Kia Optima 2013 Owner's Manual [nl]

Kia,HET BEDRIJF
Hartelijk dank voor de aanschaf van een nieuwe Kia.
Als wereldwijde autofabrikant die zich richt op het bouwen van kwalitatief hoogwaardige auto's voor een betaalbare prijs, doet Kia Motors er alles aan om u meer service te bieden dan u verwacht en de klanten een prettige ervaring te geven.
Bij onze Kia-dealerbedrijven zult u de “Family-like Care”­belofte ervaren, die u een gevoel van warmte, gastvrijheid en vertrouwen geeft; het gevoel dat er voor u wordt gezorgd door mensen die om u geven.
Alle informatie in dit instructieboekje was actueel ten tijde van de druk. Kia behoudt zich echter te allen tijde het recht voor wijzigingen door te voeren, zodat ons beleid van continue productverbetering kan worden uitgevoerd.
Dit instructieboekje is van toepassing op alle uitvoeringen van dit model en bevat beschrijvingen van en uitleg over opties en de standaarduitrusting. Hierdoor staan in dit instructieboekje mogelijk zaken beschreven die niet van toepassing zijn op uw Kia.
Geniet van uw auto & ervaar Kia “Family-like Care”!
i
Hartelijk dank voor het kiezen van een Kia. Onthoud dat voor onderhoud uw dealer de aangewezen
persoon is. Uw dealer heeft door de importeur getrainde monteurs in dienst, beschikt over de aanbevolen speciale gereedschappen, originele Kia-onderdelen en zal er alles aan doen u optimaal van dienst te zijn.
Bewaar het instructieboekje in de auto voor een eventuele volgende eigenaar.
Dit instructieboekje zal u vertrouwd maken met de bediening, het onderhoud en de veiligheidsaspecten van uw nieuwe auto. Bij het instructieboekje hoort een garantie- en onderhoudsboekje waarin u informatie vindt over de garantie. We raden u aan om deze informatie zorgvuldig te lezen en de daarin opgenomen aanwijzingen zorgvuldig op te volgen, zodat u veilig en probleemloos van uw nieuwe auto kunt genieten.
Kia rust zijn talrijke modellen uit met een grote verscheidenheid aan opties, componenten en kenmerken.
Het is dan ook mogelijk dat de uitrusting die in dit instructieboekje beschreven staat en die op illustraties afgebeeld is, niet allemaal van toepassing is op uw auto.
De in dit instructieboekje opgenomen informatie en specificaties golden ten tijde van het ter perse gaan. Kia behoudt zich te allen tijde het recht voor wijzigingen door te voeren zonder voorafgaande kennisgeving. Als u vragen heeft, kunt u zich te allen tijde tot uw Kia-dealer wenden.
Wij zullen er alles aan doen om u optimaal en tot volle tevredenheid van uw nieuwe Kia te laten genieten.
© 2012 Kia MOTORS NEDERLAND B.V. Alle rechten voorbehouden. Complete of gedeeltelijke
reproductie op wat voor manier dan ook, elektronisch of mechanisch, inclusief kopiëren, vastleggen via een systeem voor het opslaan en terughalen van informatie, of vertalen is niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming van Kia Motors Corporation.
Gedruk in Korea
Voorwoord
ii
1
2
3
4
5
6
7
8
I
Introductie
Uw auto in één oogopslag
Veiligheidsysteem van uw auto
Kenmerken van uw auto
Rijden met uw auto
Wat te doen in een noodgeval
Onderhoud
Specificaties & Consumenteninformatie
Index
INHOUDSOPGAVE
1
Gebruik van dit instructieboekje / 1-2 Vereiste brandstof / 1-2 Inrijprocedure / 1-6 Controlelampjes in het instrumentenpaneel / 1-7
Introductie
Introductie
21
Wij willen u helpen om het meeste rijplezier van uw auto te krijgen. Het instructieboekje kan daar op vele manieren toe bijdragen. Wij raden u ten zeerste aan het complete instructieboekje door te lezen. Om de kans op letsel te beperken, moet u met name de gedeeltes met WAARSCHUWING en OPMERKING door het gehele instructieboekje lezen.
De afbeeldingen vormen een waardevolle aanvulling op de tekst. In uw instructieboekje vindt u informatie over de kenmerken, over belangrijke veiligheidsaspecten en over het rijden onder diverse omstandigheden.
De algemene indeling van het instructieboekje vindt u in de inhoudsopgave. De index geeft een alfabetisch overzicht van alle informatie in uw instructieboekje. Gebruik deze wanneer u op zoek bent naar een specifiek onderwerp.
Hoofdstukken: Dit instructieboekje heeft acht hoofdstukken en een index. Elk hoofdstuk begint met een korte inhoudsopgave, zodat u direct kunt zien of het gewenste hoofdstuk de gewenste informatie bevat.
U vindt verschillende WAARSCHUWINGEN, OPMERKINGEN en AANWIJZINGEN in dit instructieboekje. Deze dienen ter vergroting van uw persoonlijke veiligheid. Lees ALLE procedures en aanbevelingen in deze WAARSCHUWINGEN, OPMERKINGEN en AANWIJZINGEN nauwkeurig door en neem ze in acht.
