Roland FP-2 User Manual [no]

®
Gebruiksaanwijzing
Gefeliciteerd met uw keuze voor de Roland Digitale Piano FP-2
Belangrijkste eigenschappen
Stijlvolle, lichte en compacte vormgeving
Door de verfijnde vormgeving past dit instrument in elke situatie, en door het compacte formaat en geringe gewicht is het makkelijk mee te nemen.
Speelt als een authentieke piano
Lees voor u dit apparaat gebruikt zorgvuldig de sec­ties getiteld: “HET APPA-
RAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN”
(pag. 2) en “BELANGRIJKE MEDEDELINGEN(pag. 4).
Deze secties verschaffen belangrijke informatie betreffende het correct func­tioneren van het apparaat. Tevens dient u de volledige gebruiksaanwijzing te lezen om u ervan te verzekeren dat u alle attributen die met dit apparaat worden meege­leverd goed begrijpt. De gebruiksaanwijzing dient als een handig naslagwerk bewaard te worden.
Grote variëteit van klanken voor verschillende muziekstijlen en professionele effecten
De FP-2 biedt niet alleen pianoklanken, maar meer dan 50 verschillende geluiden, die gebruikt kunnen worden in een groot scala aan muziekstijlen. Er kunnen ook drumsets op het instrument gespeeld worden. Daarnaast biedt de FP-2 tevens professionle effecten voor een voller en expressiever geluid.
Sessiepartner voor spelen met het gevoel van een sessie
Ervaar het gevoel van een sessie door mee te spelen met een ritmesectie, die gebaseerd is op realistische begeleidingen. Tevens is het mogelijk de akkoordprogressie van de begeleiding aan te geven met de linkerhand om originele begeleidingen te creëren.
Ervaar een verscheidenheid aan speelmethodes met de duo- en splitfuncties
Stapel twee van de vele interne geluiden van de FP-2. Speel met verschillende geluiden toegewezen aan de linker- en rechterkant van het toetsenbord, en ervaar vele andere mogelijkheden om muziek te maken.
Makkelijke Opnamefuncties
Eigen muziek op te nemen is gemakkelijk door de eenvoudige knoppenbediening.
Inclusief USB-connector
Sluit de FP-2 op uw computer via USB aan, en wissel MIDI data uit.
Uitgerust met een hoogkwalitatieve luidspreker
Ervaar professionele geluiden dankzij de hoogkwalitatieve luidspreker.
Klankregeling en equalizer voor verrijkte geluiden
Deze functies stellen de gebruiker in staat oneffenheden in het geluid te corrigeren en de geluidskarakteristieken aan te passen voor een voller geluid.
Copyright © 2004 ROLAND CORPORATION
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze publicatie mag zonder schriftelijke toestemming
van ROLAND CORPORATION op generlei wijze gereproduceerd worden.
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN
WAARSCHUWING
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN
INSTRUCTIES OM BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF LICHAMELIJK LETSEL TE VOORKOMEN
Over
WAARSCHUWING en
VOORZICHTIG opmerkingen
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij
WAARSCHUWING
de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van overlijden of zwaar letsel, wanneer het apparaat niet op juiste wijze gebruikt wordt.
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van letsel of materiële schade, wanneer het apparaat niet op juiste
VOORZICHTIG
wijze gebruikt wordt.
* Materiële schade verwijst naar schade
of andere ongunstige effecten, die ten aanzien van het huis en al het aanwezige meubilair, en tevens aan huisdieren kunnen optreden.
NEEM ALTIJD HET VOLGENDE IN ACHT
WAARSCHUWING
001
• Voor u dit apparaat gebruikt, dient u onder­staande instructies en de gebruiksaanwijzing zorgvuldig te lezen.
..........................................................................................................
002c
• Probeer dit apparaat of bijbehorende stroomvoor­ziening nooit open te maken of er inwendige aanpassingen aan te verrichten.
..........................................................................................................
003
• Probeer dit apparaat niet te repareren of inwendige onderdelen te vervangen (behalve wanneer deze gebruiksaanwijzing specifieke instructies geeft dit te doen). Ga voor alle onder­houdswerkzaamheden naar uw verkoper, het dichtstbijzijnde Roland Onderhoudscentrum of een geautoriseerde distributeur van Roland zoals vermeld op de “Informatie” pagina.
..........................................................................................................
004
• Gebruik of bewaar dit apparaat nooit op plaatsen waar het blootgesteld is aan:
• Extreme temperaturen (bijv. direct zonlicht in
een gesloten voertuig, vlakbij een verwar­mingsbuis, boven op een verwarmingselement),
• Vocht (bijv. badkamers, wasruimtes, op
vochtige vloeren),
• Water,
• Regen,
• Stof,
• Sterke vibratie.
..........................................................................................................
005
• Dit apparaat dient alleen met een rek of standaard gebruikt te worden dat aanbevolen wordt door Roland (p. 9).
..........................................................................................................
Over de symbolen
Het symbool wijst de gebruiker op belangrijke instructies of waarschuwingen. De specifieke betekenis van het symbool wordt bepaald door het teken, dat zich binnen de driehoek bevindt. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat dit teken voor algemene voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen, of aanduidingen van gevaar wordt gebruikt.
Het symbool wijst de gebruiker op onderdelen, die nooit verplaatst mogen worden (verboden). De specifieke handeling, die niet uitgevoerd mag worden, wordt aangegeven door het symbool, dat zich binnen de cirkel bevindt. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat het apparaat nooit uit elkaar gehaald mag worden.
Het wijst de gebruiker op onderdelen, die verwijderd moeten worden. De specifieke handeling, die uitgevoerd moet worden, wordt door het symbool binnen de cirkel aangegeven. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, geeft aan dat het netsnoer uit de daarvoor bestemde aansluiting getrokken moet worden.
006
• Als het apparaat gebruikt wordt met een rek of standaard, die aanbevolen wordt door Roland, moet deze zorgvuldig geplaatst worden, zodat het stabiel op een vlak oppervlak staat. Indien u geen rek of standaard gebruikt, dient u ervoor te zorgen dat de alternatieve locatie vlak is, het apparaat afdoende ondersteund, en voorkomt dat het schudt tijdens het spelen.
..........................................................................................................
008c
• Gebruik alleen de stroomvoorziening, die met het apparaat meegeleverd wordt. Zorg er ook voor dat het voltage van het lichtnet overeenkomt met het voltage dat aangegeven wordt op de adapter. Andere adapters kunnen een andere polariteit hebben of ontworpen zijn voor een ander voltage, waardoor er risico op schade, verkeerd functio­neren of elektrische schokken ontstaat.
..........................................................................................................
008e
• Gebruik alleen het snoer dat bevestigd is aan de stroomvoorziening. Dit snoer dient niet voor andere apparaten gebruikt te worden.
..........................................................................................................
009
• Buig of draai het snoer niet teveel, en plaats er geen zware objecten op. Dit kan het snoer bescha­digen, waardoor bestanddelen breken of kortsluiting optreedt. Beschadigde stroomsnoeren veroorzaken brand- en schokgevaar.
..........................................................................................................
2
WAARSCHUWING
VOORZICHTIG
010
• Dit apparaat kan, al dan niet in combinatie met een versterker en een koptelefoon of luidsprekers, geluidsniveaus produceren, die permanente gehoorbeschadiging kunnen veroorzaken. Werk niet langdurig met dit apparaat op een oncomfor­tabel volumeniveau. Als u achteruitgang van het gehoor ervaart of een hoge piep in uw hoofd hoort, dient u onmiddellijk te stoppen met het gebruiken van dit apparaat en een arts te consul­teren.
