Kia Picanto 2018 Owner's Manual [nl]

Kia, HET BEDRIJF

Hartelijk dank voor de aanschaf van een nieuwe Kia. Als wereldwijde autofabrikant die zich richt op het bouwen van kwali‐
tatief hoogwaardige auto's voor een betaalbare prijs, doet Kia Motors er alles aan om u meer service te bieden dan u verwacht.
Bij al onze Kia-dealerbedrijven wordt u warm, gastvrij en professio‐ neel behandeld door mensen die om u geven, op basis van onze 'Fa‐ mily-like Care'-belofte.
Alle informatie in dit instructieboekje was ten tijde van publicatie ac‐ tueel. Kia behoudt zich echter te allen tijde het recht voor wijzigingen door te voeren, zodat ons beleid van continue productverbetering kan worden uitgevoerd.
Dit instructieboekje is van toepassing op alle uitvoeringen van dit mo‐ del en bevat beschrijvingen van en uitleg over opties en de stan‐ daarduitrusting. Hierdoor staan in dit instructieboekje mogelijk zaken beschreven die niet van toepassing zijn op uw Kia.
Geniet van uw auto en Kia's 'Family-like Care'-beleving!
Hartelijk dank voor het kiezen van een Kia. Dit instructieboekje zal u vertrouwd maken met de bediening, het onderhoud en de veiligheidsaspecten van uw
nieuwe auto. Bij het instructieboekje hoort een garantie- en onderhoudsboekje waarin u informatie vindt over de garantie. Kia raadt u aan om deze informatie zorgvuldig te lezen en de daarin opgenomen aanwijzingen zorgvuldig op te volgen, zodat u veilig en probleemloos van uw nieuwe auto kunt genieten.
Kia rust zijn talrijke modellen uit met een grote verscheidenheid aan opties, componenten en voorzieningen. Het is dan ook mogelijk dat de uitrusting die in dit instructieboekje beschreven staat en die op illustraties afgebeeld is, niet allemaal van toepassing is op uw auto.
De in dit instructieboekje opgenomen informatie en specificaties waren geldig ten tijde van het ter perse gaan. Kia behoudt zich te allen tijde het recht voor wijzigingen door te voeren zonder voorafgaande kennisgeving. Als u vra‐ gen hebt, raadt Kia aan om een officiële Kia-dealer/servicepartner te bezoeken.
Kia zal er alles aan doen om u optimaal en tot volle tevredenheid van uw nieuwe Kia te laten genieten.
© 2017 Kia MOTOéS Corp. Alle
rechten voorbehouden. Complete of gedeeltelijke reproductie op wat voor manier dan ook, elektronisch of mechanisch, inclusief kopiëren, vastleggen via een systeem voor het opslaan en terughalen van infor‐ matie, of vertalen is niet toegestaan zonder schrifte‐ lijke toestemming van Kia Motors Corporation.
Gedrukt in Zuid-Korea
Voorwoord
ii

Inhoudsopgave

Inleiding
1
Uw auto in één oogopslag
2
Veiligheidssystemen van uw auto
3
Kenmerken van uw auto
4
Audiosysteem
5
Met uw auto rijden
6
Wat te doen in een noodgeval
7
Onderhoud
8
Specificaties & Consumenteninformatie
9
Alfabetische index
I
iii
iv
Gebruik van dit instructieboekje.............................................1-02
Vereiste brandstof....................................................................1-03
Benzinemotor........................................................................ 1-03
Inrijprocedure.............................................................................1-06

