Aprilia Scarabeo 250 i.e. User Manual [dk]

APRILIA WOULD LIKE TO THANK YOU
for choosing one of its products. We have drawn up this booklet to provide a comprehensive overview of your vehicle's quality features. Please read it carefully before riding the vehicle for the first time. It contains information, tips and precautions for using your vehicle. It also describes features, details and devices to assure you that you have made the right choice. We believe that if you follow our suggestions, you will soon get to know your new vehicle well and will use it for a long time at full satisfaction. This booklet is an integral part of the vehicle, and should the vehicle be sold, it must be transferred to the new owner.
APRILIA WIL U BEDANKEN
omdat u één van haar producten heeft gekozen. Wij hebben deze handleiding opgesteld opdat u de kwaliteiten ervan ten volle kan waarderen. Wij raden aan om deze handleiding geheel door te lezen, voordat u met het voertuig gaat rijden. Het bevat informatie, raadgevingen en waarschuwingen in verband met het gebruik van uw voertuig; daarnaast zal u eigenschappen, bijzonderheden en handigheidjes ontdekken die u ervan zullen overtuigen dat u een juiste keuze heeft gemaakt. Wij zijn er zeker van dat indien u hier rekening mee zal houden, u makkelijk zal wennen aan uw nieuw voertuig, waar u lang naar volle tevredenheid gebruik van zal kunnen maken. Deze uitgave is een integrerend deel van het voertuig, en bij verkoop van dit laatste moet het worden overhandigd aan de nieuwe eigenaar.
SCARABEO 250 i.e.
Ed. 7 2010
The instructions in this booklet have been compiled primarily to offer a simple and clear guide to using the vehicle; it also describes routine maintenance procedures and regular checks that should be carried out on the vehicle at an Aprilia Dealer or Authorised Workshop. This booklet also contains instructions for simple repairs. Any operations not specifically described in this booklet require the use of special tools and/or particular technical knowledge; for these operations, please take your vehicle to an Aprilia Dealer or Authorised Workshop.
De instructies in deze handleiding zijn voorbereid om vooral een eenvoudige en duidelijke leidraad te zijn voor het gebruik; men vindt eveneens de handelingen van het klein onderhoud en van de periodieke controles die bij een Dealer of Erkende Aprilia Garage moeten uitgevoerd worden. De handleiding bevat tevens instructies voor een aantal eenvoudige herstellingen. De herstellingen die niet uitgebreid in deze uitgave zijn beschreven, vereisen dat men over speciale gereedschappen en/of specifieke technische kennis beschikt; voor het uitvoeren van deze herstellingen raadt men aan om zich te wenden tot een Dealer of Erkende Aprilia Garage.
2
Personal safety
Persoonlijke veiligheid
Failure to completely observe these instructions will
result in serious risk of personal injury.
Safeguarding the environment
Sections marked with this symbol indicate the correct
use of the vehicle to prevent damaging the environ-
ment.
Vehicle intactness
The incomplete or non-observance of these regula-
tions leads to the risk of serious damage to the vehicle
and sometimes even the invalidity of the guarantee.
The symbols illustrated above are very important. They are used to highlight parts of the booklet that should be read with particular care. The different sym­bols are used to make each topic in the manual simple and quick to locate. Before starting the engine, read this booklet carefully, particularly the "SAFE RIDING" section. Your safety as well as other's does not only depend on the quickness of your reflexes and agility, but also on how well you know your vehicle, the state of maintenance of the vehicle itself and your knowl­edge of the rules for SAFE RIDING. For your safety, get to know your vehicle well so as to safely ride and master it given any riding condition. IMPORTANT This booklet is an integral part of the vehicle, and must be handed to the new owner in the event of sale.
Indien deze voorschriften niet of niet volledig worden opgevolgd, kan dit ernstig letsel aan personen tot ge-
volg hebben.
Bescherming van
Geeft het juiste gedrag aan dat u aan moet houden
zodat het gebruik van het voertuig geen schade aan-
richt aan de natuur.
Staat van het voertuig
Indien deze voorschriften niet of niet volledig worden
opgevolgd kan dit ernstige schade aan het voertuig, en eventueel het vervallen van deze garantie tot ge-
volg hebben.
Bovengenoemde signalen zijn erg belangrijk. Ze heb­ben namelijk tot doel om de delen van het boekje aan te geven die u aandachtig door moet lezen. Zoals u ziet, bestaat ieder teken uit een ander grafisch sym­bool, zodat de bijbehorende onderwerpen meteen duidelijk kunnen worden gevonden in de verschillen­de delen. Vooraleer men de motor start, leest men aandachtig deze handleiding, en vooral de paragraaf "VEILIG RIJDEN". Uw veiligheid en die van anderen hangt niet enkel af van uw reflexen en vlugheid, maar ook van de kennis en de efficiëntie van het voertuig, en van de kennis van de fundamentele regels voor het VEILIG RIJDEN. We raden daarom aan om vertrouwd te raken met het voertuig, zodat u zich in alle situaties veilig en beheersd kan bewegen. BELANGRIJK Deze handleiding moet beschouwd worden als integrerend deel van het voertuig, en moet worden overhandigd bij de verkoop ervan.
