Aprilia RX 50 User Manual

APRILIA WOULD LIKE TO THANK YOU
for choosing one of its products. We have compiled this booklet to provide a comprehensive overview of your vehicle's quality features. Please, read it carefully before riding the vehicle for the first time. It contains information, tips and precautions for using your vehicle. It also describes features, details and devices to assure you that you have made the right choice. We believe that if you follow our suggestions, you will soon get to know your new vehicle well and that it will continue to give you satisfactory service for many years to come. This booklet is an integral part of the vehicle and must be handed over to the new owner in the event of sale.
APRILIA WIL U BEDANKEN
omdat u één van haar producten heeft gekozen. Wij hebben deze handleiding opgesteld opdat u de kwaliteiten ervan ten volle kan waarderen. Wij raden aan om deze handleiding geheel door te lezen, voordat u met het voertuig gaat rijden. Het bevat informatie, raadgevingen en waarschuwingen in verband met het gebruik van uw voertuig; daarnaast zal u eigenschappen, bijzonderheden en handigheidjes ontdekken die u ervan zullen overtuigen dat u een juiste keuze heeft gemaakt. Wij zijn er zeker van dat indien u hier rekening mee zal houden, u makkelijk zal wennen aan uw nieuw voertuig, waar u lang naar volle tevredenheid gebruik van zal kunnen maken. Deze uitgave is een integrerend deel van het voertuig, en bij verkoop van dit laatste moet het worden overhandigd aan de nieuwe eigenaar.
RX 50 - SX 50
Ed. 03 2009
The instructions in this booklet have been compiled primarily to offer a simple and clear guide to using the vehicle; it also describes routine maintenance procedures and regular checks that should be carried out on the vehicle at an Aprilia Dealer or Authorised Workshop. This booklet also contains instructions for simple repairs. Any operations not specifically described in this booklet require the use of special tools and/or particular technical knowledge; for these operations, please take your vehicle to an Aprilia Dealer or Authorised Workshop.
De instructies in deze handleiding zijn voorbereid om vooral een eenvoudige en duidelijke leidraad te zijn voor het gebruik; men vindt eveneens de handelingen van het klein onderhoud en van de periodieke controles die bij een Dealer of Erkende aprilia Garage moeten uitgevoerd worden. De handleiding bevat tevens instructies voor een aantal eenvoudige herstellingen. De herstellingen die niet uitgebreid in deze uitgave zijn beschreven, vereisen dat men over speciale gereedschappen en/of specifieke technische kennis beschikt; voor het uitvoeren van deze herstellingen raadt men aan om zich te wenden tot een Dealer of Erkende aprilia Garage.
2
Personal safety
Persoonlijke veiligheid
Failure to completely observe these instructions will
result in serious risk of personal injury.
Safeguarding the environment
Sections marked with this symbol indicate the correct
use of the vehicle to prevent damaging the environ-
ment.
Vehicle intactness
The incomplete or non-observance of these regula-
tions leads to the risk of serious damage to the vehicle
and sometimes even the invalidity of the guarantee.
The symbols shown above are very important. They are used to highlight those parts of the booklet that should be read with particular care. As you can see, each sign consists of a different graphic symbol, mak­ing it quick and easy to locate the various topics. Before starting the engine, read this booklet thorough­ly and the "SAFE RIDING" section in particular. Your safety as well as other's does not only depend on the quickness of your reflexes and agility, but also on how well you know your vehicle, the state of maintenance of the vehicle itself and your knowledge of the rules for SAFE RIDING. For your safety, get to know your vehicle well so as to safely ride and master it in road traffic IMPORTANT This booklet is an integral part of the vehicle, and must be handed to the new owner in the event of sale.
Indien deze voorschriften niet of niet volledig worden opgevolgd, kan dit ernstig letsel aan personen tot ge-
volg hebben.
Bescherming van
Geeft het juiste gedrag aan dat u aan moet houden
zodat het gebruik van het voertuig geen schade aan-
richt aan de natuur.
Staat van het voertuig
Indien deze voorschriften niet of niet volledig worden
opgevolgd kan dit ernstige schade aan het voertuig, en eventueel het vervallen van deze garantie tot ge-
volg hebben.
Bovengenoemde signalen zijn erg belangrijk. Ze heb­ben namelijk tot doel om de delen van het boekje aan te geven die u aandachtig door moet lezen. Zoals u ziet, bestaat ieder teken uit een ander grafisch sym­bool, zodat de bijbehorende onderwerpen meteen duidelijk kunnen worden gevonden in de verschillen­de delen. Vooraleer men de motor start, leest men aandachtig deze handleiding, en vooral de paragraaf "VEILIG RIJDEN". Uw veiligheid en die van anderen hangt niet enkel af van uw reflexen en vlugheid, maar ook van de kennis en de efficiëntie van het voertuig, en van de kennis van de fundamentele regels voor het VEILIG RIJDEN. We raden daarom aan om vertrouwd te raken met het voertuig, zodat u zich veilig en be­heersd kan bewegen in het verkeer. BELANGRIJK Deze handleiding moet beschouwd worden als inte­grerend deel van het voertuig, en moet worden over­handigd bij de verkoop ervan.
