US Patent No 5818437 and other pending patents. T9 text input
software Copyright (C) 1997-1999. Tegic Communications, Inc. All
rights reserved.
Nokia Mobile Phones operates a policy of continuous development.
Therefore, we reserve the right to make changes and improvements
to any of the products described in this guide without prior notice.
Naslaggids
Proficiat met de aankoop van deze Nokia-telefoon! Op deze pagina’s
worden enkele handige tips gegeven voor het gebruik van de
telefoon. Uitvoerigere informatie vindt u verderop in deze
handleiding.
Voordat u de telefoon gebruikt
1. Plaats een SIM-kaart in de telefoon. Installeer vervolgens de
batterij en laad deze op. Zie het gedeelte ’Aan de slag’ op pagina
15.
2. Schakel de telefoon in door ingedrukt te houden. Wacht
totdat de naam van het netwerk op het scherm wordt
weergegeven.
Belfuncties
Een gesprek
voeren
Een gesprek
beëindigen
Een gesprek
beantwoorden
Een gesprek
weigeren
Telefoonnummer
opnieuw kiezen
Volume van hoorn
instellen
Voicemail bellen
Toets het netnummer en abonneenummer in
en druk op (Bellen).
Druk op (Ophangen).
Druk op (Antwoorden).
Druk op .
Druk op bij een leeg scherm om de laatst
gekozen nummers weer te geven, selecteer
het gewenste nummer met of en druk
op (Bellen).
Druk tijdens een gesprek op of .
Houd ingedrukt (vanuit een leeg
scherm).
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Snel opslaan
Snel zoeken
Het toetsenbord
vergrendelen/
ontgrendelen
De beltoon
instellen voor
verschillende
omgevingen
Bericht invoeren
en verzenden
Telefoonlijstfuncties
Toets een telefoonnummer in en druk op
of om de tekst boven te wijzigen in
Opslaan. Druk op (Opslaan).
Toets de naam in en druk op (OK).
Druk vanuit een leeg scherm op , toets de
eerste letter van de naam in en blader met
of naar de gewenste naam.
Houd ingedrukt om het telefoonnummer
weer te geven.
Overige basisfuncties
Druk op (Menu) en vervolgens snel op
/ Druk op (Vrijgeven) en vervolgens
op .
Druk kort op , gebruik of om de
gewenste optie te selecteren en druk op
(OK).
Druk op (Menu), , voor de
functie Berichten intoetsen.
Toets het bericht in.
Het bericht verzenden:
Druk op (Opties), ga naar Zenden met
of , druk op (OK), toets het
telefoonnummer van de ontvanger in en druk
op (OK).
Lees deze eenvoudige richtlijnen. Het overtreden van de regels
kan gevaarlijk of onwettig zijn. Meer informatie vindt u in deze
handleiding.
VERKEERSVEILIGHEID HEEFT VOORRANG
Gebruik geen telefoon terwijl u een auto bestuurt. Parkeer eerst de
auto.
INTERFERENTIE
Alle draadloze telefoons zijn gevoelig voor interferentie, waardoor
de werking van de telefoon kan worden beïnvloed.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT IN ZIEKENHUIZEN
Volg alle regels en aanwijzingen op. Schakel de telefoon uit in
nabijheid van medische apparatuur.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT IN VLIEGTUIGEN
Draadloze telefoons kunnen interferentie veroorzaken. Het gebruik
ervan in een vliegtuig is illegaal.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT TIJDENS HET TANKEN
Gebruik de telefoon niet in tankstations of in de buurt van
brandstoffen of chemische stoffen.
SCHAKEL DE TELEFOON UIT IN DE BUURT VAN
EXPLOSIEVEN
Gebruik de telefoon niet waar explosieven worden gebruikt. Houd
u aan beperkende maatregelen en volg eventuele voorschriften of
regels op.
GEBRUIK DE TELEFOON VERSTANDIG
Maak alleen normaal gebruik van de telefoon (tegen het oor). Raak
de antenne niet onnodig aan.
DESKUNDIG ONDERHOUD
Laat alleen bevoegd servicepersoneel het apparaat installeren of
repareren.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.9
ACCESSOIRES EN BATTERIJEN
Gebruik alleen goedgekeurde accessoires en batterijen. Sluit geen
ongeschikte producten aan op de telefoon.
AANSLUITEN OP ANDERE APPARATEN
Wanneer u het apparaat op een ander apparaat aansluit, moet u de
gebruikershandleiding van dat apparaat lezen voor gedetailleerde
veiligheidsinstructies. Sluit geen ongeschikte producten aan.
OPBELLEN
Controleer of de telefoon is ingeschakeld. Toets het net- en
abonneenummer in en druk op (
wilt beëindigen, drukt u op (
wilt beantwoorden, drukt u op (
Bellen). Als u een gesprek
Ophangen). Als u een oproep
Antwoorden).
ALARMNUMMER KIEZEN
Controleer of de telefoon is ingeschakeld. Houd tweemaal
enkele seconden ingedrukt om het scherm leeg te maken. Toets het
alarmnummer in en druk op (
bevindt. Beëindig het gesprek niet voordat u daarvoor toestemming
hebt gekregen.
Bellen). Geef op waar u zich
Stickers in het aankooppakket
De stickers bevatten belangrijke informatie voor service en
klantenondersteuning.
Bevestig de sticker op pagina 2 van deze gebruikershandleiding.
Bevestig de sticker op de Club Nokia Invitation Card die in het
aankooppakket wordt meegeleverd.
10ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Beveiligingscode
De fabrieksinstelling voor de beveiligingscode is 12345. Wijzig deze
code (zie ’Toegangscodes wijzigen’ op pagina 58). Houd de nieuwe
code geheim en bewaar deze op een veilige plaats uit de buurt van
de telefoon.
Netwerkdiensten
De draadloze telefoon zoals beschreven in deze handleiding is
goedgekeurd voor gebruik op het GSM 900- en GSM 1800-netwerk.
Opmerking: De functie voor twee frequentiebanden is een
netwerkdienst. Raadpleeg het lokale netwerk voor het
abonneren op en gebruiken van deze functie.
Sommige functies die in deze handleiding worden beschreven zijn
netwerkservices. Dit zijn speciale diensten die worden aangeboden
door exploitanten van draadloze netwerken. U kunt pas van deze
diensten gebruik maken wanneer u zich via de exploitant van uw
thuisnet abonneert op de gewenste dienst(en) en de
gebruiksinstructies hebt ontvangen.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.11
1. De telefoon
In dit hoofdstuk worden de toetsen en schermindicatoren van de
telefoon beschreven. Uitvoerigere informatie vindt u elders in deze
gebruikershandleiding.
De toetsen gebruiken
Aan/uit-toets
Met de toets boven op de telefoon
schakelt u de telefoon in en uit.
U kunt met ook de beltonen voor
verschillende omgevingen instellen
en de lampjes tijdelijk inschakelen.
Cijfertoetsen
Met tot en met kunt u cijfers en letters intoetsen.
en worden voor speciale doeleinden gebruikt.
Navi-toets
Het gebruik van de telefoon is grotendeels
gebaseerd op de Nokia Navi
onder het scherm (2).
De functie van deze toets is afhankelijk van
de begeleidende tekst die boven de toets
wordt weergegeven (1).
In deze gebruikershandleiding wordt het
symbool gevolgd door de relevante
begeleidende tekst, bijvoorbeeld
(Menu) of (Kiezen).
TM
-toets ()
12ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
De telefoon
Bladertoetsen
Wanneer het scherm leeg is: geeft de
namen en telefoonnummers weer die in de
telefoonlijst zijn opgeslagen. geeft de
lijst met de laatstgekozen nummers weer.
Vanuit het menu: bladeren door menu’s en
instellingen.
Tijdens het invoeren van een naam, nummer of
tekstbericht: verplaatst de cursor naar links en naar rechts.
Tijdens een gesprek: stelt het volume van de hoorn in.
C-toets
Tijdens het invoeren van een naam of
nummer: verwijdert het teken links van de
cursor. Verwijdert alle tekens uit het scherm
wanneer u de toets ingedrukt houdt.
Vanuit een menufunctie: keert terug naar het
vorige menuniveau. Wanneer u de toets
ingedrukt houdt, worden de menufuncties afgesloten.
Wanneer u gebeld wordt: weigert de binnenkomende oproep.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.13
De schermindicatoren
Schermindicatoren geven informatie over het gebruik van de
telefoon.
De indicatoren die hieronder worden beschreven, zijn zichtbaar
wanneer de telefoon klaar is voor gebruik en nog geen tekens zijn
ingevoerd door de gebruiker: het scherm is leeg.
De indicatoren voor andere functies worden elders in deze
handleiding besproken.
1. Geeft aan welk cellulair netwerk op dit moment wordt gebruikt.
2. Toont de sterkte van het radiosignaal van het cellulaire netwerk
dat op dit moment wordt gebruikt. Hoe hoger de balk, des te
sterker het signaal.
3. Geeft aan hoeveel capaciteit de batterij nog heeft. Hoe hoger de
balk, des te groter de capaciteit van de batterij.
TM
4. Toont de huidige functie van de Nokia Navi
-toets ().
14ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Aan de slag
2. Aan de slag
Voordat u de telefoon kunt gebruiken, moet u eerst een SIM-kaart
plaatsen en de batterij installeren en laden.
Een SIM-kaart plaatsen
De telefoon kan uitsluitend worden gebruikt met een geldige
miniatuur-SIM-kaart. U kunt deze kaart bestellen bij de
netwerkdienst of netwerkexploitant.
Werken met de SIM-kaart
• Houd alle kleine SIM-kaarten buiten bereik van kleine kinderen.
• De SIM-kaart en de contactpunten kunnen gemakkelijk door
krassen of buigen worden beschadigd. Wees daarom voorzichtig
wanneer u de kaart vastpakt, plaatst of verwijdert.
Een SIM-kaart in de telefoon plaatsen
• Voordat u de SIM-kaart plaatst, moet u de telefoon altijd
uitschakelen en de batterij verwijderen.
Verwijder de batterij:
Druk de vergrendeling onderaan
de achterzijde van de telefoon in
(1), schuif de cover omhoog (2) en
verwijder de cover van de
telefoon (3).
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.15
Druk de vergrendeling aan de
bovenzijde van de batterij omlaag
(4) en verwijder de batterij uit de
telefoon (5).
Verwijder het beschermkapje van
de houder van de SIM-kaart: Druk
het geribbelde uiteinde van het
kapje in (6), schuif het kapje in de
aangegeven richting (OPEN) (7) en
verwijder het kapje.
Plaats de SIM-kaart:
Plaats de SIM-kaart in de telefoon
(8). Zorg ervoor dat de SIM-kaart
juist is geplaatst en dat de
goudkleurige contactpunten op de
kaart aansluiten op de
contactpunten van de telefoon.
Plaats het beschermkapje terug
op de houder van de SIM-kaart:
Druk het geribbelde uiteinde van
het beschermkapje in de richting
van de telefoon (9) en schuif het
kapje in de juiste richting
(tegenovergesteld aan OPEN) (10)
en het kapje stevig vastzit.
16ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Aan de slag
Plaats de batterij terug:
Lijn de tabs aan de onderzijde van de
batterij uit op de bijbehorende
aansluitingen in de telefoon en plaats de
batterij in de telefoon terwijl u de
vergrendeling aan de bovenzijde van de
batterij indrukt.
Plaats de vier pinnetjes van de cover in
de uitsparingen op de telefoon (1) en
druk de cover omlaag totdat deze
vastklikt (2).
De batterij opladen
Opmerking: Laad de batterij niet op als één of beide covers
van de telefoon zijn verwijderd.
1. Sluit de stekker van de lader aan op de
onderkant van de telefoon.
2. Sluit de lader aan op een gewone
wandcontactdoos. De indicatiebalk
voor de batterij begint te schuiven.
• U kunt de telefoon tijdens het
opladen gewoon gebruiken.
• Als de batterij helemaal leeg is, duurt het vaak enkele minuten
voordat de indicatiebalk wordt weergegeven.
• De oplaadtijd is afhankelijk van de gebruikte lader en de
resterende capaciteit van de batterij. Als u de ACP-7-oplader
gebruikt, zal het opladen van de bij de telefoon geleverde
batterij ongeveer 6 uur duren.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.17
3. De batterij is volledig opgeladen wanneer de indicator niet meer
beweegt.
4. Haal de stekker van de lader uit de wandcontactdoos en
telefoon.
Als de tekst Laadt niet op wordt weergegeven, betekent dit dat het
opladen is onderbroken. Wacht enkele seconden, maak de stekkers
van de lader los, sluit deze opnieuw aan en probeer het nogmaals.
Als het opladen nu nog niet lukt, neemt u contact op met uw dealer.
Zie pagina 75 voor meer informatie over het gebruik van de
batterijen.
De telefoon in- en uitschakelen
Inschakelen
Houd de toets een seconde
lang ingedrukt.
