53
VERWIJDEREN VAN
ZIJBESCHERMKAPPEN............................... 53
VERWIJDEREN VAN ONDERSTE BESLAG 53 VERPLAATSEN VAN BRANDSTOFTANK ... 54 INSPECTIE VOOR- EN
ACHTEROPHANGING.................................. 55
CONTROLE SLIJTAGE VAN
REMBLOKJES............................................... 55
HET AFSTELLEN VAN HET STATIONAIRE
TOERENTAL ................................................. 56
AFSTELLING VAN DE GASHENDEL ........... 57
BOUGIE......................................................... 57
ACCU............................................................. 58
LANGE STILSTANDPERIODE VAN DE
ACCU............................................................. 58
CONTROLE EN REINIGING VAN DE ACCU-
AANSLUITINGEN.......................................... 59
DE ACCU DEMONTEREN ........................... 59
ACCULADER ................................................ 59
DE ACCU INSTALLEREN ............................ 59
VERVANGING VAN DE ZEKERING ............ 60
SCHOONMAKEN VAN DE UITLAAT EN DE
DEMPER....................................................... 60
CONTROLE ZIJSTANDAARD ...................... 61
CONTROLEREN VAN DE SCHAKELAARS . 61 DE LICHTBUNDEL VERTICAAL
AFSTELLEN.................................................. 62
LAMPJES...................................................... 62
HET VERVANGEN VAN DE L
AMPJES VAN DE KOPLAMP ....................... 63
DE LAMPJES VAN DE RICHTINGAANWIJZERS VOORAAN EN
ACHTERAAN VERVANGEN ........................ 64
HET LAMPJE VAN HET ACHTERLICHT
VERVANGEN................................................ 64
VERVOER................................................................ 65
DE BENZINETANK LEEGTAPPEN .............. 65
REINIGEN................................................................ 66
LANGERE PERIODES VAN STILSTAND .... 67
TECHNISCHE GEGEVENS..................................... 68
SMEERMIDDELENTABEL ........................... 71
Officiële dealers en technische servicecentra 72
gebruik en onderhoud RS 50
4
Page 5
veilig rijden
Page 6
BASISVEILIGHEIDSVOORSCHRIF­TEN
Om met dit voertuig te rijden, dient te zijn voldaan aan alle wettelijke voorschriften (rijbewijs, minimumleeftijd, fysieke en psychische geschiktheid, verzekering, wegenbelasting, inschrijving in het rijksregister, nummerplaat enz.)
Wij raden aan eerst vertrouwd te raken met het voertuig op wegen met weinig verkeer en/of op een privé-terrein.
gebruik en onderhoud RS 50
6
Bepaalde geneesmiddelen, alcohol en drugs verhogen het risico voor ongevallen.
Zorg ervoor dat u in goede fysieke conditie bent om te rijden en vermijd te rijden als u erg moe of slaperig bent.
De meeste ongevallen zijn te wijten aan onervarenheid van de bestuurder.
Leen uw voertuig NOOIT uit aan beginners en controleer in elk geval ALTIJD of de bestuurder voldoet aan alle wettelijke voorschriften .
Page 7
Respecteer stipt alle nationale en plaatselijke verkeersregels en verkeersborden.
Vermijd plotselinge manoeuvres die gevaar opleveren voor uzelf en voor anderen (bijvoorbeeld: steigeren, te hard rijden enz.), en houd altijd rekening met de toestand van het wegdek, het zicht, enz.
Rijd niet tegen voorwerpen die het voertuig kunnen beschadigen of waardoor u de controle over het voertuig kunt verliezen .
Blijf niet achter andere voertuigen "hangen" om uw eigen snelheid op te drijven.
GEVAAR
Houd altijd beide handen aan het stuur en de voeten op de pedalen (of de voetplanken) en neem een correcte rijhouding aan. Vermijd absoluut rechtop te gaan staan of uw ledematen te strekken tijdens het rijden.
gebruik en onderhoud RS 50
7
Page 8
OIL
COOLER
De berijder mag niet verstrooid zijn, afgeleid worden, of beïnvloed worden door personen, voorwerpen of handelingen (niet roken, eten, drinken, lezen enz.) tijdens het rijden.
gebruik en onderhoud RS 50
8
Gebruik de voorgeschreven koelvloeistof en olie, zoals beschreven in de “SMEERMIDDELENTABEL”; controleer steeds of de niveaus van de olie en de koelvloeistof de voorgeschreven niveaus hebben.
Als uw voertuig bij een ongeval betrokken is geweest, er is tegen gestoten of het is gevallen, dient u te controleren of de hendels, pedalen, de slangen, de kabels, de remleiding en de vitale delen van het voertuig niet beschadigd zijn .
Laat dit eventueel controleren door een Officiële aprilia dealer waarbij vooral aandacht wordt besteed aan het frame, het stuur, de ophangingen, de veiligheidssystemen en alle andere mechanismen die u niet zelf kunt controleren.
Signaleer alle onregelmatigheden aan de technici en mechanici, zodat deze het voertuig nauwgezetter kunnen controleren.
Rijd in geen geval met het voertuig als het zodanig is beschadigd dat het niet meer veilig is .
Page 9
A12
345
ONLY ORIGINALS
Verander nooit de plaats, de stand of de kleur van: de kentekenplaat, de richtingaanwijzers, de lampen en de claxon.
Elke wijziging die aan het voertuig wordt aangebracht, maakt de garantie ongeldig.
Bovendien brengen wijzigingen of het verwijderen van originele componenten, de prestaties van het voertuig in gevaar, waardoor het ook minder veilig en zelfs onwettig kan worden.
Wij raden aan altijd alle wettelijke voorschriften en nationale en/of plaatselijke regelingen inzake de uitrusting van het voertuig na te leven.
Met name dienen technische modificaties te worden vermeden die de prestaties van het voertuig zouden verhogen of in elk geval de originele kenmerken ervan wijzigen.
Ga nooit een wedstrijd aan met andere voertuigen.
Rijd alleen op de daarvoor bestemde wegen en vermijd off-road rijden.

KLEDING

Zet altijd uw valhelm op en maak deze goed vast voordat u begint te rijden. De valhelm dient goedgekeurd te zijn, niet beschadigd, de juiste maat te hebben en een schone klep te hebben.
Draag beschermende kleding, zo mogelijk in lichte of reflecterende kleuren. Zo bent u immers goed zichtbaar voor de andere weggebruikers en loopt u minder kans te worden aangereden. Bovendien doet u zich minder pijn als u valt.
Draag nauwsluitende kleding met nauwe polsen en enkelsluitingen; touwtjes, ceinturen en dassen mogen niet loshangen; zorg ervoor dat deze of andere voorwerpen u niet kunnen hinderen tijdens het rijden en verstrikt kunnen raken in bewegende delen of stuurdelen.
gebruik en onderhoud RS 50
9
Page 10
Laat geen voorwerpen in uw zakken zitten die gevaarlijk kunnen zijn als u valt, zoals bijvoorbeeld:
sleutels, pennen, glazen flesjes, enz. (dezelfde aanbevelingen gelden ook voor de eventuele passagier).
gebruik en onderhoud RS 50
10

ACCESSOIRES

De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor de keuze, het installeren en gebruiken van accessoires.
Wij raden aan ervoor op te letten tijdens het monteren dat accessoires nooit de claxon of de lichtsignalen bedekken of de bediening ervan beletten; dat ze de beweging van de ophangingen of van het stuur niet belemmeren of beperken en dat ze niet in de weg zitten van bedieningen, noch de afstand tussen het wegdek en het voertuig en de hoek in de bochten verkleinen.
Gebruik geen accessoires waarmee u niet meer bij de bedieningen kunt. In noodgevallen verkort dit uw reactietijd.
Grote aankledingen en windschermen kunnen aërodynamische krachten ontwikkelen die de stabiliteit van het voertuig in gevaar brengen tijdens het rijden, vooral als u snel rijdt.
Controleer of het accessoire stevig aan het voertuig is vastgemaakt en niet gevaarlijk is tijdens het rijden.
Installeer of wijzig geen elektrische apparatuur die het vermogen van het voertuig overschrijden. Het voertuig kan hierdoor plotseling stilvallen of plotseling geen stroom meer hebben voor de licht- en geluidssignalen, wat gevaarlijk is.
Aprilia raadt u aan originele accessoires (aprilia genuine accessories) te gebruiken.
Page 11
KG!
Bevestig absoluut geen grote, zware en/of gevaarlijke voorwerpen aan het stuur, de spatborden en de vorken: dit vertraagt de reactiesnelheid van de motorfiets in de bochten en hindert de controle tijdens het rijden.
Maak geen te volumineuze bagage vast aan de zijkanten van het voertuig. U loopt het risico hiermee personen of voorwerpen te raken, waardoor u de controle over het voertuig verliest.
Vervoer niet meer dan het maximaal toegestane gewicht.
Het overbelasten leidt tot een minder stabiel en hanteerbaar voertuig.
Een voertuig uitgerust met accessoires dient met de nodige voorzichtigheid gebruik te worden door het mindere van de rijsnelheid aangezien enkele accessoires de dynamische kenmerken van het voertuig wijzigen.
gebruik en onderhoud RS 50
11
Page 12

PLAATS VAN DE BELANGRIJKSTE ELEMENTEN

LEGENDA
1) Reservoir koelvloeistof
2) Dashboard
3) Linker achteruitkijkspiegeltje
4) Contactschakelaar /stuurslot
5) Accu
6) Dop van het expansievat van de koelvloeistof
7) Handschoenvak/gereedschapskit
8) Voetensteun links passagier (inklapbaar, gesloten/open) (landen waar aangebracht)
9) Ketting
10) Voetensteun links bestuurder (met veer, altijd geopend)
11) Schakelpedaal
12) Zijstandaard (met automatisch terugklapmechanisme)
gebruik en onderhoud RS 50
12
Page 13
LEGENDA
1) Voetensteun rechts passagier (inklapbaar, gesloten/open) (landen waar aangebracht)
2) Houvast passagier
3) Zadel bestuurder
4) Luchtfilter
5) Remolietank achterrem
5
6) Dop op benzinetank
7) Zekeringenhouder
8) Remvloeistofreservoir voorrem
9) Rechter achteruitkijkspiegeltje
10) Claxon
11) Bougie
12) Stelschroef voor stationairloop
13) Achterrempomp
14) Rempedaal achterrem
15) Voetensteun rechts bestuurder (met veer, altijd geopend)
16) Oliereservoir
gebruik en onderhoud RS 50
13
Page 14

PLAATS VAN DE BEDIENINGEN/INSTRUMENTEN

LEGENDA
1) Contactschakelaar/ stuurslot (
2) Hendel voor de koude start (
3) Schakelaar richtingaanwijzers (
4) Knop claxon (
5) Lichtschakelaar (
6) MODEKNOP
7) Koppelingshendel
 )
 -  )
 -  -  )
)
 )
8) Instrumenten, lampjes en wijzers
9) Remhendel voorwiel
10) Gashendel
11) Startknop (
12) Stopschakelaar motor (
 )
 -  )(landen waar aangebracht)
gebruik en onderhoud RS 50
14
Page 15

INSTRUMENTEN, LAMPJES EN WIJZERS

1 2 3
7 6
LEGENDA
1) Toerenteller
2) Controlelampje richtingaanwijzers ( ) groen
3) Controlelampje groot licht ( ) blauw
4) Digitaal multifunctioneel display (temperatuur koelvloeistof­klok-accuspanning-chronometer-diagnostiek oliemotordruk ()
5 4
5) Lampje benzinereserve ( ) ambergeel
6) Controlelampje neutrale stand versnelling ( ) groen
7) Lampje algemene warning ( ) rood
gebruik en onderhoud RS 50
15
Page 16

TABEL VAN DE INSTRUMENTEN EN CONTROLELAMPJES

Iedere keer dat de startschakelaar op " " staat en de motor niet aanstaat, gaan alle lampjes voor ongeveer 2 seconden aan om zo de test van de functie van de LED uit te voeren. In het geval één of meer controlelampjes niet gaat branden gedurende deze fase, wendt u zich dan tot een Officiële aprilia dealer.
Beschrijving Functie
Duidt het aantal toeren per minuut van de motor aan.
Toerenteller (tpm/rpm)
Controlelampje richtingaanwijzers Het knippert als de richtingaanwijzer wordt gebruikt.
Waarschuwingslampje grootlicht Gaat branden als het grootlicht van de koplamp aan is.
Waarschuwingslampje laag brandstofpeil
Waarschuwingslampje neutraalstand
Signaleringslampje storing
OPGELET
Gaat branden zodra er in de brandstoftank circa 2 liter brandstof zit.
Tank in dit geval zo snel mogelijk; zie pag. 27 (BENZINE).
Licht op wanneer de versnelling in neutraal staat.
Deze gaat branden wanneer de startschakelaar op " " staat en de motor niet aanstaat, om zo de test van de functie van het lampje uit te voeren.
In het geval één of meer controlelampjes niet gaat branden gedurende deze fase, wendt u zich dan tot een Officiële
OPGELET
in de menger onvoldoende is, of dat de koelvloeistof een te hoge temperatuur heeft bereikt. Controleer en/of herstel in dit geval de voorgeschreven niveaus en wendt u zich
eventueel tot een Officiële
Overschrijd nooit het maximale toerental van de motor, ziepag. 41 (HET VOERTUIG INRIJDEN).
aprilia dealer.
Als het lampje aanblijft na de start of aangaat tijdens het normaal functioneren van de motor, betekent dit dat het niveau in de tank en
aprilia dealer.
gebruik en onderhoud RS 50
16
Page 17
Beschrijving Functie
Snelheidsmeter (km/h ­MPH)
Kilometerteller/Mijle nteller ( KM - Mi)
Temperatuur koelvloeistof (°C/°F)
Digitaal multi­functioneel scherm
Reserve oliemenger op het multifunctionele display
Klok
Accuspanning
Lap Timer
Toont de huidige, gemiddelde of maximale rijsnelheid (in kilometers of mijlen) op basis van de instellingen. pag. 18 (MULTIFUNCTIONELE COMPUTER).
Visualiseer het gedeeltelijk of totaal aantal afgelegde Km of mijl.
Geeft op een schaal de temperatuur van de koelvloeistof in de motor weer, zie pag. 18 (MULTIFUNCTIONELE COMPUTER).
Als u in de gevarenzone komt (T> 105°C), gaan op het display alle zes de segmenten van de schaal en het algemene alarmlampje aan en het logo knippert.
Zet nu de contactsleutel op “”, laat de motor afkoelen en controleer het niveau van de koelvloeistof, zie pag. 32 (KOELVLOEISTOF).
Neem contact op met een Officiële
ernstige schade oplopen.
Gaat branden zodra er in de tank 0,5 liter olie zit.
in dit geval vult u de olie in de oliemenger bij, zie pag. 31 (OLIERESERVOIR MENGER).
Toont de tijd in uren en minuten op basis van de instelling, zie pag. 18 (MULTIFUNCTIONELE COMPUTER).
Toont de accuspanning in Volt, zie pag. 18 (MULTIFUNCTIONELE COMPUTER).
Toont de verschillend tijdmetingen op basis van de instellingen, zie pag. 18 (MULTIFUNCTIONELE COMPUTER).
OPGELET
OPGELET
aprilia dealer.
Als de maximaal toegestane temperatuur wordt overschreden (114 °C - 237 °F), kan de motor
Als het symbool reserveolie aangaat, betekent dit dat het niveau van de oliemenger in reserve staat;
Voor het afwis­selen van de vi­sualisering, zie pag. 18 (MUL­TIFUNCTIONE­LE COMPU­TER).
gebruik en onderhoud RS 50
17
Page 18
A D
B