3
4
INDEX INDEX
VEHICLE......................................................................................... 7
Dashboard................................................................................... 8
Analogue instrument panel.......................................................... 9
Key switch.................................................................................... 11
Locking the steering wheel....................................................... 11
Releasing the steering wheel................................................... 12
Switch direction indicators........................................................... 12
Horn button.................................................................................. 13
Rear brake pedal......................................................................... 13
Throttle grip.................................................................................. 14
Front brake control....................................................................... 14
Gear pedal................................................................................... 15
Clutch control............................................................................... 16
Light on/of switch......................................................................... 16
Start-up button............................................................................. 17
Manual starter control.................................................................. 17
Fuel tank...................................................................................... 18
Opening the saddle.................................................................. 18
Keys............................................................................................. 19
Identification................................................................................. 20
USE................................................................................................. 21
Checks......................................................................................... 22
Tyre pressure............................................................................... 23
Running in.................................................................................... 24
Starting up the engine.................................................................. 27
Precautions.............................................................................. 28
Stopping the engine..................................................................... 29
Stand........................................................................................... 29
Suggestions to prevent theft........................................................ 30
Safe driving.................................................................................. 31
MAINTENANCE.............................................................................. 39
VOERTUING..................................................................................... 7
Legenda......................................................................................... 8
Analoog instrumentenpaneel......................................................... 9
Sleutelschakelaar........................................................................... 11
Inschakeling van het stuurslot.................................................... 11
Stuurslot ontgrendelen............................................................... 12
Schakelaar richtingaanwijzers....................................................... 12
Drukknop claxon............................................................................ 13
Achterrempedaal............................................................................ 13
Gascommando............................................................................... 14
Commando van de voorrem.......................................................... 14
Schakelpedaal............................................................................... 15
Commando van de koppeling........................................................ 16
Lichtschakelaar.............................................................................. 16
Startknop........................................................................................ 17
Commando van de manuele starter............................................... 17
Benzinetank................................................................................... 18
Opening van het zadel............................................................... 18
Sleutels.......................................................................................... 19
Identificatie..................................................................................... 20
GEBRUIK.......................................................................................... 21
Controles........................................................................................ 22
Bandenspanning............................................................................ 23
Inrijden........................................................................................... 24
Starten des motors......................................................................... 27
Voorzorgsmaatregelen............................................................... 28
Het stilleggen van de motor........................................................... 29
Standaard...................................................................................... 29
Tips tegen diefstal.......................................................................... 30
Het veilig rijden.............................................................................. 31
ONDERHOUD................................................................................... 39
5
Gearbox oil level.......................................................................... 40
Transmission chain...................................................................... 41
Tyres............................................................................................ 43
Spark plug dismantlement........................................................... 44
Air filter cleaning.......................................................................... 45
Cooling fluid level......................................................................... 47
Checking the brake oil level......................................................... 49
Braking system fluid top up...................................................... 51
Battery......................................................................................... 52
Use of a new battery................................................................ 53
Long periods of inactivity............................................................. 54
Fuses........................................................................................... 56
Front light group........................................................................... 57
Headlight adjustment............................................................... 59
Front direction indicators............................................................. 60
Rear optical unit........................................................................... 61
Rear turn indicators..................................................................... 63
Idle adjustment............................................................................ 63
Front and rear disc brake............................................................. 65
Transmissions.............................................................................. 66
Periods of inactivity...................................................................... 68
Cleaning the vehicle.................................................................... 70
TECHNICAL DATA......................................................................... 77
PROGRAMMED MAINTENANCE.................................................. 83
Scheduled maintenance table..................................................... 84
Oliepeil van de versnellingsbak..................................................... 40
Transmissieketting......................................................................... 41
Banden........................................................................................... 43
Demonteren van de bougie............................................................ 44
Reiniging van de luchtfilter............................................................. 45
Peil van de koelvloeistof................................................................ 47
Controle van het oliepeil van de remmen...................................... 49
Het bijvullen van vloeistof in de reminstallatie............................ 51
Accu............................................................................................... 52
Inwerkingstelling van een nieuwe accu...................................... 53
Lange stilstand............................................................................... 54
Zekeringen..................................................................................... 56
Voorste optische groep.................................................................. 57
Regeling van de koplamp........................................................... 59
Voorste richtingaanwijzers............................................................. 60
Achterste optische groep............................................................... 61
Achterste richtingaanwijzers.......................................................... 63
Regeling van het minimum toerental............................................. 63
Schijfrem vooraan en achteraan.................................................... 65
Transmissies.................................................................................. 66
Stilstand van het voertuig............................................................... 68
Reinigen van het voertuig.............................................................. 70
TECHNISCHE GEGEVENS.............................................................. 77
GEPLAND ONDERHOUD................................................................ 83
Tabel van het geprogrammeerd onderhoud.................................. 84
6
RX 50 - SX 50
Chap. 01
Vehicle
Hst. 01
Voertuing
7
01_01
Dashboard (01_01)
KEY:
1. Instrument panel
2. Light switch, horn and stop
3. Front brake lever
4. Throttle grip
5. Ignition lock
6. Clutch control
7. Front brake fluid reservoir
8. Mirror
9. Cold start lever control
8
Legenda (01_01)
LEGENDE:
1. Dashboard
2. Schakelaar van de lichten, akoesti-
sche melder en stop
3. Commando van de voorrem
4. Commando van de gashendel
5. Ontstekingsslot
6. Commando van de koppeling
7. Vloeistoftank van de voorrem
8. Spiegeltje
9. Commandohendel voor de koude start
1 Vehicle / 1 Voertuing
01_02
Analogue instrument panel (01_02)
KEY:
1. Speedometer
2. Tachometer
3. High temperature warning light
4. Low oil warning light
5. Turn indicator warning light
6. High-beam warning light on
7. Low fuel warning light
8. Multifunction indicator
9. Mode Button ODO Total distance travelled CLOCK TRIP Partial distance SRV Distance for the next vehicle serv-
icing
Analoog instrumentenpaneel (01_02)
LEGENDE:
1. Snelheidsmeter
2. Indicator van het toerental van de motor
3. Indicatorlamp voor de excessieve temperatuur
4. Controlelamp oliereserve
5. Controlelamp richtingaanwijzers
6. Controlelamp groot licht aan
7. Indicator brandstofreserve
8. Multifunctionele indicator
9. Toets Mode ODO Totaal afgelegde afstand KLOK TRIP Partiële afstand SRV Afstand tot de volgende service-
beurt
Functions: WATER TEMPERATURE WARNING
LIGHT : RED, turns on if the coolant tem-
perature exceeds 105º C.
