Nikon COOLPIX S4150 Operating manual [nl]

DIGITALE CAMERA
Gebruikshandleiding
Informatie over handelsmerken
Microsoft, Windows en Windows Vista zijn geregistreerde handelsmerken of
handelsmerken van Microsoft Corporation in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Macintosh, Mac OS en QuickTime zijn handelsmerken van Apple Inc., die zijn geregistreerd in de Verenigde Staten en andere landen.
Adobe en Acrobat zijn geregistreerde handelsmerken van Adobe Systems Inc.
De SDXC-, SDHC- en SD-logo's zijn handelsmerken van SD-3C, LLC.
PictBridge is een handelsmerk.
Alle overige handelsnamen die in deze handleiding of in andere documentatie bij
uw Nikon-product worden vermeld, zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van hun respectieve eigenaars.
Inleiding
Eerste stappen
Basisstappen voor fotograferen en weergeven: stand A (Auto)
Meer over opnemen
Meer over weergave
Foto's bewerken
Films opnemen en weergeven
Aansluiting op een televisie, computer of printer
Basisinstellingen
Behandeling van uw camera
Technische opmerkingen en index
i

Voor uw veiligheid

Om schade aan uw Nikon-product of letsel bij uzelf of anderen te voorkomen, verzoeken wij u de volgende veiligheidsvoorschriften goed door te lezen alvorens dit product in gebruik te nemen. Bewaar deze veiligheidsinstructies op een plaats waar alle gebruikers van dit product deze kunnen lezen.
De mogelijke gevolgen van het niet in acht nemen van de in dit hoofdstuk vermelde veiligheidsvoorschriften worden aangeduid door middel van het volgende symbool:
Dit symbool staat bij waarschuwingen die moeten worden gelezen voordat dit Nikon­product in gebruik wordt genomen, zodat mogelijk letsel wordt voorkomen.

WAARSCHUWINGEN

Zet de camera bij storing uit
Indien er rook of een ongewone geur uit de camera of de lichtnetlaadadapter komt, koppel de lichtnetlaadadapter dan los en verwijder de batterijen onmiddellijk. Let hierbij op dat u geen brandwonden oploopt. Als u de camera blijft gebruiken, kan dit tot letsel leiden. Nadat de batterij is verwijderd resp. de stekker uit het stopcontact is gehaald, dient het apparaat door een door Nikon erkende servicedienst te worden nagekeken.
Demonteer het apparaat niet
Het aanraken van de interne delen van de camera of lichtnetlaadadapter kan leiden tot letsel. Reparaties mogen uitsluitend door bevoegde technici worden uitgevoerd. Als de camera of de lichtnetlaadadapter door een val of ander ongeluk openbreekt, haalt u de stekker uit het stopcontact en/of verwijdert u de batterij en laat u het product nakijken door een door Nikon erkende servicedienst.
ii
Gebruik de camera of lichtnetlaadadapter niet in de buurt van ontvlambare gassen
Gebruik elektronische apparatuur niet in de buurt van ontvlambare gassen, omdat dit kan leiden tot ontploffingen of brand.
Wees voorzichtig met de camerariem
Hang de camerariem nooit om de nek van een baby of kind.
Buiten bereik van kinderen houden
Zorg ervoor dat kleine kinderen de batterij of andere kleine onderdelen niet in hun mond kunnen stoppen.
Vermijd langdurig contact met de camera, batterijlader of lichtnetadapter terwijl de apparaten zijn ingeschakeld of in gebruik zijn.
Delen van de apparaten worden heet. Laat u de apparaten voor langere tijd in direct contact komen met de huid, dan kan dit lichte brandwonden tot gevolg hebben.
Voor uw veiligheid
Ga voorzichtig om met de batterij
Bij onjuist gebruik kan de batterij lekken, oververhitten of ontploffen. Let op de volgende punten bij het gebruik van de batterij in combinatie met dit product:
Schakel het apparaat uit voordat u de batterij verwisselt. Als u de lichtnetlaadadapter/lichtnetadapter gebruikt, haalt u eerst de stekker uit het stopcontact.
Gebruik alleen een oplaadbare Li­ionbatterij EN-EL19 (meegeleverd). Laad de batterij op met een camera die het opladen van batterijen ondersteunt. Om deze functie uit te voeren, gebruik ofwel de lichtnetlaadadapter EH-69P (meegeleverd) of de functie Opladen via computer. De batterijlader MH-66 (apart verkrijgbaar) kan ook worden gebruikt om de batterij op te laden zonder een camera te gebruiken.
Probeer de batterij niet ondersteboven of achterstevoren in de camera te plaatsen.
U mag de batterij niet kortsluiten of uit elkaar halen, of de isolatie of het omhulsel verwijderen of openbreken.
Stel de batterij niet bloot aan vuur of overmatige hitte.
Dompel de batterij niet onder in water en zorg dat deze niet vochtig wordt.
Plaats de batterij in de batterijhouder voor het vervoer. Vervoer of bewaar de batterij niet bij metalen voorwerpen, zoals halskettingen of haarspelden.
Een volledig ontladen batterij kan gaan lekken. Om schade aan het product te voorkomen, dient u de batterij te verwijderen wanneer deze leeg is.
Stop onmiddellijk met het gebruik van de batterij wanneer zich een verandering voordoet, zoals verkleuring of vervorming.
Spoel kleding of huid die in contact is gekomen met vloeistof uit een beschadigde batterij onmiddellijk af met veel water.
Neem bij gebruik van de lichtnetlaadadapter de onderstaande voorzorgsmaatregelen in acht
Houd de lichtnetlaadadapter droog. Als u deze voorzorgsmaatregel niet in acht neemt, kan dit leiden tot brand of een elektrische schok.
Verwijder stof op of bij de metalen onderdelen van de stekker met een droge doek. Als u dit nalaat en het product blijft gebruiken, kan dit brand veroorzaken.
Raak de stekker niet aan of kom niet in de buurt van de lichtnetlaadadapter tijdens onweer. Als u deze voorzorgsmaatregel niet in acht neemt, kan dit leiden tot een elektrische schok.
Voorkom beschadigingen of veranderingen aan de USB-kabel. Trek de kabel niet met kracht los en buig deze niet. Plaats geen zware voorwerpen op de kabel en stel de kabel niet bloot aan hitte of vuur. Als de isolatie beschadigd raakt en de draden bloot komen te liggen, laat de kabel dan door een door Nikon erkende servicedienst nakijken. Als u deze voorzorgsmaatregelen niet in acht neemt, kan dit brand of een elektrische schok veroorzaken.
iii
Voor uw veiligheid
Raak de stekker of de lichtnetlaadadapter niet met natte handen aan. Als u deze voorzorgsmaatregel niet in acht neemt, kan dit leiden tot een elektrische schok.
Gebruik geen converters of adapters om van de ene spanning naar de andere spanning om te schakelen en gebruik geen DC-naar-AC-omvormers. Het niet in acht nemen van deze voorzorgsmaatregel kan het product beschadigen of leiden tot oververhitting of brand.
Gebruik de juiste kabels
Gebruik voor aansluitingen uitsluitend de voor dit doel meegeleverde of bij Nikon verkrijgbare kabels, zodat wordt voldaan aan de productvoorschriften.
Wees voorzichtig met de bewegende delen
Pas op dat uw vingers of andere voorwerpen niet bekneld r aken tussen de objectiefbescherming of andere bewegende delen.
Cd-rom's
Speel de cd-rom's die bij dit apparaat worden geleverd niet af op een audio­cd-speler. Als u cd-rom's afspeelt op een audio-cd-speler, kan dit leiden tot gehoorverlies of beschadiging van de apparatuur.
Wees voorzichtig met gebruik van de flitser
Als u een flitser dicht bij de ogen van een te fotograferen onderwerp gebruikt, kan dit tijdelijk oogletsel veroorzaken. Wees extra voorzichtig bij het fotograferen van kleine kinderen. De flitser mag niet
dichterbij worden gehouden dan één meter.
Flits niet als het flitsvenster met een persoon of voorwerp in aanraking komt
Als u deze voorzorgsmaatregel niet in acht neemt, kan dit brand of brandwonden veroorzaken.
Vermijd contact met vloeibare kristallen
Als de monitor beschadigd raakt, dient u erop te letten dat u zich niet verwondt aan de glassplinters en te voorkomen dat de vloeibare kristallen in de monitor in aanraking komen met uw huid, ogen of mond.
Schakel de camera uit in een vliegtuig of ziekenhuis
Schakel de camera uit in het vliegtuig tijdens het opstijgen of landen. Volg de instructies van het ziekenhuis voor gebruik in een ziekenhuis. De elektromagnetische straling die deze camera produceert, kan de elektronische systemen van het vliegtuig of de instrumenten van het ziekenhuis storen.
iv

