Olympus C-50 ZOOM User Manual [nl]

DIGITALE CAMERA
C-50 ZOOM

HANDLEIDING

n Wij zijn u erkentelijk voor de aanschaf van deze digitale Olympus-
camera. Lees voordat u uw nieuwe camera gaat gebruiken deze handleiding aandachtig door om u van optimale prestaties en van een lange levensduur van de camera te verzekeren. Bewaar deze handleiding op een zodanige plaats dat u hem ook later nog eens kunt raadplegen.
n Bent u van plan voor u belangrijke foto’s te gaan maken, dan doet
u er goed aan eerst een aantal proefopnamen te maken, teneinde u met de werking van uw camera vertrouwd te maken.
n De inhoud van de in deze handeling getoonde afbeeldingen kan
afwijken van het eigenlijke product.
For customers in North and South America
Voor klanten in Noord en Zuid-Amerika
Voor klanten in de Ver. Staten van Noord-Amerika Overeenstemmingsverklaring Typenummer : C-50 ZOOM Handelsnaam : OLYMPUS Verantwoordelijke partij: Olympus America Inc. Addres : 2 Corporate Center Drive, Melville, New York
Telefoon : 1-631-844-5000
Getest en gebleken te voldoen aan de FCC-normen VOOR HUIS OF KANTOORGEBRUIK
Dit apparaat voldoet aan Part 15 van de FCC Rules. Het apparaat werd getest op de volgende aspecten: (1) Het apparaat mag geen schadelijke stoorsignalen afgeven. (2) Het apparaat moet ongevoelig zijn voor eventuele ontvangen
stoorsignalen, met inbegrip van stoorsignalen die aanleiding kunnen geven tot ongewenste werking.
Voor klanten in Canada
Dit digitale apparaat volgens Class B voldoet aan alle eisen zoals die zijn vastgelegd in de Canadian Interference Causing Equipment Regulations.
11747-3157 U.S.A.
Voor klanten in Europa
Handelsmerken
• Microsoft en Windows zijn wettig gedeponeerde handelsmerken van
• Macintosh is een handelsmerk van Apple Computer Inc.
• Alle andere genoemde bedrijfs- en productnamen zijn wettig gedeponeerde
• De in deze handleiding genoemde normen voor camera bestandssystemen
Het waarmerk "CE" garandeert dat dit product voldoet aan de richtlijnen van de Europese Unie voor wat betreft veiligheid, gezondheid, milieubehoud en persoonlijke veiligheid van de gebruiker. Camera’s voorzien van het waarmerk “CE” zijn bedoeld voor verkoop in Europa.
Microsoft Corporation.
handelsmerken en/of handelsmerken van de betreffende rechthebbenden.
zijn de door de Japan Electronics and Information Technology Industries Association (JEITA) opgestelde “Design Rule for Camera File System / DCF”-normen.
2
Inhoudsopgave ................................................................P. 4
De verschillende onderdelen ............................................P. 8
Indicaties in de monitor ..................................................P. 10
Hoe u deze handleiding gebruikt ....................................P. 14
Hoofdstuk 1
Voordat u gaat fotograferen P. 15
Hoofdstuk 2
Gebruik van de menu's P. 24
Hoofdstuk 3
Fotograferen P. 31
Hoofdstuk 4
Geavanceerde fototechnieken P. 54
Hoofdstuk 5
Beeldkwaliteit en belichting instellen P. 70
Hoofdstuk 6
Weergeven P. 79
Hoofdstuk 7
Handige functies P. 93
Hoofdstuk 8
Printen instellen P. 104
Hoofdstuk 9
Diverse P. 108
3

Inhoudsopgave

De verschillende onderdelen ........................................8
Indicaties in de monitor ..............................................10
Geheugenindicator ..................................................................13
Batterijcontrole ........................................................................13
Hoe u deze handleiding gebruikt ................................14
Voordat u gaat fotograferen 15
Bevestigen van de camerariem ..............................15
Iets over de batterij en het kaartje ........................16
Iets over de batterij ............................................................16
Principe van het kaartje .................................................... 16
Batterij en kaartje in de camera zetten en eruit halen ........17
Gebruik van de optionele lichtnetadapter ............................19
Hoofdstuk 1
Camera in en uitschakelen ....................................20
Controleren van het kaartje ................................................ 21
Datum en tijd instellen ..........................................22
Gebruik van de menu's 24
Wat zijn menu's? ..................................................24
Een voorbeeld hoe u de menu's gebruikt ..............25
Snelmenu's (tijdens fotograferen/weergeven) ........27
MODE MENU (tijdens fotograferen) ........................28
Hoofdstuk 2
MODE MENU (tijdens weergeven) ..........................30
Fotograferen 31
Fotofuncties ..........................................................31
Vasthouden van de camera ..................................34
Indrukken van de ontspanknop ............................35
Scherpstellen ........................................................35
Autofocus ..........................................................................35
Als scherpstellen met het autofocus niet lukt
Hoofdstuk 3
(Onderwerpen waarop de camera zich moeilijk kan
scherpstellen) ........................................................................36
4
Contents
2 IN 1
Scherpstelgeheugen (Scherpstellen op onderwerpen
die niet in het beeldmidden staan) ........................................37
Stilstaande beelden fotograferen ..........................38
Fotograferen met de zoeker ................................................38
Fotograferen met de monitor ..............................................39
Een vergelijking tussen zoeker en monitor ............................40
Diafragma instellen (Fotograferen met diafragmavoorkeuze) 41
Sluitertijd instellen (Fotograferen met sluitertijdvoorkeuze)......42
Diafragma en sluitertijd instellen (Handinstelling) ..................43
Video-opnamen ....................................................44
Hoofdstuk 3
Zoomen (tijdens tele/groothoekopnamen) ............46
Digitaal zoomen ................................................................46
Flitsfotografie ......................................................48
Gebruik van de flitser ........................................................50
Lichtopbrengst van de flitser instellen ..............................53
Geavanceerde fototechnieken 54
Spotmeting (Selecteren van het lichtmeetvlak) ..54 Macro-opnamen
(Close-ups fotograferen) ..................................55
Fotograferen met de zelfontspanner ................56
Fotograferen met de afstandbediening ..............57
Repeterende opnamen ..........................................59
Repeterende opnamen en repeterende
opnamen met autofocus ......................................59
Hoofdstuk 4
Automatische proefbelichting (Repeterende opnamen met een
afwijkende belichting voor elk beeld)
Voorkeursfunctie My Mode instellen ......................63
Panoramaopnamen ..............................................66
Twee-in-een beelden fotograferen ................68
BKT ........................60
5
Contents
Beeldkwaliteit en belichting instellen 70
Beeldkwaliteit ......................................................70
Beeldkwaliteit voor stilstaande beelden instellen ....................72
Beeldkwaliteit voor video-opnamen instellen ........................72
ISO-equivalente gevoeligheid ..............................74
Belichtingscorrectie ................................................76
Witbalans..............................................................77
Hoofdstuk 5
Beeldscherpte ........................................................78
Beeldcontrast ........................................................78
Weergeven 79
Stilstaande beelden weergeven ............................79
Enkelbeeldweergave ..........................................................79
Snelweergave QUICK VIEW................................................79
Diashow ......................................................................80
Gezoomd weergeven ....................................................81
Indexweergave ............................................................82
Beelden draaien ............................................................83
Videobeelden weergeven (MOVIE PLAY) ..............84
INDEX ..............................................................................86
Beelden beveiligen ..........................................87
Hoofdstuk 6
Beelden wissen ..............................................88
Eén enkel beeld wissen ......................................................88
Alle beelden wissen ..........................................................89
Stilstaande beelden bewerken ..............................90
Beelden omzetten in zwart-wit of in sepia ............................90
Resolutie wijzigen ........................................................91
Weergeven op een TV-ontvanger ..........................92
6
Contents
Handige functies 93
Alles herstellen (Opslaan van de camera
instellingen) ......................................................93
Snelmenu ..............................................................94
Informatieweergave INFO ....................................97
Formatteren van kaartjes ................................98
Helderheid van de monitor instellen ..................99
Pieptoontje uitschakelen ..................................99
Controlebeeld weergeven – REC VIEW ..................100
Hoofdstuk 7
Wachttijd sluimerfunctie – SLEEP ..........................101
Instellen van het
video-uitgangssignaal – VIDEO OUT ..................101
Bestandsnaam toekennen – FILE NAME ................102
Beeldbewerkingfuncties
controleren – PIXEL MAPPING ............................103
Printen instellen 104
Print mogelijkheden ............................................104
Print reservering opslaan ....................................106
Hoofdstuk 8
Diverse 108
Storingen opheffen ..............................................108
Onderhoud van de camera ..................................115
Foutcodes ............................................................116
Menuoverzichten ................................................118
Menu-instellingen en standaardinstellingen
af fabriek ..........................................................121
Camerafuncties en fotofuncties ............................122
Hoofdstuk 9
Technische gegevens............................................125
Verklarende woordenlijst ....................................127
Index ..................................................................130
7

De verschillende onderdelen

Zoomknop (W/T)/( / ) (zie blz.46, 81, 82)
Ontspanknop (zie blz. 35) Indicatie-LED Zelfontspanner / Afstandbediening (zie blz. 56, 57)
Bevestigings­punt camerariem (zie blz. 15)
Flitser (zie blz. 48)
Ontvanger afstandbe­diening (zie blz. 57)
Lenskap
Video-uitgangsconnector VIDEO OUT (zie blz. 92)
USB connector
Deksel connectorcompartiment
Deksel batterij/kaartcompar­timent (zie blz. 17)
8
Lens
Gelijkspanningsconnector DC-IN* (zie blz. 19)
* Voordat u de lichtnetadapter kunt
aansluiten, moet u het dopje verwijderen.
Statiefaansluiting
De verschillende onderdelen
Flitserfunctieknop ( ) (zie blz. 50)
Wisknop ( ) (P. 88)
Groene LED (zie blz. 35)
Oranje LED (zie blz. 35, 50)
Zoeker (zie blz. 35)
AF-teken (zie blz. 35)
Monitor
Monitorknop (Quick View/ ) (zie blz. 79)
Indicatie-LED Dataverkeer (zie blz. 35)
Macro/Spotmeetknop ( )
(zie blz. 54, 55)
Knop Beveiligen ( ) (zie blz. 87)
Functieknop (P. 31)
OK/MENU-knop ( )
Pendelknop (
ÑñÉí)
9

Indicaties in de monitor

12 3 4
5
6 7
8
$
9
0 !
@ #
%
^ &
ISO 80
’02.09.12 12:30
20
t
q w e
HQ
SIZE: 320x240
’02.09.12 12:30
7 r
@
y
HQ
’02.09.12 12:30
20
9*()
7
q w
e
HQ
SIZE: 2560x1920
F2.8 1/800 +2.0
ISO80 ’02.09.12 12:30 FILE: 100–0020
4
r 2 3
@ #
y
Tijdens fotograferen
Informatieweergave INFO op OFF
Tijdens weergeven van stilstaande beelden
Informatieweergave INFO op OFF
Tijdens weergeven van video-opnamen
Informatieweergave INFO op OFF Informatieweergave INFO op ON
10
Informatieweergave INFO op ON
Informatieweergave INFO op ON
Indicaties in de monitor
,,,
,
Functie Indicaties Blz.
1 Fotofuncties , P, A, S, M, P. 31
, , , , , ,
2 Diafragma F2.8 – F8.0 P. 41, 43 3 Sluitertijd 8 – 1/1000 P. 42, 43 4 Belichtingscorrectie –2.0 – +2.0 P. 76
Belichtingsafwijking –3.0 – +3.0 P. 43
5 AF-teken 6 Aantal beelden dat nog 24 P. 39
kan worden opgeslagen Nog beschikbare opnametijd 24" P. 44
7 Beeldkwaliteit TIFF, SHQ, HQ, SQ1, SQ2 P. 70 8 Geheugenindicator P. 13
9 Indicator batterijlading P. 13 0 Zelfontspanner P. 56
Afstandbediening P. 57
! Sluiterfunctie , , BKT P. 59 @ Witbalans , , , P. 77 # ISO ISO80, ISO160, ISO320 P. 74 $ Groene LED O– % Flitser paraatindicator P. 50, 52 ^ Flitserfunctie , , ,
SLOW
, P. 50
SLOW
& Spotmeting / , , P. 54, 55
Macro-opname
11
Indicaties in de monitor
Opmerking
Functie Indicaties Blz.
* Print reservering P. 106 ( Aantal kopieën x2 – x10 P. 106 ) Beveiligd beeld P. 87 q Datum ’02. 12. 24, ’ 03. 01. 12 P. 22 w Tijd 07:15, 12:30, 17:45 P. 22 e Beeldnummer 20 r Resolutie 2560 x 1920, 1600 x 1200 P. 71 t Video P. 84 y Bestandsnummer / FILE:100 – 0020
Totale opnametijd 0"/15" (tijdens video-opnamen)
0" / 15"
Weergavetijd
Welke informatie in de monitor wordt weergegeven is afhankelijk van de
instellingen van de camera.
Hoeveel informatie in de monitor wordt aangegeven, kunt u zelf instellen
(zie blz. 97).
Totale opnametijd
12
Indicaties in de monitor
Geheugenindicator
Als u een foto maakt, licht de geheugenindicator op. Dit geeft aan dat de camera het zojuist gefotografeerde beeld opslaat op het kaartje (xD-Picture Card). Afhankelijk van de ingestelde fotofunctie verandert de indicatie van de geheugenindicator als hieronder afgebeeld. Lichten alle segmenten van de geheugenindicator op, dan moet u wachten tot ze doven voordat u de volgende opname kunt maken.
Tijdens fotograferen van stilstaande beelden
Als u doorgaat met fotograferen
Fotograferen
Vóór de opname
(De indicator is gedoofd)
Wachten
Tijdens de opname (Indicator brandt)
Tijdens video-opnamen
Als u doorgaat met fotograferen
Fotograferen
Wachten
Vóór de opname
(De indicator is gedoofd)
Tijdens de opname (Indicator brandt)
Tot alle segmenten gedoofd zijn, is fotograferen niet
mogelijk.
Op het moment dat alle segmenten oplichten, stopt de
camera automatisch met fotograferen van videobeelden.
Batterijcontrole
Wordt de camera ingeschakeld of wordt de camera gebruikt, terwijl de nog beschikbare batterijlading gering is, dan verandert de indicatie van de batterijlading in de monitor als volgt.
No indication
Brandt (groen)
Camera
gebruiksklaar
Brandt (rood)
Beschikbare lading: Gering. Laad de batterij zo spoedig mogelijk op, speciaal bij langdurig gebruik.
(De groene en de oranje
LED, naast de zoeker,
knipperen.)
Beschikbare lading: Batterij uitgeput. Vervang de batterij door een opgeladen exemplaar
13
Chapter 3
Taking still pictures
1
In the top menu, select MODE MENU T CAMERA T P/A/S/M TS. Press . Press
again to cancel the menu.
2
Set the shutter speed.
To set a faster shutter speed, press Ñ.
To set a slower shutter speed, press
ñ
.
Available  modes
Shutter speed setting (Shutter priority shooting)
button
Ññ
buttons

Hoe u deze handleiding gebruikt

Chapter 7
Information display
Lets you select the amount of shooting information displayed in the shooting or playback mode. Shooting information is displayed for approximately 3 seconds, then the monitor returns to the regular display. For details on each piece of information displayed, see page 10.
Av
ailable
modes
:
In the top menu, select MODE MENU T SETUP TINFO T ON or OFF. Press . Press again to cancel the menu.
:
P
ress to display the top menu. Press
É
to tu
rn INFO on.
To turn INFO off in the playback mode, press again to bring up the top menu and press
É
.
INFO
Stel de camera in op een van de beschikbare functies.
Werk de menu's af in de volgorde van de pijlen (zie blz. 25).
Is een knop gearceerd afgebeeld, dan drukt u die in als onderdeel van de bewerkingstap.
De in de aanwijzingen aangegeven knoppen Ñ, ñ, É en í komen overeen met de knoppen van de pendelknop.
14

Bevestigen van de camerariem

Opmerking
Steek de kleine lus van de
1
camerariem door het bevestigingspunt voor de camerariem.
Steek het lange uiteinde van de
2
camerariem door de kleine lus die u al door het bevestigingspunt gestoken heeft.
Trek de riem strak en overtuig
3
u ervan dat u de riem stevig bevestigd heeft en niet los kan raken.
Let op als u de camera aan de riem met u meedraagt. De riem kan
makkelijk achter andere voorwerpen blijven haken en zo ernstige schade veroorzaken.
Bevestig de camerariem op de juiste wijze zodat die niet los kan raken.
Olympus stelt zich niet aansprakelijk voor schade die ontstaat als de riem niet goed aan de camera wordt bevestigd en de camera valt.
Bevestigingspunt camerariem

