Kia Picanto 2008 Owner's Manual [nl]

KIA,HET BEDRIJF
Nu u eigenaar bent van een KIA krijgt u waarschijnlijk veel vragen over uw auto en over het bedrijf, zoals “Wat is een KIA?”, “Wie is KIA?” en “Wat betekent ‘KIA’?”.
Hier volgen enige antwoorden. Ten eerste, KIA is de oudste autoproducent in Korea. Het bedrijf bestaat uit duizenden werknemers die zich concentreren op het bouwen van auto's met een hoge kwaliteit tegen een redelijke prijs.
De eerste lettergreep, KI, in het woord “KIA” betekent “opkomende zon”. De tweede lettergreep, A, betekent “Azië”. Dus het woord KIA, betekent “opkomende zon uit Azië”.
Veel plezier met uw auto!
SA(FL) holl foreword.qxd 8/7/2007 3:27 PM Page 1
i
Hartelijk dank voor het kiezen van een KIA. Onthoud dat voor onderhoud uw dealer de aangewezen
persoon is. Uw dealer heeft door de importeur getrainde monteurs in dienst, beschikt over de aanbevolen speciale gereedschappen, originele KIA-onderdelen en zal er alles aan doen u optimaal van dienst te zijn.
Bewaar het instructieboekje in de auto voor een eventuele volgende eigenaar.
Dit instructieboekje zal u vertrouwd maken met de bediening, het onderhoud en de veiligheidsaspecten van uw nieuwe auto. Bij het instructieboekje hoort een garantie- en onderhoudsboekje waarin u informatie vindt over de garantie. We raden u aan om deze informatie zorgvuldig te lezen en de daarin opgenomen aanwijzingen zorgvuldig op te volgen, zodat u veilig en probleemloos van uw nieuwe auto kunt genieten.
KIA rust zijn talrijke modellen uit met een grote verscheidenheid aan opties, componenten en kenmerken.
Het is dan ook mogelijk dat de uitrusting die in dit instructieboekje beschreven staat en die op illustraties afgebeeld is, niet allemaal van toepassing is op uw auto.
De in dit instructieboekje opgenomen informatie en specificaties golden ten tijde van het ter perse gaan. KIA behoudt zich te allen tijde het recht voor wijzigingen door te voeren zonder voorafgaande kennisgeving. Als u vragen heeft, kunt u zich te allen tijde tot uw KIA-dealer wenden.
Wij zullen er alles aan doen om u optimaal en tot volle tevredenheid van uw nieuwe KIA te laten genieten.
© 2007 KIA MOTORS NEDERLAND B.V. Alle rechten voorbehouden. Complete of gedeeltelijke
reproductie op wat voor manier dan ook, elektronisch of mechanisch, inclusief kopiëren, vastleggen via een systeem voor het opslaan en terughalen van informatie, of vertalen is niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming van KIA Motors Corporation.
Gedruk in Korea
Voorwoord
SA(FL) holl foreword.qxd 8/7/2007 3:27 PM Page 2
ii
1 2 3 4 5 6 7 8 9
Introductie
Uw auto in één oogopslag
Veiligheidsysteem van uw auto
Kenmerken van uw auto
Rijden met uw auto
Wat te doen in een noodgeval
Onderhoud
Consumenteninformatie
Specificaties
I
Index
INHOUDSOPGAVE
SA(FL) holl foreword.qxd 8/7/2007 3:27 PM Page 3
1
Gebruik van dit instructieboekje / 1-2 Vereiste brandstof / 1-2 Inrijprocedure / 1-5 Controlelampjes in het instrumentenpaneel / 1-6
Introductie
SA(FL) holl 1.qxd 8/7/2007 2:30 PM Page 1
Introductie
21
A010000AUN
Wij willen u helpen om het meeste rijplezier van uw auto te krijgen. Het instructieboekje kan daar op vele manieren toe bijdragen. Wij raden u ten zeerste aan het complete instructieboekje door te lezen. Om de kans op letsel te beperken, moet u met name de gedeeltes met WAARSCHUWING en OPMERKING door het gehele instructieboekje lezen.
De afbeeldingen vormen een waardevolle aanvulling op de tekst. In uw instructieboekje vindt u informatie over de kenmerken, over belangrijke veiligheidsaspecten en over het rijden onder diverse omstandigheden.
De algemene indeling van het instructieboekje vind u in de INHOUDSOPGAVE. De index vormt een goede ingang om de gewenste passage te vinden.
Hoofdstukken: Dit instructieboekje heeft negen hoofdstukken en een index. Elk hoofdstuk begint met een korte inhoudsopgave, zodat u direct kunt zien of het gewenste hoofdstuk de gewenste informatie bevat.
U vindt verschillende WAARSCHUWINGEN, OPMERKINGEN en AANWIJZINGEN in dit instructieboekje. Deze dienen ter vergroting van uw persoonlijke veiligheid. Lees ALLE procedures en aanbevelingen in deze WAARSCHUWINGEN, OPMERKINGEN en AANWIJZINGEN nauwkeurig door en neem ze in acht.
AANWIJZING
OPMERKING geeft aan dat er interessante of nuttige informatie wordt gegeven.