Mededelingen

Mededelingen voor Europese klanten
OPGELET GEVAAR VOOR ONTPLOFFING ALS DE BATTERIJ WORDT VERVANGEN
DOOR EEN VERKEERD TYPE.
DOE GEBRUIKTE BATTERIJEN VOLGENS DE INSTRUCTIES WEG.
Dit pictogram geeft aan dat dit product via gescheiden inzameling moet worden afgevoerd.
Het volgende is alleen van toepassing op gebruikers in Europese landen:
Dit product moet gescheiden van het overige afval worden ingeleverd bij een daarvoor bestemd inzamelingspunt. Gooi niet samen met het huishoudelijk afval weg.
Neem voor meer informatie contact op met de leverancier of de gemeentelijke reinigingsdienst.
Dit symbool op de batterij duidt aan dat de batterij afzonderlijk moet ingezameld worden. Het volgende is alleen van toepassing op gebruikers in Europese landen:
Alle batterijen, al dan niet voorzien van dit symbool, moeten afzonderlijk worden ingezameld op een geschikt inzamelpunt. Gooi niet samen met het huishoudelijk afval weg.
Neem voor meer informatie contact op met de leverancier of de gemeentelijke reinigingsdienst.
v
Inhoudsopgave
Voor uw veiligheid...............................................................................................................................ii
WAARSCHUWINGEN.............................................................................................................................................ii
Mededelingen......................................................................................................................................... v
Inleiding...................................................................................................................................................1
Over deze handleiding.........................................................................................................................1
Informatie en voorzorgsmaatregelen ............................................................................................2
Onderdelen van de camera................................................................................................................ 4
De camerabody.......................................................................................................................................................4
Basiswerking............................................................................................................................................6
De A (opnamestand)-knop............................................................................................................................6
De c (weergave)-knop.....................................................................................................................................6
De b (e filmopname)-knop........................................................................................................................6
Ontspanknop ............................................................................................................................................................7
De camerariem bevestigen..............................................................................................................................7
Het aanraakpaneel gebruiken...........................................................................................................8
Tikken .............................................................................................................................................................................8
Slepen............................................................................................................................................................................8
Slepen en neerzetten...........................................................................................................................................8
De stylus gebruiken...............................................................................................................................................9
Hoofdscherm van monitor/aanraakpaneel en basiswerking ..............................................10
Opname (Informatiescherm)........................................................................................................................10
Opname (bedieningselementen)..............................................................................................................11
Weergave (Informatiescherm).....................................................................................................................12
Weergave (bedieningselementen)...........................................................................................................13
De tabs gebruiken...............................................................................................................................................14
Eerste stappen....................................................................................................................................16
De batterij plaatsen.............................................................................................................................16
De batterij verwijderen....................................................................................................................................17
De batterij opladen .............................................................................................................................18
De camera aan- en uitzetten........................................................................................................................21
Taal, datum en tijd instellen.............................................................................................................22
Een geheugenkaart plaatsen...........................................................................................................24
Een geheugenkaart verwijderen................................................................................................................24
vi
Inhoudsopgave
Basisstappen voor fotograferen en weergeven: stand A (Auto).................................... 26
Stap 1 De camera inschakelen en de stand A (Auto) selecteren......................................26
Aanduidingen in de stand A (auto).......................................................................................................27
Stap 2 Het beeld kadreren................................................................................................................28
De zoom gebruiken ...........................................................................................................................................29
Stap 3 Scherpstellen en opnemen.................................................................................................30
Stap 4 Foto's weergeven en wissen ..............................................................................................32
Foto's weergeven (weergavestand) ........................................................................................................32
Ongewenste foto's wissen.............................................................................................................................33
De basisfuncties voor opname gebruiken..................................................................................34
m Flits-stand ...........................................................................................................................................................34
n Foto's maken met de zelfontspanner..............................................................................................36
p Macro-stand.....................................................................................................................................................38
o De helderheid wijzigen met belichtingscorrectie...................................................................39
Meer over opnemen.........................................................................................................................40
Een opnamestand selecteren..........................................................................................................40
De instelling voor de stand A (Auto) aanpassen....................................................................42
A Beeldmodus (Beeldkwaliteit/beeldformaat wijzigen)...........................................................43
q Aanraaksluiter (Op de monitor tikken om de sluiter te ontspannen)..........................45
s Onderwerp volgen (Scherpstellen op een bewegend onderwerp)............................48
r Aanraak-AF/AE (Op de monitor tikken om scherp te stellen).........................................50
E ISO-waarde ......................................................................................................................................................53
C Continu...............................................................................................................................................................54
w Witbalans (Tint aanpassen)...................................................................................................................55
Opname voor vastgestelde onderwerpen (Onderwerpstand) ...........................................58
Een onderwerpstand selecteren................................................................................................................58
Fotograferen in de onderwerpstand die door de camera werd geselecteerd
(Autom. scènekeuzekn.)..................................................................................................................................61
Een onderwerpstand selecteren om foto's te maken (kenmerken)....................................63
De optie Tekenen gebruiken........................................................................................................................71
Fotograferen voor een panorama.............................................................................................................72
Lachende gezichten fotograferen (stand Slim portret) .........................................................74
De instellingen voor de stand Slim portret wijzigen.....................................................................76
Camera-instellingen die niet tegelijk kunnen worden gebruikt ........................................78
vii
Inhoudsopgave
Meer over weergave.........................................................................................................................80
Bewerkingen in de stand schermvullende weergave ............................................................80
Meerdere foto's weergeven: Miniatuurweergave....................................................................81
Foto's van dichtbij bekijken: zoomweergave............................................................................83
Weergavestand selecteren...............................................................................................................85
Favoriete beelden sorteren (Stand Favoriete beelden).........................................................86
Foto's toevoegen aan albums.....................................................................................................................86
Foto's bekijken in een album.......................................................................................................................88
Foto's verwijderen uit albums.....................................................................................................................89
Bewerkingen in de stand Favoriete beelden .....................................................................................90
Pictogrammen wijzigen die aan albums zijn toegewezen.......................................................91
Beelden zoeken in de stand Automatisch sorteren ................................................................93
Foto's weergeven in de stand Automatisch sorteren..................................................................93
Bewerkingen in de stand Automatisch sorteren.............................................................................95
Foto's selecteren die op een bepaalde dag werden gemaakt (stand Sorteer op
datum)......................................................................................................................................................96
Een datum selecteren in de stand Sorteer op datum..................................................................96
Bewerkingen in de stand Sorteer op datum......................................................................................97
Weergaveopties....................................................................................................................................98
De fotoclassificatie instellen ............................................................................................................99
Foto's weergeven op classificatie..............................................................................................................99
b Een diashow bekijken ............................................................................................................... 100
d Belangrijke beelden beveiligen (Beveiligen)...................................................................101
Eén foto beveiligen .........................................................................................................................................101
Meerdere foto's beveiligen.........................................................................................................................102
De beveiliging van foto's verwijderen.................................................................................................102
a Een DPOF-afdrukopdracht maken........................................................................................ 103
Een afdrukopdracht voor één foto maken .......................................................................................103
Een afdrukopdracht voor meerdere foto's maken.......................................................................105
Afdrukopdracht annuleren.........................................................................................................................106
f Beeld draaien................................................................................................................................ 107
E Spraakmemo: Opnemen en weergeven..............................................................................108
Spraakmemo's opnemen............................................................................................................................108
Spraakmemo's afspelen................................................................................................................................109
Spraakmemo's wissen ...................................................................................................................................109
viii
Inhoudsopgave
Foto's bewerken ..............................................................................................................................110
Bewerkingsfuncties..........................................................................................................................110
Foto bewerken...................................................................................................................................112
U Paint...................................................................................................................................................................112
k Snel retoucheren: Contrast en verzadiging verbeteren...................................................115
I D-Lighting: Helderheid en contrast verbeteren.....................................................................116
P Uitrekken: Foto's uitrekken..................................................................................................................117
O Perspectiefcorrectie: Het perspectiefgevoel aanpassen...................................................118
i Filtereffecten (Digitaal filter)................................................................................................................119
j Glamour-retouchering............................................................................................................................121
g Kleine afbeelding: Kleinere foto's maken...................................................................................123
o Uitsnede: Een uitgesneden kopie maken....................................................................................124
Films opnemen en weergeven...................................................................................................126
Films opnemen.................................................................................................................................. 126
De instellingen voor filmopname wijzigen......................................................................................128
D Filmopties.......................................................................................................................................................128
n AF-filmstand ..............................................................................................................................................129
Y Windruisreductie......................................................................................................................................130
Filmweergave..................................................................................................................................... 131
Aansluiting op een televisie, computer of printer...............................................................132
Aansluiten op een televisie ........................................................................................................... 132
Aansluiten op een computer........................................................................................................134
Voordat u de camera aansluit...................................................................................................................134
Opnamen overspelen vanaf een camera naar een computer.............................................135
Laden terwijl de camera aangesloten is op een computer...................................................139
Aansluiten op een printer..............................................................................................................140
De camera op een printer aansluiten..................................................................................................141
Foto's een voor een afdrukken.................................................................................................................142
Meerdere foto's afdrukken..........................................................................................................................143
ix
Inhoudsopgave
Basisinstellingen..............................................................................................................................146
Setup-menu ........................................................................................................................................ 146
Het setup-menu gebruiken........................................................................................................................147
c Welkomstscherm.......................................................................................................................................148
d Tijdzone en datum ...................................................................................................................................149
e Monitorinstellingen ................................................................................................................................152
f Datumstempel (Datum en tijd afdrukken)................................................................................153
w Elektronische VR........................................................................................................................................154
U Bewegingsdetectie...................................................................................................................................155
h AF-hulplicht.................................................................................................................................................156
u Digitale zoom .............................................................................................................................................156
i Geluidsinstellingen..................................................................................................................................157
k Automatisch uit..........................................................................................................................................158
l/m Geheug. formatteren/Geheugenkaart form.....................................................................159
n Taal/Language.............................................................................................................................................160
o Videostand ...................................................................................................................................................160
V Opladen via computer...........................................................................................................................161
d Knipperwaarsch. ........................................................................................................................................162
p Standaardwaarden...................................................................................................................................164
h Kopiëren (Kopiëren tussen intern geheugen en geheugenkaart).............................167
r Firmware-versie .......................................................................................................................................168
Behandeling van uw camera.......................................................................................................169
Levensduur en prestaties van de camera optimaliseren....................................................169
Reinigen..................................................................................................................................................................171
Opslag......................................................................................................................................................................171
Technische opmerkingen en index ..........................................................................................172
Optionele accessoires...................................................................................................................... 172
Goedgekeurde geheugenkaarten.........................................................................................................173
Namen voor beeld-/geluidsbestanden en -mappen...........................................................174
Foutmeldingen.................................................................................................................................. 175
Problemen oplossen........................................................................................................................180
Specificaties ........................................................................................................................................ 187
Ondersteunde standaards..........................................................................................................................190
Index......................................................................................................................................................191
x