9
Functies : CONTROLELAMP TEMPERATUUR
WATER : RODE kleur, licht op wanneer
de temperatuur van de koelvloeistof 105º C overschrijdt.
MIM. OIL LEVEL WARNING LIGHT : RED, turns on when there is a 0.25 litre oil reserve in the reservoir.
FUEL RESERVE ICON : turns on when there is a 1.3 litre petrol reserve in the tank.
Every time the key is activated, the in­strument panel carries out a check (all the segments are active for 3 seconds ).
Once the check is over, the instrument panel displays the last function program­med with the button.
Button operative mode . Push the button for < 3 sec and the functions are dis­played as follows:
ODOMETER_ TRIP _CLOCK_SERV­ICE _ODOMETER
To reset the TRIP, press the button for > 3 sec once the function is displayed.
To set the clock (once the function is dis­played):
- push the button for > 3 sec
- the hour flashes,
- hold down the button until the current hour is displayed
- release the button
- the minutes flash
- hold down the button until the current minutes are displayed
CONTROLELAMP MIN. OLIEPEIL
RODE kleur, licht op wanneer in de tank een oliereserve van 0,25 liter overblijft.
ICOON BRANDSTOFRESERVE : licht op wanneer in de tank een brandstofre­serve van 1,3 liter overblijft.
Bij elke activatie van de sleutel voert het dashboard een check uit (alle segmenten zijn actief voor 3 sec).
Na de check zal het dashboard de laatste functie weergeven die werd ingesteld door middel van de drukknop.
Werkingsmodaliteit van de drukknop. door op de drukknop te drukken voor t< 3 sec, volgen de functies elkaar op op de volgende manier:
HODOGRAM _ TRIP _KLOK _SERVICE _HODOGRAM
Om de TRIP te resetten moet de druk­knop voor t > 3 sec worden ingedrukt wanneer de functie wordt weergegeven.
Om de klok te resetten, (wanneer de functie wordt weergegeven):
- druk op de drukknop voor t > 3 sec
- de uren knipperen,
- druk op de drukknop tot het gewenste uur wordt bereikt
- laat de drukknop los
- de minuten knipperen
:
10
1 Vehicle / 1 Voertuing
- release the button. - druk tot de gewenste minuten worden bereikt
- laat de drukknop los
01_03
01_04
Key switch (01_03)
Key positions:
1. Ready to start-up position, steering
lock disengaged, key cannot be extrac­ted.
2. Ignition disabled, extractable key,
steering lock disengaged.
3. Ignition disabled, extractable key,
steering lock engaged.
Locking the steering wheel (01_04)
In order to lock the steering, turn the han­dlebar fully to the left. Fully insert the key and let it return to its original position, turn it to «3» and take it out.
Sleutelschakelaar (01_03)
Plaats de sleutel:
1. Positie van de predispositie van de start, stuurslot uitgeschakeld, sleutel niet verwijderbaar.
2. Ontsteking geblokkeerd, sleutel ver­wijderbaar, stuurslot uitgeschakeld.
3. Ontsteking geblokkeerd, sleutel ver­wijderbaar, stuurslot ingeschakeld.
Inschakeling van het stuurslot (01_04)
Om de stuurinrichting te blokkeren moet het stuur volledig naar links gedraaid worden. Druk op de sleutel en laat hem los zodat hij naar zijn positie terugkeert, draai hem in de positie «3» en verwijder hem.
11
Releasing the steering wheel (01_05)
Stuurslot ontgrendelen (01_05)
01_05
01_06
Insert the key and turn it clockwise.
Switch direction indicators (01_06)
To activate the left turn indicators, move the lever«A» leftwards; to activate the right turn indicators, move the lever right­wards. The lever automatically goes back to the central position and the indicators remain on. Push the switch to turn them off.
Plaats de sleutel en draai hem in wijzers­zin.