MULTIFUNCTIONELE COMPUTER

BESTURING
1)MODE-knop: een lichte druk op de knop verwisselt de
functies; een langere druk op de knop (meer dan
drie seconden, voert de reguleringen uit.
gebruik en onderhoud RS 50
18
2
Als u de startsleutel in de positie “ “ ze, gaat twee seconden lang het volgende branden op het dashboard:
– Alle lampjes; – De achterverlichting; – Op de display gaan alle segmenten
branden. De wijzer van de toerenteller (2) bereikt het limiet en gaat terug naar de beginpositie.
C
Na de begincheck zullen alle instrumenten gelijk de huidige waarde van de gemeten waarden aangeven en de standaard waarden op het display zijn:
– Alarmsymbolen, (zone A); – Ogenblikkelijke snelheid, (zone B); – Totale odometer / gedeeltelijke
odometer / klok/ accuspanning / chronometer (zone C) (*);
– Temperatuur koelvloeistof, (zone D).
(*) De functie die u ziet is de functie die u als laatste heeft ingevoerd bij het uihalen van de sleutel.
Page 19
Beschrijving van de functies
u
Wanneer u de knop MODE opeenvolgend indrukt, ziet u, in zone C van het display, opeenvolgend de
volgende functies: – TOTALE ODOMETER (ODO) – GEDEELTELIJKE ODOMETER (TRIP) –KLOK – ACCUSPANNING – CHRONOMETER
TOTALE ODOMETER (ODO)
Het gegeven dat u op het display ziet, geeft de totaal afgelegde afstand van het voertuig weer.
Het gegeven kan niet op nul gezet worden.
GEDEELTELIJKE ODOMETER (TRIP)
Wanneer u de functie ODO ziet en een korte druk op de knop MODE geeft, zal het display de gedeeltelijke afstand van de reis weergeven.
Wanneer u de waarde TRIP ziet, drukt u dan langer op de knop MODE om de waarde op nul te zetten.
KLOK
Wanneer u de functie TRIP voor u heeft en een korte druk op de knop MODE geeft, zal het display de klok weergeven.
Regulering van de klok
Als de motor stilstaat en u de klok ziet, houdt u voor langere tijd de knop MODE ingedrukt. Zo komt u in de modaliteit voor de regulering van de klok. Op het display ziet u de twee cijfers die de waarde van de klok aangeven, bij iedere druk op de knop MODE zal deze met één omhoog gaan, wanneer u 12 heeft bereikt, gaat u met een druk op de knop MODE weer terug naar 1.
Een langere druk op de knop MODE zorgt ervoor dat het gegeven opgeslagen wordt en gaat over op de regulering van de minuten, op het display blijven alleen de cijfers van de minuten zichtbaar, bij iedere druk op de knop MODE zal het
gebruik en onderhoud RS 50
19
Page 20
gegeven met één omhoog gaan, wanneer u 59 bereikt heeft, gaat u met een druk op de knop MODE weer terug naar 0.
De procedure beëindigd met ledigheid voor drie seconden, het display geeft het ingevoerde uur aan.
LAP TIMER
Wanneer u de functie Klok voor u heeft, zal een korte druk op de MODE-knop op het display de chronometerfunctie weergeven. Met een langere druk op de knop MODE, met de motor aan, zal u in de modaliteit van de metingen komen, met de motor stil, zal u toestaan de modalieit van de visualisering van de metingen binnen te treden.
gebruik en onderhoud RS 50
20
Verkrijgen van de metingen
Wanneer het voertuig in beweging is, zal de start van de lap timer uitgevoerd worden door een korte druk op de knop MODE. De eerste druk zorgt ervoor dat de teller start, als u in de eerste tien seconden meerdere drukken op de knop geeft, zullen deze de lap timer weer op nul zetten. Na deze periode zal het gegeven opgeslagen worden na de eerste druk op de knop en zal de volgende meting starten. Voor de eerste tien seconden zal het zojuist opgeslagen gegeven tevoorschijn komen en hieruit wordt de huidige meting aangegeven.
Met een langere druk op de knop MODE, zal de meting gestopt worden, op het display verschijnt het laatst opgeslagen gegeven, de sessie start weer zoals hiervoor beschreven.
Na 19 tellen zal het display FULL aangeven, de nieuwe metingen zullen niet opgeslagen worden.
Bij het loshalen van de accu zullen de geworven metingen verloren gaan.
Page 21
Visualisatie metingen
Wanneer u de functie lap timer binnentreedt, met voertuig in de stilstand, zult u in de modaliteit van de visualisering van de geworven metingen binnentreden.
Op het display in de centrale zone, waar normaal gesproken de huidige snelheid aangegeven wordt, verschijnt een sessienummer LAP en aan de onderkant de relatieve metingen.
Wanneer de motor weer start of bij een langere druk op de knop MODE, gaat de visualisering van de metingen uit de modaliteit.
Verwijdering metingen
Met de functie ODO voor u, geeft u een langere druk op de knop MODE die ervoor zorgt alle verworven metingen te verwijderen.

ACCUSPANNING

Met de functie Klok voor u, geeft u een korte druk op de knop MODE en het display laat het icoon van de accu en de stand van de lading zien.
Als het systeem een afwijkende spanning tegenkomt (niet tussen de 10 en 16 Volt) verschijnt op het display het knipperende symbool “ “.
gebruik en onderhoud RS 50
21
Page 22
Servicebeurt
Wanneer de voorziene afstand voor het onderhoud dichterbij komt, zal op het display voor vijf seconden het icoon met de engelse sleutel knipperen.
Wanneer de afstand bereikt is, zal het icoon permament blijven branden.
Eerste start 1.000 km (625 mijl) Daaropvolgende starten: iedere 5000 km
(3106,8 mijl) De uitvoering van de handeling voor het
onderhoud, geprogrammeerd door Dealer en Erkende aprilia garages, staat de verwijdering van deze indicatie toe.
gebruik en onderhoud RS 50
22
Selectie kilometers of mijl
Bij het aansluiten van de accu met de sleutel op “ “, houdt u de knop MODE voor meer dan tien seconden ingedrukt. Zo zullen de kilometers (km) of de mijl (mi) ingeschakeld worden, zowel voor de odometer (ODO) als voor de tachometer.
Gedurende de eerste vijf seconden geeft het instrumentenpaneel geen enkele melding, hierna zal het opschrift van de huidige meting knipperen. Als de knop MODE losgelaten wordt voordat de tien seconden voorbij zijn, blijft de meting zoals hij was.
Page 23

DE BELANGRIJKSTE ONAFHANKELIJKE BEDIENINGSELEMENTEN

OP DE LINKERKANT VAN HET STUUR

1) CLAXONKNOP(
Door deze in te drukken, gaat de claxon aan.
2) SCHAKELAAR RICHTINGAANWIJZERS ()
Verplaats de schakelaar naar links om aan te geven dat u links gaat afslaan; verplaats de schakelaar naar rechts om te signaleren dat u rechts gaat afslaan. Op het midden van de schakelaar drukken om de richtingaanwijzer uit te zetten.
3) LICHTSCHAKELAAR(
Op positie “ dashboardverlichting en dimlicht. Op " " gaat het groot licht branden.
BELANGRIJK De lichten gaan uit als de motor uitgezet
wordt.
4) MODE-KNOP
Hiermee kan de informatie opgevraagd worden zoals
BELANGRIJK De elektrische onderdelen functioneren
alleen met de startschakelaar op “
De verlichting doet het alleen bij lopende motor.
”.
gegeven door de multifunctionele computer en kunnen de instellingen aangepast worden.
5) CHOKE ()
Door de hendel “ choke voor het starten met een koude motor in werking. Zet, om de choke uit te schakelen, de hendel “” in de uitgangspositie.
 )
 -  )
” zijn altijd aan: parkeerlicht,
” naar beneden te draaien, treedt de
gebruik en onderhoud RS 50
23
Page 24

BEDIENINGEN OP DE RECHTERKANT VAN HET STUUR

1) STOPSCHAKELAAR MOTOR(
(in landen waar dit verplicht is)
 - )
OPGELET
Gebruik deze schakelaar "- " nooit om de motor uit te zetten tijdens het rijden.
Deze schakelaar is een veiligheidsschakelaar die in geval van nood wordt gebruikt. Als de schakelaar op " als de schakelaar op " draaien.
" staat, kan de motor worden gestart;
" wordt gezet, stopt de motor met
OPGELET
Als de motor uit staat en de startschakelaar blijft op de stand " Zodra het voertuig stil staat en de motor uit, dient de contactschakelaar op "" te worden gezet.
" staan, kan de accu ontladen.
2) STARTKNOP (
Door knop “
draaien. Zie, voor de startprocedure, pag. 36 (SARTEN).
gebruik en onderhoud RS 50
24
 )
" in te drukken, laat de startmotor de motor
Page 25

DE CONTACTSCHAKELAAR

De contactschakelaar (1) bevindt zich op de stuurkolomplaat.
BELANGRIJK De sleutel past op het
sleutelcontact / stuurslot, het zadelslot en het slot op de bergruimte. Samen met het voertuig worden twee sleutels geleverd (een reservesleutel).

STUURSLOT

GEVAAR
Zet tijdens het rijden de sleutel nooit op positie “ over het voertuig verloren kan worden.
Werking
Om het stuur te vergrendelen:
u
Draai het stuur helemaal naar links (of naar rechts).
u
Draai de sleutel in de stand "".
u
Doe de sleutel in het contact en draai deze vervolgens op de stand "
u
Haal de sleutel uit het contact.
” aangezien dan de controle
".
Stand Functie
Het stuur is geblokkeerd.
Stuurslot
U kunt de motor niet starten en de lampen niet aanzetten.
De motor en de lampen kunnen niet worden aangezet.
De motor en de lampen kunnen worden aangezet.
Sleutel uit het contact halen
De sleutel kunt u verwijderen.
De sleutel kunt u verwijderen.
U kunt de sleutel niet uit het contact halen.
gebruik en onderhoud RS 50
25
Page 26

EXTRA UITRUSTINGEN

HANDSCHOENENVAKJE/GEREEDS CHAPSKIT

Het handschoenenvakje/gereedschapskit bevindt zich onder het zadel van de bestuurder; om hem open te maken:
u
het zadel van de bestuurder verwijderen, zie pag. 52 (HET ZADEL VAN DE BSTUURDER VERWIJDEREN).
De kit (1) bestaat uit: – Zeskantsleutels 3 mm, 4 mm, 5 mm – Dubbele steeksleutel 10-11 mm – Dopsleutel 21-22 mm voor bougie – inbussleutel 3 mm – Dopsleutel voor bougie – Kruisschroevendraaiermet handvat – Tweekantige schroevendraaier kruis/
recht – Gebogen imbussteutels – Opbergzak
Maximaal toegestaan gewicht: 1,5 kg
gebruik en onderhoud RS 50
26
SPECIAAL GEREEDSCHAP
Voor het uitvoeren van specifieke werkzaamheden is het raadzaam het volgende speciaal gereedschap te gebruiken (verkrijgbaar bij een Officiële aprilia dealer):
Gereedschap Werkzaamheden Pag.
Steunpinnen (1) voor de steunstandaar d achter.
Steunstandaar d achter (2)
Steunstandaar d achter (3)
Plaatsen van het voertuig op de achterste standaard.
Demontage van het achterwiel.
De ketting spannen.4850 Demonteren van
voorwiel. 46
43
Page 27

BELANGRIJKSTE COMPONENTEN

BENZINE

GEVAAR
De brandstof die wordt gebruikt voor
verbrandingsmotoren is bijzonder sterk
ontvlambaar en kan in bepaalde
omstandigheden zelfs explosief worden.
Benzine tanken en het voertuig
onderhouden, doet u liefst in een goed
geventileerde ruimte terwijl de motor uit
staat. Rook niet tijdens het tanken of als
er benzinedampen in de buurt zijn en
vermijd absoluut elk contact met vrije
vlammen, vonken en andere bronnen die
de benzine in brand kunnen steken of
doen exploderen.
Zorg er ook voor dat er geen benzine uit
de vulpijp lekt, omdat de benzine vlam
kan vatten als deze in aanraking komt met
hete motoroppervlakken.
Als u toch benzine op het voertuig morst,
controleer dan eerst of het voertuig
helemaal droog is voordat u het weer
aanzet.
Benzine zet uit bij warmte en onder
invloed van zonnestralen. Vul de tank dus
nooit helemaal tot aan de rand.
Mijd contact van benzine met de huid en
inademing van dampen. Zorg ervoor dat
er geen benzine op uw huid komt. Adem
geen benzinedampen in, slik geen
benzine in en giet geen benzine met een
slang over van het ene vat in het andere.
VERVUIL HET MILIEU NIET MET BENZINE.
HOUD REMVLOEISTOF VER UIT DE BUURT VAN KINDEREN.
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine, in overeenstemming met de norm DIN 51 607, min. octaangetal 95 (N.O.R.M.) en 85 (N.O.M.M.).
CAPACITEIT TANK (inclusief reservebrandstof): 13
RESERVE TANK: 2
b (mechanisch reserve)
Ga als volgt te werk om te tanken:
u
De sleutel (1) in de benzinedop (2) steken.
u
Draai de sleutel naar rechts, trekken en het klepje van de brandstoftank openen.
b

VERSNELLINGSOLIE

Controleer de versnellingsolie op basis van het HET ROUTINE-ONDERHOUD: SCHEMA, zie pag. 44, en door het volgen van de instructies van pag. 49 (CONTROLEREN VAN HET MOTOROLIEPEIL EN BIJVULLEN).
Ververs de versnellingsolie op basis van het HET ROUTINE-ONDERHOUD: SCHEMA, zie pag. 44, en het volgen van de instructies op pag. 50 (VERVERSEN VAN VERSNELLINGSOLIE).
BELANGRIJK Gebruik olie van een
goede kwaliteit en de juiste gradatie, zie pag. 71 (SMEERMIDDELENTABEL).
OPGELET
Olie kan de huid ernstig verwonden als u er langdurig of dagelijks mee in aanraking komt. Wij raden aan uw handen zorgvuldig te wassen als u met olie heeft gewerkt.
VERVUIL HET MILIEU NIET MET DE OLIE Bewaar de olie in een afgesloten vat en breng afgewerkte olie naar het benzinestation waar u hem normaal gesproken koopt of naar een gemeentelijk verzamelpunt.
Voor onderhoudswerkzaamheden raden wij aan rubberhandschoenen te dragen.
gebruik en onderhoud RS 50
27
Page 28

REMVLOEISTOF - aanbevelingen

BELANGRIJK Dit voertuig is
uitgerust met schijfremmen voor- en achter, met afzonderlijke hydraulische remleidingen. De volgende inlichtingen betreffen slechts één remvloeistofleiding, maar zijn geldig voor beide.
GEVAAR
Plotselinge weerstand of verschillen in speling op de remhendel kunnen te wijten zijn aan onregelmatigheden in het hydraulische systeem. Wend u tot een Officiële aprilia dealer als u twijfelt aan de goede werking van de reminrichting en als u de standaardcontroles niet zelf kunt uitvoeren .
GEVAAR
Zorg er nauwgezet voor dat de remschijven niet vet zijn, vooral na het uitvoeren van onderhouds- of controlewerkzaamheden. Controleer of de remleidingen niet gedraaid of versleten zijn. Let op dat geen water of stof per ongeluk in het circuit terechtkomt.
Het is aangeraden latex handschoenen te gebruiken om onderhoudswerken uit te voeren.
Als de remvloeistof in contact komt met de huid of de ogen, kan dit leiden tot ernstige irritatie. Spoel de lichaamsdelen die in contact komen met de vloeistof goed af. Raadpleeg een oogarts of een gewone arts als de vloeistof in contact komt met de ogen.
DE VLOEISTOF NIET IN HET MILIEU LOZEN.
HOUD REMVLOEISTOF VER UIT DE BUURT VAN KINDEREN.
OPGELET
Wanneer u de remvloeistof gebruikt, moet u erop letten dat u er niet mee morst op de plastic of gelakte delen, omdat deze door de vloeistof kunnen worden aangetast.