AANWIJZING
OPMERKING geeft aan dat er interessante of nuttige informatie wordt gegeven.
Benzinemotor
Loodvrij
Voor optimale prestaties raden we u aan ongelode benzine te tanken die voldoet aan de EN 228-norm en met een octaangetal van RON (Research Octane Number) 95 / AKI (Anti Klop Index) van 91 of hoger. U kan gebruik maken van ongelode benzine met een octaangetal (RON) 91~94 / AKI 87~90, maar hierdoor kunnen de prestaties van de auto iets minder worden.
Bij gebruik van LOODVRIJE BENZINE zijn de prestaties maximaal en de uitlaatgassen het schoonst en wordt vervuiling van de bougies tegengegaan.
GEBRUIK VAN DIT INSTRUCTIEBOEKJE
WAARSCHUWING
Een WAARSCHUWING wijst u erop bijzonder voorzichtig te zijn ter voorkoming van schade en ernstig letsel.
OPMERKING
Informatie waar VOORZICHTIG bij staat, dient ervoor om te voorkomen dat u een fout maakt waardoor uw auto beschadigd zou kunnen raken.
VEREISTE BRANDSTOF
13
Introductie
Loodhoudende benzine (indien van toepassing)
In sommige landen moet er loodhoudende benzine worden gebruikt. Neem contact op met een officiële Kia­dealer om te informeren of uw auto geschikt is voor het gebruik van loodhoudende benzine of niet.
Het vereiste octaangetal voor loodhoudende benzine is gelijk aan dat voor loodvrije benzine.
Benzine die alcohol en methanol bevat
In sommige landen is naast benzine ook gasohol verkrijgbaar. Dit is een mengsel van benzine en ethanol of methanol.
Gebruik dit mengsel niet met meer dan 10% ethanol en gebruik geen benzine of mengsel dat methanol bevat. Deze brandstoffen kunnen rijproblemen en schade aan het brandstofsysteem veroorzaken.
Gebruik gasohol niet langer wanneer er rijproblemen optreden.
Schade aan de auto of rijproblemen vallen mogelijk niet onder de fabrieksgarantie wanneer ze veroorzaakt worden door het gebruik van:
1. Benzinemengsels met meer dan 10% ethanol.
2. Benzine of gasohol die methanol bevat.
3. Loodhoudende benzine.
WAARSCHUWING
• Probeer de tank niet verder te vullen nadat het vulpistool automatisch is afgeslagen.
• Controleer altijd of de tankdop goed vastgedraaid is, om morsen van brandstof in geval van een aanrijding te voorkomen.
OPMERKING
Gebruik nooit benzinemengsels die methanol bevatten. Gebruik gasoholproducten niet langer wanneer er rijproblemen optreden.
OPMERKING
GEBRUIK NOOIT LOODHOUDENDE BENZINE. Loodhoudende benzine is schadelijk voor de katalysator en de lambdasensor van het motorregelsysteem en zal de emissieregeling nadelig beïnvloeden.
Voeg nooit brandstofadditieven producten toe aan het brandstofsysteem. (Neem voor details contact op met een officiële Kia-dealer.)
Introductie
41
Gebruik van MTBE
Geadviseerd wordt geen brandstof in uw auto te gebruiken die meer dan 15,0 volumeprocent MBTE (Methyl Tertiair Butyl Ether) (zuurstofmassa 2,7%) bevat.
Brandstof die meer dan 15,0 volumeprocent MBTE (zuurstofmassa 2,7%) bevat kan de prestaties van de auto in negatieve zin beïnvloeden en dampvorming of slecht aanslaan veroorzaken.
Gebruik geen methanol
Uw auto is niet geschikt voor het gebruik van methanol (methylalcohol). Dit type brandstof heeft een negatieve invloed op de prestaties van uw auto en kan schade aan het brandstofsysteem veroorzaken.
Brandstofadditieven
Kia adviseert het gebruik van kwalitatief hoogwaardige brandstoffen die voldoen aan de Europese brandstofnormen (EN228) of gelijkwaardige normen.
Klanten die niet de beschikking hebben over kwalitatief hoogwaardige brandstoffen met de juiste additieven wordt geadviseerd elke 15.000 km (Europa)/5.000 km (behalve Europa) een fles additieven toe te voegen aan de brandstoftank als er problemen zijn met het starten of soepel ronddraaien van de motor. Bij uw officiële Kia-dealer zijn additieven verkrijgbaar met de daarbij behorende gebruiksinstructies. Gebruik geen andere additieven.
Rijden in het buitenland
Als u van plan bent om met uw auto naar het buitenland te gaan:
• Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de in dat land geldende wettelijke voorschriften met betrekking tot registratie en verzekering.
• Informeer of de juiste brandstof verkrijgbaar is.