3
4
INDEX INDEX
VEHICLE......................................................................................... 7
Arrangement of the main components......................................... 10
Dashboard................................................................................... 11
Analogue instrument panel.......................................................... 12
Digital lcd display......................................................................... 19
Setting the total and trip odometers......................................... 21
Clock/date display.................................................................... 22
Key switch.................................................................................... 23
Locking the steering wheel....................................................... 24
Switch direction indicators........................................................... 25
Horn button.................................................................................. 25
Light switch.................................................................................. 26
Emergency flashing light button................................................... 27
Start-up button............................................................................. 28
Engine stop button....................................................................... 28
Fuel tank...................................................................................... 29
Power supply socket.................................................................... 30
The saddle................................................................................... 30
Identification................................................................................. 31
Rear top box opening.................................................................. 32
USE................................................................................................. 33
Checks......................................................................................... 34
Refuelling..................................................................................... 36
Tyre pressure............................................................................... 39
Shock absorber adjustment......................................................... 43
Running in.................................................................................... 46
Starting up the engine.................................................................. 48
Difficult start up............................................................................ 56
Stopping the engine..................................................................... 57
Catalytic silencer.......................................................................... 59
Stand........................................................................................... 60
VOERTUING..................................................................................... 7
Plaats van de hoofdcomponenten................................................. 10
Legenda......................................................................................... 11
Analoog instrumentenpaneel......................................................... 12
Digitaal display............................................................................... 19
Istellen van de kilometerteller en dagteller................................. 21
Weergave klok/datum................................................................. 22
Sleutelschakelaar........................................................................... 23
Inschakeling van het stuurslot.................................................... 24
Schakelaar richtingaanwijzers....................................................... 25
Drukknop claxon............................................................................ 25
Koplampschakelaar....................................................................... 26
Inschakelknop alarmlichten............................................................ 27
Startknop........................................................................................ 28
Stopschakelaar motor.................................................................... 28
Benzinetank................................................................................... 29
Stopcontact.................................................................................... 30
Het zadel........................................................................................ 30
Identificatie..................................................................................... 31
Penen van de koffer voor............................................................... 32
GEBRUIK.......................................................................................... 33
Controles........................................................................................ 34
Tanken........................................................................................... 36
Bandenspanning............................................................................ 39
Regeling van de schokdempers..................................................... 43
Inrijden........................................................................................... 46
Starten des motors......................................................................... 48
Moeilijke start................................................................................. 56
Het stilleggen van de motor........................................................... 57
Katalysator..................................................................................... 59
Standaard...................................................................................... 60
5
Suggestions to prevent theft........................................................ 62
Safe driving.................................................................................. 63
MAINTENANCE.............................................................................. 71
Engine oil level............................................................................. 72
Engine oil level check............................................................... 73
Engine oil top-up...................................................................... 76
Engine oil change..................................................................... 76
Hub oil level................................................................................. 80
Tyres............................................................................................ 84
Spark plug dismantlement........................................................... 88
Removing the air filter.................................................................. 91
Air filter cleaning.......................................................................... 92
Cooling fluid level......................................................................... 93
Checking the brake oil level......................................................... 98
Battery......................................................................................... 103
Use of a new battery................................................................ 108
Long periods of inactivity............................................................. 109
Fuses........................................................................................... 110
Lamps.......................................................................................... 114
Front light group........................................................................... 116
Headlight adjustment............................................................... 119
Front direction indicators............................................................. 120
Rear optical unit........................................................................... 123
Rear turn indicators..................................................................... 124
Number plate light........................................................................ 124
Helmet compartment lighting bulb............................................... 125
Rear-view mirrors........................................................................ 126
Front and rear disc brake............................................................. 127
Periods of inactivity...................................................................... 131
Cleaning the vehicle.................................................................... 133
Transport..................................................................................... 137
TECHNICAL DATA......................................................................... 141
Kit equipment............................................................................... 147
SPARE PARTS AND ACCESSORIES........................................... 149
PROGRAMMED MAINTENANCE.................................................. 151
Scheduled maintenance table..................................................... 152
SPECIAL FITTINGS....................................................................... 161
Tips tegen diefstal.......................................................................... 62
Het veilig rijden.............................................................................. 63
ONDERHOUD................................................................................... 71
Peil van de motorolie..................................................................... 72
Controle van het peil van de motorolie....................................... 73
Het bijvullen van motorolie......................................................... 76
Vervanging van de motorolie...................................................... 76
Oliepeil van de naaf....................................................................... 80
Banden........................................................................................... 84
Demonteren van de bougie............................................................ 88
Demonteren van het luchtfilter....................................................... 91
Reiniging van de luchtfilter............................................................. 92
Peil van de koelvloeistof................................................................ 93
Controle van het oliepeil van de remmen...................................... 98
Accu............................................................................................... 103
Inwerkingstelling van een nieuwe accu...................................... 108
Lange stilstand............................................................................... 109
Zekeringen..................................................................................... 110
Lampen.......................................................................................... 114
Voorste optische groep.................................................................. 116
Regeling van de koplamp........................................................... 119
Voorste richtingaanwijzers............................................................. 120
Achterste optische groep............................................................... 123
Achterste richtingaanwijzers.......................................................... 124
Nummerplaatlicht........................................................................... 124
Licht van de verlichting van de helmruimte.................................... 125
Achteruitkijkspiegels...................................................................... 126
Schijfrem vooraan en achteraan.................................................... 127
Stilstand van het voertuig............................................................... 131
Reinigen van het voertuig.............................................................. 133
Vervoer.......................................................................................... 137
TECHNISCHE GEGEVENS.............................................................. 141
Bijgeleverde gereedschappen....................................................... 147
ONDERDELEN EN ACCESSOIRES................................................ 149
GEPLAND ONDERHOUD................................................................ 151
Tabel van het geprogrammeerd onderhoud.................................. 152
SPECIALE UITRUSTINGEN............................................................. 161
6
SCARABEO 250 i.e.
