
Kia,HET BEDRIJF
Hartelijk dank voor de aanschaf van een nieuwe Kia.
Als wereldwijde autofabrikant die zich richt op het bouwen van
kwalitatief hoogwaardige auto's voor een betaalbare prijs, doet
Kia Motors er alles aan om u meer service te bieden dan u
verwacht en de klanten een prettige ervaring te geven.
Bij onze Kia-dealerbedrijven zult u de “Family-like Care”belofte ervaren, die u een gevoel van warmte, gastvrijheid en
vertrouwen geeft; het gevoel dat er voor u wordt gezorgd door
mensen die om u geven.
Alle informatie in dit instructieboekje was actueel ten tijde van
de druk. Kia behoudt zich echter te allen tijde het recht voor
wijzigingen door te voeren, zodat ons beleid van continue
productverbetering kan worden uitgevoerd.
Dit instructieboekje is van toepassing op alle Kia-modellen en
bevat beschrijvingen van en uitleg over opties en de
standaarduitrusting. Hierdoor staan in dit instructieboekje
mogelijk zaken beschreven die niet van toepassing zijn op uw
Kia.
Geniet van uw auto & ervaar Kia “Family-like Care”!

i
Hartelijk dank voor het kiezen van een Kia.
Onthoud dat voor onderhoud uw dealer de aangewezen
persoon is. Uw dealer heeft door de importeur getrainde
monteurs in dienst, beschikt over de aanbevolen speciale
gereedschappen, originele Kia-onderdelen en zal er alles
aan doen u optimaal van dienst te zijn.
Bewaar het instructieboekje in de auto voor een
eventuele volgende eigenaar.
Dit instructieboekje zal u vertrouwd maken met de
bediening, het onderhoud en de veiligheidsaspecten van
uw nieuwe auto. Bij het instructieboekje hoort een
garantie- en onderhoudsboekje waarin u informatie vindt
over de garantie. We raden u aan om deze informatie
zorgvuldig te lezen en de daarin opgenomen
aanwijzingen zorgvuldig op te volgen, zodat u veilig en
probleemloos van uw nieuwe auto kunt genieten.
Kia rust zijn talrijke modellen uit met een grote
verscheidenheid aan opties, componenten en kenmerken.
Het is dan ook mogelijk dat de uitrusting die in dit
instructieboekje beschreven staat en die op illustraties
afgebeeld is, niet allemaal van toepassing is op uw auto.
De in dit instructieboekje opgenomen informatie en
specificaties golden ten tijde van het ter perse gaan. Kia
behoudt zich te allen tijde het recht voor wijzigingen
door te voeren zonder voorafgaande kennisgeving. Als u
vragen heeft, kunt u zich te allen tijde tot uw Kia-dealer
wenden.
Wij zullen er alles aan doen om u optimaal en tot volle
tevredenheid van uw nieuwe Kia te laten genieten.
© 2016 Kia MOTORS NEDERLAND B.V.
Alle rechten voorbehouden. Complete of gedeeltelijke
reproductie op wat voor manier dan ook, elektronisch of
mechanisch, inclusief kopiëren, vastleggen via een
systeem voor het opslaan en terughalen van informatie,
of vertalen is niet toegestaan zonder schriftelijke
toestemming van Kia Motors Corporation.
Gedruk in Korea
Voorwoord

ii
1
2
3
4
5
6
7
8
I
Introductie
Uw auto in één oogopslag
Veiligheidsysteem van uw auto
Kenmerken van uw auto
Rijden met uw auto
Wat te doen in een noodgeval
Onderhoud
Specificaties & Consumenteninformatie
Index
INHOUDSOPGAVE

1
Gebruik van dit instructieboekje / 1-2
Vereiste brandstof / 1-3
Inrijprocedure / 1-5
Introductie

Introductie
21
Wij willen u helpen om het meeste
rijplezier van uw auto te krijgen. Het
instructieboekje kan daar op vele
manieren toe bijdragen. Wij raden u ten
zeerste aan het complete
instructieboekje door te lezen. Om de
kans op letsel te beperken, moet u met
name de gedeeltes met
WAARSCHUWING en OPMERKING
door het gehele instructieboekje lezen.
De afbeeldingen vormen een
waardevolle aanvulling op de tekst. In uw
instructieboekje vindt u informatie over
de kenmerken, over belangrijke
veiligheidsaspecten en over het rijden
onder diverse omstandigheden.
De algemene indeling van het
instructieboekje vindt u in de
inhoudsopgave. De index geeft een
alfabetisch overzicht van alle informatie
in uw instructieboekje. Gebruik deze
wanneer u op zoek bent naar een
specifiek onderwerp.
Hoofdstukken: Dit instructieboekje heeft
acht hoofdstukken en een index. Elk
hoofdstuk begint met een korte
inhoudsopgave, zodat u direct kunt zien
of het gewenste hoofdstuk de gewenste
informatie bevat.
U vindt verschillende
WAARSCHUWINGEN, OPMERKINGEN
en AANWIJZINGEN in dit
instructieboekje. Deze dienen ter
vergroting van uw persoonlijke veiligheid.
Lees ALLE procedures en
aanbevelingen in deze
WAARSCHUWINGEN, OPMERKINGEN
en AANWIJZINGEN nauwkeurig door en
neem ze in acht.
✽✽
AANWIJZING
OPMERKING geeft aan dat er
interessante of nuttige informatie wordt
gegeven.
GEBRUIK VAN DIT INSTRUCTIEBOEKJE
WAARSCHUWING
Een WAARSCHUWING wijst u erop
bijzonder voorzichtig te zijn ter
voorkoming van schade en ernstig
letsel.
OPMERKING
Informatie waar VOORZICHTIG bij
staat, dient ervoor om te
voorkomen dat u een fout maakt
waardoor uw auto beschadigd zou
kunnen raken.