Als een PIN-code moet worden opgegeven: Toets de PIN-code in
(deze wordt weergegeven in de vorm van sterretjes: ****) en druk op
(OK).
Zie ook ’PIN-code vragen’ op pagina 56 en ’Toegangscodes’ op
pagina 73.
Als een beveiligingscode moet worden opgegeven:
Toets de beveiligingscode in (deze wordt weergegeven in de vorm
van sterretjes: *****) en druk op (OK).
Zie ook ’Telefoonbeveiliging’ op pagina 57 en ’Toegangscodes’ op
pagina 73.
Normale positie: Houd de telefoon net zo vast als elke andere
telefoon.
18ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Opmerking: Gebruik de telefoon alleen als beide covers op
de telefoon zijn geplaatst.
Tips voor efficiënt gebruik: De
telefoon heeft een ingebouwde
antenne (zie afbeelding). Zoals voor
alle radiozendapparatuur geldt, dient
onnodig contact met de antenne te
worden vermeden als de telefoon is
ingeschakeld. Het aanraken van de
antenne is van invloed op de
gesprekskwaliteit en de telefoon kan
meer stroom verbruiken dan noodzakelijk.
Waarschuwing! Schakel de telefoon niet in wanneer het
gebruik van draadloze telefoons is verboden of wanneer het
gebruik ervan interferentie of gevaar kan veroorzaken.
Uitschakelen
Houd de toets een seconde lang ingedrukt.
Tip: U kunt de telefoon ook uitschakelen door kort op te
drukken, vervolgens met of naar Uitschakelen! te
gaan en op (OK) te drukken als het scherm leeg is.
Aan de slag
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.19
3. Algemene functies
Opbellen
1. Toets het netnummer en het
abonneenummer in. De tekst Menu
verandert in Bellen.
Fouten kunt u corrigeren door te drukken
op om het teken links te wissen.
2. Druk op (Bellen) en wacht op de
verbinding. De tekst Bellen verandert in
Ophangen.
3. Druk op (Ophangen) om het gesprek
te beëindigen (of het bellen te
onderbreken).
Opmerking: Wanneer u de telefoon gebruikt in combinatie
met de autoset PPH-1, kunt u overschakelen van handenvrij
telefoneren naar privé-telefoneren door de hoorn PPH-1 op
te nemen.
Als u weer wilt teruggaan naar handenvrij gebruik, plaatst
u de hoorn PPH-1 terug op de houder.
Internationaal bellen
1. Druk tweemaal kort op voor het internationale prefix (het
teken + vervangt de internationale toegangscode).
2. Toets het landnummer, netnummer en abonneenummer in.
3. Druk op (Bellen) om het nummer te kiezen.
20ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Algemene functies
Het volume van de hoorn instellen
U kunt het volume van de hoorn aanpassen
tijdens een gesprek. Druk op om het
volume te verhogen en op om het volume
te verlagen.
Laatstgekozen nummer(s) herhalen
De laatste acht telefoonnummers die u hebt gebeld of geprobeerd
te bellen, staan in het geheugen van het toestel. Zie ook ’Laatst
gekozen nummers (menu 3-3)’ op pagina 50.
Ga als volgt te werk om een van de laatstgekozen nummers te
herhalen:
1. Druk vanuit een leeg scherm eenmaal op
om de lijst met laatst gebelde nummers
weer te geven.
2. Ga met of naar het gewenste
telefoonnummer.
3. Druk op (Bellen).
Kiezen vanuit de telefoonlijst
Als u telefoonnummers hebt opgeslagen in de
telefoonlijst, kunt u een nummer bellen via de
bijbehorende naam.
1. Druk op (Menu) (vanuit een leeg
scherm).
2. Druk op (Kiezen) (wanneer Telefoonlijst wordt
weergegeven).
3. Druk op (Kiezen) (wanneer Zoeken is geselecteerd).
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.21
4. Toets de eerste letter van de naam in (gebruik de toetsen
tot en met ) en druk op (OK). Als u bijvoorbeeld de
eerste naam wilt weergeven die begint met de letter “S”, drukt u
viermaal kort op .
U kunt deze stap desgewenst overslaan.
5. Ga met of naar de gewenste naam. U kunt het
bijbehorende telefoonnummer controleren door ingedrukt
te houden.
6. Druk op (Bellen).
Zie pagina 26 voor informatie over het opslaan van een nummer bij
een naam.
Snel zoeken
Druk op vanuit een leeg scherm. De eerste naam (en/of
telefoonnummer) in de telefoonlijst wordt weergegeven. Ga naar de
gewenste naam door de eerste letter in te toetsen en vervolgens op
of te drukken.
Een nummer kiezen met een
snelkeuzetoets
Als u een telefoonnummer hebt geprogrammeerd onder een van de
snelkeuzetoetsen tot en met (zie pagina 36), kunt u dat
nummer op een van de volgende manieren kiezen:
• Druk vanuit een leeg scherm op de gewenste snelkeuzetoets en
druk op (Bellen).
•Als de functie Snelkeuze is ingeschakeld (zie pagina 53):
houd vanuit een leeg scherm de gewenste snelkeuzetoets
ingedrukt totdat het bellen is gestart.
Opmerking: Als u ingedrukt houdt, wordt het
nummer van uw voicemail gebeld.
22ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Algemene functies
Tijdens een gesprek een ander gesprek
aangaan
U kunt twee gesprekken tegelijkertijd voeren (netwerkdienst).
1. Druk op om de tekst boven te wijzigen van Ophangen
in Opties.
2. Druk op (Opties), kies Nieuwe opr., druk op (Kiezen),
toets het telefoonnummer in of kies het nummer in de
telefoonlijst en druk op (Bellen).
Het actieve gesprek wordt in de wachtstand geplaatst. Het
actieve gesprek wordt aangegeven met en het gesprek in de
wachtstand wordt aangegeven met .
3. Schakelen tussen de twee gesprekken: druk op (Opties),
kies Wisselen, druk op (Kiezen).
4. Het actieve gesprek beëindigen: druk op (Opties), kies
Beëindigen, druk op (Kiezen). Het gesprek in de
wachtstand wordt geactiveerd.
Beide gesprekken beëindigen: druk op (Opties), kies Alles
afsluiten, druk op (Kiezen).
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.23
Een gesprek beantwoorden
Wanneer u gebeld wordt, gaat de telefoon over, knipperen de
lampjes op de telefoon en wordt tekst weergegeven.
Als het netwerk de beller niet kon identificeren,
wordt de tekst Oproep weergegeven.
Als het netwerk de beller kon identificeren,
wordt het telefoonnummer van de beller (of de
naam, als deze in de telefoonlijst is opgeslagen)
weergegeven, vergezeld van de tekst belt.
1. Druk op (Antwoorden) om het gesprek
te beantwoorden.
Opmerking: Als het binnenkomende gesprek werd
doorgeschakeld vanaf een ander telefoonnummer, kan
het teken > worden weergegeven achter Oproep of belt
(netwerkdienst).
2. Druk op (Ophangen) om het gesprek te beëindigen.
Een gesprek weigeren
Als u een gesprek wilt weigeren, drukt u op . De beller hoort een
“in gesprek”-toon. Als de optie Doorschakelen indien in gesprek is
ingeschakeld (zie pagina 59), wordt de oproep doorgeschakeld naar
uw voicemail-postbus.
Tijdens een gesprek een andere oproep
beantwoorden
Wanneer de functie Wachtfunctieopties is ingeschakeld (zie pagina
54), wordt u door een pieptoon en door tekst op het scherm
gewaarschuwd dat er een nieuwe binnenkomende oproep is.
Ga hetzelfde te werk als bij het bellen tijdens een ander gesprek.
Selecteer nu echter de optie Opnemen.
In een gesprekkenlijst wordt een wachtende oproep aangegeven
met .
24ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Algemene functies
Berichten beluisteren
Ga als volgt te werk om uw berichten te beluisteren:
1. Houd vanuit een leeg scherm
ingedrukt om de
voicemail-postbus te bellen.
Als u wordt gevraagd naar het
nummer van de postbus, toetst
u dit in en drukt u op (OK).
Zie ook ’Voice mailboxnummer
(menu 2-7)’ op pagina 48.
2. Beluister de ontvangen berichten.
3. Beëindig het gesprek door te drukken op (Ophangen). Als
u tekens hebt ingetoetst, verwijdert u deze eerst uit het scherm
met voordat u op (Ophangen) drukt.
Opmerking: Als de tekst Beluisteren boven de toets
wordt weergegeven, kunt u de voicemail-postbus bellen
door op deze toets te drukken.
Het toetsenbord vergrendelen
De toetsenbordvergrendeling voorkomt dat u per ongeluk toetsen
indrukt, bijvoorbeeld wanneer de telefoon zich in uw zak of handtas
bevindt.
De vergrendeling inschakelen:
Druk op (Menu) en vervolgens kort
op .
Wanneer het toetsenbord is vergrendeld:
• De indicator wordt weergegeven
• U kunt een gesprek beantwoorden door
op (Antwoorden) te drukken.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.25
Opmerking: Mogelijk kunt u nog wel het alarmnummer
kiezen dat is geprogrammeerd in het geheugen van uw
telefoon (112). Het nummer wordt alleen weergegeven
als alle cijfers zijn ingetoetst.
De vergrendeling uitschakelen:
Druk op (Vrijgeven) en vervolgens kort op .
Een telefoonnummer met een
naam opslaan
Een nieuwe naam en telefoonnummer opslaan in de telefoonlijst:
1. Druk vanuit een leeg scherm op
(Menu) (de tekst Telefoonlijst wordt
weergegeven) en druk vervolgens op
(Kiezen).
2. Ga met naar Nieuwe invoer en druk op
(Kiezen).
3. Toets de gewenste naam in als de tekst
Naam: in het scherm wordt weergegeven.
• Druk op de toetsen tot en met
voor de gewenste tekens: druk
eenmaal voor het eerste teken,
tweemaal voor het tweede teken (voordat de cursor
verschijnt),
enzovoort.
Als u bijvoorbeeld de letter “S” wilt intoetsen, drukt u viermaal
kort op .
Let wel, er zijn meer tekens beschikbaar dan op de toetsen
wordt aangegeven.
• Wanneer de cursor knippert, kunt u het volgende teken
intoetsen.
26ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Algemene functies
4. Volg de onderstaande procedure om de naam te wijzigen.
• Een spatie invoeren: druk op .
• Een leesteken invoeren (bijvoorbeeld . , ? of !): druk op .
• Wisselen tussen hoofdletters en kleine letters: druk kort op
. De indicator ABC respectievelijk abc wordt op het
scherm weergegeven.
• Een cijfer invoeren: houd de toets met het gewenste cijfer
ingedrukt.
• Wisselen tussen letters en cijfers: houd ingedrukt. 123
wordt weergegeven als u cijfers kunt invoeren.
• De cursor naar links of rechts verplaatsen: druk op of op
.
• Het teken links van de cursor verwijderen: druk op .
• Het scherm leegmaken: houd ingedrukt.
• Een speciaal teken invoeren: druk op (?!£ verschijnt), ga
met of naar het gewenste teken en druk op
(Kiezen) om dit teken in de naam in te voegen.
5. Druk op (OK) als u de naam hebt ingevoerd.
6. Toets achter de tekst Nummer: het
netnummer en abonneenummer in dat u
bij de naam wilt opslaan.
Als u hierbij een fout maakt, kunt u het
teken links van de cursor verwijderen door
op te drukken.
Tip: Als u het telefoonnummer wilt gebruiken vanuit het
buitenland, voegt u het teken + (druk tweemaal kort op
) en de landcode in vóór het netnummer en abon-
neenummer.
7. Druk op (OK) als u het telefoonnummer hebt ingevoerd. De
naam en het telefoonnummer zijn nu opgeslagen in de
telefoonlijst.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.27
Snel opslaan
Een naam en telefoonnummer snel opslaan zonder het menu
Telefoonlijst te openen:
1. Toets vanuit een leeg scherm het telefoonnummer in.
2. Druk op of om de tekst boven te wijzigen in
Opslaan.
3. Druk op (Opslaan).
4. Toets de naam in en druk op (OK).
Een beltoon selecteren
(menu 9-2)
Een beltoon voor inkomende gesprekken selecteren:
1. Druk vanuit een leeg scherm op (Menu).
2. Gebruik of om naar Geluid te gaan en druk op
(Kiezen).
3. Ga naar Soort beltoon en druk op (Kiezen).
4. Ga naar de gewenste beltoon (u hoort een voorbeeld). Druk op
(OK) om de toon te selecteren.
5. Houd ingedrukt om het menu te sluiten.
Zie ook ’Soort beltoon (menu 9-2)’ op pagina 66.
28ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Algemene functies
De beltoon instellen voor
verschillende omgevingen
U kunt met één instelling alle beltonen op de gewenste wijze
instellen. Hierdoor kunt u de beltoon gemakkelijk aanpassen aan
verschillende omgevingen (bijvoorbeeld voor buiten of tijdens
vergaderingen).