Chap. 01
Vehicle
Hst. 01
Voertuing
7
01_01
8
1 Vehicle / 1 Voertuing
01_02
9
Arrangement of the main components (01_02)
KEY:
1. Expansion tank
2. Coolant expansion tank cap
3. Rear brake fluid reservoir
4. Air filter
5. Transmission cover
6. Left passenger footrest
7. Centre stand
8. . Engine oil level/refill cap
9. Side stand
10. Spark plug
11. Central inspection cover
12. Horn
13. Passenger handgrip
14. Front brake liquid tank
15. Saddle opening switch
16. Fuel tank cap
17. Fuel tank
18. Battery
19.Secondary fusebox
20. Main fuseboxes
Plaats van de hoofdcomponenten (01_02)
LEGENDE:
1. Expansievat
2. Dop van het expansievat van de koel-
vloeistof
3. Vloeistoftank van de achterrem
4. Luchtfilter
5. Transmissiedeksel
6. Linker voetensteun van de passagier
7. Centrale standaard
8. Dop peil / bijvulling van de motorolie
9. Laterale standaard
10. Bougie
11. Centraal inspectiedeksel
12. Akoestische melder
13. Handgreep van de passagier
14. Vloeistoftank van de voorrem
15. Schakelaar voor de opening van het
zadel
16. Dop van de brandstoftank
17. Brandstoftank
18. Accu
19. Secundaire zekeringenhouders
20. Hoofdzakelijke zekeringenhouders
10
1 Vehicle / 1 Voertuing
21. Left passenger footrest 21. Rechter voetensteun van de passa­gier
Dashboard (01_03)
KEY:
1. Electrical controls on the left-hand side
of the handlebars
2. Combined brake lever (front and rear)
3. Left rear-view mirror
4. Instruments and gauges
5. Front brake lever
6. Right rear-view mirror
7. Throttle grip
8. Electrical controls on the right-hand
side of the handlebars
9. Ignition switch / steering lock (ON-OFF
- LOCK - OPEN GLOVE BOX - OPEN
FUEL TANK)
Legenda (01_03)
LEGENDE:
1. Elektrische commando's op de linker
kant van het stuur
2. Hendel van de gecombineerde rem (voorrem en achterrem)
3. Linker achteruitkijkspiegeltje
4. Instrumenten en indicators
5. Hendel van de voorrem
6. Rechter achteruitkijkspiegeltje
7. Gashandvat
8. Elektrische commando's op de rechter
kant van het stuur
9. Ontstekingsschakelaar / stuurslot ( ON
-OFF - LOCK - OPENING VAN DE OP­BERGRUIMTE - OPENING VAN DE BRANDSTOFTANK)
11
01_03
Analogue instrument panel (01_04)
KEY:
1. Red engine oil pressure warning light
2. Blue high-beam warning light
3. Green turn indicator warning light
4. Coolant temperature gauge
12
Analoog instrumentenpaneel (01_04)
LEGENDE:
1. Rode controlelamp van de druk van de
motorolie
2. Blauwe controlelamp van het groot licht
1 Vehicle / 1 Voertuing
5. Speedometer
6. LCD multifunction display
7. Fuel gauge
8. MODE button
9. Yellow amber low fuel warning light
10. EFI warning light
11. Anti-theft warning light (IMMOBILIZ-
ER)
12. Red coolant high temperature warn-
ing light
3. Groene controlelamp van de richting­aanwijzers
4. Indicator van de temperatuur van de koelvloeistof
5. Snelheidsmeter
6. Multifunctioneel LCD display
7. Indicator van het brandstofpeil
8. Drukknop MODE
9. Ambergele controlelamp van de
brandstofreserve
10. Controlelamp EFI
11. Controlelamp van het antidiefstalsys-
teem (IMMOBILIZER)
12. Rode controlelamp voor de hoge tem­peratuur van de koelvloeistof
13
01_04
INSTRUMENT AND GAUGE DESCRIP­TION
CAUTION WITH THE KEY SET TO «ON» ALL THE
PRE-INSTALLED WARNING LIGHTS, INSTRUMENT PANEL LIGHTING AND ALL THE SEGMENTS IN DISPLAY 3 TURN ON FOR THE FIRST 3 SECONDS FOR AN INITIAL INSTRUMENT CHECK.
14
BESCHRIJVING VAN DE INSTRUMEN­TEN EN DE INDICATORS
LET OP MET DE SLEUTEL IN DE «ON» POSI-
TIE, LICHTEN ALLE VOORZIENE CONTROLELAMPEN, DE VOLLEDIGE VERLICHTING VAN HET DASH­BOARD EN ALLE SEGMENTEN VAN DE 3 DISPLAYS OP VOOR 3 SECON-
1 Vehicle / 1 Voertuing
DEN, VOOR EEN BEGINCHECK VAN HET INSTRUMENT.