SCHIJFREMMEN

GEVAAR
De remmen zijn de belangrijkste organen voor uw veiligheid. Daarom moeten remmen altijd perfect in orde worden gehouden.
De remvloeistof dient eenmaal per jaar de worden ververst door een Officiële aprilia dealer.
Gebruik de remvloeistof die in de tabel van de smeermiddelen staat, zie pag. 71 (SMEERMIDDELENTABEL).
Dit voertuig is uitgerust met hydraulische schijfremmen voor- en achter. Als de remblokken slijten, vermindert het peil van de remvloeistof in het reservoir om de slijtage automatisch te compenseren.
Het voorremvloeistofreservoir bevindt zich op de rechterstuurhelft, naast de bevestiging van de voorremhendel.
Het achterste remvloeistofreservoir bevindt zich onder de bovenste kap aan de rechterkant van het voertuig.
Controleer regelmatig het niveau van de remvloeistof in de tanks, zie pag. 29 (REM VOOR), pag. 30 (REM ACHTER) en de slijtage van de remblokjes, zie pag. 55 (CONTROLE SLIJTAGE VAN REMBLOKJES).
gebruik en onderhoud RS 50
28
Page 29

REM VOOR

CONTROLEREN
BELANGRIJK Plaats het voertuig op
een vlakke en stevige ondergrond.
u
Zet het voertuig op de standaard.
u
Draai het stuur naar links zodat de vloeistof in de tank van de remvloeistof gelijk staat met de rand van de tank (1).
u
Controleer of het vloeistof in de tank het kijkglaasje (2) helemaal bedekt copra.
u
Als de vloeistof het kijkglaasje (2) niet helemaal bedekt, dient de vloeistof bijgevuld te worden.
BIJVULLEN
OPGELET
De remvloeistof kan uit het reservoir lopen. Kom niet aan de hendel van de voorste rem als de schroeven (3) los zitten of, nog gevaarlijker, als er geen deksel op de vloeistoftank zit.
u
Draai de twee schroeven (3) los.
u
Verwijder de kap (4).
BELANGRIJK Houdt de vloeistof in
de tank parallel aan de rand van de tank; op deze manier kan voorkomen worden dat er bij het bijvullen vloeistof naarbuiten kan komen, hetgeen heel gevaarlijk is.
GEVAAR
Vermijd langdurige blootstelling van de remvloeistof aan lucht. De remvloeistof is hygroscopisch, d.w.z. het neemt bij contact met lucht het in de lucht aanwezige vocht op. Laat de remvloeistofhouder niet LANGER openstaan dan nodig tijdens het bijvullen.
u
De pakking verwijderen (5).
OPGELET
Zorg er bij het bijvullen voor dat je boven het "MIN" punt komt. Het bijvullen tot boven het "MIN"-niveau mag alleen met nieuwe remblokjes.
De vloeistof vermindert naarmate de remblokken slijten.
Vul het reservoir niet boven het “MIN”­niveau wanneer de remblokjes versleten zijn, om te vermijden dat de vloeistof naar buiten stroomt wanneer de remblokjes worden vervangen.
BELANGRIJK Om het maximale
niveau te bereiken, moet u bijvullen tot het glas (2) volledig is bedekt, met de rand van het remvloeistofreservoir evenwijdig met de grond.
u
Vul de tank met remvloeistof, pag. 71 (SMEERMIDDELENTABEL), totdat het kijkglaasje helemaal bedekt is.
u
Plaats de pakking (5) correct terug in haar zitting.
u
Verplaats de kap (4).
u
De twee schroeven (3) vastdraaien.
Controleer de werking van de remmen. Wendt u zich in geval van nood tot Officiële aprilia dealer.
In het geval van een overmatige loop van de remhendel, van overmatige speling of in het geval er luchtbelletjes in het circuit zitten, dient u zich te wenden tot een Officiële aprilia dealer, aangezien het nodig mocht zijn het systeem door te blazen.
gebruik en onderhoud RS 50
29
Page 30

REM ACHTER

CONTROLE
Plaats het voertuig op een vlakke en stevige ondergrond.
GEVAAR
Gevaar voor vallen of omvallen. Wanneer de motorfiets wordt rechtgezet van de parkeerstand in de rijstand, gaat de standaard automatisch omhoog.
u
Het voertuig recht houden zodat de
vloeistof in de tank (1) parallel zit met de
dop (2).
u
Controleer of het vloeistofpeil boven het
MIN”-streepje staat.
u
Als de vloeistof niet tot aan het minimum
streepje komt, vloeistof bijvullen.
BIJVULLEN
OPGELET
De remvloeistof kan uit het reservoir lopen. Kom niet aan de hendel van de achterste rem als de dop los zit op de tank of als deze er niet op zit.
u
Draai de dop los en verwijder deze (2).
GEVAAR
Vermijd langdurige blootstelling van de remvloeistof aan lucht. De remvloeistof is hygroscopisch, d.w.z. het neemt bij contact met lucht het in de lucht aanwezige vocht op. Laat de remvloeistofhouder niet LANGER openstaan dan nodig tijdens het bijvullen.
BELANGRIJK Zorg dat de vloeistof
in het reservoir evenwijdig met de rand blijft staan (in horizontale stand), zodat tijdens het bijvullen geen remvloeistof wordt gemorst.
u
De pakking verwijderen (3).
u
Vul met behulp van een spuit, de tank (1) met remvloeistof, zie pag. 71 (SMEERMIDDELENTABEL), totaan het juiste niveau, tussenin de twee referentiepunten “MIN” e “MAX”.
OPGELET
U mag de tank alleen vullen tot aan het "MAX" streepje als u nieuwe remschijven hebt gemonteerd . De vloeistof vermindert naarmate de remblokken slijten. Vul het reservoir niet tot het “MAX”­niveau wanneer de remblokjes versleten zijn, om te vermijden dat de vloeistof naar buiten stroomt wanneer de remblokjes worden vervangen.
u
Volg om de onderdelen opnieuw in elkaar te zetten de omgekeerde procedure.
GEVAAR
Controleer de werking van de remmen. Wendt u zich in geval van nood tot Officiële aprilia dealer.
In het geval van een overmatige loop van de remhendel, van overmatige speling of in het geval er luchtbelletjes in het circuit zitten, dient u zich te wenden tot een Officiële aprilia dealer, aangezien het nodig mocht zijn het systeem door te blazen.
gebruik en onderhoud RS 50
30
Page 31

OLIERESERVOIR MENGER

Vul het oliereservoir van de menger op basis van het HET ROUTINE­ONDERHOUD: SCHEMA, zie pag. 44.
Er zit een afzonderlijke oliereservoir op het voertuig om de benzine met olie te mengen; voor het smeren van de motor te smeren, zie pag. 71 (SMEERMIDDELENTABEL). Als de reserve aangesproken wordt, gaat het algemene waarschuwingslampje branden en wordt het symbool reserve oliemenger "" op het dashboard zichtbaar, zie pag. 15 (INSTRUMENTEN, LAMPJES EN WIJZERS).
OPGELET
Rijden met een voertuig zonder taktolie brengt ernstige schade toe aan de motor.
Als het oliereservoir leeg raakt of de slang voor de olie eraf wordt gehaald, dient men contact op te nemen met een Officiële aprilia dealer om de slang te ontluchten.
Het ontluchten is noodzakelijk, want als de motor met lucht in de taktolieleiding draait, kan de motor zelf zwaar beschadigd worden.
Om de taktolietank met olie te vullen:
u
Verwijder het zadel van de bestuurder, zie pag. 52 (HET ZADEL VAN DE BSTUURDER VERWIJDEREN).
u
Haal de dop weg (1) weg.
CAPACITEIT TANK: 1,5
b
TANKRESERVE: 0,5 b
OPGELET
Was zorgvuldig uw handen na het bijvullen van de olie. VERVUIL HET MILIEU NIET MET DE OLIE
HOUD REMVLOEISTOF VER UIT DE BUURT VAN KINDEREN.

AFSTELLEN VAN DE KOPPELING

Stel de koppeling ad als de motor uitstaat anders beweegt het voertuig zich naar voren als de koppeling is ingedrukt en het voertuig in een versnelling staat, of als de koppeling 'glipt', dat een vertraging in de acceleratie veroorzaakt ten aanzien van het aantal toeren van de motor.
Kleine instellingen kunnen uitgevoerd worden via de regelaar (1):
u
Verwijder het kapje (2).
u
Draai de regelaar (1) totdat het stationair lopen aan het uiteinde van de koppelingshendel ongeveer 10÷15 mm is (zie figuur).
u
Controleer het stationair lopen aan het uiteinde van de koppelingshendel.
u
Monteer het kapje weer (2).
gebruik en onderhoud RS 50
31
Page 32
GEVAAR
Neem contact op met uw Officiële aprilia dealer als u er niet in slaagt de koppeling correct af te stellen of als de koppeling niet werkt zoals het hoort.
BELANGRIJK Controleer of de
koppelingskabel intact is: hij mag nergens geplet zijn en de isolatie mag nergens versleten zijn.
u
Smeer de koppelingskabel regelmatig
met geschikt smeermiddel, zie pag. 71
(SMEERMIDDELENTABEL), om
vroegtijdige slijtage en corrosie te
voorkomen.

KOELVLOEISTOF

OPGELET
Gebruik het voertuig niet als het koelvloeistofpeil onder het minimumniveau ligt.
Controleer het niveau van de koelvloeistof, vervang hem op basis van het HET ROUTINE-ONDERHOUD: SCHEMA, zie pag. 44.
GEVAAR
De koelvloeistof is giftig: slik het niet in; als de koelvloeistof in contact komt met de huid of de ogen, kan dit leiden tot ernstige irritatie.
Als de koelvloeistof in contact komt met de huid of de ogen, overvloedig spoelen met water en een arts raadplegen. Als de koelvloeistof wordt ingeslikt, het braken opwekken, mond en keel overvloedig spoelen met water en onmiddellijk een arts raadplegen.
LOOS VLOEISTOF NIET IN DE NATUUR. HOUD REMVLOEISTOF VER UIT DE BUURT VAN KINDEREN. Let op dat u geen koelvloeistof morst op de hete onderdelen van de motor: de
vloeistof kan vlam vatten en onzichtbare vlammen veroorzaken. Voor onderhoudswerkzaamheden raden wij aan rubberhandschoenen te dragen. Wend u voor het vervangen tot een Officiële aprilia dealer.
De koelvloeistof is samengesteld uit 50% water en 50% antivries.
Dit mengsel is ideaal voor de meeste motortemperaturen en garandeert een goede bescherming tegen roest.
Het is handig hetzelfde mengsel ook in de zomer te gebruiken, aangezien niet nodig is zeer regelmatig bij te vullen omdat het niet verdampt.
Op die manier neemt de aanwezigheid van minerale zoutresten in de radiator veroorzaakt door verdampt water af en is de goede werking van het koelsysteem verzekerd.
Als de buitentemperatuur minder dan 0°C bedraagt, moet u het koelcircuit regelmatig controleren en zo nodig de concentratie van de antivries verhogen (tot maximum 60%).
Gebruik voor de koeloplossing gedistilleerd water, om schade aan de motor te voorkomen.
GEVAAR
Verwijder de vuldop (1) niet met een hete motor, omdat de koelvloeistof onder druk staat en erg heet is.
gebruik en onderhoud RS 50
32
Page 33
CONTROLEREN EN BIJVULLEN
GEVAAR
Controleer het koelvloeistofpeil en vul de expansietank bij koude motor.
u
Zet de motor uit en wacht totdat deze is afgekoeld.
BELANGRIJK Zet de motorfiets op
een stevige en vlakke ondergrond.
GEVAAR
Gevaar voor vallen of omvallen. Wanneer de motorfiets wordt rechtgezet van de parkeerstand in de rijstand, gaat de standaard automatisch omhoog.
u
Laat de motorfiets rechtop staan met de twee wielen op de grond.
u
Verwijder het zadel van de bestuurder, zie pag. 52 (HET ZADEL VAN DE BSTUURDER VERWIJDEREN).
u
Verplaats de brandstoftank zie pag. 54 (VERPLAATSEN VAN BRANDSTOFTANK).
u
Draai de vuldop ( 1 ) los (door hem twee slagen naar links te draaien), zonder deze te verwijderen.
u
Wacht enkele seconden om eventuele restdruk te ontlasten.
u
Schroef de dop (1) los en verwijder hem.
GEVAAR
De koelvloeistof is giftig: niet inslikken; als de koelvloeistof in contact komt met de huid of de ogen, kan dit leiden tot ernstige irritatie.
Gebruik nooit uw vingers of een ander voorwerp voor het controleren van het koelvloeistofpeil.
In het tegenovergestelde geval.
u
Bijvullen met koelvloeistof, zie pag. 71 (SMEERMIDDELENTABEL)totdat het niveau van de vloeistof bijna bij de versmalling in de brandstoftankis. Giet er niet meer vloeistof in omdat er anders vloeistof uit ontsnapt tijdens het rijden.
u
Plaats de vuldop (1) er weer op.
OPGELET
In geval van overmatig verbruik van koelvloeistof of wanneer de tank leeg blijft, moet u controleren of er geen lekken zijn in het circuit. Ga voor de reparatie naar een Officiële
aprilia dealer.

BANDENSPANNING

Dit voertuig is uitgerust met banden zonder binnenbanden (tubeless).
GEVAAR
Controleer regelmatig de bandenspan­ning bij omgevingstemperatuur, zie pag. 68 (TECHNISCHE GEGEVENS).
Als de banden warm zijn, meet u de spanning verkeerd. Meet de bandenspanning voor en na elke lange reis.
Als de spanning te hoog is, worden de oneffenheden van het wegdek niet goed opgevangen en vangt het stuur de schokken op, wat het rijcomfort en de ligging in de bochten aanzienlijk vermindert.
Als de bandenspanning te laag is, slijten de zijkanten van de banden meer en kan de rubber langs de velg gaan schuren, of er juist afgaan, waardoor u gemakkelijk de controle over het voertuig verliest.
Bij bruusk remmen kunnen de banden van de velgen schieten. In de bochten kan het voertuig bovendien gaan slippen.
Controleer het oppervlak en de slijtage: slechte banden brengen de ligging op het wegdek en de handelbaarheid van het voertuig ernstig in gevaar.
gebruik en onderhoud RS 50
33
Page 34
Laat de oude band vervangen als deze slijtage vertoont of als er een gaatje in het profiel zit dat groter is dan 5 mm. Laat de banden uitbalanceren na het repareren van een band. Monteer alleen banden met de door aprilia voorgeschreven maten, zie pag. 68 (TECHNISCHE GEGEVENS).
Controleer altijd of de dopjes op de ventielen zitten om de voorkomen dat de banden plotseling leeglopen.
Banden vervangen, repareren, onderhouden en uitbalanceren, is heel belangrijk en dient met het juiste gereedschap en voldoende ervaring te worden gedaan.
Daarom raden wij aan deze werkzaamheden altijd aan een Officiële aprilia dealer of een gespecialiseerde bandenspecialist over te laten. Op nieuwe banden kan een glad laagje zitten: rijd de eerste kilometers voorzichtig. Smeer de banden niet in met vloeistoffen die daarvoor ongeschikt zijn.
Oude banden kunnen hard worden, ook al zijn ze niet echt versleten. Deze banden liggen niet goed op de weg.
Laat in dit geval de banden vervangen.
MINIMALE DIEPTE VAN HET PROFIEL VAN EEN BAND
voor: ............................................... 2 mm
achter: ............................................ 2 mm

KATALYTISCHE GELUIDDEMPER

GEVAAR
Parkeer het voertuig met katalysator niet in de nabijheid van droge struiken of op plaatsen waar kinderen kunnen komen, aangezien de katalysator tijdens het gebruik zeer hoge temperaturen bereikt; wees dus uiterst voorzichtig en vermijd elk contact voordat hij geheel is afgekoeld.
OPGELET
Geen loodhoudende benzine gebruiken, omdat deze de katalysator vernielt.
gebruik en onderhoud RS 50
34
Page 35

GEBRUIKSVOORSCHRIFTEN

GEVAAR
Voer alvorens te vertrekken altijd een eerste controle van het voertuig voor een juiste en veilige werking, (zie “TABEL PUNTEN EERSTE CONTROLE”). Het niet uitvoeren van deze controles kan leiden tot ernstige letsels of schade aan het voertuig.
Aarzel niet raad te vragen aan uw Officiële aprilia dealer ingeval u iets niet begrijpt i.v.m. de werking van bepaalde bedieningselementen of als u bepaalde onregelmatigheden vermoedt of vaststelt. U verliest niet zo veel tijd met een controle, terwijl uw veiligheid veel meer waard is.