Benzinemotor
A020101AUN
Loodvrij
Gebruik voor optimale prestaties van uw auto loodvrije benzine met een octaangetal van 95 RON/91 AKI of hoger.
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine met een octaangetal van 91 RON of meer voor uw nieuwe Kia.
Bij gebruik van LOODVRIJE BENZINE zijn de prestaties maximaal en de uitlaatgassen het schoonst en wordt vervuiling van de bougies tegengegaan.
GEBRUIK VAN DIT INSTRUCTIEBOEKJE VEREISTE BRANDSTOF
WAARSCHUWING
Een WAARSCHUWING wijst u erop bijzonder voorzichtig te zijn ter voorkoming van schade en ernstig letsel.
OPMERKING
Informatie waar VOORZICHTIG bij staat, dient ervoor om te voorkomen dat u een fout maakt waardoor uw auto beschadigd zou kunnen raken.
SA(FL) holl 1.qxd 8/7/2007 2:30 PM Page 2
13
Introductie
A020102ASA
Loodhoudende benzine (indien van toepassing)
In sommige landen moet er loodhoudende benzine worden gebruikt. Neem contact op met een officiële Kia­dealer om te informeren of uw auto geschikt is voor het gebruik van loodhoudende benzine of niet.
Het vereiste octaangetal voor loodhoudende benzine is gelijk aan dat voor loodvrije benzine.
A020103AUN
Benzine die alcohol en methanol bevat
In sommige landen is naast benzine ook gasohol verkrijgbaar. Dit is een mengsel van benzine en ethanol of methanol.
Gebruik dit mengsel niet met meer dan 10% ethanol en gebruik geen benzine of mengsel dat methanol bevat. Deze brandstoffen kunnen rijproblemen en schade aan het brandstofsysteem veroorzaken.
Gebruik gasohol niet langer wanneer er rijproblemen optreden.
Schade aan de auto of rijproblemen vallen mogelijk niet onder de fabrieksgarantie wanneer ze veroorzaakt worden door het gebruik van:
1. Benzinemengsels met meer dan 10% ethanol.
2. Benzine of gasohol die methanol bevat.
3. Loodhoudende benzine.
WAARSCHUWING
• Probeer de tank niet verder te vullen nadat het vulpistool automatisch is afgeslagen.
• Controleer altijd of de tankdop goed vastgedraaid is, om morsen van brandstof in geval van een aanrijding te voorkomen.
OPMERKING
GEBRUIK NOOIT LOODHOUDENDE BENZINE. Loodhoudende benzine is schadelijk voor de katalysator en de lambdasensor van het motorregelsysteem en zal de emissieregeling nadelig beïnvloeden.
Voeg nooit brandstofadditieven producten toe aan het brandstofsysteem. (Neem voor details contact op met een officiële Kia-dealer.)
OPMERKING
Gebruik nooit benzinemengsels die methanol bevatten. Gebruik gasoholproducten niet langer wanneer er rijproblemen optreden.
SA(FL) holl 1.qxd 8/7/2007 2:30 PM Page 3
Introductie
41
A020104AUN
Gebruik van MTBE
Geadviseerd wordt geen brandstof in uw auto te gebruiken die meer dan 15,0 volumeprocent MBTE (Methyl Tertiair Butyl Ether) (zuurstofmassa 2,7%) bevat.
Brandstof die meer dan 15,0 volumeprocent MBTE (zuurstofmassa 2,7%) bevat kan de prestaties van de auto in negatieve zin beïnvloeden en dampvorming of slecht aanslaan veroorzaken.
A020105AUN
Gebruik geen methanol
Uw auto is niet geschikt voor het gebruik van methanol (methylalcohol). Dit type brandstof heeft een negatieve invloed op de prestaties van uw auto en kan schade aan het brandstofsysteem veroorzaken.
A020106AUN
Benzines die het milieu minder belasten
Om een bijdrage te leveren aan het tegengaan van luchtverontreiniging, wordt geadviseerd benzine te gebruiken die reinigende additieven bevat. Deze benzines helpen inwendige verontreiniging te voorkomen. Dit soort benzine zorgt ervoor dat de motor minder schadelijke stoffen uitstoot en verbetert de prestaties van het emissieregelsysteem.
A020107AUN
Rijden in het buitenland
Als u van plan bent om met uw auto naar het buitenland te gaan:
• Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de in dat land geldende wettelijke voorschriften met betrekking tot registratie en verzekering.
• Informeer of de juiste brandstof verkrijgbaar is.
Dieselmotor
A020201AUN
Dieselbrandstof
Gebruik voor de dieselmotor alleen bij het bemzinestation verkrijgbare dieselbrandstof die aan de EN 590-norm of vergelijkbaar voldoet. (EN staat voor "European Norm"). Gebruik geen dieselbrandstof die bestemd is voor de scheepvaart, lichte stookoliën of niet­goedgekeurde brandstoftoevoegingen, aangezien dit de slijtage zal bespoedigen en de motor en het brandstofsysteem kan beschadigen. Het gebruik van niet-goedgekeurde brandstoffen en/of brandstoftoevoegingen heeft een beperking van de garantie tot gevolg.