13
Introductie
Benzinemotor
Loodvrij
Voor optimale prestaties van uw auto
raden wij aan om ongelode benzine met
een octaangetal (RON) hoger dan
95/AKI (Anti Knock Index) hoger dan 91
te tanken. (Gebruik geen brandstoffen
die methanol bevatten.) U kan gebruik
maken van ongelode benzine met een
octaangetal (RON) 91~94 / AKI 87~90,
maar hierdoor kunnen de prestaties van
de auto iets minder worden.
Bij gebruik van LOODVRIJE BENZINE
zijn de prestaties maximaal en de
uitlaatgassen het schoonst en wordt
vervuiling van de bougies tegengegaan.
Loodhoudende benzine
(indien van toepassing)
In sommige landen moet er lood-
houdende benzine worden gebruikt.
Neem contact op met een officiële Kiadealer om te informeren of uw auto
geschikt is voor het gebruik van
loodhoudende benzine.
Het vereiste octaangetal voor
loodhoudende benzine is gelijk aan dat
voor loodvrije benzine.
VEREISTE BRANDSTOF
WAARSCHUWING
• Probeer de tank niet verder te
vullen nadat het vulpistool
automatisch is afgeslagen.
• Controleer altijd of de tankdop
goed vastgedraaid is, om morsen
van brandstof in geval van een
aanrijding te voorkomen.
OPMERKING
GEBRUIK NOOIT LOODHOUDENDE
BENZINE. Loodhoudende benzine
is schadelijk voor de katalysator en
de lambdasensor van het
motorregelsysteem en zal de
emissieregeling nadelig
beïnvloeden.
Voeg nooit brandstofadditieven
producten toe aan het
brandstofsysteem. (We adviseren u
contact op te nemen met een
officiële Kia-dealer.)

Introductie
41
Benzine die alcohol en methanol
bevat
In sommige landen is naast benzine ook
gasohol verkrijgbaar. Dit is een mengsel
van benzine en ethanol of methanol.
Gebruik dit mengsel niet met meer dan
10% ethanol en gebruik geen benzine of
mengsel dat methanol bevat. Deze
brandstoffen kunnen rijproblemen en
schade aan het brandstofsysteem
veroorzaken.
Gebruik gasohol niet langer wanneer er
rijproblemen optreden.
Schade aan de auto of rijproblemen
vallen mogelijk niet onder de
fabrieksgarantie wanneer ze veroorzaakt
worden door het gebruik van:
1. Benzinemengsels met meer dan 10%
ethanol.
2. Benzine of gasohol die methanol
bevat.
3. Loodhoudende benzine.
Andere brandstoffen
Het gebruik van brandstoffen als
- brandstof die silicium (Si) bevat
- brandstof die MMT (mangaan, Mn)
bevat
- brandstof die ferroceen (Fe) bevat
- Brandstoffen met andere
metaalachtige toevoegingen
kunnen schade aan de auto en de motor
veroorzaken en de volgende zaken
kunnen zich voordoen: verstopping,
overslaan, slechte acceleratie, afslaan
van de motor, oververhitting van de
katalysator, abnormale corrosie, kortere
levensduur, enz. Ook gaat mogelijk het
controlelampje motormanagement (MIL)
branden.
✽✽
AANWIJZING
Schade aan het brandstofsysteem van
uw auto of problemen met betrekking
tot de prestaties van de auto worden niet
door de garantie gedekt indien ze
veroorzaakt worden door het gebruik
van deze brandstoffen.
Gebruik van MTBE
Geadviseerd wordt geen brandstof in uw
auto te gebruiken die meer dan 15,0
volumeprocent MBTE (Methyl Tertiair
Butyl Ether) (zuurstofmassa 2,7%) bevat.
Brandstof die meer dan 15,0
volumeprocent MBTE (zuurstofmassa
2,7%) bevat kan de prestaties van de
auto in negatieve zin beïnvloeden en
dampvorming of slecht aanslaan
veroorzaken.
OPMERKING
Schade aan het brandstofsysteem
van uw auto of het verhelpen van
problemen met betrekking tot de
prestaties van de auto worden niet
door de garantie gedekt indien ze
veroorzaakt worden door brandstof
die methanol bevat of brandstof die
meer dan 15,0 volumeprocent
MTBE (Methyl Tertiair Butyl Ether)
(zuurstofmassa 2,7%) bevat.
OPMERKING
Gebruik nooit benzinemengsels die
methanol bevatten. Gebruik
gasoholproducten niet langer
wanneer er rijproblemen optreden.