Turn indicator warning light "3"
Flashes when the turning indication is ac­tivated
High-beam warning light "2"
Turns on when the front headlamp high­beam bulb is activated or when the high­beam light is flashed (PASSING).
Engine oil pressure warning light "1"
Turns on every time the ignition switch is set to "ON" and the engine has not been started, this tests LED operation. The warning light should turn off as soon as the engine is started.
CAUTION
IF THE WARNING LIGHT TURNS ON WHILE THE ENGINE IS WORKING PROPERLY, THIS MEANS THAT THE OIL PRESSURE IN THE CIRCUIT IS NOT ENOUGH. IF THIS OCCURS, STOP THE ENGINE AT ONCE AND CONTACT AN aprilia Official Dealer.
Controlelamp van de richtingaanwij­zer «3»
Deze knippert wanneer het signaal in functie is
Controlelamp van het groot licht «2»
Deze licht op wanneer het lampje van het groot licht van het voorlicht geactiveerd is, of wanneer men het groot licht doet knipperen (PASSING).
Controlelamp van de druk van de mo­torolie «1»
Deze licht elke keer op wanneer men de onstekingsschakelaar in «ON» plaatst en de motor niet gestart heeft, om zo een test uit te voeren van de werking van de LED. De controlelamp moet uitgaan wan­neer de motor wordt gestart.
LET OP
WANNEER DE CONTROLELAMP OP­LICHT TIJDENS DE NORMALE WERK­ING VAN DE MOTOR, IS DE DRUK VAN DE MOTOROLIE IN HET CIRCUIT ON­VOLDOENDE. IN DIT GEVAL LEGT MEN ONMIDDELLIJK DE MOTOR
15
STIL, EN WENDT MEN ZICH TOT EEN Officiële aprilia Dealer.
Electronic fuel injection (EFI) warning light "10"
Turns on for about three seconds every time the ignition switch is set to "ON" and the engine has not been started, this tests the injection system operation. The warn­ing light should turn off as soon as the engine is started.
CAUTION
IF THE WARNING LIGHT TURNS ON WHILE THE ENGINE IS WORKING PROPERLY, THIS MEANS THAT THERE IS A FAILURE IN THE ELEC­TRONIC FUEL INJECTION SYSTEM. IF THIS OCCURS, STOP THE ENGINE AT ONCE AND CONTACT AN aprilia Offi­cial Dealer.
Antitheft warning light (immobilizer) "11"
Only for vehicles fitted with this wiring. When the scooter is off, it flashes as a deterrent against thieves.
Controlelamp van de elektronische benzineinjectie (EFI) «10»
Deze licht elke keer op voor ongeveer drie seconden wanneer men de ontste­kingsschakelaar in «ON» plaatst en de motor niet gestart heeft, om zo een test uit te voeren van de werking van het in­jectiesysteem. De controlelamp moet uit­gaan wanneer de motor wordt gestart.
LET OP
WANNEER DE CONTROLELAMP OP­LICHT TIJDENS DE NORMALE WERK­ING VAN DE MOTOR, DUIDT DIT OP EEN PROBLEEM VAN HET ELEKTRO­NISCH INJECTIESYSTEEM VAN DE BENZINE. IN DIT GEVAL LEGT MEN ONMIDDELLIJK DE MOTOR STIL, EN WENDT MEN ZICH TOT EEN Officiële aprilia Dealer.
Controlelamp van het antidiefstalsys­teem (immobilizer) «11»
Enkel voor voertuigen met predispositie. Met de motor uit, knippert dit als afschrik­kingsmiddel tegen diefstal.
16
1 Vehicle / 1 Voertuing
Confirms that the antitheft system is on.
Fuel gauge "7"
Shows the approximate fuel level in the tank.
When the needle reaches the red area, there are about 2 litres of fuel left. If this occurs, refill the tank as soon as possible.
Low fuel warning light "9"
Turns on when there is a 2-litre fuel re­serve in the tank.
Digital clock "6"
View time and date in this display.
Speedometer "5"
Shows riding speed
Digital total odometer "6"
Shows the total number of kilometres covered, partial kilometres (TRIP).
Coolant temperature gauge "4"
Shows the approximate temperature of the coolant in the engine. When the nee­dle starts to move away from the "MIN" mark, the temperature is adequate to ride the scooter. The normal operational tem­perature is when the needle is at central area of the scale. If the needle enters the red area or the warning light turns on, stop the engine and check the coolant level.
Het bevestigt dat het antidiefstalsysteem actief is.
Indicator van het brandstofpeil «7»
Duidt bij benadering het brandstofpeil in de tank aan.
Wanneer de wijzer de rode zone bereikt, blijft er ongeveer 2 liter brandstof over in de tank. In dit geval moet men zo vlug mogelijk tanken.
Controlelamp van de brandstofreser­ve «9»
Deze licht op wanneer er in de brandstof­tank ongeveer 2 liter brandstof overblijft.
Digitale klok «6»
Op het display kunnen het uur en de da­tum worden gevisualiseerd.
Snelheidsmeter «5»
Duidt de rijsnelheid aan
Digitale totalisatorkilometerteller «6»
Duidt het totaal aantal afgelegde kilome­ters en de partiële kilometers aan (TRIP).