OPMERKING
Schade aan het brandstofsysteem van uw auto of het verhelpen van problemen met betrekking tot de prestaties van de auto worden niet door de garantie gedekt indien ze veroorzaakt worden door brandstof die methanol bevat of brandstof die meer dan 15,0 volumeprocent MTBE (Methyl Tertiair Butyl Ether) (zuurstofmassa 2,7%) bevat.
15
Introductie
Dieselmotor
Dieselbrandstof
Gebruik voor de dieselmotor alleen bij het benzinestation verkrijgbare diesel- brandstof die aan de EN 590-norm of vergelijkbaar voldoet. (EN staat voor “European Norm”).
Gebruik geen dieselbrandstof die bestemd is voor de scheepvaart, lichte stookoliën of niet-goedgekeurde brand
-
stoftoevoegingen, aangezien dit de slijtage zal bespoedigen en de motor en het brandstofsysteem kan beschadigen. Het gebruik van niet-goedgekeurde brandstoffen en/of brandstoftoevoegin- gen heeft een beperking van de garantie tot gevolg.
Het cetaangetal van de dieselbrandstof voor uw auto moet hoger zijn dan 51. Als er twee soorten diesel leverbaar zijn, moet afhankelijk van de temperatuur worden gekozen voor zomer- of winterdiesel.
• Boven -5°C ... Zomerkwaliteit diesel
-
brandstof
• Onder -5°C ... Winterkwaliteit diesel
-
brandstof
Zorg ervoor dat de brandstoftank niet leeg raakt. Als de motor door brandstoftekort afslaat, moeten de brandstofcircuits volledig worden ontlucht voordat de motor weer kan worden gestart.
OPMERKING
Zorg ervoor dat er geen benzine of water in de brandstoftank terechtkomt. Als dat wel het geval is moet de brandstoftank worden afgetapt en moet het brandstof­systeem worden ontlucht om schade aan de brandstofpomp en de motor te voorkomen.
OPMERKING -
Dieselbrandstof (indien voorzien van een roetfilter (DPF))
Het is raadzaam de aanbevolen diesel voor dieselauto's uitgerust met een DPF-systeem te gebruiken. Het gebruik van diesel met een hoog zwavelgehalte (meer dan 50 ppm zwavel) en niet­gespecificeerde toevoegingen kan ertoe leiden dat het DPF-systeem beschadigd raakt en er witte rook wordt uitgestoten.
Introductie
61
Biodiesel
Indien uw auto aan de EN 14214-norm of vergelijkbaar voldoet, mag bij het benzinestation verkrijgbare dieselmeng- sels met niet meer dan 7% biodiesel, algemeen bekend als “B7-diesel” worden gebruikt. (EN staat voor “European Norm”). Het gebruik van biobrandstoffen van meer dan 7% gemaakt uit koolzaad methylester (RME), vetzuur methylester (FAME), plantaardige methylester (VME), enz. of een diesel/biodiesel
-
mengsel zal de slijtage bespoedigen en kan de motor of het brandstofsysteem beschadigen. Reparatie of vervanging van versleten of beschadigde onderdelen als gevolg van het gebruik van niet-goedgekeurde brandstoffen valt niet onder de fabrieksgarantie.
U hoeft de auto niet gedurende een bepaalde periode in te rijden. U kunt echter door het opvolgen van een paar eenvoudige aanwijzingen gedurende de eerste 1.000 km de prestaties, het brandstofverbruik en de levensduur van uw auto in positieve zin beïnvloeden.
• Voer het toerental van de motor niet te hoog op.
• Houd tijdens het rijden het motortoerental tussen de 2.000 - 4.000 omw/min.
• Rijd niet gedurende langere tijd met een constante snelheid. Om de motor goed in te rijden, moet het motortoerental worden gevarieerd.
• Vermijd plotseling afremmen, behalve in noodgevallen, om de onderdelen van het remsysteem de gelegenheid te geven op elkaar in te lopen.
• Laat de motor niet langer dan 3 minuten achtereen stationair draaien.
• Trek gedurende de eerste 2.000 km met uw auto geen aanhanger.
INRIJPROCEDURE
OPMERKING
• Gebruik nooit brandstof, ongeacht of diesel, B7-biodiesel of anderszins, dat niet aan de meest recente specificaties voldoet.
• Gebruik nooit brandstoftoe
-
voegingen en dergelijke die niet door de fabrikant zijn aanbevolen of goedgekeurd.
17
Introductie
CONTROLELAMPJES IN HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
Controlelampje grootlicht
Controlelampjes richtingaanwijzers
Waarschuwingslampje ABS*
Oliedruklampje
Controlelampje ESP*
Controlelampje ESP OFF*
Controlelampje motormanagement
Waarschuwingslampje AIRBAG*
Controlelampje startblokkeersysteem*
Waarschuwingslampje laag brandstofniveau
Waarschuwingslampje laadsysteem
Waarschuwing te hoge snelheid*
120
km/h
Controlelampje achterlicht
Waarschuwingslampje open achterklep
Controlelampje mistlampen vóór*
Controlelampje mistlampen achter*
Waarschuwingslampje open portier
Schakelstandindicator*
Schakelstandindicator handgeschakelde transmissie*
Controlelampje dimlicht
Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur
Controlelampje Auto Stop ISG­systeem*
Controlelampje voorgloeien (alleen dieselmotor)
Zie voor meer informatie deel Instrumentenpaneel in hoofdstuk 4.