Schakelaar richtingaanwijzers (01_06)
Om de linker knipperlichten in te schake­len, moet het hendeltje «A» naar links worden gedraaid; om de rechter knipper­lichten in te schakelen, moet het hendel­tje naar rechts gedraaid worden. Het hendeltje keert automatisch terug naar de centrale positie en de knipperlichten blijven ingeschakeld. Om ze uit te scha­kelen, moet op de schakelaar gedrukt worden.
12
Horn button (01_07)
1 Vehicle / 1 Voertuing
Drukknop claxon (01_07)
01_07
01_08
Push «B» to sound the horn.
Rear brake pedal (01_08)
The rear brake control pedal «2» is placed on the right hand side of the scoot­er, at engine level. It must be activated gradually with the toe-end. The rear and front brakes must be used in combina­tion, according to the needs, in order to obtain a more efficient braking.
Also pay attention to the conditions of the road! Particularly, to the conditions of as­phalt and if it is wet or dirty with sand, oil, etc.
Druk op «B» om de claxon te activeren.
Achterrempedaal (01_08)
Het pedaal van het commando van de achterrem «2» bevindt zich op de rechter kant van de bromfiets, dichtbij de motor. Deze moet geleidelijk aan geactiveerd worden met de punt van de voet. Combi­neer de achterrem indien nodig met het gebruik van de voorrem: op deze manier is de remming doeltreffender.
Let op voor de staat van de weg! vooral wanneer de weg geasfalteerd is, en nat of vuil met kiezelsteen, olie, enz.
13
Throttle grip (01_09)
Gascommando (01_09)
01_09
01_10
Placed on the right side of the handlebar. When the hand grip «B» is turned down­wards, the carburettor valve opens.
Front brake control (01_10)
The front brake lever «E» is placed on the right hand side of the handlebar. Be par­ticularly careful when using the front brake. Use it gently and measure the power progressively, according to sur­face conditions, to avoid blocking the wheel.
Dit bevindt zich op de rechter kant van het stuur. Wanneer het handvat «B» naar be­neden wordt gedraaid, gaat de carbura­torklep open.
Commando van de voorrem (01_10)
Het commando van de voorrem «E» be- vindt zich op de rechter kant van het stuur. Let vooral op bij het gebruik van de voorrem, rem niet bruusk, doseer gelei­delijk aan de kracht volgens de condities van de ondergrond, en vermijdt om de wielen te doen blokkeren.
14
Gear pedal (01_11)
1 Vehicle / 1 Voertuing
Schakelpedaal (01_11)
01_11
The gear pedal «1» is placed on the left hand side of the engine. Activate it with your foot to firmly engage the gear. After the gear is shifted, take your foot off the pedal and the pedal will automatically go back to its initial position. Starting from the neutral position, gears are engaged as follows:
- 1st gear is engaged by pushing down
the pedal
- 2nd, 3rd, 4th, 5th and 6th gears are en-
gaged by pushing the pedal upwards. For downshifting, push the pedal down.
CAUTION THE GEAR PEDAL MUST BE OPER-
ATED BY RELEASING IT AFTER DIS­ENGAGING THE CLUTCH AND UN­TWISTING THE THROTTLE GRIP.
Het schakelpedaal «1» bevindt zich links van de motor. Het wordt geactiveerd met de voet, zodat de versnelling vastbera­den wordt ingeschakeld. Na het schake­len moet de voet van het pedaal verwij­derd worden, en keert het pedaal automatisch terug naar de beginpositie. Te beginnen vanaf de vrij, worden de ver­snellingen op de volgende manier gese­lecteerd:
- Wanneer het pedaal naar beneden wordt geduwd, wordt naar de 1e versnel­ling geschakeld
- Wanneer het pedaal naar boven wordt geduwd, wordt naar de 2e, 3e, 4e, 5e en 6e versneling geschakeld.
Om terug te schakelen moet het pedaal naar beneden geduwd worden.
LET OP HE SCHAKELPEDAAL MAG ENKEL
GEACTIVEERD WORDEN NADAT DE KOPPELING ONTKOPPELD WERD, EN NADAT DE GASHENDEL WERD GELOST.
15
01_12
Clutch control (01_12)
The clutch control lever «A» is placed on the left hand side of the handlebar. When it is pulled completely towards the han­dlebar, the clutch is disengaged and the engine transmission is released. If the lever is released slowly, the clutch is en­gaged coupling the engine to the trans­mission and which, with a gear engaged, will transmit the engine power to the rear wheel through the gear.
Commando van de koppeling (01_12)
De commandohendel van de koppeling «A» bevindt zich op de linker kant van het stuur. Wanneer de hendel volledig naar het stuur wordt getrokken, wordt de kop­peling ontkoppeld en wordt de transmis­sie van de motor bevrijd. Wanneer de hendel langzaam wordt losgelaten, wordt de koppelng ingeschakeld die de motor aan de transmissie koppelt, die met een ingeschakelde versnelling de kracht van de motor overbrengt naar het achterwiel langs de versnellingsbak.
01_13
Light on/of switch (01_13)
The light switch «C» has two positions:
- Down, low-beam light
- Up, high-beam light The lights come on automatically as soon
as the engine is started.
16
Lichtschakelaar (01_13)
De schakelaar van de lichten «C» heeft twee posities:
- Omlaag, dimlicht
- Omhoog, groot licht De lichten gaan automatisch aan wan-
neer de motor wordt gestart.