Inleiding

1

GEBRUIK VAN DIT INSTRUCTIEBOEKJE

Wij willen u helpen om optimaal rijple‐ zier uit uw auto te halen. Het instruc‐ tieboekje kan daar op vele manieren toe bijdragen. Wij raden u ten zeerste aan het complete instructieboekje door te lezen. Om de kans op letsel te beper‐ ken, moet u de gedeeltes met WAAé‐ SCHUWING en LET Oç in het instructie‐ boekje lezen. De afbeeldingen vormen een waarde‐ volle aanvulling op de tekst. In uw in‐ structieboekje vindt u informatie over de kenmerken, over belangrijke veilig‐ heidsaspecten en over het rijden onder diverse omstandigheden. De algemene indeling van het instruc‐ tieboekje vindt u in de inhoudsopgave. De index geeft een alfabetisch over‐ zicht van alle informatie in uw instruc‐ tieboekje. Gebruik deze wanneer u op zoek bent naar een specifiek onder‐ werp. Hoofdstukken: Dit instructieboekje heeft 10 hoofdstukken en een index. Elk hoofdstuk begint met een korte in‐ houdsopgave, zodat u direct kunt zien of dat hoofdstuk de gewenste informa‐ tie bevat.
U vindt verschillende gedeeltes met WAAéSCHUWING, LET Oç en OçMEé‐ KING in dit instructieboekje. Deze WAAéSCHUWINGEN dienen ter vergro‐ ting van uw persoonlijke veiligheid. U moet alle procedures en aanbevelingen in deze gedeeltes met WAAéSCHU‐ WING, LET Oç en OçMEéKING nauw‐ keurig lezen en opvolgen.
WAARSCHUWING
Een WAARSCHUWING wijst u erop bijzonder voorzichtig te zijn ter voor‐ koming van schade en ernstig of do‐ delijk letsel.
LET OP
Informatie waar LET OP bij staat, dient ervoor om te voorkomen dat u een fout maakt waardoor uw auto beschadigd zou kunnen raken.
OPMERKING
Een OçMEéKING geeft aan dat er in‐ teressante of nuttige informatie wordt gegeven.
Inleiding
1-02

VEREISTE BRANDSTOF

Benzinemotor

Loodvrije benzine
Europa Voor optimale prestaties raden we u
aan loodvrije benzine te tanken met een octaangetal van éON (éesearch Oc‐ tane Number) 95/AKI (Anti Klop Index) van 91 of hoger. U kunt loodvrije benzine met een oc‐ taangetal van éON 91~94/AKI 87~90 gebruiken, maar hierdoor kan de auto mogelijk iets minder goed presteren. (Gebruik geen brandstoffen die metha‐ nol bevatten.)
Buiten Europa Gebruik uitsluitend loodvrije benzine
met een octaangetal van éON 91/AKI 87 of hoger voor uw nieuwe Kia. (Ge‐ bruik geen brandstoffen die methanol bevatten.) Bij gebruik van LOODVéIJE BENZINE zijn de prestaties maximaal en de uitlaat‐ gassen het schoonst en wordt vervui‐ ling van de bougies tegengegaan.
LET OP
GEBRUIK NOOIT LOODHOUDENDE BENZINE. Loodhoudende benzine is schadelijk voor de katalysator en de lambdasensor van het motorregel‐ systeem en zal de emissieregeling nadelig beïnvloeden. Voeg nooit brandstofadditieven toe aan het brandstofsysteem. (Kia raadt aan om voor meer informatie een officiële Kia-dealer/servicepart‐ ner te raadplegen.)
WAARSCHUWING
• Probeer de tank niet verder te vul‐ len nadat het vulpistool automa‐ tisch is afgeslagen.
• Controleer altijd of de tankdop goed is vastgedraaid, om morsen van brandstof in geval van een aanrijding te voorkomen.
Loodhoudende benzine (indien van toepassing)
In sommige landen moet loodhoudende benzine worden gebruikt.
Kia raadt om een officiële Kia-dealer/ servicepartner te bezoeken om te in‐ formeren of uw auto geschikt is voor het gebruik van loodhoudende benzine of niet. Het vereiste octaangetal voor loodhou‐ dende benzine is gelijk aan dat voor loodvrije benzine.
Benzine die alcohol en methanol bevat