15
Introductie
Gebruik geen methanol
Uw auto is niet geschikt voor het gebruik
van methanol (methylalcohol). Dit type
brandstof heeft een negatieve invloed op
de prestaties van uw auto en kan schade
aan het brandstofsysteem,
motorregelsysteem en
emissieregelsysteem veroorzaken.
Brandstofadditieven
Kia raadt u aan loodvrije benzine te
tanken met een octaangetal van RON
(Research Octane Number) 95/AKI (Anti
Klop Index) van 91 of hoger.
Klanten die niet de beschikking hebben
over kwalitatief hoogwaardige
brandstoffen met de juiste additieven
wordt geadviseerd elke 15.000 km
(Europa)/10.000 km (behalve Europa)
een fles additieven toe te voegen aan de
brandstoftank als er problemen zijn met
het starten of soepel ronddraaien van de
motor. Bij uw officiële Kia-dealer zijn
additieven verkrijgbaar met de daarbij
behorende gebruiksinstructies. Gebruik
geen andere additieven.
Rijden in het buitenland
Als u van plan bent om met uw auto naar
het buitenland te gaan:
• Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan
de in dat land geldende wettelijke
voorschriften met betrekking tot
registratie en verzekering.
• Informeer of de juiste brandstof
verkrijgbaar is.
U hoeft de auto niet gedurende een
bepaalde periode in te rijden. U kunt
echter door het opvolgen van een paar
eenvoudige aanwijzingen gedurende de
eerste 1.000 km de prestaties, het
brandstofverbruik en de levensduur van
uw auto in positieve zin beïnvloeden.
• Voer het toerental van de motor niet te
hoog op.
• Houd tijdens het rijden het
motortoerental tussen de 2.000 - 4.000
omw/min.
• Rijd niet gedurende langere tijd met
een constante snelheid. Om de motor
goed in te rijden, moet het
motortoerental worden gevarieerd.
• Vermijd plotseling afremmen, behalve
in noodgevallen, om de onderdelen
van het remsysteem de gelegenheid te
geven op elkaar in te lopen.
• Trek gedurende de eerste 2.000 km
(1.200 mijl) met uw auto geen
aanhanger.
INRIJPROCEDURE

2
Interieur, overzicht / 2-2
Dashboard, overzicht / 2-3
Motorruimte / 2-4
Uw auto in één oogopslag

Uw auto in één oogopslag
22
INTERIEUR, OVERZICHT
OTA010001L
1. Knop vergrendelen/ontgrendelen portier
..........................................................4-17
2. Centrale portiervergrendeling*..........4-18
3. Schakelaar ruitbediening*.................4-22
4. Blokkeertoets ruitbediening* .............4-25
5. Schakelaar spiegelbediening*...........4-41
6. Toets inklapbare buitenspiegel* ........4-42
7. Hendel motorkapontgrendeling.........4-27
8. Ontgrendelhendel tankdopklep.........4-29
9. Stuurwiel ...........................................4-37
10. Hendel stuurverstelling*..................4-38
11. Koplampverstelling*.........................4-86
12. Toets Idle Stop & Go-systeem OFF*
..........................................................5-43
13. Toets benzinemodus*......................5-14
14. Toets voertuigstabiliteitsregeling
uitschakelen*...................................5-36
15. Toets stuurwielverwarming* ............4-38
16. Zekeringkast....................................7-62
17. Remsysteem...................................5-30
18. Gaspedaal
* : indien van toepassing

23
Uw auto in één oogopslag
DASHBOARD, OVERZICHT
OTA010002
1. Instrumentenpaneel ...........................4-44
2. Claxon................................................4-39
3. Airbag bestuurder*.............................3-53
4. Schakelaar verlichting/
richtingaanwijzers ..............................4-80
5. Schakelaar ruitenwissers en -sproeiers
...........................................................4-87
6. Contactslot* of toets ENGINE
START/STOP*...............................5-5/5-7
7.
Schakelaar alarmknipperlichten ....4-78/6-2
8. Audioafstandsbediening* .................4-135
9. Verwarmings- en ventilatiesysteem*
................................................4-95/4-104
10. Selectiehendel*........................5-20/5-24
11. Audiobediening op het stuurwiel*...4-124
12. Airbag voorpassagier* ......................3-53
13. Dashboardkastje ............................4-114
14. Parkeerrem.......................................5-32
15. Aansluiting* ....................................4-119
16. Aansteker*......................................4-116
17. Stoelverwarming* ...............................3-9
18. Knie-airbag bestuurder*...................3-53
* : indien van toepassing

Uw auto in één oogopslag
42
MOTORRUIMTE
OTA014004L/OTA014003L/OTA010005L
1. Expansievat koelvloeistof ........................................7-29
2. Radiateurdop...........................................................7-30
3. Remvloeistofreservoir .............................................7-32
4. Luchtfilter.................................................................7-36
5. Peilstok motorolie ....................................................7-26
6. Vuldop motorolie......................................................7-26
7. Sproeierreservoir.....................................................7-35
8. Zekeringkast............................................................7-63
9. Pluspool accu..........................................................7-43
10. Minpool accu.........................................................7-43
11. Peilstok automatische-transmissievloeistof* .........7-33
* : indien van toepassing
❈ De uiteindelijke motorruimte kan afwijken van de
afbeelding.
■
■
1.25 Benzinemotor
■
■
1.0 Benzinemotor
■
■
1.0 LPG

3
Stoelen / 3-2
Veiligheidsgordels / 3-18
Kinderzitjes / 3-33
Aanvullend veiligheidssysteem / 3-45
Veiligheidsysteem van uw auto