Inleiding

Over deze handleiding

Gefeliciteerd met de aanschaf van een Nikon COOLPIX S4150 digitale camera. Deze handleiding is geschreven om u maximaal plezier te laten beleven bij het fotograferen met deze digitale camera van Nikon. Lees deze handleiding goed door voordat u de camera gaat gebruiken en bewaar de handleiding op een plaats waar alle gebruikers van het toestel deze kunnen vinden.
Symbolen en conventies
De volgende symbolen worden gebruikt om u in staat te stellen snel de informatie te vinden die u zoekt:
Dit symbool staat bij waarschuwingen die vóór gebruik
B
moeten worden gelezen om schade aan de camera te voorkomen.
Dit symbool staat bij tips die aanvullende informatie geven over
D
het gebruik van de camera.
Inleiding
Dit symbool staat bij opmerkingen die moeten worden gelezen voordat
C
u de camera gaat gebruiken.
Dit pictogram geeft aan dat u verderop in deze gebruikshandleiding
A
meer informatie kunt vinden.
Definities
Met “geheugenkaart” wordt een Secure Digital (SD) geheugenkaart, SDHC­geheugenkaart of SDXC-geheugenkaart bedoeld.
Met “standaardinstelling” wordt de instelling bij aankoop bedoeld.
De namen van de menuopties die op de cameramonitor verschijnen en de namen
van knoppen of meldingen die op de computermonitor verschijnen, worden vet weergegeven.
Schermvoorbeelden
In sommige schermvoorbeelden in deze handleiding zijn afbeeldingen weggelaten om aanduidingen op de monitor duidelijker weer te geven.
Illustraties en monitorweergave
De illustraties en monitorteksten in deze handleiding kunnen afwijken van uw camera en de monitorteksten op uw camera.
C Intern geheugen en geheugenkaarten
De foto's die met deze camera worden genomen, kunnen worden opgeslagen in het interne geheugen van de camera of op een verwisselbare geheugenkaart. Als een geheugenkaart is geplaatst, worden alle nieuwe foto's opgeslagen op de geheugenkaart. Bewerkingen als wissen, weergeven en formatteren worden alleen toegepast op de foto's op de geheugenkaart. De geheugenkaart moet worden verwijderd voordat u het interne geheugen kunt formatteren of gebruiken om foto's op te slaan, te verwijderen of te bekijken.
1