Hoofdstuk 1

Voordat u gaat fotograferen
15

Iets over de batterij en het kaartje

64
MB
Opmerking
Iets over de batterij
Deze camera werkt met een OLYMPUS lithium-ionbatterij (LI-10B). Deze batterij werd speciaal voor deze camera ontwikkeld en met andere batterijen werkt de camera niet. Op het moment
Hoofdstuk 1
van aanschaf is de batterij niet volledig opgeladen. Als u de batterij voor het eerst gaat gebruiken, moet u hem eerst volledig opladen met het voorgeschreven laadapparaat (LI-10C). Gebruik geen andere laadapparaten. Voor details leest u de bij het laadapparaat geleverde handleiding.
Apparaatstekker
Principe van het kaartje
In deze camera worden de gefotografeerde beelden opgeslagen op een xD­Picture Card. Overal waar in deze handleiding sprake is van een “kaartje” wordt een xD-Picture Card bedoeld. De gefotografeerde en op het kaartje opgeslagen beelden kunt u makkelijk wissen, er overheen opslaan en/of op een computer bewerken.
Lithium-ionbatterij
Laadapparaat
Netsnoer
Stopcontact
Indexvlak
Hier noteert u de inhoud van het kaartje.
Geschikte kaartjes: xD-Picture Card – 16 MB tot en met 128 MB
Het is mogelijk dat de camera een kaartje van een ander merk dan Olympus
of een kaartje dat werd geformatteerd in een ander apparaat (bijvoorbeeld een computer, enzovoort) niet herkent. Vergeet vooral niet het kaartje in deze camera te formatteren voordat u het gaat gebruiken (zie blz. 98).
16
Elektrische contacten
Voor de elektrische verbinding met de camera. Raak de contacten niet aan.
Iets over de batterij en het kaartje
Batterij en kaartje in de camera zetten en eruit halen
Overtuig u ervan dat de camera uitgeschakeld is, dat wil zeggen dat
1
…de lenskap gesloten is,
…de monitor gedoofd is, en
…de groene LED gedoofd is.
Lenskap
Monitor
Schuif het deksel van het
2
batterijcompartiment / kaartcompartiment in de richting van pijl in de richting van pijl
A en klap het open B.
Groene LED
A
m Batterij in de camera zetten
3
Steek de batterij met plus- en mincontacten in de juiste stand in het batterijcompartiment.
Zorg ervoor dat de batterij door de
batterijvergrendeling goed op zijn plaats wordt gehouden. Is dat niet het geval, dan bestaat de kans dat de batterij uit de camera springt als u het deksel van het batterij/kaartcompartiment opent.
m Batterij uit de camera halen Schuif de batterijvergrendeling in de richting van de pijl. Als de batterij naar buiten veert, pakt u de batterij vast en trekt hem uit de camera.
Batterijvergrendeling
Hoofdstuk 1
B
17
Iets over de batterij en het kaartje
Opmerking
m Kaartje in de camera zetten Houd het kaartje in de juiste stand vast en steek het als afgebeeld in het batterij/kaartcompartiment.
Houd het kaartje vooral recht als u het in de
camera steekt.
Steekt u het kaartje verkeerd of scheef in de
Hoofdstuk 1
camera, dan kan dat de contacten beschadigen of kan het kaartje beklemd raken.
Drukt u het kaartje niet helemaal naar
binnen, dan is het mogelijk dat geen beelden op het kaartje worden opgeslagen.
m Kaartje uit de camera halen Maak het kaartje vrij door dat met de vingers rustig tot de aanslag naar binnen te drukken. Houd het kaartje tegen zodat het niet met kracht uit de kaartsleuf schiet. Pak het kaartje vast en trek het recht uit de camera.
Sluit het deksel van het batterij/
4
kaartcompartiment door het in de richting
C, te drukken en vervolgens in de
van pijl richting van pijl
Haalt u de batterij binnen 3 (drie) seconden na het uitschakelen van de
camera uit de camera, dan bestaat de kans dat de in de functie opgeslagen instellingen verloren gaan.
Haalt u de batterij ongeveer 1 (één) uur uit de camera, dan bestaat de kans
dat van sommige instellingen de standaard instellingen af fabriek worden hersteld, ook al is de functie ALL RESET op ON gezet.
Open nooit het deksel van het batterij/kaartcompartiment en koppel ook niet
de optionele lichtnetadapter af als de camera in gebruik is of met een computer communiceert.
eslagen beeldmateriaal verloren gaan.
opg
Beelden die verloren zijn gegaan, kunt u niet meer herstellen.
Drukt u het kaartje helemaal naar binnen en laat u het dan abrupt los, dan
is het mogelijk dat het kaartje met kracht uit de sleuf schiet.
D dicht te schuiven.
Doet u dat toc
h, dan kan alle op het kaartje
D
18
C
Iets over de batterij en het kaartje
Opmerking
Gebruik van de optionele lichtnetadapter
Behalve de meegeleverde batterij kunt u ook een optionele Olympus CAMEDIA lichtnetadapter van het type D-7AC gebruiken. Een lichtnetadapter is vooral praktisch bij tijdrovende taken zoals het overbrengen van beelden naar een computer. Wel moet de lichtnetadapter geschikt zijn voor de bij u ter plaatse gebruikte netspanning. Voor details raadpleegt u uw Olympus dealer of een Olympus Service Center.
Stopcontact
Gelijkspanningsplug
Hoofdstuk 1
Netstekker
Voordat u de lichtnetadapter gaat gebruiken, moet u de batterij uit de camera
halen.
Let op dat u bij het aansluiten van de lichtnetadapter op de
gelijkspanningsconnector DC-IN van de camera, eerst het dopje van de connector moet halen.
Raakt de batterij uitgeput terwijl de camera aangesloten is op een computer, dan
is het mogelijk dat het beeldmateriaal verloren gaat of beschadigd raakt. U doet er dan ook goed aan om bij het overbrengen van beeldmateriaal naar een computer de optionele lichtnetadapter te gebruiken. Sluit de lichtnetadapter niet aan en koppel die ook niet af terwijl dataverkeer met de computer plaats vindt.
In onderstaande gevallen wordt voortdurend energie verbruikt, waardoor het
aantal nog beschikbare opnamen afneemt.
• Bij gebruik van de monitor.
• Door herhaaldelijk automatisch scherptestellen door de ontspanknop half in te drukken.
• Door herhaaldelijk in en uit te zoomen.
• Als dataverkeer tussen computer en camera plaats vindt.
Haal nooit de batterij uit de camera en zet ze er ook niet in en sluit nooit de
lichtnetadapter aan en koppel die niet af terwijl de camera ingeschakeld is. Doet u dat toch, dan kan dat de inwendige instellingen en functies van de camera verstoren.
Lees voordat u de lichtnetadapter gaat gebruiken, de meegeleverde
"Veiligheidsinstructies" ervan aandachtig door.
Lichtnetadapter
Gelijkspanningsconnector DC-IN
19

Camera in en uitschakelen

Opmerking
In de stand Fotograferen
Inschakelen: Open de lenskap. De camera wordt ingeschakeld in de stand
Uitschakelen: Schakel de camera uit door de lenskap gedeeltelijk te sluiten
Hoofdstuk 1
Inschakelen van de camera
Schuif de lenskap open.
In de stand Weergeven
Inschakelen: Druk met de lenskap gesloten op de monitorknop De
Uitschakelen: Druk op de monitorknop . De camera wordt uitgeschakeld
Inschakelen van de camera
fotograferen.
(ongeveer halverwege de lenstubus). Wacht tot de lens zich helemaal heeft teruggetrokken en sluit dan de lenskap helemaal. Nu schakelt de camera uit.
camera wordt ingeschakeld in de stand weergeven (ook de monitor wordt ingeschakeld).
(ook de monitor wordt uitgeschakeld).
Druk op de monitorknop .
Uitschakelen van de camera
Schuif de lenskap dicht.
Uitschakelen van de camera
Druk op de monitorknop .
Laat u de camera ingeschakeld liggen en voert u verder geen handelingen
uit, dan neemt de camera automatisch de sluimerstand aan, om de batterij te sparen. Om de camera weer te activeren, is indrukken van een van de knoppen voldoende. De tijd die moet verstrijken voordat de camera de sluimerstand aanneemt, kunt u zelf instellen (zie blz. 101).
Druk de lenskap, bij het sluiten ervan, vooral niet met kracht tegen de
lenstubus omdat dat de lens kan beschadigen of de juiste werking van de camera kan verstoren.
20
Camera in en uitschakelen
FORMATFORMAT
YES
NONO
CAUTION ERASING ALL
Controleren van het kaartje
Bij het inschakelen van de camera wordt automatisch het kaartje gecontroleerd.
Indicatie in de monitor Correctie
U heeft geen kaartje of het kaartje verkeerd in de camera gezet.
T Steek een kaartje in de camera. Heeft u al
een kaartje in de camera gestoken, dan haalt u dat eruit en steekt het opnieuw in de camera.
Er heeft zich een probleem met het kaartje voorgedaan.
T Formatteer het kaartje. Is het probleem
daarmee niet verholpen, dan moet u een ander kaartje gebruiken.
Het camerasysteem heeft het kaartje niet herkend.
T Formatteer het kaartje.
Door te formatteren, wist u alle op het
kaartje opgeslagen beelden.
1 Selecteer FORMAT, door op ñ te
drukken en druk dan op de OK/MENU­knop .
Nu wordt het instelmenu FORMAT
geopend.
2 Start het formatteren door YES te
selecteren door op OK/MENU-knop te drukken.
Als het formatteren met succes voltooid
is, is de camera klaar om ermee te fotograferen.
Hoofdstuk 1
Ñ en dan op de
21
CARD SETUP

Datum en tijd instellen

SELECTSELECT
SETSET
GOGO
Beschikbare functies
Voordat u de camera gaat gebruiken, moet u datum en tijd instellen. Omdat datum en tijd samen met de beelden worden opgeslagen, is het van belang dat u ze goed instelt.
Voorbeelden van met de functie beschikbare instellingen.
Hoofdstuk 1
Zet de functieknop in de stand , en
1
open de lenskap.
De camera wordt ingeschakeld en de lens
schuift naar voren.
Schuift de lens niet naar voren, dan heeft
u de lenskap waarschijnlijk niet helemaal open geschoven.
Druk op de OK/MENU-knop .
2
De monitor wordt automatisch ingeschakeld
met daarin het hoofdmenu.
Selecteer de functie (Datum en tijd)
3
4
22
ñ van de pendelknop te drukken.
door op
Nadat u in het instelmenu de functie heeft geselecteerd, selecteert u de gewenste datumnotatie door op drukken:
Selecteer een van de onderstaande
datumnotaties D–M–Y (Dag / Maand / Jaar) M–D–Y (Maand / Dag / Jaar) Y–M–D (Jaar / Maand / Dag).
De nu volgende stappen laten zien hoe
datum en tijd worden ingesteld voor de datumnotatie Y-M-D (Jaar / Maand / Dag).
Ñ of ñ te
Pendelknop
Functieknop
knop
Instelmenu
Kies de cijfergroep van het jaartal door op
SELECTSELECT
SETSET
GOGO
SELECTSELECT
SETSET
GOGO
Opmerking
5
í te drukken.
Stel het jaartal in door op Ññ te drukken
6
en kies daarna de cijfergroep voor de maand met
Herhaal deze procedure tot u datum en tijd
volledig heeft ingesteld.
Wilt u naar de voorgaande cijfergroep
terugkeren, dan drukt u op
De camera kan de tijd uitsluitend aangeven
in "aantallen uren", de zogenaamde militaire tijdaanduiding. Daarbij wordt 2 p.m. aangegeven als 14:00 uur, namelijk 12:00 uur + 2:00 uur = 14:00 uur.
De eerste twee cijfers van het jaartal zijn
vast ingesteld.
Druk op de -knop.
7
Wilt u de klok nauwkeurig gelijkzetten, dan
drukt u op de OK/MENU-knop op het moment dat de klok 00 seconden aanwijst. De klok in de camera begint te lopen op het moment dat u de OK-knop indrukt.
Om de camera uit te schakelen, schuift
8
u de lenskap dicht.
í.
É.
Datum en tijd instellen
Hoofdstuk 1
De huidige instellingen blijven gehandhaafd, ook als u de camera
uitschakelt, tenzij u dat anders instelt.
Laat u de camera ongeveer 1 (één) uur zonder batterij liggen, dan worden
voor datum en tijd weer de instellingen af fabriek hersteld. Als dat gebeurt, moet u datum en tijd opnieuw instellen.
23

Wat zijn menu's?

WB
MODE MENU
PICTURE
CAM
SET
CARD
WBWB
CONTRASTCONTRAST
SHARPNESSSHARPNESS
HQ
SQ1SQ1 SQ2SQ2
TIFFTIFF SHQSHQ
PICSET
CARD
ISOISO
P/A/S/MP/A/S/M
PP
CAMERA
DRIVEDRIVE
OFFOFF
AUTOAUTO
Schakelt u de camera in en drukt u dan op de OK/MENU-knop , dan verschijnt in de monitor het zogenaamde "hoofdmenu". Veel functies van deze camera worden geopend vanuit menu's. Dit hoofdstuk beschrijft het gebruik van menu's aan de hand van de menu's zoals die verschijnen als u de camera in de stand zet. De samenstelling van het hoofdmenu is afhankelijk van de

Hoofdstuk 2

camerafunctie.
Hoofdmenu
Met de pendelknop opent u snelmenu's
of het functiemenu MODE MENU.
Gebruik van de menu's
Snelmenu's
Hiermee opent u rechtstreeks de
instelmenu's.
De in de snelmenu's geregistreerde
functies kunt u vervangen door andere (zie blz. 94)…
24
Functiemenu
Vanuit het functiemenu opent
u instelmenu's voor functies zoals de witbalans, enzovoort.
De instellingen zijn verdeeld
over 4 (vier) tabbladen.
Door op Ññ te drukken
selecteert u een tabblad – CAMERA, PICTURE, CARD of SETUP – en geeft u de daarin geregistreerde functies weer.
Tab

Een voorbeeld hoe u de menu's gebruikt

WB
MODE MENU
PICTURE
CAM
SET
CARD
AUTOAUTO
HQHQ
NORMALNORMAL
NORMALNORMAL
WBWB
CONTRASTCONTRAST
SHARPNESSSHARPNESS
PICSET
CARD
ISOISO
P/A/S/MP/A/S/M
PP
CAMERA
DRIVEDRIVE
OFFOFF
AUTOAUTO
CAM
SET
PIC
CARD SETUPCARD SETUP
CARD
SETUP
CAM
CARD
PIC
OFFOFF
ONON
REC VIEWREC VIEW
ALL RESETALL RESET
INFOINFO
ONON
ONON
MY MODE SETUPMY MODE SETUP
Open het hoofdmenu door op
1
de OK/MENU-knop te drukken en druk dan op
í.
Hoofdmenu
CAM: tabblad CAMERA
Functies voor het fotograferen: selecteren van de sluiterfuncties, digitaal zoomen, enzovoort.
PIC: tabblad PICTURE
Functies voor het aanpassen van beelden: selecteren van de beeldkwaliteit, aanpassen van de witbalans, enzovoort.
CARD: tabblad CARD
Functies met betrekking tot het kaartje, bijvoorbeeld formatteren.
Selecteer de gewenste tabblad
2
Tabblad CAMERA
Tabblad PICTURE (Beeld)
Tabblad CARD (Kaartje)
Tabblad SETUP (Instellen)
Ñ of ñ te drukken en
door op druk dan op
˙
¥
˙
¥
˙
¥
í.
Om naar het tabblad selectiemenu terug te keren,
É.
drukt u op
Hoofdstuk 2
SET: tabblad SETUP
Functies voor het wijzigen van de camera instellingen: datum en tijd, snelmenu instellingen, enzovoort.
25
Een voorbeeld hoe u de menu's gebruikt
SETUP
CAM
CARD
PIC
ONON
ALL RESET
OFFOFF
REC VIEWREC VIEW
INFOINFO
ONON
ONON
MY MODE SETUPMY MODE SETUP
SETUP
CAM
CARD
PIC
ONON
ONON
ALL RESETALL RESET
OFFOFF
REC VIEWREC VIEW
INFOINFO
ONON
MY MODE SETUPMY MODE SETUP
SETUP
CAM
CARD
PIC
OFFOFF
ON
REC VIEWREC VIEW
ALL RESETALL RESET
INFOINFO
MY MODE SETUPMY MODE SETUP
SETUP
CAM
CARD
PIC
OFF
ONON
REC VIEWREC VIEW
ALL RESETALL RESET
INFOINFO
MY MODE SETUPMY MODE SETUP
Opmerking
Selecteer de gewenste functie
3
Ñ of ñ te drukken en
door op druk dan op
í.
Selecteer de gewenste
4
instelling door op drukken en sla de instelling op door op de OK/MENU-knop te drukken.
Sluit het menu door opnieuw op
Hoofdstuk 2
de OK/MENU-knop te drukken.
˙
¥
Rond de geselecteerde functie verschijnt een groen kader.
Afhankelijk van de status van de camera en de gemaakte instellingen is het
mogelijk dat niet alle functies beschikbaar zijn. Niet beschikbare functies kunt u niet selecteren.
Drukt u met een instelmenu in de monitor op de ontspanknop om een
opname te maken, dan gebeurt dat met de op dat moment geselecteerde instellingen.
Wilt u dat de instellingen gehandhaafd blijven als u de camera uitschakelt,
dan zet u de functie ALL RESET op OFF (zie blz. 93).
26
Om naar het selecteren van een functie terug te keren, drukt u
É en dan op
op de OK/MENU­knop .
¥
Ñ of ñ te
˙
Snelmenu's (tijdens
CARD SETUP
DIGITAL ZOOM
MODE MENU
WB
MODE MENU
WB
MODE MENU
DIGITAL ZOOM
MODE MENU
INFO
MODE MENU
MOVIE PLAY
INFO
fotograferen/weergeven)
Stand Fotograferen
Playback mode
hoofdmenu
hoofdmenu
, , , , of
hoofdmenu
hoofdmenu
(voor stilstaande beelden)
of hoofdmenu
hoofdmenu
(voor video-opnamen)
Selecteert fotograferen met de zelfontspanner P. 56, of met de afstandbediening. 57
Met deze functie stelt u datum en tijd in P. 22
DIGITAL Deze functie breidt het optische zoombereik P. 46 ZOOM uit tot maximaal circa 12x.
Met deze functie stelt u de beeldkwaliteit in. P. 70
CARD SETUP Met deze functie formatteert u het kaartje. P. 98
WB Met deze functie kiest u de juiste witbalans, P. 77
in overeenstemming met de lichtbron.
Deze functie geeft alle opgeslagen beelden de P. 80 een na de ander weer.
MOVIE Deze functie is bedoeld voor het weergeven P. 84 PLAY van videobeelden. Ook kunt u indexen
samenstellen door beelden uit video-opnamen te lichten.
INFO Met deze functie stelt u de hoeveelheid P. 97
informatie in die in de monitor wordt weergegeven.
Met deze functie slaat u printinformatie voor P. 106 DPOF-gestuurde printers op.
27
Hoofdstuk 2