Indicator van de temperatuur van de koelvloeistof «4»
Duidt bij benadering de temperatuur aan van de koelvloeistof in de motor. Wan­neer de wijzer zich naar het «MIN» peil verplaatst, is de temperatuur onvoldoen­de om met het voertuig te kunnen rijden. Wanneer het wijzertje zich in de centrale zone van de schaal bevindt, is de wer-
17
CAUTION
IF THE TEMPERATURE EXCEEDS THE MAXIMUM ALLOWED «MAX» RED AREA OF THE SCALE), THE EN­GINE CAN BE SERIOUSLY DAM­AGED.
kingstemperatuur normaal. Wanneer de wijzer de rode zone bereikt of de contro­lelamp licht op, legt men de motor stil en de controleert men het peil van de koel­vloeistof.
LET OP
WANNEER DE MAXIMUM TOEGESTA­NE TEMPERATUUR WORDT OVER­SCHREDEN (DE RODE ZONE «MAX» VAN DE SCHAAL), KAN DE MOTOR ERNSTIG WORDEN BESCHADIGD.
Coolant high temperature warning light «12»
Turns on when the coolant temperature gauge reaches the red area. Stop the en­gine at once and check the coolant level.
CAUTION
IF THE TEMPERATURE EXCEEDS THE MAXIMUM ALLOWED FOR A LONG TIME, THE ENGINE CAN BE SE­RIOUSLY DAMAGED.
18
Controlelamp van de hoge tempera­tuur van de koelvloeistof «12»
Deze licht op wanneer de indicator van de temperatuur van de koelvloeistof de rode zone bereikt. Leg onmiddellijk de motor stil en controleer het peil van de koelvloeistof.
LET OP
WANNEER DE MAXIMUM TOEGESTA­NE TEMPERATUUR VOOR EEN LAN­GE PERIODE WORDT OVERSCHRE­DEN, KAN DE MOTOR ERNSTIG WORDEN BESCHADIGD.
1 Vehicle / 1 Voertuing
Multifunction LCD display "6" The display can show the digital clock,
odometer, unit of measurement, trip od­ometer, scheduled maintenance service, fuel level.
Multifunctioneel LCD display «6» Op het display kunnen de digitale klok,
het hodogram, de meeteenheid, het par­tiële hodogram, het bereik van het gepro­grammeerd onderhoud, het brandstofpeil weergegeven worden.
01_05
Digital lcd display (01_05, 01_06)
Turning the ignition key "1" to "ON" acti- vates all the segments on the multifunc­tion LCD (this checks components cor­rect operation) and displays the last function set after switching off the engine.
CAUTION THE SERVICE ICON IS DISPLAYED
ON THE LCD AFTER RIDING THE FIRST 1000 KM AND THEN AFTER EV­ERY 10000 KM. THE SERVICE ICON FLASHES FOR ABOUT 5 SECONDS AFTER THE IGNITION CHECK, 300 KM TO THE NEXT SERVICE. ONCE THE MILEAGE FOR A SERVICE HAS BEEN REACHED, THE ICON WILL BE STEADILY ON UNTIL THE SERVICE IS CARRIED OUT. IF THIS OCCURS TAKE YOUR SCOOTER TO AN OFFI­CIAL APRILIA DEALER TO CARRY OUT MAINTENANCE OPERATIONS SPECIFIED IN THE SCHEDULED MAINTENANCE TABLE.
19
Digitaal display (01_05, 01_06)
Door de ontstekingssleutel «1» in positie «ON» te draaien, worden alle segmenten op het multifunctioneel display geacti­veerd (op deze manier wordt een contro­le uitgevoerd van de werking van de onderdelen) en zal de laatste ingestelde functie na het stilleggen van het voertuig worden gevisualiseerd.
LET OP DE SERVICE-ICOON OP HET LCD DIS-
PLAY LICHT OP NA DE EERSTE AF­GELEGDE 1000 KM, EN VERVOL­GENS ELKE 10000 KM. DE SERVICE­ICOON BEGINT TE KNIPPEREN NA DE ONTSTEKINGSCHECK VOOR ONGE­VEER 5 SECONDEN, WANNEER ER 300 KM ONTBREKEN TOT DE KILO­METERSTAND VAN DE SERVICE­BEURT. EENS DE KILOMETERSTAND WORDT BEREIKT, BLIJFT DE ICOON VAST OPLICHTEN TOT DE SERVICE­BEURT WORDT UITGEVOERD. IN DIT GEVAL WENDT MEN ZICH TOT EEN OFFICIËLE APRILIA DEALER, VOOR
HET UITVOEREN VAN DE HANDELIN­GEN DIE WORDEN VOORZIEN IN DE TABEL VAN HET GEPROGRAM­MEERD ONDERHOUD.
01_06
Several functions can be selected and viewed on the display using the MODE button "2".
The segments of the multifunction LCD display are the following:
- digital clock "3",
- odometer indicator "4",
- unit of measure in km "5",
- unit of measure indicator in miles "6",
- trip odometer indicator "7",
- scheduled maintenance service indica­tor "8",
- fuel gauge "9".
De verschillende functies worden gese­lecteerd, en worden vervolgens gevisua­liseerd op het display door op de MODE knop «2».