..........................................................................................................
011
• Laat nooit voorwerpen (bijv. brandbaar materiaal, munten, naalden) of vloeistoffen (water, frisdranken etc.) dit apparaat binnendringen.
..........................................................................................................
012b
• Schakel onmiddellijk de stroom uit, plug de adapter uit, en verzoek onderhoud of reparatie van uw verkoper, het dichtstbijzijnde Roland Onderhoudscentrum of een geautoriseerde distri­buteur van Roland zoals vermeld op de “Infor­matie”pagina, wanneer:
• Er rook of een ongebruikelijke geur optreedt,
• Er voorwerpen of vloeistof in het apparaat zijn
gevallen,
• Het apparaat is blootgesteld aan regen of
anderszins nat is geworden,
• Het apparaat niet lijkt te functioneren of een
opvallende verandering in prestatie vertoont.
..........................................................................................................
013
• In huishoudens met kleine kinderen dient een volwassene toezicht te houden tot het kind in staat is alle essentiële regels t.b.v. het veilig functio­neren van het apparaat na te leven.
..........................................................................................................
014
• Behoed het apparaat voor sterke schokken. (Laat het niet vallen!)
..........................................................................................................
015
• Laat de stroomvoorziening geen stopcontact delen met een grote hoeveelheid apparaten. Pas bijzonder veel zorg toe bij het gebruik van verlengsnoeren. De totale gebruikte elektriciteit dient nooit de limieten van het verlengsnoer (Watt / ampère) te overschrijden. Excessieve belasting kan de isolatie van het snoer verhitten of zelfs doen smelten.
..........................................................................................................
016
• Neem voor u het apparaat in het buitenland gebruikt contact op met uw verkoper, het dichtst­bijzijnde Roland Onderhoudscentrum of een geautoriseerde distributeur van Roland zoals vermeld op de “Informatie”pagina.
..........................................................................................................
023
• Speel nooit een CD-ROM af op een gewone CD­speler. Het resulterende geluid kan van een niveau zijn dat schadelijk is voor het gehoor. Tevens kan het schade aan luidsprekers of andere Hifi componenten veroorzaken.
..........................................................................................................
101b
• Het apparaat en de stroomvoorziening dienen zodanig geplaatst te worden dat het de ventilatie niet hindert.
..........................................................................................................
101c
• Dit apparaat is bedoeld om met de FPS-11A standaard van Roland gebruikt te worden. Het gebruik van een andere standaard kan resulteren in instabiliteit wat mogelijk verwonding tot gevolg heeft.
..........................................................................................................
102c
• Pak het stroomsnoer bij het in- en uitpluggen van het stopcontact altijd alleen bij de plug vast.
..........................................................................................................
103b
• De adapter kan het beste regelmatig uitgeplugd en schoongemaakt worden met een droge doek om stof en ander vuil van de poolstaafjes te verwijderen. Tevens dient de stroomvoorziening uit het stopcontact getrokken te worden wanneer het apparaat een tijdlang niet gebruikt zal worden. Een ophoping van vuil tussen de stekker en het stopcontact kan resulteren in onvoldoende isolatie met mogelijk brand als gevolg.
..........................................................................................................
104
• Probeer te voorkomen, dat kabels en snoeren in de knoop raken. Alle snoeren en kabels dienen tevens buiten het bereik van kinderen te worden gehouden.
..........................................................................................................
106
• Ga nooit op het apparaat staan, en plaats er geen zware voorwerpen op.
..........................................................................................................
107c
• Raak de stroomvoorziening of de stekkers nooit aan met vochtige handen bij het maken of verbreken van verbindingen.
..........................................................................................................
108d: Selection
• Als u het apparaat wilt verplaatsen, moet u onder­staande voorzorgsmaatregelen in acht nemen. Er zijn tenminste twee personen nodig om het apparaat veilig op te tillen en te verplaatsen. Het dient zorgvuldig behandelt en recht gehouden te worden. Zorg dat u een stevige grip heeft om uzelf voor letsel en het apparaat voor schade te behoeden.
• Controleer of de schroeven, waarmee het apparaat aan
de standaard bevestigd is, stevig vast zitten. Draai ze aan als ze los lijken te zitten.
• Trek de adapter uit het apparaat.
• Verbreek eventuele verbindingen met externe
apparatuur.
• Verwijder de standaard.
..........................................................................................................
109b
• Schakel de stroom uit en trek de stekker uit het stopcontact, voor u het apparaat schoonmaakt (pag. 8).
..........................................................................................................
110b
• Trek de stekker uit het stopcontact als u onweer verwacht.
..........................................................................................................
118
• Berg schroeven, die u eventueel uit de standaard of de muziekstandaard haalt, veilig en buiten het bereik van kinderen op, zodat er geen kans is dat ze per ongeluk ingeslikt worden.
..........................................................................................................
3
BELANGRIJKE MEDEDELINGEN
291a
Lees naast de punten genoemd onder “Het apparaa op een veilige manier gebruiken” ook het volgende:
Stroomvoorziening
• Gebruik dit apparaat niet op hetzelfde lichtnet als een apparaat dat een brom op lijnniveau produceert (zoals een elektrische motor of een variabel lichtsysteem).
• Bij langdurig gebruik van het apparaat zal de stroomvoor­ziening warm worden. Dit is normaal, en u hoeft zich hier dan ook geen zorgen om te maken.
• Voor u dit apparaat met andere apparatuur verbindt, dient u de stroom op alle apparaten uit te schakelen. Dit voorkomt storingen en/of schade aan de luidsprekers of andere apparaten.
Plaatsing
• Het gebruik van dit apparaat in de buurt van eindver­sterkers (of andere apparatuur met grote transformatoren) kan een brom veroorzaken. Om dit probleem te verhelpen, dient u het apparaat verder van de storingsbron af te plaatsen.
• Dit apparaat kan de ontvangst van radio en televisie storen. Gebruik dit apparaat niet in de buurt van zulke ontvangers.
• Als er draadloze communicatiemiddelen, zoals mobiele telefoons, in de buurt van dit apparaat gebruikt worden, kan dit bijgeluiden veroorzaken. Deze bijgeluiden zouden plaats kunnen vinden, wanneer er met de communicatie­middelen gebeld wordt. Indien u zulke problemen ervaart, dient u de draadloze apparatuur verder van dit apparaat te verwijderen of uit te schakelen.
• Gebruik nooit benzine, verdunningsmiddelen, alcohol of oplosmiddelen om het risico op vervorming en/of verkleuring te voorkomen.
Aanvullende voorzorgsmaatregelen
• Het kan helaas niet mogelijk zijn data, die op een ander MIDI apparaat (zoals een sequencer) is opgeslagen, te achterhalen als die verloren is gegaan. Roland stelt zich niet aansprakelijk voor dit dataverlies.
• Gebruik knoppen, schuiven en andere regelaars op het apparaat, evenals de aansluitingen en verbindingen, met een redelijke hoeveelheid zorg. Ruwe behandeling kan leiden tot slecht functioneren.
• Houd bij het aansluiten/ontkoppelen van snoeren altijd de plug vast – trek nooit aan het snoer zelf. Op deze manier voorkomt u kortsluiting of schade aan de interne bestanddelen van het snoer.