Opmerking: Deze functie is niet beschikbaar wanneer de
telefoon is aangesloten op de autoset PPH-1 voor
handenvrij telefoneren of op de hoofdtelefoon HDC-5.
1. Druk vanuit een leeg scherm kort op de aan/uit-toets ( ).
2. Druk op of om naar een van de volgende opties te gaan:
Uitschakelen!: schakelt de telefoon uit.
Persoonlijk: standaardinstelling, die de
tooninstellingen in het menu Geluid
gebruikt (zie pagina 66).
Stil: schakelt alle telefoongeluiden uit.
De indicator wordt weergegeven als het scherm leeg is.
Discreet: u hoort een korte pieptoon als u een oproep of een
tekstbericht ontvangt.
Luid: het oproepsignaal klinkt en het volume van alle
telefoongeluiden is ingesteld op het hoogste niveau.
3. Druk op (OK) om de gewenste optie te bevestigen.
Tip: U kunt de tonen instellen met de aan/uit-toets en
cijfertoetsen.
Druk kort op en druk vervolgens binnen twee seconden op
een van de volgende cijfertoetsen (vanuit een leeg scherm):
voor Persoonlijk, voor Stil, voor Discreet,
voor Luid.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.29
4. De menu’s gebruiken
De telefoon heeft verschillende functies waarmee u zelf kunt
bepalen hoe u de telefoon gebruikt.
Deze functies zijn gerangschikt in menu’s en submenu’s, die u kunt
openen door de menu’s te doorlopen of door de juiste
snelkeuzetoets te gebruiken.
Een menufunctie activeren
Door het menu te doorlopen
1. Druk op (Menu) om de
menufuncties te activeren.
2. Druk op of om naar het gewenste
hoofdmenu te gaan, bijvoorbeeld
Instellingen.
3. Druk op (Kiezen) om het
hoofdmenu te openen.
4. Als het menu submenu's heeft, gaat u
naar het gewenste submenu met of
(bijvoorbeeld Oproepinstel-lingen).
5. Druk op (Kiezen) om het submenu
te openen. Als het geselecteerde
submenu meer submenu's heeft
(bijvoorbeeld Snelkeuze), herhaalt u stap
4 en 5.
6. Druk op of om naar de gewenste
instelling te gaan (bijvoorbeeld Uit).
7. Druk op (OK) om de gewenste
instelling te bevestigen.
30ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
De menu’s gebruiken
Met behulp van een snelkeuzetoets
Alle menu's, submenu's en instellingen zijn genummerd
en kunnen via hun snelkeuzenummer worden
geactiveerd. Het indexnummer verschijnt rechtsboven in
het scherm.
1. Druk op (Menu).
2. Toets snel (binnen drie seconden) het indexnummer van het
gewenste menu in.
Herhaal deze stap als u een submenu wilt activeren.
3. Toets binnen drie seconden het nummer van de gewenste
instelling in.
U schakelt bijvoorbeeld als volgt de tonen van het toetsenbord uit:
Druk op (Menu), (voor Geluid), (voor
Toetsenbordvolume), (voor Uit).
Een menufunctie sluiten
U kunt naar het vorige menuniveau terugkeren door op te
drukken of het menu sluiten door ingedrukt te houden.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.31
Overzicht van de menufuncties
1. Telefoonlijst
1. Zoeken
2. Servicenrs.
3. Nieuwe invoer
4. Wissen
5. Bewerken
6. Toewijzen
7. Item zenden
8. Opties
1. Type weergave kiezen
2. Geheugenstatus
9. Snelkeuze
2. Berichten
1. Inbox
2. Outbox
3. Berichten intoetsen
4. Afbeeldingen
5. Berichtenopties
2
1. Set 1
1. Nummer van
berichtencentrale
2. Berichten verzenden
als
3. Geldigheid van
berichten
2. Algemeen
3
1. Afleverrapporten
1
2. Antwoord via zelfde
centrale
6. Info-dienst
7. Voice mailboxnummer
4
3. Oproep-info
1. Gemiste oproepen
2. Ontvangen oproepen
3. Laatst gekozen nummers
4. Laatste oproepen wissen
5. Gespreksduur tonen
1. Tijdsduur laatste
2. Totale tijdsduur
3. Ontvangen oproepen
4. Gekozen oproepen
5. Tijdsduurtellers op nul
6. Gesprekskosten tonen
1. Kosten laatste
2. Totale kosten
3. Kostentellers op nul
7. Gesprekskosteninstellingen
1. Oproepkostenlimiet
2. Kosten tonen in
8. Vooruitbetaald krediet
1
Alleen beschikbaar indien ondersteund door de SIM-kaart.
2
Het aantal sets is afhankelijk van hoeveel sets uw SIM-kaart biedt. Elke set
verschijnt in een eigen submenu en kan een eigen naam hebben.
3
Het snelkeuzenummer van dit menu is afhankelijk van het aantal beschikbare sets.
4
Wordt wellicht niet weergegeven als het voicemailnummer op de SIM-kaart is
opgeslagen door de netwerkdienst of netwerkexploitant.
32ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
4. Instellingen
1. Oproepinstellingen
1. Automatisch herhalen
2. Snelkeuze
3. Wachtfunctieopties
4. Eigen nummer zenden
5. Gebruikte telefoonlijn
6. Automatisch opnemen *
2. Gebruiksopties
1. Taalkeuze
2. Celinformatie
3. Welkomsttekst
4. Netwerk kiezen
5. Licht * *
6. SIM-dienstactie
bevestigen
3. Beveiligingsinstellingen
1. PIN-code vragen
2. Vaste nummers
3. Closed User Group (CUG)
4. Telefoonbeveiliging
5. Toegangscodes wijzigen
4. Terug naar
fabrieksinstellingen
5. Doorschak.
1
1. Alle spraakoproepen stil
doorschakelen
2. Doorschakelen indien in
gesprek
De menu’s gebruiken
3. Doorschakelen indien niet
opgenomen
4. Doorschakelen indien uit
of buiten bereik
5. Bij uit, in gesprek of
buiten bereik
6. Alle doorschakelingen
annuleren
6. Spelletjes
7. Calculator
8. Klok
1. Alarmklok
2. Klokinstellingen
3. Datum instellen
9. Geluid
1. Oproepsignaal
2. Soort beltoon
3. Componeren
4. Beltoonvolume
5. Type beltoon voor
berichten
6. Toetsenbordvolume
7. Alarm- en spelgeluiden
10.SIM-diensten
2
1
De opties voor doorschakelen die niet door uw netwerkexploitant worden
ondersteund, worden wellicht niet weergegeven.
2
Alleen weergegeven als de SIM-kaart deze functie ondersteunt. De naam en inhoud
van dit menu is afhankelijk van de SIM-kaart.
* Alleen weergegeven als de telefoon is aangesloten op de autoset PPH-1 of op de
hoofdtelefoon HDC-5.
** Alleen weergegeven als de telefoon is aangesloten op de autoset PPH-1.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.33
5. De telefoonlijst
gebruiken
Vanuit het menu Telefoonlijst kunt u
• telefoonnummers en bijbehorende
namen opslaan op de SIM-kaart
• opgeslagen namen en telefoonnummers op verschillende
manieren beheren
Dit menu activeren: druk vanuit een leeg scherm eerst op
(Menu) en vervolgens op (Kiezen).
Zie pagina 30 voor algemene informatie over de menufuncties.
Opmerking: Als u de telefoonlijst wilt gebruiken tijdens een
gesprek, drukt u op om de tekst boven te wijzigen
in Opties. Druk op (Opties) en selecteer Telefoonlijst.
Een naam en telefoonnummer
opvragen (menu 1-1)
Met de functie Zoeken kunt u de gewenste naam met bijbehorend
telefoonnummer oproepen, bijvoorbeeld om het nummer te kiezen.
Zie ook ’Kiezen vanuit de telefoonlijst’ op pagina 21.
Een servicenummer bellen
(menu 1-2)
Met deze functie kunt u snel de servicenummers van uw
netwerkexploitant bellen. Dit menu wordt alleen weergegeven als er
servicenummers op uw SIM-kaart zijn opgeslagen.
Selecteer het gewenste servicenummer en druk op (Bellen) om
het nummer te kiezen.
34ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
De telefoonlijst gebruiken
Een naam en telefoonnummer
opslaan (menu 1-3)
Met deze functie kunt u namen en telefoonnummers opslaan in de
telefoonlijst. Zie pagina 26 voor meer informatie.
De telefoon ondersteunt SIM-kaarten waarop maximaal 250
telefoonnummers en namen kunnen worden opgeslagen. Het is
echter afhankelijk van de SIM-kaart hoeveel namen en nummers
werkelijk in de telefoonlijst kunnen worden opgeslagen.
Een naam en telefoonnummer
wissen (menu 1-4)
Met de functie Wissen kunt u telefoonnummers en namen wissen
uit de telefoonlijst, één voor één (kies de optie Eénvooréén) of
allemaal tegelijk (Alles wissen).
Een naam en telefoonnummer
wijzigen (menu 1-5)
Met de functie Bewerken kunt u namen en telefoonnummers in de
telefoonlijst wijzigen. Zie ’Een telefoonnummer met een naam
opslaan’ op pagina 26 voor meer informatie.
Een beltoon voor een telefoonnummer instellen (menu 1-6)
Met de functie Toewijzen kunt u instellen dat een bepaalde beltoon
klinkt wanneer u een oproep krijgt van een bepaald
telefoonnummer.
Selecteer een naam of telefoonnummer in de telefoonlijst. Druk op
(Toewijzen). Kies de gewenste beltoon (Standaard is de
beltoon die is geselecteerd in menu 9-2). Druk op (OK).
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.35
Een naam en telefoonnummer
zenden (menu 1-7)
Met de functie Item zenden kunt u een naam en telefoonnummer
(“visitekaartje”) vanuit de telefoonlijst naar een andere telefoon
zenden.
Selecteer Itemzenden, kies de gewenste naam en het
telefoonnummer en druk op (Verzenden). Toets het
telefoonnummer van de ontvanger in of selecteer het nummer in de
telefoonlijst en druk op (OK).
Een naam en telefoonnummer ontvangen
Wanneer u een telefoonnummer en bijbehorende naam ontvangt,
hoort u een berichttoon en verschijnt de tekst Naamen nummer
ontvangen.
U kunt het nummer en de naam bekijken, opslaan of wissen door op
(Opties) te drukken, de gewenste functie te kiezen en op
(OK) te drukken.
Een telefoonnummer toewijzen
aan een snelkeuzetoets (menu 1-9)
U kunt de cijfertoetsen tot en met
instellen als snelkeuzetoets.
Met de functie Snelkeuze kunt u het
gewenste telefoonnummer toewijzen aan een
van deze toetsen.
1. Kies de gewenste toets en druk op (Toewijzen).
Opmerking: Toewijzen wordt ook weergegeven als de
telefoon automatisch een telefoonnummer aan een
snelkeuzetoets heeft toegewezen.
36ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
De telefoonlijst gebruiken
2. Selecteer de gewenste naam en/of het telefoonnummer in
de telefoonlijst en druk op (OK).
U kunt de toegewezen functies bekijken, wijzigen of verwijderen
door op (Opties) te drukken en de gewenste functie te
selecteren.
De snelkeuzetoetsen gebruiken
U kunt de snelkeuzetoetsen op twee manieren gebruiken:
Druk vanuit een leeg scherm op de gewenste snelkeuzetoets en druk
op (Bellen).
Of, als de functie ‘Snelkeuze’ is ingeschakeld (zie pagina 53): houd
vanuit een leeg scherm de gewenste snelkeuzetoets ingedrukt
totdat het bellen is gestart.
Overige telefoonlijstfuncties
(Opties - menu 1-8)
Controleren hoeveel ruimte vrij is in de
telefoonlijst (Geheugenstatus)
U kunt controleren hoeveel namen en telefoonnummers er zijn
opgeslagen en hoeveel geheugenplaatsen er nog vrij zijn in de
telefoonlijst.
De weergave definiëren voor opgeslagen
namen en telefoonnummers
U kunt telefoonnummers en namen als volgt weergeven (‘typen
weergaven’):
Namenlijst: geeft drie namen tegelijkertijd weer.
Naam & Nr.: geeft één naam met het bijbehorende telefoonnummer
weer.
Grote letters: geeft één naam weer in grote letters.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.37
6. Tekstberichten en
spraakberichten
Vanuit het menu Berichten kunt u
• tekstberichten (SMS) van maximaal
160 tekens lezen en invoeren
• een voicemailnummer opslaan
• informatiediensten van de netwerkexploitant gebruiken
Dit menu activeren: Druk vanuit een leeg scherm op (Menu),
ga naar Berichten en druk op (Kiezen).
Zie pagina 30 voor algemene informatie over de menufuncties.