Veiligheidsysteem van uw auto
23
Bestuurdersstoel
(1) Voorwaartse/achterwaartse richting
(2) Rugleuningverstelling
(3) Zittinghoogte*
(4) Stoelverwarming*
(5) Hoofdsteun
Passagiersstoel
(6) Voorwaartse/achterwaartse richting
(7) Rugleuningverstelling
(8) Stoelverwarming*
(9) Walk-in-stoel (3 deurs)
(10) Hoofdsteun
Achterstoelen
(11) Hoofdsteun*
(12) Neerklappen rugleuning*
*
indien van toepassing
STOELEN
OTA032001L

33
Veiligheidsysteem van uw auto
WAARSCHUWING
- Bestuurdersstoel
• Probeer de stoel nooit tijdens het
rijden te verstellen. Hierdoor kunt
u de controle verliezen waardoor
een ongeluk met ernstig letsel of
schade het gevolg kan zijn.
• Zorg ervoor dat de rugleuning
altijd in de normale positie kan
staan. Als de rugleuning
vanwege hinderlijk geplaatste
voorwerpen of andere oorzaken
niet goed vergrendeld kan
worden, kan dit bij een noodstop
of aanrijding ernstig letsel tot
gevolg hebben.
• Zet voor het wegrijden de
rugleuning altijd rechtop en
plaats de heupgordel strak en zo
laag mogelijk over de heupen. In
deze positie bent u in geval van
een aanrijding het beste
beschermd.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
- Opklappen van de
rugleuning
Zorg ervoor, indien u de rugleuning
weer rechtop zet, dat u deze
vasthoudt en rustig omhoog klapt.
Als u de rugleuning niet vasthoudt
tijdens het omhoog klappen, kan de
rugleuning terugschieten waardoor
u letsel kunt oplopen.
WAARSCHUWING
Gebruik geen zitkussen waardoor
de wrijving tussen de stoel en de
passagier verminderd wordt. De
passagier kan bij een aanrijding of
een noodstop onder de gordel
doorglijden. Omdat de
veiligheidsgordel niet normaal kan
werken, kan ernstig letsel ontstaan.
WAARSCHUWING -
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder voorpassagier
Rijden met de rugleuning van een
stoel neergeklapt, kan bij een
aanrijding leiden tot ernstig letsel.
Als de rugleuning neergeklapt is,
kan de persoon op de
desbetreffende stoel bij een
aanrijding onder de gordel
doorglijden, waardoor de
onderbuik zwaar belast kan
worden. Hierdoor kan ernstig letsel
ontstaan. De bestuurder moet de
passagier erop wijzen tijdens het
rijden de rugleuning altijd zo
rechtop mogelijk te houden.
WAARSCHUWING
- Losliggende voorwerpen
Losliggende voorwerpen in de
voetenruimte van de bestuurder
kunnen de werking van de pedalen
nadelig beïnvloeden en mogelijk
een ongeval veroorzaken. Plaats
niets onder de voorstoelen.

Veiligheidsysteem van uw auto
43
(Vervolg)
• Ga zo ver van het stuurwiel af
zitten als mogelijk is zonder dat
dit ten koste gaat van het
bedieningscomfort om onnodig
en wellicht ernstig letsel door de
airbag te voorkomen.
Geadviseerd wordt een minimale
afstand van 250 mm tussen uw
bovenlichaam en het stuurwiel.
WAARSCHUWING
- Rugleuning achterbank
• De rugleuning achter moet goed
vergrendeld zijn. Als dat niet het
geval is, kunnen passagiers en
objecten in geval van afremmen
of een aanrijding plotseling naar
voren schieten, waardoor ernstig
letsel kan ontstaan.
• Bagage en andere lading moet
plat in de bagageruimte worden
gelegd. Als de objecten groot of
zwaar zijn, of moeten worden
gestapeld, moeten ze worden
vastgezet. Objecten in de
bagageruimte mogen nooit hoger
worden gestapeld dan de
rugleuning. Het niet opvolgen
van deze waarschuwingen kan
leiden tot ernstig letsel in geval
van afremmen of een aanrijding.
• In de bagageruimte mogen geen
passagiers vervoerd worden en
tijdens het rijden mogen er geen
passagiers zitten of liggen op een
neergeklapte rugleuning. Alle
passagiers moeten zitten en de
aanwezige veiligheidsgordels
dragen.
(Vervolg)
(Vervolg)
• Controleer na het terugklappen
van de rugleuning of deze goed
vergrendeld is door te proberen
hem naar voren en naar achteren
te bewegen.
• Voorkom de kans op
brandwonden en verwijder
daarom de vloerbedekking in de
bagageruimte niet. De
emissieregelsystemen onder de
vloer brengen hoge
uitlaattemperaturen met zich mee.
WAARSCHUWING
Controleer na het afstellen van de
stoel altijd of deze goed is
vergrendeld, door te proberen deze
naar voren of achteren te schuiven
zonder de ontgrendelhendel te
gebruiken. Als de bestuurdersstoel
plotseling in beweging komt, kunt u
de controle over de auto verliezen.