AUTO HOLD-indicator*
AUTO HOLD
Controlelampje EPB (Electric Parking Brake)*
EPB
Waarschuwingslampje parkeerrem en remvloeistofniveau
Waarschuwingslampje elektronische stuurbekrachtiging (EPS)*
EPS
Introductie
81
* : indien van toepassing
Zie voor meer informatie deel
Instrumentenpaneel in hoofdstuk 4.
Controlelampje CRUISE SET*
Controlelampje snelheidsbegrenzing*
Controlelampje CRUISE*
CRUISE
Waarschuwingslampje lage bandenspanning*/Controlelampje storing TPMS (controlesysteem lage bandenspanning)*
Waarschuwingslampje brand- stoffilter (alleen dieselmotor)
Controlelampje ECO*
ECO
2
Overzicht interieur / 2-2 Overzicht dashboard / 2-3 Motorruimte / 2-4
Uw auto in één oogopslag
Uw auto in één oogopslag
22
INTERIEUR, OVERZICHT
OTFS012001
1. Geheugen bestuurdersstoel* ............4-38
2. Knop vergrendelen
/ontgrendelen portier.........................4-18
3. Toets inklapbare buitenspiegel* ........4-47
4. Schakelaar spiegelbediening............4-46
5. Centrale portiervergrendeling*..........4-18
6. Blokkeertoets ruitbediening ..............4-27
7. Schakelaar ruitbediening ..................4-24
8. Koplampverstelling*...........................4-102
9. Bedieningssysteem
dashboardverlichting.........................4-49
10. Toets voertuigstabiliteitsregeling
uitschakelen*...................................5-43
11. Toets Idle Stop & Go-systeem OFF*
........................................................5-15
12. Toets Smart Parking Assist-systeem*
........................................................4-83
13. Toets LKAS (Lane Keeping assistant
system)* ..........................................5-59
14. Toets parkeerhulp* ..........................4-80
15. Stuurwiel .........................................4-40
16. Hendel stuurverstelling*..................4-42
17. Zekeringkast....................................7-69
18. Hendel motorkapontgrendeling.......4-29
19. Ontgrendeltoets tankdopklep..........4-31
20. Ontgrendelschakelaar achterklep ...4-21
21. Stoel................................................3-2
* : indien van toepassing
De werkelijke vorm kan verschillen van de afbeelding.
23
Uw auto in één oogopslag
DASHBOARD, OVERZICHT
OTF010002
1. Instrumentenpaneel ...........................4-48
2. Schakelaar verlichting/
richtingaanwijzers ..............................4-97
3. Schakelaar ruitenwissers en -sproeiers
.........................................................4-104
4. Claxon................................................4-43
5. Audiobediening op het stuurwiel*.....4-149
6. Cruise control - schakelaar*...............5-51
7. Airbag bestuurder*.............................3-51
8. Contactslot* of toets ENGINE
START/STOP*...............................5-5/5-9
9. Audioafstandsbediening* .................4-148
10. Digitale klok....................................4-130
11.
Schakelaar alarmknipperlichten ..4-95/6-2
12. Verwarmings- en ventilatiesysteem*
..............................................4-114/4-123
13. AUX, USB en iPod*........................4-150
14. Aansluiting* ....................................4-144
15. Selectiehendel*........................5-19/5-22
16. Stoelverwarming* .............................3-10
17. Gaspedaal..................................5-8/5-12
18. Remsysteem..............................5-8/5-12
19. Parkeerrem.......................................5-31
20. Airbag voorpassagier* ......................3-51
21. Dashboardkastje ............................4-138
* : indien van toepassing
Uw auto in één oogopslag
42
MOTORRUIMTE
OTF070001L/OTF070072L
Benzinemotor (THETA 2,0L)
Benzinemotor (THETA 2,4L)
De uiteindelijke motorruimte kan afwijken van de afbeelding.
1. Expansievat koelvloeistof ..................7-38
2. Vuldop motorolie ................................7-35
3. Rem-/koppelingsvloeistofreservoir* ..7-40
4. Luchtfilter ..........................................7-45
5. Zekeringkast......................................7-68
6. Pluspool accu....................................7-53
7. Minpool accu ....................................7-53
8. Peilstok motorolie ..............................7-68
9. Radiateurdop ....................................7-39
10. Sproeierreservoir ............................7-43
11. Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof*
........................................................7-41
* : indien van toepassing
25
Uw auto in één oogopslag
OYF072208L/OTFS070001
Benzinemotor (NU 2,0L)
Dieselmotor
De uiteindelijke motorruimte kan afwijken van de afbeelding.