TABEL VAN DE CONTROLES VOORAF

Onderdeel Controleren Pagina
Voorste en achterste schijfremmen
Gashandel Controleren of deze soepel draait en of u hem in alle
Olie menger/ versnellingsolie
Wielen / banden Kijk de buitenkant van de banden na, controleer de
Remhandels Controleer de werking. Smeer indien nodig de
Stuur Stuur Controleren of het overal even vlot draait, zonder
Koppeling: De stationaire speling aan het uiteinde van de
Zijstandaard Controleer of deze goed in- en uitklappen en of de veer
Hechtingselementen Controleer of er nergens hechtingselementen zijn
Aandrijfketting Controleer de speling. 51, 52 Benzinetank Controleer het brandstofpeil en vul zo nodig bij.
Lichten, controlelampjes, claxon en elektrische componenten.
Werking, vrije slag van de remhendels, remvloeistof en eventuele lekken controleren. De slijtage van de remblokken controleren. Indien nodig, remvloeistof bijvullen.
stuurstanden helemaal open en dicht kan draaien. Eventueel afstellen en/of smeren.
Controleren en/of eventueel bijvullen. 27, 31, 49
bandenspanning, slijtage en eventuele schade.
scharnierpunten en stel de speling af.
spelingen en of het nergens los zit .
koppelingshendel moet circa 10-15 mm bedragen; de koppeling moet zonder schokken en/of slippen werken.
waarmee de standaard in zijn ruststand blijft zitten, goed werkt. Eventueel scharnierpunten en koppelingen smeren.
losgeraakt. Eventueel afstellen of vastdraaien.
Controleer of er geen lekken of verstoppingen in het circuit zijn
Controleer de goede werking van akoestische en visuele voorzieningen. In geval van defect de lampjes vervangen of het defect repareren.
28, 29, 30
57
33
31
31
42, 61
66
62, 63, 64
gebruik en onderhoud RS 50
35
Page 36

SARTEN

GEVAAR
Uitlaatgassen bevatten koolmonoxide, dat uiterst giftig is bij inademing. Zet de motor nooit aan in gesloten of onvoldoende geventileerde ruimtes. Het niet opvolgen van deze raadgevingen kan leiden tot bewusteloosheid of zelfs tot de dood door verstikking.
GEVAAR
Gevaar voor vallen of omvallen. Wanneer de motorfiets wordt rechtgezet van de parkeerstand in de rijstand, gaat de standaard automatisch omhoog.
u
Stap op de plek van de bestuurder van
het voertuig.
gebruik en onderhoud RS 50
36
u
Draai aan de sleutel (1) en zet de startschakelaar op “
u
Blokkeer minimaal één wiel door de remhendel in te drukken.
u
Zet de versnellingshendel in neutraal (groen lampje “
u
Zet de motorstopschakelaar (2) in de
” (in de landen waar dit voorzien
stand “ is).
u
Controleer of de lichtenschakelaar ( 4) in de stand "
u
PDruk enkele seconden lang de startknop van de motor “
u
Bij het starten van een koude motor, de hendel naar beneden draaien voor een koude start (5).
" staat.
”.
” gaat aan).
” (3) in.
BELANGRIJK Om overmatige
gebruik van de accu te voorkomen de startknop “” niet langer dan vijftien seconden indrukken. Als de motor in deze vijf seconden niet start, wacht dan tien seconden en druk weer de startknop “ in.
u
Druk de startknop “” (3) in zonder gas te geven en laat de knop los zodra de motor aanslaat.
OPGELET
Als het lampje van de oliemenger “” gaat branden betekent dit dat het niveau van de oliemenger in reserve staat; in dit geval dient de oliemenger bijgevuld te worden, zie pag. 31 (OLIERESERVOIR MENGER).
OPGELET
Druk de startknop “(3) niet meer in als de motor draait: u kunt hiermee de startmotor beschadigen.
Page 37
u
Houd minstens een rem ingeknepen en geef pas gas als u echt gaar rijden.
OPGELET
Niet bruusk starten met een koude motor. Om luchtvervuiling en benzineverbruik te vermijden, is het raadzaam de motor warm te laten lopen door de eerste kilometers langzaam te rijden.
Bij een warme motor:
u
Draai de choke “” (5) omhoog als de motor opgewarmd is.
STARTEN MET VERZOPEN MOTOR
Als de startprocedure niet correct wordt uitgevoerd of als er teveel brandstof in de aanzuigleidingen en in de carburateur zit, kan de motor verzuipen.
Een verzopen motor moet als volgt gereinigd worden:
Druk de startknop “
” (3) enkele seconden
lang in (waardoor de motor stationair draait) met de versnellingshendel (7) helemaal opengedraaid. (Pos. A).
Starten met een koude motor
Als de omgevingstemperatuur laag is (gelijk aan of minder dan 0°C) kunt u moeilijkheden hebben met het starten.
In dit geval:
u
Draai de choke (5) naar beneden.
u
Houd de startknop “” (3) minstens tien seconden ingedrukt en draai de gashendel (7) tegelijkertijd een beetje.
Op het moment dat de motor start.
u
De gashandel (7) loslaten.
u
Draai de choke “” (5) omhoog. Als de motor niet goed blijft draaien op het stationair toerental, draait u enkele keren lichtjes aan de gashendel (7).
Als de motor niet start.
Wacht enkele seconden en voer de startprocedure weer uit.
STARTEN NA EEN LANGDURIGE STILSTAND
Als het voertuig langere tijd heeft stilgestaan, laat dan de startmotor ongeveer tien seconden draaien zonder gas te geven zodat het kuipje van de carburateur kan vollopen. Geef licht gas om de motor te starten en volg de startprocedure op.
gebruik en onderhoud RS 50
37
Page 38

STARTEN EN RIJDEN

GEVAAR
Plaats geen voorwerpen aan de binnenkant van het scherm (tussen het stuur en het dashboard), om de draaibewegingen van het stuur en het zicht op het dashboard niet te verhinderen.
BELANGRIJK Lees voor het vertrek
zorgvuldig het hoofdstuk "veilig rijden" door, zie pag. 5 (VEILIG RIJDEN).
GEVAAR
Elke verwijzing naar het gebruik van de motorfiets met passagier heeft uitsluitend betrekking op landen waar het rijden met passagier is toegestaan.
Wanneer u zonder passagier rijdt, moeten de voetsteunen van de passagier ingeklapt zijn. Houd tijdens het rijden uw handen stevig op het stuur en uw voeten op de voetsteunen.
NEEM NOOIT EEN ANDERE HOUDING AAN TIJDENS HET RIJDEN.
Als u een passagier vervoert, dient u deze over het rijden in te lichten, zodat hij geen problemen veroorzaakt tijdens uw bewegingen.
Vertrekken:
u
Zet de achteruitkijkspiegeltjes goed.
GEVAAR
Tracht uzelf vertrouwd te maken met het gebruik van de achteruitkijkspiegels met de motorfiets in rusttoestand. De spiegel is convex, waardoor voorwerpen verder weg lijken dan ze in werkelijkheid zijn. De spiegels geven een “breedhoekbeeld” en enkel door ervaring kan u de afstand tot achteropkomende voertuigen correct inschatten.
u
Rijd de eerste kilometers met gematigde snelheid, zodat de motor kan opwarmen.
u
Laat de gashendel (1) los (Pos.A) en trek bij stationaire motor de koppelingshendel (2) volledig aan.
u
Het voertuig in de 1e versnelling zetten: versnellingshendel (3) naar onder.
u
Laat de remhendel los (aangetrokken tijdens het starten).
GEVAAR
Bij het vertrek kan het abrupt loslaten van de koppelingshendel ertoe leiden dat de motor stilvalt of dat de motorfiets gaat schokken.
Nooit plots of te sterk versnellen wanneer u de koppelingshendel loslaat, om te voorkomen dat de koppeling gaat “slippen” (trage ontkoppeling) of dat het voorwiel van de grond komt “steigeren” (snelle ontkoppeling).
gebruik en onderhoud RS 50
38
Page 39
u
Laat de koppelingshendel (2) langzaam los en geef tegelijk gas door zachtjes aan de gashendel (1) te draaien (Pos.B). Het voertuig begint te rijden.
u
Verhoog de snelheid door gradueel aan het versnellingshandvat (1) te draaien (Pos. B), zie pag. 41 (HET VOERTUIG INRIJDEN).
Voor het schakelen naar z'n twee:
OPGELET
Ga snel te werk. Rijd nooit met een te laag toerental.
u
Laat de gashendel (1) los (Pos.A) en trek bij stationaire motor de koppelingshendel (2) volledig aan en breng de versnellingshendel omhoog. Laat de koppelingshendel (2) los en accelereer.
u
Herhaal de laatste twee handelingen en schakel in hogere versnellingen.
OPGELET
Als het lampje van de oliemenger “” gaat branden betekent dit dat het niveau van de oliemenger in reserve staat; in dit geval dient de oliemenger bijgevuld te worden, zie pag. 31 (OLIERESERVOIR MENGER).
Terugschakelen moet gebeuren in de volgende situaties:
u
Wanneer u een helling afrijdt of wanneer u remt, om het remeffect te versterken door de compressie van de motor.
u
Wanneer u een helling oprijdt, als de ingeschakelde versnelling niet is aangepast aan de snelheid (hoge versnelling, gematigde snelheid) en het toerental van de motor daalt.
OPGELET
Schakel de versnellingen één voor één in; wanneer met meer dan één versnelling tegelijk wordt teruggeschakeld, is het mogelijk dat het maximale toerental (wegrijsnelheid) wordt overschreden. Laat vóór en tijdens het terugschakelen de gashendel los.
Schakel als volgt terug:
u
Laat de gashendel (1) (Pos.A) los.
u
Trek zo nodig de remhendels geleidelijk aan en vertraag de snelheid van de motorfiets.
u
Trek de koppelingshendel (2) aan en druk de schakelpedaal (3) omlaag om terug te schakelen.
u
Laat de remhendels los indien u ze heeft aangetrokken.
u
Laat de koppelingshendel los en versnel geleidelijk.
gebruik en onderhoud RS 50
39
Page 40
GEVAAR
Niet afwisselend en voortdurend versnellen en vertragen, u kunt hierdoor plotseling de controle over het voertuig verliezen.Als u moet remmen, laat u de gashendel los trekt u beide remmen aan, zodat de druk op de remdelen gelijkmatig wordt verdeelt en de snelheid zonder stoten vermindert.
Door enkel de voorrem of enkel de achterrem aan te trekken neemt de remkracht gevoelig af en bestaat het gevaar dat één wiel blokkeert, waardoor de motorfiets zijn grip op de baan verliest.
Als u op een helling moet stoppen, dient u volledig snelheid te minderen en de remmen alleen te gebruiken om het voertuig helemaal stil te houden. Als u de motor gebruikt om de motorfiets stabiel te houden, bestaat het risico dat de koppeling oververhit raakt.
GEVAAR
Voordat u een bocht neemt, vermindert u vaart of remt u af, waarna u in de bocht zelf dezelfde gematigde of lichtjes verhoogde snelheid aanhoudt; rem niet op het laatste nippertje: de kans dat u slipt is zeer groot.
Voortdurend remmen op dalingen kan oververhitting van de schijven veroorzaken, waardoor de remkracht vermindert. Maak gebruik van de motorcompressie en schakel terug door beide remmen afwisselend te gebruiken. Nooit een helling met afgezette motor afrijden!
Rijd niet te snel, rem niet bruusk en maak geen plotselinge bewegingen waardoor u kunt slippen en vallen op een nat wegdek, of een wegdek waarop de motor geen goede grip heeft (sneeuw, ijs ,modder).
GEVAAR
Let op elk obstakel op de weg, en op elke wijziging in de vorm van het wegdek. Oneffenheden, treinsporen, riooldeksels, op de weg geschilderde verkeerstekens, metalen platen worden glad als het regent: rijd er heel voorzichtig overheen, zonder bruuske bewegingen en houd het voertuig zo recht mogelijk.
Gebruik uw richtingaanwijzers altijd en op tijd om te signaleren dat u een andere baan of richting gaat nemen en vermijd bruuske en gevaarlijke manoeuvres. Schakel de richtingaanwijzers meteen uit nadat u van richting hebt veranderd.
Wees uiterst voorzichtig als u inhaalt of door anderen wordt ingehaald. Als het regent, vermindert de "waterwolk" van grote voertuigen die voor u rijden, de zichtbaarheid;
gebruik en onderhoud RS 50
40
Page 41

HET VOERTUIG INRIJDEN

STOPPEN

GEVAAR
Na de eerste 1000 km (621,37 mijl) dient u de controles te laten uitvoeren die in de kolom "na het rijden" staan, zie HET ROUTINE-ONDERHOUD: SCHEMA, zie pag. 44 om uzelf, anderen en het voertuig niet in gevaar te brengen.
Het voertuig inrijden is van fundamenteel belang voor de levensduur en het perfect functioneren van de motor. Rijd in het begin vooral op wegen met veel bochten en hellingen om de ophangingen en de remmen goed in te rijden.
Tijdens de eerste 500 km (312 mijl) die afgelegd worden, dient men zich aan de volgende voorschriften te houden:
0-100 km (0-62 mijl)
Gedurende de eerste 100 km (62 mi) de rem voorzichtig gebruiken, vermijd bruusk en langsurig remmen. Op die manier kunnen de blokjes op de remschijf rustig inlopen.
0-300 km (0-187 mijl)
De gashendel niet voor langere tijd voor meer dan de helft opengedraaid houden.
300-500 km (187-312 mijl)
De gashendel niet voor langere tijd voor meer dan 3/4 opengedraaid houden.
GEVAAR
Vermijd abrupt stoppen, plotseling vaart minderen en remmen op het laatste moment.
u
Laat de gashendel los (1) (Pos.A), trek de remmen geleidelijk aan en schakel tegelijkertijd terug om snelheid te minderen, zie pag. 38 (STARTEN EN
RIJDEN). Verminder snelheid alvorens het voertuig helemaal stil te zetten:
u
Trek de koppelingshendel (2) aan om te
voorkomen dat de motor stilvalt.
Als het voertuig stilstaat:
u
Zet de hendel in zijn vrij (groen lampje
” gaat branden).
u
Laat de koppelingshendel los.
u
Houd in geval van kortstondig halt
houden minstens één rem
aangetrokken.