• Tracht het volume van het apparaat op een redelijk niveau te houden, zodat u de buren niet stoort. Het gebruik van een koptelefoon heeft wellicht voorkeur, omdat u zich dan geen zorgen hoeft te maken over de mensen in uw omgeving (vooral als het laat op de avond is).
• Vervoer het apparaat in de doos, waarin u het gekocht heeft (inclusief beschermlagen) indien mogelijk of gebruik gelijkwaardig verpakkingsmateriaal.
• Oefen geen onnodige kracht op de standaard uit bij het gebruik.
• Stel dit apparaat niet bloot aan direct zonlicht, leg het niet in de buurt van warmtebronnen, laat het niet achter in een afgesloten voertuig en stel het niet bloot aan andere vormen van temperatuurextremen. Overdadige hitte kan dit apparaat vervormen of verkleuren.
• Als het apparaat verplaatst wordt naar een locatie waar de temperatuur en/of luchtvochtigheid sterk verschilt van de locatie waar het zich eerst bevond, kan er binnenin het apparaat condensvorming optreden (kleine water­druppels). Als u het apparaat in deze conditie tracht te gebruiken, kan dat resulteren in schade of storingen. Daarom moet u voor u het apparaat gebruikt het eerst een aantal uur laten staan tot de condens verdampt is.
• Laat geen objecten op het toetsenbord liggen. Dit kan problemen met het functioneren veroorzaken, zoals toetsen die geen geluid meer produceren.
Onderhoud
• Voor alledaags schoonmaken dient u het apparaat af te vegen met een zachte, droge doek of een doek, die licht met water bevochtigd is. Om hardnekkig vuil te verwij­deren, kunt u een doek gebruiken die geïmpregneerd is met een mild, niet-schurend schoonmaakmiddel. Veeg het apparaat daarna wel grondig af met een zachte, droge doek.
• Gebruik alleen het in deze gebruiksaanwijzing genoemde expressiepedaal (EV-5; los verkrijgbaar). Het gebruik van andere expressiepedalen kan schade of slecht functio­neren veroorzaken.
• Gebruik snoeren van Roland om verbindingen te maken. Als u een ander merk snoer gebruikt, let dan op het volgende:
• Sommige snoeren bevatten weerstanden. Gebruik deze snoeren niet om dit apparaat aan te sluiten. Het gebruik van deze snoeren kan het geluid verzwakken of onhoorbaar maken. Voor informatie omtrent de specificaties van snoeren dient u contact op te nemen met de desbetreffende fabrikant.
Behandeling van CD-ROM’s
• Voorkom contact met de glanzende onderzijde (het beschreven oppervlak) van de CD. Beschadigde of vuile CD-ROM’s kunnen wellicht niet meer goed gelezen worden. Houd CD-ROM’s schoon met een commercieel verkrijgbare CD-reiniger.
4
Inhoud
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER
GEBRUIKEN........................................................................... 2
BELANGRIJKE MEDEDELINGEN..................................... 4
Beschrijving van het bedieningspaneel ... 6
Voor u gaat spelen.................................8
Aansluiten ............................................................................... 8
Bevestiging van de muziekstandaard ................................. 9
Gebruik van de standaard..................................................... 9
Het aansluiten van pedalen .................................................. 9
Aan- en uitzetten van het apparaat ...................................10
Het afstellen van het volume en de helderheid
van het geluid .......................................................................10
Aansluiten van een koptelefoon......................................... 10
Hoofdstuk 1: Het keyboard bespelen ...11
Het beluisteren van demonstratiesongs............................ 11
Luisteren naar interne songs .............................................. 12
Alle songs onafgebroken achter elkaar afspelen
(All Song Play)................................................................ 12
Iedere partij afzonderlijk beluisteren .......................... 13
Spelen met verschillende geluiden.................................... 14
Spelen met twee gelaagde klanken (Dual Play)............... 15
Het veranderen van de klanken................................... 15
Spelen met verschillende klanken toegewezen aan het linker- en rechterdeel van het toetsenbord (Split Play) ..16
Wijzigen van de klankgroep en klank ........................ 17
Het wijzigen van het splitpunt..................................... 18
Wijzigen van de volumebalans in duo- en splitmodus .. 18
Wijzigen van de aanslag van de toetsen ........................... 19
Het veranderen van de aanslaggevoeligheid als de
aanslag op “Vast” is gezet ............................................ 20
Galm toevoegen aan het geluid.......................................... 21
Wijzigen van de intensiteit van het galmeffect.......... 21
Toevoegen van effecten aan het geluid.............................22
Wijzigen van de intensiteit van het effect................... 22
Het toevoegen van een roterend geluid aan
orgelklanken (roterend effect)...................................... 23
Transponeren van de toonaard van het toetsenbord
(toetsverschuiving)............................................................... 24
Het gebruiken van de metronoom..................................... 25
Wijzigen van het tempo ................................................25
Wijzigen van het volume .............................................. 25
Het oppeppen van de lage frequenties
(Sound Control) .................................................................... 26
Het veranderen van de klankkleur (Equalizer) ...............26
Hoofdstuk 2: Meespelen met begeleidingen 27
Wat is Sessiepartner? ...........................................................27
Meespelen met de sessiepartner ........................................ 28
Het wijzigen van het volume .......................................28
Het selecteren van partijen ...........................................29
Het selecteren van een begeleiding ...................................29
Veranderen van het tempo van een begeleiding............. 30
Kiezen van een akkoordprogressie in een begeleiding ..30 Spelen met de akkoordprogressie aangegeven door de
linkerhand (Chord Progression off) .................................. 31
Het opnemen van een akkoordprogressie (Chord
Progression)........................................................................... 32
Opslaan van instellingen (Setup)....................................... 33
Selecteren van opgeslagen instellingen ......................33
Hoofdstuk 3 Opnemen van eigen muziek ....34
Het opnemen van eigen muziek ........................................34
Het opnemen van muziek m.b.v. de Sessiepartner... 35
Het opnemen van verschillende sporen..................... 36
Het wissen van opgenomen muziek .................................37
Hoofdstuk 4 Overige functies ...............38
Het maken van instellingen................................................ 38
Wijzigen van de toepassing van pedaaleffecten..............39
Functie van de pedalen wijzigen........................................ 39
Wijzigen van het effecttype................................................. 40
Het instellen van de partij, waar effecten aan worden
toegevoegd ............................................................................41
Wijzigen van de toonhoogte van de onderklank
per octaaf (Octave Shift)...................................................... 41
Stemmen naar de toonhoogte van andere
instrumenten (Master Tuning) ...........................................41
Het aanpassen van de stemming (Temperatuur) ............ 42
Het veranderen van de slag van de metronoom .............42
Het aan- en uitzetten van het intro en einde.................... 43
Het instellen van een standaard akkoordprogressie....... 43
Het instellen van de grondtoon van de
akkoordprogressie................................................................ 43
Het aan- of uitzetten van de akkoordweergave............... 43
Het wijzigen van de equalizerinstellingen .......................44
Aansluiten op audioapparatuur......................................... 44
Over de geluidsgenerator van de FP-2.............................. 45
Het aansluiten via USB........................................................45
Het aansluiten van MIDI-apparatuur................................ 46
Gebruik van de V-Link functie........................................... 49
Het instellen van het USB-stuurprogramma .................... 50
Het oproepen van de fabrieks-instellingen
(Factory Reset) ......................................................................50
Het uitzetten van alle functies, behalve pianospel
(Panel Lock)........................................................................... 50
Bijlage ................................................. 51
Probleemoplossing .................................51
Foutmeldingen/Overige berichten...........53
Klankenlijst ............................................54
Ritme lijst ...............................................59
Progressie van akkoorden......................60
Plaatsing van vingers .............................62
Interne Songs.......................................... 66
In de Setup opgeslagen instellingen ........68
Simpele bedieningslijst ...........................69
Specificaties............................................72
Index......................................................73
5
Beschrijving van het bedieningspaneel
Voorpaneel
1
1 Volumeknop (VOLUME)
Regelt het algehele volumeniveau (pag. 10).