Informatie en voorzorgsmaatregelen

Permanente kennisoverdracht
Als onderdeel van Nikon's streven naar “permanente kennisoverdracht” via continue productondersteuning en -informatie is er altijd nieuwe, bijgewerkte informatie online beschikbaar op de volgende websites:
Inleiding
Voor gebruikers in de VS: http://www.nikonusa.com/
Voor gebruikers in Europa en Afrika: http://www.europe-nikon.com/support/
Voor gebruikers in Azië, Oceanië en het Midden-Oosten: http://www.nikon-asia.com/
Bezoek deze sites voor de nieuwste productinformatie, tips, antwoorden op veelgestelde vragen (FAQ's) en algemeen advies over digitale beeldverwerking en fotografie. Neem voor meer informatie contact op met de dichtstbijzijnde Nikon-vertegenwoordiger. Ga naar de onderstaande site voor de contactgegevens:
http://imaging.nikon.com/
Gebruik uitsluitend elektronische accessoires van het merk Nikon
Nikon COOLPIX-camera's zijn ontwikkeld volgens de hoogste technologische normen en bevatten complexe elektronische circuits. Alleen elektron ische accessoires van het merk Nikon (inclusief batterijladers, batterijen, lichtnetlaadadapters en lichtnetadapters), die doo r Nikon speciaal zijn gecertificeerd voor gebruik met deze digitale camera van Nikon, zijn ontwikkeld om binnen de operationele eisen en veiligheidseisen van deze elektronische circuits te werken en zijn met het oog daarop getest en goedgekeurd.
HET GEBRUIK VAN ELEKTRONISCHE ACCESSOIRES DIE NIET DOOR NIKON ZIJN VERVAARDIGD, KAN DE
CAMERA BESCHADIGEN EN DE
Het gebruik van oplaadbare Li-ionbatterijen van derden die het Nikon holografische zegel niet dragen, kan de normale werking van de camera verstoren of ertoe leiden dat de batterijen oververhit raken, ontbranden, barsten of lekken.
Neem voor meer informatie over originele Nikon-accessoires contact op met een door Nikon erkende leverancier.
Voordat u belangrijke foto's gaat maken
Voordat u foto's gaat maken van belangrijke gelegenheden (zoals een huwelijk of een reis), kunt u best enkele proefopnamen maken om te controleren of de camera goed werkt. Nikon is niet aansprakelijk voor schade of gederfde inkomsten als gevolg van een defect aan uw camera.
Over de handleidingen
Geen enkel onderdeel van de bij dit product geleverde handleidingen mag worden gereproduceerd,
overgedragen, getranscribeerd, worden opgeslagen in een archiefsysteem of in enige vorm worden vertaald naar enige taal, met enig middel, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Nikon.
Nikon behoudt zich het recht voor zonder voorafgaande aankondiging de specificaties van de hardware
en software die in deze handleidingen worden beschreven op elk gewenst moment te wijzigen.
Nikon is niet aansprakelijk voor enige schade die voortvloeit uit het gebruik van dit product.
Nikon heeft alles in het werk gesteld om te zorgen dat de informatie in deze handleidingen juist en
volledig is en zou het op prijs stellen als u de Nikon-importeur op de hoogte brengt van eventuele onjuistheden of omissies (zie de overige documentatie voor de adresgegevens).
NIKON-GARANTIE DOEN VERVALLEN.
Holografisch zegel: Dit zegel duidt aan dat dit apparaat een origineel Nikon-product is.
2
Informatie en voorzorgsmaatregelen
Mededelingen aangaande het verbod op kopiëren of reproduceren
Houd er rekening mee dat alleen al het bezit van materiaal dat digitaal is gekopieerd of gereproduceerd met behulp van een scanner, digitale camera of ander apparaat wettelijk strafbaar kan zijn.
Materiaal dat niet mag worden gekopieerd of gereproduceerd
Kopieer of reproduceer geen papiergeld, munten, waardepapieren of obligaties van (plaatselijke) overheden, zelfs niet als dergelijke kopieën of reproducties zijn voorzien van een stempel “Voorbeeld” of “Specimen”. Het kopiëren of reproduceren van papiergeld, munten of waardepapieren die in het buitenland in omloop zijn, is verboden. Tenzij vooraf door de overheid toestemming is verleend, is het kopiëren of reproduceren van ongebruikte, door de overheid uitgegeven postzegels of briefkaarten verboden. Het kopiëren of reproduceren van door de overheid uitgegeven (post)zegels en gecertificeerde wettelijke documenten is verboden.
Waarschuwingen met betrekking tot bepaalde kopieën en reproducties
De overheid heeft waarschuwingen uitgevaardigd met betrekking tot het kopiëren of reproduceren van waardepapieren uitgegeven door commerciële instellingen (aandelen, wissels, cheques, cadeaubonnen en dergelijke), vervoerspassen of coupons, behalve wanneer het gaat om een minimaal benodigd aantal kopieën voor zakelijk gebruik door een bedrijf. Eveneens niet toegestaan is het kopiëren of reproduceren van door de overheid uitgegeven paspoorten, door overheidsinstanties en andere instellingen afgegeven vergunningen, identiteitsbewijzen en kaartjes, zoals pasjes en maaltijdbonnen.
Auteursrechten
Het kopiëren of reproduceren van auteursrechterlijk beschermde creatieve werken, zoals boeken, muziek, schilderijen, houtgravures, kaarten, tekeningen, films en foto's, wordt gereguleerd door de nationale en internationale auteurswetgeving. Gebruik dit product niet voor het maken van illegale kopieën of voor andere activiteiten die het auteursrecht schenden.
Wegwerpen van opslagmedia
Houd er rekening mee dat bij het wissen van foto's of het formatteren van opslagmedia, zoals geheugenkaarten of het interne camerageheugen, de oorspronkelijke beeldgegevens niet volledig worden verwijderd. Met behulp van in de handel verkrijgbare software is het soms mogelijk verwijderde bestanden op weggeworpen opslagmedia alsnog te herstellen, wat misbruik van persoonlijke beeldgegevens tot gevolg kan hebben. De gebruiker is zelf verantwoordelijk voor de privacybescherming met betrekking tot dergelijke gegevens.
Wis alle gegevens met behulp van speciale software, alvorens een opslagmedium weg te werpen of aan een ander over te doen. U kunt het medium ook eerst formatteren en vervolgens geheel vullen met beelden die geen persoonlijke informatie bevatt en (bijvoorbeeld foto's van de lucht). Vergeet niet eventuele foto's die u voor het welkomstscherm hebt geselecteerd te vervangen (A 148). Wees voorzichtig bij het fysiek vernietigen van opslagmedia en voorkom letsel en beschadiging van eigendommen.
Inleiding
3