Start-up button (01_14)
1 Vehicle / 1 Voertuing
Startknop (01_14)
01_14
01_15
The start-up pedal «1» is located on the right hand side of the engine. To start the engine, just push the pedal backwards with your foot.
CAUTION MAKE SURE THE GEAR IS IN NEU-
TRAL BEFORE STARTING THE EN­GINE.
Manual starter control (01_15)
The manual starter control «D» is located on the left hand grip. It has two positions:
- Lever up: cold start
- Lever down: start-up in regular condi-
tions.
CAUTION THE ONLY AIM OF THIS CONTROL IS
TO FACILITATE START-UP. USE IT ONLY WHEN THE ENGINE IS COLD.
Het startpedaal «1» bevindt zich rechts van de motor. Om de motor te starten moet het pedaal met de voet achteruit geduwd worden.
LET OP CONTROLEER OF DE VERSNEL-
LINGSBAK ZICH IN VRIJ BEVINDT, VOORDAT DE MOTOR WORDT GE­START.
Commando van de manuele starter (01_15)
Het commando van de manuele starter «D» bevindt zich op het linker handvat. Het heeft twee posities:
- Hendel omhoog: koude start
- Hendel omlaag: normale start
LET OP DIT COMMANDO HEEFT ALS ENIG
DOEL OM DE START TE VERGEMAK­KELIJKEN. GEBRUIK HET ENKEL WANNER DE MOTOR KOUD STAAT.
17
Fuel tank (01_16)
Benzinetank (01_16)
01_16
01_17
The fuel tank has a capacity for 7 litres and a 1.30-litre reserve. To fill it up, insert the key in the tank cover lock «1» and, while turning it to the right, lift the cover.
CAUTION USE UNLEADED PETROL ONLY.
Opening the saddle (01_17, 01_18)
To remove the saddle, insert the key in the tank cover lock «1» and, while turning it to the right, lift the cover. After that, re­move the two fixing knobs from the sad­dle «2».
The oil reservoir, the battery and the tool­kit compartment are under the saddle.
De benzinetank heeft een capaciteit van 7 liter en een reserve van 1,30 liter. Om te tanken moet de sleutel in het slot van het tankdeksel «1» geplaatst worden, en terwijl de sleutel naar rechts wordt ge­draaid moet het deksel omhoog worden gehoffen.
LET OP GEBRUIK ENKEL LOODVRIJE BENZI-
NE.
Opening van het zadel (01_17, 01_18)
Om het zadel te demonteren moet de sleutel in het slot van het tankdeksel «1» geplaatst worden, en terwijl de sleu­tel naar rechts wordt gedraaid moet het deksel omhoog worden gehoffen. De­monteer daarna de bevestigingsknoppen van het zadel «2».
Onder het zadel bevinden zich de olie­tank, de accu en de gereedschapsruimte.
18
1 Vehicle / 1 Voertuing
01_18
01_19
Keys (01_19)
Two keys are supplied together with the scooter, both can be used either for the ignition lock or the fuel tank cover.
The keys are accompanied by a tag marked with the identification code to be quoted when ordering duplicates.
WARNING WE RECOMMEND KEEPING THE DU-
PLICATE KEY TOGETHER WITH ITS TAG IN A SAFE PLACE AND NOT ON THE SCOOTER.
19
Sleutels (01_19)
Bij het voertuig worden twee sleutels ge­leverd, die onverschillig gebruikt kunnen worden voor het ontstekingsslot en voor het deksel van de brandstoftank.
Bij de sleutels wordt een naamplaatje ge­leverd met het identificatienummer, dat moet meegedeeld worden bij de aan­vraag voor duplicaten.
WAARSCHUWING ER WORDT AANGERADEN OM HET
DUPLICAAT VAN DE SLEUTEL SA­MEN MET ZIJN NAAMPLAATJE NIET OP HET VOERTUIG TE BEWAREN.
Identification (01_20, 01_21)
Identificatie (01_20, 01_21)
01_20
01_21
The identification registration numbers consist of a prefix followed by a number, stamped on the chassis and on the en­gine. They must be quoted when request­ing spare parts. We recommend that you check that the prefix and chassis number stamped on the vehicle correspond with those in the vehicle documents.
NOTE ALTERING THE IDENTIFICATION
REGISTRATION NUMBERS MAY LEAD TO SERIOUS PENAL SANC­TIONS (IMPOUNDING OF THE SCOOT­ER, ETC.).
De registratienummers voor de identifi­catie bestaan uit een voorvoegsel dat ge­drukt is op het frame en op de motor, gevolgd door een nummer. Deze moeten steeds meegedeeld worden wanneer re­serveonderdelen moeten aangevraagd worden. Er wordt aangeraden om de overeenkomst te controleren van het voorvoegsel en het framenummer op het voertuig en diegene op de documenten van het voertuig zelf.
N.B. HET WIJZIGEN VAN DE REGISTRA-
TIENUMMERS VOOR DE IDENTIFICA­TIE KAN LEIDEN TOT ERNSTIGE STRAFRECHTELIJKE SANCTIES (IN­BESLAGNEMING VAN HET VOER­TUIG, ENZ.).
20
RX 50 - SX 50
Chap. 02
Use
Hst. 02
Gebruik
21
Checks
Controles
Before starting up the scooter, check:
1. that the fuel and oil tanks are full.