PARKEREN

GEVAAR
Zet het voertuig op een stevige en effen ondergrond om te voorkomen dat hij omvalt.
Laat het voertuig niet tegen een muur leunen en leg hem niet op de grond.
Controleer of het geparkeerde voertuig, en in het bijzonder de hete delen van het voertuig, geen gevaar voor anderen kunnen vormen, vooral voor kinderen.
Laat het voertuig niet onbeheerd achter met de motor aan of met het sleuteltje nog in de contactschakelaar.
Ga niet op het voertuig zitten terwijl hij op de standaard staat.
gebruik en onderhoud RS 50
41
Page 42
u
Het voertuig uitzetten, zie pag. 41 (STOPPEN).
u
De stopschakelaar van de motor (1) op "
" zetten.
u
Draai aan de sleutel (2) en zet de startschakelaar (3) op "
u
Zet het voertuig op de standaard, zie hiernaast (PLAATSEN VAN HET VOERTUIG OP DE STANDAARD).
" .
BELANGRIJK Laat de sleutel niet in
de contactschakelaar zitten.
u
Blokkeer het stuur, zie pag. 25 (STUURSLOT) en haal de sleutel eruit.
PLAATSEN VAN HET VOERTUIG OP DE STANDAARD
u
Houd het linkerhandvat (4) en de passagiersband vast (5)
GEVAAR
Gevaar voor vallen of omvallen. Wanneer de motorfiets wordt rechtgezet van de parkeerstand in de rijstand, gaat de standaard automatisch omhoog.
u
Druk met uw rechtervoet tegen de zijstandaard en klap hem helemaal uit (6).
u
Laat de motorfiets naar links overhellen om de standaard op de grond te zetten.
u
Draai het stuur helemaal naar links.
GEVAAR
De stabiliteit van het voertuig controleren.

AANBEVELINGEN TEGEN DIEFSTAL

OPGELET
Geen schijfvergrendelingen gebruiken. Als dit voorschrift wordt overtreden, kan dit ernstige schade aan de remleiding veroorzaken en ongevallen met verwondingen of de dood tot gevolg.
Laat de sleutel NOOIT in een onbewaakt voertuig zitten en vergrendel het stuur altijd. Parkeer het voertuig op een veilige plaats, liefst in een garage of op een bewaakte parking. Gebruik indien mogelijk een extra antidiefstalsysteem. Controleer of al uw documenten en wegenbelasting in orde zijn. Noteer uw persoonlijke gegevens en uw telefoonnummer op dit blad, om de identificatie van de eigenaar te vergemakkelijken ingeval de motorfiets na diefstal wordt teruggevonden.
Achternaam:...............................................
NAAM:........................................................
ADRES:......................................................
...................................................................
TELEFOONNR.: ........................................
BELANGRIJK In vele gevallen
worden gestolen motorfietsen geïdentificeerd aan de hand van de gegevens in het gebruik en onderhoudsboekje.
gebruik en onderhoud RS 50
42
Page 43

ONDERHOUD

GEVAAR
Brandgevaar.
Benzine en andere ontvlambare stoffen mogen niet in de buurt van elektrische componenten komen.
Voor u begint met om het even welke vorm van onderhoud of inspectie van de motorfiets, moet u de motor afzetten, de sleutel uit het contact trekken, wachten tot de motor en de uitlaat zijn afgekoeld en indien mogelijk de motorfiets op een stevige en effen ondergrond optillen met speciaal daartoe bestemd gereedschap.
Controleer voor elke handeling of de ruimte waarin u zich bevindt voldoende geventileerd is.
Pas vooral op voor de nog hete delen van de motor en de uitlaat, zodat u zich niet kunt verbranden.
GEVAAR
Houd nooit enig mechanisch onderdeel of andere componenten van de motorfiets met uw mond vast: geen enkel onderdeel is eetbaar, sommige onderdelen zijn integendeel schadelijk of zelfs giftig.
OPGELET
Indien niet expliciet vermeld, dienen de demontagehandelingen in de omgekeerde volgorde te worden uitgevoerd om het geheel opnieuw te monteren.
Voor onderhoudswerkzaamheden raden wij aan rubberhandschoenen te dragen.
Routineonderhoud kan gewoonlijk worden uitgevoerd door de gebruiker, maar vereist soms specifiek gereedschap en specifieke technische kennis.
Neem voor periodiek onderhoud, hulp of technisch advies contact op met een Officiële aprilia dealer, die u een snelle en degelijke service garandeert.
Wij raden aan de Officiële aprilia dealer te verzoeken het voertuig na een reparatie of een periodieke onderhoudsbeurt op de weg te testen.
Voer in elk geval alle controles uit die zijn beschreven in de paragraaf "Vooraf controleren" na elke onderhoudsbeurt, zie pag. 35 (TABEL VAN DE CONTROLES VOORAF).
gebruik en onderhoud RS 50
43
Page 44

HET ROUTINE-ONDERHOUD: SCHEMA

Goed onderhoud omvat factoren die bepalend zijn voor een lange levensduur van het voertuig ten aanzien van optimale werking en rendement.
Voor dit doel voorziet aprilia in een aantal controles en onderhoudsbeurten tegen betaling zoals weergegeven in het schema op de volgende pagina Het verdient de aanbeveling dat eventuele kleine problemen ten aanzien van de werking direct doorgegeven worden aan een Officiële aprilia dealer zonder te wachten tot de volgende servicebeurt om het te laten verhelpen.
Het op tijd uit laten voeren van de servicebeurten is nodig om gebruik te kunnen maken van de garantie. Voor alle verdere informatie met betrekking tot de wijze van toepassing van de garantie en de uitvoering van het "Onderhoudsprogramma" verwijzen wij naar het "Garantieboekje".
1000 km (621 mijl) of 2 maanden
Handeling
Bougie - controle Luchtfilter - schoonmaken Carburateur - schoonmaken en instellen Koelvloeistof - controle Stuur - controle Remhendel - smeren Koppelingshendel - afstellen Remblokjes - controle Remolie - iedere 2 jaar verversen Aandrijfketting - controle Aandrijfketting (spanning) - controle Aandraaiing bouten - controle Voorvork (hydraulische olie) - controle
Accu: aandraaiing klemmen - controle Banden (spanning) - controle Moeren en schroefkop - controle Brandstof- en olieleidingen - controle Testen voertuig en reminrichting - controle
5000 km (3106 mi) of 12 maanden
Handeling
Bougie - vervangen Luchtfilter - schoonmaken Carburateur - schoonmaken en instellen Koelvloeistof - controle Remhendel - smeren Koppelingshendel - afstellen Remblokjes - controle Niveau remolie - controle Remolie - iedere 2 jaar verversen Aandrijfketting - vervangen Aandrijfketting (spanning) - controle Aandraaiing kransbouten - controle Voorvork (hydraulische olie) - controle Accu: aandraaiing klemmen - controle Banden (conditie en slijtage) - controle Banden (spanning) - controle Kussenblokjes wiel - controle Segmenten - controle Moeren en schroefkop - controle Brandstof- en olieleidingen - controle Testen voertuig en reminrichting - controle
gebruik en onderhoud RS 50
44
Page 45
10000 km (6213 mijl) of 24 maanden
Handeling
Bougie - vervangen Luchtfilter - schoonmaken Carburateur - schoonmaken en instellen Koelvloeistof - verversen Radiator - schoonmaken Stuur - controle Remhendel - smeren Koppelingshendel - afstellen Remblokjes - controle Flexibile remleidingen - controle Remolie - iedere 2 jaar verversen Aandrijfketting - vervangen Aandrijfketting (spanning) - controle Aandraaiing bouten - controle Aandraaiing kransbouten - controle Voorvork (hydraulische olie) - verversen Schokbrekers achter - controle Accu: aandraaiing klemmen - controle Koplamp - afstellen Banden (conditie en slijtage) - controle Banden (spanning) - controle Kussenblokjes wiel - controle Kopcilinder - zuiger - schoonmaken Segmenten - vervangen Brandstof- en olieleidingen - vervangen Testen voertuig en reminrichting - controle Oliefilter - vervangen
15000 km (9320 mijl) of 36 maanden
Handeling
Bougie - vervangen Luchtfilter - schoonmaken Carburateur - schoonmaken en instellen Koelvloeistof - controle Remhendel - smeren Koppelingshendel - afstellen Remblokjes - controle Niveau remolie - controle Remolie - iedere 2 jaar verversen Aandrijfketting - vervangen Aandrijfketting (spanning) - controle Aandraaiing kransbouten - controle Voorvork (hydraulische olie) - controle Schokbrekers achter - controle Accu: aandraaiing klemmen - controle Banden (conditie en slijtage) - controle Banden (spanning) - controle Kussenblokjes wiel - controle Segmenten - controle Moeren en schroefkopen - controle Brandstof- en olieleidingen - controle Testen voertuig en reminrichting - controle
gebruik en onderhoud RS 50
45
Page 46
20000 km (12427 mijl) of 48 maanden
Handeling
Bougie - vervangen Luchtfilter - schoonmaken Carburateur - schoonmaken en instellen Koelvloeistof - verversen Radiator - schoonmaken Stuur - controle Remhendel - smeren Koppelingshendel - afstellen Remblokjes - controle Flexibile remleidingen - controle Remolie - iedere 2 jaar verversen Aandrijfketting - vervangen Aandrijfketting (spanning) - controle Aandraaiing bouten - controle Aandraaiing kransbouten - controle Voorvork (hydraulische olie) - verversen Schokbrekers achter - controle Accu: aandraaiing klemmen - controle Koplamp - afstellen Banden (conditie en slijtage) - controle Banden (spanning) - controle Kussenblokjes wiel - controle Segmenten - vervangen Brandstof- en olieleidingen - vervangen Testen voertuig en reminrichting - controle
25000 km (15534 mijl) of 60 maanden
Handeling
Bougie - vervangen Luchtfilter - schoonmaken Carburateur - schoonmaken en instellen Koelvloeistof - verversen Remhendel - smeren Koppelingshendel - afstellen Remblokjes - controle Remolie - iedere 2 jaar verversen Aandrijfketting - vervangen Aandrijfketting (spanning) - controle Aandraaiing kransbouten - controle Voorvork (hydraulische olie) - controle Accu: aandraaiing klemmen - controle Banden (conditie en slijtage) - controle Banden (spanning) - controle Kussenblokjes wiel - controle Segmenten - controle Moeren en schroefkop - controle Brandstof- en olieleidingen - controle Testen voertuig en reminrichting - controle
gebruik en onderhoud RS 50
46
Page 47
2
1
3

IDENTIFICATIEGEGEVENS

Het is aangeraden het framenummer en het motornummer op de daarvoor bestemde plaats in dit boekje te noteren.
Het framenummer kan worden gebruikt om onderdelen te bestellen.
BELANGRIJK Het veranderen van
identificatienummers kan leiden tot zware administratieve straffen en boetes, vooral het veranderen van het framenummer leidt tot het direct vervallen van de garantie.
FRAMENUMMER
Het framenummer is op de rechterkant van het balhoofd van het stuur aangebracht.
Framenummer
MOTORNUMMER (landen waar dit geldt)
Het motornummer is aangebracht aan de bovenkant van de motorcarter aan de linkerkant, vlakbij het kettingrondsel.
Kijk om hetm te zien van achter af vanf de linkerkant.
Motornummer
PLAATSEN VAN HET VOERTUIG OP DE VOORSTE STANDAARD
u
Zet het voertuig op de voorste standaard
, zie pag. 48 (PLAATSEN VAN HET
VOERTUIG OP DE VOORSTE STANDAARD ).
u
Steek de twee uiteinden tegelijkertijd op de standaard (1) in de twee gaten (2) die u aan het uiteinde van de onderkant van de vork aan de voorkant vindt.
u
Steun met één voet op de voorkant van de standaard (3).
u
Druk de standaard (3) omlaag tot het einde van zijn slag (zie afbeelding).
gebruik en onderhoud RS 50
47
Page 48
PLAATSEN VAN HET VOERTUIG OP DE VOORSTE STANDAARD
u
De knop losdraaien (1).
u
Maak de vorkvormige steun (2) los en
haal hem uit zijn zitting van de standaard.
u
Plaats de steunpin (3).
u
Herhaal de bovenstaande handelingen aan de andere kant van de standaard.
GEVAAR
Hef de motorfiets uitsluitend op aan de twee achtervorkarmen.
gebruik en onderhoud RS 50
48
u
Plaats, aan de achterkant van het voertuig, de standaard en zet hem zo neer dat de steunpinnen (3) goed vastzitten:
– de rechtersteun tussen de remklauw en
de aansluiting van de remleiding op de vork (Pos. A);
– de linkersteun tussen het tandwiel en de
ketting (Pos. B).
u
Verwijder de steunpinnen (3) en zet ze vast met de vork.
u
Draai de twee tegenmoeren (1) aan.
BELANGRIJK Roep de hulp in van
een andere persoon om de motorfiets in verticale stand te houden met de twee wielen op de grond.
u
Steun met één voet op de achterkant van de standaard (4).
u
Druk de standaard (4) omlaag tot het einde van zijn slag (zie afbeelding).
Page 49
O
IL
M
IN
IM

CONTROLEREN VAN HET MOTOROLIEPEIL EN BIJVULLEN

Lees aandachtig pag. 43 (ONDERHOUD) en pag. 27 (VERSNELLINGSOLIE).
Controleer het niveau van de versnellingsolie op basis van het HET ROUTINE-ONDERHOUD: SCHEMA, zie pag. 44.
CONTROLE
BELANGRIJK Plaats het voertuig op
een vlakke en stevige ondergrond.
u
Zet de motor uit en laat hem minstens
tien minuten afkoelen om de olie in het
carter te laten zakken en afkoelen.
u
Haal de ombouw aan de rechterzijkant
weg, zie pag. 53 (VERWIJDEREN VAN
ZIJBESCHERMKAPPEN).
u
Draai de schroef (1) los en verwijder
deze.
GEVAAR
Gevaar voor vallen of omvallen. Wanneer de motorfiets wordt rechtgezet van de parkeerstand in de rijstand, gaat de standaard automatisch omhoog.
u
Laat het voertuig rechtop staan met de
twee wielen op de grond.
BELANGRIJK Als u de hierboven
beschreven aanwijzingen niet opvolgt, loopt u het risico het peil verkeerd af te lezen.
u
Draai vanaf de rechterkant de schroef (1)
los en verwijder deze.
u
Controleer met het oog of de olie tot de
binnenste rand van het gat (2) komt.
Als het hier is:
u
Draai de schroef (1) aan. Als het niet zo is:
u
Bijvullen.
BIJVULLEN
Indien nodig bijvullen:
u
Verwijder vanaf de linkerkant de kap zie pag. 53 (VERWIJDEREN VAN ZIJBESCHERMKAPPEN).
u
Draai vanaf de rechterkant de vuldop (4) los en verwijder deze.
u
Giet er een kleine hoeveelheid olie in en wacht ongeveer een minuut totdat de olie gelijkmatig in de carter is gestroomd.
u
Controleer met het oog vanaf de rechterkant of de olie tot de binnenste rand van het gat (2) komt.
u
Herhaal als dit niet het geval is het bijvullen in kleine hoeveelheden en het controleren via het gat (2), totdat het voorgeschreven niveau bereikt is.
u
Draai aan het einde van de handeling de vuldop (3) vanaf de rechterkant terug.
GEVAAR
Draai de vuldop goed vast en zorg ervoor dat de olie er niet uit kan lopen.
Periodiek controleren dat er geen verlies ontstaat uit de garnering van het deksel van de carter.
Rijd niet met het voertuig als er niet genoeg olie in het carter zit of als er verkeerde of slechte olie in zit. De bewegende delen slijten hierdoor sneller, wat onherroepelijke schade kan veroorzaken.
gebruik en onderhoud RS 50
49
Page 50