Onderdelen van de camera

De camerabody

2
Inleiding
1
Objectiefbescherming gesloten
3
4
5
6
897
Ontspanknop ........................................................ 30
1
Zoomknop.............................................................. 29
f: Groothoek ................................................. 29
g: Tele................................................................... 29
2
h: Miniatuurweergave ............................ 81
i: Zoomweergave........................................ 83
Hoofdschakelaar/Camera-aan-lampje
3
......................................................................21, 26, 158
4
Flitser ..........................................................................34
4
Zelfontspannerlampje .....................................36
5
AF-hulpverlichting .......................................... 156
Objectief......................................................171, 187
6
Ingebouwde microfoon ....................108, 126
7
Objectiefbescherming.................................. 169
8
Oogje voor camerariem ....................................7
9
Onder het deksel aansluitingen
6 7 8 9 10 11 12 13
Onderdelen van de camera
Inleiding
1
2
3 4
5
Monitor/aanraakpaneel.......................... 10, 27
1
b (e filmopname)-knop ................... 6, 126
2
Laadlampje...................................................19, 139
3
Flitserlampje .......................................................... 35
A (opnamestand)-knop ..........................6, 40
4
c (weergave)-knop........................... 6, 32, 85
5
USB/AV-uit-aansluiting ...........132, 135, 141
6
Statiefaansluiting
7
Luidspreker ................................................109, 131
8
Deksel aansluitingen ................132, 135, 141
9
Deksel batterijvak/
10
geheugenkaartsleuf ..................................16, 24
Geheugenkaartsleuf.......................................... 24
11
Batterijvak ................................................................ 16
12
Batterijvergrendeling ............................... 16, 17
13
5

Basiswerking

De A (opnamestand)-knop
Inleiding
De c (weergave)-knop
De b (e filmopname)-knop
Druk op de knop A in de weergavestand om de
opnamestand te selecteren.
Druk op de knop A in de opnamestand om het
menu met opnamestanden te selecteren en van opnamestand te wisselen (A 40).
Druk op de knop c in de opnamestand om de
weergavestand te selecteren.
Druk op de knop c in de weergavestand om het
menu met weergavestanden weer te geven en van weergavestand te wisselen (A 85).
Als de camera uit staat, kunt u deze aanzetten in de
weergavestand door de knop c ingedrukt te houden.
Druk op de b (e filmopname)-knop in de opnamestand om de filmopname te starten (A 126). Druk no gmaals op de b (e filmopname)-knop om de filmopname te stoppen.
Druk op de b (e filmopname)-knop in de weergavestand om de opnamestand te selecteren.
6
Basiswerking

Ontspanknop

De camera heeft een ontspanknop die werkt in twee fasen. U stelt de scherpstelling en de belichting in door de ontspanknop half in te drukken, waarbij u stopt zodra u weerstand voelt. Zodra u de ontspanknop half indrukt, worden de scherpstelling en de belichting (sluitertijd en diafragmawaarde) ingesteld. De scherpstel- en belichtingsinstellingen blijven geblokkeerd zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
Terwijl u de ontspanknop in deze positie houdt, ontspant u de sluiter en maakt u een foto wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt. Druk de ontspanknop niet te hard in; dit kan cameratrilling en onscherpe beelden tot gevolg hebben.
Inleiding
Druk de ontspanknop half in om de scherpstelling en de belichting in te stellen

De camerariem bevestigen

Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken
7

Het aanraakpaneel gebruiken

De monitor van de COOLPIX S4150 is een scherm met aanraakpaneel. Gebruik een vinger of de meegeleverde stylus om het aanraakpaneel te bedienen.
Inleiding

Tikken

Tik op het aanraakpaneel.
Hiermee kunt u:
Pictogrammen of andere bedieningselementen selecteren
Foto's selecteren in de stand Miniatuurweergave (A 81)
De bewerkingen Aanraaksluiter (A 45), Aanraak-AF/ AE (A 50) of Onderwerp volgen (A 48) uitvoeren
Sleep de tab om de instelknoppen weer te geven tijdens opname of weergave (A 14)

Slepen

Sleep uw vinger over het aanraakpaneel en laat het aanraakpaneel los.
Hiermee kunt u: Bladeren in foto's in de stand Schermvullende
weergave (A 32)
Het zichtbare gedeelte verplaatsen van een foto die werd vergroot met zoomweergave (A 83)
Instelknoppen gebruiken om de belichtingscorrectie (A 39) of andere instellingen aan te passen

Slepen en neerzetten

Plaats uw vinger op het aanraakpaneel, sleep hem naar de gewenste plaats (1) en laat het aanraakpaneel los (2).
Hiermee kunt u: De classificatie-instelling toepassen (A 99)
8
Het aanraakpaneel gebruiken

De stylus gebruiken

Gebruik de stylus voor handelingen, zoals bij de optie Tekenen (A 71) of de optie Paint (A 112), wanneer meer precisie vereist is dan mogelijk is met een vinger.
De stylus bevestigen
Bevestig de stylus zoals aangegeven op de riem.
B Opmerkingen over het aanraakpaneel
Druk niet met andere scherpe voorwerpen dan de meegeleverde stylus op het aanraakpaneel.
Oefen geen nodeloze druk uit op het aanraakpaneel.
B Opmerkingen over tikken/slepen
Als u uw vinger te lang op dezelfde plaats laat liggen, reageert de camera mogelijk niet.
De camera reageert mogelijk niet in de volgende gevallen.
- Uw vinger springt van het scherm
- U sleept uw vinger over een te korte afstand
- U streelt het scherm te licht
- U verplaatst uw vinger te snel
De camera reageert mogelijk niet als iets anders het aanraakpaneel aanraakt wanneer uw vinger het aanraakpaneel aanraakt.
B Opmerkingen over het aanraakpaneel
Houd de stylus buiten het bereik van kleine kinderen.
Draag de camera niet aan de stylus. De stylus kan van de riem loskomen en de camera kan vallen.
Inleiding
9

Hoofdscherm van monitor/aanraakpaneel en basiswerking

00
1 1
00
F3.2
250
50

Opname (Informatiescherm)

De op de monitor weergegeven informatie is afhankelijk van de instellingen of de status van de camera.
Inleiding
54
213 786 9
19
18
17
16
15
1/1/1/ F3.2
F3.2250
14
Opnamestand1.....................................26, 58, 74
1
Macro-stand........................................................... 38
2
Zoomaanduiding ....................................... 29, 38
3
Scherpstelaanduiding ..................................... 30
4
AE/AF-L aanduiding.......................................... 73
5
O
Aanduiding “Datum niet ingesteld”
.....................................................................................175
6
Aanduiding Datumstempel ..................153
Pictogram reisbestemming .......................149
7
Pictogram Bewegingsdetectie ................155
8
Pictogram Elektronische VR ......................154
9
1
De weergegeven aanduidingen zijn afhankelijk van de huidige opnamestand.
2
De aanduiding wordt weergegeven wanneer er 50 of minder belichtingen overblijven.
10
250
1213
10
11 12 13
14
15
16
17 18 19
3 33
11
a Aantal resterende opnamen
2
................................................................. 26
(foto's)
b Filmduur ........................................................... 126
Aanduiding intern geheugen .....................27
Diafragma................................................................ 30
Sluitertijd.................................................................. 30
Scherpstelveld (stand onderwerp
volgen) ...........................................................................48
Scherpstelveld (Aanraak-AF/AE)................ 50
Scherpstelveld (gezichts- of
dierenherkenning) ............................. 30, 70, 74
Scherpstelveld (centrum)
Scherpstelveld (auto) ....................................... 30
Aanduiding batterijniveau ............................26
10
3 33
a
50
50
00
1
b
00
1
Hoofdscherm van monitor/aanraakpaneel en basiswerking
AUTO
AUTO
OFF