35
Veiligheidsysteem van uw auto
Afstellen van voorstoel
Voorwaartse/achterwaartse richting
Verstel de stoel als volgt naar voren of
naar achteren:
1. Houd de hendel voor de
langsverstelling omhooggetrokken.
2. Schuif de stoel in de gewenste positie.
3. Laat de hendel los en controleer of de
stoel vergrendeld is.
Stel de stoel af voordat u gaat rijden en
controleer of de stoel goed vergrendeld
is door te proberen deze handmatig naar
voren of achteren te schuiven. Als de
stoel beweegt, dan is hij niet goed
vergrendeld.
Rugleuning
Stel de rugleuning als volgt af:
1. Leun iets naar voren en trek de hendel
van de rugleuningverstelling omhoog.
2. Leun vervolgens voorzichtig
achterover en verstel de rugleuning in
de gewenste positie.
3. Laat de hendel los en zorg ervoor dat
de rugleuning vergrendeld is. (De
hendel MOET zijn oorspronkelijke
positie weer innemen om de
rugleuning te vergrendelen.)
WAARSCHUWING
• Leg geen aansteker op de vloer
of de stoel. Wanneer u de stoel
verstelt, kan er gas uit de
aansteker ontsnappen waardoor
brand kan ontstaan.
• Let goed op dat er tijdens het
verstellen van de stoel geen
handen of voorwerpen in het
mechanisme bekneld raken.
• Als er inzittenden aanwezig zijn
op de achterstoelen, wees dan
voorzichtig bij het afstellen van
de voorstoelen.
• Wees uiterst voorzichtig bij het
oppakken van kleine voorwerpen
die onder de stoelen liggen of
zich tussen de stoel en de
middenconsole bevinden. Uw
handen kunnen klem komen te
zitten in het stoelmechanisme of
u kunt letsel aan uw handen
oplopen door scherpe randen
aan de stoel.
OTA030002L OTA030003L

Veiligheidsysteem van uw auto
63
Afstellen van de zittinghoogte
(bestuurdersstoel)
(indien van toepassing)
Duw de hendel aan de zijkant van de
zitting omhoog of omlaag om de hoogte
van de zitting te veranderen.
• Duw de hendel een aantal maal
omlaag om de zitting lager af te stellen.
• Trek de hendel een aantal maal
omhoog om de zitting hoger af te
stellen.
Hoofdsteun
De stoelen van de bestuurder en
voorpassagier zijn voor extra veiligheid
en comfort voorzien van een hoofdsteun.
De hoofdsteun biedt niet alleen comfort,
maar helpt tevens bij de bescherming
van hoofd en nek van de inzittenden bij
een aanrijding.
OTA030004L OPA039052
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming
in geval van een aanrijding moet
de hoofdsteun zo afgesteld zijn
dat het midden van de
hoofdsteun zich op dezelfde
hoogte bevindt als het
zwaartepunt van het hoofd van
de inzittende. Over het algemeen
bevindt het zwaartepunt van het
hoofd zich op dezelfde hoogte als
de bovenzijde van de ogen.
Zorg dat de hoofdsteun zich zo
dicht mogelijk bij uw hoofd
bevindt. Gebruik daarom geen
kussen waardoor het lichaam
verder van de rugleuning af komt.
• Gebruik de auto niet als de
hoofdsteunen zijn verwijderd. In
geval van een aanrijding kan dan
ernstig letsel ontstaan. Een goed
afgestelde hoofdsteun biedt
optimale bescherming tegen
nekletsel.
• Verstel de hoofdsteun van de
bestuurder niet als de auto rijdt.
(Vervolg)

37
Veiligheidsysteem van uw auto
Afstellen van de hoogte
Hoger: trek de hoofdsteun omhoog om
hem in de gewenste positie (1) te zetten.
Lager: druk de ontgrendelknop (2) in en
laat de hoofdsteun in de gewenste
positie (3) zakken.
(Vervolg)
• Wanneer er geen inzittenden
aanwezig zijn op de
achterstoelen, zet dan de
hoofdsteunen in de laagste
stand. De hoofdsteunen van de
achterstoelen kunnen het zicht
naar achteren belemmeren.
OTA030005L
OPMERKING
Wanneer u de rugleuning naar
voren klapt terwijl de hoofdsteun en
zitting niet zijn ingeklapt, raakt de
hoofdsteun mogelijk de zonneklep
of andere onderdelen van de auto.
OYFH034205

Veiligheidsysteem van uw auto
83
Verwijderen en plaatsen
Verwijderen van de hoofdsteun:
1. Zet de rugleuning (2) rechtop met de
rugleuningverstelling of
rugleuningschakelaar (1).
2. Trek de hoofdsteun zo ver mogelijk
omhoog.
3. Druk de ontgrendelknop hoofdsteun
(3) in terwijl u de hoofdsteun naar
boven (4) trekt.
Plaatsen van de hoofdsteun:
1. Stop de pennen van de hoofdsteun (2)
in de gaten terwijl u de ontgrendelknop
(1) indrukt.
2. Zet de rugleuning (4) rechtop met
de rugleuningverstelling of
rugleuningschakelaar (3).
3. Stel de hoofdsteun vervolgens af op de
gewenste hoogte.
Actieve hoofdsteun
(indien van toepassing)
De actieve hoofdsteun is ontworpen om
naar voren en boven te bewegen bij een
aanrijding van achteren. Dit voorkomt dat
het hoofd van de bestuurder of
voorpassagier naar achteren beweegt
waardoor nekletsel kan ontstaan.
OTA034053 OTA034054
WAARSCHUWING
Laat iemand tijdens het rijden
NOOIT zitten in een stoel waarvan
de hoofdsteun verwijderd is.
WAARSCHUWING
Controleer of de hoofdsteunen
goed vergrendeld zijn nadat ze
opnieuw geplaatst zijn en of ze
goed zijn afgesteld.
HNF2041-1