2 Balansknop (BALANCE)
Regelt de balans tussen de topklank en onderklank in duo­en splitmodus (pag. 18).
3 Galmknop (REVERB)
Deze kan gebruikt worden om de karakteristieke galm van een concertzaal toe te voegen aan wat gespeeld wordt (pag.
21). Houd deze knop ingedrukt, terwijl u op de effectknop drukt
om naar een demonstratielied te luisteren (pag. 11).
4 Effectknop (EFFECTS)
Met deze knop kunnen verschillende effecten aan het geluid worden toegevoegd (pag. 22).
Houd deze knop ingedrukt, terwijl u op de transponeerknop drukt om de aanslaggevoeligheid van het toetsenbord te veranderen (pag. 19).
5 Transponeerknop (TRANSPOSE)
Transponeert de toonhoogte van het toetsenbord (pag. 24). Houd deze knop ingedrukt, terwijl u op de splitknop drukt
om geselecteerde functies en de toestand van de knoppen op te slaan of op te roepen (pag. 33).
6 Splitknop (SPLIT)
Stelt de gebruiker in staat verschillende geluiden te bedienen met de linker- en rechterzijde van het toetsenbord (pag. 16).
7 Klankknoppen (TONE)
Deze worden gebruikt om tussen de verschillende geluiden te kiezen, die met het toetsenbord bedient kunnen worden (pag. 14).
8 Beeldscherm
Toont informatie zoals liednummer, begeleidingsnummer, tempo, tel en de waarde van parameters.
9 Beeldschermknop (DISPLAY)
Druk op deze knop om de interne song, het tempo of de begeleiding te wijzigen (pag. 12, pag. 25, pag. 29).
2
3
4
5
6
Elke keer, dat deze knop ingedrukt wordt, zal afwisselend het tempo, het begeleidingsnummer en het liednummer afgebeeld worden. Tevens kan deze knop ingedrukt gehouden worden, terwijl er op de [-]-knop gedrukt wordt om verschillende andere instellingen te maken (pag. 38-49).
10 [-] en [+]-knoppen
Deze twee knoppen worden gebruikt om de waarden van verschillende parameters te wijzigen.
Het tegelijk indrukken van de [-] en [+]-knoppen zet de waarde die gewijzigd is terug naar het oorspronkelijke niveau.
11 Metronoomknop
Schakelt de interne metronoom aan en uit (pag. 25).
12 Start/stopknop (START/STOP)
Start en stopt de Sessiepartner (pag. 28).
13 Partijknop (PART)
Schakelt tussen de partijen in de Sessiepartner (pag. 29).
14 Akkoordprogressieknop (CHORD
PROGRESSION)
Dit schakelt de akkoordprogressie modus van de Sessiepartner aan en uit. Wanneer deze functie uitgeschakeld is, wordt het akkoord bepaald in het linkerdeel van het toetsenbord (pag. 31).
15 Play/stopknop (PLAY/STOP)
Start en stopt het afspelen van interne songs en opgenomen muziek (pag. 12). Wordt tevens gebruikt om het opnemen te starten (pag. 34).
16 Opnameknop (REC)
Brengt het apparaat in gereedheid om opnames te maken (pag. 34).
17 Geluidscontroleknop (SOUND CONTROL)
Verhoogt de helderheid van het geluid (pag. 26).
18 Equalizerknop (EQUALIZER)
Schakelt de equalizer aan en uit (pag. 26).
7
6
Beschrijving van het bedieningspaneel
8 9 10 11
Achterpaneel
12 13 14 15 16 17 18
10
1
1 USB (MIDI) aansluiting
Gebruik deze aansluiting om de FP-2 met een computer te verbinden (pag. 45).
2 MIDI aansluitingen
Voor het aansluiten van externe MIDI apparatuur en het versturen en ontvangen van MIDI berichten (pag. 46).
3 Pedaalaansluitingen
Voor het aansluiten van het meegeleverde (DP-serie) of andere geschikte pedaal/pedalen (pag. 9).
4 Lijningang
Ingang om audio apparatuur e.d. aan te sluiten (pag. 44).
5 Lijnuitgang
De uitgang van het audiosignaal, om het apparaat op andere audioapparatuur aan te sluiten (pag.44).
Deze stellen de gebruiker in staat het geluid van de FP-2 op andere audioapparatuur te gebruiken.
2
3
4
6 Luidsprekerschakelaar
Deze schakelt de interne luidspreker aan en uit (pag. 44).
7 Stroomschakelaar
Deze schakelt het apparaat aan en uit (pag. 10).
8 Stroomingang
Plug hier de meegeleverde adapter in (pag. 8).
9 Snoerhaak
Gebruik deze om het snoer van de adapter vast te zetten (pag. 8).
10 Koptelefoonuitgangen
Gebruik deze voor het aansluiten van een koptelefoon (pag.
10).
5 6
7
8
9
7
Voor u gaat spelen
Aansluiten
1.
Voor u gaat spelen, verzeker u ervan dat:
Het volume op de FP-2 volledig dicht staat. De FP-2 uit staat.
2. Sluit het meegeleverde stroomsnoer aan op de meegeleverde
fig.00-01
adapter.
Adapter
Stroomsnoer
Stopcontact
3. Sluit de adapter aan op de FP-2, en steek het andere uiteinde
in het stopcontact.
4. Leid het adaptersnoer rond de snoerhaak.
fig.00-02
Achterpaneel
Aardeplug
Snoerhaak
927
Om de ongewenste verstoring van de stroomvoorziening aan het apparaat (in het geval dat het stroomsnoer per ongeluk uit het apparaat wordt getrok­ken) en onnodige kracht op de stroomingang te voorkomen, moet het adap­tersnoer aan de snoerhaak verankert worden, zoals getoond in de illustratie.
Afhankelijk van de speelomstandigheden kan het gebeuren dat u een onple­zierig gevoel krijgt tijdens het spelen of dat het oppervlak van het apparaat gruizig aanvoelt. Dit wordt veroorzaakt door een zeer kleine, volstrekt scha­deloze hoeveelheid stroom. Als u zich hier echter toch zorgen over maakt, dient u de aardeplug (zie illustratie) te gronden. Wanneer het apparaat geaard is, hoort u wellicht een lichte brom, afhankelijk van uw specifieke speelsituatie. Als u niet zeker bent van de verbindingsmethode, neem dan contact op met het dichtstbijzijnde Roland Onderhoudscentrum of een geautoriseerde distributeur van Roland, zoals vermeld op de “Informatie”­pagina.