1. Expansievat koelvloeistof ..................7-38
2. Vuldop motorolie ................................7-35
3. Rem-/koppelingsvloeistofreservoir* ..7-40
4. Luchtfilter ..........................................7-45
5. Zekeringkast......................................7-68
6. Pluspool accu....................................7-53
7. Minpool accu ....................................7-53
8. Peilstok motorolie ..............................7-68
9. Radiateurdop ....................................7-39
10. Sproeierreservoir ............................7-43
11. Brandstoffilter* ................................7-42
* : indien van toepassing
3
Stoelen / 3-2 Veiligheidsgordels / 3-18 Kinderzitjes / 3-31 Aanvullend veiligheidssysteem / 3-43
Veiligheidsysteem van uw auto
Veiligheidsysteem van uw auto
23
Bestuurdersstoel
(1) Voorwaartse/achterwaartse richting (2) Rugleuningverstelling (3) Zittinghoogte (4) Lendesteun (5) Geheugen bestuurdersstoel* (6) Stoelverwarming*
/Stoelverwarming met luchtventilatie*
(7) Hoofdsteun
Passagiersstoel
(8) Voorwaartse/achterwaartse richting (9) Rugleuningverstelling (10) Stoelverwarming*
/Stoelverwarming met luchtventilatie*
(11) Hoofdsteun
Achterstoelen
(12) Stoelverwarming* (13) Armsteun (14) Hoofdsteun (15) Neerklappen rugleuning*
*
indien van toepassing
STOELEN
OTFS032001
33
Veiligheidsysteem van uw auto
WAARSCHUWING -
Bestuurdersstoel
• Probeer de stoel nooit tijdens het rijden te verstellen. Hierdoor kunt u de controle verliezen waardoor een ongeluk met ernstig letsel of schade het gevolg kan zijn.
• Zorg ervoor dat de rugleuning altijd in de normale positie kan staan. Als de rugleuning vanwege hinderlijk geplaatste voorwerpen of andere oorzaken niet goed vergrendeld kan worden, kan dit bij een noodstop of aanrijding ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Zet voor het wegrijden de rugleuning altijd rechtop en plaats de heupgordel strak en zo laag mogelijk over de heupen. In deze positie bent u in geval van een aanrijding het beste beschermd.
(Vervolg)
WAARSCHUWING -
Opklappen van de rugleuning
Zorg ervoor, indien u de rugleuning weer rechtop zet, dat u deze vasthoudt en rustig omhoog klapt. Als u de rugleuning niet vasthoudt tijdens het omhoog klappen, kan de rugleuning terugschieten waardoor u letsel kunt oplopen.
WAARSCHUWING
Gebruik geen zitkussen waardoor de wrijving tussen de stoel en de passagier verminderd wordt. De passagier kan bij een aanrijding of een noodstop onder de gordel doorglijden. Omdat de veiligheidsgordel niet normaal kan werken, kan ernstig letsel ontstaan.
WAARSCHUWING -
Verantwoordelijkheid van de bestuurder voorpassagier
Rijden met de rugleuning van een stoel neergeklapt, kan bij een aanrijding leiden tot ernstig letsel. Als de rugleuning neergeklapt is, kan de persoon op de desbetreffende stoel bij een aanrijding onder de gordel doorglijden, waardoor de onderbuik zwaar belast kan worden. Hierdoor kan ernstig letsel ontstaan. De bestuurder moet de passagier erop wijzen tijdens het rijden de rugleuning altijd zo rechtop mogelijk te houden.
WAARSCHUWING -
Losliggende voorwerpen
Losliggende voorwerpen in de voetenruimte van de bestuurder kunnen de werking van de pedalen nadelig beïnvloeden en mogelijk een ongeval veroorzaken. Plaats niets onder de voorstoelen.
Veiligheidsysteem van uw auto
43
(Vervolg)
• Ga zo ver van het stuurwiel af zitten als mogelijk is zonder dat dit ten koste gaat van het bedieningscomfort om onnodig en wellicht ernstig letsel door de airbag te voorkomen.
Geadviseerd wordt een minimale afstand van 250 mm tussen uw bovenlichaam en het stuurwiel.
WAARSCHUWING -
Rugleuning achterbank
• De rugleuning achter moet goed vergrendeld zijn. Als dat niet het geval is, kunnen passagiers en objecten in geval van afremmen of een aanrijding plotseling naar voren schieten, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
• Bagage en andere lading moet plat in de bagageruimte worden gelegd. Als de objecten groot of zwaar zijn, of moeten worden gestapeld, moeten ze worden vastgezet. Objecten in de bagageruimte mogen nooit hoger worden gestapeld dan de rugleuning.
(Vervolg)
(Vervolg)
Het niet opvolgen van deze waarschuwingen kan leiden tot ernstig letsel in geval van afremmen of een aanrijding.
• In de bagageruimte mogen geen passagiers vervoerd worden en tijdens het rijden mogen er geen passagiers zitten of liggen op een neergeklapte rugleuning. Alle passagiers moeten zitten en de aanwezige veiligheidsgordels dragen.
• Controleer na het terugklappen van de rugleuning of deze goed vergrendeld is door te proberen hem naar voren en naar achteren te bewegen.