Indicatoren tekstbericht
wordt doorlopend weergegeven als u een tekstbericht hebt
ontvangen.
knippert als er geen ruimte meer is voor nieuwe berichten.
Gebruik de functie Wissen in het menu Inbox (menu 2-1) om ruimte
vrij te maken.
38ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Tekstberichten en spraakberichten
Een bericht lezen
(Inbox - menu 2-1)
Als u nieuwe tekstberichten hebt ontvangen, wordt het aantal
berichten gevolgd door de tekst berichtenontvangen weergegeven
en verschijnt de indicator als het scherm leeg is.
Berichten weergeven:
1. Druk op (Lezen) om de berichten
onmiddellijk te lezen. Als u de berichten
later wilt bekijken, drukt u op en
opent u het menu Inbox (menu 2-1)
wanneer u de berichten wilt lezen.
2. Ga met of naar het gewenste
bericht en druk op (Lezen). Ongelezen berichten worden
aangeduid met .
3. Gebruik of om door het bericht te bladeren.
4. Tijdens het lezen van het bericht kunt u de onderstaande
functies gebruiken. Druk op (Opties), kies de gewenste
functie en druk op (OK). De volgende functies zijn
beschikbaar:
Wissen: wist het bericht.
Antwoorden: hiermee kunt u de afzender een antwoord sturen.
Bewerken: hiermee kunt u het bericht wijzigen.
Gebruik Nr.: hiermee haalt u een telefoonnummer op uit het
bericht om te bellen of op te slaan.
Doorschakelen: stuurt het bericht door naar het gewenste
telefoonnummer.
Details: toont naam en telefoonnummer van de afzender, de
berichtencentrale die het bericht heeft verstuurd en de datum en
tijd van ontvangst
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.39
Opgeslagen berichten weergeven
(Outbox - menu 2-2)
Als u een tekstbericht hebt opgeslagen in Berichten intoetsen
(menu 2-3), kunt u het bericht weergeven in Outbox (menu 2-2). Als
u op (Opties) drukt, hebt u toegang tot dezelfde functies als
voor Inbox (menu 2-1), met uitzondering van de functies
Antwoorden en Details.
Een bericht intoetsen en
verzenden (menu 2-3)
In dit menu kunt u tekstberichten van maximaal 160 tekens
invoeren en bewerken.
U kunt op twee manieren tekstberichten intoetsen: de methode die
gewoonlijk wordt gebruikt voor mobiele telefoons of via de methode
"tekstinvoer met woordenlijst".
Controleer voordat u een bericht verzendt of het telefoonnummer
van de berichtencentrale in de telefoon is opgeslagen (zie ‘Message
centre number’ op pagina 46). Dit nummer krijgt u van uw
netwerkexploitant.
Opmerking: U kunt tekstinvoer met woordenlijst of
normale tekstinvoer op elk gewenst moment uitschakelen
door tweemaal ingedrukt te houden. U kunt de modi
voor tekstinvoer ook afsluiten door op (Opties) te
drukken, Afsluiten, te kiezen en op (OK) te drukken.
40ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Tekstberichten en spraakberichten
Basisstappen
1. Kies of in het menu Berichten, ga naar Berichten
intoetsen en druk op (Kiezen).
2. Toets een bericht in.
U kunt kiezen voor tekstinvoer met woordenlijst of normale
tekstinvoer. Raadpleeg de betreffende paragrafen hieronder voor
meer informatie.
Het aantal beschikbare tekens wordt rechtsboven in het scherm
weergegeven.
3. Wanneer u het bericht hebt ingetoetst, drukt u op (Opties)
om de volgende functies weer te geven. Selecteer de gewenste
functie en druk op (OK).
Zenden: hiermee kunt u het bericht verzenden. Toets het
telefoonnummer van de ontvanger in (of haal dit op uit de
telefoonlijst) en druk op (OK). Het bericht wordt verzonden
met set 1 uit Berichtenopties (menu 2-5).
Spec. zending: hiermee kunt u een andere set dan set 1
selecteren (zie pagina 46).
Opslaan: slaat het bericht op in de Outbox (menu 2-2).
Scherm wissen: verwijdert alle tekens uit het bericht.
Tekstinvoer met woordenlijst
Via tekstinvoer met woordenlijst kunt u snel tekst invoeren.
In tegenstelling tot gewone tekstinvoer, kunt u tekens intoetsen
met één enkele druk op een toets.
Deze methode is gebaseerd op een ingebouwde woordenlijst
waaraan u nieuwe woorden kunt toevoegen.
Opmerking: Tekstinvoer met woordenlijst is wellicht niet
beschikbaar in de taal die u hebt geselecteerd voor
weergave van schermtekst.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.41
Woorden intoetsen via tekstinvoer met woordenlijst
Controleer voordat u een bericht intoetst of het symbool
bovenaan het scherm wordt weergegeven. Dit symbool geeft aan
dat u tekstinvoer met woordenlijst gebruikt.
1. Gebruik de toetsen tot en met om een woord in te
toetsen. Druk eenmaal op een toets voor één letter.
Als u bijvoorbeeld het woord 'nokia' wilt intoetsen, drukt u op
. De tekens die u intoetst, worden
onderstreept weergegeven.
Het woord verandert met elke toets die u indrukt. Let dus niet te
veel op de manier waarop het woord tijdens het intoetsen wordt
weergegeven; dit is anders dan het eindresultaat wanneer u alle
gewenste toetsen hebt ingedrukt.
• Als u een teken links van de cursor wilt wissen, drukt u op .
• Als u de lettergrootte wilt wijzigen, drukt u op .
• Als u één cijfer wilt invoegen, houdt u de gewenste cijfertoets
ingedrukt.
Als u verschillende cijfers wilt invoegen, houdt u
ingedrukt en toetst u de cijfers in. U kunt ook op (Opties)
drukken, Nr. invoegen selecteren, het nummer intoetsen en op
(OK) drukken.
• Als u een symbool wilt invoegen, houdt u ingedrukt,
selecteert u het gewenste symbool met of en drukt u
op (Gebruiken).
Alternatief: druk op (Opties) en selecteer Sym.
invoegen. Selecteer het gewenste teken en druk op
(Gebruiken).
42ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Tekstberichten en spraakberichten
2. Nadat u het woord hebt ingetoetst, controleert u of het woord
juist is.
Als het woord juist is: druk op en ga door met het
volgende woord.
Als het woord niet juist is: druk op totdat het gewenste
woord verschijnt. U kunt ook op (Opties) drukken,
Suggesties kiezen, het gewenste woord selecteren en op
(Gebruiken) drukken.
Het teken ? wordt achter het woord weergegeven: de
woordenlijst bevat geen woorden meer die overeenkomen met
de toetsenreeks die u indrukt. Het gewenste woord aan het
woordenboek toevoegen: druk op (Spellen), toets het
woord in via de methode voor normale tekstinvoer en druk op
(OK).
Tip: Als u tussen tekstinvoer met woordenlijst en normale
tekstinvoer wilt wisselen, drukt u tweemal op .
3. Als u een leesteken wilt invoegen, drukt u op totdat het
gewenste leesteken verschijnt.
4. Wanneer u het bericht hebt voltooid, drukt u op (Opties)
en selecteert u Zenden of Spec. zending om het bericht te
verzenden.
Een nieuw woord toevoegen aan het woordenboek
Wanneer geen onderstreepte woorden aanwezig zijn, kunt u als
volgt een nieuw woord aan de lijst toevoegen:
1. Druk op (Opties) en selecteer Wrd invoegen.
2. Toets het woord in via de methode voor normale tekstinvoer en
druk op (OK).
Opmerking: Wanneer het woordenboek vol is, vervangt
het nieuwe woord het oudste woord dat u aan het
woordenboek hebt toegevoegd.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.43
Samengestelde woorden intoetsen
In plaats van het hele samengestelde woord in één keer in te
toetsen, kunt u eerst het eerste deel intoetsen, op drukken en
vervolgens het tweede deel intoetsen.
De taal wijzigen of tekstinvoer met woordenlijst
uitschakelen
1. Druk op (Opties) in het menu Berichten intoetsen.
2. Selecteer Woordenboek en druk op (OK).
3. Ga op een van de volgende manieren te werk:
Als u de taal voor tekstinvoer met woordenlijst wilt wijzigen:
selecteer de gewenste taal en druk op (OK).
Als u tekstinvoer met woordenlijst wilt uitschakelen:
selecteer W-boek uit en druk op (OK).
Tekstinvoer via de normale methode
Controleer voordat u een bericht intoetst of het symbool
bovenaan het scherm wordt weergegeven. Dit symbool geeft aan
dat u normale tekstinvoer gebruikt.
1. Een bericht intoetsen.
Druk voor elk teken zo vaak als nodig is op
de toetsen tot en met : eenmaal
voor het eerste teken, tweemaal voor het
tweede teken (voordat de cursor
verschijnt), enzovoort.
Als u bijvoorbeeld de letter “S” wilt intoetsen, drukt u viermaal
kort op .
Zie ‘Een telefoonnummer met een naam opslaan’ op pagina 26
voor meer informatie.
2. Als u het bericht wilt verzenden, drukt u op (Opties) en
selecteert u Zenden of Spec. zending.
44ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Tekstberichten en spraakberichten
Afbeeldingen (menu 2-4)
Met uw telefoon kunt u tekstberichten met afbeeldingen ontvangen
en verzenden. Dit zijn afbeeldingberichten. De telefoon bevat
verschillende standaardafbeeldingen.
Opmerking: U kunt deze functie alleen gebruiken als dit
door de netwerkexploitant wordt ondersteund.
Als u een afbeeldingbericht ontvangt:
• Het bericht direct bekijken:
Druk op (Bekijken). Tijdens het lezen kunt u het bericht
opslaan door op (Opslaan) te drukken. U kunt het bericht
wissen door tweemaal op te drukken.
• Het bericht later bekijken via dit menu:
Druk op en vervolgens op (OK) om het bericht op te
slaan.
Wanneer u het bericht later bekijkt via dit menu:
Door op (Opties) te drukken, hebt u toegang tot dezelfde
functies als voor de Inbox (menu 2-1), met uitzondering van
Antwoorden.
Berichten met afbeeldingen verzenden
1. Selecteer een van de standaardafbeeldingen in het menu
Afbeeldingen en druk op (Bekijken).
2. Als de weergegeven afbeelding de gewenste afbeelding is, drukt
u op (Opties), selecteert u Tekst bewerk. en drukt u op
(Kiezen).
Als de weergegeven afbeelding niet de gewenste afbeelding is,
drukt u op en herhaalt u stap 1.
3. Toets het bericht in.
Als u het gehele bericht wilt bekijken voordat u het verzendt,
drukt u op (Opties) en selecteert u Bekijken.
4. Druk op (Opties), selecteer Zenden en druk op (OK).
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.45
Alleen telefoons die de functie voor afbeeldingberichten bieden,
kunnen afbeeldingen ontvangen en verzenden.
Opmerking: Elk afbeeldingbericht is samengesteld uit
verschillende tekstberichten. Er zijn dus wellicht meerdere
tekstberichten nodig om één afbeeldingbericht te
verzenden.
De afbeeldingberichten worden opgeslagen in de telefoon.
U kunt deze berichten dus niet bekijken als u de SIM-kaart
in een andere telefoon gebruikt.
Berichtenopties (menu 2-5)
Set 1 (menu 2-5-1)
Een optiegroep of 'set' is een verzameling instellingen die nodig zijn
voor het zenden van tekstberichten.
U kunt bijvoorbeeld een tekstbericht als fax zenden, als deze functie
door uw netwerkexploitant wordt ondersteund, door eenvoudigweg
de set te selecteren waarin u de juiste instellingen voor uw
faxtransmissies hebt gedefinieerd.
Elke set heeft een eigen submenu, waarin u de onderstaande
instellingen kunt wijzigen.
1
Nummer van berichtencentrale
Met dit menu kunt u het telefoonnummer opslaan van de
berichtencentrale die u nodig hebt voor het zenden van
tekstberichten.
U krijgt dit nummer van uw netwerkexploitant. Toets het
telefoonnummer in of haal het nummer op uit de telefoonlijst of
bewerk het bestaande nummer en druk op (OK).
1
Het aantal sets is afhankelijk van hoeveel sets uw SIM-kaart biedt.
46ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Tekstberichten en spraakberichten
Berichten verzenden als
U kunt de netwerkexploitant vragen uw Tekst-berichten om te
zetten in E-mail, Fax of Semafoonopr. (netwerkdienst).
De ontvanger moet beschikken over de juiste apparatuur
(bijvoorbeeld een fax) om een omgezet bericht te kunnen
ontvangen.
Geldigheid van berichten
U kunt instellen hoe lang uw tekstberichten in de berichtencentrale
aanwezig moeten blijven (netwerkdienst).
Algemeen (menu 2-5-2)
De instellingen in dit submenu zijn van toepassing op alle uitgaande
tekstberichten, ongeacht de gekozen set.