MODE MENU (tijdens fotograferen)

PICSET
CARD
ISOISO
P/A/S/MP/A/S/M
PP
CAMERA
DRIVEDRIVE
OFFOFF
AUTOAUTO
Met de camera in de stand Fotograferen bestaat het functiemenu MODE MENU uit 4 (vier) tabbladen. Door op tabblad met de daarin vastgelegde menufuncties. Omdat de camera in de stand automatisch werkt, is geen MODE MENU beschikbaar.
Ññ te drukken selecteert u een
Hoofdstuk 2
Tabblad CAMERA
Tabblad PICTURE (Beeld)
Tabblad CARD (Kaartje)
Tabblad SETUP (Instellen)
Tabblad CAMERA
Met deze functie kiest u voor het ontspannen van P. 56, de sluiter uit zelfontspanner of afstandsbediening. 57
DRIVE Met deze functie kiest u voor de sluiterfunctie P. 59
uit (enkelbeeldopname), (repeterende- opnamen), repeterende opnamen met autofocus) of BKT (automatische proefbelichting).
ISO Met deze functie stelt u de ISO-equivalente P. 74
gevoeligheid van de camera in.
P/A/S/M Voor de belichtingsfunctie kunt u kiezen uit: P. 33
P (Programmagestuurd Auto), A (Diafragmavoorkeuze Auto), S (Sluitertijdvoorkeuze Auto) of M (Handinstelling)
Met deze functie stelt u de lichtopbrengst van P. 53 de flitser in.
DIGITAL ZOOM Door digitaal te zoomen verruimt u het maximale P. 46
optische zoombereik tot maximaal 12x.
PANORAMA Met deze functie en met kaartjes van het merk P. 66
Olympus CAMEDIA-kunt u panoramaopnamen samenstellen.
2 IN 1 Deze functie combineert twee achtereenvolgens P. 68
gefotografeerde stilstaande beelden tot een enkel beeld.
28
MODE MENU (fotograferen)
Tabblad PICTURE
Met deze functie stelt u de beeldkwaliteit in. P. 70
WB Met deze functie past u de witbalans aan P. 77
SHARPNESS Met deze functie stelt u de beeldscherpte in. P. 78 CONTRAST Met deze functie stelt u het beeldcontrast in. P. 78
Tabblad CARD
CARD SETUP Met deze functie formatteert u het kaartje. P. 98
Tabblad SETUP
ALL RESET Met deze functie bepaalt u of de huidige camera P. 93
INFO Met deze functie kunt u de in de monitor getoonde P. 97
REC VIEW Met deze functie stelt u in of het beeld in de P. 100
MY MODE Met deze functie legt u uw voorkeurinstellingen P. 63 SETUP vast.
SLEEP Met deze functie stelt u de wachttijd voor de P. 101
FILE NAME Met deze functie wijzigt u de wijze waarop P. 102
PIXEL Met deze functie controleert u de CCD en de P. 103 MAPPING beeldbewerkingfuncties op fouten.
SHORT CUT Met deze functie kunt u veelgebruikte functies P. 94
VIDEO OUT Met deze functie stelt u als televisiesysteem P. 101
aan de lichtbron.
instellingen gehandhaafd blijven als u de camera uitschakelt.
hoeveelheid informatie wijzigen. Met deze functie schakelt u het pieptoontje P. 99
(gebruikt als waarschuwingssignaal, enzovoort) in of uit.
de monitor moet verschijnen terwijl dat wordt opgeslagen op het kaartje.
sluimerfunctie in.
bestanden en mappen voor beelden toegekend worden.
Met deze functie stelt u de helderheid van de P. 99 monitor in.
Met deze functie stelt u datum en tijd in. P. 22
als snelmenu aan het hoofdmenu toevoegen.
NTSC of PAL in, overeenkomstig het bij u ter plaatse gebruikte TV-systeem.
29
Hoofdstuk 2

MODE MENU (tijdens weergeven)

CARD
SET
CARD SETUPCARD SETUP
EDIT
PLAY
SET
CARD
De menufuncties die beschikbaar zijn in het functiemenu MODE MENU tijdens het weergeven van stilstaande beelden zijn andere dan tijdens het weergeven van video-opnamen. Door op de daarin vastgelegde menufuncties
Tijdens weergeven van stilstaande beelden
Hoofdstuk 2
Tabblad PLAY
Tabblad EDIT
BLACK&WHITE Met deze functie zet u een kleurenbeeld om in P. 90
SEPIA Met deze functie zet u een kleurenbeeld om P. 90
Tabblad CARD
CARD SETUP Met deze functie formatteert u het kaartje P. 89,
Tabblad SETUP
ALL RESET Met deze functie bepaalt u of de huidige camera P. 93
VIDEO OUT Met deze functie stelt u als televisiesysteem P. 101
30
Ñ of ñ te drukken selecteert u een tabblad met
Tijdens weergeven van videobeelden
Met deze functie kunt u beelden 90° met de P. 83 wijzers van de klok mee (+ 90°) of tegen de wijzers van de klok in (– 90°) draaien.
een zwart-witbeeld.
in een sepiabeeld. Met deze functie maakt u het beeld kleiner en P. 91
slaat dat kleinere beeld op als een nieuw beeld.
(FORMAT) of wist u alle op het kaartje 98 opgeslagen beelden (ALL ERASE).
instellingen gehandhaafd blijven als u de camera uitschakelt.
Met deze functie schakelt u het pieptoontje P. 99 (gebruikt als waarschuwingssignaal, enzovoort) in of uit.
Met deze functie stelt u de helderheid van de P. 99 monitor in.
Met deze functie stelt u datum en tijd in. P. 22 Met deze functie stelt u het aantal beelden P. 82
in waaruit het indexbeeld moet bestaan.
NTSC of PAL in, overeenkomstig het bij u ter plaatse gebruikte TV-systeem.

Voordat u gaat fotograferen

Opmerking
Selecteer de fotofunctie die geschikt is voor het soort foto dat u wilt maken of voor de lichtomstandigheden. Zet de functieknop in de gewenste stand en maak uw opname.
Bij het verdraaien van de functieknop is het mogelijk dat van sommige
functies de standaardinstellingen af fabriek worden hersteld, ook al is de functie ALL RESET op OFF gezet.
Volautomatisch fotograferen
Deze gemakkelijk te gebruiken automatische functie stelt de optimale belichting en schepstelling in voor alledaagse opnamen. Bij volautomatisch fotograferen kan de gebruiker speciale functies en mogelijkheden zoals de lichtopbrengst van de flitser of sluiterfuncties niet zelf instellen. Dit is de eenvoudigste van alle fotofuncties.
Portret
Met deze functie maakt u portretfoto’s van personen waarbij het gelaat scherp wordt afgebeeld tegen een wazige achtergrond. De camera kiest automatisch de optimale fotografische instellingen.
Landschap + Portret
Deze functie is heel geschikt om zowel uw onderwerp, als het omringende landschap vast te leggen. In de opname wordt zowel de achtergrond als het object op de voorgrond scherp afgebeeld. De camera kiest automatisch de optimale fotografische instellingen.
Landschap + Motief
Deze functie is bedoeld voor het fotograferen van landschappen en andere motieven buitenshuis. Deze functie levert heldere, scherpe beelden met uitstekend detail, waardoor de functie ideaal is om er natuurlijke landschappen mee te fotograferen. De camera kiest automatisch de optimale fotografische instellingen.

Hoofdstuk 3

Fotofuncties
31
Fotofuncties
Nachtscène
Deze functie is geschikt voor het ’s avonds of ’s nachts fotograferen van scènes buitenshuis. Fotografeert u bijvoorbeeld ’s nachts een straat met een van de andere fotofuncties, dan ontstaat door het gebrek aan licht een te donker beeld met daarin wat lichtpuntjes van de straatverlichting. Maar gebruikt u de functie Nachtscène, dan wordt die straat herkenbaar
Hoofdstuk 3
vastgelegd. De camera stelt automatisch de optimale fotografische instellingen voor dit soort opnamen in. Omdat een lange sluitertijd wordt ingesteld, moet u voor een stabiele opstelling van de camera zorgen, bijvoorbeeld met een statief.
Sport
Met deze functie legt u snelbewegende acties vast zonder bewegingsonscherpte. De camera kiest automatisch de optimale fotografische instellingen.
Zelfportret
Met deze functie fotografeert u zichzelf terwijl u zelf de camera hanteert. Daarvoor richt u de camera op uzelf en drukt u de ontspanknop in. De camera kiest automatisch de optimale fotografische instellingen voor dit soort opnamen. Zoomen is daarbij niet mogelijk.
Video-opnamen
Met deze functie kunt u bewegende beelden fotograferen. De camera stelt automatisch het diafragma en de sluitertijd in.
My Mode
Met deze functie kunt u uw favoriete instellingen opslaan. Zet u de camera in de stand (My Mode), dan worden uw voorkeursinstellingen geactiveerd. Ook instellingen zoals diafragmawaarde, brandpuntsafstand van de zoomlens, enzovoort kunt u als voorkeursfunctie registreren (zie blz. 63).
32
Fotofuncties
Programmagestuurd / Diafragmavoorkeuze / Sluitertijdvoorkeuze / Handinstelling
P (Programmagestuurd automatisch)
Met deze functie fotografeert u met de door de camera ingestelde combinatie van diafragma en sluitertijd.
A (Diafragmavoorkeuze)
Hierbij stelt u zelf het diafragma in. De camera kiest daarbij automatisch de sluitertijd. Kiest u een lagere diafragmawaarde (F-getal), dan is het bereik waarover de camera zich scherpstelt kleiner (geringere scherptediepte) en krijgt het gefotografeerde beeld een wazige achtergrond. Kiest u daarentegen een hogere diafragmawaarde, dan zal de camera zich over een groter bereik voor en achter het onderwerp scherpstellen zodat zowel onderwerp als achtergrond scherp worden afgebeeld (zie blz. 41).
Met een kleinere diafragmawaarde (F-getal) Met een grotere diafragmawaarde (F-getal)
S (Sluitertijdvoorkeuze)
Bij deze functie stelt u zelf de sluitertijd met de hand in. De camera kiest bij de door u geselecteerde sluitertijd automatisch het diafragma. De sluitertijd kiest u afhankelijk van het onderwerp en het soort effect dat u in uw opname wilt bereiken (zie blz. 42).
Hoofdstuk 3
Met een korte sluitertijd legt u een snel verlopende actie zonder enige bewegingonscherpte vast. Het onderwerp wordt helder en scherp afgebeeld, alsof er van beweging geen sprake is.
Met een lange sluitertijd legt u een bewegend object wazig vast, wat de beweging ervan sterker accentueert.
M (Handinstelling)
Bij deze functie moet u zowel diafragma als sluitertijd met de hand instellen. Om de belichting te controleren, raadpleegt u de aangegeven belichtingsafwijking. Met deze functie heeft u meer creatieve controle over de opname, omdat u elke gewenste instelling kunt maken, onverschillig of die de optimale belichting oplevert of niet (zie blz. 43).
33

Vasthouden van de camera

Opmerking
Houd de camera met beide handen stevig vast en druk daarbij, om bewegen van de camera te voorkomen, beide ellebogen tegen uw lichaam. Om verticale opnamen te maken, houdt u de camera vast met de flitser hoger dan de lens.
Goed
Horizontale stand
Hoofdstuk 3
Wilt u een statief gebruiken, dan opent u eerst de lenskap. Met de camera
op een statief geplaatst laat de lenskap zich wat moeilijker openen.
Verticale stand
Flitser
Lens
Fout
Houd uw vingers en de camerariem niet voor de lens en de flitser.
34
Indrukken van de ontspanknop
Richt de camera zo op het onderwerp dat
1
dat het AF-teken vult. Druk de ontspanknop langzaam en rustig half in.
Op het moment dat de gemeten
scherpstelling en belichting (helderheid) worden vastgehouden, brandt de groene LED naast de zoeker constant.
Druk de ontspannop helemaal in.
2
Nu wordt de opname gemaakt en knippert
de indicatie-LED Dataverkeer.
In de stand (Video): De camera begint de
videobeelden op te slaan en de oranje LED brandt.
AF-teken
Zoeker
Oranje LED
Half indrukken
Hoofdstuk 3
Ontspanknop
Ontspanknop
Groene LED
Indicatie-LED Dataverkeer
Scherpstellen
Autofocus
Als u het AF-teken op een onderwerp richt en de ontspanknop half indrukt, licht de groene LED op. Dat betekent dat de camera zich automatisch heeft scherpgesteld. Begint de groene LED te knipperen, dan heeft de camera zich niet goed scherpgesteld. Als dat gebeurt probeert u de opname met het autofocusgeheugen (Focus lock) te maken (zie blz. 37). Staat u te dicht bij uw onderwerp, dan begint de groene LED ook te knipperen. In dat geval probeert u de opname met de macrofunctie te maken (zie blz. 55).
35
Scherpstellen
Als scherpstellen met het autofocus niet lukt (Onderwerpen waarop de camera zich moeilijk kan scherpstellen)
In bepaalde situaties is het mogelijk dat het autofocus niet goed werkt. Als dat gebeurt, gaat u te werk zoals hieronder is beschreven.
1, 2 en 5
Situatie
Hoofdstuk 3
De camera is er niet in geslaagd automatisch scherp te stellen. De kans bestaat dat de groene LED knippert. Situatie
3 en 4
De camera is er niet in geslaagd automatisch scherp te stellen terwijl toch de groene LED gaat branden als u de ontspanknop half indrukt.
1 Onderwerp met weinig contrast 2 Onderwerp met een overmatig
helder vlak in het midden van het beeld.
3 Onderwerpen op verschillende
afstanden.
Richt het AF-teken in de zoeker op een onderwerp op ongeveer dezelfde afstand als het gewenste onderwerp en druk de ontspanknop half in om de gemeten scherpstelling vast te houden. Kader uw opname, met de ontspanknop nog steeds half ingedrukt, opnieuw af en maak de opname door de ontspanknop helemaal in te drukken.
5 Onderwerpen zonder verticale
lijnen.
36
4 Snel bewegende onderwerpen.
Houd de camera verticaal en stel met het autofocusgeheugen scherp op het onderwerp door de ontspanknop half in te drukken. Draai vervolgens de camera – met de ontspanknop nog steeds half ingedrukt – weer horizontaal en maak uw opname door de ontspanknop helemaal in te drukken.
Scherpstellen
Beschikbare functies
Scherpstelgeheugen (Scherpstellen op onderwerpen die niet in het beeldmidden staan)
Staat het onderwerp dat u wilt fotograferen niet binnen het AF-teken (zoals in de afbeelding hiernaast) en lukt het niet de camera scherp te stellen, dan probeert u de opname als volgt te maken.
AF-teken
Richt het AF-teken op het onderwerp
1
waarop u wilt scherpstellen.
Hoofdstuk 3
Druk de ontspanknop half in om de
2
scherpstelling vast te houden.
Brandt de groene LED, dan worden de
gemeten scherpstelling en belichting vastgehouden.
Knippert de groene LED, dan worden de
gemeten scherpstelling en belichting niet worden vastgehouden. Laat de ontspanknop los, kader uw onderwerp opnieuw af en druk de ontspanknop opnieuw half in. Herhaal stap 2 tot de groene LED constant brandt en niet meer knippert.
Kader uw opname opnieuw af, door de
3
camera met de ontspanknop nog steeds half ingedrukt weer op het gewenste onderwerp te richten.
Maak uw opname door de ontspanknop
4
helemaal in te drukken.
Groene LED
Ontspanknop
37