Het cetaangetal van de dieselbrandstof voor uw auto moet 52 - 54 zijn. Als er twee soorten diesel leverbaar zijn, moet afhankelijk van de temperatuur worden gekozen voor zomer- of winterdiesel.
• Boven -5°C (23°F)…zomerdiesel.
• Beneden -5°C (23°F)... winterdiesel.
OPMERKING
Schade aan het brandstofsysteem van uw auto of het verhelpen van problemen met betrekking tot de prestaties van de auto worden niet door de garantie gedekt indien ze veroorzaakt worden door brandstof die methanol bevat of brandstof die meer dan 15,0 volumeprocent MTBE (Methyl Tertiair Butyl Ether) (zuurstofmassa 2,7%) bevat.
SA(FL) holl 1.qxd 8/7/2007 2:30 PM Page 4
15
Introductie
Houd het brandstofpeil zorgvuldig in de gaten : als de motor afslaat bij gebrek aan brandstof, moet het complete brandstofsysteem worden ontlucht alvorens de motor opnieuw gestart kan worden.
A020202AUN
Biodiesel
Indien uw auto aan de EN 14214-norm of vergelijkbaar voldoet, mag bij het benzinestation verkrijgbare biodieselmengsels met niet meer dan 5% biodiesel, algemeen bekend als "B5­biodiesel" worden gebruikt. (EN staat voor "European Norm").
Het gebruik van biobrandstoffen van koolzaadmethylester (RME), vetzuur methylester (FAME), plantaardige methylester (VME), enz. of een diesel/biodieselmengsel zal de slijtage bespoedigen en kan de motor of het brandstofsysteem beschadigen. Reparatie of vervanging van versleten of beschadigde onderdelen als gevolg van het gebruik van niet-goedgekeurde brandstoffen valt niet onder de fabrieksgarantie.
A030000AUN
U hoeft de auto niet gedurende een bepaalde periode in te rijden. U kunt echter door het opvolgen van een paar eenvoudige aanwijzingen gedurende de eerste 1.000 km de prestaties, het brandstofverbruik en de levensduur van uw auto in positieve zin beïnvloeden.
• Voer het toerental van de motor niet te hoog op.
• Houd tijdens het rijden het motortoerental tussen de 2.000 - 4.000 omw/min.
• Rijd niet gedurende langere tijd met een constante snelheid. Om de motor goed in te rijden, moet het motortoerental worden gevarieerd.
• Vermijd plotseling afremmen, behalve in noodgevallen, om de onderdelen van het remsysteem de gelegenheid te geven op elkaar in te lopen.
• Laat de motor niet langer dan 3 minuten achtereen stationair draaien.
• Trek gedurende de eerste 2.000 km (1.200 mijl) met uw auto geen aanhanger.
INRIJPROCEDURE
OPMERKING
• Zorg ervoor dat er geen benzine of water in de brandstoftank terechtkomt. Als dat wel het geval is, moet de brandstoftank worden afgetapt en moet het brandstofsysteem worden ontlucht om schade aan de brandstofpomp en de motor te voorkomen.
• In de winter mag, om afslaan van de motor door vlokken van de brandstof te voorkomen, petroleum aan de brandstof worden toegevoegd als de temperatuur daalt tot lager dan 10°C (50°F). Gebruik nooit meer dan 20% petroleum.
OPMERKING
• Gebruik nooit brandstof, diesel of B5-biodiesel, dat niet aan de meest recente specificaties voldoet.
• Gebruik nooit brandstof­toevoegingen en dergelijke die niet door de fabrikant zijn aanbevolen of goedgekeurd.
SA(FL) holl 1.qxd 8/7/2007 2:30 PM Page 5
Introductie
61
CONTROLELAMPJES IN HET INSTRUMENTENPANEEL
A050000ASA
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
Controlelampje grootlicht
Controlelampje airbag voorpassagier UIT (indien van toepassing)
Controlelampjes richtingaanwijzers
Waarschuwingslampje ABS (indien van toepassing)
Waarschuwingslampje parkeerrem en remvloeistofniveau
Oliedruklampje
Controlelampje ESP (indien van toepassing)
Controlelampje ESP OFF (indien van toepassing)
Controlelampje motormanagement (indien van toepassing)
Waarschuwingslampje AIRBAG (indien van toepassing)
Controlelampje startblokkeersysteem (indien van toepassing)
Waarschuwingslampje laag brandstofniveau
Controlelampje voorgloeien (alleen dieselmotor)
Waarschuwingslampje brandstoffilter (alleen dieselmotor)
Waarschuwingslampje open achterklep
* Zie voor meer informatie deel Instrumentenpaneel in
hoofdstuk 4.