Volgende segmenten vindt men op het multifunctioneel LCD display:
- digitale klok «3»,
- indicator hodogram «4»,
- meeteenheid in km «5»,
- indicator meeteenheid uitgedrukt in mijl «6»,
- indicator van het hodogram partieel «7»,
- indicator van het bereiken van het ge­programmeerd onderhoud «8»,
- indicator van het brandstofpeil «9».
20
Setting the total and trip
1 Vehicle / 1 Voertuing
odometers (01_07, 01_08)
Istellen van de kilometerteller en dagteller (01_07, 01_08)
01_07
01_08
DIGITAL ODOMETER
These are the segments of the digital od­ometer functions on the LCD display:
Icon to display trip odometer, six digits «4», icon showing unit of measure in km «5», icon showing unit of measure in miles «6».
Pressing the MODE button «2» displays in sequence the modes:
- Trip odometer
- TRIP
- Battery voltage
RESETTING THE TRIP ODOMETER
- Press the MODE button "2" to select the
trip odometer function.
- Press and hold the MODE button "2" for
more than three seconds.
NOTE THIS ONLY RESETS THE FUNCTION
DISPLAYED.
DIGITAAL HODOGRAM
Volgende segmenten vindt men in de functie van het hodogram op het LCD display:
Icoon voor de visualisering van het ho­dogram partieel, zescijferige visualise­ring «4», icoon van de indicator van de meeteenheid uitgedrukt in Km «5», icoon van de indicator van de meeteenheid uit­gedrukt in mijlen «6».
Door opeenvolgens op de drukknop MO­DE «2» te drukken, gaat men over naar de volgende modaliteiten:
- Hodogram partieel
- TRIP
- Accuspanning
OPNULSTELLING VAN HET HODO­GRAM PARTIEEL
- Druk op de toets MODE «2» tot de func­tie van het hodogram partieel wordt be­reikt.
- Druk op de toets MODE «2» voor langer dan drie seconden.
21
N.B. OP DEZE MANIER WORDT ENKEL DE
GEVISUALISEERDE FUNCTIE OP NUL GESTELD.
01_09
Clock/date display (01_09)
CAUTION THE CLOCK WILL ONLY BE DIS-
PLAYED ONLY WHEN THE VEHICLE HAS BEEN STARTED.
Clock adjustment:
Press the MODE button "2" to select the TRIP function.
Press and hold the MODE but­ton "2" for more than three sec­onds to activate the clock ad­justment.
The first adjustment to be made is the hours. Press the MODE button "2" repeatedly to set the desired hour.
Pressing the MODE button "2" for more than three seconds ac­tivates the minutes adjustment.
To adjust the minutes press the MODE button"2" until the de­sired minutes are displayed.
Once the clock has been adjus­ted do not press any key for
Weergave klok/datum (01_09)
LET OP DE KLOK WORDT ENKEL GEVISUA-
LISEERD WANNEER HET VOERTUIG AANSTAAT.
Regeling van de klok:
Druk op de toets MODE «2» tot de functie TRIP wordt bereikt.
Druk voor langer dan drie se­conden op de toets MODE «2» om de regeling van de klok te activeren.
De eerste regeling die moet uit­gevoerd worden, is de regeling van de uren. Druk herhaaldelijk op de toets MODE «2» om het gewenste uur in te stellen.
Druk op de toets MODE «2» voor langer dan drie seconden om over te gaan naar de rege­ling van de minuten.
Voor de regeling van de minuten drukt men herhaaldelijk op de toets MODE «2» om de gewen­ste minuten in te stellen.
22
1 Vehicle / 1 Voertuing
three seconds to leave this func­tion.
NOTE THE CLOCK CAN BE SET ONLY
WHEN THE ENGINE IS OFF OR THE VEHICLE IS AT A STANDSTILL AND WITH OR WITHOUT THE ENGINE RUNNING.
Eens men de klok heeft inge­steld, drukt men op geen enkele toets voor drie seconden, om de functie van de regeling van de klok te verlaten.
N.B. DE REGELING VAN DE KLOK KAN
ENKEL WORDEN UITGEVOERD WAN­NEER DE MOTOR STILLIGT OF WAN­NEER HET VOERTUIG STILSTAAT, EN DUS MET DE TOEREN VAN DE MO­TOR OF DE SNELHEID GELIJK AAN NUL.
Key switch (01_10)
The ignition switch "1" is found on the right side, near the headstock.
NOTE THE KEY ACTIVATES THE IGNITION/
STEERING LOCK SWITCH, THE SAD­DLE LOCK AND THE GLOVE-BOX LID.
NOTE TWO KEYS ARE SUPPLIED WITH THE
VEHICLE (A SPARE ONE). KEEP THE SPARE KEY IN A DIFFER-
ENT PLACE, NOT WITH THE VEHICLE.
23
Sleutelschakelaar (01_10)
Ontstekingsschakelaar «1» vindt men op de rechter kant, nabij de kop van de stuurinrichting.
N.B. DE SLEUTEL ACTIVEERT DE SCHA-
KELAAR VAN DE ONTSTEKING / STUURSLOT, HET SLOT VAN HET ZA­DEL EN HET DEURTJE VAN DE OP­BERGRUIMTE.