Stilstaande beelden fotograferen

Opmerking
Beschikbare functies:
Fotograferen met de zoeker
Schuif de lenskap open.
1
Richt, terwijl u in de zoeker kijkt, het AF-
Hoofdstuk 3
2
teken op het onderwerp waarop u wilt scherpstellen.
Maak de opname (zie blz. 35).
3
Tijdens het opslaan van de beelden op het
kaartje knippert de indicatie-LED Dataverkeer.
Aantal stilstaande beelden dat kan worden opgeslagen op een 32 MB
kaartje: Met beeldkwaliteit HQ (2560 x 1920): circa 26 Met beeldkwaliteit SQ2 (640 x 480 NORMAL): circa 199
Druk de ontspanknop met de bal van uw vinger rustig in. Drukt u te wild op
de ontspanknop, dan kan de camera bewegen, wat bewegingsonscherpte tot gevolg heeft.
De opgeslagen beelden blijven op het kaartje bewaard ongeacht of u de
camera uitschakelt of niet, of dat u de batterij of het kaartje vervangt.
Open nooit het deksel van het batterij/kaartcompartiment en koppel ook de
optionele lichtnetadapter niet af terwijl de indicatie-LED Dataverkeer knippert. Doet u dat toch, dan kunnen de opgeslagen beelden verminkt raken of worden de zojuist door u gefotografeerde beelden niet opgeslagen.
Zoeker
Ontspanknop
Indicatie-LED Dataverkeer
38
HQHQ
Stilstaande beelden fotograferen
Beschikbare functies:
Opmerking
Fotograferen met de monitor
Fotografeert u met de monitor, dan ziet u daarin het beeldvlak dat de camera daadwerkelijk vastlegt. Tevens kunt u in de monitor de fotografische instellingen, zoals diafragmawaarde en sluitertijd, enzovoort controleren.
Schuif de lenskap open.
1
De monitor wordt ingeschakeld. Wordt de
monitor niet ingeschakeld, dan drukt u op de monitorknop .
Richt het AF-teken, terwijl u naar het beeld
2
in de monitor kijkt, op het onderwerp waarop u wilt scherpstellen.
Maak de opname.
3
Het onderste segment van de
geheugenindicator licht op, de indicatie-LED Dataverkeer knippert en de camera begint het beeld op te slaan op het kaartje.
Aantal beschikbare stilstaande beelden
Geheugenindicator
Monitorknop
Ontspanknop
Indicatie-LED Dataverkeer
AF-teken
TIPS
Als het beeld in de monitor lastig te zien is.
T Fotografeert u bij helder omgevingslicht, zoals direct zonlicht, dan
gebruikt u de zoeker.
TPas de helderheid van de zoeker aan (zie blz. 99).
Richt u de lens op een helder object, dan kunnen vegen (lichtbundelachtige
lijnen) in het monitorbeeld ontstaan. Dit heeft geen nadelige invloed op de opgeslagen beelden.
Hoofdstuk 3
39
Taking still pictures
Een vergelijking tussen zoeker en monitor
Uw opnamen maakt u met de zoeker of met de monitor. Voor voor- en nadelen van elk raadpleegt u onderstaand overzicht.
Zoeker Monitor
Voordeel:
Hoofdstuk 3
De kans op onbedoeld bewegen van de camera is klein en het onderwerp is ook op helder verlichte plaatsen duidelijk zichtbaar. Het energie­belasting van de batterij is gering.
Voordeel:
Het daadwerkelijk gefotografeerde beeldveld is veel nauwkeuriger te controleren.
Nadeel:
Bij kleine onderwerpafstanden wijkt het beeld in de zoeker enigszins af van het daadwerkelijk gefotografeerde beeld.
Tips:
De zoeker gebruikt u voor de gebruikelijke snapshots, landschappen en andere terloopse opnamen.
Zoeker
De camera legt een beeldvlak vast dat groter is dan
het beeld in de zoeker.
Gaat u dichter op uw onderwerp toe, dan is het
daadwerkelijk gefotografeerde beeldvlak (in de afbeelding gearceerd aangegeven) enigszins omlaag verschoven ten opzichte van het feitelijke beeldvlak (zie links).
40
Nadeel:
De kans op onbedoeld bewegen van de camera is groter en op donkere / helder verlichte plaatsen is het onderwerp moeilijker te zien. De monitor verbruikt meer energie dan de zoeker.
Tips:
De monitor gebruikt u wanneer u tijdens de opname het daadwerkelijk gefotografeerde beeld wilt controleren, of wanneer u close-ups van personen of bloemen wilt fotograferen.
Stilstaande beelden fotograferen
HQHQ
Beschikbare functies
Opmerking
Diafragma instellen (Fotograferen met diafragmavoorkeuze)
Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU
1
T CAMERA T P/A/S/M T A. Druk op de
. Sluit het menu door opnieuw op de
OK/MENU-knop te drukken.
Stel het diafragma in.
2
Voor een hogere diafragmawaarde (F-getal) drukt u op
Voor een lagere diafragmawaarde (F-getal) drukt u op
Maak de opname.
3
m De diafragmawaarde wordt aangegeven in
groen.
Het door u ingestelde diafragma zorgt voor een optimale belichting.
m De diafragmawaarde wordt aangegeven in
rood.
Het door u ingestelde diafragma is niet geschikt voor de heersende lichtomstandigheden. Als diafragmawaarde in door op Als diafragmawaarde in door op
Stand zoomlens Diafragmawaarde
Groothoek (W) f2.8* – f8.0
Tele (T) f4.8* – f8.0
Ñ.
ñ.
Ä verschijnt: Stel een lagere
ñ te drukken.
verschijnt: Stel een hogere
Ñ te drukken.
*Vol open diafragma (de grootste
lensopening) is afhankelijk van de ingestelde brandpuntsafstand
ÑñKnoppen
Hoofdstuk 3
knop
Diafragmawaarde (F-getal)
Wordt de flitser ingesteld op Autoflitsen, dan wordt in de uiterste
groothoekstand een sluitertijd van 1/30 s ingesteld en in de uiterste telestand van 1/100 s. Langere sluitertijden zijn dan niet mogelijk.
41
Stilstaande beelden fotograferen
HQHQ
Beschikbare functies
Sluitertijd instellen (Fotograferen met sluitertijdvoorkeuze)
Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU
1
T CAMERA T P/A/S/M T S. Druk op de . Sluit het menu door
Hoofdstuk 3
opnieuw op te drukken.
Stel de sluitertijd in.
2
Voor een kortere sluitertijd drukt u op Ñ.
Voor een langere sluitertijd drukt u op
Maak de opname.
3
m De sluitertijd wordt aangegeven in groen.
De door u ingestelde sluitertijd zorgt voor een optimale belichting
m De sluitertijd wordt aangegeven in rood.
De door u ingestelde sluitertijd is niet geschikt voor de heersende lichtomstandigheden. Als
Ä verschijnt: Stel een langere sluiertijd in
door op
ñ te drukken.
Als
verschijnt: Stel een kortere sluitertijd in
door op
Ñ te drukken.
Sluitertijdenbereik: 1/2 - 1/1000 s (Voor synchronisatie met lange sluitertijd [ SLOW] of voor synchronisatie met lange sluitertijd en onderdrukken van rode ogen [ SLOW]: 4 s – 1/1000 s).
ñ.
ÑñKnoppen
knop
Sluitertijd
42
Stilstaande beelden fotograferen
HQHQ
Opmerking
Beschikbare functies
Diafragma en sluitertijd instellen (Handinstelling)
ÑñÉíKnoppen
Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU
1
T CAMERA T P/A/S/M T M. Druk op . Sluit het menu door opnieuw op de OK/MENU-knop te drukken.
Stel diafragma en sluitertijd in.
2
Voor een kortere sluitertijd drukt u op Ñ.
Voor een hogere diafragmawaarde (F­getal) drukt u op
Voor een langere sluitertijd drukt u op
Maak de opname.
3
F-getal: W T f2.8*- f8.0
Sluitertijd: 8 - 1/1000 sec.
m Belichtingsafwijking
De belichtingsafwijking (aangegeven over een
bereik van – 3,0 tot + 3,0) is het verschil tussen de belichting zoals die bepaald wordt door het op dat moment geselecteerde diafragma en de sluitertijd en de belichting die door de camera als optimaal wordt beschouwd, en wordt aangegeven in de rechterbovenhoek.
Wordt de belichting zo ingesteld dat
de belichtingsafwijking kleiner wordt dan – 3,0 of groter dan + 3,0 dan wordt dat aangegeven in rood.
É.
T T f4.8*- f8.0
Voor een lagere diafragmawaarde (F-getal) drukt u op
* Vol open diafragma (de grootste
lensopening) is afhankelijk van de ingestelde brandpuntsafstand.
ñ.
knop
Sluitertijd
Diafragmawaarde
(F-getal)
Hoofdstuk 3
í.
Belichtingsafwijking
Om bewegen van de camera te voorkomen doet u er goed aan om bij
opnamen die een lange sluitertijd vereisen een statief te gebruiken.
43

Video-opnamen

Beschikbare functies
Richt de camera zo op het onderwerp dat
1
dat het AF-teken vult.
In de monitor worden de totale opnametijd
en het functiepictogram aangegeven.
Hoofdstuk 3
Wordt de ontspanknop half ingedrukt, dan
wordt de gemeten scherpstelling vastgehouden.
Start de opname door de ontspanknop
2
helemaal in te drukken.
In de monitor wordt nu de nog beschikbare
opnametijd aangegeven.
Tijdens video-opname brandt het
functiepictogram rood.
Totale opnametijd
Nog beschikbare seconden opnametijd
44
Video-opnamen
Opmerking
Om de opname te stoppen, drukt u de
3
ontspanknop helemaal in.
De indicatie-LED Dataverkeer knippert en de
camera begint de video-opname op te slaan op het kaartje. Zo lang de indicatie-LED Dataverkeer knippert, kunt u geen andere video-opname maken.
Als de indicatie-LED Dataverkeer ophoudt
met knipperen, is de camera klaar met het opslaan van de video-opname. Is er nog ruimte over op het kaartje, dan wordt het aantal nog beschikbare seconden aangegeven en kunt u de volgende video­opname maken.
Als de nog beschikbare opnametijd is
afgenomen tot "0" (nul), houdt de camera automatisch op met fotograferen en begint de video-opname op te slaan op het kaartje.
Tijdens video-opnamen kunt u de flitser niet gebruiken en kunt u niet
optisch zoomen. Wilt u zoomen, dan zet u de functie DIGITAL ZOOM op ON (zie blz. 46).
Het opslaan van video-opnamen duurt langer dan van stilstaande beelden.
U kunt geen video-opnamen met geluid maken.
Indicatie-LED Dataverkeer
Hoofdstuk 3
45

Zoomen (tijdens tele/groothoekopnamen)

Beschikbare functies
Tele/Groothoekopnamen zijn mogelijk met vergrotingen tot 3x (het optische zoombereik, wat overeenkomt met dat van een 38 mm tot 114 mm lens van een kleinbeeldcamera). Door digitaal zoomen te combineren met optisch zoomen, kan het zoombereik worden uitgebreid tot circa 12x.
Legt een weidser beeldveld vast (groothoek).
Om uit te zoomen, drukt u de zoomknop
Hoofdstuk 3
naar de W.
Digitaal zoomen
Zoomt in op een object (tele).
Om in te zoomen, drukt u de zoomknop naar de T.
Met de camera in de stand
1
hoofdmenu: DIGITAL ZOOM dan op de OK/MENU-knop .
Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU T CAMERA T DIGITAL ZOOM T ON, en druk dan op .
Sluit het menu door opnieuw op te
drukken.
Druk de zoomknop naar de T.
2
In de monitor verschijnt een zoombalk.
Drukt u op de monitorknop , dan wordt
de monitor uitgeschakeld en wordt de functie DIGITAL ZOOM op OFF (Uit) gezet. Om DIGITAL ZOOM weer in te schakelen (ON),
:
: selecteert u in het
T ON en drukt
46
Zoomknop
knop
Zoomen (Tele/Groothoekopnamen)
Opmerking
HQHQ
Zoombalk
Geeft het digitale zoombereik aan
Geeft het optische zoombereik aan.
Digitaal zoomen ingeschakeld
Standaardinstelling af fabriek: OFF (Uit)
Foto’s die u maakt met digitaal zoomen, kunnen er wat korrelig uitzien.
Bij sterkere vergrotingen is de kans op bewegen van de camera groter. Zet
de camera, om bewegen ervan tegen te gaan, op een statief, enzovoort.
De cursor verplaatst zich in de zoombalk in overeenstem ming met het ingestelde zoombereik.
Hoofdstuk 3
47