Ongepaste verbindingspunten:
• Waterleidingen (kan resulteren in schokken of elektrocutie)
• Gasleidingen (kan resulteren in brand of explosies)
• De aardeverbinding van telefoonlijnen of bliksemafleiders (kan gevaarlijk zijn in het geval van bliksem)
8
Voor u gaat spelen
Bevestiging van de muziekstandaard
fig.00-03
1. Bevestig de muziekstandaard aan de achterkant
van de FP-2, gebruikmakend van de meegele­verde schroeven.
Gebruik altijd de meegeleverde schroeven om de muziekstandaard te bevestigen.
Draai de schroeven met de klok mee tot ze op hun plaats blijven, maar draai ze nog niet vast.
2. Zet de muziekstandaard tussen de FP-2 en de
schroeven.
3. Houd de muziekstandaard vast met één hand en
draai met de ander de schroeven aan.
Houd de muziekstandaard stevig vast met één hand tij­dens de bevestiging om ervoor te zorgen, dat hij niet valt. Zorg er wel voor dat uw vingers niet tussen de muziekstandaard en de FP-2 komen.
Pak de muziekstandaard met één hand vast, terwijl u de schroeven losdraait om de muziekstandaard te verwijde­ren.
Vergeet na het verwijderen van de muziekstandaard niet om de schroeven weer aan te draaien.
* Oefen geen onnodige kracht uit op de muziekstandaard.
Gebruik van de standaard
Gebruik de afstandstrips die bij de standaard (FPS-11A) wor­den meegeleverd, zoals aangegeven in onderstaande illustra­tie.
fig.00-03
Het aansluiten van pedalen
1. Sluit het pedaal, dat met de FP-2 wordt meegele-
verd, aan op één van de pedaalingangen.
Aangesloten op de demp ingang (DAMPER) kan het pedaal dienst doen als demppedaal.
Aangesloten op de sostenuto (FC1) ingang kan het pedaal dienst doen als sostenutopedaal. Tevens kan het pedaal aan andere functies worden toegewezen (pag. 39, pag. 48).
Aangesloten op de soft(FC2) ingang kan het pedaal dienst doen om het geluid zachter te maken. Tevens kan het pedaal aan andere functies wor­den toegewezen (pag. 39, pag. 48).
Het uitpluggen van een pedaal, terwijl het apparaat aanstaat kan veroorzaken dat de functie van het pedaal onafgebroken wordt uitgevoerd. De FP-2 dient eerst uitgezet te worden voor een pedaal in- of uitgeplugd wordt.
Demppedaal
Gebruik dit pedaal om het geluid door te laten klinken. Als het pedaal ingedrukt wordt, worden gespeelde tonen aange­houden, nadat de toetsen losgelaten zijn.
Het pedaal werkt als een half-dempend pedaal, hetgeen de gebruiker in staat stelt de resonantie aan te passen. Wanneer het demppedaal op een akoestische piano wordt ingedrukt, zullen de aangeslagen snaren met de niet-aangeslagen sna­ren gaan resoneren. De gebruiker kan deze resonantie (sym­pathetic resonance) instellen.
* Zet de schakelaar op het bijgeleverde pedaal op
“CONTINUOUS” als het pedaal aangesloten is.
Sostenutopedaal
Dit pedaal houdt alleen de tonen aan, die al gespeeld waren, toen het pedaal ingedrukt werd.
Als het pedaal op de sostenuto(FC1) ingang is aangesloten,
kan het ook aan andere functies worden toegewezen. Lees voor meer informatie “Functie van de pedalen wijzigen” (pag. 39) en “Het gebruiken van het pedaal om de setup te schakelen (pedaalselectie)” (pag. 48).
Soft-pedaal
Dit pedaal dient om het geluid zachter te maken. Spelen met het soft-pedaal ingedrukt, produceert een geluid
dat minder sterk en hard is dan het geluid zonder soft-pedaal met dezelfde aanslag.
Als het pedaal op de Soft (FC2)-ingang is aangesloten kan het
ook aan andere functies worden toegewezen. Lees voor meer informatie “Functie van de pedalen wijzigen” (pag. 39) en “Het gebruiken van het pedaal om de setup te schakelen (pedaalselectie)” (pag. 48).
Door nog twee pedalen aan te schaffen, kunnen drie pedalen
tegelijk gebruikt worden.
9
Voor u gaat spelen
Aan- en uitzetten van het apparaat
Het afstellen van het volume en de helderheid van het geluid
* Zet, als alle aansluitingen gemaakt zijn (pag. 8), de verschil-
lende aangesloten apparaten aan in de aangegeven volgorde.
Het in de verkeerde volgorde aanzetten van de apparaten kan
mogelijk slecht functioneren en schade aan luidsprekers of
andere apparatuur tot gevolg hebben.
Het aanzetten van het apparaat
fig.00-08
1. Gebruik de volumeknop (VOLUME) om het uit-
1. Draai voor het aanzetten de volumeknop volledig
dicht.
fig.00-05
Aansluiten van een koptelefoon
Het gebruik van een koptelefoon stelt de gebruiker in staat
2. Druk de stroomschakelaar (POWER) aan de ach-
terkant van het apparaat in.
Het apparaat zal aangaan en in het beeldscherm zal “FP2” te lezen zijn.
Na een paar seconden zal het apparaat gaan werken, en zal het geluid kunnen produceren.
fig.00-06
Achterpaneel
Ingedrukt
AAN
op ieder gewenst tijdstip te spelen zonder bezorgd te zijn over het geluidsniveau, zelfs ’s nachts.
* Er is geen koptelefoon inbegrepen bij dit apparaat. Neem con-
fig.00-09
eindelijke geluidsniveau af te stellen.
De regelaar met de klok meedraaien, verhoogt het volume. De regelaar tegen de klok in draaien, verlaagt het volume.
tact op met uw Roland verkoper als u er één aan wilt schaffen.
* Dit apparaat is uitgerust met een beschermingscircuit, waardoor
er een paar seconden zullen verstrijken tussen het moment dat het apparaat aangezet wordt, en normaal zal functioneren.
3. Stel het volume in op het gewenste niveau.
Het uitzetten van het apparaat
1. Draai voor het uitzetten de volumeknop
(VOLUME) volledig dicht.
fig.00-05
2. Druk de stroomschakelaar (POWER) aan de ach-
terkant van het apparaat in.
Het apparaat staat nu uit.
fig.00-07
Achterpaneel
Niet ingedrukt
UIT
10
1. Sluit de koptelefoon aan op de koptelefoonuit-
gang aan de achterkant van het apparaat.
Gebruik de volumeknop (VOLUME) om het volume door de koptelefoon af te stellen.
* Gebruik alleen een stereokoptelefoon.
* Gebruik alleen koptelefoons van Roland. Koptelefoons van
andere merken kunnen wellicht niet voldoende volume voort­brengen.
Enkele kanttekeningen betreffende het gebruik van koptelefoons
• Om schade aan het snoer te voorkomen, dienen koptele­foons alleen bij het hoofddeel of de plug vastgehouden te worden.
• De koptelefoon kan beschadigd raken als het volume op de FP-2 te hoog is op het moment dat de koptelefoon aangesloten wordt. Verlaag het volume op de FP-2 voor u de koptelefoon aansluit.
• De koptelefoon dient niet op hoog volume gebruikt te worden om mogelijke schade aan het gehoor of de kop­telefoon te voorkomen.