In sommige landen is naast benzine ook gasohol verkrijgbaar. Dit is een mengsel van benzine en ethanol of methanol. Gebruik zulk mengsel niet als het meer dan 10% ethanol bevat en gebruik geen benzine of mengsel dat methanol be‐ vat. Deze brandstoffen kunnen rijpro‐ blemen en schade aan het brandstof‐ systeem, motorregelsysteem en emis‐ sieregelsysteem veroorzaken. Gebruik gasohol niet langer wanneer er rijproblemen optreden. Schade aan de auto of rijproblemen val‐ len mogelijk niet onder de fabrieksga‐ rantie wanneer deze veroorzaakt wor‐ den door het gebruik van:
1. Benzinemengsels met meer dan 10% ethanol.
2. Benzine of gasohol die methanol bevat.
3. Loodhoudende benzine.
1-03
1
Inleiding
LET OP
Gebruik nooit benzinemengsels die methanol bevatten. Gebruik gasohol‐ producten niet langer wanneer er rij‐ problemen optreden.
Andere brandstoffen
Het gebruik van brandstoffen als
-
Brandstof die silicium (Si) bevat,
-
Brandstof die MMT (mangaan, Mn) bevat,
-
ferroceen (Fe) en
-
andere metaalachtige toevoegingen kunnen schade aan de auto en de motor veroorzaken en de volgende problemen kunnen zich voordoen: verstopping, overslaan, slechte acce‐ leratie, afslaan van de motor, over‐ verhitting van de katalysator, abnor‐ male corrosie, kortere levensduur, enz. Ook gaat mogelijk het controlelampje motormanagement (MIL) branden.
OPMERKING
Schade aan het brandstofsysteem van uw auto of problemen met be‐ trekking tot de prestaties van de au‐ to worden niet door de garantie ge‐ dekt indien ze veroorzaakt worden door het gebruik van deze brand‐ stoffen.
Gebruik van MTBE
Kia raadt het gebruik van brandstof die meer dan 15,0 volumeprocent MTBE (Methyl Tertiair Butyl Ether) (2,7 ge‐ wichtsprocent zuurstof) bevat af. Brandstof die meer dan 15,0 volume‐ procent MTBE (zuurstofmassa 2,7%) bevat kan de prestaties van de auto in negatieve zin beïnvloeden en dampvor‐ ming of slecht aanslaan veroorzaken.
LET OP
Schade aan het brandstofsysteem van uw auto of het verhelpen van problemen met betrekking tot de prestaties van de auto worden niet
(Vervolg)
(Vervolg)
door de garantie gedekt indien ze v
eroorzaakt worden door brandstof die methanol bevat of brandstof die meer dan 15,0 volumeprocent MTBE (Methyl Tertiair Butyl Ether) (zuur‐ stofmassa 2,7%) bevat.
Gebruik geen methanol
Uw auto is niet geschikt voor het ge‐ bruik van methanol (methylalcohol). Dit type brandstof heeft een negatieve in‐ vloed op de prestaties van uw auto en kan schade aan het brandstofsysteem, motorregelsysteem en emissieregel‐ systeem veroorzaken.
Brandstofadditieven
Kia raadt u aan loodvrije benzine te tanken met een octaangetal van éON (éesearch Octane Number) 95/AKI (Anti Knock Index) van 91 of hoger (Europa) of een octaangetal van éON (éesearch Octane Number) 91/AKI (Anti Knock In‐ dex) van 87 of hoger (behalve Europa).
Inleiding
1-04
Klanten die niet de beschikking hebben over kwalitatief hoogwaardige brand‐ stoffen met de juiste additieven wor‐ den geadviseerd elke 15.000 km (Euro‐ pa, Australië en Nieuw-Zeeland)/
10.000 km (behalve Europa, Australië en Nieuw-Zeeland, China) / 5.000 km (China) een fles additieven toe te voe‐ gen aan de brandstoftank als er proble‐ men zijn met het starten of soepel ronddraaien van de motor. Bij een professionele werkplaats zijn additieven verkrijgbaar met de daarbij behorende gebruiksinstructies. Kia raadt aan om een officiële Kia-dealer/ servicepartner te bezoeken. Gebruik nooit meerdere additieven tegelijk.
Rijden in het buitenland
Als u van plan bent om met uw auto naar het buitenland te gaan:
• Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de in dat land geldende wettelijke voorschriften met betrekking tot re‐ gistratie en verzekering.
• Informeer of de juiste brandstof ver‐ krijgbaar is.
1-05
1
Inleiding