Waarschuwingslampje laadsysteem
Waarschuwingslampje open portier
Controlelampje O/D OFF (indien van toepassing)
O/D
OFF
Waarschuwingslampje elektronische stuurbekrachtiging (EPS) (indien van toepassing)
EPS
Controlelampje motortemperatuur
SA(FL) holl 1.qxd 8/7/2007 2:30 PM Page 6
2
Overzicht interieur / 2-2 Overzicht dashboard / 2-3 Motorruimte / 2-4
Uw auto in één oogopslag
SA(FL) holl 2.qxd 8/7/2007 2:31 PM Page 1
Uw auto in één oogopslag
22
INTERIEUR, OVERZICHT
B010000ASA
1. Knop vergrendelen/ontgrendelen portier
..........................................................4-9
2. Schakelaar spiegelbediening*...........4-23
3. Blokkeertoets ruitbediening* .............4-14
4. Schakelaar ruitbediening*.................4-13
5. Knop uitstoomopening ..............4-57, 66
6. Koplampverstelling*...........................4-47
7. Toets voertuigstabiliteitsregeling
uitschakelen*.....................................5-22
8. Stuurwiel ...........................................4-21
9. Hendel stuurverstelling*....................4-22
10. Hendel motorkapontgrendeling.......4-16
11. Ontgrendelhendel tankdopklep.......4-18
* : indien van toepassing
OSA017001
SA(FL) holl 2.qxd 8/7/2007 2:31 PM Page 2
23
Uw auto in één oogopslag
DASHBOARD, OVERZICHT
1. Instrumentenpaneel .........................4-26
2. Schakelaar verlichting/richtingaanwijzers
..........................................................4-43
3. Claxon...............................................4-22
4. Schakelaar ruitenwissers en -sproeiers
..........................................................4-49
5. Airbag bestuurder* ...........................3-46
6. Contactslot .........................................5-4
7. Schakelaar alarmknipperlichten
......................................................4-43, 6-2
8. Verwarmings- en ventilatiesysteem*
.............................................................4-54
9. Parkeerrem.......................................5-18
10. Remsysteem ..................................5-17
11. Gaspedaal
12. Selectiehendel..................................5-8
13. Stoelverwarming* .............................3-6
14. Airbag voorpassagier* ....................3-47
15. Dashboardkastje ............................4-74
* : indien van toepassing
B020000ASA
OSA017002
SA(FL) holl 2.qxd 8/7/2007 2:31 PM Page 3
Uw auto in één oogopslag
42
MOTORRUIMTE
B030000ASA
Benzinmotor
OSA017003
1. Expansievat koelvloeistof..................7-26
2. Vuldop motorolie ...............................7-25
3. Remvloeistofreservoir.......................7-29
4. Luchtfilter ..........................................7-35
5. Zekeringkast .....................................7-54
6. Minpool accu.....................................7-40
7. Pluspool accu ...................................7-40
8. Peilstok automatische-
transmissievloeistof* .........................7-30
9. Radiateurdop ....................................7-26
10. Peilstok motorolie............................7-25
11. Sproeierreservoir ............................7-32
* : indien van toepassing
SA(FL) holl 2.qxd 8/7/2007 2:31 PM Page 4
25
Uw auto in één oogopslag
Dieselmotor
1. Expansievat koelvloeistof..................7-26
2. Vuldop motorolie ...............................7-25
3. Remvloeistofreservoir.......................7-29
4. Brandstoffilter....................................7-33
5. Luchtfilter ..........................................7-35
6. Zekeringkast .....................................7-54
7. Minpool accu.....................................7-40
8. Pluspool accu ...................................7-40
9. Radiateurdop ....................................7-26
10. Peilstok motorolie............................7-25
11. Sproeierreservoir ............................7-32
OSA077002
SA(FL) holl 2.qxd 8/7/2007 2:31 PM Page 5
3
Stoelen / 3-2 Veiligheidsgordels / 3-15 Kinderzitjes / 3-29 Aanvullend veiligheidssysteem / 3-40
Veiligheidsysteem van uw auto
SA(FL) holl 3.qxd 8/7/2007 2:32 PM Page 1
Veiligheidsysteem van uw auto
23
C010000ASA
Bestuurdersstoel
(1) Voorwaartse/achterwaartse richting (2) Rugleuningverstelling (3) Zittinghoogte* (4) Stoelverwarming* (5) Hoofdsteun
Passagiersstoel
(6) Voorwaartse/achterwaartse richting (7) Rugleuningverstelling (8) Stoelverwarming* (9) Hoofdsteun
Achterstoelen
(10) Hendel neerklappen rugleuning* (11) Hoofdsteun*
*
indien van toepassing
STOELEN
OSA037001
SA(FL) holl 3.qxd 8/7/2007 2:32 PM Page 2
33
Veiligheidsysteem van uw auto
WAARSCHUWING -
Bestuurdersstoel
• Probeer de stoel nooit tijdens het rijden te verstellen. Hierdoor kunt u de controle verliezen waardoor een ongeluk met ernstig letsel of schade het gevolg kan zijn.
• Zorg ervoor dat de rugleuning altijd in de normale positie kan staan. Als de rugleuning vanwege hinderlijk geplaatste voorwerpen of andere oorzaken niet goed vergrendeld kan worden, kan dit bij een noodstop of aanrijding ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Zet voor het wegrijden de rugleuning altijd rechtop en plaats de heupgordel strak en zo laag mogelijk over de heupen. In deze positie bent u in geval van een aanrijding het beste beschermd.
• Ga zo ver van het stuurwiel af zitten als mogelijk is zonder dat dit ten koste gaat van het bedieningscomfort om onnodig en wellicht ernstig letsel door de airbag te voorkomen. Geadviseerd wordt een minimale afstand van 250 mm tussen uw bovenlichaam en het stuurwiel.