VERVERSEN VAN VERSNELLINGSOLIE

Lees aandachtig pag. 43 (ONDERHOUD) en pag. 27 (VERSNELLINGSOLIE).
Controleer het niveau van de versnellingsolie op basis van het HET ROUTINE-ONDERHOUD: SCHEMA, zie pag. 44.
VERVANGEN
u
Start de motor, zie pag. 36 (SARTEN) en laat hem enkele minuten stationair lopen, op deze maniet wordt het naar buiten komen van de olie in de daarop volgende drainagefase vergemakkelijkt.
BELANGRIJK Plaats het voertuig op
een vlakke en stevige ondergrond.
u
Stop de motor.
gebruik en onderhoud RS 50
50
O
IL
M
IN
IM
GEVAAR
Een hete motor bevat olie met hoge temperature, zorg er vooral v o o r dat u zich niet brandt gedurende de volgende handelingen.
u
Verwijder de ombouw van de linkerkant, zie pag. 53 (VERWIJDEREN VAN ZIJBESCHERMKAPPEN).
GEVAAR
Gevaar voor vallen of omvallen. Wanneer de motorfiets wordt rechtgezet van de parkeerstand in de rijstand, gaat de standaard automatisch omhoog.
u
Laat de motorfiets rechtop staan met de twee wielen op de grond.
u
Zet er vanaf de linkerkant een bak onder met een toereikende capaciteit (5), (4).
u
Draai de vuldop (5) van de centrale carter los en verwijder hem.
u
Draai de vuldop (4) van de carterkap en verwijder hem.
u
De vulplug (3) losdraaien en verwijderen.
u
Haal de olie eruit en laat hem enkele minuten uitdruppelen in het bakje (1).
u
Eventuele metalen deeltjes die aan de magneet van de aftapplug (5) zitten, verwijderen.
u
Plaats de vuldoppen (4) en (5) terug en draai ze vast.
u
Giet in de vulopening (3) de juiste hoeveelheid, zie pag. 68 (TECHNISCHE GEGEVENS), versnellingsolie, zie pag. 71 (SMEERMIDDELENTABEL).
u
Draai de vuldop (3) vast.
u
Start de motor, zie pag. 36 (SARTEN) en laat hem ongeveer een minuut stationair draaien om het vullen van het versnellingsoliecircuit te
vergemakkelijke. Controleer het motoroliepeil en vul bij indien nodig, zie pag. 49 (CONTROLEREN VAN HET MOTOROLIEPEIL EN BIJVULLEN).
GEVAAR
Draai de vuldop goed vast en zorg ervoor dat de olie er niet uit kan lopen. Periodiek controleren dat er geen verlies ontstaat uit de garnering van het deksel van de carter.
Rijd niet met het voertuig als er niet genoeg olie in het carter zit of als er verkeerde of slechte olie in zit. De bewegende delen slijten hierdoor sneller, wat onherroepelijke schade kan veroorzaken.
Page 51
u
25÷30 mm
Verplaats het voertuig naar voren, zo dat u de verticale schommeling van de ketting ook in andere posities kan controleren; de speling moet constant blijven in iedere fase van de rotatie van het wiel.

AANDRIJFKETTING

Lees aandachtig pag. 43 (ONDERHOUD).
het voertuig is uitgerust met een ketting van het type met verbindingsmaas.
GEVAAR
Als de ketting te los is kan hij van het rondsel aflopen hetgeen een ongeluk of zware beschadigingen aan het voertuig kan veroorzaken. Controleer regelamtig de speling en stel hem indien nodig af. Ga hiervoor naar een Officiële aprilia dealer. Laat indien nodig de ketting alleen vervangen door een Officiële aprilia dealer, die zal zorgen voor een degelijke en snelle service.
25÷30 mm
OPGELET
Als de onderhoudswerkzaamheden niet correct worden uitgevoerd, kan dit leiden tot voortijdige slijtage van de ketting en/of schade aan de tandwielen en/of rondsel.Voer het onderhoud vaker uit als u de motorfiets in veeleisende omstandigheden of op stoffige en/of modderige wegen gebruikt.
CONTROLEREN VAN DE SPELING
Controleer de speling als volgt:
u
Stop de motor.
u
Het voertuig op de standaard zetten.
u
Zet de schakelhendel in neutraal.
u
Controleer of de vertical schommeling, halverwege het rondsel en het tandwiel van de onderste kant van de ketting
25÷30 mm is.
OPGELET
Indien er zich in bepaalde posities een grotere speling voordoet, betekent dit dat de schakels afgeplat of vastgelopen zijn, ga in dit geval naar een Officiële aprilia dealer. Om het risico op vastlopen te verminderen, regelmatig de ketting smeren, zie pag. 52 (REINIGING EN SMERING).
Als de speling gelijkmatig is maar boven of onder de 25÷30 mm, dient de ketting afgesteld te worden. Ga hiervoor naar een Officiële aprilia dealer
gebruik en onderhoud RS 50
51
Page 52
CONTROLEREN VAN DE SLIJTAGE VAN DE KETTING, HET VOOR - EN ACHTERTANDWIEL
Controleer vervolgens de ketting, het voor
- en achtertandwiel en ga na of ze geen van de volgende mankementen vertonen:
u
Beschadigde rollen.
u
Losse pinnen.
u
Droge, verroeste, afgeplatte of vastgelopen schakels
u
Overmatige slijtage.
u
extreme slijtage of beschadiging van de tanden van de tandwielen.
OPGELET
Als de rollen van de ketting beschadigd zijn en/of de pinnen zitten los, dient de gehele ketting (rondsel, kop en ketting) vervangen te worden.
OPGELET
Smeer de ketting regelmatig, vooral als bepaalde delen droog of roestig zijn. De beschadigde of vastgevreten schakels moeten gesmeerd en gerepareerd worden. Als dat niet mogelijk is, moet u contact opnemen met een Officiële aprilia dealer, die de ketting zal vervangen.
u
Controleer ten slotte de slijtage van de beschermschoen van de vork.
REINIGING EN SMERING
OPGELET
Wees uiterst voorzichtig bij het afstellen, smeren, reinigen en vervangen van de ketting.
Smeer de ketting om de 5000 km (3106,8 mijl) en telkens als het nodig is .
Smeer de ketting met spuitbare kettingsmeer of met SAE 80W-90.
Reinig de ketting nooit met een waterspuit, stoom, water onder druk en licht ontvlambare oplosmiddelen.

HET ZADEL VAN DE BSTUURDER VERWIJDEREN

Lees aandachtig pag. 43 (ONDERHOUD).
u
Zet het voertuig op de standaard.
u
Steek de sleutel (1) in het slot (2).
u
Draai de sleutel (1) naar rechts.
u
Haal het zadel omhoog en verwijder het
(3). Hermonteren:
u
Steek de achterste pinnetjes (4) van het
zadel onderin de staartriem.
u
Laat het zadel zakken.
u
Draai de sleutel (1) naar links draaien
om het zadel op slot te doen.
GEVAAR
Voordat u begint te rijden, dient u te controleren of het zadel (3) goed zit en goed geblokeerd is.
gebruik en onderhoud RS 50
52
Page 53
5
13
9
10
4
13
8
6

VERWIJDEREN ZADEL VAN DE PAS S A G I E R

Lees aandachtig pag. 43 (ONDERHOUD).
u
Verwijder het zadel van de bestuurder, zie pag. 52 (HET ZADEL VAN DE BSTUURDER VERWIJDEREN).
u
Draai het knopje (4) los en verwijder hem en pak het ringetje en het rondsel.
u
Maak het zadel van de passagier (5) los van de bovenste haken (6).
GEVAAR
Voordat u begint te rijden, dient u te controleren of het zadel (5) goed zit en goed geblokeerd is.

VERWIJDEREN VAN ZIJBESCHERMKAPPEN

Lees aandachtig pag. 43 (ONDERHOUD).
u
De beschreven handelingen gelden voor beide zijbeschermkappen.
GEVAAR
Laat voor het uitvoeren van de volgende werkzaamheden de motor en de uitlaatdemper afkoelen tot kamertemperatuur, om te vermijden dat u zich verbrandt.
u
Zet het voertuig op de standaard.
u
De twee schroeven losdraaien en verwijderen (8).
u
Draai de schroef (9) los en neem deze weg.
u
Draai de centrale schroef (10) los, verwijder hem en vul de ring.
u
Draai de centrale schroef (7) los en verwijder hem.
u
Draai de drie onderste schroeven (11) los en verwijder ze.
7
u
De vier schroeven (13) losdraaien en
1211
verwijderen.
u
Verwijder de voorste bescherming.
OPGELET
Behandel kunststof- en gelakte delen voorzichtig, maak er geen krassen op en beschadig deze niet. TREK NIET AAN ELEKTRISCHE KABELS.
u
Koppel de twee elektrische terminals van de richtingaanwijzers los.
u
Verwijder de zijbeschermkappen.

VERWIJDEREN VAN ONDERSTE BESLAG

u
Schroef aan beide kanten de drie schroeven (11) los en verwijder ze.
u
Draai de schroef (12) los en neem deze weg.
u
Verwijder het onderste beslag.
gebruik en onderhoud RS 50
53
Page 54

VERPLAATSEN VAN BRANDSTOFTANK

Lees aandachtig pag. 43 (ONDERHOUD) en pag. 27 (BENZINE).
GEVAAR
Gevaar voor brand. Wacht tot de motor en de uitlaat volledig zijn afgekoeld. Benzinedampen zijn gevaarlijk voor de gezondheid. Controleer voor elke handeling of de ruimte waarin u zich bevindt voldoende geventileerd is. Adem geen brandstofdampen in. Rook niet en gebruik geen open vuur.
VERVUIL HET MILIEU NIET MET BENZINE.
gebruik en onderhoud RS 50
54
u
Het zadel van de bestuurder verwijderen, zie pag. 52 (HET ZADEL VAN DE BSTUURDER VERWIJDEREN).
u
De schroef (1) losdraaien en verwijderen en het ringetje pakken.
u
Draai de twee schroeven (2) los, verwijder deze en pak de twee ringetjes.
u
Til de tank op en verplaats hem naar achteren en laat hem steunen op de zadelruimte.
OPGELET
Ga voorzichtig te werk. Bij het optillen van de brandstoftank. De brandstofleiding (4) NIET forceren.
OPGELET
Let op het brandstofkraantje (3). De leidingen (4) niet platdrukken. Let op er kan brandstof uitlekken.
u
Volg voor het terugplaatsen de in deze
paragraaf gegeven instructies in
tegenovergestelde volgorde.
Page 55

INSPECTIE VOOR- EN ACHTEROPHANGING

OPGELET
Voor het verversen van de vorkolie aan de voorkant, dient u naar een Officiële aprilia dealer, te gaan die zorgdraagt voor een zorgvuldige service.
Lees aandachtig pag. 43 (ONDERHOUD).
Laat de vorkolie voor verversen op basis van het HET ROUTINE-ONDERHOUD: SCHEMA, zie pag. 44.
Iedere 5000 km (3106,8 mijl) de volgende controles uitvoeren:
u
Pomp de vork herhaaldelijk op en neer door met dichtgeknepen voorrem op het stuur te drukken. Dit moet vlot gaan en er mogen geen oliesporen op de veerpoten te zien zijn.
u
Controleer of alle delen goed zijn aangeschroefd en of alle scharnieringen voor- en achteraan goed werken.
OPGELET
Indien u onregelmatigheden vaststelt in de werking of de hulp van gespecialiseerde technici nodig hebt, contacteert u een Officiële aprilia dealer.

CONTROLE SLIJTAGE VAN REMBLOKJES

Lees aandachtig pag. 28 (REMVLOEISTOF - aanbevelingen), pag. 28 (SCHIJFREMMEN), pag. 43 (ONDERHOUD).
De volgende informatie betreft slechts één reminrichting, maar geldt voor beide.
Controleer de slijtage van de remblokjes op basis van het HET ROUTINE­ONDERHOUD: SCHEMA, zie pag. 44. Hoe hard remblokken slijten, hangt af van de manier waarop de remmen worden gebruikt, de rijstijl en het wegdek.
Controleer vooral de slijtage van de remblokjes voor elke rit.
gebruik en onderhoud RS 50
55
Page 56
Voor het uitvoeren van een snelle controle van de slijtage van de remblokjes:
u
Het voertuig op de standaard zetten.
u
Voer een visuele controle uit door tussen de remklauw en de remblokjes te kijken. Ga als volgt te werk:
– vanaf de onderzijde, op de voorkant,
voor de voorremklauw (1);
– van de onderkant aan de achterkant voor
de remklauw aan de voorkant (2).
gebruik en onderhoud RS 50
56
GEVAAR
Overmatige slijtage van de remvoering zou contact van het metalen steunvlak van de remblokjes met de schijf veroorzaken, met een metaalachtig geluid en vonkvorming door de remschoen als gevolg; de efficiëntie van de remmen, de veiligheid en de staat van de remschijf zouden daardoor negatief worden beïnvloed.
u
Als de dikte van het materiaal (ook van één remblok) ongeveer 1 mm is, vervang
dan beide remblokjes. – Remblokje voor (3). – Remblokje achter (4).
GEVAAR
Ga voor het vervangen naar een Officiële aprilia dealer.

HET AFSTELLEN VAN HET STATIONAIRE TOERENTAL

Lees aandachtig pag. 43 (ONDERHOUD).
Regel het stationair toerental telkens als dit nodig is.
Ga hiervoor als volgt te werk:
u
Rijd enkele kilometers totdat de normale rijtemperatuur is bereikt, zie pag. 15 (meter koelvloeistoftemperatuur ).
u
Zet de hendel in zijn vrij (groen lampje
” gaat branden).
u
Controleer het stationaire toerental van
de motor op de toerenteller. Het minimale toerental van de motor bij stationair lopen moet zijn ongeveer regime 1600 ± 100 toeren/min (rpm).
Page 57
Indien nodig:
u
Zet het voertuig op de standaard.
u
Steek een kruisschroevendraaier in het gat en draai aan de stelschroef (1) van
de carburateur. DOOR NAAR RECHTS TE DRAAIEN, wordt het aantal toeren verhoogd.
DOOR NAAR LINKS TE DRAAIEN, wordt het aantal toeren verlaagd.
u
Draai de gashendel een paar maal open
en dicht om de juiste werking te
controleren en om na te gaan of het
stationaire toerental constant is.
BELANGRIJK Wend u in geval van
nood tot een Officiële aprilia dealer.

AFSTELLING VAN DE GASHENDEL

Lees aandachtig pag. 43 (ONDERHOUD).
De speling van de gashendel moet 2÷3 mm zijn, gemeten aan het uiteinde van de greep.
Als dit niet het geval is, gaat u als volgt te werk:
u
Zet het voertuig op de standaard.
u
Verwijder het kapje (3).
u
De contramoer (4) losdraaien.
u
Aan de regelaar (5) draaien tot u de voorgeschreven speling hebt.
u
Draai na het afstellen de contramoer (4) weer vast en controleer opnieuw de speling.
u
Monteer het kapje weer (3).
GEVAAR
Na het afstellen controleert u of het draaien aan het stuur het minimumtoerental van de motor niet wijzigt en of de gashandel, zodra deze wordt losgelaten, automatisch en vlot in de ruststand terugkeert.