• Voorkom de kans op brandwonden en verwijder daarom de vloerbedekking in de bagageruimte niet. De emissieregelsystemen onder de vloer brengen hoge uitlaattemperaturen met zich mee.
WAARSCHUWING
Controleer na het afstellen van de stoel altijd of deze goed is vergrendeld, door te proberen deze naar voren of achteren te schuiven zonder de ontgrendelhendel te gebruiken. Als de bestuurdersstoel plotseling in beweging komt, kunt u de controle over de auto verliezen.
WAARSCHUWING
• Leg geen aansteker op de vloer of de stoel. Wanneer u de stoel verstelt, kan er gas uit de aansteker ontsnappen waardoor brand kan ontstaan.
• Let goed op dat er tijdens het verstellen van de stoel geen handen of voorwerpen in het mechanisme bekneld raken.
35
Veiligheidsysteem van uw auto
Afstellen van voorstoel ­handmatig
Voorwaartse/achterwaartse richting
Verstel de stoel als volgt naar voren of naar achteren:
1. Houd de hendel voor de langsverstelling omhooggetrokken.
2. Schuif de stoel in de gewenste positie.
3. Laat de hendel los en controleer of de stoel vergrendeld is.
Stel de stoel af voordat u gaat rijden en controleer of de stoel goed vergrendeld is door te proberen deze handmatig naar voren of achteren te schuiven. Als de stoel beweegt, dan is hij niet goed vergrendeld.
Rugleuning
Stel de rugleuning als volgt af:
1. Leun iets naar voren en trek de hendel van de rugleuningverstelling omhoog.
2. Leun vervolgens voorzichtig achterover en verstel de rugleuning in de gewenste positie.
3. Laat de hendel los en zorg ervoor dat de rugleuning vergrendeld is. (De hendel MOET zijn oorspronkelijke positie weer innemen om de rugleuning te vergrendelen.)
Afstellen van de zittinghoogte (bestuurdersstoel)
Duw de hendel aan de zijkant van de zitting omhoog of omlaag om de hoogte van de zitting te veranderen.
• Duw de hendel een aantal maal omlaag om de zitting lager af te stellen.
• Trek de hendel een aantal maal omhoog om de zitting hoger af te stellen.
OTF030002 OTF030003 OTF030004
Veiligheidsysteem van uw auto
63
Automatisch afstellen (indien van toepassing)
De voorstoel kan worden afgesteld met de bedieningsschakelaar aan de buitenzijde van de zitting. Stel voor het rijden de stoel af in de juiste stand zodat het stuurwiel, de pedalen en de schakelaars op het dashboard gemakkelijk bediend kunnen worden.
Voorwaartse/achterwaartse richting
1.Druk de knop naar voren of naar achteren om de stoel in de gewenste stand te zetten.
2.Laat de knop los zodra de zitting in de gewenste stand staat.
WAARSCHUWING
De elektrisch verstelbare stoelen kunnen bediend worden met het contact in stand LOCK.
Laat kinderen daarom nooit alleen achter in de auto.
OPMERKING
• Elektrisch verstelbare stoelen worden aangedreven door elektromotoren. Laat de schakelaar los als de stoel juist afgesteld is. Anders kunnen de elektrische onderdelen beschadigd raken.
• Het verstellen van de stoelen kost behoorlijk veel stroom. Beperk daarom het verstellen van de stoelen tot een minimum zolang de motor niet loopt.
• Bedien niet meerdere schakelaars tegelijkertijd. Anders kunnen de elektromotoren of andere elektrische onderdelen beschadigd raken.
OTF030006
37
Veiligheidsysteem van uw auto
Rugleuning
1.Druk de knop naar voren of naar achteren om de rugleuning in de gewenste stand te zetten.
2.Laat de knop los zodra de zitting in de gewenste stand staat.
Afstellen van de zittinghoogte (indien van toepassing)
1.Druk het voorste deel van de knop naar boven of naar beneden om de voorzijde van de zitting omhoog of omlaag te verstellen. Beweeg het achterste deel van de knop naar boven of naar beneden om de achterzijde van de zitting omhoog of omlaag te verstellen.
2.Laat de knop los zodra de zitting in de gewenste stand staat.
Lendensteun (indien van toepassing)
De lendensteun kan worden versteld met de schakelaar aan de zijkant van de stoel.
1.Druk op de voorzijde van de schakelaar voor meer steun en op de achterzijde voor minder steun.
2.Laat de knop los zodra de gewenste stand is bereikt.
OTF030007 OTF030008 OTF030009
Veiligheidsysteem van uw auto
83
Hoofdsteun
De stoelen van de bestuurder en voorpassagier zijn voor extra veiligheid en comfort voorzien van een hoofdsteun.
De hoofdsteun biedt niet alleen comfort, maar helpt tevens bij de bescherming van hoofd en nek van de inzittenden bij een aanrijding.
Afstellen van de hoogte
Hoger: trek de hoofdsteun omhoog om hem in de gewenste positie (1) te zetten. Lager: druk de ontgrendelknop (2) in en laat de hoofdsteun in de gewenste positie (3) zakken.