39
Veiligheidsysteem van uw auto
Stoelverwarming
(indien van toepassing)
Met de stoelverwarming kunnen de
voorstoelen bij lage buitentemperaturen
verwarmd worden. De stoelverwarming
kan worden ingeschakeld door op de
schakelaar te drukken voor de
bestuurdersstoel en/of de stoel van de
voorpassagier als het contact in stand
ON staat.
Laat de schakelaars in stand UIT staan
als de stoelverwarming niet gebruikt
hoeft te worden.
• Telkens als u op de toets drukt,
verandert de temperatuurinstelling
voor de stoel als volgt:
• De standaardinstelling voor de
stoelverwarming is UIT als het contact
in stand ON wordt gezet.
✽✽
AANWIJZING
Als de schakelaars voor de
stoelverwarming in stand AAN staan,
schakelt de stoelverwarming
automatisch aan of uit, afhankelijk van
de temperatuur van de stoel.
OTA030008
UIT → HOOG( ) → LAAG( )
→
WAARSCHUWING
Wanneer er iemand op de stoel zit,
wanneer er tegen de stoel wordt
geduwd of wanneer er aan de stoel
wordt getrokken, kan er een
opening ontstaan tussen de stoel
en de ontgrendelknop voor de
hoofdsteun. Zorg ervoor dat uw
vingers, enz. niet klem komen te
zitten in de opening.

Veiligheidsysteem van uw auto
103
Voorpassagiersstoel (3 deurs)
(indien van toepassing)
Klap de rugleuning van de
voorpassagiersstoel naar voren voor
toegang tot de achterbank.
Wanneer u de walk-in-hendel (2) aan de
achterzijde van de rugleuning van de
voorpassagiersstoel omhoogtrekt, klapt
de rugleuning naar voren. Duw de stoel
vervolgens naar voren om de passagiers
te laten instappen.
Wanneer u de rugleuning omhoogtrekt,
keert deze terug naar de oorspronkelijke
positie.
OPMERKING
• Gebruik voor het reinigen van de
stoelen geen organisch
oplosmiddel, zoals thinner,
alcohol of wasbenzine. Hierdoor
kan de stoelverwarming en de
stoel zelf beschadigd worden.
• Plaats geen isolerende
materialen zoals dekens, kussens
of hoezen op de stoel wanneer de
stoelverwarming is ingeschakeld.
Dit kan leiden tot oververhitting.
• Plaats geen zware of scherpe
voorwerpen op stoelen die zijn
voorzien van stoelverwarming.
Hierdoor kunnen de onderdelen
van de stoelverwarming
beschadigd raken.
• Wijzig de bekleding van de stoel
niet. Anders kan de
stoelverwarming of -ventilatie
beschadigd raken.
OTA032052L
WAARSCHUWING
- Verbranding door de
stoelverwarming
Wees extra voorzichtig bij het
gebruik van de stoelverwarming,
vanwege het gevaar voor
oververhitting en de kans op
brandwonden. De inzittenden
moeten in staat zijn om te voelen
wanneer de stoel te warm wordt en
moeten de stoelverwarming
kunnen uitschakelen. De
stoelverwarming kan zelfs bij lage
temperaturen brandwonden
veroorzaken, vooral als de functie
gedurende langere tijd wordt
gebruikt. Met name de volgende
categorieën personen dienen erg
voorzichtig te zijn:
1. Kinderen, ouderen,
gehandicapten en
ziekenhuispatiënten
2. Personen met een gevoelige huid
3. Vermoeide personen
4. Dronken personen
5. Personen die onder invloed zijn
van medicijnen die het
reactievermogen verminderen of
slaap opwekken

311
Veiligheidsysteem van uw auto
Opbergvak in rugleuning
(indien van toepassing)
In de rugleuning van beide voorstoelen
bevindt zich een opbergvak.
Opbergvak onder passagiersstoel
(indien van toepassing)
Trek de hendel omhoog en trek het
opbergvak naar voren om het opbergvak
te openen.
OTA030009
WAARSCHUWING
- Opbergvakken rugleuning
Plaats geen zware of scherpe
voorwerpen in de opbergvakken.
Bij een ongeval kunnen ze uit de
opbergvakken geslingerd worden
en inzittenden verwonden.
WAARSCHUWING
Rijd niet met de rugleuning van de
passagiersstoel neergeklapt. Het is
gevaarlijk om deze tijdens het
rijden te verstellen. Controleer of
de rugleuning goed is vergrendeld
alvorens te gaan rijden.
OTA030010
WAARSCHUWING
- Brandbare materialen
Bewaar geen aanstekers of andere
brandbare of explosieve materialen
in het opbergvak. Deze kunnen
ontploffen of vlam vatten wanneer
de auto gedurende lange tijd
blootgesteld staat aan hoge
temperaturen.