Flitsfotografie

Opmerking
Opmerking
Kies de flitserfunctie die het best geschikt is voor de heersende lichtomstandigheden en het effect dat u in uw opname wilt bereiken. Ook kunt u de door de flitser afgegeven hoeveelheid licht doseren (zie blz. 53). De flitser beschikt over de volgende functies.
Autoflitsen
Hoofdstuk 3
Bij weinig licht of tegenlicht ontsteekt de flitser automatisch.
Flitsen met onderdrukken van rode ogen
De flitserfunctie Onderdrukken van rode ogen zorgt er voor dat dit verschijnsel wordt onderdrukt, door een aantal inleidende flitsen af te geven voordat de hoofdflits ontsteekt. De werking van deze flitserfunctie is dezelfde als van autoflitsen, behalve dat inleidende flitsen worden afgegeven.
Na de inleidende flitsen duurt het ongeveer 1 (één) seconde voordat de
sluiter ontspant. Houd de camera vooral stevig vast om bewegen ervan te voorkomen.
Kijkt het onderwerp niet recht in de inleidende flitsen of is de afstand tot het
onderwerp te groot, dan kan dat het effect van deze functie teniet doen. Ook persoonlijke lichamelijke kenmerken kunnen het effect beperken.
Invulflitsen
De flitser ontsteekt altijd, ongeacht het beschikbare licht. Deze functie is vooral praktisch om schaduwen op het gelaat van personen weg te werken. Maar ook om kleurverschuivingen te corrigeren welke veroorzaakt worden door kunstlicht, en dan met name door TL-licht.
De ogen van uw onderwerp zien er rood uit.
Bij overmatig helder omgevingslicht is het mogelijk dat invulflitsen niet het
gewenste effect heeft.
48
Flitsfotografie
Opmerking
Flitser uit
Wilt u de flitser niet gebruiken, dan kiest u deze flitserfunctie. Deze functie gebruikt u op plaatsen waar flitsen niet gewenst of zelfs verboden is, of wanneer u een meer natuurlijk ogende schemering of nachtelijke scène wilt vastleggen.
Omdat met de flitser uitgeschakeld en bij weinig licht automatisch een lange
sluitertijd wordt ingesteld, doet u er goed aan een statief te gebruiken om bewegen van de camera tegen te gaan en bewegingsonscherpte te voorkomen.
Flitsen met lange synchronisatietijd
Flitsen met lange sluitertijden is bedoeld om ook met lange sluitertijden flitsopnamen te kunnen maken. Normaal kunnen bij flitsopnamen sluitertijden langer dan een bepaalde tijd niet worden gebruikt, om de gevolgen van bewegen van de camera tegen te gaan. Maar fotografeert u een nachtelijke scène met een korte sluitertijd, dan wordt de achtergrond te donker afgebeeld. Door de flitser met een lange sluitertijd te synchroniseren, is het echter mogelijk een lange sluitertijd voor de achtergrond te gebruiken en het onderwerp met de flitser te belichten. Door de lange sluitertijd moet u er wel voor zorgen dat u de camera stil houdt door een statief te gebruiken. Doet u dat niet, dan kan het beeld door bewegen van de camera onscherp worden.
m SLOW: Slow synchronization
Normaal ontsteekt de flitser, ongeacht de sluitertijd, vlak nadat de sluiter zich volledig geopend heeft.
m SLOW: Synchronisatie met lange sluitertijd en onderdrukken van rode ogen
Deze functie is bedoeld voor situaties waarin u een lange sluitertijd wilt gebruiken en tevens de kans op rode ogen wilt verminderen. Bijvoorbeeld om een persoon tegen een helder verlichte nachtelijke achtergrond te fotograferen. Bij normaal flitsen zullen de ogen van de gefotografeerde persoon rood worden afgebeeld, maar met deze functie legt u de achtergrond correct belicht vast en onderdrukt u tevens het verschijnsel rode ogen.
SLOW SLOW
49
Hoofdstuk 3
Flitsfotografie
Beschikbare functies:
HQHQ
Gebruik van de flitser
Selecteer de gewenste flitserfunctie door
1
enkele malen op de flitserfunctieknop te drukken.
Hoofdstuk 3
Functie indicatie
Autoflitsen
§
SLOW SLOW
Drukt u binnen 2 (twee) seconden niet op de
flitserfunctieknop , dan wordt het instelmenu automatisch gesloten.
Maak de opname.
2
Als de flitser gebruiksklaar is, licht de oranje
LED, naast de zoeker, op en verschijnt in de monitor de flitserparaatindicator . Knippert de flitserparaatindicator , dan is de flitser bezig zich op te laden. Als de flitserparaatindicator ophoudt met knipperen, is de flitser gebruiksklaar.
Effectief flitsbereik
W (max.) : Circa 0.2 m – 3.4 m (0.6 ft – 11.2 ft) T (max.) : Circa 0.3 m – 2.0 m (1.0 ft – 6.6 ft)
Flitserfunctieknop
©
Ä
Ä
Ontspanknop
Oranje LED
50
Flash shooting
Fotofunctie
Flitserfunctie
Autoflitsen
SLOW
SLOW
: Beschikbaar. – : Niet beschikbaar. : Standaardinstelling af fabriek
u
* Afhankelijk van de ingestelde fotofunctie zijn de standaardinstelling af fabriek en de
beschikbare instellingen verschillend.
u
u
u
u
u
u
u
u
u
u
u
u
u
P
ASM
u
u
u
u
u
u
u
u
– –
u
u
u
*
u
u
u
u
u
u
Hoofdstuk 3
51
Flitsfotografie
Opmerking
TIPS
Als de flitser niet ontsteekt.
T In de volgende situaties ontsteekt de flitser niet:
Als u een helder verlicht onderwerp fotografeert. In de stand Video-
Hoofdstuk 3
opname (zie blz. 44). Tijdens repeterende opnamen ( blz. 59). Tijdens panoramaopnamen (zie blz. 66).
* * De functies flitsen met onderdrukken van rode ogen ( ) en
synchronisatie met lange sluitertijd en met onderdrukken van rode ogen ( SLOW) zijn niet beschikbaar.
Als een waarschuwing tegen bewegen van de camera verschijnt
(auto, onderrukken rode ogen ( ), invulflitsen ( )).
Als de oranje LED of het functiepictogram (waarschuwing tegen bewegen van de camera) oplicht, wordt de op dat moment ingestelde sluitertijd geblokkeerd. Dit helpt problemen als gevolg van bewegen van de camera voorkomen (te lange sluitertijden kunnen bewegingsonscherpte veroorzaken). Wordt echter een sterkere zoomvergroting ingesteld, dan stelt de camera een dienovereenkomstig langere sluitertijd in.
Instelling zoomlens & sluitertijd:
W (max.): 1/30 s, T (max.): 1/100 s.
De kans bestaat dat bij macro-opnamen, en dan met name bij
groothoekopnamen, de flitser geen optimaal resultaat levert. Controleer het beeld in de monitor.
*, BKT) (zie
52
Flitsfotografie
Minder helder
Normale lichtopbrengst
Helderder
Beschikbare functies
Opmerking
Lichtopbrengst van de flitser instellen
De hoeveelheid licht die de flitser afgeeft, kunt u instellen. In bepaalde situaties bereikt u betere resultaten door de lichtopbrengst aan te passen. Voorbeelden daarvan zijn kleine objecten, verre landschappen, enzovoort, of situaties waarin u meer contrast wenst. Deze functie is ook praktisch om het contrast in beelden aan te passen.
Hoofdstuk 3
Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU T CAMERA T . Voor een hogere lichtopbrengst drukt u op lagere op drukt u op en om het menu te sluiten, drukt u nogmaals op .
Regelbereik
Standaardinstelling af fabriek: ±0
Bij te korte sluitertijden is het mogelijk dat aanpassen van de lichtopbrengst
ñ. Om de instelling te voltooien
Ñ: Met elke druk op deze knop neemt de lichtopbrengst met 1/3 EV toe. ñ: Met elke druk op deze knop neemt de lichtopbrengst met 1/3 EV af.
niet het gewenste effect heeft.
Ñ en voor een
(EV: Exposure Value = belichtingswaarde)
ÑñKnoppen
knopp
53
Spotmeting (Selecteren
Beschikbare functies
HQHQ
van het lichtmeetvlak)
Deze camera beschikt over twee lichtmeetmethoden: digitale ESP-meting en spotmeting. Digitale ESP-meting: Voor een optimale belichting worden aan het

Hoofdstuk 4

Spotmeting: Bepaalt de belichting door een lichtmeeting uit te
beeldmidden en aan het omringende vlak afzonderlijke lichtmetingen verricht.
voeren binnen het AF-vlak. Hiermee kunt u een onderwerp met optimale belichting fotograferen, ongeacht de achtergrondverlichting (bijvoorbeeld wanneer een onderwerp door tegenlicht te donker wordt afgebeeld). Kiest u de functie , dan kunt u een spotmeting uitvoeren als u een onderwerp van dichtbij fotografeert.
Druk zo vaak op de knop tot in de
1
monitor de functie (spotmeting) of
(spotmeting + macro) wordt
aangegeven.
Functie indicatie
OFF
(Digitale ESP)
Geavanceerde fototechnieken
2
Standaardinstelling af fabriek:
meting
§
Drukt u binnen 2 (twee) seconden niet op de
macro/spotmeetknop , dan wordt het instelmenu gesloten.
Maak de opname.
54
©
Macro/Spotmeetknop
Ä
(P.55)
Spotmeting
Digitale ESP-
Macro-opnamen
Beschikbare functies
HQHQ
(Close-ups fotograferen)
Bij macro-opnamen met de zoomknop in de uiterste T-stand kunt u onderwerpen op 30 cm afstand fotograferen. Op die manier kunt u kleine onderwerpen beeldvullend fotograferen. Omdat de lichtmeting aan het beeldmidden (binnen het AF­teken) wordt uitgevoerd, krijgt u met de camera ingesteld op een goed belichte opname (zie blz. 54).
Normale opname
Macro-opname
Hoofdstuk 4
Druk zo vaak op de knop tot in de
1
monitor de functie (macro-opname) of
(spotmeting + macro) wordt
aangegeven.
Functie indicatie
OFF (Digitale ESP)
§
Drukt u binnen 2 (twee) seconden niet op de
macro/spotmeetknop , dan wordt het instelmenu gesloten.
Maak de opname terwijl u naar uw
2
onderwerp in de monitor kijkt.
Scherpstelbereik Macro-opname
Groothoek (W) : 20 cm tot 50 cm (0.7 ft to 1.6 ft) Tele (T) : 30 cm tot 50 cm (1.0 ft to 1.6 ft)
Standaardinstelling af fabriek: Digital ESP
Macro/Spotmeetknop
©
Ä
Functiepictogram Macro
55

Fotograferen met de zelfontspanner

Beschikbare functies
Opmerking
Deze functie is bedoeld voor situaties waarin u ook zelf in beeld wilt verschijnen.
1
Selecteer u in het hoofdmenu:
Hoofdstuk 4
en drukt dan op de OK/MENU-knop .
(Video): Selecteer u in het hoofdmenu MODE MENU en drukt dan op .
Sluit het menu door opnieuw op de
OK/MENU-knop te drukken.
Maak de opname.
2
De zelfontspanner wordt gestart.
De indicatie-LED Zelfontspanner /
Afstandsbediening brandt circa 10 (tien) seconden en begint dan te knipperen. Na circa 2 (twee) seconden knipperen, wordt de opname gemaakt.
Een video-opname begint circa 12 (twaalf)
seconden na het indrukken van de ontspanknop. Om de opname te stoppen, drukt u de ontspanknop opnieuw helemaal in.
Om de zelfontspanner te stoppen, drukt u op
de OK/MENU-knop . De indicatie-LED Zelfontspanner / Afstandsbediening dooft nu.
Standaardinstelling af fabriek: OFF (Uit)
De zelfontspanner blijft niet geactiveerd als u de camera uitschakelt, ook
niet als de functie ALL RESET op OFF (Uit) is gezet (zie blz. 93).
De zelfontspanner wordt na elke opname automatisch uitgeschakeld.
Met de camera in de stand houdt de camera automatisch op met
fotograferen als de maximale opnametijd wordt bereikt.
U kunt de zelfontspanner niet in combinatie met repeterende opnamen
gebruiken.
T CAMERA TT
:
T .
knop
Indicatie-LED Zelfontspanner / Afstandsbediening
56
5m
15 15
3m
3m

Fotograferen met de afstandbediening

Beschikbare functies
Het is mogelijk de sluiter afstandbediend te ontspannen. Dit is vooral praktisch wanneer u ook zelf in de opname wilt verschijnen. Een andere mogelijkheid is dat u de sluiter kunt ontspannen zonder de camera aan te raken, bijvoorbeeld als u een nachtelijke scène, enzovoort wilt fotograferen. U gebruikt dan de afstandbediening in plaats van de ontspanknop van de camera.
1
Selecteer in het hoofdmenu: druk dan op de OK/MENU/knop .
(Video): Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU
T CAMERA TTen
druk dan op .
Sluit het menu door opnieuw op de
OK/MENU-knop te drukken.
Richt de afstandbediening op de ontvanger
2
van de afstandbediening, op het camerahuis en druk de ontspanknop op de afstandbediening in.
De indicatie-LED zelfontspanner /
afstandbediening knippert circa 3 (drie) seconden waarna de opname gemaakt wordt.
Na de opname wordt de afstandbediening-
functie niet automatisch uitgeschakeld. Voer stap 1 uit en zet de functie op OFF.
Standaardinstelling af fabriek: OFF (Uit)
Effectieve reikwijdte van het signaal van de afstandbediening
:
T en
knop
Indicatie-LED Zelfontspanner / Afstandbediening
Ontvanger Afstandbediening
Hoofdstuk 4
Ontspanknop
57
Fotograferen met de afstandbediening
Opmerking
TIPS
Als de ontspanknop op de afstandbediening wordt ingedrukt,
knippert de indicatie-LED voor de zelfontspanner / afstandbediening niet.
T Mogelijk is de afstand tussen afstandbediening en camera te groot.
Hoofdstuk 4
In dat geval gaat u dichter op de camera toe zodat het afstandsbedieningsignaal de camera kan bereiken, en drukt dan opnieuw op de ontspanknop op de afstandbediening.
T Het is mogelijk dat het afstandsbedieningsignaal gestoord wordt.
In dat geval past u het signaal aan zoals dat is beschreven in de handleiding van de afstandbediening.
Is het mogelijk het weergeven van beelden afstandbediend te
besturen?
T Met de camera aangesloten op een TV-ontvanger, kunt u de beelden
afstandbediend op de TV-ontvanger weergeven. De afstandbediening fungeert hierbij als presentatiehulpmiddel.
T De opgeslagen beelden kunt u in volgorde weergeven. T De functies indexweergave en gezoomde weergave zijn beschikbaar.
Valt sterk omgevingslicht, zoals direct invallend zonlicht, op de ontvanger
van de afstandbediening, dan is het mogelijk dat de opname helemaal niet gemaakt wordt, zelfs niet als de afstandsbediening zich binnen de effectieve reikwijdte bevindt.
Wilt u afstandbediend repeterende opnamen maken, dan drukt u de
ontspanknop op de afstandbediening in en houdt die ingedrukt. Ontvangt de camera het signaal van de afstandbediening niet goed, dan is het mogelijk dat het fotograferen van repeterende opnamen wordt afgebroken.
Voor het afstandbediend weergeven van beelden raadpleegt u de
handleiding van de afstandbediening.
58

Repeterende opnamen

Beschikbare functies
De camera beschikt over 3 (drie) functies voor het fotograferen van reeksen opnamen: ( ) (Repeterende opnamen ), AF ( ) (Repeterende opnamen met autofocus) en BKT (Automatische proefbelichting). De gewenste functie stelt u in vanuit het functiemenu DRIVE (Sluiterfunctie).
DRIVE-functie
: De camera fotografeert 1 (één) beeld. : Met beeldkwaliteit HQ, fotografeert deze functie een reeks
van maximaal 3 (drie) beelden met een snelheid van circa 1 beeld/s. De hele reeks opnamen wordt gefotografeerd met de scherpstelling, belichting en witbalans zoals die aan het eerste beeld worden gemeten
: De camera fotografeert een reeks opeenvolgende opnamen.
Elke opname wordt automatisch scherpgesteld. De snelheid van deze fotofunctie is lager dan bij normale repeterende opnamen.
BKT : Automatische proefbelichting (zie blz. 60).
Repeterende opnamen en repeterende opnamen met autofocus –
Hoofdstuk 4
Selecteer in het hoofdmenu: MODE MENU
1
T CAMERA T DRIVE T of en druk dan op de OK/MENU-knop . Sluit het menu door opnieuw op de OK/MENU­knop te drukken.
Maak de opname.
2
Druk de ontspanknop helemaal in en houd
hem ingedrukt. De camera blijft achter elkaar door fotograferen tot u de ontspanknop loslaat.
Ontspanknop
knop
59
Repeterende opnamen
Beschikbare functies
BKTBKT
CANCELCANCEL SELECTSELECT
GOGO
0.70.7
0.30.3
x3x3 x5x5
1.0
Automatische proefbelichting (Repeterende opnamen met een afwijkende belichting voor elk beeld)
Onder bepaalde lichtomstandigheden bereikt u betere resultaten door de belichting te corrigeren, dan wanneer u de belichtingsinstelling gebruikt die de camera als optimaal beschouwt. Tijdens een automatische proefbelichting wordt voor elke opname automatisch een andere belichting ingesteld.
Hoofdstuk 4
De belichtingafwijking en het aantal beelden dat u fotografeert kunt u instellen vanuit de menu’s. De scherpstelling wordt vast ingesteld aan de hand van de eerste opname.
Voorbeeld: Met BKT ingesteld op belichtingsafwijking ± 1.0 en 3 opnamen.
BKT
Selecteer in het hoofdmenu MODE MENU
1
T CAMERA T DRIVE T BKT en druk dan op
Selecteer als belichtingsafwijking tussen
2
de opeenvolgende opnamen ± 0.3; ± 0.7 of ± 1.0 door op op
60
í.
í.
–1
0+1
Ññ te drukken en druk dan
Ññí Knoppen
knop
Repeterende opnamen
BKTBKT
SELECTSELECT
GO
GO
0.70.7
0.30.3
x3
x5x5
1.01.0
Selecteer het aantal opnamen – X3 of X5 –
3
door op
Ññ te drukken en druk dan op de
OK/MENU-knop .
Bij bepaalde combinaties van resolutie en
beeldkwaliteit is alleen de functie X3 beschikbaar.
Sluit het menu door tweemaal op de
OK/MENU-knop te drukken.
Maak de opnamen.
4
Maak het vooringestelde aantal opnamen door de ontspanknop
helemaal in te drukken en ingedrukt te houden. U kunt de opnamereeks op elk gewenst moment afbreken door de ontspanknop los te laten.
Functies en DRIVE-functies
Functie
DRIVE-functie
u
u
BKT
u
: Beschikbaar, – : Niet beschikbaar, : Standaardinstelling af fabriek
P
A
u
u
u
u
u
u
M
S
uu u
u
u
*
u
u
u
u
* * Afhankelijk van de ingestelde fotofunctie zijn de beschikbare instellingen verschillend.
Hoofdstuk 4
61
Repeterende opnamen
Opmerking
Repeterende opnamen ( , , BKT) zijn niet mogelijk wanneer als
beeldkwaliteit TIFF is ingesteld (zie blz. 70).
Is bij automatische proefbelichting de op het kaartje beschikbare
geheugenruimte niet voldoende om het ingestelde aantal beelden op te slaan, dan kunt u geen automatische poefbelichting maken.
Hoofdstuk 4
Raakt de batterij tijdens repeterende opnamen uitgeput, dan stopt de
camera met fotograferen en begint de gefotografeerde beelden op te slaan op het kaartje. Afhankelijk van de nog beschikbare batterijlading is het mogelijk dat de camera niet alle beelden kan opslaan.
Omdat bij repeterende opnamen een maximale sluitertijd van 1/30 s wordt
ingesteld, ontsteekt de flitser als u een donker object fotografeert.
Het opslaan van met de functie repeterende opnamen gefotografeerde
beelden duurt langer dan gewoonlijk.
62