Opname (bedieningselementen)

Tik op de volgende bedieningselementen om de instellingen te wijzigen.
Tik op de tab om de instelknoppen weer te geven, waarna de opname-instellingen
kunnen worden gewijzigd (A 14).
De beschikbare bedieningselementen en de weergegeven aanduidingen zijn
afhankelijk van de opnamestand en de huidige camera-instellingen.
1
Inleiding
4
Tab............................................................................... 14
1
Instelknop onderwerpeffecten ..................60
2
AUTO
AUTO
AUTO
OFF
OFF
AUTO
Instelknoppen....................................................... 15
3
Aanraak-AF/AE annuleren............................. 50
4
2
3
11
Hoofdscherm van monitor/aanraakpaneel en basiswerking
3
3
:
2011
0003.
JPG
999 9
999 9
/
/
333
00 00
1 1

Weergave (Informatiescherm)

De volgende monitorweergave toont informatie voor de momenteel weergegeven foto en camerastatus.
Inleiding
De weergegeven informatie is afhankelijk van de momenteel weergegeven foto en
de huidige camerastatus.
De volgende aanduidingen worden weergegeven wanneer de camera wordt
aangezet of wanneer de camera wordt bediend. Ze verdwijnen na enkele seconden (A 152).
213 4567
12
0003.
:
151530301530
111111 2011
2011151515
JPG
JPG
0003.
8
9
/
9999
/
9999
1 1
3
00 00
11
10
3
3
a
b
Weergavestand1..........................32, 86, 93, 96
1
Bestandsnummer en-type..........................174
2
Opnamedatum/-tijd......................................... 22
3
Beeldmodus2.................................................... 43
4
2
Filmopties
Pictogram afdrukopdracht .........................103
5
Beveiligingspictogram ..................................101
6
Album-pictogram in de stand Favoriete beelden
7
Categorie-pictogram in de stand Automatisch sorteren
1
De weergegeven aanduidingen zijn afhankelijk van de huidige weergavestand.
2
De weergegeven aanduidingen zijn afhankelijk van de instelling voor de opname.
3
Het pictogram voor het geselecteerde album of de categorie in de stand Automatisch sorteren die momenteel geselecteerd is in de weergavestand, wordt weergegeven.
12
.......................................................128
3
....................... 88
3
.............. 93
a Snel retoucheren-pictogram ..........115
c D-Lighting-pictogram ......................... 116
Pictogram Glamour-retouchering
j
i Pictogram Filtereffecten .................... 119
d Paint-pictogram ...................................... 112
8
r Uitrekken-pictogram............................ 117
q Perspectiefcorrectie-pictogram ....118
a Uitsnedepictogram............................... 124
p Spraakmemo-pictogram ...................109
C Klein beeld-pictogram ........................ 123
a
Nr. huidig beeld/
totaal aantal beelden.....................................32
9
b Filmduur ........................................................... 131
Aanduiding intern geheugen .....................27
10
Classificatie-aanduiding.................................. 99
11
Aanduiding batterijniveau ............................26
12
.... 121
Hoofdscherm van monitor/aanraakpaneel en basiswerking

Weergave (bedieningselementen)

Tik op de volgende bedieningselementen om de instellingen te wijzigen.
Tik op de tab om de instelknoppen weer te geven, waarna u kunt wissen of
bewerken (A 14).
De beschikbare bedieningselementen en weergegeven aanduidingen zijn
afhankelijk van de weergegeven foto en de huidige camera-instellingen.
1
2
3
Inleiding
Filmweergave .....................................................131
1
Tab............................................................................... 14
2
Instelknoppen....................................................... 15
3
13
Hoofdscherm van monitor/aanraakpaneel en basiswerking
AUTO
AUTO
OFF

De tabs gebruiken

In de opname- of weergavestand gebruikt u de instelknoppen om opname- of weergave-instellingen uit te voeren. Roep de knoppen op door op de tab onder, links
Inleiding
en rechts op de monitor te tikken.
Tik op het pictogram van het gewenste item om het instelscherm voor dat item weer
te geven.
Tik op z (setup) in de instelknoppen om de basisinstellingen van de camera uit te
voeren.
Wanneer H of J wordt weergegeven in het instelscherm, tikt u op H om het
instelscherm te sluiten. Tik op J om terug te keren naar het vorige scherm.
Tik nogmaals op de tab om de instelknoppen te verbergen.
Tik op de tab om de
pictogrammen weer te
geven van instellingen die
in de huidige stand kunnen
worden gewijzigd.
3 33
Tik op een pictogram om
het instelscherm van dat
Tik op een pictogram om
de instelling voor dat item
14
item weer te geven.
toe te passen.
Beeldmodus
4320×3240
Tik nogmaals op de tab om de instelknoppen te verbergen.
AUTO
AUTO
OFF
Tik op z om het setup-menu weer te geven.
Keert terug naar het vorige scherm.
Hoofdscherm van monitor/aanraakpaneel en basiswerking
AUTO
AUTO
OFF
Opname
De opname-instellingen kunnen worden uitgevoerd.
De beschikbare instelitems zijn afhankelijk van de opnamestand (A 40).
Elk pictogram geeft ook de huidige instelling aan.
m Flits-stand....................................................... 34
n Zelfontspanner ........................................... 36
1
p Macro-stand.................................................. 38
o Belichtingscompensatie .......................39
1
2
AUTO
AUTO
OFF
3
A Beeldmodus ................................................. 43
Aanraakopname
Aanraaksluiter ........................................ 45
q
Onderwerp volgen .............................48
s
Aanraak-AF/AE ...................................... 50
r
E ISO-waarde....................................................53
2
C Continu............................................................ 54
w Witbalans........................................................ 55
D Filmopties ................................................... 128
nAF-filmstand .............................................. 129
Y Windruisreductie.................................... 130
z Setup .............................................................. 146
3
Weergave
Foto's kunnen worden bewerkt en gewist, en weergave-instellingen kunnen worden uitgevoerd.
De beschikbare instelitems zijn afhankelijk van het type foto of van de
weergavestand.
Classificatie .............................................................99
5 4 3
1
2
1
0
2
1
h Foto's toevoegen aan albums
(behalve in de stand Favoriete
beelden).......................................................... 86
Foto's verwijderen uit albums (in de
stand Favoriete beelden)......................89
c Wissen ............................................................. 33
2
b Diashow ....................................................... 100
d Beveiligen.................................................... 101
a DPOF afdrukopdracht.......................... 103
U Paint ................................................................ 112
M Retoucheer................................................. 110
E Spraakmemo............................................. 108
z Setup .............................................................. 146
3
3
Inleiding
15