2. that the crankcase oil level is correct.
3. that the transmission is in neutral po-
sition.
4. that the tyres are correctly inflated.
5. that the headlight, rear light and turn
indicators are in correct working order.
6. that the front and rear brakes are in working order.
7. that the liquid level in the brake pump tanks are correct.
8. that the transmission chain is tightened and properly lubricated.
9. that the coolant level is correct.
SWITCH OFF THE ENGINE BEFORE REFUELLING WITH PETROL. PETROL IS HIGHLY INFLAMMABLE. DO NOT LET PETROL SPILL FROM THE TANK WHILE REFUELLING
Vooraleer het voertuig in werking wordt gesteld, moet het volgende gecontro­leerd worden:
1. of de tanks van de benzine en de olie gevuld zijn.
2. of het oliepeil in de carter zich aan het juiste peil bevindt.
3. of de versnellingsbak in vrij staat.
4. of de banden correct opgeblazen zijn.
5. de correcte werking van de lichten van
de koplamp, het achterlichtje en de rich­tingaanwijzers.
6. de werking van de voor- en achterrem­men
7. het vloeistofpeil in de tanks van de rempompen.
8. of de transmissieketting in spanning is en goed gesmeerd is.
9. het peil van de koelvloeistof.
VOORALEER MEN BENZINE TANKT, MOET DE MOTOR UITGESCHAKELD WORDEN. BENZINE IS UITERST ONT­VLAMBAAR. MORS GEEN BENZINE UIT DE TANK TIJDENS HET TANKEN.
22
Tyre pressure
2 Use / 2 Gebruik
Bandenspanning
A different pressure from the one indica­ted may cause problems when riding the vehicle. Therefore, we recommend checking and correcting tyre pressure frequently.
COLD INFLATION PRESSURE FOR FRONT TYRE
Sx front tyre pressure 1.7 kg/cm² - 170 kPa (rider only)
1.8 kg/cm² - 180 kPa (rider and passenger)
Rx front tyre pressure 1.0 kg/cm² - 100 kPa (rider only)
1.1 kg/cm² - 110 kPa (rider and passenger)
COLD INFLATION PRESSURE FOR REAR TYRE
Rx rear tyre pressure 1.2 k/cm² - 120 kPa (rider only)
1.4 Kg/cm² - 140 kPa (rider and passenger)
Sx rear tyre pressure 2.0 kg/cm² - 200 kPa (rider only)
Een andere spanning dan wordt aange­duid kan oorzaak zijn van defecten bij het rijden met het voertuig. Daarom wordt aangeraden om regelmatig de banden­spanning te controleren, en ze eventueel te corrigeren.
KOUDE BANDENSPANNING VAN DE VOORBAND
Spanning van het linker voorwiel 1,7 Kg/cm² - 170 kPa (enkel
Spanning van het rechter voorwiel 1,0 Kg/cm² - 100 kPa (enkel
bestuurder) 1,8 Kg/cm² - 180 kPa (bestuurder
met passagier)
bestuurder) 1,1 Kg/cm² - 110 kPa (bestuurder
met passagier)
KOUDE BANDENSPANNING VAN DE ACHTERBAND
Spanning van het rechter achterwiel
1,2 Kg/cm² - 120 kPa (enkel bestuurder)
1,4 Kg/cm² - 140 kPa (bestuurder met passagier)
23
2.2 kg/cm² - 220 kPa (rider and passenger)
Spanning van het linker achterwiel 2,0 Kg/cm² - 200 kPa (enkel
bestuurder) 2,2 Kg/cm² - 220 kPa (bestuurder
met passagier)
02_01
Running in (02_01)
DURING THE FIRST 1000 KM DO NOT RIDE THE VEHICLE OVER 80% OF ITS MAXIMUM SPEED. AVOID OPENING THE ACCELERATOR COMPLETELY AND KEEPING A CONSTANT SPEED FOR LONG STRETCHES. AFTER THE FIRST 1000 KM INCREASE SPEED GRADUALLY UNTIL REACHING MAX­IMUM PERFORMANCE.
NOTE
- THE DURABILITY AND THE EFFI­CIENCY OF YOUR SCOOTER DEPEND STRONGLY ON THE CARE RECEIVED DURING THE RUN-IN PERIOD. DUR­ING THIS PERIOD, THE MECHANISMS OF THE MOBILE PARTS ARE MUTU­ALLY HARDENED AND ADAPTED.
- A BETTER RUN-IN IS OBTAINED NOT BY RIDING SLOWLY BUT SOFT­LY AND CAREFULLY. DURING THIS PERIOD, IT IS ADVISABLE TO RIDE THE VEHICLE AT 3/4 OF MAXIMUM PERFORMANCE. IN THE EVENT THAT
Inrijden (02_01)
TIJDENS DE EERSTE 1000 KM MAG HET VOERTUIG NIET GEBRUIKT WORDEN VOOR MEER DAN 80% VAN DE MAX TOEGESTANE SNELHEID. VERMIJDT OM DE GASHENDEL VOL­LEDIG OPEN TE DRAAIEN, EN OM VOOR LANGE TIJD EEN CONSTANTE SNELHEID AAN TE HOUDEN. NA DE EERSTE 1000 KM MOET DE SNEL­HEID GELEIDELIJK AAN VERHOOGD WORDEN TOT DE MAXIMUM PRES­TATIES WORDEN BEREIKT
N.B.