N.B. BIJ HET VOERTUIG WORDEN TWEE
SLEUTELS GELEVERD (ÉÉN RESER­VESLEUTEL).
BEWAAR DE RESERVESLEUTEL NIET OP HET VOERTUIG.
01_10
OFF: The engine and lights cannot be set to work. The ignition key can be extrac­ted.
ON: The engine and lights can be set to work. The key cannot be extracted.
LOCK: The steering is locked. The en­gine and lights cannot be set to work. The ignition key can be extracted.
Locking the steering wheel
To lock the steering:
Turn the handlebar fully to the left.
Turn the ignition key to the "LOCK"position.
CAUTION
AVOIDING LOSING CONTROL OF THE VEHICLE, NEVER TURN THE KEY TO "LOCK" WHILE RIDING.
OFF: De motor en de lichten kunnen niet
in werking worden gesteld. Het is moge­lijk om de sleutel te verwijderen.
ON: De motor en de lichten kunnen in werking worden gesteld. Het is niet mo­gelijk om de sleutel te verwijderen.
LOCK: Het stuur is geblokkeerd. De mo­tor en de lichten kunnen niet in werking worden gesteld. Het is mogelijk om de sleutel te verwijderen.
Inschakeling van het stuurslot
Om de stuurinrichting te blokkeren:
Draai het stuur volledig naar links.
Met de ontstekingssleutel draait men de ontstekingsschakelaar in positie «LOCK».
LET OP
DRAAI DE SLEUTEL NOOIT IN POSI­TIE «LOCK» TIJDENS HET RIJDEN, ZODAT MEN DE CONTROLE OVER HET VOERTUIG NIET VERLIEST.
24
1 Vehicle / 1 Voertuing
Switch direction indicators (01_11)
Schakelaar richtingaanwijzers (01_11)
01_11
01_12
Move the switch "2" to the left, to indicate a left turn; move the switch "2" to the right, to indicate a right turn.. Pressing the cen­tral part of the switch deactivates the turn indicator. While the vehicle is in motion the system automatically deactivates the turn indicator system after 40 seconds or 500 m.
NOTE ELECTRICAL COMPONENTS FUNC-
TION ONLY WHEN THE IGNITION KEY IS SET TO "ON"
Horn button (01_12)
Pressing the button "1" activates the horn.
NOTE ELECTRICAL COMPONENTS FUNC-
TION ONLY WHEN THE IGNITION KEY IS SET TO "ON"
Verplaats schakelaar «2» naar links, om aan te duiden dat men naar links draait; Verplaats schakelaar «2» naar rechts, om aan te duiden dat men naar rechts draait; Plaats de schakelaar centraal om de richtingaanwijzer te deactiveren. Met het voertuig in beweging, grijpt het auto­matisch terugkeersysteem in, dat de rich­tingaanwijzer deactiveert na 40 secon­den of na 500 m.
N.B. DE ELEKTRISCHE ONDERDELEN
WERKEN ENKEL WANNEER DE ONT­STEKINGSSCHAKELAAR ZICH IN PO­SITIE «ON» BEVINDT
Drukknop claxon (01_12)
Door op drukknop «1» te drukken, acti­veert men de akoestische melder.
N.B. DE ELEKTRISCHE ONDERDELEN
WERKEN ENKEL WANNEER DE ONT­STEKINGSSCHAKELAAR ZICH IN PO­SITIE «ON» BEVINDT
25
Light switch (01_13)
Koplampschakelaar (01_13)
01_13
If the light switch "3" is set to "B", this ac­tivates the high-beam light; if it is set to "A", this activates the low-beam light.
Turning the light switch to "C" the high­beam light flashes.
NOTE ELECTRICAL COMPONENTS FUNC-
TION ONLY WHEN THE IGNITION KEY IS SET TO "ON"
NOTE ONCE THE LIGHT SWITCH IS RE-
LEASED FROM THE PASSING MODE IN "C"THE HIGH-BEAM LIGHT STOPS FLASHING.
Wanneer de omleider van de lichten « zich in positie «B» bevindt, wordt het groot licht geactiveerd; wanneer hij zich in positie «A» bevindt, wordt het dimlicht geactiveerd.
Door op de omleider van de lichten te drukken in positie «C», activeert men het knipperen van het groot licht.
N.B. DE ELEKTRISCHE ONDERDELEN
WERKEN ENKEL WANNEER DE ONT­STEKINGSSCHAKELAAR ZICH IN PO­SITIE «ON» BEVINDT
N.B. WANNEER MEN DE OMLEIDER VAN
DE LICHTEN IN MODALITEIT KNIPPE­REN «C» LOSLAAT, WORDT HET KNIPPEREN VAN HET GROOT LICHT GEDEACTIVEERD.
26
Emergency flashing light
1 Vehicle / 1 Voertuing
button (01_14)
Inschakelknop alarmlichten (01_14)
01_14
Using the HAZARD switch "4" it is possi­ble to activate/deactivate the hazard lights.
ACTIVATION
With the ignition switch in "ON". Press to activate the four arrows. Now it
is possible to turn the ignition switch to "OFF" and withdraw the key.
DEACTIVATION
Insert the key in the ignition switch and turn it to "ON", press the HAZARD switch again to deactivate the system.