BOUGIE

Lees aandachtig pag. 43 (ONDERHOUD).
Reinig de bougie op basis van het HET ROUTINE-ONDERHOUD: SCHEMA, zie pag. 44.
Draai de bougie van tijd tot tijd los, verwijder zorgvuldig koolstofresten en vervang ze zo nodig. De bougie demonteren:
u
Verwijder de ombouw van de linkerkant, zie pag. 53 (VERWIJDEREN VAN ZIJBESCHERMKAPPEN).
Verwijder en reinig de bougie als volgt:
u
Het pijpje (1) van de bougie halen.
u
Maak de voet van de bougie helemaal schoon en draai de bougie vervolgens met de bougiesleutel (gereedschapskit) uit de motorkop, waarbij u erop moet letten dat er geen stof of ander vuil in terechtkomt.
u
Controleer of er geen tekens van corrosie of koolresten op de elektrode of op het porseleinen gedeelte zitten en reinig deze delen eventueel met speciale
gebruik en onderhoud RS 50
57
Page 58
0,5 mm (0.02 in)
reinigingsmiddelen voor bougies, een ijzerdraad en/of een metalen borsteltje.
u
Blaas er met een krachtige luchtstraal op om te vermijden dat er vuil in de motor terechtkomt. Vervang de bougie wanneer deze scheurtjes vertoont op het isolerende deel, wanneer de elektroden gecorrodeerd zijn of indien er teveel koolstof op zit.
u
Controleer de afstand tussen de elektrodes met een diktemeter. Deze moet 0,5 mm zijn, stel hem eventueel af door voorzichtig de massaelektrode te buigen.
u
Controleer of het sluitringetje nog in goede staat is. Monteer het sluitringetje en draai dan de bougie met de hand vast om de schroefdraad niet te beschadigen.
u
Draai de bougie met de sleutel uit de gereedschapskit vast door hem een halve slag te draaien te drukken.
Aanhaalmoment bougie: 20 Nm (2 kgm).
gebruik en onderhoud RS 50
58
om het rondsel te samen
OPGELET
De bougie moet stevig vastzitten omdat de motor anders oververhit kan raken en ernstig wordt beschadigd. Gebruik alleen de bougies die wij aanbevelen, zie pag. 68 (TECHNISCHE GEGEVENS) omdat u met andere bougies de prestaties en de levensduur van de motor in gevaar brengt.
u
Steek het pipetje op de juiste manier in de bougie zodat hij niet los kan raken door het trillen van de motor.
u
Plaats de brandstoftank terug.

ACCU

Lees aandachtig pag. 43 (ONDERHOUD).
Het voertuig is uitgerust met een accu die geen onderhoud nodig heeft.
GEVAAR
Uit de accu ontsnappen explosieve gassen; houd deze dus uit de buurt van vlammen, vonken, sigaretten en andere warmtebronnen.
Tijdens opladen of gebruik van de moet de ruimte goed geventileerd zijn en moet u inademing van de tijdens het opladen vrijgekomen gassen vermijden.
HOUD REMVLOEISTOF VER UIT DE BUURT VAN KINDEREN.
Zet het voertuig niet te schuin om te vermijden dat er vloeistof uit de accu vloeit, wat bijzonder gevaarlijk kan zijn.
OPGELET
Keer de kabelaansluitingen op de accu nooit om. Sluit de accu aan op en maak hem weer los met de startschakelaar op positie “
”.
Sluit eerst de kabel met de positieve pool aan (+) en dan de kabel met de negatieve pool (-). Loskoppelen gebeurt in omgekeerde volgorde.

LANGE STILSTANDPERIODE VAN DE ACCU

In het geval het voertuig inactief blijft voor meer dan vijftien dagen is het noodzakelijk de accu opnieuw op te laden om te voorkomen dat het sulfaat vrijkomt, zie pag. 59 (ACCULADER).
u
pag. 59 (DE ACCU DEMONTEREN)De accu helemaal uit de accuruimte halen en op een vlakke ondergrond zetten, in een frisse en droge ruimte.
Page 59
In de winter of als het voertuig niet wordt gebruikt, dient u regelmatig de accu te controleren (ong. 1 keer per maand) om te voorkomen dat deze onbruikbaar wordt.
u
Laad de accu volledig op met een
normale acculader, zie pag. 59
(ACCULADER).
Als u de accu op het voertuig laat zitten, dient u de kabeltjes los te maken.

CONTROLE EN REINIGING VAN DE ACCU-AANSLUITINGEN

Lees aandachtig pag. 58 (ACCU).
u
Het optillen van de brandstoftank zie
pag. 54 (VERPLAATSEN VAN
BRANDSTOFTANK).
u
Controleer of de kabelaansluitingen en de
accupolen:
– in goede staat zijn (niet verroest of bedekt
met koolresten);
– bedekt zijn met een neutraal vet of met
vaseline.
Indien nodig:
u
Controleer of de motorstopschakelaar in
de stand "
u
Eerst de kabel met de negatieve pool (-)
" staat.
en dan de kabel met de positieve pool (+)
losmaken.
u
De aansluitingen schoonmaken met een
metalen borstel en elk spoor van corrosie
verwijderen.
u
Eerst de positieve (+) kabel en dan de
negatieve (-) weer aansluiten.
u
Aansuitingen en klemmetjes insmeren
met neutraal vet of vaseline.

DE ACCU DEMONTEREN

Lees aandachtig pag. 58 (ACCU).
u
Zorg ervoor dat de startschakelaar op
" staat.
"
u
Het optillen van de brandstoftank zie pag. 54 (VERPLAATSEN VAN BRANDSTOFTANK).
u
Eerst de kabel met de negatieve pool (-) en dan de kabel met de positieve pool (+) losmaken.
u
Haal de accu helemaal uit de accuruimte en zet deze op een vlakke ondergrond, in een frisse en droge ruimte.
GEVAAR
De accu moet op een veilige plaats liggen, ver uit het bereik van kinderen.

ACCULADER

Lees aandachtig pag. 58 (ACCU).
u
De accu demonteren, zie pag. 59 (DE ACCU DEMONTEREN).
u
Sluit de accu aan op een acculader.
u
Opladen met een amperage gelijk aan 1/10 van de accucapaciteit wordt aanbevolen.
OPGELET
Wacht 5-10 minuten voordat u de accu weer monteert nadat u deze hebt opgeladen, omdat de accu nog een tijdje lang gas blijft produceren.

DE ACCU INSTALLEREN

Lees aandachtig pag. 58 (ACCU).
u
Zorg ervoor dat de startschakelaar op de positie “
u
Plaats de accu in de accuruimte.
staat.
OPGELET
Altijd de ontluchting aansluiten om te vermijden dat de zwavelzuurdampen die uit de ontluchter komen het elektrische circuit, de gelakte delen, de rubberen delen of de dichtingen aantasten.
u
Eerst de positieve (+) en dan de negatieve (-) kabel aansluiten.
u
Aansuitingen en klemmetjes insmeren met neutraal vet of vaseline.
u
Plaats de brandstoftank terug, zie pag. 54 (VERPLAATSEN VAN BRANDSTOFTANK).
gebruik en onderhoud RS 50
59
Page 60

VERVANGING VAN DE ZEKERING

Lees aandachtig pag. 43 (ONDERHOUD).
OPGELET
Repareer nooit defecte zekeringen. Gebruik nooit andere dan de voorgeschreven zekeringen Het gebruik van ongeschikte zekeringen kan schade aan het elektrische systeem of, in geval van een kortsluiting, zelfs brand veroorzaken.

SCHOONMAKEN VAN DE UITLAAT EN DE DEMPER

Lees aandachtig pag. 43 (ONDERHOUD).
Laat de uitlaat en de demper schoonmaken volgens het HET ROUTINE­ONDERHOUD: SCHEMA, zie pag. 44.
Het wordt aanbevolen dit onderhoud te laten uitvoeren door een Officiële aprilia dealer.
BELANGRIJK Als een zekering vaak
doorbrandt, is er waarschijnlijk ergens een kortsluiting of een overbelasting. Wend u in dit geval tot eenOfficiële
Als een elektrisch component niet goed functioneert of als de motor niet start, is het noodzakelijk de zekering te controleren (1).
gebruik en onderhoud RS 50
60
aprilia dealer.
Voor de controle:
u
De startschakelaar op "" zetten om een toevallige kortsluiting te voorkomen.
u
Verplaats de brandstoftank, zie pag. 54 (VERPLAATSEN VAN BRANDSTOFTANK).
u
Haal de zekering eruit (1) en controleer of de draad onderbroken is.
u
Voordat u een zekering vervangt, dient u indien mogelijk eerst de oorzaak op te sporen.
u
Vervang de beschadigde zekering met de reservezekering (2) of met één met dezelfde stroomsterkte.
BELANGRIJK Als de
reservezekering (2) wordt gebruikt, zet gelijk weer eenzelfde zekering op zijn plek.
ZEKERINGENINRICHTING
Zekering 7,5 A van accu naar: alle elektrische inrichtingen behalve het lichtcircuit dat gevoed wordt door wisselstroom.
OPGELET
Controleer regelamtig het geluid van de uitlaat, als de uitlaat erg luidruchtig is, kan er een gat in zitten. Ga naar een Officiële aprilia dealer voor regelmatig onderhoud en eventuele reparaties.
OPGELET
Het is, volgens de wet, verboden zonder uitlaat en/of demper te gebruiken. Het is tevens verboden deze onderdelen te vervangen door officieel erkende exemplaren.
Page 61

CONTROLE ZIJSTANDAARD

Lees aandachtig pag. 61 (CONTROLEREN VAN DE SCHAKELAARS) en pag. 43 (ONDERHOUD).
GEVAAR
Gevaar voor vallen of omvallen. Wanneer de motorfiets wordt rechtgezet van de parkeerstand in de rijstand, gaat de standaard automatisch omhoog.
De standaard (1) moet vrij kunnen bewegen.
De volgende controles worden aanbevolen:
u
De veren (2) mogen niet beschadigd, versleten, verroest of verzwakt zijn.
u
De standaard moet vrij kunnen draaien; smeer eventueel het draaipunt in met vet, zie pag. 71 (SMEERMIDDELENTABEL).

CONTROLEREN VAN DE SCHAKELAARS

Lees aandachtig pag. 43 (ONDERHOUD).
Op het voertuig zitten twee schakelaars: – De schakelaar van de remlichten op de
hendel van de achterrem (3).
– De schakelaar van de remlichten op de
hendel van de voorrem (4).
u
Controleer of er geen vuil of modder op de schakelaar zit; het palletje moet vrij bewegen en automatisch in de oorspronkelijke stand terugkeren.
u
Controleer of de kabels correct zijn aangesloten.
gebruik en onderhoud RS 50
61
Page 62

DE LICHTBUNDEL VERTICAAL AFSTELLEN

Voor een snelle controle van de lichtbundel aan de voorkant, zet u het voertuig op een afstand van tien meter van een verticale muur. Wees er zeker van dat de grond vlak is.
Zet het dimlicht aan, ga op het voertuig zitten en controleer of de lichtbundel die op de muur schijnt net onder de horizontale as van de projector ligt (ongeveer 9/10 van de totale hoogte).
gebruik en onderhoud RS 50
62
Om de lichtbundel bij te stellen:
u
Steek om van onderuit de koplamp te stellen een sleutel van 8 mm in de
regelschroef. DOOR DEZE AAN TE DRAAIEN (naar rechts) wordt de lichtbundel lager gericht.
DOOR DEZE LOS TE DRAAIEN (naar links) wordt de lichtbundel hoger gericht.

LAMPJES

Lees aandachtig pag. 43 (ONDERHOUD).
OPGELET
Zet alvorens een lampje te vervangen de startschakelaar op de positie “ Draag schone handschoenen of gebruik een schone en droge doek om het lampje te vervangen.
Maak geen vingerafdrukken op het nieuwe lampje die oververhitting kunnen veroorzaken en het lampje dus kunnen beschadigen. Als u het lampje toch aanraakt met blote handen, maak het dan schoon met alcohol om te voorkomen dat het stuk gaat.
TREK NIET AAN ELEKTRISCHE KABELS.
”.
Page 63

HET VERVANGEN VAN DE L AMPJES VAN DE KOPLAMP

Lees aandachtig pag. 62 (LAMPJES).
u
Zet het voertuig op de standaard.
BELANGRIJK Controleer de
zekering voordat u een lampje vervangt, zie pag. 60 (VERVANGING VAN DE ZEKERING).
De koplamp bevat:
u
een lamp voor het dimlicht (1) (boven);
u
Een lampje voor het parkeerlicht (2) (onderkant) (Landen waar dit verplicht
is).
u
Een lamp voor het grootlicht (3)
(linkerkant); Het lampje van het dimlicht en het grote licht, is hetzelfde. In het geval er een van de twee lampjes beschadigd is, en er geen reservelampje voor handen is, kan hij opgekeerd worden. Deze handeling betekent niet de vervanging van de beschadigde lampjes, maar helpt alleen een winkel te bereiken voor de aankoop van een nieuw lampje.
Vervangen: LAMPJE PARKEERLICHT
(Landen waar dit verplicht is).
OPGELET
Trek niet aan de elektrische draden om de lamphouder uit te trekken.
u
Pak vanuit de achterkant van het kuipje de lamp (1) vast, trek eraan en haal hem uit de fitting.
u
Haal het stadslampje eruit (2) en vervang het door een lampje van hetzelfde type.
GLOEILAMPEN VAN HET GROOTLICHT
BELANGRIJK Haal de lamphouders
er één voor één uit om te voorkomen dat u verkeerd monteert op het moment dat u alles terugzet.
In het geval van tijdelijke verwijdering dient de juiste positionering genoteerd te worden.
u
Verwijder vanuit rechts achter van het kuipje de connector.
u
Draai de lamphouder tegen de klok in (3) en haal hem van zijn plaats.
u
Haal het lampje eruit.
BELANGRIJK Steek de lamp in de
fitting, ervoor zorgend dat de pennen perfect in de geleiders worden gepast.
u
Steek een nieuw lampje van het zelfde type in de houder.
LAMPJE DIMLICHT
BELANGRIJK Haal de lamphouders
er één voor één uit om te voorkomen dat u verkeerd monteert op het moment dat u alles terugzet.
In het geval van tijdelijke verwijdering dient de juiste positionering genoteerd te worden.
u
Verwijder vanuit links achter van het kuipje de connector.
u
Draai de lamphouder tegen de klok in en haal hem van zijn plaats.
u
Haal het lampje eruit.
BELANGRIJK Steek het lampje in
de fitting door de positioneerpennetjes op de juiste plaats te houden.
u
Steek een nieuw lampje van het zelfde type in de houder.
gebruik en onderhoud RS 50
63
Page 64
1

DE LAMPJES VAN DE RICHTINGAANWIJZERS VOORAAN EN ACHTERAAN VERVANGEN

De motor is uitgerust met richtingaanwijzers met microlampen, het is raadzaam om ze te laten vervangen door een Officiële aprilia dealer.

HET LAMPJE VAN HET ACHTERLICHT VERVANGEN

Lees aandachtig pag. 62 (LAMPJES).
BELANGRIJK Alvorens een lampje
te vervangen, dient men de zekering te controleren, zie pag. 60 (VERVANGING VAN DE ZEKERING) en de goede werking van de schakelaars van de REMLICHTEN, zie pag. 61 (CONTROLEREN VAN DE SCHAKELAARS).
u
Het voertuig op de standaard zetten.
u
Verwijder het zadel van de bestuurder,
zie pag. 52 (HET ZADEL VAN DE BSTUURDER VERWIJDEREN).
u
Verwijder het zadel van de passagier, zie pag. 53 (VERWIJDEREN ZADEL VAN DE PASSAGIER).
u
Draai het lampje (1) een kwart draai naar links en haal hem naar achteren uit de fitting.
BELANGRIJK Steek bij het in elkaar
zetten het lampje in de fitting door de twee pinnetjes van het lampje in de respectievelijke geleiders van de fitting te laten vallen.
u
Steek een nieuw lampje van het zelfde type in de houder.
gebruik en onderhoud RS 50
64
Page 65

VERVOER

GEVAAR
Alvorens het voertuig te vervoeren dient de brandstoftank en de carburateur helemaal leeg te zijn en dient er gecontroleerd te worden dat ze helemaal droog zijn.
Tijdens transport moet de motorfiets in verticale positie blijven staan, moet hij goed vastgemaakt zijn en moet de 1ste versnelling ingeschakeld zijn, om lekkage van brandstof, olie of koelvloeistof te vermijden.
GEVAAR
In het geval van averij het voertuig niet slepen maar de hulp in roepen van een hulpdienst die zal zorgen voor het verwijderen van de ontvlambare vloeistoffen.