Eerste stappen

De batterij plaatsen

Plaats een oplaadbare Li-ionbatterij EN-EL19 (meegeleverd) in de camera.
Laad de batterij op voordat u deze voor het eerst gebruikt of wanneer de batterij
bijna leeg is (A 18).
1 Open het deksel van het batterijvak/de
Eerste stappen
geheugenkaartsleuf.
2 Plaats de batterij.
Gebruik de rand van de batterij om de oranje batterijvergrendeling in de met de pijl (1) aangegeven richting te duwen en plaats de batterij volledig (2).
Als de batterij volledig geplaatst is, klikt de batterijvergrendeling op haar plaats.
B De batterij plaatsen
Als u probeert de batterij ondersteboven of achterstevoren te plaatsen, kan dit schade aan de camera veroorzaken. Controleer of de batterij correct is geplaatst.
3 Sluit het deksel van het batterijvak/de
geheugenkaartsleuf.
16
Batterijvak
De batterij plaatsen

De batterij verwijderen

Schakel de camera uit (A 21) en controleer of het camera-aan-lampje en de monitor uitgeschakeld zijn voordat u het deksel van het batterijvak/de geheugenkaartsleuf opent.
U verwijdert de batterij door het deksel van het batterijvak/ de geheugenkaartsleuf te openen en de oranje batterijvergrendeling in de met de pijl (1) aangegeven richting te schuiven. U kunt de batterij vervolgens met de hand verwijderen (2).
De camera, de batterij en de geheugenkaart kunnen zeer warm worden tijdens
gebruik, wees dus voorzichtig wanneer u de batterij of de geheugenkaart verwijdert.
Eerste stappen
B Opmerkingen over de batterij
Lees de waarschuwingen over de batterij op pagina iii en in het gedeelte “De batterij” ( A170) voor u de batterij gebruikt, en neem deze waarschuwingen in acht.
Als u de batterij gedurende lange tijd niet gebruikt, dient u ze minstens een keer om de zes maanden op te laden en daarna volledig leeg te laten lopen voor u ze weer opbergt.
17

De batterij opladen

Laad de meegeleverde oplaadbare Li-ionbatterij EN-EL19 die in de camera geplaatst is, door de meegeleverde lichtnetlaadadapter EH-69P aan te sluiten op de camera met de meegeleverde USB-kabel UC-E6, waarna u de lichtnetlaadadapter aansluit op een stopcontact.
1 De lichtnetlaadadapter EH-69P voorbereiden.
Eerste stappen
Als een stekkeradapter* meegeleverd is, bevestigt u de stekkeradapter op de stekker van de lichtnetlaadadapter. Duw de stekkeradapter stevig in tot hij goed vast zit. Als de twee elementen met elkaar verbonden zijn, mag u de stekkeradapter niet met geweld verwijderen, want hierdoor kan het product beschadigd raken.
* De vorm van de stekkeradapter is afhankelijk van het land of de regio
waar de camera werd aangeschaft. In Argentinië, Brazilië en Korea is de stekkeradapter op de lichtnetlaadadapter bevestigd.
2 Plaats de batterij (A 16).
Schakel de camera niet in.
3 Gebruik de meegeleverde USB-kabel om de lichtnetlaadadapter te
verbinden met de camera.
Zorg ervoor dat u de USB-kabel op de juiste manier aansluit. Probeer niet de USB-kabel onder een hoek aan te sluiten en gebruik geen kracht bij het aansluiten of verwijderen van de kabel.
18
USB-kabel
4 Sluit de lichtnetlaadadapter aan op een
stopcontact.
Het laadlampje knippert langzaam groen om aan te geven dat de batterij wordt geladen.
Het duurt ongeveer twee uur en tien minuten om een volledig lege batterij op te laden.
De volgende tabel beschrijft de status van het laadlampje wanneer de camera aangesloten is op een stopcontact.
Laadlampje Beschrijving
Knippert langzaam (groen)
Uit
Knippert (groen)
Batterij wordt opgeladen.
Batterij wordt niet opgeladen. Als het opladen voltooid is, knippert het lampje niet meer groen en gaat het uit.
De omgevingstemperatuur is niet geschikt om batterijen op te laden. Laad de batterij binnenshuis op bij een omgevingstemperatuur van 5 °C tot 35 °C.
De USB-kabel of de lichtnetlaadadapter is niet goed aangesloten, of er is een probleem met de batterij. Koppel de USB-kabel los of trek de lichtnetlaadadapter uit en sluit hem opnieuw aan, of vervang de batterij.
De batterij opladen
Eerste stappen
5 Trek de lichtnetlaadadapter uit het stopcontact en trek daarna de USB-
kabel uit.
19
De batterij opladen
B Opmerkingen over de lichtnetlaadadapter
De lichtnetlaadadapter EH-69P is enkel bedoeld voor gebruik met compatibele toestellen. Gebruik hem nooit met een toestel van een ander merk of model.
Lees en volg de waarschuwingen voor de lichtnetlaadadapter op pagina iii en het gedeelte “De batterij” (A 170) voor u hem gebruikt.
De EH-69P is compatibel met stopcontacten voor AC 100-240 V, 50/60 Hz. Bij gebruik in andere landen dient u eventueel een stekkeradapter (in de handel verkrijgbaar) te gebruiken. Voor meer informatie over
Eerste stappen
stekkeradapters kunt u contact opnemen met uw reisagentschap.
De lichtnetlaadadapter EH-69P dient om de in de camera geplaatste batterij op te laden. Als de camera door middel van de lichtnetlaadadapter aangesloten is op een stopcontact, kan de camera niet worden ingeschakeld.
Gebruik nooit een lichtnetadapter van een ander merk of model dan de lichtnetlaadadapter EH-69P of USB-lichtnetadapter. Als u deze waarschuwing negeert, kan dit leiden tot oververhitting van of schade aan de camera.
C Lichtnetvoeding
Als de lichtnetadapter EH-62G (apart verkrijgbaar; A 172) wordt gebruikt, wordt de voeding voor de camera geleverd via een stopcontact en kunt u met deze camera beelden maken en weergeven.
Gebruik in geen geval een lichtnetadapter van een ander merk of model dan de EH-62G. Als u deze waarschuwing negeert, kan dit leiden tot oververhitting van of schade aan de camera.
D Laden met behulp van de computer of een batterijlader
Door de COOLPIX S4150 aan te sluiten op een computer, wordt ook de oplaadbare Li-ionbatterij EN-EL19 opgeladen (A 134, 161).
De EN-EL19 kan worden geladen zonder de camera te gebruiken, wanneer u de batterijlader MH-66 (apart verkrijgbaar; A 172) gebruikt.
20
De batterij opladen

De camera aan- en uitzetten

Druk op de hoofdschakelaar om de camera aan te zetten.
Het camera-aan-lampje (groen) brandt en de monitor schakelt in (het camera-aan-lampje schakelt uit wanneer de monitor inschakelt).
U zet de camera uit door nogmaals op de hoofdschakelaar te drukken. Als de camera wordt uitgeschakeld, worden zowel het camera-aan-lampje als de monitor uitgeschakeld.
Als de camera uit staat, kunt u deze aanzetten in de weergavestand door de knop c
ingedrukt te houden (A 32).
Eerste stappen
C Stroombesparingsfunctie (Automatisch uit)
Als er gedurende een bepaalde tijd niets wordt gedaan, gaat de monitor uit, de camera gaat naar de stand­by-stand en het camera-aan-lampje knippert. Als u de camera hierna nog drie minuten lang niet bedient, schakelt de camera zichzelf uit.
Wanneer het camera-aan-lampje knippert en u op een van de volgende knoppen drukt, wordt de monitor weer ingeschakeld:
- Hoofdschakelaar, ontspanknop, A-knop, c-knop of b (e filmopname)-knop.
In de opname- of weergavestand gaat de camera na circa één minuut naar de stand-by-stand (standaardinstelling).
De tijd die mag verstrijken voordat de camera naar de stand-bystand gaat, kan worden gewijzigd met de optie Automatisch uit (A 158) in het setup-menu (A146).
21