INRIJPROCEDURE

U hoeft de auto niet gedurende een be‐ paalde periode in te rijden. U kunt ech‐ ter door het opvolgen van een paar eenvoudige aanwijzingen gedurende de eerste 1.000 km de prestaties, het brandstofverbruik en de levensduur van uw auto in positieve zin beïnvloeden.
• éijd niet met een te hoog motortoe‐ rental.
• Zorg ervoor dat het toerental van de motor (omw/min of omwentelingen per minuut) tijdens het rijden niet bo‐ ven 3.000 omw/min komt.
• éijd niet gedurende langere tijd met een constante snelheid. Om de motor goed in te rijden, moet het motortoe‐ rental worden gevarieerd.
• Vermijd plotseling afremmen, behalve in noodgevallen, om de onderdelen van het remsysteem de gelegenheid te geven op elkaar in te lopen.
• Trek gedurende de eerste 2.000 km met uw auto geen aanhanger.
Inleiding
1-06
Overzicht exterieur...................................................................2-02
Overzicht interieur....................................................................2-04
Overzicht dashboard.................................................................2-05
Motorruimte...............................................................................2-07

Uw auto in één oogopslag

2

OVERZICHT EXTERIEUR

1. Motorkap.................................................................. blz. 4-29
2. Koplamp (Kenmerken van uw auto).................... blz. 4-78
Koplamp (Onderhoud)............................................ blz. 8-92
3. Mistlamp voor (Kenmerken van uw auto).......... blz. 4-81
Mistlamp voor.......................................................... blz. 8-92
4. Lamp dagrijverlichting (Kenmerken van uw auto)......
................................................................................... blz. 4-82
Lamp dagrijverlichting (Onderhoud).................... blz. 8-92
5. Velgen en banden......................... ......................... blz. 8-60
Velgen en banden......................... ......................... blz. 9-06
6. Buitenspiegels............................ ............................ blz. 4-43
7. Schuif-/kanteldak......................... ......................... blz. 4-35
8. éuitenwisserbladen voor (Kenmerken van uw auto)
......................................... ......................................... blz. 4-83
éuitenwisserbladen voor (Onderhoud)....... ....... blz. 8-54
9. éuiten................................... ................................... blz. 4-24
10. Autonome noodrem met radar............................ blz. 6-52
Uw auto in 󳛔󳛔n oogopslag
2-02
1. çortiersloten............................................................ blz. 4-17
2. Tankdopklep.............................. .............................. blz. 4-32
3. Achterlichtunit (Onderhoud)................ ................ blz. 8-93
4. Derde remlicht (Onderhoud)............... ............... blz. 8-105
5. Achterklep................................................................ blz. 4-22
6. Antenne.................................................................... blz. 5-02
7. Achteruitrijcamera........................ ........................ blz. 4-76
8. Toets parkeerhulpsysteem achter...................... blz. 4-73
9. Achteruitrijlicht (Onderhoud) ............... ............... blz. 8-93
Mistlamp achter (Onderhoud).............................. blz. 8-93
10. éuitenwisserblad achter (Kenmerken van uw auto)
......................................... ......................................... blz. 4-85
éuitenwisserblad achter (Onderhoud)................ blz. 8-55
2-03
2
Uw auto in 󳛔󳛔n oogopslag

OVERZICHT INTERIEUR

1. çortiergreep binnen....................... ....................... blz. 4-18
2. Vergrendel-/ontgrendelknop portier.................. blz. 4-18
3. Schakelaar inklapbare buitenspiegel......... ......... blz. 4-45
4. Schakelaar buitenspiegelbediening...................... blz. 4-44
5. Schakelaar centrale portiervergrendeling.......... blz. 4-19
6. Blokkeertoets ruitbediening................ ................ blz. 4-27
7. Schakelaars ruitbediening.................. .................. blz. 4-24
8. Hendel motorkapontgrendeling............. ............. blz. 4-29
9. Hendel tankdopklepontgrendeling........... ........... blz. 4-32
10. Stuurwiel................................. ................................. blz. 4-40
11. Bediening stuurkolomverstelling.......................... blz. 4-41
12. Zekeringkast zijpaneel bestuurder........... ........... blz. 8-72
13. éempedaal............................... ............................... blz. 6-30
14. Stoel..................................... ..................................... blz. 3-02
15. Koplampverstelling........................ ........................ blz. 4-82
16. Toets ESC OFF............................ ............................ blz. 6-35
17. TçMS SET-schakelaar..................... ..................... blz. 7-09
Uw auto in 󳛔󳛔n oogopslag
2-04

OVERZICHT DASHBOARD

1. Instrumentenpaneel....................... ....................... blz. 4-46
2. Claxon................................... ................................... blz. 4-42
3. Bestuurdersairbag.................................................. blz. 3-53
4. Schakelaar verlichting/richtingaanwijzers .... .... blz. 4-78
5. éuitenwisser/-sproeier.................... .................... blz. 4-83
6. Contactslot............................... ............................... blz. 6-06
Toets ENGINE STAéT/STOç (motor starten/stop‐
pen)..................................... ..................................... blz. 6-10
7. Audiobediening op het stuurwiel............ ............ blz. 5-12
8. Bediening LCD-venster.......................................... blz. 4-47
Cruise control.......................................................... blz. 6-43
Snelheidsbegrenzing.............................................. blz. 6-49
9. Schakelaar van de alarmknipperlichten....... ....... blz. 7-02
10. Audiosysteem.......................................................... blz. 5-06
11. Handbediend verwarmings- en ventilatiesysteem
......................................... ......................................... blz. 4-91
Automatisch verwarmings- en ventilatiesysteem.....
................................................................................. blz. 4-101
12. Aansteker............................... ............................... blz. 4-118
13. AUX- en USB-aansluiting................... ................... blz. 5-02
14. 12 V-aansluiting......................... ......................... blz. 4-122
15. Voorpassagiersairbag...................... ...................... blz. 3-53
16. Dashboardkastje......................... ......................... blz. 4-115
17. Versnellingspook handgeschakelde transmissie .........
................................................................................... blz. 6-21
Selectiehendel automatische transmissie.......... blz. 6-24
18. Stoelverwarming......................... ......................... blz. 4-121
2-05
2
Uw auto in 󳛔󳛔n oogopslag
19. Schakelaar stuurwielverwarming............ ............ blz. 4-41
20. Toets ISG (Intelligent Stop & Go-systeem)........ blz. 6-17
21. Opbergvak middenconsole.................................. blz. 4-115
22. Bekerhouder.......................................................... blz. 4-119
Uw auto in 󳛔󳛔n oogopslag
2-06