Voorkeursfunctie My Mode instellen

Beschikbare functies
SETUP
CAM
CARD
PIC
RESETRESET
CURRENT
CUSTOMCUSTOM
REC VIEWREC VIEW
ALL RESETALL RESET
INFOINFO
MY MODE SETUPMY MODE SETUP
MY MODE SETUPMY MODE SETUP
SET
CANCELCANCEL
SET CURRENT SETTING
ALL RESET
CANCELCANCEL
MY MODE SETUPMY MODE SETUP
SET CURRENT SETTING
Met de functie MY MODE kunt u uw voorkeursinstellingen opslaan. Met de camera in de stand kunt u ook de op dat moment gebruikte instellingen als CURRENT-instellingen (huidige instellingen) opslaan. De tabel op blz. 65 geeft een overzicht van de instellingen die u met My Mode kunt opslaan.
Ññí Knoppen
Selecteer in het hoofdmenu MODE MENU
1
T SETUP T MY MODE SETUP en druk dan op
í.
Hoofdstuk 4
Selecteer de gewenste functie door op
2
Ññ te drukken en druk dan op í.
CURRENT :
Slaat de op dat moment gebruikte camera instellingen op.
RESET : Herstelt de standaard-
instellingen af fabriek.
CUSTOM : Slaat de instellingen een voor
een op. Ga verder met stap 4.
Stel elk van de instelmenu's MY MODE SETUP in op CURRENT of op
3
RESET. Nadat u de instelling geselecteerd heeft, drukt u op de OK/MENU-knop . Ga verder met stap 7.
Wilt u de instelling annuleren, dan selecteert u CANCEL.
Als u de functie CURRENT heeft geselecteerd:
Selecteer SET.
knop
Als u de functie RESET heeft geselecteerd:
Selecteer ALL RESET.
63
Opmerking
Voorkeursfunctie My Mode instellen
CUSTOMCUSTOM
FNo
SHUTTERSHUTTER
MM
OFFOFF
LCDLCD
P/A/S/MP/A/S/M
CUSTOMCUSTOM
FNo
SHUTTERSHUTTER
LCDLCD
P/A/S/MP/A/S/M
Stel in het instelmenu CUSTOM de voorkeurfunctie in. Selecteer de
4
gewenste functies door op
Selecteer de instelling van de functie door op Ññ, te drukken en
5
druk dan op de OK/MENU-knop .
Ññ te drukken en druk dan op í.
Wilt u nog andere instellingen wijzigen, dan herhaalt u de stappen 4 en 5
Hoofdstuk 4
Voorbeeld: Om in het instelmenu CUSTOM het diafragma in te stellen.
Open het instelmenu voor het diafragma door op
í te drukken.
Sla de instelling op door op de OK/MENU-knop te drukken. In de monitor verschijnt weer het voorgaande instelmenu
Instelmenu CUSTOM
Nadat u alle gewenste instellingen gemaakt heeft, sluit u het
6
instelmenu CUSTOM door op de OK/MENU-knop . Daarmee zijn al
Stelt een hogere diafragmawaarde in
Stelt een lagere diafragmawaarde in
uw voorkeursinstellingen geregistreerd.
Sluit het menu door tweemaal op de OK/MENU-knop te drukken.
7
Slaat u instellingen op in CURRENT, dan wordt voor de brandpuntsafstand
van de zoomlens 38, 50, 70 of 114 mm opgeslagen , afhankelijk van de waarde die het huidige waarde het dichtst benadert.
64
Voorkeursfunctie My Mode instellen
Beschikbare functies en standaardinstellingen af fabriek
Instelling
P/A/S/M P P. 33
FNo F2.8 P. 41, 43
SHUTTER (Sluitertijd) 1/500 P. 42, 43
(Belichtingscorr.) ±0 P. 76
LCD*1 ON
ZOOM*2 38mm P. 46
FLASH MODE AUTO P. 48
DRIVE (Sluiterfunctie) P. 59
ISO AUTO P. 74
DIGITAL ZOOM OFF P. 46
(bij stilstaande beelden) HQ P. 70
WB (Witbalans) AUTO P. 77
SHARPNESS NORMAL P. 78
CONTRAST NORMAL P. 78
*1 Deze instelling bepaalt of de monitor wel of niet wordt ingeschakeld bij het inschakelen
van de camera.
*2 Met de camera in de stand (My Mode) zijn de beschikbare brandpuntsafstanden
38 mm, 50 mm, 70 mm en 114 mm (equivalenten van een lens van een kleinbeeldcamera).
Standaardinstellingen
af fabriek
OFF P. 54, 55
OFF P. 56, 57
±0 P. 53
Blz.
Hoofdstuk 4
65

Panoramaopnamen

Beschikbare functies
Als u een Olympus xD-Picture Card gebruikt, kunt u gebruik maken van de panoramafunctie. Met de software CAMEDIA Master, op de bij de camera geleverde CD-ROM, kunt u beelden waarvan de beeldranden elkaar overlappen met de panoramafunctie tot een enkele panoramaopname samenvoegen.
Pendelknop
Hoofdstuk 4
Selecteer in het hoofdmenu MODE MENU
1
T CAMERA T PANORAMA en druk dan op
í.
knop
Selecteer met de pendelknop de richting waarin de opnamen aan
2
elkaar geregen moeten worden (boven / onder / rechts / links).
De gekozen richting wordt aangegeven.
Rijgt een reeks beelden van links naar rechts aan elkaar.
Zorg ervoor dat de randen van de beelden elkaar overlappen en
3
maak dan de opnamen.
Scherpstelling, belichting en witbalans worden ingesteld aan de hand
van de eerste opname.
Na de eerste opname kunt u niet meer zoomen.
Panoramaopnamen zijn mogelijk tot maximaal 10 (tien) beelden.
Ontspan knop
Rijgt een reeks beelden van beneden naar boven aan elkaar.
Ontspan knop
Zorg er tijdens het fotograferen voor dat de beeldranden (rechts / links / boven / onder) elkaar overlappen, zodat u weet waar de beelden aan elkaar geregen moet worden.
66
Panoramaopnamen
Opmerking
Als u klaar bent met het fotograferen van panoramaopnamen, sluit
4
u de panoramafunctie door op de OK/MENU-knop te drukken.
De beelden aan de randen van de monitor verdwijnen en de camera
wordt weer in de normale fotostand gezet.
Tijdens panoramaopnamen kunt u niet flitsen en geen repeterende
opnamen maken.
Nadat u 10 (tien) opnamen gemaakt heeft,
verschijnt in de monitor de hiernaast afgebeelde waarschuwing.
De panoramafunctie is uitsluitend beschikbaar als u Olympus xD-Picture
Cards gebruikt.
De camera zelf kan de opnamen niet tot één panoramabeeld aan elkaar
rijgen, daarvoor heeft u de software CAMEDIA Master nodig.
Het is mogelijk dat het geheugen van de computer te klein is als u te veel
panoramaopnamen met beeldkwaliteit HQ of SHQ maakt. In dat geval bestaat de kans dat de software niet alle beelden aan elkaar kan rijgen.
Tijdens panoramaopnamen worden de beelden opgeslagen met
beeldkwaliteit SHQ, ook wanneer u de camera in de stand TIFF zet.
Draait u met de camera in de stand panoramaopnamen aan de functieknop,
dan wordt de functie daarmee geannuleerd en de camera weer in de stand voor normale opnamen gezet.
Hoofdstuk 4
67
Twee-in-een beelden
Beschikbare functies
2 IN 1
1’st
HQHQ
2’nd
HQHQ
fotograferen – 2 IN 1
Met deze functie kunt u twee opeenvolgend gefotografeerde beelden combineren en dat samengestelde beeld als een enkel beeld opslaan.
Hoofdstuk 4
Selecteer in het hoofdmenu MODE MENU
1
T CAMERA T 2 IN 1 en druk dan op de knop
í.
Maak de eerste opname.
2
Het onderwerp dat u nu fotografeert, komt
links in de gecombineerde opname te staan.
Wilt u na de eerste opname de 2 IN 1 functie
annuleren, dan drukt u op de OK/MENU­knop . De eerste opname wordt dan niet opgeslagen.
Maak de tweede opname.
3
Het onderwerp dat u nu fotografeert, komt
rechts in de gecombineerde opname te staan.
68
í Knop
Knop
Twee-in-een beelden fotograferen
Opmerking
Tijdens het fotograferen van 2-IN-1 beelden kunt u de volgende functies
niet gebruiken: panoramaopnamen, repeterende opnamen, repeterende opnamen met AF, automatische proefbelichting (BKT).
Fotografeert u twee-in-een (2-IN-1) beelden met beeldkwaliteit TIFF, dan
worden de beelden opgeslagen met beeldkwaliteit SHQ.
Hoofdstuk 4
69

Beeldkwaliteit

Kies de beeldkwaliteit die voor uw doeleinden – printen, bewerken op een computer, publicatie op een website, enzovoort – het beste geschikt is. Voor details van het aantal beelden dat u onder verschillende omstandigheden (zoals resolutie, compressiefactor of bestandstype) op het kaartje kunt opslaan, raadpleegt u de tabellen op blz. 71.

Hoofdstuk 5

Beeld-
kwaliteit
TIFF
Dit is de hoogste beeldkwaliteit. De beelden worden ongecomprimeerd opgeslagen, wat het beste is voor het printen of voor beeldbewerking op een computer.
SHQ
Een hoge beeldkwaliteit waarbij gebruik wordt gemaakt van het bestandstype JPEG. Door de zeer lage compressiefactor worden beelden van hoge kwaliteit opgeslagen.
HQ
Een hoge beeldkwaliteit waarbij gebruik wordt gemaakt van het bestandstype JPEG met middelhoge compressiefactor. Omdat de compressiefactor groter is dan die van SHQ, zijn de bestanden kleiner, zodat u meer beelden op een kaartje kunt opslaan.
De sterkst gecomprimeerde beeldkwaliteiten.
SQ1
SQ2 beschikt over 3 (drie) resoluties. Hier
SQ2
Beeldkwaliteit en belichting instellen
selecteert u de instelling die voor uw toepassing het meest geschikt is, webpublicaties, enzovoort.
Omschrijving
70
Kwaliteit
Hoogste
Normaal
Bestands-
grootte
Groter
Kleiner
Beeld-
kwaliteit
Resolutie in aantal pixels
Bestands-
type
Compressie
Geheugencapaciteit (aant. opnamen)
TIFF
SHQ
HQ
SQ1
SQ2
2560x1920
2560x1920
2560x1920
2048x1536
1600x1200
1280x960
1024x768
640x480
Ongecomprimeerd
Geringe compressie
Normaal
TIFF
JPEG
2
13
26
30
33
52
79
199
4
26
52
61
67
104
159
398
32MB
64MB
Beeldkwaliteit voor stilstaande beelden instellen
Resolutie in
aantal pixels
Geheugencapaciteit in seconden per video
Beeld-
kwaliteit
HQ
320x240
(15 beelden per s.)
Maximale opnametijd voor één video: 16 s.
SQ
160x120
(15 beelden per s.)
Maximale opnametijd voor één video: 70 s.
De hier vermelde geheugencapaciteiten gelden bij benadering.
Movie Record Modes
The memory capacity listed here is approximate.
Beeldkwaliteit
Hoofdstuk 5
71
Beeldkwaliteit
Beschikbare functies:
Beschikbare functies
Selecteren van de beeldkwaliteit voor stilstaande beelden
Selecteer in het hoofdmenu T TIFF,
1
SHQ, HQ, SQ1 of SQ2.
Om beeldkwaliteit TIFF te selecteren zet u
Hoofdstuk 5
de functieknop in de stand of .
Om een resolutie voor SQ2 in te stellen, zet
u de functieknop in de stand of .
Selecteer de gewenste beeldkwaliteit door
2
Ññ te drukken.
op Heeft u als beeldkwaliteit SQ2 gekozen, dan drukt u op Heeft u een van de nadere beeldkwaliteiten gekozen, dan gaat u verder met stap 4.
Selecteer de gewenste resolutie door op
3
Ññ te drukken en druk dan op .
Sla de instelling op door op te drukken.
4
Sluit het menu door opnieuw op de OK/MENU-knop te drukken.
Standaardinstellingen af fabriek: HQ
í.
knop
Ingestelde beeldkwaliteit
Selecteren van de beeldkwaliteit voor videobeelden
Selecteer in het hoofdmenu T HQ of SQ en druk dan op .
Standaardinstelling af fabriek:
HQ
Ññí Knoppen
72
Beeldkwaliteit
Opmerking
TIPS
Resolutie:
Het voor het opslaan gebruikte aantal pixels (horizontaal x verticaal). Zijn de beelden bedoeld om te worden geprint, dan verdient een hogere resolutie (groter aantal pixels) de voorkeur, zodat een scherper beeld verkregen wordt. Daar staat echter tegenover dat bij een hogere resolutie het beeldformaat (de hoeveelheid beeldmateriaal) toeneemt, zodat minder beelden kunnen worden opgeslagen.
Resolutie en beeldformaat op het beeldscherm van de computer:
Wordt een beeld overgebracht naar een computer, dan is de grootte van het beeld op het computerscherm afhankelijk van de instelling van de monitor. Zo wordt bijvoorbeeld een beeld dat wordt gefotografeerd met een resolutie van 640 x 480 schermvullend afgebeeld, mits ook de monitor is ingesteld op 640 x 480. Stelt u daarentegen voor de monitor een hogere resolutie in dan 640 x 480 (bijvoorbeeld 1024 x 768), dan beslaat het beeld maar een deel van het scherm.
Compressiefactor:
Bij alle beeldkwaliteiten, behalve TIFF, worden de beelden gecomprimeerd. Hoe groter de compressiefactor, hoe onscherper het beeld wordt.
Bestandstype (zie blz. 71):
De camera slaat de gefotografeerde beelden op in het bestandstype TIFF of in JPEG. Voor alle beeldkwaliteiten, behalve TIFF, worden de beelden gecomprimeerd tot het bestandstype JPEG. De compressiefactor varieert eveneens met elke functie. Videobeelden worden opgeslagen in het bestandstype QuickTime Motion JPEG (mov).
Hoofdstuk 5
Het aantal stilstaande beelden en de nog beschikbare opnametijd zijn
afhankelijk van de ingestelde beeldkwaliteit, de geheugencapaciteit van het kaartje en of al dan niet printreserveringen op het kaartje worden opgeslagen.
Zo is het mogelijk dat wanneer een foto wordt gemaakt of een opgeslagen
beeld wordt gewist, het aantal beelden dat nog kan worden opgeslagen niet verandert.
73

ISO-equivalente gevoeligheid

Beschikbare functies
ISO80ISO80
Hoe hoger de ISO-equivalente gevoeligheid, hoe groter de lichtgevoeligheid van de camera en hoe meer mogelijkheden om ermee bij weinig licht te fotograferen. Maar hogere waarden veroorzaken ook elektrische beeldruis in het uiteindelijke beeld, zodat dat een korrelig aanzien krijgt.
Selecteer in het hoofdmenu MODE MENU T
Hoofdstuk 5
CAMERA T ISO.Vervolgens selecteert u de voor uw doel meest geschikte ISO-equivalente gevoeligheid (AUTO / 80 / 160 / 320) en drukt dan op . Sluit het menu door opnieuw op de OK/MENU-knop te drukken.
: De ISO-equivalente gevoeligheid van de
AUTO
camera past zich automatisch aan aan de lichtomstandigheden en aan de helderheid van het onderwerp.
80/160/320: 80 is de beste instelling als u bij daglicht heldere, scherpe beelden wilt fotograferen. Stelt u een hogere ISO-waarde in, dan kunt u bij dezelfde hoeveelheid licht kortere sluitertijden gebruiken.
Fotofuncties en ISO-equivalente gevoeligheid
Fotofunctie
ISO
AUTO
80
160
320
u
: Beschikbaar, – : Niet beschikbaar, : Standaardinstellingen af fabriek
* De standaardinstellingen af fabriek en de beschikbare instellingen verschillen afhankelijk
van de ingestelde fotofunctie.
P
ASM
u
u
u
u
u
u
u
*
u
u
u
u
u
u
u
u
knop
Ingestelde ISO-equivalente gevoeligheid
74
ISO-equivalente gevoeligheid
Opmerking
Bij hogere ISO-waarden ontstaat meer elektrische beeldruis.
De ISO-equivalente waarden zijn gebaseerd op de gevoeligheid van
conventionele analoge films. De schaalverdeling geldt bij benadering.
Stelt u de functie ISO in op AUTO en fotografeert u bij weinig licht en
zonder flitser, dan stelt de camera automatisch een hogere ISO-waarde in omdat anders een langere sluitertijd nodig is waardoor de kans op wazige opnamen als gevolg van bewegen van de camera toeneemt.
Is de afstand tot het onderwerp zo groot dat dat met de camera ingesteld
op AUTO buiten het bereik van de flitser staat, dan stelt de camera automatisch een grotere gevoeligheid in.
Hoofdstuk 5
75