Veiligheidsysteem van uw auto
123
Afstellen van de achterbank
Hoofdsteun (indien van toepassing)
De zitplaatsen achterin zijn voor extra
veiligheid en comfort van de inzittenden
voorzien van hoofdsteunen.
De hoofdsteun biedt niet alleen comfort,
maar helpt tevens bij de bescherming
van hoofd en nek van de inzittenden bij
een aanrijding.
WAARSCHUWING
• Plaats voorwerpen zodanig in het
opbergvak dat ze niet rammelen
of op enige manier gevaar op
kunnen leveren tijdens het rijden.
• Houd het opbergvak tijdens het
rijden gesloten. Plaats niet zoveel
voorwerpen in het opbergvak dat
het deksel niet gesloten kan
worden.
OPMERKING
Laat geen waardevolle spullen
achter in de opbergvakken, om
diefstal te voorkomen.
In het opbergvak kunnen kleine
voorwerpen voor bestuurder of
passagiers worden bewaard.
OPA039053
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming
in geval van een aanrijding moet
de hoofdsteun zo afgesteld zijn
dat het midden van de
hoofdsteun zich op dezelfde
hoogte bevindt als het
zwaartepunt van het hoofd van
de inzittende. Over het algemeen
bevindt het zwaartepunt van het
hoofd zich op dezelfde hoogte als
de bovenzijde van de ogen.
Zorg dat de hoofdsteun zich zo
dicht mogelijk bij uw hoofd
bevindt. Gebruik daarom geen
kussen waardoor het lichaam
verder van de rugleuning af komt.
• Gebruik de auto niet als de
hoofdsteunen zijn verwijderd
omdat dan in geval van een
aanrijding ernstig letsel kan
ontstaan. Een goed afgestelde
hoofdsteun biedt een zo optimaal
mogelijke bescherming tegen
ernstig nekletsel.

313
Veiligheidsysteem van uw auto
Afstellen van de hoogte
(indien van toepassing)
Hoger: trek de hoofdsteun omhoog om
hem in de hoogste positie (1) te zetten.
Lager: druk de ontgrendelknop (2) in en
zet de hoofdsteun in de laagste positie
(3).
Verwijderen (indien van toepassing)
Trek de hoofdsteun zo ver mogelijk
omhoog en druk vervolgens de
ontgrendelknop (1) in om de hoofdsteun
te verwijderen (2). Stop, om de
hoofdsteun terug te plaatsen, de pennen
van de hoofdsteun (3) in de gaten terwijl
u de ontgrendelknop (1) indrukt. Stel de
hoofdsteun vervolgens af op de
gewenste hoogte.
Opklappen van de achterbank
(indien van toepassing)
De rugleuning achter (of de zitting) kan
worden opgeklapt om het vervoer van
langere voorwerpen mogelijk te maken of
de bagageruimte te vergroten.
WAARSCHUWING
Zorg dat de hoofdsteun wordt
vergrendeld nadat deze is versteld,
zodat de inzittenden optimaal
beschermd zijn.
OTA030012OTA030011
WAARSCHUWING
Het doel van de opklapbare
rugleuning (of zitting) is het vervoer
van langere voorwerpen mogelijk te
maken waarvoor anders geen
ruimte is.
Laat nooit iemand op een
neergeklapte rugleuning zitten als
de auto rijdt omdat dat geen veilige
positie is en omdat dan de
veiligheidsgordels niet gebruikt
kunnen worden. Hierdoor kan bij
een aanrijding of een noodstop
ernstig letsel ontstaan. Voorwerpen
die op de neergeklapte rugleuning
vervoerd worden mogen niet boven
de bovenzijde van de voorstoelen
uitsteken. Als dat wel het geval is
kan de lading bij een noodstop naar
voren schuiven en letsel of schade
veroorzaken.

Veiligheidsysteem van uw auto
143
Neerklappen van de rugleuning en zitting
van de achterbank:
De rugleuning van de achterbank kan
naar voren worden geklapt waardoor
extra bagageruimte ontstaat en de
bagageruimte van binnenuit toegankelijk
is.
• Omhoog klappen: til de rugleuning
omhoog en druk deze naar achteren
totdat hij vastklikt.
• Plaats bij het omhoog klappen van de
rugleuning de veiligheidsgordels in hun
oorspronkelijke positie zodat ze op de
juiste manier gebruikt kunnen worden.
1. Zet de rugleuning zoveel mogelijk
rechtop en schuif indien nodig de
voorste stoel naar voren.
2. Steek de gordelsluiting van de
achterbank in de houder om te
voorkomen dat de veiligheidsgordel
beschadigd raakt.
WAARSCHUWING
Als na het neerklappen van de
achterbank de positie van de
bestuurdersstoel niet juist kan
worden ingesteld, mag de
achterbank niet worden
neergeklapt. Anders kan de
bestuurder bij een noodstop of
aanrijding letsel oplopen.
OTA030013
OPMERKING
• Let er bij het neerklappen of
opklappen van de achterbank op
dat de voorstoelen geheel naar
voren geschoven zijn. Gebruik
geen overmatige kracht als er
onvoldoende ruimte is om de
achterbank neer te klappen
omdat hierdoor schade kan
ontstaan aan de hoofdsteunen of
de stoelen.
• Verwijder de veiligheidsgordel
voor gebruik uit de houder. Als u
de veiligheidsgordel uitrolt terwijl
deze nog in de houder zit, kan de
gordel of de houder beschadigd
raken.
• Gebruik de houder alleen
wanneer er geen passagiers op
de achterbank zitten of wanneer u
de achterbank moet neerklappen.