MOTORRUIMTE

1. Expansievat koelvloeistof...................................... blz. 8-36
Expansievat koelvloeistof...................................... blz. 8-39
2. Vuldop motorolie.......................... .......................... blz. 8-35
3. éem- /koppelingsvloeistofreservoir.................... blz. 8-42
4. Luchtfilter................................ ................................ blz. 8-49
Luchtfilter................................................................ blz. 8-50
5. Zekeringkast............................................................ blz. 8-74
6. Minpool accu.............................. .............................. blz. 8-56
7. çluspool accu............................. ............................. blz. 8-56
8. çeilstok motorolie......................... ......................... blz. 8-34
9. éadiateurdop................................................ blz. 8-36, 8-39
10. éuitenwisservloeistofreservoir.............. .............. blz. 8-47
11. çeilstok automatische-transmissievloeistof.. .. blz. 8-44
2-07
2
Uw auto in 󳛔󳛔n oogopslag
1. Expansievat koelvloeistof...................................... blz. 8-36
Expansievat koelvloeistof...................................... blz. 8-39
2. Vuldop motorolie.......................... .......................... blz. 8-35
3. éem- /koppelingsvloeistofreservoir.................... blz. 8-42
4. Luchtfilter................................ ................................ blz. 8-49
Luchtfilter................................................................ blz. 8-50
5. Zekeringkast............................................................ blz. 8-74
6. Minpool accu.............................. .............................. blz. 8-56
7. çluspool accu............................. ............................. blz. 8-56
8. çeilstok motorolie......................... ......................... blz. 8-34
9. éadiateurdop................................................ blz. 8-36, 8-39
10. éuitenwisservloeistofreservoir.............. .............. blz. 8-47
11. çeilstok automatische-transmissievloeistof.. .. blz. 8-44
Uw auto in 󳛔󳛔n oogopslag
2-08
1. Expansievat koelvloeistof...................................... blz. 8-36
Expansievat koelvloeistof...................................... blz. 8-39
2. Vuldop motorolie.......................... .......................... blz. 8-35
3. éem- /koppelingsvloeistofreservoir.................... blz. 8-42
4. Luchtfilter................................ ................................ blz. 8-49
Luchtfilter................................................................ blz. 8-50
5. Zekeringkast............................................................ blz. 8-74
6. Minpool accu.............................. .............................. blz. 8-56
7. çluspool accu............................. ............................. blz. 8-56
8. çeilstok motorolie......................... ......................... blz. 8-34
9. éadiateurdop................................................ blz. 8-36, 8-39
10. éuitenwisservloeistofreservoir.............. .............. blz. 8-47
11. çeilstok automatische-transmissievloeistof.. .. blz. 8-44
12. Benzinetank.............................. .............................. blz. 4-32
2-09
2
Uw auto in 󳛔󳛔n oogopslag
Stoelen........................................................................................ 3-02
Afstellen van voorstoel........................................................ 3-06
Hoofdsteun............................................................................ 3-07
Opbergvak in rugleuning .....................................................3-09
Achterstoelen afstellen........................................................3-10
Veiligheidsgordels......................................................................3-15
Veiligheidsgordels..................................................................3-15
Gordelspanner veiligheidsgordel ........................................3-22
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheidsgordels..................................................................3-25
Verzorging van de veiligheidsgordels.................................3-28
Kinderzitjes (CéS)......................................................................3-29
Onze aanbeveling: Kinderen steeds achteraan................3-29
Een kinderzitje (CéS) kiezen................................................3-29
Een kinderzitje (CéS) installeren.........................................3-31
ISOFIX-bevestiging en bevestigingsband (ISO‐
FIX-systeem) voor kinderen............................................... 3-32
Airbag - Aanvullend veiligheidssysteem .............................. 3-45
Werking van airbagsysteem............................................... 3-46
Waarschuwingslampje airbag............................................. 3-49
Onderdelen en functies aanvullend veiligheids‐
systeem..................................................................................3-50
Bestuurdersairbag en voorpassagiersairbag .................. 3-53
Zijairbag ................................................................................. 3-59
Gordijnairbag .........................................................................3-61
Waarom werd de airbag bij een aanrijding niet geactiveerd? (Voorwaarden voor wel of niet ac‐
tiveren van de airbags).........................................................3-62
Onderhoud aan aanvullend veiligheidssysteem (SéS).... 3-67
Aanvullende veiligheidsmaatregelen..................................3-68
Accessoires monteren in of modificaties maken
aan uw met een airbag uitgeruste auto...........................3-69
Waarschuwingslabel airbags ..............................................3-69