Hoofdstuk 1: Het keyboard bespelen
Het beluisteren van demonstratiesongs
Luister nu eens naar de demonstratiesongs. De FP-2 is uitgerust met acht demonstratiesongs. De zes klankknoppen, de start/stopknop (START/STOP) en de play/stop­knop (PLAY/STOP) zijn allemaal toegewezen aan een demonstratiesong.
Knop
Piano Pno
E.Piano E.Pn
Organ OrG
Guitar/Bass Gtr
Strings/Pad Str
Voice/GM2 Sct
Start/Stop SP
Play/Stop SnG
fig.01-01
Indi­catie
Composer/Copyright
Masasi & Kazuko Hirashita / © 2003 Roland Corporation
Masasi & Kazuko Hirashita / © 2003 Roland Corporation
Masasi & Kazuko Hirashita / © 2003 Roland Corporation
Masasi & Kazuko Hirashita / © 2003 Roland Corporation
Masasi & Kazuko Hirashita / © 2003 Roland Corporation
© 2003 Roland Corporation
John Maul / © 2003 Roland Corporation
Masasi & Kazuko Hirashita / © 2003 Roland Corporation
NOTE
Alle rechten voorbehou­den. Ongeautoriseerd gebruik van dit materiaal voor doeleinden anders dan persoonlijk en privé is een schending van de gel­dende wetgeving.
NOTE
Voor de demonstratie­songs wordt geen MIDI­data verstuurd.
2,31,4 2,3 2,3
1. Houd de galmknop (REVERB) ingedrukt en druk op de
effectknop (EFFECTS)
De indicators voor de klankknoppen, start/stopknop en play/stopknop knipperen nu rood. Het volgende zal nu in het beeldscherm te lezen zijn.
fig.01-03
2. Druk op één van de knipperende knoppen (behalve de
galmknop (REVERB) en de effectknop (EFFECTS) om een song te kiezen.
Songs worden onafgebroken afgespeeld. De indicator voor de knop van de gekozen song zal knipperen. Als de laatste song is afgespeeld, zal de eerste song weer starten.
3. Druk op de knipperende knop om het afspelen te stoppen.
Als er data op de FP-2 opgeslagen is, kunnen er geen demonstratiesongs afgespeeld worden. Druk op de opnameknop (REC) om deze data te verwijde­ren. (p. 13).
Druk op een toets, waar geen demonstratiesong aan toegewezen is, om de demonstratiemodus te ver­laten
4. Druk op de galm- (REVERB) of effectknop (EFFECTS) om de
demonstratiemodus te verlaten.
De indicators keren weer terug naar hun oorspronkelijke staat.
11
Hoofdstuk 1: Het keyboard bespelen
Luisteren naar interne songs
Luister nu eens naar een interne song. De FP-2 wordt geleverd met vijfenzestig interne songs.
fig.01-01
1 2 3,4
1. Druk herhaaldelijk op de beeldschermknop (DISPLAY) tot
deze groen oplicht.
Het volgende zal in het beeldscherm te lezen zijn.
fig.01-02
Press to light in green
2. Druk op de [-] oF [+] toetsen om een song te kiezen.
3. Druk op de play/stopknop (PLAY/STOP).
De song zal nu beginnen met afspelen. De geselecteerde song zal afspelen tot het einde en dan stoppen.
4. Druk nogmaals op de play/stopknop (PLAY/STOP) om het
afspelen te stoppen.
De volgende keer dat de play/stopknop ingedrukt wordt, zal de song vanaf het begin opnieuw beginnen.
Alle songs onafgebroken achter elkaar afspelen (All Song Play)
Het herhaald afspelen van alle interne songs op volgorde wordt aangeduid met de term “All Song Play.”
fig.01-06
Lees de lijst met interne songs (pag. 66) voor infor­matie over de interne songs.
Herhaaldelijk op de beeld­schermknop drukken, zal afwisselend het tempo, het huidige begeleidingsnum­mer (aangegeven met een ‘r’ als beginletter) en het num­mer van de huidige song (aangegeven met een ‘S’ als beginletter) weergeven.
KNOP indicator
Knop
Oranje Tempo
groen SongnumMer
Alleen de weergave van het tempo en het begelei­dingsnummer zal afwisse­len als er op de beeldschermknop gedrukt wordt, terwijl u met de Ses­siepartner werkt.
Begeleiding­snummer
1.
12
1 2
Houd de beeldschermknop (DISPLAY) en druk op de play/
stopknop (PLAY/STOP).
De songs zullen nu onafgebroken afgespeeld worden. Wanneer de laatste song is afgespeeld, zal het eerste eerste weer starten.
Hoofdstuk 1: Het keyboard bespelen
2. Druk op de play/stopknop (PLAY/STOP) om het afspelen te
stoppen.
Wanneer “Alle songs afspelen” gestopt wordt, zal de modus verlaten wor­den. De volgende keer dat er op de play/stopknop gedrukt wordt, zal de song
die gestopt was weer afgespeeld worden.
Wanneer het volgende in het beeldscherm verschijnt
Als er opnames in het geheugen van de FP-2 opgeslagen zijn zal het vol­gende in het beeldscherm staan.
fig.01-03
Tot de opnames gewist worden, kunnen er geen interne songs afgespeeld worden. Druk op de opnameknop om de opnames te wissen en de interne songs af te kunnen spelen. Druk op de play/stopknop om de opname te bewaren.
Iedere partij afzonderlijk beluisteren
Bij de interne songs kan iedere partij afzonderlijk beluisterd worden. Het is ook mogelijk beide handen afzonderlijk te trainen, terwijl u meespeelt
met de song. De partijen zijn als volgt aan de spoorknoppen (TRACK) toegewezen.
fig.01-05
Betreffende de weer­gave van de interne songs
USr (USER) – Slaat opgeno­men optredens op (zie voor meer informatie over opna­mes maken pag. 34). Wanneer “S” is toegevoegd – het beeldscherm geeft één van de pianosongs aan.
Knipperend
De spoorknop voor de gespeelde partij zal tijdens het indrukken van de play/stopknop groen oplichten.
Left-hand
Par t
Right-hand
Par t
1. Selecteer de song, die afgespeeld dient te worden (pag. 12).
2. Houd de play/stopknop ingedrukt en druk ofwel op de
partijknop (PART) of op de akkoordprogressieknop (CHORD PROGRESSION) om te kiezen, welke partij niet afgespeeld dient te worden.
De indicator van de geselecteerde knop gaat uit. De in stap 2 genoemde partij wordt niet afgespeeld. Het tijdelijk uitzetten van een aangegeven partij, heet “dempen”.
3. Houd de play/stopknop ingedrukt, en druk op de knop
geselecteerd in stap 2.
Het wisselen van song zal de dempinstelling onge­daan maken.
13
Hoofdstuk 1: Het keyboard bespelen
De gedempte partij wordt afgespeeld.
4. Druk op de play/stopknop om het afspelen te stoppen.
Spelen met verschillende geluiden
De FP-2 heeft meer dan 300 verschillende interne geluiden, geschikt voor een grote verscheidenheid aan muzikale stijlen. Deze interne geluiden worden “klanken” (TONES) genoemd. De klanken zijn ingedeeld in zes groepen, elk met een eigen klankknop. Als het apparaat aangezet wordt, is automatisch de klank “Grand Piano 1” (Vleugel 1) geselecteerd.
fig.01-07
1 2
Kijk voor meer klanken in de klankenlijst vanaf pag.
54.
1. Druk op één van de klankknoppen om een klankgroep te
kiezen.