1
Afleverrapporten
U kunt het netwerk verzoeken om afleverrapporten over uw
tekstberichten toe te zenden (netwerkdienst).
Antwoord via zelfde centrale
Als deze functie is ingeschakeld, kan de ontvanger van het
tekstbericht een antwoord op het bericht zenden via uw eigen
berichtencentrale (netwerkdienst).
Info-dienst (menu 2-6)
Met deze netwerkdienst kunt u van uw netwerkexploitant berichten
ontvangen over een aantal items (zoals het weer of
verkeersinformatie).
Vraag uw netwerkexploitant welke items beschikbaar zijn
en wat de nummers hiervan zijn.
1
Het snelkeuzenummer van dit menu is afhankelijk van het aantal beschikbare sets.
In deze handleiding wordt ervan uitgegaan dat slechts één set beschikbaar is.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.47
Als u Aan selecteert, ontvangt u berichten over de actieve items.
Index haalt van het netwerk een lijst op van beschikbare items.
Door Items te selecteren, kunt u de items inschakelen of
uitschakelen, een nieuw item toevoegen aan de lijst of de bestaande
items wijzigen of wissen.
Selecteer Taal als u de taal voor de berichten wilt instellen. Alleen
berichten in de geselecteerde taal worden weergegeven.
Voice mailboxnummer
(menu 2-7)
In de voicemail-postbus kunnen berichten worden achtergelaten
die u later kunt beluisteren (netwerkdienst).
In dit menu kunt u het telefoonnummer van de mailbox opslaan.
Toets het nummer in (dat u van de netwerkexploitant ontvangt) en
druk op (OK).
Elke telefoonlijn kan een eigen voicemailnummer hebben (zie
pagina 54).
Zie pagina 25 voor het beluisteren van spraakberichten.
Opmerking: Dit menu wordt wellicht niet weergegeven als
het voicemailnummer op de SIM-kaart is opgeslagen door
de netwerkdienst of netwerkexploitant.
48ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Oproep-info gebruiken
7. Oproep-info gebruiken
Vanuit het menu Oproep-info kunt u de
telefoonnummers activeren die
automatisch door de telefoon worden
geregistreerd en kunt u de tijdsduur en
kosten van oproepen weergeven.
Dit menu activeren: Druk vanuit een leeg scherm op (Menu),
ga naar Oproep-info en druk op (Kiezen).
Zie pagina 30 voor algemene informatie over de menufuncties.
De opties uit menu 3-1 tot en met 3-3 gebruiken:
Met de opties die u kunt activeren door op (Opties) te drukken,
kunt u:
• een geregistreerd telefoonnummer bewerken, weergeven of
kiezen
• de tijdsduur van het gesprek weergeven
• het nummer opslaan in de telefoonlijst
• het nummer wissen uit de gesprekkenlijst (niet uit de
telefoonlijst)
Gemiste en ontvangen oproepen
Gemiste en ontvangen oproepen worden geregistreerd als:
• het netwerk toestaat dat het telefoonnummer van de beller
wordt getoond aan de ontvanger
• de telefoon is ingeschakeld en zich binnen het gebied van de
netwerkdienst bevindt
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.49
Gemiste oproepen (menu 3-1)
Met deze functie kunt u een lijst bekijken van de laatste acht
telefoonnummers vanwaar iemand u zonder succes heeft
geprobeerd te bellen.
Tip: U kunt deze telefoonnummers ook weergeven door op
(Tonen) te drukken wanneer er een bericht over
gemiste oproepen op het scherm verschijnt. Ook de eerder
geregistreerde telefoonnummers worden getoond.
Ontvangen oproepen (menu 3-2)
Met deze functie kunt u een lijst bekijken van de laatste acht
telefoonnummers vanwaar u oproepen hebt ontvangen.
Laatst gekozen nummers
(menu 3-3)
Met deze functie kunt u een lijst bekijken van de laatste acht
telefoonnummers die u hebt gebeld of geprobeerd te bellen.
Laatste oproepen wissen
(menu 3-4)
Met deze functie kunt u alle telefoonnummers die verschijnen in
menu 3-1 tot en met 3-3 verwijderen.
Deze telefoonnummers worden ook gewist in de volgende gevallen:
• Wanneer u de telefoon inschakelt met daarin een SIM-kaart die
niet een van de vijf meest recent in de telefoon gebruikte SIMkaarten is.
• Wanneer u de instelling van Telefoonbeveiliging wijzigt (zie
pagina 57).
50ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Oproep-info gebruiken
Gespreksduur tonen (menu 3-5)
In dit menu kunt u bij benadering de duur van uitgaande en
inkomende oproepen weergeven.
U kunt deze tellers op nul zetten met de functie Tijdsduurtellers op
nul (menu 3-5-5). Hiervoor hebt u de beveiligingscode nodig. Door
de SIM-kaart te vervangen, worden de tellers niet op nul gezet.
Opmerking: De definitieve gespreksduur die in rekening wordt
gebracht door de netwerkexploitant kan variëren als gevolg
van netwerkfuncties, afrondingen, belastingen, enzovoort.
Gesprekskosten tonen (menu 3-6)
Als het netwerk de dienst ondersteunt, toont deze netwerkdienst bij
benadering de kosten van het laatste gesprek of de laatste gesprekken.
De kosten worden weergegeven in de eenheden die zijn opgegeven
bij Kosten tonen in (menu 3-7-2).
Gesprekskosten worden voor elke SIM-kaart afzonderlijk getoond.
Opmerking: De definitieve factuur van de netwerkexploitant voor gesprekken en geleverde diensten kan
variëren als gevolg van netwerkfuncties, afrondingen,
belastingen, enzovoort.
Gesprekskosteninstellingen
(menu 3-7)
Oproepkostenlimiet
Met deze netwerkdienst kunt u de kosten van uw gesprekken beperken
tot een bepaald aantal kosteneenheden of valuta-eenheden.
U kunt bellen en oproepen op uw kosten ontvangen zolang de
opgegeven kostenlimiet niet wordt overschreden.
U hebt wellicht de PIN2-code nodig om een limiet in te stellen.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.51
Kosten tonen in
De telefoon kan de resterende duur van gesprekstijd weergeven in
kosteneenheden of in de gewenste valuta. Vraag uw
netwerkexploitant naar de prijzen van kosteneenheden.
U hebt wellicht de PIN2-code nodig om deze functie in te stellen.
Als u Valuta hebt geselecteerd, toetst u de prijs van de
kosteneenheid in. Druk op (OK), toets de valutanaam in en
druk opnieuw op (OK).
Vooruitbetaald krediet
(menu 3-8)
In dit menu kunt u instellingen weergeven en wijzigen die
betrekking hebben op SIM-kaarten met beltegoed. Wanneer u een
SIM-kaart met beltegoed gebruikt, kunt u uitsluitend bellen als de
SIM-kaart voldoende kredieteenheden bevat.
Opmerking: Deze functie werkt niet in alle netwerken.
Raadpleeg de lokale netwerkexploitant.
Met de functie Kredietinfo afbeelden kunt u bepalen dat het aantal
resterende kredieteenheden moet worden weergegeven wanneer
het scherm leeg is.
Beschikbaar krediet toont het aantal resterende kredieteenheden.
Kosten laatste handeling toont informatie over eerdere gesprekken.
Herlaad- status toont informatie over de kredieteenheden en geeft
de tijd en datum weer waarop voor het laatst kredieteenheden
werden geladen. Als u op (Meer) drukt, wordt de vervaldatum
van kredieteenheden weergegeven.
52ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
De telefooninstellingen aanpassen
8. De telefooninstellingen
aanpassen
Vanuit het menu Instellingen kunt u de
volgende instellingen wijzigen:
• oproepinstellingen (menu 4-1)
• algemene telefooninstellingen (menu 4-2)
• beveiligingsinstellingen (menu 4-3)
U kunt de oorspronkelijke menu-instellingen herstellen met de
functie Terug naar fabrieksinstellingen (menu 4-4).
Dit menu activeren: Druk vanuit een leeg scherm op (Menu),
ga naar Instellingen en druk op (Kiezen).
Zie pagina 30 voor algemene informatie over de menufuncties.
Oproepinstellingen (menu 4-1)
Automatisch herhalen
Als deze functie is ingeschakeld, doet de telefoon na een mislukte
oproeppoging maximaal tien pogingen om een verbinding te krijgen.
Snelkeuze
Als deze functie is ingeschakeld, kunt u de namen en
telefoonnummers die aan de snelkeuzetoetsen tot en met
zijn toegewezen, kiezen door de betreffende toets ingedrukt te
houden.
Opmerking: Als u ingedrukt houdt, wordt het nummer
van uw voicemail gebeld.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.53
Wachtfunctieopties
Als deze functie is ingeschakeld en u voert een gesprek, wordt u
door een pieptoon en door tekst op het scherm gewaarschuwd dat
er een nieuwe binnenkomende oproep is (netwerkdienst).
Eigen nummer zenden
U kunt aangeven of uw telefoonnummer wel of niet moet
worden weergegeven aan degene die u belt (netwerkdienst). Met
Standaard wordt de standaardinstelling (Aan of Uit) hersteld die u
bent overeengekomen met de netwerkexploitant.
Gebruikte telefoonlijn
U kunt de gewenste telefoonlijn (1 of 2) voor het bellen van
nummers selecteren of lijnselectie voorkomen (netwerkdienst).
U moet op deze dienst geabonneerd zijn om lijn 2 te kunnen
selecteren. Als lijn 2 is geselecteerd, wordt het cijfer 2 weergegeven
in de linkerbovenhoek van het scherm.
Oproepen op beide lijnen kunnen altijd worden beantwoord,
ongeacht welke lijn is geselecteerd. Voor het inschakelen (de optie
Aan) of uitschakelen (Uit) van lijnselectie is de PIN2-code vereist.
Tip: Wanneer het scherm leeg is, kunt u van de ene lijn op
de andere lijn overschakelen door ingedrukt te
houden.
Automatisch opnemen
Deze functie is alleen beschikbaar wanneer de telefoon is
aangesloten op de autoset PPH-1 of op de hoofdtelefoon HDC-5.
Als deze functie is ingeschakeld, beantwoordt de telefoon
automatisch een inkomende oproep na één keer overgaan. Deze
functie kan worden gebruikt als de autoset is uitgerust met
contactwaarneming en het contactslot is ingeschakeld.
Automatisch opnemen werkt niet als de telefoongeluiden zijn
ingesteld op Uit in het menu Oproepsignaal (menu 9-1).
54ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
De telefooninstellingen aanpassen
Gebruiksopties (menu 4-2)
Taalkeuze
U kunt de taal selecteren waarin de schermteksten worden
weergegeven.
Als de instelling Automatisch is geselecteerd, wordt de gebruikte
taal gekozen op basis van de informatie op de SIM-kaart.
Deze instelling bepaalt ook welke tekens beschikbaar zijn wanneer
u een naam opslaat of een tekstbericht intoetst.
Celinformatie
U kunt de telefoon zodanig instellen dat deze aangeeft wanneer de
telefoon in een cellulair netwerk wordt gebruikt dat op Micro
Cellular Network (MCN)-technologie is gebaseerd (netwerkdienst).
In dit netwerk kunnen lokale gesprekken goedkoper zijn.
Welkomsttekst
U kunt een kort bericht instellen dat kort op het scherm verschijnt
wanneer de telefoon wordt ingeschakeld.
Netwerk kiezen
U kunt de telefoon instellen om automatisch een van de cellulaire
netwerken te selecteren die in uw regio beschikbaar zijn
(standaardinstelling), maar u kunt het gewenste netwerk ook
handmatig selecteren in een lijst van netwerken.
Het netwerk dat u handmatig kiest, moet een
registratieovereenkomst met uw eigen netwerkexploitant hebben
(de exploitant waarvan u de SIM-kaart gebruikt). Als dit niet het
geval is, wordt de tekst Geen toegang weergegeven.
De telefoon blijft in de handmatige modus totdat de automatische
modus wordt geselecteerd of een andere SIM-kaart in de telefoon
wordt geplaatst.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.55
Licht
U kunt de scherm- en toetsenbordverlichting in- of uitschakelen.
Deze instelling is beschikbaar wanneer de telefoon is aangesloten
op de autoset PPH-1.
SIM-dienstactie bevestigen
U kunt de telefoon instellen om bevestigingsberichten weer te
geven (Vragen) of te verbergen (Niet vragen) wanneer u SIM-
kaartdiensten gebruikt. Zie ook ’SIM-diensten’ op pagina 70.
Beveiligingsinstellingen
(menu 4-3)
Uw telefoon is voorzien van een veelzijdig beveiligingssysteem
waarmee u onbevoegd gebruik van de telefoon of de SIM-kaart kunt
voorkomen.
PIN-code vragen
U kunt de telefoon zodanig instellen dat deze naar de PIN-code van
uw SIM-kaart vraagt als de telefoon wordt ingeschakeld. U hebt de
PIN2-code nodig om deze functie in te stellen.