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming in geval van een aanrijding moet de hoofdsteun zo afgesteld zijn dat het midden van de hoofdsteun zich op dezelfde hoogte bevindt als het zwaartepunt van het hoofd van de inzittende. Over het algemeen bevindt het zwaartepunt van het hoofd zich op dezelfde hoogte als de bovenzijde van de ogen.
Zorg dat de hoofdsteun zich zo dicht mogelijk bij uw hoofd bevindt. Gebruik daarom geen kussen waardoor het lichaam verder van de rugleuning af komt.
• Gebruik de auto niet als de hoofdsteunen zijn verwijderd. In geval van een aanrijding kan dan ernstig letsel ontstaan. Een goed afgestelde hoofdsteun biedt optimale bescherming tegen nekletsel.
• Verstel de hoofdsteun van de bestuurder niet als de auto rijdt.
OMG038400 OTF030010
39
Veiligheidsysteem van uw auto
Verwijderen en installeren
Trek de hoofdsteun zo ver mogelijk omhoog en druk vervolgens de ontgrendelknop (1) in om de hoofdsteun te verwijderen (2). Stop, om de hoofdsteun terug te plaatsen, de pennen van de hoofdsteun (3) in de gaten terwijl u de ontgrendelknop (1) indrukt. Stel de hoofdsteun vervolgens af op de gewenste hoogte.
Verstellen in voorwaartse/achterwaartse richting
De hoofdsteun kan in vier standen naar wens naar voren worden getrokken.Trek de hoofdsteun helemaal naar voren en laat hem los om de hoofdsteun helemaal naar achteren te plaatsen. Zorg ervoor dat de hoofdsteun hoofd en nek goed ondersteunt.
Actieve hoofdsteun
De actieve hoofdsteun is ontworpen om naar voren en boven te bewegen bij een aanrijding van achteren. Dit voorkomt dat het hoofd van de bestuurder of voorpassagier naar achteren beweegt waardoor nekletsel kan ontstaan.
WAARSCHUWING
Zorg dat de hoofdsteun wordt vergrendeld nadat deze is versteld, zodat de inzittenden optimaal beschermd zijn.
OTF030011 OTF030012
WAARSCHUWING
Een ruimte kan tussen de zit en de hoofdsteun ontspanknop ontstaan tijdens het zitten of wanneer u de zit naar voor of naar achter beweegt. Wees voorzichtig om niet uw vingers of zo in te klemmen.
HNF2041-1
Veiligheidsysteem van uw auto
103
Stoelverwarming (indien van toepassing)
Met de stoelverwarming kunnen de voorstoelen bij lage buitentemperaturen verwarmd worden. De stoelverwarming kan worden ingeschakeld door op de schakelaar te drukken voor de bestuurdersstoel en/of de stoel van de voorpassagier als het contact in stand ON staat.
Laat de schakelaars in stand UIT staan als de stoelverwarming niet gebruikt hoeft te worden.
• Telkens als u op de toets drukt, verandert de temperatuurinstelling voor de stoel als volgt:
• De standaardinstelling voor de stoelverwarming is UIT als het contact in stand ON wordt gezet.
AANWIJZING
Als de schakelaars voor de stoelverwarming in stand AAN staan, schakelt de stoelverwarming automatisch aan of uit, afhankelijk van de temperatuur van de stoel.
UIT → HOOG( ) → LAAG( )
OPMERKING
• Gebruik voor het reinigen van de stoelen geen organisch oplosmiddel, zoals thinner, alcohol of wasbenzine. Hierdoor kan de stoelverwarming en de stoel zelf beschadigd worden.
• Plaats geen isolerende materialen zoals dekens, kussens of hoezen op de stoel wanneer de stoelverwarming is ingeschakeld. Dit kan leiden tot oververhitting.
• Plaats geen zware of scherpe voorwerpen op stoelen die zijn voorzien van stoelverwarming. Hierdoor kunnen de onderdelen van de stoelverwarming beschadigd raken.
OTF030045N
OTF030014
TType B
ype B
TType A
ype A
TType C
ype C
OTF030013N
311
Veiligheidsysteem van uw auto
Opbergvak in rugleuning (indien van toepassing)
In de rugleuning van beide voorstoelen bevindt zich een opbergvak.
Afstellen van de achterbank
Hoofdsteun (indien van toepassing)
De zitplaatsen achterin zijn voor extra veiligheid en comfort van de inzittenden voorzien van hoofdsteunen.
De hoofdsteun biedt niet alleen comfort, maar helpt tevens bij de bescherming van hoofd en nek van de inzittenden bij een aanrijding.