WAARSCHUWING -
Opklappen van de rugleuning
Zorg ervoor, indien u de rugleuning weer rechtop zet, dat u deze vasthoudt en rustig omhoog klapt. Als u de rugleuning niet vasthoudt tijdens het omhoog klappen, kan de rugleuning terugschieten waardoor u letsel kunt oplopen.
WAARSCHUWING -
Losliggende voorwerpen
Losliggende voorwerpen in de voetenruimte van de bestuurder kunnen de werking van de pedalen nadelig beïnvloeden en mogelijk een ongeval veroorzaken. Plaats niets onder de voorstoelen.
WAARSCHUWING -
Verantwoordelijkheid van de bestuurder voorpassagier
Rijden met de rugleuning van een stoel neergeklapt, kan bij een aanrijding leiden tot ernstig letsel. Als de rugleuning neergeklapt is, kan de persoon op de desbetreffende stoel bij een aanrijding onder de gordel doorglijden, waardoor de onderbuik zwaar belast kan worden. Hierdoor kan ernstig letsel ontstaan. De bestuurder moet de passagier erop wijzen tijdens het rijden de rugleuning altijd zo rechtop mogelijk te houden.
SA(FL) holl 3.qxd 8/7/2007 2:32 PM Page 3
Veiligheidsysteem van uw auto
43
Afstellen van voorstoel
C010101ASA
Voorwaartse/achterwaartse richting
Verstel de stoel als volgt naar voren of naar achteren:
1. Houd de hendel voor de langsverstelling aan de voorzijde van de stoel omhooggetrokken.
2. Schuif de stoel in de gewenste positie.
3. Laat de hendel los en controleer of de stoel vergrendeld is.
Stel de stoel af voordat u gaat rijden en controleer of de stoel goed vergrendeld is door te proberen deze handmatig naar voren of achteren te schuiven. Als de stoel beweegt, dan is hij niet goed vergrendeld.
(Vervolg)
• Controleer na het terugklappen van de rugleuning of deze goed vergrendeld is door te proberen hem naar voren en naar achteren te bewegen.
• Voorkom de kans op brandwonden en verwijder daarom de vloerbedekking in de bagageruimte niet. De emissieregelsystemen onder de vloer brengen hoge uitlaattemperaturen met zich mee.
WAARSCHUWING -
Rugleuning achterbank
• De rugleuning achter moet goed vergrendeld zijn. Als dat niet het geval is, kunnen passagiers en objecten in geval van afremmen of een aanrijding plotseling naar voren schieten, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
• Bagage en andere lading moet plat in de bagageruimte worden gelegd. Als de objecten groot of zwaar zijn, of moeten worden gestapeld, moeten ze worden vastgezet. Objecten in de bagageruimte mogen nooit hoger worden gestapeld dan de rugleuning. Het niet opvolgen van deze waarschuwingen kan leiden tot ernstig letsel in geval van afremmen of een aanrijding.
• In de bagageruimte mogen geen passagiers vervoerd worden en tijdens het rijden mogen er geen passagiers zitten of liggen op een neergeklapte rugleuning. Alle passagiers moeten zitten en de aanwezige veiligheidsgordels dragen.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
Controleer na het afstellen van de stoel altijd of deze goed is vergrendeld, door te proberen deze naar voren of achteren te schuiven zonder de ontgrendelhendel te gebruiken. Als de bestuurdersstoel plotseling in beweging komt, kunt u de controle over de auto verliezen.
OSA037002
SA(FL) holl 3.qxd 8/7/2007 2:32 PM Page 4
35
Veiligheidsysteem van uw auto
C010102AUN
Rugleuning
Stel de rugleuning als volgt af:
1. Leun iets naar voren en trek de hendel van de rugleuning aan de zijkant van de stoel naar boven.
2. Leun vervolgens voorzichtig achterover en verstel de rugleuning in de gewenste positie.
3. Laat de hendel los en zorg ervoor dat de rugleuning vergrendeld is. (De hendel MOET zijn oorspronkelijke positie weer innemen om de rugleuning te vergrendelen.)
C010103AUN
Afstellen van de zittinghoogte (bestuurdersstoel) (indien van toepassing)
Duw de hendel aan de zijkant van de zitting omhoog of omlaag om de hoogte van de zitting te veranderen.
• Duw de hendel een aantal maal omlaag om de zitting lager af te stellen.
• Trek de hendel een aantal maal omhoog om de zitting hoger af te stellen.
C010104ASA
Hoofdsteun
De hoofdsteun biedt niet alleen comfort, maar helpt tevens bij de bescherming van hoofd en nek van de inzittenden bij een aanrijding.
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming in geval van een aanrijding moet de hoofdsteun zo afgesteld zijn dat het midden van de hoofdsteun zich op dezelfde hoogte bevindt als de bovenzijde van de oren) van de inzittende. Zorg ervoor dat afstand tussen hoofd en hoofdsteun overeenkomt met de breedte van de vuist. Gebruik daarom geen kussen waardoor het lichaam verder van de rugleuning af komt.