Veiligheidssystemen van uw auto

3

STOELEN

Bestuurdersstoel
1. Vooruit en achteruit
2. éugleuningverstelling
3.
Zittinghoogte
*
4. Hoofdsteun
Voorpassagiersstoel
5. Vooruit en achteruit
6. éugleuningverstelling
7. Hoofdsteun
Achterstoelen
8.
Hoofdsteun
*
9.
éugleuning neerklappen
*
WAARSCHUWING
n
Losliggende voorwerpen
Losliggende voorwerpen in de voe‐ tenruimte van de bestuurder kunnen de werking van de pedalen nadelig beïnvloeden en mogelijk een ongeval veroorzaken. Plaats niets onder de voorstoelen.
*
indien van toepassing
Veiligheidssystemen van uw auto
3-02
WAARSCHUWING
n
Stoel rechtop zetten
Zorg ervoor dat u, indien u de rug‐ leuning weer rechtop zet, deze vast‐ houdt en rustig omhoog klapt en let op dat zich geen andere inzittenden in de buurt van de stoel bevinden. Als u de rugleuning niet vasthoudt tij‐ dens het omhoog klappen, kan de rugleuning terugschieten waardoor u letsel kunt oplopen.
WAARSCHUWING
n
Verantwoordelijkheid van de bestuurder voor de passagiers
Rijden met de rugleuning van een stoel neergeklapt kan bij een aanrij‐ ding leiden tot ernstig of dodelijk let‐ sel. Als de rugleuning neergeklapt is, kan de persoon op de desbetreffen‐ de stoel bij een aanrijding onder de gordel doorglijden, waardoor de on‐ derbuik wordt blootgesteld aan gro‐ te krachten. Hierdoor kan ernstig of dodelijk letsel ontstaan. De bestuur‐ der moet de passagier erop wijzen
(Vervolg)
(Vervolg)
tijdens het rijden de rugleuning altijd r
echtop te houden.
WAARSCHUWING
Gebruik geen zitkussen waardoor de wrijving
tussen de stoel en de passa‐ gier wordt verminderd. De passagier kan bij een aanrijding of een nood‐ stop onder de gordel doorglijden. Omdat de veiligheidsgordel niet nor‐ maal kan werken, kan ernstig letsel ontstaan.
WAARSCHUWING
n
Bestuurdersstoel
• Probeer de stoel nooit tijdens het
rijden
te verstellen. Hierdoor kunt u de controle over het voertuig verliezen waardoor een ongeluk kan gebeuren met ernstig of dode‐ lijk letsel of schade tot gevolg.
(Vervolg)
(Vervolg)
• Zorg ervoor dat de rugleuning al‐ tijd
in de normale positie kan staan. Als de rugleuning vanwege hinderlijk geplaatste voorwerpen of andere oorzaken niet goed ver‐ grendeld kan worden, kan dit bij een noodstop of aanrijding ernstig of dodelijk letsel tot gevolg heb‐ ben.
• Zet voor het wegrijden de rugleu‐ ning
altijd rechtop en plaats de heupgordel strak en zo laag moge‐ lijk over de heupen. In deze positie bent u in geval van een aanrijding het beste beschermd.
• Ga zo ver van het stuurwiel af zit‐ ten als mogelijk is zonder dat dit ten koste gaat van het bedienings‐ comfort om onnodig en wellicht ernstig letsel door de airbag te voorkomen. Geadviseerd wordt een minimale afstand van 250 mm tussen uw bovenlichaam en het stuurwiel.
3-03
3
Veiligheidssystemen van uw auto
WAARSCHUWING
n
Rugleuning achterstoel
• De rugleuning achter moet goed vergrendeld zijn. Als dat niet het geval is, kunnen passagiers en voorwerpen in geval van afrem‐ men of een aanrijding plotseling naar voren schieten, waardoor ernstig of dodelijk letsel kan ont‐ staan.
• Bagage en andere lading moet plat in de bagageruimte worden ge‐ legd. Als de voorwerpen groot of zwaar zijn of moeten worden ge‐ stapeld, moeten ze worden vast‐ gezet. Voorwerpen in de bagage‐ ruimte mogen nooit hoger worden gestapeld dan de rugleuning. Het niet opvolgen van deze waarschu‐ wingen kan leiden tot ernstig of dodelijk letsel in geval van afrem‐ men of een aanrijding.
(Vervolg)
(Vervolg)
• In de bagageruimte mogen geen passagiers
worden vervoerd en tij‐ dens het rijden mogen er geen passagiers op een neergeklapte rugleuning zitten of liggen. Alle passagiers moeten op de juiste wijze op de stoelen zitten en de aanwezige veiligheidsgordels dra‐ gen.
• Controleer na het terugklappen van
de rugleuning of deze goed vergrendeld is door te proberen hem naar voren en naar achteren te bewegen.
• Voorkom de kans op brandwonden en verwijder daarom de vloerbe‐ dekking in de bagageruimte niet. De emissieregelsystemen onder de vloer veroorzaken hoge tempera‐ turen.
WAARSCHUWING
Controleer na het afstellen van de stoel
altijd of deze goed is vergren‐ deld, door te proberen deze naar vo‐ ren of achteren te schuiven zonder
(Vervolg)
(Vervolg)
de ontgrendelhendel te gebruiken. Als
de bestuurdersstoel abrupt of onverwacht in beweging komt, kunt u de controle over de auto verliezen met een ongeval tot gevolg.
WAARSCHUWING
• Let goed op dat er tijdens het ver‐
stellen
van de stoel geen handen of voorwerpen in het mechanisme bekneld raken.
• Leg geen aansteker op de vloer of de
stoel. Wanneer u de stoel ver‐ stelt, kan er gas uit de aansteker ontsnappen, waardoor brand kan ontstaan.
• Als er inzittenden op de achter‐ stoelen
zitten, wees dan voorzich‐ tig bij het afstellen van de voor‐ stoelen.
(Vervolg)
Veiligheidssystemen van uw auto
3-04
(Vervolg)
• Wees uiterst voorzichtig bij het op‐ pakken
van kleine voorwerpen die onder de stoelen liggen of zich tussen de stoel en de middencon‐ sole bevinden. U kunt hierbij ver‐ wondingen oplopen aan de handen door de scherpe randen van het stoelmechanisme.
LET OP
n
Voorzorgen voor stoelbekle‐ dingen
• Wees voorzichtig tijdens het wer‐ ken
aan de stoelbekleding. Er kan kortsluiting ontstaan of een ver‐ binding worden verbroken, het‐ geen geluiden, schade aan het ventilatiesysteem en mogelijk brand kan veroorzaken.
• Wees u bewust van kabels of uit‐ stroomopeningen
wanneer u stoelbekleding aanbrengt of de stoel bedekt met kunststof bekle‐ ding. Er kan kortsluiting ontstaan, hetgeen brand kan veroorzaken.