WAARSCHUWING -
Verbranding door de stoelverwarming
Wees extra voorzichtig bij het gebruik van de stoelverwarming, vanwege het gevaar voor oververhitting en de kans op brandwonden. De inzittenden moeten in staat zijn om te voelen wanneer de stoel te warm wordt en moeten de stoelverwarming kunnen uitschakelen. De stoelverwarming kan zelfs bij lage temperaturen brandwonden veroorzaken, vooral als de functie gedurende langere tijd wordt gebruikt. Met name de volgende categorieën personen dienen erg voorzichtig te zijn:
1. Kinderen, ouderen, gehandicapten en ziekenhuispatiënten
2. Personen met een gevoelige huid
3. Vermoeide personen
4. Dronken personen
5. Personen die onder invloed zijn van medicijnen die het reactievermogen verminderen of slaap opwekken
OMG038401OTF030016
WAARSCHUWING -
Opbergvakken rugleuning
Plaats geen zware of scherpe voorwerpen in de opbergvakken. Bij een ongeval kunnen ze uit de opbergvakken geslingerd worden en inzittenden verwonden.
Veiligheidsysteem van uw auto
123
Afstellen van de hoogte (indien van toepassing)
Hoger: trek de hoofdsteun omhoog om hem in de hoogste positie (1) te zetten. Lager: druk de ontgrendelknop (2) in en zet de hoofdsteun in de laagste positie (3).
Verwijderen en installeren (indien van toepassing)
Trek de hoofdsteun zo ver mogelijk omhoog en druk vervolgens de ontgrendelknop (1) in om de hoofdsteun te verwijderen (2). Stop, om de hoofdsteun terug te plaatsen, de pennen van de hoofdsteun (3) in de gaten terwijl u de ontgrendelknop (1) indrukt. Stel de hoofdsteun vervolgens af op de gewenste hoogte.
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming
in geval van een aanrijding moet de hoofdsteun zo afgesteld zijn dat het midden van de hoofdsteun zich op dezelfde hoogte bevindt als het zwaartepunt van het hoofd van de inzittende. Over het algemeen bevindt het zwaartepunt van het hoofd zich op dezelfde hoogte als de bovenzijde van de ogen.
Zorg dat de hoofdsteun zich zo dicht mogelijk bij uw hoofd bevindt. Gebruik daarom geen kussen waardoor het lichaam verder van de rugleuning af komt.
• Gebruik de auto niet als de
hoofdsteunen zijn verwijderd omdat dan in geval van een aanrijding ernstig letsel kan ontstaan. Een goed afgestelde hoofdsteun biedt een zo optimaal mogelijke bescherming tegen ernstig nekletsel.
OTF030017 OTF030018
WAARSCHUWING
Zorg dat de hoofdsteun wordt vergrendeld nadat deze is versteld, zodat de inzittenden optimaal beschermd zijn.
313
Veiligheidsysteem van uw auto
Armsteun
Om de armsteun te gebruiken, trekt u hem uit de rugleuning naar voren.
Opklappen van de achterbank (indien van toepassing)
De rugleuning achter kan worden opgeklapt om het vervoer van langere voorwerpen mogelijk te maken of de bagageruimte te vergroten.
Neerklappen van de rugleuning achter:
1.Controleer, om beschadiging van de gordel te voorkomen, of de gordel achter in de geleider zit.
2.Zet de rugleuning zoveel mogelijk rechtop en schuif indien nodig de voorste stoel naar voren.
3.Zet de hoofdsteunen achter in de laagste positie.
WAARSCHUWING
Het doel van de opklapbare rugleuning is het vervoer van langere voorwerpen mogelijk te maken waarvoor anders geen ruimte is.
Laat nooit iemand op een neergeklapte rugleuning zitten als de auto rijdt omdat dat geen veilige positie is en omdat dan de veiligheidsgordels niet gebruikt kunnen worden. Hierdoor kan bij een aanrijding of een noodstop ernstig letsel ontstaan. Voorwerpen die op de neergeklapte rugleuning vervoerd worden mogen niet boven de bovenzijde van de voorstoelen uitsteken. Als dat wel het geval is kan de lading bij een noodstop naar voren schuiven en letsel of schade veroorzaken.
OTF030023
OTFS032023
TTTTyyyyppppeeee
AA
AA
TTTTyyyyppppeeee
BB
BB
OTF030021
OTFS032021
TTTTyyyyppppeeee
AA
AA
TTTTyyyyppppeeee
BB
BB
Veiligheidsysteem van uw auto
143
4.Trek aan de knop (1) in de bagageruimte en klap de rugleuning naar voren.
5.Til de rugleuning op en beweeg deze naar achteren om de achterstoel te kunnen gebruiken. Druk de rugleuning stevig naar achteren totdat deze vastklikt. Zorg ervoor dat de rugleuning vergrendeld is.
6.Plaats de veiligheidsgordel weer in de juiste positie.
OTF030020
OTF030022N
WAARSCHUWING
Als na het neerklappen van de achterbank de positie van de bestuurdersstoel niet juist kan worden ingesteld, mag de achterbank niet worden neergeklapt omdat de bestuurder anders bij een noodstop of aanrijding letsel kan oplopen.
WAARSCHUWING -
Opklappen van de rugleuning
Zorg ervoor, indien u de rugleuning weer rechtop zet, dat u deze vasthoudt en rustig omhoog klapt. Als u de rugleuning niet vasthoudt tijdens het omhoog klappen, kan de rugleuning terugschieten waardoor u letsel kan oplopen.
Loading...
+ 481 hidden pages