- DE DUUR EN DE EFFICIËNTIE VAN HET VOERTUIG HANGEN ERG AF VAN DE ZORG DIE WORDT GEDRA­GEN TIJDENS HET INRIJDEN. TIJ­DENS DEZE PERIODE HARDEN DE BEWEGENDE DELEN VAN DE ME­CHANISMEN ZICH, EN PASSEN ZE ZICH AAN ELKAAR AAN.
- HET INRIJDEN GEBEURT NIET BE­TER DOOR TRAAG TE RIJDEN, MAAR
24
2 Use / 2 Gebruik
FULL ACCELERATION IS NECESSA­RY (OVERTAKING MANOEUVRES, STEEP SLOPES, ETC.) TRY TO LIMIT THE TIME TO A MINIMUM.
- GEARBOX OIL MUST BE CHANGED
ONCE THE FIRST 1,000 KM ARE COV­ERED. USE THE RECOMMENDED OIL TYPE AND SPECIFIED QUANTITY ON­LY. AFTER THE FIRST 1,000 KM, TAKE YOUR SCOOTER TO AN AU­THORISED APRILIA SERVICE CEN­TRE FOR A CHECK AND SET UP.
TO OBTAIN OPTIMUM ADJUSTMENT OF MOBILE PARTS, A LONG LIFE AND BETTER PERFORMANCE, IT IS NECESSARY NOT TO FORCE THE VE­HICLE DURING THE 500 KM. THE VE­HICLE MUST HAVE A SUITABLE RUN­IN PERIOD, DURING WHICH THE FOLLOWING PRECAUTIONS MUST BE CONSIDERED:
- AFTER STARTING THE ENGINE,
WARM IT UP PROGRESSIVELY, WITHOUT MAXIMUM ACCELERATION (WE RECOMMEND NOT TO EXCEED 3/4 OF THE THROTTLE GRIP OPEN­ING FOR 1ST GEAR) OR OVER­CHARGE.
- IN LONG STRETCHES, DO NOT USE
FULL SPEED CONSISTENTLY. TURN
DOOR ZACHT EN MET ZORG TE RIJ­DEN. TIJDENS DEZE PERIODE WORDT AANGERADEN OM TE RIJ­DEN AAN 3/4 VAN DE MAXIMALE PRESTATIES. WANNEER HET NODIG IS OM VOL GAS TE GEVEN (INHALEN, HELLINGEN, ENZ.), DOE DIT DAN NIET TE LANG.
- NA DE EERSTE 1.000 KM MOET DE OLIE VAN DE VERSNELLINGSBAK VERVANGEN WORDEN. GEBRUIK ENKEL AANBEVOLEN OLIE, EN IN DE AANGEDUIDE HOEVEELHEID. NA DE EERSTE 1.000 KM MOET EEN CON­TROLE VAN HET VOERTUIG EN DE AFSTELLING UITGEVOERD WOR­DEN, IN EEN ERKEND APRILIA SER­VICECENTRUM.
OM EEN OPTIMALE REGELING VAN DE BEWEGENDE DELEN, EEN LANGE LEVENSDUUR EN DE BESTE PRES­TATIES TE VERKRIJGEN, MAG HET VOERTUIG NIET GEFORCEERD WOR­DEN TIJDENS DE EERSTE 500 KM. HET VOERTUIG HEEFT EEN GE­SCHIKTE PERIODE VOOR HET INRIJ­DEN NODIG. TIJDENS DEZE PERIODE MOET HET VOLGENDE GERESPEC­TEERD WORDEN:
- NA DE START MOET DE MOTOR GE­LEIDELIJK AAN OPGEWARMD WOR­DEN, ZONDER GAS TE GEVEN AAN
25
THE THROTTLE GRIP SOME SEC­ONDS FROM TIME TO TIME.
- WHEN FACING STEEP SLOPES, DOWNSHIFT TO HAVE BETTER POW­ER.
- AFTER A LONG RUN DO NOT STOP THE ENGINE SUDDENLY, LEAVE IT RUNNING AT MINIMUM ACCELERA­TION FOR SOME SECONDS.
- CHECK THE NON-EXISTENCE OF OIL, FUEL OR BRAKE LIQUID LEAKS.
- IN CASE OF ANOMALOUS NOISE, TRY TO IDENTIFY ITS CAUSE IMME­DIATELY. IT IS ESSENTIAL TO MAKE THE CHECKS AND ADJUSTMENTS REQUIRED FOR THE FIRST 500 ÷ 1000 KM COVERED.
HET MAXIMUM TOERENTAL (ER WORDT AANGERADEN OM TIJDENS HET RIJDEN DE GASHENDEL VOOR MAXIMUM 3/4 TE OPENEN) EN ZON­DER HEM TE OVERBELASTEN.
- TIJDENS LANGE AFSTANDEN MAG NIET TE LANG VOL GAS GEGEVEN WORDEN, MAAR MOET DE GASHEN­DEL REGELMATIG VOOR ENKELE SECONDEN LOSGELATEN WORDEN.