Belichtingscorrectie

Beschikbare functies
Met deze functie kunt u de automatisch ingestelde belichting met de pendelknop bijstellen. In sommige gevallen krijgt u betere resultaten wanneer u de door de camera ingestelde belichting met de hand corrigeert (bijstelt). U kunt de belichting over een bereik van – 2,0 EV tot + 2,0 EV in stappen van 1/3 EV corrigeren.
Hoofdstuk 5
É te drukken corrigeert u in
Door op
É
negatieve [–] zin. Het beeld wordt donkerder.
Door op í te drukken corrigeert u in positieve [+] zin. Het beeld wordt
í
helderder.
– 2.0
Standaardinstellingen af fabriek
Functies en belichtingscorrectie
u
u
: Beschikbaar, – : Niet beschikbaar,
* De standaardinstellingen af fabriek en de beschikbare instellingen verschillen afhankelijk
van de ingestelde fotofunctie.
u
ASM
P
*
u
u
TIPS
Vaak worden heldere objecten (bijvoorbeeld sneeuw) donkerder
afgebeeld dan met de natuurlijke helderheid. Door dergelijke objecten in positieve [+] zin te corrigeren worden ze in natuurlijker kleurschakeringen afgebeeld. Om dezelfde redenen corrigeert u in negatieve [–] zin als u donkere objecten fotografeert.
76
+ 2.00.0

Witbalans

Beschikbare functies
Opmerking
De wijze waarop kleuren worden weergegeven is afhankelijk van de lichtomstandigheden. Wordt bijvoorbeeld daglicht, het licht van de ondergaande zon of het licht binnenshuis gereflecteerd door wit papier, dan zal dat in al die gevallen een andere tint wit opleveren. Door de functie WB (Witbalans) in te stellen, kunt u uw opnamen meer natuurlijk ogende kleuren geven.
Hoofdstuk 5
Selecteer in het hoofdmenu MODE MENU PICTURE T WB, Selecteer vervolgens de voor uw doel meest geschikte WB ( en druk dan op . Sluit het menu door opnieuw op te drukken.
Selecteer in het hoofdmenu WB
menu door opnieuw op te drukken.
AUTO : Bij het fotograferen onder elke denkbare
lichtbron.
Standaardinstelling af fabriek: AUTO
Stel voor normaal gangbare opnamen de witbalans in op AUTO.
Het is mogelijk dat een ingestelde witbalans onder bepaalde speciale
lichtbronnen niet het gewenst effect heeft.
Heeft u een andere witbalans ingesteld, dan doet u er goed aan het beeld
weer te geven en de kleuren te controleren in de monitor.
:
,,,
:
,
of en druk dan op . Sluit het
,
: Bij het fotograferen op bewolkte dagen. : Bij het fotograferen op zonnige dagen. : Bij het fotograferen onder gloeilamplicht. : Bij het fotograferen onder TL-licht.
T PRESET T
T
)
knop
Ingestelde witbalans
77
Beeldscherpte
Beschikbare functies
Beschikbare functies
Met deze functie kunt u de beeldscherpte corrigeren.
SOFT : De contouren in het beeld worden zachter. Dit maakt deze
NORMAL : De contouren in het beeld zijn scherp, wat deze functie bij uitstek
HARD : De contouren in het beeld worden sterker geaccentueerd en de
Hoofdstuk 5
Selecteer in het hoofdmenu MODE MENU T PICTURE T SHARPNESS T (NORMAL/SOFT/HARD) en druk dan op de . Sluit het menu door opnieuw op te drukken.
functie bij uitstek geschikt voor het bewerken van beelden op een computer.
geschikt maakt voor printen.
beelden krijgen een levendiger aanzien. Wel kan beeldruis optreden.
knop
Beeldcontrast
Met deze functie kunt u de contrasten in het beeld aanpassen. Zo kunt u bijvoorbeeld beelden met uitgesproken verschillen in licht en schaduw verzachten en beelden waarin de verschillen minder uitgesproken zijn verlevendigen.
HIGH : Deze functie geeft lichte en schaduwpartijen helder weer en de
NORMAL: Het effect van deze functie ligt tussen dat van de functies
LOW : De beelden worden zachter met matig scherpe contrasten, wat
beelden zijn helder en scherp.
HIGH en LOW in.
deze functie bij uitstek geschikt maakt voor het bewerken van beelden op een computer.
Selecteer in het hoofdmenu MODE MENU T PICTURE T CONTRAST T (HIGH/LOW/NORMAL) en druk dan op . Sluit het menu door opnieuw op te drukken.
78
Quick View

Stilstaande beelden weergeven

Beschikbare functies
Enkelbeeldweergave
Geeft een enkel beeld weer.
Druk met de lenskap gesloten op de
1
monitorknop .
De monitor wordt ingeschakeld met daarin
het laatst gefotografeerde beeld.
Wilt u andere beelden weergeven, dan
2
selecteert u die met de pendelnop.
Videobeelden zijn gemarkeerd met het
functiepictogram (zie blz. 84).
Springt naar het tiende beeld vóór het huidige beeld
Ontspanknop
Pendelknop

Hoofdstuk 6

Weergeven
Toont het voorgaande beeld
Springt naar het tiende beeld na het huidige beeld
Wilt u het weergeven van beelden annuleren,
3
dan drukt u op de monitorknop
Daarmee schakelt u de camera en de
monitor uit.
Toont het volgende beeld
Snelweergave Quick View
Met deze functie kunt u beelden bekijken terwijl de camera in de stand fotograferen staat. Dat is vooral praktisch wanneer u de resultaten van uw opnamen wilt bekijken om daarna weer snel door te gaan met fotograferen. De functies waarover u bij normaal weergeven beschikt, zijn ook beschikbaar met QUICK VIEW.
Druk met de camera in de stand Fotograferen tweemaal snel achter
1
elkaar (dubbelklik) op de monitorknop
De monitor wordt ingeschakeld met daarin het laatst gefotografeerde
beeld.
Wilt u andere beelden weergeven, dan selecteert u die met de
pendelnop, op dezelfde wijze als bij enkelbeeldweergave.
Monitorknop
79
Stilstaande beelden weergeven
MODE MENU
INFO
Opmerking
Wilt u doorgaan met fotograferen, dan drukt u de ontspanknop half in.
2
De camera wordt dan weer in de stand Fotograferen gezet en u kunt
doorgaan met fotograferen.
Diashow
Hoofdstuk 6
Met deze functie kunt u achtereenvolgens alle op het kaartje opgeslagen beelden weergeven (diashow). Videobeelden weergeven is met deze functie niet mogelijk. Van video-opnamen wordt alleen het eerste beeld getoond.
Geef een stilstaand beeld weer.
1
Open het hoofdmenu door op de
2
OK/MENU-knop te drukken.
Start de diashow door op Ñ te drukken
3
Stop de diashow door op de OK/MENU-
4
knop te drukken.
Bij het lang achtereen vertonen van een diashow doet u er goed aan de
optionele lichtnetadapter te gebruiken. Gebruikt u de batterij, dan wordt de camera na circa 30 minuten in de sluimerstand gezet en stopt de diashow automatisch.
De diashow wordt net zo lang vertoond tot u op de OK/MENU-knop
drukt.
ÑKnop
knop
80
Stilstaande beelden weergeven
2.5x2.5x
Opmerking
Gezoomd weergeven
De in de monitor getoonde beelden kunt u vergroot weergeven. Telkens wanneer u de zoomknop naar de T draait, wordt het beeld van 1,5x tot 4x vergroot.
Selecteer met de pendelknop het
1
stilstaande beeld dat u vergroot wilt weergeven.
Met het functiepictogram (Video)
gemarkeerde beelden kunt u niet vergroten.
Draai de zoomknop naar de stand T ( ).
2
Bij een vergroot weergegeven beeld kunt u,
met de pijlknoppen ( pendelknop het beeld verticaal en horizontaal door de monitor schuiven.
ß/å/˙/¥) van de
Pendelknop
TIPS
Als u het beeld weer in zijn oorspronkelijk grootte (vergroting 1x)
wilt weergeven.
T Draai de zoomknop naar de W.
Als u een ander beeld wilt weergeven
T Draai de zoomknop naar de W om het weer in zijn normale grootte
(1X) weer te geven en selecteer vervolgens met de pendelknop het gewenste beeld.
Zoomknop
Hoofdstuk 6
Probeert u tijdens gezoomde weergave een diashow te geven, dan wordt
de functie Gezoomd weergeven geannuleerd.
Een beeld dat u vergroot weergeeft, kunt u niet in vergrote toestand
opslaan.
81
Stilstaande beelden weergeven
Indexweergave
Met deze functie kunt u meer beelden tegelijk in de monitor bekijken. Deze functie is vooral handig bij het vergelijken van beelden en het kiezen van de beste opname. U kunt zelf instellen uit hoeveel beelden het indexbeeld moet bestaan.
Geef een stilstaand beeld weer (zie blz. 79).
1
Hoofdstuk 6
Draai de zoomknop naar de W ( ).
2
In de monitor verschijnt nu een indexbeeld.
Selecteer het gewenste beeld met de
3
pendelknop.
Rond het geselecteerde beeld verschijnt een
groen kader.
m Gebruik van de pendelknop tijdens
indexweergave
Pendelknop
knop
Zoomknop
É: Selecteert het voorgaande beeld. í: Selecteert het volgende beeld. Ñ: Toont het indexbeeld dat voorafgaat aan het
beeld in de linkerbovenhoek van het op dat moment getoonde indexbeeld.
ñ: Toont het indexbeeld dat volgt op het beeld in
de rechterbenedenhoek van het op dat moment getoonde indexbeeld.
Om naar enkelbeeldweergave terug te keren, draait u de zoomknop
4
naar de T.
Het met het groene kader gemarkeerde beeld wordt op ware grootte
weergegeven.
Aantal beelden van een indexbeeld instellen
Met deze functie stelt u in uit hoeveel beelden het indexbeeld moet bestaan.
Selecteer in het hoofdmenu MODE MENU T
1
SETUP T en druk dan op de knop í.
Selecteer het aantal beelden (4 / 9 / 16)
2
waaruit het indexbeeld moet bestaan door op
Ñ of ñ te drukken en druk dan op .
Sluit het instelmenu door opnieuw op te drukken.
Indexbeeld van 4 beelden
82
Stilstaande beelden weergeven
HQ
’02.12.23 21:56 24
HQHQ
’02.12.23 21:56 24’02.12.23 21:56 24
HQHQ
’02.12.23 21:56 24’02.12.23 21:56 24
Opmerking
Beelden draaien
Met deze functie kunt u beelden draaien. Fotografeert u met de camera verticaal, dan is de bovenkant van het beeld in de monitor opzij gericht. Met deze functie kunt u dergelijke beelden 90 graden met de wijzers van de klok mee of tegen de wijzers van de klok in draaien, zodat ze horizontaal worden weergegeven.
Selecteer met de pendelknop het beeld dat
1
u wilt draaien.
Met een (Video) gemarkeerde beelden
kunt u niet draaien.
Selecteer in het hoofdmenu MODE MENU
2
T PLAY T en druk dan op í.
Selecteer + 90° / – 90° door op Ñ of ñ te
3
drukken en druk dan op de knop .
Nu wordt het gedraaide beeld opgeslagen.
Annuleer het menu door opnieuw op de
OK/MENU-knop te drukken.
De gedraaide beelden blijven op het kaartje bewaard, ook als u de camera
uitschakelt.
Beveiligde beelden kunt u niet draaien (zie blz. 87).
Pendelknop
knop
Hoofdstuk 6
83

Videobeelden weergeven – MOVIE PLAY

MODE MENU
MOVIE PLAY
INFO
MOVIE PLAYBACK
INDEXINDEX
MOVIE PLAYMOVIE PLAY
CANCELCANCEL SELECTSELECT
GOGO
20
Met deze functie kunt u videobeelden weergeven of bewerken.
Selecteer met de pendelknop het met het
1
functiepictogram (Video) gemarkeerde beeld dat u wilt weergeven (zie blz. 79).
Hoofdstuk 6
knop
Open het hoofdmenu door op de
2
OK/MENU-knop te drukken.
Selecteer de functie MOVIE PLAY door op
3
Ñ te drukken.
Selecteer de functie MOVIE PLAYBACK
4
(Video-opnamen weergeven) of de functie INDEX door op MOVIE PLAYBACK:
videobeelden weer INDEX: Geeft een video weer in de vorm van een index (zie blz. 86) van 9 (negen) stilstaande beelden.
Ñ of ñ te drukken.
Geeft de reeks
Pendelknop
84
Videobeelden weergeven – MOVIE PLAY
PLAYBACK
FRAME BY FRAMEFRAME BY FRAME
EXITEXIT
MOVIE PLAYBACK
MOVIE PLAYBACK
Opmerking
Start de weergave door op te drukken.
5
Aam het einde van de videoweergave
verschijnt in de monitor automatisch weer de eerste van de reeks videobeelden.
Open het menu MOVIE PLAYBACK door op
6
te drukken.
Selecteer de gewenste functie door op Ñ of ñ te drukken.
7
PLAYBACK:
weer. FRAME BY FRAME: (Beeld voor beeld): Geeft de reeks videobeelden handbediend beeld voor beeld weer.
EXIT: (Afsluiten): Stopt het weergeven van videobeelden.
Start de geselecteerde functie door op te drukken.
8
Heeft u de functie FRAME BY FRAME geselecteerd, dan gaat u te werk
volgens onderstaande aanwijzingen.
Heeft u de functie EXIT geselecteerd, dan verschijnt het menu MOVIE
PLAY. Om dat te sluiten, drukt u op
m Videobeelden weergeven met de pendelknop
(Weergeven): Geeft de hele reeks videobeelden opnieuw
É.
Ñ: Geeft het eerste beeld van de reeks videobeelden weer. ñ: Geeft het laatste beeld van de reeks videobeelden weer. í: Bij elke druk op de knop wordt het volgende beeld weergegeven. Houdt
u de knop ingedrukt, dan lopen de videobeelden constant door.
É: Bij elke druk op de knop wordt het voorgaande beeld weergegeven.
Houdt u de knop ingedrukt, dan lopen de videobeelden constant achteruit door.
: Opent het functiemenu MOVIE PLAYBACK (Videobeelden weergeven).
Hoofdstuk 6
De tijd die de camera nodig heeft om video-opnamen vanaf het kaartje te
lezen, is afhankelijk van de lengte van de video-opname en de beeldkwaliteit. Tijdens het dataverkeer knippert de indicatie-LED Dataverkeer.
85
Videobeelden weergeven – MOVIE PLAY
O K
CANCELCANCEL
INDEXINDEX
Opmerking
INDEX
Het is mogelijk een video-opname weer te geven als een indexbeeld van 9 (negen) stilstaande beelden. Een dergelijke index kan worden opgeslagen in de vorm van een stilstaand beeld, maar met een andere beeldkwaliteit dan de oorspronkelijke reeks videobeelden (zie hieronder).
Beeldkwaliteit tijdens
Hoofdstuk 6
het fotograferen van
de videobeelden
HQ SQ2 (1024x768) SQ SQ2 (640x480)
(Voor de stappen 1 tot en met 4,
5
zie blz. 84). Druk op de OK/MENU-knop .
Nu wordt het instelmenu INDEX geopend.
Terwijl de videobeelden worden opgehaald,
knippert de indicatie-LED Dataverkeer.
Selecteer de functie OK of CANCEL door
6
op
Ñ of ñ te drukken.
OK : CANCEL : Annuleert de index.
Om de geselecteerde video-opname weer
7
te geven, drukt u op .
Selecteert u de functie CANCEL, dan
verschijnt het instelmenu MOVIE PLAY. Om dat menu te sluiten, drukt u op
Slaat de index op op het kaartje.
Beeldkwaliteit bij opslag in de vorm van een index
ÑñÉ Knoppen
Indicatie-LED Dataverkeer
É.
knop
Het interval tussen de beelden die automatisch uit de reeks videobeelden
werden gelicht, is afhankelijk van de lengte van de video-opname.
Is de beschikbare ruimte op het kaartje onvoldoende, dan is de functie
INDEX niet beschikbaar.
86

Beelden beveiligen

HQ
Opmerking
Om onbedoeld wissen van belangrijke beelden te voorkomen, doet u er goed aan die beelden te beveiligen. Met de functies Enkelbeeldwissen en Alle beelden wissen kunt u geen beveiligde beelden wissen.
Geef het beeld weer dat u wilt beveiligen.
1
Druk op de knop (Beveiligen).
2
Nu wordt het beeld beveiligd.
Wilt u de beveiliging opheffen, dan drukt
u opnieuw op de knop .
Functiepictogram Beveiligd beeld.
Hoewel u met de functies Enkelbeeldwissen en Alle beelden wissen geen
beveiligde beelden kunt wissen, worden met de functie FORMAT wel alle beelden gewist.
Knop
Hoofdstuk 6
87