• Gebruik de auto niet als de hoofdsteunen zijn verwijderd omdat dan in geval van een aanrijding ernstig letsel kan ontstaan. Een goed afgestelde hoofdsteun biedt een zo optimaal mogelijke bescherming tegen nekletsel.
• Verstel de hoofdsteunen niet als de auto rijdt.
OSA037004OSA037003
SA(FL) holl 3.qxd 8/7/2007 2:33 PM Page 5
Veiligheidsysteem van uw auto
63
Afstellen van de hoogte
Hoger: trek de hoofdsteun omhoog om hem in de gewenste positie (1) te zetten. Lager: druk de ontgrendelknop (2) in en laat de hoofdsteun in de gewenste positie (3) zakken.
Verwijderen
Trek de hoofdsteun zo ver mogelijk omhoog en druk vervolgens de ontgrendelknop (1) in om de hoofdsteun te verwijderen (2).
C010107AUN
Stoelverwarming (indien van toepassing)
Met de stoelverwarming kunnen de voorstoelen bij lage buitentemperaturen verwarmd worden. De stoelverwarming kan worden ingeschakeld door op de schakelaar te drukken voor de bestuurdersstoel en/of de stoel van de voorpassagier als het contact in stand ON staat.
Laat de schakelaars in stand UIT staan als de stoelverwarming niet gebruikt hoeft te worden.
OSA037005OSA037033 OSA037034
SA(FL) holl 3.qxd 8/7/2007 2:33 PM Page 6
37
Veiligheidsysteem van uw auto
AANWIJZING
Als de schakelaars voor de stoelverwarming in stand AAN staan, schakelt de stoelverwarming automatisch aan of uit, afhankelijk van de temperatuur van de stoel.
C010109AUN
Opbergvak onder passagiersstoel (indien van toepassing)
Trek de hendel omhoog en trek het opbergvak naar voren om het opbergvak te openen.
OPMERKING
• Gebruik voor het reinigen van de stoelen geen organisch oplosmiddel, zoals thinner, alcohol of wasbenzine. Hierdoor kan de stoelverwarming en de stoel zelf beschadigd worden.
• Plaats geen dekens, kussens of stoelhoezen over de stoel als de stoelverwarming is ingeschakeld. Dit kan leiden tot oververhitting.
• Plaats geen zware of scherpe voorwerpen op stoelen die zijn voorzien van stoelverwarming. Hierdoor kunnen de onderdelen van de stoelverwarming beschadigd raken.
WAARSCHUWING -
Verbranding door de stoelverwarming
Wees erg voorzichtig bij het gebruik van de stoelverwarming vanwege het gevaar voor oververhitting, waardoor brand kan ontstaan. Vooral de volgende categorieën personen dienen erg voorzichtig te zijn:
1. Kinderen, ouderen, gehandicapten en ziekenhuispatiënten
2. Personen met een gevoelige huid
3. Vermoeide personen
4. Dronken personen
5. Personen die onder invloed zijn van medicijnen die het reactievermogen verminderen of slaap opwekken
OSA037035
SA(FL) holl 3.qxd 8/7/2007 2:33 PM Page 7
Veiligheidsysteem van uw auto
83
C010303AUN
Afstellen van de achterbank
Hoofdsteun (indien van toepassing)
De hoofdsteun biedt niet alleen comfort, maar helpt tevens bij de bescherming van hoofd en nek van de inzittenden bij een aanrijding.
WAARSCHUWING
• Plaats voorwerpen zodanig in het opbergvak dat ze niet rammelen of op enige manier gevaar op kunnen leveren tijdens het rijden.
• Houd het opbergvak tijdens het rijden gesloten. Plaats niet zoveel voorwerpen in het opbergvak dat het deksel niet gesloten kan worden.
OPMERKING
Laat geen waardevolle spullen achter in de opbergvakken, om diefstal te voorkomen.
In het opbergvak kunnen kleine voorwerpen voor bestuurder of passagiers worden bewaard.
WAARSCHUWING -
Brandbare materialen
Bewaar geen aanstekers of andere brandbare of explosieve materialen in het opbergvak. Deze kunnen ontploffen of vlam vatten wanneer de auto gedurende lange tijd blootgesteld staat aan hoge temperaturen.
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming in geval van een aanrijding moet de hoofdsteun zo afgesteld zijn dat het midden van de hoofdsteun zich op dezelfde hoogte bevindt als de bovenzijde van de oren) van de inzittende. Het gebruik van een kussen waardoor het lichaam verder van de rugleuning af komt wordt afgeraden.
• Gebruik de auto niet als de hoofdsteunen zijn verwijderd omdat dan in geval van een aanrijding ernstig letsel kan ontstaan. Een goed afgestelde hoofdsteun biedt een zo optimaal mogelijke bescherming tegen ernstig nekletsel.
SA(FL) holl 3.qxd 8/7/2007 2:33 PM Page 8
39
Veiligheidsysteem van uw auto
Afstellen van de hoogte
Hoger: trek de hoofdsteun omhoog om hem in de gewenste positie (1) te zetten. Lager: druk de ontgrendelknop (2) in en laat de hoofdsteun in de gewenste positie (3) zakken.
Verwijderen
Trek de hoofdsteun zo ver mogelijk omhoog en druk vervolgens de ontgrendelknop (1) in om de hoofdsteun te verwijderen (2).