Opmerking: Bij sommige SIM-kaarten is het niet mogelijk
het vragen naar de PIN-code uit te schakelen.
Vaste nummers
U kunt uw uitgaande oproepen beperken tot bepaalde
telefoonnummers, als dit door uw SIM-kaart wordt ondersteund.
Voor deze functie hebt u de PIN2-code nodig.
Als deze functie is ingeschakeld, kunt u alleen telefoonnummers
kiezen die zijn opgenomen in de lijst met vaste nummers of die
beginnen met hetzelfde cijfer of dezelfde cijfers als een
telefoonnummer in de lijst.
56ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
De telefooninstellingen aanpassen
Met de functie Nummers kunt u telefoonnummers opzoeken
(Zoeken), nieuwe nummers toevoegen aan de lijst (Nieuwe invoer)
en de lijst wissen (Alles wissen).
Met de functie Zoeken kunt u het weergegeven telefoonnummer
wijzigen, wissen of kiezen door op (Opties) te drukken en de
gewenste optie te selecteren.
Opmerking: Wanneer de functie Vaste nummers is
ingeschakeld, kunnen in sommige netwerken mogelijk nog
wel bepaalde alarmnummers worden gekozen (bijvoorbeeld
112 of een ander officieel alarmnummer).
Closed User Group (CUG)
U kunt een groep opgeven van personen die u kunt bellen en die u
kunnen bellen (netwerkdienst).
Met Standaard wordt de telefoon ingesteld op de groep die de
houder van de SIM-kaart is overeengekomen met de
netwerkexploitant.
Als u deze functie wilt instellen, moet u het indexnummer van de
gewenste groep kennen. U krijgt dit nummer van uw
netwerkexploitant.
Wanneer u een groep hebt geselecteerd, worden de indicator en
het indexnummer van de actieve groep weergegeven als het scherm
leeg is.
Opmerking: Wanneer gesprekken zijn beperkt tot gesloten
groepen gebruikers, kunnen in sommige netwerken
mogelijk nog wel bepaalde alarmnummers worden gekozen
(bijvoorbeeld 112 of een ander officieel alarmnummer).
Telefoonbeveiliging
U kunt de telefoon zodanig instellen dat deze naar de
beveiligingscode vraagt wanneer een nieuwe SIM-kaart in de
telefoon wordt geplaatst (optie Aan).
(Met “nieuwe SIM-kaart” wordt hier bedoeld een kaart die niet een
van de vijf laatstgebruikte kaarten is.)
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.57
U hebt de beveiligingscode nodig om deze functie in te stellen.
Zie ook ’De telefoon in- en uitschakelen’ op pagina 18 en
’Toegangscodes’ op pagina 73.
Opmerking: Als u deze instelling wijzigt, worden alle
huidige gesprekkenlijst in menu 3-1 tot en met 3-3 gewist.
Toegangscodes wijzigen
U kunt de volgende toegangscodes wijzigen: beveiligingscode, PINcode, PIN2-code. Deze codes kunnen uitsluitend de teken 0 tot en
met 9 bevatten.
De telefoon vraagt eerst eenmaal naar de huidige code en
vervolgens tweemaal naar de nieuwe code.
Opmerking: Zorg ervoor dat u toegangscodes gebruikt die
afwijken van alarmnummers, zoals 112, om te voorkomen
dat u per ongeluk het alarmnummer kiest.
Terug naar fabrieksinstellingen
(menu 4-4)
U kunt de oorspronkelijke menu-instellingen herstellen. Hiervoor
hebt u de beveiligingscode nodig.
Deze functie is niet van invloed op de volgende instellingen:
• de namen en telefoonnummers die zijn opgeslagen in de
telefoonlijst (menu 1)
• berichten (menu 2)
• telefoonnummers in het menu gesprekkenlijst in het menu
‘Oproep-info’ (menu 3)
• Doorschak. (menu 5)
58ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Gesprekken doorschakelen
9. Gesprekken
doorschakelen
In het menu Doorschak. kunt u inkomende
oproepen doorschakelen naar uw
voicemail-postbus of naar een ander
telefoonnummer (netwerkdienst).
Dit menu activeren: druk vanuit een leeg scherm op (Menu),
ga naar Doorschak. en druk op (Kiezen).
Zie pagina 30 voor algemene informatie over de menufuncties.
Een optie voor doorschakelen selecteren
1. Selecteer een of meer van de volgende opties voor
doorschakelen:
Alle spraakoproepen stil doorschakelen
Doorschakelen indien in gesprek
De oproep wordt doorgeschakeld wanneer u in gesprek bent of
wanneer u de oproep weigert.
Doorschakelen indien niet opgenomen
De oproep wordt doorgeschakeld wanneer u deze niet
beantwoordt.
Doorschakelen indien uit of buiten bereik
De oproep wordt doorgeschakeld wanneer de telefoon is
uitgeschakeld of zich buiten het bereik van het netwerk bevindt.
1
De opties voor doorschakelen die niet door uw netwerkexploitant worden
ondersteund, worden wellicht niet weergegeven.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.59
1
Bij uit, in gesprek of buiten bereikDe oproep wordt
doorgeschakeld wanneer u niet opneemt of wanneer de telefoon
in gesprek is, uitgeschakeld is of zich buiten het bereik van het
netwerk bevindt.
Alle doorschakelingen annuleren
Schakelt alle doorschakelopties uit. Als u deze optie kiest, zijn de
onderstaande stappen niet beschikbaar.
2. Schakel de geselecteerde optie in
(Activeren) of uit (Annuleren), controleer
de huidige status (Status) of geef een
vertraging op (niet voor alle
doorschakelopties beschikbaar).
3. Als u Activeren hebt geselecteerd, geeft
u aan naar welk nummer de inkomende
oproep moet worden doorgeschakeld
(voicemail-nummer of ander
telefoonnummer).
Als u Status hebt geselecteerd, kunt u met (Nummer) het
telefoonnummer weergeven waarnaar de oproepen worden
doorgeschakeld.
Als u op (Detail) drukt, indien beschikbaar, en vervolgens
Vertraging selecteert, wordt de tijd weergegeven waarna
oproepen worden doorgeschakeld.
Wanneer alle oproepen worden doorgeschakeld, wordt het teken
weergegeven bij een leeg scherm.
Voor elke telefoonlijn kunnen andere doorschakelopties worden
ingesteld. Zie ook ’Gebruikte telefoonlijn’ op pagina 54.
Tip: Door op te drukken wanneer u een oproep
ontvangt, wordt de oproep doorgeschakeld als
Doorschakelen indien in gesprek is geselecteerd.
60ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Spelletjes
10. Spelletjes
De telefoon biedt drie spelletjes:
Rotation, Snake en Pairs.
Dit menu activeren: Druk vanuit een leeg scherm op (Menu),
ga naar Spelletjes en druk op (Kiezen).
Zie pagina 30 voor algemene informatie over de menufuncties.
De opties voor spelletjes
Selecteer het gewenste spelletje en kies een van de onderstaande
opties:
• Nieuw spel: hiermee start u een nieuwe spelsessie.
• Topscore: hiermee geeft u de hoogste score tot nu toe weer.
• Instructies: hiermee geeft u een korte helptekst bij het spel weer.
• Niveau: hiermee kunt u de moeilijkheidsgraad instellen.
• Doorgaan: hiermee kunt u een spel hervatten dat werd
onderbroken met of .
• Eindscherm: hiermee geeft u het eindscherm van een beëindigd
spel weer. U kunt het spelletje starten door op een willekeurige
toets te drukken, met uitzondering van , of .
WAARSCHUWING! De telefoon moet zijn ingeschakeld om deze
functie te kunnen gebruiken. Schakel de telefoon niet in wanneer
het gebruik van draadloze telefoons is verboden of wanneer het
gebruik ervan interferentie of gevaar kan veroorzaken.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.61
11. Calculator en klok
Calculator
De telefoon is uitgerust met een calculator
met vier functies, die ook kan worden
gebruikt voor het omrekenen van valuta’s.
Dit menu activeren: Druk vanuit een leeg scherm op (Menu),
ga naar Calculator en druk op (Kiezen).
Zie pagina 30 voor algemene informatie over de menufuncties.
Berekeningen maken
U kunt de volgende toetsen gebruiken om een berekening te maken:
• - : voegt een cijfer in.
•: voegt een punt in (.).
•: verwijdert het cijfer links van de cursor.
•: druk eenmaal ( + ) om op te tellen, tweemaal ( - ) om af te
trekken, driemaal ( * ) om te vermenigvuldigen en viermaal ( / )
om te delen, of druk op (Opties) en selecteer de gewenste
functie.
• Druk op (Opties) en kies Resultaat voor een eindresultaat.
Druk op om het scherm te wissen voor een nieuwe
berekening.
Opmerking: De nauwkeurigheid van deze calculator is
beperkt en er kunnen afrondingsfouten optreden, met name
in lange delingen.
62ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Calculator en klok
Valuta's omrekenen
1. De wisselkoers instellen:
• Druk op (Opties) en selecteer Wisselkoers.
• Kies een van de twee weergegeven opties en druk op
(OK). Als u bijvoorbeeld in Nederland woont en gulden wilt
omzetten in Franse francs, selecteert u Eigen valuta
uitgedrukt in vreemde valuta.
• Toets de wisselkoers in en druk op (OK). voegt een
punt in.
2. De omrekening maken:
• Toets het bedrag in dat u wilt omrekenen.
• Druk op (Opties).
•Kies Naar eigen of Naar vreemde en druk op (OK). In het
bovenstaande voorbeeld zou u Naarvreemde selecteren, want
u wilt de eigen valuta (guldens) omzetten naar een vreemde
valuta (francs).
WAARSCHUWING! De telefoon moet zijn ingeschakeld om deze
functie te kunnen gebruiken. Schakel de telefoon niet in wanneer
het gebruik van draadloze telefoons is verboden of wanneer het
gebruik ervan interferentie of gevaar kan veroorzaken.
Klok
De telefoon is uitgerust met een klok, die
ook als alarmklok kan worden gebruikt.
De huidige tijd wordt weergegeven als het
scherm leeg is.
Dit menu activeren: druk vanuit een leeg scherm op (Menu),
ga naar Klok en druk op (Kiezen).
Zie pagina 30 voor algemene informatie over de menufuncties.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.63
Alarmklok (menu 8-1)
U kunt de telefoon zodanig instellen dat op een bepaald tijdstip een
alarmsignaal klinkt.
Als het alarmsignaal was uitgeschakeld toen u deze functie
activeerde, toetst u de gewenste tijd in uren en minuten in en drukt
u op (OK).
Als het alarmsignaal was ingeschakeld toen u deze functie
activeerde, selecteert u Aan om het tijdstip voor het alarmsignaal te
wijzigen of Uit om het alarmsignaal uit te schakelen.
Als het alarmtijdstip is aangebroken
De telefoon laat een waarschuwingstoon horen met het volume dat
werd geselecteerd bij de functie Beltoonvolume (zie pagina 69).
Tevens knippert de verlichting en wordt de tekst Alarm!
weergegeven. U kunt het alarmsignaal onderbreken door op een
willekeurige toets te drukken.
Als u de waarschuwingstoon een minuut lang laat klinken of als u
op (Snooze) drukt, stopt het alarm enkele minuten, waarna het
wordt herhaald.
Opmerking: Als het alarmtijdstip is aangebroken terwijl de
telefoon is uitgeschakeld, schakelt de telefoon automatisch
in en gaat het alarm af. Als u op een andere toets als
(Snooze) drukt, wordt u gevraagd of de telefoon weer moet
worden geactiveerd voor oproepen. Druk op (Ja) om de
telefoon te activeren of op om de telefoon uit te
schakelen. Schakel de telefoon niet in wanneer het gebruik
van draadloze telefoons is verboden of wanneer het gebruik
ervan interferentie of gevaar kan veroorzaken.
64ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Calculator en klok
Klokinstellingen (menu 8-2)
U kunt de tijdweergave in- of uitschakelen, de juiste tijd instellen of
de 12-uurs- of 24-uursweergave selecteren.
Opmerking: Als de batterij uit de telefoon werd verwijderd,
moet u de tijd wellicht opnieuw instellen.
Datum instellen (menu 8-3)
Met deze functie kunt u de juiste datum voor de interne klok
instellen.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.65
12. De beltonen instellen
Vanuit het menu Geluid kunt u de
beltonen van de telefoon wijzigen:
Zie ook ’De beltoon instellen voor
verschillende omgevingen’ op pagina 29.
Dit menu activeren: Druk vanuit een leeg scherm op (Menu),
ga naar Geluid en druk op (Kiezen).
Zie pagina 30 voor algemene informatie over de menufuncties.
Oproepsignaal (menu 9-1)
U kunt aangeven hoe de telefoon u bij een inkomende oproep moet
waarschuwen met de volgende opties: Bellen, Oplopend,
1 x bellen, 1 x piepen, Uit.