Beelden wissen

ERASEERASE
YESYES
N O
SELECTSELECT GOGO
Opmerking
Met deze functie kunt u op het kaartje opgeslagen beelden wissen. U kunt de beelden een voor een wissen maar u kunt ook alle beelden in één keer wissen.
Eenmaal gewiste beelden kunt u niet meer herstellen.
Eén enkel beeld wissen
Hoofdstuk 6
Deze functie wist uitsluitend het beeld dat op dat moment in de monitor wordt getoond. Wilt u nog andere beelden wissen, dan moet u dat met deze functie een voor een doen.
Geef het beeld weer dat u wilt wissen.
1
Is het beeld beveiligd, dan moet u eerst de
beveiliging opheffen (zie blz. 87).
Druk op de wisknop .
2
Nu wordt het instelmenu ERASE
geopend.
Selecteer YES door op Ñ te drukken.
3
Om het wissen te annuleren, selecteert u
NO en drukt dan op .
Wisknop
knop
Ñ knop
Wis het beeld door op te drukken.
4
88
Beelden wissen
ALL ERASEALL ERASE
YES
N ON O
SELECTSELECT GOGO
Alle beelden wissen
Met deze functie wist u alle op het geheugenkaartje opgeslagen stilstaande beelden en video-opnamen, behalve beveiligde beelden (zie blz. 87).
Selecteer in het hoofdmenu MODE MENU T
1
CARD T CARD SETUP.
Druk op de knop í.
2
Nu wordt het instelmenu CARD SETUP
geopend.
Selecteer ALL ERASE door op Ñ te
3
drukken en druk dan op .
Nu verschijnt het instelmenu ALL ERASE.
Selecteer YES door op Ñ te drukken.
4
Om het wissen te annuleren, selecteert u NO
en drukt dan tweemaal op .
Start het wissen door op te drukken.
5
Een voortgangsbalk geeft aan hoe ver het
wissen gevorderd is.
Ñíknoppen
knop
Hoofdstuk 6
89

Stilstaande beelden bewerken

EXITEXIT SELECTSELECT
GOGO
BLACK & WHITEBLACK & WHITE
BLACK & WHITE
CANCELCANCEL
De op het kaartje opgeslagen beelden kunt u bewerken en opslaan in de vorm van nieuwe beelden. U kunt de volgende bewerkingen uitvoeren:
BLACK&WHITE: Met deze functie zet u een beeld om in een zwart-witbeeld. SEPIA : Met deze functie zet u een beeld om in een sepiabeeld.
Hoofdstuk 6
Beelden omzetten in zwart-wit of in sepia
Geef het stilstaande beeld weer dat u wilt
1
bewerken.
Selecteer in het hoofdmenu MODE MENU
2
T EDIT T BLACK & WHITE of SEPIA.
Druk op í.
3
Selecteer BLACK & WHITE of SEPIA door
4
Ñ of ñ te drukken.
op BLACK & WHITE of SEPIA:
Zet beelden om in zwart-witbeelden of in sepiabeelden en slaat ze op het kaartje op als nieuwe beelden.
CANCEL:
Annuleert het omzetten van beelden. Wilt u in plaats daarvan andere beelden bewerken, dan moet u eerst deze functie gebruiken.
: Met deze functie wijzigt u de resolutie in 640 x 480 pixels of
in 320 x 240 pixels, waarna u het beeld als een nieuw bestand kunt opslaan. Met deze functie maakt u beelden kleiner, bijvoorbeeld om ze als bijlagen aan e-mail mee te geven.
Ññíknoppen
knop
De functie BLACK & WHITE geselecteerd
5
90
Start de bewerking door op te drukken.
Een voortgangsbalk geeft aan hoe ver de bewerking gevorderd is en de
monitor wordt weer in de stand voor normale weergave gezet.
Stilstaande beelden bewerken
EXITEXIT SELECTSELECT
GOGO
640 x 480
CANCELCANCEL
320 x 240320 x 240
Opmerking
Resolutie wijzigen
Geef het stilstaande beeld weer waarvan
1
u de resolutie wilt wijzigen.
Selecteer in het hoofdmenu MODE MENU
2
T EDIT T .
Druk op í.
3
Nu wordt het instelmenu geopend.
Selecteer de resolutie door op Ñ of ñ te
4
drukken. 640 x 480 / 320 x 240:
Maakt het beeldbestand kleiner en slaat het nieuwe beeldbestand op op het kaartje. CANCEL: Annuleert het wijzigen van de resolutie. Wilt u in plaats daarvan andere beelden bewerken, dan moet u eerst deze functie gebruiken.
Start de bewerking door op te drukken.
5
Een voortgangsbalk geeft aan hoe ver de bewerking gevorderd is en de
monitor wordt weer in de stand voor normale weergave gezet.
In de volgende gevallen is de functie EDIT niet beschikbaar:
– Als op het kaartje niet voldoende geheugenruimte beschikbaar is. – Bij video-opnamen. – Met beeldkwaliteit TIFF opgeslagen beelden. – Bij beelden die werden bewerkt op een computer.
Ññíknoppen
knop
Hoofdstuk 6
91

Weergeven op een TV-ontvanger

Opmerking
Met het bij de camera geleverde videokabeltje kunt u de gefotografeerde beelden weergeven op een TV-ontvanger.
Overtuig u ervan dat u de TV en de camera uitgeschakeld heeft.
1
Sluit de video-uitgangsconnector VIDEO OUT van de camera met het
2
videokabeltje aan op de video-ingangsconnector van de TV.
Hoofdstuk 6
Steek de andere plug van het kabeltje in de video­uitgangsconnector VIDEO OUT van de camera
Schakel de camera in door op de knop te drukken. Schakel de
3
TV-ontvanger in en zet die in de stand Video-ingang.
Voor nadere informatie over de functie Video-ingang raadpleegt u de
handleiding van uw TV-ontvanger.
Selecteer een beeld met de pendelknop.
4
Het geselecteerde beeld wordt nu weergegeven op de TV.
Overtuig u ervan dat het video-uitgangssignaal van de camera van
hetzelfde type is als het videosignaal van de TV (zie blz. 101).
Als u de camera op de TV aansluit, wordt de monitor van de camera
automatisch uitgeschakeld.
Het is mogelijk dat het beeld op de TV-ontvanger niet in het midden staat.
Dit wordt veroorzaakt door de instellingen van de TV.
Zijn de beelden gecomprimeerd om ze in hun geheel in het TV-scherm te
laten passen, dan verschijnt in de blanco randen rond het beeld een zwart kader. Laat u dat beeld via de TV printen door een videoprinter, dan is het mogelijk dat een zwart kader rond het beeld wordt geprint.
Steek de ene plug van het kabeltje in de video-ingangsconnector (geel) van de TV
Videokabeltje
92
Alles herstellen
Beschikbare functies
(Opslaan van de camera instellingen)
Met deze functie kunt u kiezen of bij het uitschakelen van de camera de huidige camera-instellingen wel of niet worden opgeslagen.
OFF: Met deze optie blijven alle instellingen bewaard die gemaakt werden tot
het moment dat u de camera uitschakelt.
ON : Als u nu de camera uitschakelt, worden voor alle instellingen de
standaardinstellingen op het moment van aflevering door de fabriek hersteld.
De instelling ALL RESET (ON/OFF) is van toepassing op alle functies van de camera. De instellingen waarop de functie ALL RESET van toepassing is¸ vindt u in onderstaande tabel.
Selecteer in het hoofdmenu MODE MENU T SETUP T ALL RESET T ON of OFF en druk dan op . Sluit het menu door opnieuw op te drukken. Standaardinstellingen af fabriek:
Functies waarop ALL RESET van toepassing is
Functie Standaardinstellingen af fabriek Zie blz.
P/A/S/M P P. 33 FNo (Diafragmawaarde) F2.8 P. 41, 43 SHUTTER (Sluitertijd) 1/500 P. 42, 43
±0 P. 76
ZOOM 38mm P. 46 FLASH MODE
*1
DRIVE (Sluiterfunctie) P. 59 ISO AUTO P. 74
DIGITAL ZOOM
(voor stilstaande beelden) HQ P. 70
WB (Witbalans) AUTO P. 77 SHARPNESS NORMAL P. 78 CONTRAST NORMAL P. 78
*1 Afhankelijk van de fotofunctie is het mogelijk dat ook met de functie ALL RESET
ingesteld op OFF de instellingen niet opgeslagen worden.
*2 De standaardinstelling af fabriek is afhankelijk van de fotofunctie.
*1
*1
*2
AUTO OFF P. 54, 55 OFF P. 56, 57
±0 P. 53 OFF P. 46
ON

Hoofdstuk 7

Handige functies
P. 48
93

Snelmenu

WB
MODE MENU
De functies in het hoofdmenu kunt u vervangen door de functies in onderstaande tabel, behalve van het functiemenu MODE MENU. Dit is vooral praktisch wanneer u snel naar bepaalde veel gebruikte functies wilt wisselen.
Hoofdstuk 7
Beschikbare
menufuncties
DRIVE , ,
ISO AUTO, 80, 160, 320 P. 74
P/A/S/M P, A, S, M P. 33
–2 – ±0 – +2 P. 53
DIGITAL ZOOM OFF, ON P. 46
PANORAMA P. 66
2 IN 1 P. 68
(voor stilst. beelden) TIFF, SHQ, HQ, SQ1, SQ2 P. 70
WB AUTO, , , , P. 77
SHARPNESS HARD, NORMAL, SOFT P. 78
CONTRAST HARD, NORMAL, LOW P. 78
Instellingen Zie blz.
, P. 56, 57
BKT P. 59
,
Snelmenu
94
Beschikbare functies
SHORT CUTSHORT CUT
A
WBWB
BB CC
SELECTSELECT
GOGO
A
B
C
MODE MENU
SHORT CUTSHORT CUT
AA BB CC
SELECTSELECT
GOGO
ISOISO
DRIVEDRIVE
P/A/S/MP/A/S/M
Instellen van het snelmenu
In het hiernaast, rechts, afgebeelde schema zijn de drie snelmenu’s A, B en C in het hoofdmenu aangegeven.
Selecteer in het hoofdmenu MODE MENU
1
T SETUP T SHORT CUT en druk dan op
í.
Nu verschijnt het instelmenu SHORT CUT
Selecteer A en druk dan op í, zodat de
2
beschikbare menufuncties verschijnen.
Selecteer de gewenste functie door op Ñ
3
of ñ te drukken en druk dan op om de instelling op te slaan.
Herhaal stap 2 en 3 om de snelmenu's B en
C in te stellen.
Snelmenu
Hoofdstuk 7
95
Snelmenu
DIGITAL ZOOM
WB
MODE MENU
Beschikbare functies
CAMERA
PICSET
CARD
DIGITAL ZOOMDIGITAL ZOOM
OFF
ONON
2 IN 12 IN 1
PANORAMAPANORAMA
Gebruik van het snelmenu
Open het hoofdmenu door op te drukken.
1
Het hoofdmenu bevat nu het door u ingestelde snelmenu.
Hoofdstuk 7
Druk op de naast de functies afgebeelde pictogrammen ˙ߥ voor
2
de pijlknoppen van de pendelknop.
In de monitor verschijnt nu meteen het instelmenu voor die functie.
Voorbeeld: Wanneer de functie DIGITAL ZOOM is toegekend aan
snelmenu A.
Druk op de OK/MENU­knop
Standaardinstellingen af fabriek:
Als u nu op instelmenu DIGITAL ZOOM geopend.
A: B:
C: WB
Ñ drukt, wordt meteen het
96

Informatieweergave – INFO

Beschikbare functies
HQ
’02.09.12 12:30
20
x10
HQ
SIZE: 2560x1920
F2.8 1/800 +2.0
ISO80 ’02.09.12 12:30 FILE: 100–0020
INFO
Met deze functie bepaalt u hoeveel informatie in de stand fotograferen of weergeven in de monitor wordt weergegeven. De fotografische informatie wordt gedurende circa 3 (drie) seconden in de monitor getoond, daarna keert de monitor terug naar normale weergave. Voor details over de getoonde informatie raadpleegt u blz. 10.
Selecteer in het hoofdmenu MODE MENU en druk dan op . Sluit het menu door opnieuw op te drukken.
Open het hoofdmenu door op te drukken. Schakel de informatieweergave INFO in (ON) door op
Om met de camera in de stand weergeven de functie INFO uit te
schakelen, opent u het hoofdmenu door opnieuw op en dan op drukken.
:
T SETUP T INFO T ON of OFF
:
É te drukken.
É te
Voorbeeld: Informatieweergave tijdens weergeven van stilstaande beelden
Hoofdstuk 7
Met de functie INFO uitgeschakeld (OFF)
Standaardinstellingen af fabriek: OFF
Met de functie INFO ingeschakeld (ON)
97

Formatteren van kaartjes

Beschikbare functies
FORMATFORMAT
YES
NONO
CAUTION ERASING ALL
Opmerking
Met deze functie formatteert u een kaartje. Door te formatteren bereidt u het kaartje voor op het opslaan van beeldmateriaal. In deze camera verdient het gebruik van kaartjes van het merk Olympus CAMEDIA de voorkeur. Voordat u een kaartje van een ander fabrikaat dan Olympus, of een kaartje dat met een ander apparaat, bijvoorbeeld een computer werd geformatteerd, kunt gebruiken, moet u dat eerst in deze camera formatteren.
Hoofdstuk 7
: Selecteer in het hoofdmenu CARD SETUP.
1
T CARD T CARD SETUP en druk dan op í.
MENU
: Selecteer in het hoofdmenu MODE MENU SETUP en druk dan op en druk dan op .
Selecteer de optie YES door op Ñ te
2
drukken.
Wilt u het formatteren annuleren, dan
selecteert u NO en drukt dan op .
Start het formatteren door op
3
te drukken.
Tijdens het formatteren geeft de
voortgangsbalk aan hoe ver de bewerking gevorderd is.
: Selecteer in het hoofdmenu MODE
T CARD T CARD
í. Selecteer FORMAT door op ñ te drukken
Bij het formatteren van het kaartje wordt alle opgeslagen beeldmateriaal
gewist. Wilt u een kaartje formatteren, zorg er dan eerst voor dat u belangrijk beeldmateriaal opslaat of overbrengt naar een computer voordat u het kaartje formatteert.
Bij gebruik van andere dan OLYMPUS-kaartjes en van met een computer
geformatteerde kaartjes kan het opslaan van beelden langer duren. In dergelijke gevallen kunt u het kaartje het best opnieuw formatteren.
98
Helderheid van de monitor
Beschikbare functies
Beschikbare functies
ADJUSTADJUST
GOGO
instellen
Met deze functie kunt u de helderheid van de monitor instellen.
Selecteer in het hoofdmenu MODE MENU
1
T SETUP T en druk dan op í.
Voor een helderder monitorbeeld drukt Ñ op
2
ñ en voor een donkerder monitorbeeld op ñ. Om de instelling af te sluiten, drukt u op
. Sluit het menu door opnieuw op te
drukken.
Hoofdstuk 7
Standaardinstellingen af fabriek:
±0
Pieptoontje uitschakelen
Als u dat wenst, kunt u het pieptoontje dat bij het bedienen van de knoppen klinkt en dat als waarschuwingssignaal gebruikt wordt, uitschakelen.
Selecteer in het hoofdmenu MODE MENU T SETUP T T ON of OFF en druk dan op . Sluit het menu door opnieuw op te drukken.
Standaardinstellingen af fabriek: ON
99

Controlebeeld weergeven – REC VIEW

Beschikbare functies
Met deze functie kunt u instellen of u het zojuist door u gefotografeerde beeld tijdens het opslaan ervan wel of niet in de monitor wilt laten verschijnen.
m ON
In de monitor wordt het beeld getoond terwijl dat wordt opgeslagen op het kaartje. Dat is vooral praktisch als u het zojuist gefotografeerde beeld vluchtig wilt controleren. Tijdens REC VIEW is half indrukken van de ontspanknop
Hoofdstuk 7
voldoende om het fotograferen onmiddellijk te hervatten.
m OFF
Het beeld dat wordt opgeslagen op het kaartje verschijnt niet in de monitor. Dit is vooral praktisch wanneer u uw volgende opname wilt voorbereiden terwijl de voorgaande opname wordt opgeslagen.
Selecteer in het hoofdmenu MODE MENU T SETUP T REC VIEW T ON of OFF en druk dan op . Sluit het menu door opnieuw op te drukken.
Standaardinstellingen af fabriek:
100
ON
Loading...