Eigenschappen van stoelleder

• Leder is gemaakt van de huid van een dier, die via een speciaal proces ge‐ reed wordt gemaakt voor gebruik. Aangezien het om een natuurlijk ma‐ teriaal gaat, is de dikte of dichtheid niet overal hetzelfde. Afhankelijk van de temperatuur en luchtvochtigheid kunnen kreukels ontstaan als natuurlijk gevolg van rekken en krimpen.
• De stoel is gemaakt van een rekbare stof om het comfort te verhogen.
• De delen die contact maken met het lichaam zijn gekromd en het onder‐ steunende gebied aan de zijkant is hoog, voor comfort en stabiliteit tij‐ dens het rijden.
• Door het gebruik kunnen op natuurlij‐ ke wijze kreukels ontstaan. Dit is geen defect van het product.
LET OP
• Kreukels of slijtageplekken die op natuurlijke wijze ontstaan ten ge‐ volge van het gebruik, vallen niet onder de garantie.
• Riemen met metalen accessoires, ritssluitingen of sleutels in uw ach‐ terzak kunnen het stoelmateriaal beschadigen.
• Zorg ervoor dat de stoel niet nat wordt gemaakt. Dit kan de eigen‐ schappen van echt leder verande‐ ren.
• Spijkerbroeken of kledingstukken die kunnen bleken, kunnen de bui‐ tenkant van het stoelbekledingma‐ teriaal aantasten.
3-05
3
Veiligheidssystemen van uw auto