Nu zal het geluid toegewezen aan klank nummer 1 uit de geselecteerde klankgroep te horen zijn.
Het klanknummer zal in het beeldscherm verschijnen.
fig.01-08
2. Druk op de [-] of [+] knop om een klank uit de klankgroep te
kiezen.
De klank, die geselecteerd is, is te horen als het toetsenbord bespeeld wordt. De volgende keer dat deze klankgroep geselecteerd wordt, zal de klank die
voor het laatst gekozen is te horen zijn.
14
Hoofdstuk 1: Het keyboard bespelen
Spelen met twee gelaagde klanken (Dual Play)
Het is mogelijk om twee verschillende geluiden tegelijk aan te sturen met dezelfde toetsen. Deze manier van spelen wordt Duo-modus genoemd (DUAL PLAY).
Voorbeeld: Het combineren van piano- en strijkersklanken
fig.01-09
1
1. Houd de klankknop voor pianoklanken (PIANO) ingedrukt,
en druk op de klankknop voor strijkersklanken (STRINGS/ PAD).
De indicators voor beide knoppen zullen nu oplichten. Als nu het toetsenbord bespeelt wordt, zullen zowel piano- als strijkersklan-
ken te horen zijn. Het op deze manier tegelijk indrukken van twee klankknoppen activeert de
duo-modus. wordt, heet de “topklank” (UPPER TONE), en het geluid dat met de tweede ingedrukte klankknop geselecteerd wordt, heet de “onderklank” (LOWER TONE).
De klankknop voor de topklank licht rood op. De klankknop voor de onder­klank licht oranje op.
fig.01-10
In dit voorbeeld is de pianoklank de topklank en de strijkersklank de onder­klank.
Het geluid dat met de eerste ingedrukte klankknop geselecteerd
Rood
Topklank
Oranje
Onderklank
2. Druk op één van de klankknoppen om de duo-modus te
verlaten.
Nu is alleen het geluid van de klankknop, die zojuist is ingedrukt, te horen.
Het veranderen van de klanken
Het veranderen van de topklank
Druk op de [-] of [+] knop.
Het is mogelijk om de toon­hoogte van de onderklank per octaaf te verlagen. Zie voor meer informatie het deel “Wijzigen van de toon­hoogte van de onderklank per octaaf (octaafverschui­ving)” (pag. 41).
Het is mogelijk de volume­balans van de klanken te veranderen. Zie voor meer informatie hierover “Wijzi­gen van de volumebalans in duo- en splitmodus” (pag.
18).
Hoewel het pedaal in duo­modus voor beide klanken werkt, is het mogelijk om het pedaal in te stellen, zodat het alleen nog maar voor de onderklank werkt. Zie voor meer informatie “Wijzigen van de toepas­sing van pedaaleffecten” (pag. 39).
15
Hoofdstuk 1: Het keyboard bespelen
Het veranderen van de onderklank
Houd de klankknop voor de onderklank ingedrukt en druk op de [-] of [+] knop.
Spelen met verschillende klanken toegewezen aan het linker- en rechterdeel van het toetsenbord (Split Play)
Het spelen met het toetsenbord opgedeeld in twee delen wordt splitmodus (SPLIT PLAY) genoemd, en het punt waar het toetsenbord is opgedeeld wordt het splitpunt (SPLIT POINT) genoemd.
In splitmodus kunnen verschillende klanken aan het linker- en rechterdeel van het toetsenbord worden toegewezen.
Als het instrument aan wordt gezet, is het splitpunt toegewezen aan “F 3”. De toets van het splitpunt wordt tot het linkerdeel van het toetsenbord gere­kend.
In splitmodus is het geluid van het rechterdeel van het toetsenbord de “top­klank” (UPPER TONE), en het geluid van het linkerdeel de “onderklank” (LOWER TONE).
Voorbeeld: Splitmodus met pianoklanken
fig.01-11
Het is mogelijk om in te stellen, welke partij priori­teit krijgt als de effecten toegewezen aan de top­klank en de onderklank verschillen. Zie voor meer informatie “Instellen van de partij, waar effecten aan worden toegewezen” (pag.
41).
12,3
1. Druk op de klankknop voor pianoklanken (PIANO).
Nu is er een pianoklank geselecteerd.
2. Druk op de splitknop (SPLIT), zodat de bijbehorende
indicator oplicht.
Het toetsenbord is nu opgedeeld in twee secties.
fig.01-12
F 3 (splitpunt)
Onderklank Topklank
Het rechterdeel van het toetsenbord stuurt nu een pianoklank aan, en het linkerdeel stuurt de klank van een akoestische bas gecombineerd met een Ride bekken aan.
Het is mogelijk een klank voor het rechterdeel van het toetsenbord (de top­klank) te spelen voor het toetsenbord gespleten wordt.
Het is mogelijk de volume­balans van de klanken te veranderen. Zie voor meer informatie hierover “Wijzi­gen van de volumebalans in duo- en splitmodus” (pag. 18).
16
De indicators van de klankknoppen lichten rood op voor de topklank en groen voor de onderklank.
Hoofdstuk 1: Het keyboard bespelen
Rood
Topklank
Groen
Onderklank
3. Druk nogmaals op de splitknop (SPLIT) om de splitmodus
te verlaten.
De indicator van de splitknop gaat uit, en de topklank wordt de klank voor het gehele toetsenbord.
Wijzigen van de klankgroep en klank
Wijzigen van de topklank
1. Druk op de klankknop om een klankgroep te selecteren.
2. Druk op de [-] of [+] knop om een klank te selecteren.
Changing the Lower Tone
1. Houd de splitknop ingedrukt, en druk op de klankknop om
een klankgroep te selecteren.
2. Houd de splitknop ingedrukt, en druk op de [-] of [+] knop
Bij het schakelen van duo­modus (pag. 15) naar split­modus wordt de topklank uit de duo-modus ook de topklank van de splitmo­dus.
Als de topklank en de onderklank uit dezelfde klankgroep komen, zal de indicator van de desbetref­fende klankknop groen knipperen als de splitknop ingedrukt gehouden wordt.
om een klank te selecteren.
Houd ingedrukt...
Voor meer informatie omtrent het kiezen van klanken, zie “Spelen met ver­schillende geluiden” (pag. 14).
Indrukken
Indrukken
Het is mogelijk om de toon­hoogte van de onderklank per octaaf te verlagen. Zie voor meer informatie het deel “Wijzigen van de toonhoogte van de onder­klank per octaaf (octaafver­schuiving)” (pag. 41).
17
Hoofdstuk 1: Het keyboard bespelen
Het wijzigen van het splitpunt
Het is mogelijk om het punt waar het toetsenbord opgedeeld wordt (het splitpunt) te veranderen binnen het bereik van B1 tot en met B6.
Als het instrument aangezet, wordt is dit punt automatisch ingesteld op
“F 3”. Wijziging van dit punt blijft werkzaam tot het instrument wordt uitgezet.
fig.01-14
F 3
B1 B6
1. Houd de splitknop ingedrukt, en druk op de toets die het
nieuwe splitpunt moet worden.
De ingedrukte toets wordt het nieuwe splitpunt, en zal in het beeldscherm verschijnen.
De toets van het splitpunt wordt tot het linkerdeel van het toetsenbord gere­kend.
Als de splitknop losgelaten wordt gaat het beeldscherm terug naar het voor­afgaande menu.