DE BENZINETANK LEEGTAPPEN

Lees aandachtig pag. 27 (BENZINE).
GEVAAR
Gevaar voor brand. Wacht tot de motor en de uitlaat volledig zijn afgekoeld. Benzinedampen zijn gevaarlijk voor de gezondheid. Controleer voor elke handeling of de ruimte waarin u zich bevindt voldoende geventileerd is. Adem geen brandstofdampen in. Rook niet en gebruik geen open vuur.
VERVUIL HET MILIEU NIET MET BENZINE.
u
Het voertuig op de standaard zetten.
u
Zet de motor uit en wacht totdat deze is afgekoeld.
u
Zorg voor een vat waar meer in kan dan de benzine die in de tank van het voertuig zit en zet dit vat links naast het voertuig op de grond.
u
Haal de benzinetankdop weg.
u
Gebruik een handpomp of een soortgelijk systeem om de tank leeg te tappen.
GEVAAR
Vergeet niet de dop er weer op te schroeven zodra de tank helemaal leeg is.
Ga als volgt te werk om de carburateur volledig af te tappen:
u
Het voertuig starten, zie pag. 36 (SARTEN).
u
Acceleer enkele malen totdat de motor uit is om alle brandstof te verbranden.
Wend u in geval van nood tot een Officiële aprilia dealer.
gebruik en onderhoud RS 50
65
Page 66

REINIGEN

Reinig het voertuig vaak als u het gebruikt in de volgende omgeving of omstandigheden:
u
Luchtvervuiling (steden en industriegebieden)
u
In gebieden gekenmerkt door een hoog percentage zout en vocht (zeegebieden, hete en vochtige klimaten).
u
Bijzondere milieu/seizoenomstandigheden (gebruik van zout, chemische antivriesproducten op de wegen in de winterperiode).
u
U dient er bijzonder goed op te letten dat er op het frame geen industrieel stof of andere vervuilende stoffen achterblijven zoals teervlekken, dode insecten, vogeluitwerpselen enz.
u
In sommige seizoenen vallen er uit de bomen hars, vruchten of bladeren en dergelijke die chemische stoffen bevatten die schadelijk zijn voor het lakwerk.
GEVAAR
Nadat u het voertuig hebt gewassen, kunnen de remmen minder goed werken omdat er water op de wrijvingsoppervlakken van het remsysteem zit. Bereken lange remafstanden om ongevallen te voorkomen. Rem veelvuldig om dit euvel zo snel mogelijk te verhelpen.
Voer alle controleverrichtingen uit, zie pag. 35 (TABEL VAN DE CONTROLES VOORAF).
Verwijder vuil en modder van de gelakte delen met een zachte waterstraal. Maak de vuile delen goed nat, haal vuil en modder eraf met een zachte spons voor carrosserëeen die u onderdompelt in een grote hoeveelheid water met reinigingsmiddel (2 ÷ 4% delen reinigingsmiddel in water). Spoel ze vervolgens met veel water en droog ze met zeemleer.
Voor het reinigen van de buitenkant van de motor moet u een ontvettingsmiddel, kwastjes en stoflappen gebruiken.
OPGELET
Boen het voertuig met siliconenwas pas nadat u het eerst helemaal grondig hebt gewassen.
Maak dof geworden lak nooit glanzend met polijstpasta.
Reinig de motorfiets niet in de zon, vooral niet in de zomer, als de carrosserie nog warm is, want als de shampoo opdroogt voor hij wordt weggespoeld, kan hij de lak aantasten.
Gebruik geen water (of andere vloeistoffen) met een temperatuur van 40°C om de plastic onderdelen van de motorfiets te reinigen.
Richt geen waterstralen, perslucht of stoom op de volgende onderdelen: de wielassen, de bedieningen links en rechts van het stuur, de lagers, de pompen van de remmen, de instrumenten en richtingaanwijzers, de afvoer van de geluiddemper, het documentenvakje/ de gereedschapskit, de startschakelaar / het stuurslot.
Gebruik voor het reinigen van rubberen of plastic onderdelen geen alcohol, bezine of oplosmiddelen, maar alleen water en neutrale zeep. Gebruik voor het reinigen van het zadel geen oplosmiddelen of petroleumderivaten (aceton, trichloorethyleen, terpentijn, benzine of verdunner). Het gebruik van schoonmaakmiddelen met zachte middelen niet hoger dan 5% (neutrale zeep, ontvettingsmiddelen) of alcohol is toegestaan. Droog het zadel goed wanneer u de schoonmaak beëindigd.
GEVAAR
Boen het zadel niet met beschermende was, omdat het te glad wordt.
gebruik en onderhoud RS 50
66
Page 67

LANGERE PERIODES VAN STILSTAND

Om de gevolgen van lange periodes van stilstand van het voertuig te voorkomen, dient u enkele maatregelen te treffen.
Voordat u het voertuig wegzet, dient u bovendien eerst alle nodige reparaties en controles uit te voeren omdat u riskeert deze later te vergeten.
Ga als volgt te werk:
u
Verwijder de bougie en giet een lepel (5 -
10 cm³) 2-takt motorolie in de cilinder.
u
Draai aan de sleutel en zet de
startschakelaar op “
u
Zet de startschakelaar (2) op “” en
”.
druk enkele seconden lang op de
startknop van de motor “” (3) om de
olie gelijkmatig over de
cilinderoppervlakken te verdelen.
Monteer de bougie.
u
De accu demonteren, zie pag. 58 (LANGE STILSTANDPERIODE VAN DE ACCU), pag. 59 (DE ACCU DEMONTEREN).
u
Was en droog het voertuig, zie pag. 66 (REINIGEN).
u
Boen de gelakte delen met was.
u
Blaas de banden op, zie pag. 33 (BANDENSPANNING).
u
Zet het voertuig op een steun zodat geen enkele band de vloer raakt.
u
Zet het voertuig in een niet verwarmde, vochtvrije ruimte, uit de buurt van zonnestralen en met minimale temperatuurverschillen.
u
Dek het voertuig af, maar gebruik hiervoor geen kunststof of waterdichte materialen.
NA DE STALPERIODE
u
Was en droog het voertuig, zie pag. 66 (REINIGEN).
u
Controleer de lading van de accu, zie pag. 59 (ACCULADER) en installeer deze, zie pag. 59 (DE ACCU INSTALLEREN).
u
Voer alle controleverrichtingen uit, zie pag. 35 (TABEL VAN DE CONTROLES VOORAF).
GEVAAR
Maak een proefrit van enkele kilometers en rijd niet te snel, ver uit de buurt van het verkeer.
gebruik en onderhoud RS 50
67
Page 68

TECHNISCHE GEGEVENS

AFMETINGEN Max. lengte ........................................................2005 mm
Max lengte (met verlengd achterspatbord
Max. breedte ...................................................... 720 mm
Maximale hoogte (tot het koepeltje)................... 1200 mm
Hoogte zadel......................................................848 mm
Wielbasis............................................................ 1302 mm
Minimum vrije hoogte vanaf de grond ............... 170 mm
Gewicht tijdens rijden......................................... 112 Kg
MOTOR Type ...................................................................monocilindrich 2 takt in aluminium met nickel en carbid van silicium
Ciclus ................................................................. 2 takt
Totaal slagvolume ..............................................49 cm³
Boring/slag......................................................... 39,88 mm x 40 mm
Compressieverhouding ...................................... 11,5 : 1
Starten ...............................................................elektrisch
Stationair toerental............................................. 1600 ± 100 toeren/min (rpm)
Koppeling ...........................................................meerdere schijven met oliebadsmering en handbediening aan de
Koeling ............................................................... vloeistofgekoeld
INHOUD Brandstof (reserve inbegrepen) .........................
Brandstofreserve................................................
Versnellingsolie .................................................. 650 cm³
Koelvloeistof.......................................................
Taktolie (inclusief reserve) .................................
Controlelampje taktoliereserve ..........................
Olie voorvork...................................................... 285 cm³ (voor iedere staaf)
Zitplaatsen .........................................................1 (2 in de landen waar het vervoer van een passagier toegestaan is)
Max. belasting voertuig(bestuurder + bagage) .. 105 Kg
(bestuurder + passagier + bagage).................... 180 kg (in de landen waar het vervoer van een passagier toegestaan is)
) ..................... 1985 mm
aan de binnenkant
linkerzijde van het stuur
13
b
b (mechanisch reserve)
2,0
b (50% water + 50% antivries met ethylglycol)
1,0 1,5 b
b
0,5
gebruik en onderhoud RS 50
68
Page 69
VERSNELLINGEN Type ................................................................... mechanisch, 6 versnellingen met voetbediening op de linkerzijde
van de motor.
Aantal versnellingen .......................................... 6
Schakelaat met vork en trommel distributeur bedient door externe schakelaar
TRANSMISSIE­RAPPORTEN
Verhoudingen 1e 11 / 34 = 1: 3,091 2e 15 / 30 = 1: 2,000 3e 18 / 27 = 1: 1,500 4e 20 / 24 = 1: 1,200 5ª 22 / 23 = 1: 1,045 6ª 23 / 22 = 1: 0,956
Secundaire transmissie type.............................. Via ketting
Verhouding......................................................... 14/53
CARBURATEUR Aantal................................................................. 1
Model ................................................................. DELLORTO PHVA-17,5 met handmatige starter
BRANDSTOF­TOEVOER
Brandstof ........................................................... Loodvrije benzine overeenkomstig DIN 51 607, min. octaangetal 95
(N.O.R.M.) en 85 (N.O.M.M.)
FRAME Type ................................................................... type Delta Box
Stuurwending..................................................... 25,06°
Baan vooruit....................................................... 95,62 mm
OPHANGING Vooraan ............................................................. Hydraulische telescopische voorvork
Slag achterwiel: ................................................. 112 mm.
achter................................................................. hydraulische schokdemper
Slag achterwiel: ................................................. 112 mm
REMMEN Vooraan ............................................................. schijfrem – Ø 300 mm – met hydraulische overbrenging
achter................................................................. schijfrem – Ø 180 mm – met hydraulische overbrenging
WIELVELGEN Type ................................................................... lichtgewicht
Vooraan ............................................................. 2,75 x17”
achter................................................................. 3,50 x 17”
gebruik en onderhoud RS 50
69
Page 70
BANDEN VOOR .................................................................100/80 17”
- Bandenspanning voor alleen bestuurder..........
170 kPa (1,7 bar)
- Bandenspanning voor bestuurder en
passagier (*) ....................................................
180 ± 10 kPa (1,8 ± 0,1 bar)
ACHTER.............................................................130/70 17”
- Bandenspanning voor alleen bestuurder..........
190 kPa (1,9 bar)
-Bandenspanning voor bestuurder en
passagier (*) ....................................................
210 ± 10 kPa (2,1 ± 0,1 bar)
ONTSTEKING Type....................................................................CDI
Ontstekingsregelaar ...........................................20° ± 1° voor de P.M.S.
DE BOUGIE Standaard...........................................................NGK BR9ES
alternatief............................................................Champion RNC3
Afstand elektroden ............................................0,5 mm.
ELEKTRISCHE Accu ...................................................................12 V - 4 Ah MF
INSTALLATIE Zekeringen .........................................................7,5 A
Generator ........................................................... 12 V - 85 W
LAMPJES Dimlicht............................................................... 12 V - H8
Grootlicht ............................................................ 12 V - H8
Parkeerlicht (landen waar verplicht) ...................12 V – 5 W
Richtingaanwijzers .............................................Microlampje
Achterste parkeerlicht/Kentekenplaatverlichting/remlicht ...12 V - 5 / 21 W
Toerenteller.........................................................12 V - Led
WAARSCHUWINGS
Neutraalstand .....................................................12 V - 1,7 W
LAMPJES
Richtingaanwijzer ...............................................12 V - 1,7 W
Grootlicht ............................................................12 V - 1,7 W
(*) (in de landen waar het vervoer van een passagier toegestaan is)
gebruik en onderhoud RS 50
70
Page 71

SMEERMIDDELENTABEL

Versnellingsolie (aanbevolen): GEAR SYNTH 75W-90. In plaats van de aanbevolen olie, kunt u ook merkolies gebruiken die voldoen aan de voorschriften API GL4 - API GL5.
Olie menger (aanbevolen): SPEED 2T. Als alternatief voor de aanbevolen olie, kunt u ook geheel synthetische merkolies gebruiken die voldoen aan de voorschriften API TC, JASO FC, ISO L-EGD.
Vorkolie (aanbevolen): FORK 7,5W. Als alternatief is het mogelijk olie voor vorken FORK 5W te gebruiken of FORK 10W om respectievelijk minder of meer
hardheid in het aanspreekgedrag van de vork te verkrijgen.
Kussenblokjes en andere smeerpunten (aanbevolen): GR MU 3. Als alternatief voor het aanbevolen product kan ook versnellingsvet voor draaiende kussenblokjes gebruiken bij een temperatuur van
-30°C…+140°C, druppelpunt 150°C…230°C, verhoogde anticorrosiebescherming, goede weerstand tegen water en oxidatie.
Accupolenbeveiliging: Neutraal vet of vaseline.
Vetspray voor ketting (aanbevolen): CHAIN LUBE SPRAY.
GEVAAR
Gebruik alleen nieuwe remvloeistof. Meng geen verschillende merken of soorten olie met elkaar zonder te controleren of ze compatibel zijn.
GEVAAR
Gebruik uitsluitend antivries en anticorrosiemiddelen zonder nitriet, die een bescherming tot minstens -35°C bieden.
Motorkoelvloeistof (aanbevolen): ANTIFREEZE PLUS .
gebruik en onderhoud RS 50
71
Page 72

Officiële dealers en technische servicecentra

HET BELANG VAN EEN GOEDE SERVICE
Dankzij constante technische updates en aanpassingen van de speciale opleidingsprogramma's ten aanzien van de aprilia producten, kennen alleen de monteurs van het Officiële aprilia Netwerk dit voertuig door en door en beschikken zij over het benodigde speciale gereedschap om de onderhoudswerkzaamheden en reparaties op de juiste manier uit te voeren.
De betrouwbaarheid van het voertuig hangt ook af van de goede staat van de mechanica van het voertuig. Het voertuig controleren voordat u wegrijdt, regelmatig onderhouden en uitsluitend originele onderdelen van aprilia gebruiken, is van essentieel belang!
Kijk voor informatie over de officiële dealer en/of het dichtstbijzijnde servicecentrum in de Gouden Gids of zoek rechtstreeks op de landkaart die u op onze officiële Internetsite aantreft:
www.aprilia.com
Alleen als er originele aprilia onderdelen gebruikt worden heeft men een product dat reeds tijdens de ontwerpfase van de motorfiets ontwikkeld en getest is. De originele onderdelen van aprilia worden systematisch aan kwaliteitscontroleprocedures onderworpen om de betrouwbaarheid en levensduur ervan te waarborgen.
Piaggio & C. S.p.A. dankt haar klanten voor de keuze voor het voertuig en raadt aan: – Laat geen olie, brandstof, vervuilende stoffen en onderdelen in het milieu terechtkomen.
– Laat de motor niet onnodig draaien. – Veroorzaak geen geluidsoverlast. – Heb eerbied voor de natuur.
gebruik en onderhoud RS 50
72
Loading...