NOTE ACTIVATE AND DEACTIVATE THE
HAZARD LIGHTS ONLY WHEN THE IGNITION KEY IS SET TO "ON"
Met drukknop HAZARD «4» is het mo­gelijk om de knipperlichten aan/uit te schakelen.
INSCHAKELING
Met de ontstekingsschakelaar in «ON». Druk om de vier richtingaanwijzers in te
schakelen. Nu is het mogelijk om de ont­stekingsschakelaar in positie «OFF» te draaien, en om de sleutel te verwijderen.
UITSCHAKELING
Plaats de sleutel in de ontstekingsscha­kelaar, en draai ze in positie «ON», druk opnieuw op de drukknop HAZARD om het systeem te deactiveren.
N.B. HET IN- EN UITSCHAKELEN VAN DE
KNIPPERLICHTEN KAN ENKEL UIT­GEVOERD WORDEN MET DE ONT­STEKINGSSCHAKELAAR IN POSITIE «ON».
27
Start-up button (01_15)
Startknop (01_15)
01_15
01_16
By pressing the starter button «2», the starter motor makes the engine rotate.
NOTE ELECTRICAL COMPONENTS FUNC-
TION ONLY WHEN THE IGNITION KEY IS SET TO "ON"
Engine stop button (01_16)
It acts as an engine cut-off or emergency stop switch. With the switch «1» in «B» RUN, it is possible to start the engine; pressing the switch when set to «A»
OFF will stop the engine. NOTE ELECTRICAL COMPONENTS FUNC-
TION ONLY WHEN THE IGNITION KEY IS SET TO "ON"
CAUTION
DO NOT ACTIVATE THE ENGINE STOP SWITCH WHILE RIDING THE VEHICLE.
Door op drukknop «2» te drukken, doet het startmotortje de motor draaien.
N.B. DE ELEKTRISCHE ONDERDELEN
WERKEN ENKEL WANNEER DE ONT­STEKINGSSCHAKELAAR ZICH IN PO­SITIE «ON» BEVINDT
Stopschakelaar motor (01_16)
Dit is een veiligheidsschakelaar of een noodstopschakelaar. Met schakelaar «1» ingedrukt in positie «B» RUN, is het mogelijk om de motor te starten; door er op te drukken in positie «A» OFF, wordt de motor stilgelegd.
N.B. DE ELEKTRISCHE ONDERDELEN
WERKEN ENKEL WANNEER DE ONT­STEKINGSSCHAKELAAR ZICH IN PO­SITIE «ON» BEVINDT
LET OP
RAAK DE STOPSCHAKELAAR VAN DE MOTOR NIET AAN TIJDENS HET RIJDEN.
28
1 Vehicle / 1 Voertuing
CAUTION
WITH THE ENGINE OFF AND THE IG­NITION SWITCH SET TO «ON» THE BATTERY MAY GET DISCHARGED. WITH THE ENGINE OFF AND AFTER IT STOPS TURN THE IGNITION SWITCH TO «OFF».
LET OP
MET DE MOTOR STIL EN DE ONTSTE­KINGSSCHAKELAAR MET SLEUTEL IN POSITIE «ON», KAN DE ACCU ONT­LADEN. WANNEER HET VOERTUIG STILSTAAT NADAT MEN DE MOTOR HEEFT STILGELEGD, DRAAIT MEN DE ONTSTEKINGSSCHAKELAAR IN POSITIE «OFF».
01_17
Fuel tank (01_17)
To reach the fuel tank cap:
Insert the key "1" into the fuel tank compartment lock.
Turn the key "1" anticlockwise.
Unscrew the tank cap "2".
29
Benzinetank (01_17)
Om de dop van de brandstoftank te be­reiken:
Plaats sleutel «1» in het slot van de ruimte van de brandstoftank.
Draai sleutel «1» in tegenwij­zerszin.
Draai de dop van de tank «2» los.
Power supply socket (01_18)
Stopcontact (01_18)
01_18
01_19
There is a 12V socket inside of the glovebox "3" and a lever "4" to open the saddle manually..
The 12V socket can be used to power equipment with a maxi­mum power of 180 W (mobile telephones, hand lamp, etc.).
CAUTION USING THIS SOCKET FOR A LONG
PERIOD CAN RESULT IN A FULLY DISCHARGED BATTERY.
The saddle (01_19)
- To unlock the saddle manually: open the glovebox.
- Pull the lever to unlock the saddle man­ually.
- To lock the saddle, lower and press (without force) to trip the lock.
Binnenin de documentenruimte is er een stopcontact van 12V «3» en een hendel «4» voor de manuele opening van het zadel voorzien.
Het stopcontact van 12 V kan gebruikt worden voor het voe­den van gebruiksvoorwerpen van maximum 180 W (GSM, in­spectielamp, enz.).
LET OP EEN LANG GEBRUIK VAN HET STOP-
CONTACT WANEER DE MOTOR UIT­STAAT, KAN DE ACCU VOLLEDIG DOEN ONTLADEN.
Het zadel (01_19)
- Om het zadel automatisch te deblokke­ren: open de documentenruimte.
- Trek aan de hendel om het zadel ma­nueel los te koppelen.
- Om het zadel te deblokkeren, laat men het zakken en drukt men het dicht (zon­der het te forceren), en laat men het slot klikken.
30
Loading...
+ 475 hidden pages