315
Veiligheidsysteem van uw auto
3. Til de voorzijde van de zitting (1) op. 4. Til de achterzijde van de zitting (2) op. 5. Klap de zitting krachtig naar voren (3).
OSA037009
OSA037036
■ Type A
■ Type B
OSA037010
OSA037037
■ Type A
■ Type B
OSA037011
OSA037038
■ Type A
■ Type B

Veiligheidsysteem van uw auto
163
6. Zet de hoofdsteun in de laagste stand
(4).
7. Trek aan de ontgrendelhendel (4).
8. Klap de rugleuning naar voren en
omlaag (5), (6).
OSA037012
■ Type A
OSA037019
OSA037014
OSA037039
■ Type A
■ Type B
WAARSCHUWING
Als na het neerklappen van de
achterbank de positie van de
bestuurdersstoel niet juist kan
worden ingesteld, mag de
achterbank niet worden
neergeklapt omdat de bestuurder
anders bij een noodstop of
aanrijding letsel kan oplopen.

317
Veiligheidsysteem van uw auto
Terugklappen van de achterbank:
1. Til de rugleuning omhoog en druk
deze stevig naar achteren totdat hij
vastklikt.
2. Druk de zitting omlaag in zijn
oorspronkelijke positie.
3. Plaats de veiligheidsgordel weer in de
juiste positie.
WAARSCHUWING
- Bagage
Bagage moet altijd worden
vastgezet om te voorkomen dat het
bij een aanrijding door de auto
wordt geslingerd, waardoor de
inzittenden letsel kunnen oplopen.
Wees extra voorzichtig met het
plaatsen van voorwerpen op de
achterstoelen, omdat ze inzittenden
voorin kunnen raken bij een
frontale aanrijding.
OPMERKING
- Veiligheidsgordels achter
Vergeet niet bij het omhoog
klappen van de rugleuning de
schoudergordels in de juiste positie
te plaatsen.
OPMERKING - Voorkom
beschadiging van de
veiligheidsgordels achter
Steek, wanneer u de rugleuning van
de achterbank neerklapt, de
gordelsluiting tussen de rugleuning
en de zitting. Hierdoor wordt
voorkomen dat de gordelsluiting
beschadigd raakt.
WAARSCHUWING
- Bagage
Zet de motor uit, zet de transmissie
in stand P (parkeren) en bedien de
parkeerrem alvorens bagage in of
uit te laden. Het niet opvolgen van
deze stappen kan ertoe leiden dat
de auto zich onbedoeld in
beweging zet als de selectiehendel
per ongeluk in een andere stand
gezet wordt.
WAARSCHUWING
Bij het terugzetten van de
achterbank in zijn oorspronkelijke
positie nadat de bank is
neergeklapt:
Let erop dat het materiaal van de
gordel of de gesp niet beschadigd
worden. Zorg ervoor dat de gordel
of gesp niet klem komen te zitten.
Controleer of de rugleuning goed
vergrendeld is door tegen de
bovenzijde van de rugleuning te
drukken. Anders kan bij een
aanrijding of noodstop de
rugleuning naar voren klappen,
waardoor de bagage in het
passagierscompartiment terecht
kan komen en de inzittenden
ernstig letsel zouden kunnen
oplopen.

Veiligheidsysteem van uw auto
183
Veiligheidsgordels
VEILIGHEIDSGORDELS
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming
moeten de veiligheidsgordels
tijdens het rijden altijd gedragen
worden.
• De veiligheidsgordels zijn het
meest effectief als de
rugleuningen rechtop staan.
• Kinderen tot en met 12 jaar
moeten altijd plaatsnemen op de
achterbank en de gordel op de
juiste manier dragen. Laat
kinderen nooit op de
passagiersstoel meerijden. Als
een kind van 13 jaar of ouder op
de voorpassagiersstoel vervoerd
moet worden, moet hij of zij de
veiligheidsgordel op de juiste
manier dragen en moet de stoel
zover mogelijk naar achteren
worden gezet.
(Vervolg)
WAARSCHUWING
Veiligheidsgordels zijn ontworpen
om aan te liggen tegen de
botstructuur in het lichaam en
moeten daarom zo laag mogelijk
over het bekken of het bekken, de
borst en de schouder, afhankelijk
van het type gordel, gedragen
worden; het dragen van het
heupgedeelte over de onderbuik
moet voorkomen worden.
De veiligheidsgordel moet zo strak
mogelijk tegen het lichaam aan
gedragen worden, voor zover het
comfort het toelaat, om een
maximale bescherming te kunnen
bieden.
Een loshangende veiligheidsgordel
biedt veel minder bescherming.
(Vervolg)
(Vervolg)
• Draag nooit de schoudergordel
onder de arm door of achter uw
rug. Het niet op de juiste manier
gebruiken van de schoudergordel
kan bij een aanrijding resulteren
in ernstig letsel. De
schoudergordel moet over het
midden van uw schouder worden
gedragen, over uw sleutelbeen.
• Zet breekbare voorwerpen nooit
vast met een veiligheidsgordel.
Bij krachtig remmen of een
aanrijding kunnen ze beschadigd
raken door de veiligheidsgordel.
• Zorg ervoor dat de
veiligheidsgordels niet gedraaid
zitten. Als de gordel gedraaid is,
werkt hij minder effectief. Bij een
aanrijding kan een gedraaide
veiligheidsgordel zelfs
snijwonden veroorzaken. Zorg er
daarom voor dat de gordel niet
verdraaid zit.
• Let erop dat het materiaal van de
gordel niet beschadigd wordt.
Laat een beschadigde
veiligheidsgordel vervangen.