Afstellen van voorstoel

Vooruit en achteruit
Verstel de stoel als volgt vooruit of achteruit:
1. Houd de hendel voor de langsver‐ stelling omhooggetrokken.
2. Schuif de stoel in de gewenste po‐ sitie.
3. Laat de hendel los en controleer of de stoel vergrendeld is.
Stel de stoel af voordat u gaat rijden en controleer of de stoel goed vergrendeld is door te proberen deze handmatig naar voren of achteren te schuiven. Als de stoel beweegt, dan is hij niet goed vergrendeld.
Rugleuningverstelling
Stel de rugleuning als volgt af:
1. Leun iets naar voren en trek de hendel van de rugleuningverstelling omhoog.
2. Leun vervolgens voorzichtig achter‐ over en verstel de rugleuning in de gewenste positie.
3. Laat de hendel los en controleer of de rugleuning is vergrendeld. (De hendel MOET in de oorspronkelijke positie staan om de rugleuning te vergrendelen.)
Zittinghoogte (indien van toepassing, bestuurdersstoel)
Duw de hendel aan de zijkant van de zitting omhoog of omlaag om de hoog‐ te van de zitting te veranderen.
• Duw de hendel een aantal keren om‐ laag om de zitting lager af te stellen.
• Trek de hendel een aantal keren omhoog om de zitting hoger af te stellen.
Veiligheidssystemen van uw auto
3-06

Hoofdsteun

De stoelen van de bestuurder en voor‐ passagier zijn voor extra veiligheid en comfort voorzien van een hoofdsteun. De hoofdsteun is niet alleen comforta‐ bel, maar beschermt tevens hoofd en nek van de inzittenden bij een aanrij‐ ding.
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming in geval van een aanrijding moet de hoofdsteun zo afgesteld zijn dat het midden van de hoofdsteun zich op dezelfde hoogte bevindt als het zwaartepunt van het hoofd van de inzittende. Over het algemeen bevindt het zwaartepunt van het hoofd zich op dezelfde hoogte als de bovenzijde van de ogen. Zorg dat de hoofd‐ steun zich zo dicht mogelijk bij uw hoofd bevindt. Gebruik daarom geen kussen waardoor het lichaam verder van de rugleuning af komt.
• Gebruik de auto niet als de hoofd‐ steunen zijn verwijderd omdat dan in geval van een aanrijding ernstig letsel kan ontstaan. Een goed af‐ gestelde hoofdsteun biedt optima‐ le bescherming tegen nekletsel.
• Verstel de hoofdsteun van de be‐ stuurder niet als de auto rijdt.
LET OP
Wanneer er geen inzittenden aanwe‐ zig zijn op de achterstoelen, zet dan de hoofdsteunen in de laagste stand. De hoofdsteunen van de achterstoe‐ len kunnen het zicht naar achteren belemmeren.
Hoogte afstellen
Hoger: trek de hoofdsteun omhoog naar de gewenste positie (1). Lager: druk de ontgrendelknop (2) in en laat de hoofdsteun naar de gewenste posi‐ tie (3) zakken.
3-07
3
Veiligheidssystemen van uw auto
LET OP
Wanneer u de rugleuning naar voren klapt terwijl de hoofdsteun en zitting niet zijn ingeklapt, kan de hoofd‐ steun mogelijk de zonneklep of an‐ dere onderdelen van de auto raken.
Verwijderen en plaatsen
Hoofdsteun verwijderen:
1. Zet de rugleuning (2) met de hendel voor de rugleuningverstelling (1) rechtop.
2. Trek de hoofdsteun zo ver mogelijk omhoog.
3. Druk de ontgrendelknop hoofd‐ steun (3) in terwijl u de hoofdsteun naar boven (4) trekt.
WAARSCHUWING
Laat tijdens het rijden NOOIT iemand zitten in een stoel waarvan de hoofdsteun verwijderd is.
Hoofdsteun terugplaatsen:
1. Stop de pennen van de hoofdsteun (2) in de gaten terwijl u de ontgren‐ delknop (1) indrukt.
2. Zet de rugleuning (4) met de hendel (3) rechtop.
3. Stel de hoofdsteun vervolgens op de gewenste hoogte af.
Veiligheidssystemen van uw auto
3-08
Loading...
+ 504 hidden pages