C010307ASA
Opklappen van de achterbank
De rugleuning achter (of de zitting) kan worden opgeklapt om het vervoer van langere voorwerpen mogelijk te maken of de bagageruimte te vergroten.
OSA037020 OSA037021
WAARSCHUWING
Het doel van de opklapbare rugleuning (of zitting) is het vervoer van langere voorwerpen mogelijk te maken waarvoor anders geen ruimte is.
Laat nooit iemand op een neergeklapte rugleuning zitten als de auto rijdt omdat dat geen veilige positie is en omdat dan de veiligheidsgordels niet gebruikt kunnen worden. Hierdoor kan bij een aanrijding of een noodstop ernstig letsel ontstaan. Voorwerpen die op de neergeklapte rugleuning vervoerd worden mogen niet boven de bovenzijde van de voorstoelen uitsteken. Als dat wel het geval is kan de lading bij een noodstop naar voren schuiven en letsel of schade veroorzaken.
SA(FL) holl 3.qxd 8/7/2007 2:34 PM Page 9
Veiligheidsysteem van uw auto
103
Neerklappen van de rugleuning en zitting van de achterbank:
De rugleuning van de achterbank kan naar voren worden geklapt waardoor extra bagageruimte ontstaat en de bagageruimte van binnenuit toegankelijk is.
• Omhoog klappen: til de rugleuning omhoog en druk deze naar achteren totdat hij vastklikt.
• Plaats bij het omhoog klappen van de rugleuning de veiligheidsgordels in hun oorspronkelijke positie zodat ze op de juiste manier gebruikt kunnen worden.
1. Schuif de voorstoel zo ver mogelijk naar voren en plaats de veiligheidsgordel in de gordelhouder.
2. Til de voorzijde van de zitting (1) op (indien van toepassing).
WAARSCHUWING
Als na het neerklappen van de achterbank de positie van de bestuurdersstoel niet juist kan worden ingesteld, mag de achterbank niet worden neergeklapt. Anders kan de bestuurder bij een noodstop of aanrijding letsel oplopen.
OSA037009
OSA037036
Type A
Type B
OSA037008
OPMERKING
Let er bij het neerklappen of opklappen van de achterbank op dat de voorstoelen geheel naar voren geschoven zijn. Gebruik geen overmatige kracht als er onvoldoende ruimte is om de achterbank neer te klappen omdat hierdoor schade kan ontstaan aan de hoofdsteunen of de stoelen.
SA(FL) holl 3.qxd 8/7/2007 2:34 PM Page 10
311
Veiligheidsysteem van uw auto
3. Til de achterzijde van de zitting (2) op (indien van toepassing).
4. Druk de zitting stevig aan totdat u een klik hoort (3) (indien van toepassing).
5. Zet de hoofdsteun in de laagste stand (4) (indien van toepassing).
OSA037010
OSA037037
Type A
Type B
OSA037012
Type A
OSA037011
OSA037038
Type A
Type B
SA(FL) holl 3.qxd 8/7/2007 2:34 PM Page 11
Veiligheidsysteem van uw auto
123
6. Trek aan de ontgrendelhendel (4), (5). 7. Klap de rugleuning naar voren en omlaag (5), (6).
.
OSA037019
Type A
Type B
OSA037018/OSA037013
WAARSCHUWING
Als na het neerklappen van de achterbank de positie van de bestuurdersstoel niet juist kan worden ingesteld, mag de achterbank niet worden neergeklapt omdat de bestuurder anders bij een noodstop of aanrijding letsel kan oplopen.
OSA037014
OSA037039
Type A
Type B
SA(FL) holl 3.qxd 8/7/2007 2:35 PM Page 12
313
Veiligheidsysteem van uw auto
Terugklappen van de achterbank:
1. Til de rugleuning omhoog en druk
deze stevig naar achteren totdat hij vastklikt .
2. Druk de zitting omlaag in zijn
oorspronkelijke positie.
3. Plaats de veiligheidsgordel weer in de
juiste positie.
Rugleuning afstellen (alleen 6:4 neerklapbare achterbank)
Stel de rugleuning als volgt af:
1. Trek aan de ontgrendelhendel.
2. Plaats de rugleuning in een van de 3 mogelijke standen.
3. Controleer of de rugleuning goed vergrendeld is door te proberen de rugleuning te bewegen zonder de ontgrendelhendel te gebruiken. Als de rugleuning beweegt, dan is hij niet goed vergrendeld.
OSA037022 RSAE2038
SA(FL) holl 3.qxd 8/7/2007 2:35 PM Page 13
Veiligheidsysteem van uw auto
143
WAARSCHUWING -
Bagage
Zet de motor uit, zet de transmissie in stand P (parkeren) en bedien de parkeerrem alvorens bagage in of uit te laden. Het niet opvolgen van deze stappen kan ertoe leiden dat de auto zich onbedoeld in beweging zet als de selectiehendel per ongeluk in een andere stand gezet wordt.
WAARSCHUWING -
Bagage
Bagage moet altijd worden vastgezet om te voorkomen dat het bij een aanrijding door de auto wordt geslingerd, waardoor de inzittenden letsel kunnen oplopen. Wees extra voorzichtig met het plaatsen van voorwerpen op de achterstoelen, omdat ze inzittenden voorin kunnen raken bij een frontale aanrijding.