Opmerking: Wanneer Uit is geselecteerd, zijn de beltonen
uitgeschakeld, wordt de indicator weergegeven en werkt
de functie ‘Automatisch opnemen’ niet.
Soort beltoon (menu 9-2)
U kunt selecteren welke beltoon moet klinken wanneer u een oproep
ontvangt. Zie ook ’Een beltoon selecteren (menu 9-2)’ op pagina 28.
Voor elke telefoonlijn kan een andere beltoon worden ingesteld. Zie
ook ’Gebruikte telefoonlijn’ op pagina 54.
Componeren (menu 9-3)
U kunt een eigen beltoon samenstellen. De naam van deze beltoon
wordt als laatste in de lijst met geluiden weergegeven.
66ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
De beltonen instellen
Een nieuwe beltoon samenstellen
Wanneer u deze functie activeert, wordt de naam weergegeven van
de beltoon die u eerder hebt samengesteld. Een nieuwe beltoon
invoeren of een bestaande toon wijzigen:
1. Voer de gewenste noten in. Druk
bijvoorbeeld op voor de noot f
(weergegeven als f). De telefoon laat
elke noot horen nadat deze is
ingevoerd (tenzij het geluid is
uitgeschakeld).
2. Voer de volgende procedure uit om de
kenmerken van een noot te wijzigen:
• Duur van de noot: verkort (-) en verlengt (+) de
duur van de geselecteerde noot of rust. De standaardduur is
1/4. De duur wordt vóór de noot weergegeven. Bijvoorbeeld:
16d geeft de noot d aan met een duur van 1/16.
Door een noottoets ingedrukt te houden, wordt de noot een
halve toon verlengd. Dit wordt aangegeven door een punt
achter de duur, bijvoorbeeld 8.a.
• Rust: voegt een rust (pauze) in van dezelfde duur als de
vorige noot. De standaardduur van een rust is een kwartnoot
(1/4). De rust wordt aangegeven door het teken -.
• Octaaf: stelt de octaaf van nieuwe tonen in. De octaaf
wordt als nummer in superscript weergegeven achter de noot
(bijvoorbeeld e1).
• Pitch: maakt de actieve noot scherp (aangegeven door #
vóór de noot), bijvoorbeeld #f. De pitchselectie is niet
beschikbaar voor de noten e en b.
3. Voer de volgende procedure uit om noten te wijzigen:
• en verplaatsen de cursor respectievelijk naar rechts en
naar links.
• verwijdert een noot of een rust links van de cursor.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.67
4. Nadat u de toon hebt samengesteld, drukt u op (Opties).
Kies een van de volgende functies en druk op (OK).
Afspelen: speelt de noten links van de cursor af.
Opslaan: hiermee kunt u de toon een naam geven en toevoegen
aan de lijst met beltonen.
Tempo: hiermee kunt u het gewenste tempo voor de toon
selecteren (in slagen per minuut).
Zenden: hiermee kunt u de toon naar een andere telefoon
zenden.
Scherm wissen: wist alle noten uit het scherm.
Voorbeeld: Hieronder ziet u een voorbeeld van een beltoon. Toets
de noten in en speel ze af zoals hierboven wordt beschreven. Wijzig
de verschillende kenmerken van de toon (noten, octaaf, duur,
enzovoort) en beluister het effect van deze wijzigingen.
16.a2 16d2 16#f2 16a1 16d2 16#f2 8a2 1- 8-
16.b2 16d2 16#f2 16a1 16d2 16#f2 8a2 1- 8-
16.a2 16e2 16g2 16a1 16e2 16g2 8a2 1- 8-
16.e3 16#f2 16a2 16d2 16#f2 16a2 8d3 1- 8-
WAARSCHUWING! De telefoon moet zijn ingeschakeld om deze
functie te kunnen gebruiken. Schakel de telefoon niet in wanneer
het gebruik van draadloze telefoons is verboden of wanneer het
gebruik ervan interferentie of gevaar kan veroorzaken.
Een beltoon ontvangen
Wanneer iemand u een beltoon stuurt, hoort u een berichttoon en
wordt een bericht in het scherm weergegeven.
U kunt de toon afspelen, opslaan of wissen door op (Opties) te
drukken, de gewenste functie te kiezen en op (OK) te drukken.
68ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
De beltonen instellen
Beltoonvolume (menu 9-4)
U kunt het volume voor de beltoon selecteren. Hiermee wordt ook
de beltoon voor berichten ingesteld.
Type beltoon voor berichten
(menu 9-5)
U kunt een beltoon selecteren die moet aangeven dat een
tekstbericht binnenkomt.
Toetsenbordvolume (menu 9-6)
Telkens wanneer een toets wordt ingedrukt, hoort u een toon. U
kunt het volume voor deze toetsenbordtonen instellen of de tonen
uitschakelen.
Alarm- en spelgeluiden
(menu 9-7)
U kunt instellen dat de telefoon een alarm laat horen, bijvoorbeeld
wanneer de batterij bijna leeg is of wanneer u een van de spelletjes
speelt die bij uw telefoon worden geleverd.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.69
13. SIM-diensten
Naast de functies die in de telefoon
beschikbaar zijn, biedt uw SIM-kaart
mogelijk nog een aantal diensten die u via
dit menu kunt activeren.
Dit menu wordt uitsluitend weergeven als dit door uw SIM-kaart
wordt ondersteund. De naam en inhoud van dit menu is geheel
afhankelijk van de beschikbare diensten.
Het menu activeren: Druk vanuit een leeg scherm op (Menu),
ga naar menu 10 en druk op (Kiezen).
U kunt de telefoon zodanig instellen dat een bevestigingsbericht
wordt weergegeven wanneer u de SIM-kaartdiensten gebruikt. Zie
het gedeelte ’SIM-dienstactie bevestigen’ op pagina 56.
Opmerking: Raadpleeg de leverancier van uw SIM-kaart,
uw netwerkexploitant, uw service provider of andere
leverancier voor beschikbare SIM-diensten, tarieven en
informatie over het gebruik van SIM-diensten.
70ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Naslaginformatie
14. Naslaginformatie
DTMF-signalen en verzoeken naar
het netwerk zenden
DTMF-signalen zenden
De telefoon kan DTMF-signalen uitzenden om te communiceren met
antwoordapparaten, gecomputeriseerde telefoondiensten,
enzovoort.
Bel op de normale wijze. Druk op , vervolgens op (Opties)
en kies DTMF zenden. Toets de DTMF-reeks in of haal deze op uit
de telefoonlijst en druk op (OK).
Een verzoek aan het netwerk zenden
U kunt verzoeken, bijvoorbeeld voor het activeren van opdrachten of
andere functies, aan de netwerkexploitant zenden.
Bel op de normale wijze. Toets de gewenste tekens in. Druk op
voor # en op voor *. Druk op (Opties) en kies Zenden.
Druk op (Zenden) om het bericht te zenden.
De covers van de Nokia
Xpress-on™ vervangen
• Schakel de telefoon uit en koppel deze los van de lader of andere
apparatuur voordat u de covers vervangt.
• Berg de telefoon altijd op met beide covers geplaatst.
• Lees de instructies in het gedeelte ‘Onderhoud’ aandachtig door.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.71
De cover aan de achterzijde
verwijderen: Druk de vergrendeling
onderaan de achterzijde van de telefoon
in (1), schuif de cover omhoog (2) en
verwijder de cover van de telefoon (3).
De cover aan de voorzijde
verwijderen: Druk de
vergrendeling bovenaan de
cover in en haal de cover
voorzichtig van de telefoon.
De voorzijde terugplaatsen: Plaats
de twee pinnetjes van de cover in de
uitsparingen op de telefoon, druk de
onderzijde van de cover omlaag en
druk tegen de cover totdat deze
vastklikt.
De achterzijde terugplaatsen: Plaats
de vier pinnetjes van de cover in de
uitsparingen op de telefoon en druk de
cover omlaag totdat deze vastklikt.
72ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Naslaginformatie
Toegangscodes
U kunt verschillende toegangscodes gebruiken om onbevoegd
gebruik van uw telefoon en SIM-kaart te voorkomen.
Deze toegangscodes (met uitzondering van PUK en PUK2) kunt u
wijzigen met de functie Toegangscodes wijzigen (zie pagina 58).
Beveiligingscode (5 cijfers)
De beveiligingscode wordt gebruikt om onbevoegd gebruik van de
telefoon tegen te gaan (zie Telefoonbeveiliging op pagina 57). Houd
de code geheim en bewaar deze op een veilige plaats, niet bij de
telefoon.
PIN-code (4 tot 8 cijfers)
Met de PIN (Personal Identification Number)-code beveiligt u de
SIM-kaart tegen onbevoegd gebruik. De PIN-code wordt meestal
geleverd bij de SIM-kaart. Zie ook ’PIN-code vragen’ op pagina 56.
Als u driemaal na elkaar de onjuiste PIN-code invoert, wordt de
SIM-kaart geblokkeerd. Toets de PUK-code in en druk op (OK).
Toets de nieuwe PIN-code in en druk op (OK). Toets de nieuwe
code nogmaals in en druk op (OK).
PIN2-code (4 tot 8 cijfers)
De PIN2-code, die geleverd wordt bij sommige SIM-kaarten, is nodig
om toegang te krijgen tot bepaalde functies, zoals kostentellers.
Deze functies zijn alleen beschikbaar als ze worden ondersteund
door de SIM-kaart.
Als u driemaal na elkaar de onjuiste PIN2-code invoert, volgt u
dezelfde procedure als voor de PIN-code maar gebruikt u de PUK2code.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.73
PUK-code (8 cijfers)
De PUK (Personal Unblocking Key)-code is nodig om een
geblokkeerde PIN-code te wijzigen. De PUK-code kan meegeleverd
worden met de SIM-kaart. Als dit niet het geval is, kunt u de
netwerkexploitant om de code vragen. Als u de code kwijtraakt,
moet u contact opnemen met de netwerkexploitant.
PUK2-code (8 cijfers)
De PUK2-code, die geleverd wordt bij enkele SIM-kaarten, is nodig
om een geblokkeerde PIN2-code te wijzigen. Als u de code
kwijtraakt, moet u contact opnemen met de netwerkexploitant.
Informatie over de batterij
De telefoon wordt van stroom voorzien door een oplaadbare
batterij.
De werking en gebruiksduur van de batterij worden beïnvloed door
de manier waarop u met de batterij omgaat. Onderhoud de batterij
goed en volg de onderstaande richtlijnen.
De batterij opladen en ontladen
• De capaciteit van een nieuwe batterij wordt pas optimaal benut
nadat de batterij twee of drie keer volledig is opgeladen en
ontladen.
• De batterij kan honderden keren worden opgeladen en ontladen
maar na verloop van tijd treedt slijtage op. Wanneer de
gebruiksduur (gesprekstijd en standby-tijd) aanzienlijk korter is
dan normaal, is het beter een nieuwe batterij te kopen.
• Gebruik alleen batterijen die zijn goedgekeurd door de fabrikant
van de telefoon en laad de batterijen alleen op met de
laadapparaten die zijn goedgekeurd door de fabrikant.
• Als u een laadapparaat niet gebruikt, moet u de stekker uit het
stopcontact halen. Laat de batterij nooit langer dan een week in
een laadapparaat zitten omdat de gebruiksduur van de batterij
74ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Naslaginformatie
kan afnemen wanneer deze wordt overladen. Als een volledig
opgeladen batterij niet wordt gebruikt, wordt deze na verloop
van tijd automatisch ontladen.
• NiMH-batterijen gaan langer mee en geven betere resultaten als
u ze regelmatig volledig ontlaadt door de telefoon aan te laten
staan totdat deze zichzelf uitschakelt. Probeer de batterij nooit
op andere manieren te ontladen.
• Extreme temperaturen zijn van invloed op de oplaadcapaciteit
van de batterij: laat de batterij eerst afkoelen of warmer worden.
• Als de batterij bijna leeg is en u nog maar een paar minuten
gesprekstijd heeft, hoort u een waarschuwingssignaal en wordt
het bericht Batterijbijna leeg kort weergegeven. Als er geen
gesprekstijd meer over is, wordt het bericht Batterij leeg
weergegeven, hoort u een waarschuwingssignaal en wordt de
telefoon automatisch uitgeschakeld.
Het gebruik van de batterijen
• Gebruik de batterij alleen voor het doel waarvoor deze bestemd is.
• Gebruik nooit een beschadigde of versleten oplader of batterij.
• Let op dat u geen kortsluiting veroorzaakt in de batterij. Dit kan
bijvoorbeeld gebeuren wanneer u een reservebatterij in een tas
of jaszak hebt tezamen met een metalen voorwerp (zoals een
munt, paperclip of pen) dat in direct contact komt met de
poolklemmen van de batterij (de metalen strips aan de
achterzijde). Kortsluiting veroorzaakt schade aan de batterij of
aan het voorwerp.