Wijzigen van de volumebalans in duo­en splitmodus
Het is mogelijk de volumebalans van de klanken in duo- en splitmodus (pag. 15 en pag. 16 respectievelijk) te veranderen.
fig.01-15
De noot van de toets, die als splitpunt dienst doet, is aangegeven in de onder­staande tabel.
Beeld-
C d_ d E_
scherm
Noot
C D D E
Beeld-
E F F G
scherm
Noot
E F F G
Beeld-
A_ A b_ b
scherm
Noot
A A B B
1. Gebruik de balansknop (BALANCE) om de volumebalans af
te stellen.
18
Hoofdstuk 1: Het keyboard bespelen
Wijzigen van de aanslag van de toetsen
Het is mogelijk de aanslag of respons van de toetsen te wijzigen. Als het instrument aangezet wordt, staat deze op “normaal” (“N”).
fig.01-17
21,3
1. Houd de effectknop (EFFECTS) ingedrukt, en druk de
transponeerknop (TRANSPOSE) in.
De indicators van de transponeer- en galmknop (REVERB) knipperen nu rood.
De huidig geselecteerde aanslag verschijnt in het beeldscherm.
fig.01-18
2. Druk op de [-] of [+] knop om de aanslag te selecteren.
Indicator Omschrijving
OFF
(Fixed)
-L-
(Light)
-N-(Normal)
De toetsen reageren niet op aanslag, waardoor alle gespeelde noten even hard klinken.
Een lichte gevoeligheid is geselecteerd. Het is lichter dan gewoonlijk om fortissimo (ff) te spelen, zodat het toetsen­bord lichter aanvoelt. Deze instelling vergemakkelijkt het spelen, zelfs voor kinderen.
Dit is de standaard aanslaggevoeligheid, en komt het dichtst in de buurt van de aanslaggevoeligheid van een normale piano.
NOTE
Bij sommige geluiden is de aanslaggevoeligheid niet te wijzigen.
Een zware gevoeligheid is geselecteerd. Het is zwaarder
-H-
(Heavy)
dan gewoonlijk om fortissimo (ff) te spelen, zodat het toet­senbord zwaarder aanvoelt. Een dynamische aanslag voegt meer gevoel toe aan wat er gespeeld wordt.
3. Druk op de effectknop of de transponeerknop.
De indicators keren terug naar hun oorspronkelijke toestand.
19
Hoofdstuk 1: Het keyboard bespelen
Het veranderen van de aanslaggevoeligheid als de aanslag op “Vast” is gezet
Dit stelt de aanslagsnelheid van het geluid in als de aanslaggevoeligheid is ingesteld op “Vast” (pag. 19).
1. Houd de effectknop ingedrukt, en druk op de
transponeerknop.
De indicators voor deze knoppen knipperen nu in het rood.
2. Houd de effectknop en de transponeerknop ingedrukt, en
druk op de [-] of [+] knop om de aanslagsnelheid te veranderen.
Deze kan op iedere waarde van 1 tot 127 ingesteld worden.
Houd ingedrukt...
3. Druk op de effectknop of de transponeerknop.
De indicators keren terug naar hun oorspronkelijke toestand.
Indrukken
20
Hoofdstuk 1: Het keyboard bespelen
Galm toevoegen aan het geluid
Het is mogelijk om een prettige galm toe te voegen aan het geluid, waardoor het klinkt alsof er in een concerthal of vergelijkbare locatie gespeeld wordt.
fig.01-21
1,2
1. Druk op de galmknop – de desbetreffende indicator gaat
aan.
Probeer nu hoe het geluid klinkt.
2. Het galmeffect wordt op het volledige geluid toegepast.
Druk nogmaals op de galmknop om het galmeffect uit te zetten – de desbe­treffende indicator gaat uit.
Wijzigen van de intensiteit van het galmeffect
Er zijn tien niveaus van galm, waaruit gekozen kan worden.
1. Houd de galmknop ingedrukt ,en druk op de [-] of [+] knop.
De geselecteerde intensiteit wordt in het beeldscherm afgebeeld.
Houd ingedrukt...
Indrukken
NOTE
Het is niet mogelijk afzon­derlijke galminstellingen te maken voor iedere indivi­duele klank.
NOTE
Het is niet mogelijk om de galmintensiteit van de Ses­siepartner, demonstratie­songs en interne songs te wijzigen.
21
Hoofdstuk 1: Het keyboard bespelen
-
r
Toevoegen van effecten aan het geluid
Naast galm kunnen er ook nog andere veranderingen aan de geluiden van de FP-2 worden gemaakt.
Deze veranderingen worden “effecten” genoemd. Op de FP-2 kan uit tien verschillende types effecten gekozen worden.
Bij de fabrieksinstellingen zijn er standaard effecten ingesteld voor iedere klank.
fig.01-19
1,2
NOTE
Aan sommige geluiden kunnen geen effecten wor­den toegevoegd.
1. Druk op de effectknop – de indicator licht op.
Als u nu het toetsenbord bespeelt, zult u horen dat er een effect is toege­voegd aan het huidige geselecteerde geluid.
2. Druk nogmaals op de effectknop om het effect uit te zetten.
Wijzigen van de intensiteit van het effect
Voor effecten kan uit tien niveaus van intensiteit gekozen worden.
1. Houd de effectknop ingedrukt, en druk op de [-] of [+] knop.
De intensiteit van het gebruikte effect verschijnt in het beeldscherm.
Houd ingedrukt...
De volgende keer dat deze klank geselecteerd wordt, zal het effect met de hier ingestelde intensiteit geselecteerd worden.
Indrukken
Bij sommige klanken is er standaard een effect toege­voegd. Bij het selecteren van zulke klanken zal de effectknop automatisch oplichten.
Het is mogelijk om in te stel len, welke partij prioriteit krijgt als de effecten toege­wezen aan de topklank en de onderklank verschillen. Zie voor meer informatie “Instellen van de partij, waa effecten aan worden toege­wezen” (pag. 41).
NOTE
De intensiteit van het rote­rend effect kan niet gewij­zigd worden.
22
NOTE
Het is mogelijk om het effecttype te veranderen. Zie voor meer hierover “Wijzigen van het effect­type” (pag. 40).
Hoofdstuk 1: Het keyboard bespelen
Het toevoegen van een roterend geluid aan
orgelklanken (roterend effect)
Het roterend effect is toegepast bij sommige orgelklanken, die geselecteerd kunnen worden met de desbetreffende klankknop (ORGAN). Als één van deze klanken is geselecteerd, kan de snelheid van het roterend effect m.b.v. de effectknop veranderd worden.
Het roterend effect komt overeen met het geluid van een orgel, die gebruik maakt van een roterende luidspreker.
1. Druk op de orgelklankknop (ORGAN) en selecteer een
orgelklank.
Als een klank die gebruik maakt van het roterend effect geselecteerd wordt, begint de effectknop groen te knipperen.
2. Indrukken van de effectknop schakelt de snelheid van het
effect tussen snelle en langzame rotatie.
Als de effectknop snel knippert, is een snelle rotatie geselecteerd.
Om het roterend effect uit te schakelen dient er een ander effect dan het roterend effect geselecteerd te worden, wat dan vervolgens uitgezet kan worden. Zie voor meer hier­over “Wijzigen van het effecttype” (pag. 40).
Als de effectknop langzaam knippert, is een langzame rotatie geselecteerd.
23
Loading...
+ 53 hidden pages