OPMERKING -
Veiligheidsgordels achter
Vergeet niet bij het omhoog klappen van de rugleuning de schoudergordels in de juiste positie te plaatsen.
OPMERKING - Voorkom
beschadiging van de veiligheidsgordels achter
Plaats de gordelsluiting in de uitsparing tussen de zitting en de rugleuning wanneer u de rugleuning voorover klapt of wanneer u bagage op de achterbank plaatst. Hierdoor wordt voorkomen dat de gordelsluiting beschadigd raakt.
WAARSCHUWING
Bij het terugzetten van de achterbank in zijn oorspronkelijke positie nadat de bank is neergeklapt:
Let erop dat het materiaal van de gordel of de gesp niet beschadigd worden. Zorg ervoor dat de gordel of gesp niet klem komen te zitten. Controleer of de rugleuning goed vergrendeld is door tegen de bovenzijde van de rugleuning te drukken. Anders kan bij een aanrijding of noodstop de rugleuning naar voren klappen, waardoor de bagage in het passagierscompartiment terecht kan komen en de inzittenden ernstig letsel zouden kunnen oplopen.
SA(FL) holl 3.qxd 8/7/2007 2:35 PM Page 14
315
Veiligheidsysteem van uw auto
C020100AUN
Veiligheidsgordels
VEILIGHEIDSGORDELS
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming moeten de veiligheidsgordels tijdens het rijden altijd gedragen worden.
• De veiligheidsgordels zijn het meest effectief als de rugleuningen rechtop staan.
• Kinderen tot en met 12 jaar moeten altijd plaatsnemen op de achterbank en de gordel op de juiste manier dragen. Laat kinderen nooit op de passagiersstoel meerijden. Als een kind van 13 jaar of ouder op de voorpassagiersstoel vervoerd moet worden, moet hij of zij de veiligheidsgordel op de juiste manier dragen en moet de stoel zover mogelijk naar achteren worden gezet.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
Veiligheidsgordels zijn ontworpen om aan te liggen tegen de botstructuur in het lichaam en moeten daarom zo laag mogelijk over het bekken of het bekken, de borst en de schouder, afhankelijk van het type gordel, gedragen worden; het dragen van het heupgedeelte over de onderbuik moet voorkomen worden.
De veiligheidsgordel moet zo strak mogelijk tegen het lichaam aan gedragen worden, voor zover het comfort het toelaat, om een maximale bescherming te kunnen bieden.
Een loshangende veiligheidsgordel biedt veel minder bescherming.
(Vervolg)
(Vervolg)
• Draag nooit de schoudergordel onder de arm door of achter uw rug. Het niet op de juiste manier gebruiken van de schoudergordel kan bij een aanrijding resulteren in ernstig letsel. De schoudergordel moet over het midden van uw schouder worden gedragen, over uw sleutelbeen.
• Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels niet gedraaid zitten. Als de gordel gedraaid is, werkt hij minder effectief. Bij een aanrijding kan een gedraaide veiligheidsgordel zelfs snijwonden veroorzaken. Zorg er daarom voor dat de gordel niet verdraaid zit.
• Let erop dat het materiaal van de gordel niet beschadigd wordt. Laat een beschadigde veiligheidsgordel vervangen.
SA(FL) holl 3.qxd 8/7/2007 2:35 PM Page 15
Veiligheidsysteem van uw auto
163
C020101ASA
Waarschuwingssysteem voor de veiligheidsgordels
T ype A
Als herinnering voor bestuurder licht telkens als het contact in stand ON wordt gezet het waarschuwingslampje van de veiligheidsgordels gedurende 6 seconden op, ongeacht of de gordels zijn vastgemaakt.
Wanneer de veiligheidsgordel van de bestuurder niet vastgemaakt is nadat het contact in stand ON is gezet, zal het waarschuwingslampje nogmaals gedurende 6 seconden gaan knipperen.
1GQA2083
(Vervolg) Voorkomen moet worden dat de
gordel in aanraking komt met polijstmiddelen, olie en chemicaliën, in het bijzonder accuzuur. De veiligheidsgordels kunnen op een veilige manier gereinigd worden met een milde zeepoplossing. De veiligheidsgordel moet worden vervangen als hij gerafeld, verontreinigd of beschadigd is. De veiligheidsgordel moet ook worden vervangen als hij gedragen is tijdens een zware aanrijding, ook al is de gordel niet zichtbaar beschadigd. Bij het dragen mag de gordel niet gedraaid zitten. Elke veiligheidsgordel mag maar door één persoon gedragen worden; het is gevaarlijk een kind op schoot te vervoeren met de gordel om beide personen heen.
WAARSCHUWING
Er mogen geen wijzigingen aan de gordel worden aangebracht of hulpmiddelen worden gebruikt die voorkomen dat het gordelmechanisme de gordel strak tegen het lichaam aan kan trekken of die het verstellen van de gordel onmogelijk maken.
SA(FL) holl 3.qxd 8/7/2007 2:35 PM Page 16
Loading...
+ 288 hidden pages