• De capaciteit en de levensduur van batterijen nemen af wanneer
u deze in extreem warme of koude temperaturen bewaart (zoals
in een afgesloten auto in de zomer of in de vrieskou). Probeer
ervoor te zorgen dat de omgevingstemperatuur van de batterij
altijd tussen de 15°C en 25°C ligt. Een telefoon met een extreem
warme of koude batterij kan gedurende bepaalde tijd
onbruikbaar zijn, zelfs wanneer de batterij volledig is opgeladen.
De prestaties van NiMH-batterijen zijn beduidend minder in
temperaturen onder de -10°C.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.75
• Gooi batterijen nooit in vuur!
Gebruikte batterijen moeten worden aangeboden voor
hergebruik of op de voorgeschreven manier worden
afgevoerd en mogen niet bij het huisvuil worden gegooid.
Accessoires en batterijen
Deze apparatuur is bedoeld voor gebruik met de volgende
voedingsbronnen: ACP-7, LCH-9 en DCH-8. Gebruik op andere
manieren maakt eventuele goedkeuringen op deze apparatuur
ongeldig en kan gevaarlijk zijn.
Waarschuwing! Gebruik alleen batterijen, laders en
accessoires die zijn goedgekeurd door de fabrikant van de
telefoon voor gebruik met dit type telefoon. Het gebruik van
andere types doet de goedkeuring en garantie vervallen en
kan bovendien gevaarlijk zijn.
Vraag uw leverancier naar de beschikbare goedgekeurde
accessoires.
Als u het snoer van een accessoire losmaakt, moet u aan de
stekker trekken, niet aan het snoer.
76ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Naslaginformatie
Onderhoud
Uw telefoon is een geavanceerd apparaat, dat met zorg is ontworpen en
geproduceerd. Ga er zorgvuldig mee om. De tips hieronder kunnen u helpen
om aanspraak te blijven maken op de geldende garantie en vele jaren plezier
te hebben van dit product. Voor het gebruik van de telefoon, batterij, lader
of eventuele accessoires geldt:
• Houd het apparaat en alle onderdelen en accessoires buiten het bereik
van kinderen.
• Houd het apparaat droog. Neerslag, vochtigheid en vloeistoffen bevatten
mineralen die corrosie van elektronische schakelingen veroorzaken.
• Gebruik of bewaar het apparaat niet op stoffige of vuile plaatsen. De
bewegende onderdelen kunnen worden beschadigd.
• Bewaar het apparaat niet op plaatsen waar het heet is. Hoge
temperaturen kunnen de levensduur van elektronische apparaten
bekorten, batterijen beschadigen en bepaalde kunststoffen doen smelten
of vervormen.
• Bewaar het apparaat niet op koude plaatsen. Wanneer de telefoon weer
opwarmt (tot de normale temperatuur), kan binnen de telefoon
vochtvorming ontstaan, waardoor elektronische schakelingen
beschadigd kunnen raken.
• Probeer het apparaat niet open te maken. Ondeskundige behandeling
kan het apparaat beschadigen.
• Laat het apparaat niet vallen en voorkom stoten en overmatig schudden.
Een ruwe behandeling kan de elektronische schakelingen beschadigen.
• Gebruik geen agressieve chemicaliën, oplosmiddelen of
reinigingsmiddelen om het apparaat schoon te maken. Veeg het
apparaat af met een zachte doek die licht is bevochtigd met een
oplossing van water en zeep.
• Verf het apparaat niet. Verf kan de bewegende onderdelen van het
apparaat blokkeren en de werking belemmeren.
• Gebruik alleen de meegeleverde antenne of eventueel een goedgekeurde
antenne ter vervanging. Niet goedgekeurde antennes, veranderingen of
aanvullingen kunnen de telefoon beschadigen en kunnen voorschriften
voor radiozendapparatuur schenden.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.77
• Neem contact op met het dichtstbijzijnde bevoegde servicepunt als de
telefoon, batterij, lader of een accessoire niet goed werkt. Het personeel
daar zal u helpen en eventueel zorgen voor onderhoud of reparatie.
78ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Naslaginformatie
Belangrijke
veiligheidsinformatie
Verkeersveiligheid
Gebruik geen telefoon terwijl u een auto bestuurt. Als u een telefoon wilt
gebruiken, moet u de auto eerst parkeren voordat u een gesprek begint.
Bewaar de telefoon altijd in de houder; leg de telefoon niet op de
passagiersstoel of op een plaats waar de telefoon los kan raken bij een
botsing of wanneer u plotseling moet remmen.
Op openbare wegen is het gebruik van een waarschuwingsapparaat om de
lichten of de claxon van een auto te bedienen niet toegestaan.
Verkeersveiligheid heeft altijd voorrang!
Gebruiksomgeving
Houd u aan speciale voorschriften die in een bepaald gebied van kracht zijn
en schakel de telefoon altijd uit op plaatsen waar het verboden is deze te
gebruiken of waar het gebruik ervan interferentie of gevaar kan veroorzaken.
Wanneer u de telefoon of een accessoire op een ander apparaat aansluit,
moet u de gebruikershandleiding van dat apparaat lezen voor gedetailleerde
veiligheidsinstructies. Sluit geen ongeschikte producten aan.
Wij wijzen u erop dat het, net als bij andere mobiele radiozendapparatuur,
voor de juiste werking van het apparaat en voor de veiligheid van het
personeel raadzaam is om alleen normaal gebruik van de telefoon te maken
(tegen het oor).
Elektronische apparaten
De meeste elektronische apparatuur is beschermd tegen
radiofrequentiesignalen (RF-signalen). Het kan echter zijn dat bepaalde
elektronische apparaten niet beschermd zijn tegen de RF-signalen van de
draadloze telefoon.
Pacemakers
Fabrikanten van pacemakers adviseren dat er een afstand van minimaal 20
cm moet worden betracht tussen een draadloze handtelefoon en een
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.79
pacemaker om mogelijke interferentie met de pacemaker te voorkomen.
Deze aanbevelingen komen overeen met het onafhankelijke onderzoek en de
aanbevelingen van Wireless Technology Research.
Mensen met pacemakers:
• Moeten de telefoon op meer dan 20 cm afstand houden van hun
pacemaker als de telefoon is ingeschakeld;
• Moeten de telefoon niet in een borstzak dragen;
• Moeten het oor aan de andere zijde van het lichaam dan waar de
pacemaker zich bevindt gebruiken om de mogelijkheid tot interferentie
te minimaliseren.
• Als u denkt dat er interferentie plaatsvindt, moet u de telefoon
onmiddellijk uitschakelen.
Gehoorapparaten
Sommige digitale draadloze telefoons kunnen storing in bepaalde
gehoorapparaten veroorzaken. Als u last hebt van dergelijke interferentie,
kunt u contact opnemen met uw netwerkexploitant.
Andere medische apparatuur
Het gebruik van radiozendapparatuur, dus ook van mobiele telefoons, kan
interferentie veroorzaken bij het functioneren van onvoldoende beschermde
medische apparatuur. Raadpleeg een arts of de fabrikant van het medische
apparaat om vast te stellen of het apparaat voldoende is beschermd tegen
externe RF-energie of als u vragen hebt.
Schakel de telefoon uit in instellingen voor gezondheidszorg wanneer dat
voorgeschreven wordt. Ziekenhuizen en andere instellingen voor
gezondheidszorg kunnen gebruik maken van apparatuur die gevoelig is voor
externe RF-energie.
Voertuigen
RF-signalen kunnen van invloed zijn op elektronische systemen in
gemotoriseerde voertuigen die verkeerd geïnstalleerd of onvoldoende
beschermd zijn (bijvoorbeeld elektronische systemen voor brandstofinjectie,
elektronische antislip-remsystemen (of antiblokkeer-remsystemen),
systemen voor elektronische snelheidsregeling, airbag-systemen).
Raadpleeg de fabrikant van uw voertuig of een vertegenwoordiger van de
fabrikant voor meer informatie. Raadpleeg ook de fabrikant van eventueel in
uw auto geïnstalleerde apparatuur.
80ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Naslaginformatie
Borden
Schakel de telefoon uit in gebouwen waar dit door middel van borden wordt
gevraagd.
Explosiegevaarlijke omgevingen
Schakel de telefoon uit als u op een plaats met explosiegevaar bent en volg
alle aanwijzingen en instructies op. Vonken kunnen op zulke plaatsen een
explosie of brand veroorzaken, waardoor er gewonden of zelfs doden kunnen
vallen.
Gebruikers worden geadviseerd om de telefoon uit te schakelen in
benzinestations. Gebruikers worden gewezen op de noodzaak om zich te
houden aan de beperkingen van het gebruik van radio-apparatuur in
brandstofopslagplaatsen, chemische fabrieken of op plaatsen waar met
explosieven wordt gewerkt.
Plaatsen met explosiegevaar zijn vaak, maar niet altijd, duidelijk
gemarkeerd. Dergelijke plaatsen zijn onder andere scheepsruimen,
chemische overslag- of opslagplaatsen, voertuigen die gebruik maken van
LPG (onder andere propaan of butaan), gebieden waar de lucht chemicaliën
of fijne deeltjes van bijvoorbeeld graan, stof of metaal bevat en andere
plaatsen waar u gewoonlijk wordt geadviseerd de motor van uw auto af te
zetten.
Voertuigen
De telefoon mag alleen door bevoegd personeel in een auto worden
geïnstalleerd en onderhouden. Ondeskundige installatie of reparatie kan
gevaar opleveren en de garantie die eventueel van toepassing is, doen
vervallen.
Controleer regelmatig of de draadloze-telefoonapparatuur in uw auto nog
op de juiste wijze is gemonteerd en naar behoren functioneert.
Zorg ervoor dat de telefoon, telefoononderdelen of -accessoires zich niet in
dezelfde ruimte bevinden als brandbare vloeistoffen, gasvormige materialen
of explosieven.
Voor auto's met een airbag geldt dat de airbag met zeer veel kracht wordt
opgeblazen. Zet geen voorwerpen, dus ook geen geïnstalleerde of draagbare
draadloze apparatuur, in de ruimte boven de airbag of waar de airbag wordt
opgeblazen. Als draadloze apparatuur niet goed is geïnstalleerd in de auto
kan dit ernstige verwondingen veroorzaken als de airbag wordt opgeblazen.
ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.81
Schakel de telefoon uit voordat u een vliegtuig binnengaat. Het gebruik van
draadloze telefoons kan gevaarlijk zijn voor de werking van het vliegtuig, het
draadloze telefoonnetwerk verstoren en bovendien illegaal zijn.
Het negeren van deze voorschriften kan ertoe leiden dat de overtreder het
gebruik van telefoondiensten wordt ontzegd en/of dat gerechtelijke stappen
worden ondernomen.
Alarmnummer kiezen
Belangrijk! Zoals alle draadloze telefoons maakt ook deze
telefoon gebruik van radiosignalen, draadloze netwerken en
kabelnetwerken en door de gebruiker geprogrammeerde functies,
waardoor verbindingen niet onder alle omstandigheden kunnen
worden gegarandeerd. Het is daarom van groot belang dat u nooit
alleen vertrouwt op een draadloze telefoon voor het tot stand
brengen van essentiële communicatie (bijvoorbeeld bij medische
noodgevallen).
U kunt alleen gesprekken voeren als de telefoon is ingeschakeld en u zich in
een gebied bevindt waar de ontvangst van het signaal sterk genoeg is. Het
is mogelijk dat in sommige draadloze telefoonnetwerken of wanneer
bepaalde netwerkdiensten en/of telefoonfuncties in gebruik zijn, geen
alarmnummers kunnen worden gebeld. Neem voor meer informatie contact
op met de exploitant van het desbetreffende netwerk.
Een alarmnummer kiezen:
1. Schakel de telefoon in als dat nog niet is gebeurd.
In sommige netwerken kan een geldige, correct geplaatste SIM-kaart
noodzakelijk zijn.
2. Houd de -toets tweemaal enkele seconden ingedrukt om de telefoon
gereed te maken voor een uitgaand gesprek.
3. Toets het alarmnummer in voor het gebied waar u zich bevindt
(bijvoorbeeld 112 of een ander officieel alarmnummer). Alarmnummers
verschillen van land tot land.
4. Druk op de -toets (
Bellen).
Als bepaalde functies zijn ingeschakeld (toetsenbordvergrendeling, vaste
nummers, enzovoort), is het mogelijk dat u deze functies eerst moet
uitschakelen voordat u een alarmnummer kunt kiezen. Voor meer informatie
82ã1999 Nokia Mobile Phones. All Rights Reserved.
Naslaginformatie
hierover raadpleegt u deze handleiding of de exploitant van uw
telefoonnetwerk.
Vergeet niet bij het bellen van een alarmnummer alle noodzakelijke
informatie zo nauwkeurig mogelijk te omschrijven. Uw draadloze telefoon is
mogelijk het enige communicatiemiddel op de plaats van een ongeluk verbreek de verbinding niet voordat u daarvoor toestemming hebt gekregen.