- WANNEER STEILE HELLINGEN MOETEN OPGEREDEN WORDEN, SCHAKELT MEN EEN VERSNELLING TERUG ZODAT OVER EEN GOED VERMOGEN BESCHIKT WORDT.
- NA EEN LANGE RIT MAG DE MOTOR NIET ONMIDDELIJK STILGELEGD WORDEN, MAAR MOET HIJ AAN HET MINIMUM TOERENTAL DRAAIEN VOOR ENKELE SECONDEN.
- CONTROLEER OF ER GEEN OLIE-, BRANDSTOF- OF REMVLOEISTOF­LEKKEN ZIJN.
- PROBEER OM ONMIDDELLIJK DE OORZAAK VAN ELK ABNORMAAL LAWAAI TE VINDEN. HET IS ABSO­LUUT NOODZAKELIJK OM DE CON­TROLES EN REGELINGEN UIT TE VOEREN DIE WORDEN VOORZIEN VOOR DE EERSTE 500 ÷ 1000 KM.
26
Starting up the engine (02_02,
2 Use / 2 Gebruik
02_03, 02_04)
Starten des motors (02_02, 02_03, 02_04)
02_02
02_03
- Ensure the gear is in neutral position.
- Position the throttle at 1/3 of the stroke.
- Insert the key on and turn it to position
«1».
- Step on the start up pedal.
- Repeat procedures if necessary.
- If the engine is cold, use the carburettor
starter «D». Do not activate the starter when the engine is hot.
- Controleer of de versnellingsbak in zijn vrij staat.
- Plaats het gashandvat aan 1/ 3 van de slag.
- Plaats de sleutel in de schakelaar en draai hem in positie «1».
- Handel op het startpedaal.
- Herhaal de handelingen indien nodig.
- Bij koude motor moet de starter van de carburator «D» gebruikt worden. Activeer de starter niet wanneer de motor warm staat.
02_04
27
Precautions
Voorzorgsmaatregelen
- DO NOT KEEP MAXIMUM ACCELER­ATION FOR A LONG TIME. USE THE ENGINE UP TO A 3/4 OF MAXIMUM PERFORMANCE. PETROL WILL BE SAVED AND THE ENGINE LIFE WILL BE LONGER.
- WHEN BRAKING, STOP ACCELER­ATING.
- BRAKE MODERATELY, CONSIDER­ING THE TYPE OF ROAD. ON AS­PHALT-TREATED DRY ROADS, START BRAKING WITH THE FRONT BRAKE AND FINISH WITH BOTH. ON WET ROADS, OR WITH SAND OR SMALL STONES, NEVER USE THE FRONT BRAKE AND KEEP MORE DIS­TANCE TO STOP THE SCOOTER.
- WHEN STARTING OFF, ACCELER­ATE MODERATELY AND PROGRES­SIVELY, RELEASING THE CLUTCH GRADUALLY.
- AT CURVES, DO NOT TURN EXCES­SIVELY.
- HOU HET GAS NIET AAN HET MAXI­MUM VOOR LANGE TIJD. GEBRUIK DE MOTOR TOT 3/4 VAN DE MAXI­MUM PRESTATIES. ZO WORDT BEN­ZINE GESPAARD EN WORDT DE LE­VENSDUUR VAN DE MOTOR VER­LENGD
- GEEF GEEN GAS WANNEER WORDT GEREMD
- REM GEMATIGD, EN HOU REKE­NING MET HET TYPE VAN ONDER­GROND. OP ASFALT MOET EERST GEREMD WORDEN MET DE VOOR­REM, EN DAARNA MET BEIDE REM­MEN. OP EEN NATTE ONDERGROND, MET ZAND OF KIEZELSTEEN, MAG NOOIT DE VOORREM GEBRUIKT WORDEN EN MOET ER MEER AF­STAND GEHOUDEN WORDEN OM HET VOERTUIG TE KUNNEN STOP­PEN
- BIJ HET VERTREK MOET ER GEMA­TIGD EN GELEIDELIJK AAN GAS GE­GEVEN WORDEN, DOOR DE KOPPE­LING GELEIDELIJK AAN LOS TE LATEN.
- HEL NIET TE VEEL IN BOCHTEN.
28
2 Use / 2 Gebruik
02_05
Stopping the engine (02_05)
To stop the engine, engage gear «1» in neutral position and turn the key switch anticlockwise.
Het stilleggen van de motor (02_05)
Om de motor stil te leggen moet de ver­snellingsbak «1» in vrij geplaatst worden, en de sleutelschakelaar in tegenwijzers­zin gedraaid worden.
Stand
To position the scooter on the stand, pro­ceed as follows:
get off the scooter on the left side
holding it firmly from the handle­bar and the saddle, fully flip out the stand with your right foot
tilt the scooter and rest the stand on the ground
turn the handlebar fully to the left
make sure the scooter is stable
29
Standaard
Om het voertuig op de standaard te plaat­sen, moet het volgende uitgevoerd wor­den:
stap van het voertuig langs de linker kant
hou het voertuig stevig vast aan het stuur en het zadel, handel op de standaard met de rechter voet, en klap hem volledig uit
hel het voertuig tot de standaard de grond raakt
plaats het stuur volledig naar links
controleer de stabiliteit van het voertuig
Loading...
+ 66 hidden pages