Taal, datum en tijd instellen

De eerste keer dat u de camera aanzet, verschijnt een dialoogvenster voor taalselectie.
1 Druk op de hoofdschakelaar om de camera aan
te zetten.
Het camera-aan-lampje (groen) brandt en de monitor
Eerste stappen
schakelt in (het camera-aan-lampje schakelt uit wanneer de monitor inschakelt).
2 Tik op de gewenste taal.
Als de gewenste taal niet wordt weergegeven, tikt u op B of C om andere taalopties te bekijken.
Voor meer informatie over de bediening van het aanraakpaneel, zie “Het aanraakpaneel gebruiken” (A 8).
.
3 Tik op Ja.
Als u op Nee tikt, worden de tijdzone en datum niet ingesteld.
4 Tik op E of F om uw eigen tijdzone te
selecteren (A 151) en tik op I.
Tik op J om terug te keren naar het vorige scherm.
D Zomertijd
Als de zomertijd van kracht is, tikt u op p in het selectiescherm voor de tijdzone dat in stap 4 wordt weergegeven om de optie voor de zomertijd in te schakelen.
Als de optie voor de zomertijd ingeschakeld is, wordt W bovenaan de monitor weergegeven. Om de optie voor de zomertijd uit te schakelen, tikt u nogmaals op p.
Taal/Language
Italiano Magyar
Nederlands Norsk
Polski Português
Русский Română
Tijdzone en datum
Tijdzone kiezen en datum en tijd instellen?
JaNee
Eigen tijdzone
Eigen tijdzone
22
Taal, datum en tijd instellen
5 Tik op de volgorde waarin de dag, de maand en
het jaar worden weergegeven.
6 Wijzig de datum en tijd.
Tik op het gewenste veld en op A of B om de waarde te bewerken.
7 Tik op I.
De instellingen worden toegepast, het objectief schuift naar buiten en de camera gaat naar de opnamestand.
Datumnotatie
J/M/D
D/M/J
Datum en tijd
Datum en tijd
M/D/J
Eerste stappen
DMJ
:
DMJ
:
C De datum en tijd afdrukken en wijzigen
Om de dat um tijdens de op name op foto's a f te drukken, sc hakelt u de opti e Datumstempel (A 153) in het setup-menu (A 146) in nadat de datum en tijd werden ingesteld.
Om de datum en tijd van de cameraklok te wijzigen, selecteert u het item Tijdzone en datum (A 149) in het setup-menu (A 146).
23

Een geheugenkaart plaatsen

Beeld-, geluids- en filmbestanden worden opgeslagen in het interne geheugen van de camera (circa 20 MB) of op verwisselbare Secure Digital (SD)-geheugenkaarten (in de handel verkrijgbaar; A 173).
Als een geheugenkaart in de camera is geplaatst, worden gegevens automatisch op de geheugenkaart opgeslagen en kunnen de gegevens op de geheugenkaart worden weergegeven, gewist of overgezet. Verwijder de geheugenkaart als u gegevens in het interne geheugen wilt opslaan of gegevens uit het interne
Eerste stappen
geheugen wilt weergeven, wissen of overzetten.
1 Controleer of het camera-aan-lampje en de
monitor zijn uitgeschakeld en open het deksel van het batterijvak/de geheugenkaartsleuf.
Zet de camera altijd uit voor u het deksel opent.
2 Plaats de geheugenkaart.
Duw de geheugenkaart in de sleuf tot deze op zijn plaats klikt.
Geheugenkaartsleuf
B Een geheugenkaart plaatsen
Als u de geheugenkaart ondersteboven of achterstevoren plaatst, kan dit schade aan de camera of de geheugenkaart veroorzaken. Controleer of de
geheugenkaart correct is geplaatst.
3 Sluit het deksel van het batterijvak/de geheugenkaartsleuf.

Een geheugenkaart verwijderen

Schakel de camera uit en controleer of het camera-aan­lampje en de monitor uitgeschakeld zijn voordat u het deksel van het batterijvak/de geheugenkaartsleuf opent.
Duw de kaart in (1) om de kaart gedeeltelijk uit te werpen, waarna u de kaart met de hand verwijdert, maar zorg ervoor dat u dit niet in een hoek doet (2).
De camera, de batterij en de geheugenkaart kunnen
zeer warm worden tijdens gebruik, wees dus voorzichtig wanneer u de batterij of de geheugenkaart verwijdert.
24
Een geheugenkaart plaatsen
B Geheugenkaarten formatteren
Als het bericht rechts wordt weergegeven wanneer de camera wordt ingeschakeld, moet u de geheugenkaart formatteren voordat u deze kunt gebruiken (A 159). Let op: tijdens het formatteren worden alle foto's en andere gegevens op de geheugenkaart permanent verwijderd. Maak daarom kopieën van foto's die u wilt bewaren voordat u de geheugenkaart formatteert.
Tik op Ja om te formatteren. Wanneer het bevestigingsvenster verschijnt, tikt u op Ja. Om het formatteren te starten, tikt u op Uitvoeren.
Zet de camera niet uit en open het deksel van het batterijvak/de geheugenkaartsleuf niet voordat het formatteren is voltooid.
Wanneer u voor het eerst een geheugenkaart in deze camera plaatst en deze geheugenkaart reeds in een ander toestel werd gebruikt, dient u de geheugenkaart met deze camera te formatteren (A 159).
Ongeformatteerde kaart. Kaart formatteren?
JaNee
B De beveiligingsschuif
Als deze schuif in de “LOCK”-stand staat (vergrendeld), kunt u op deze geheugenkaart niet langer gegevens/foto's opslaan of wissen. Als de schuif in de “LOCK”-stand staat (vergrendeld), kunt u de vergrendeling opheffen door de schuif in de tegenovergestelde stand “schrijven” te plaatsen om foto's te nemen of te wissen of om de geheugenkaart te formatteren.
Schrijfbeveiliging
B Geheugenkaarten
Gebruik uitsluitend SD-geheugenkaarten (Secure Digital).
U mag de volgende handelingen niet uitvoeren tijdens het formatteren, terwijl gegevens worden
geschreven naar of verwijderd van de geheugenkaart, of tijdens gegevensoverdracht naar de computer. Als u deze waarschuwing negeert, kan dit leiden tot gegevensverlies of beschadiging van de camera of de geheugenkaart.
- De batterij of geheugenkaart verwijderen
- De camera uitzetten
- De lichtnetadapter loskoppelen
Formatteer de geheugenkaart niet met behulp van een computer.
Haal geheugenkaarten niet uit elkaar en breng geen wijzigingen aan.
Laat geheugenkaarten niet vallen, verbuig ze niet en stel ze niet bloot aan water of sterke schokken.
Raak de metalen contactpunten niet aan met uw vingers of met metalen voorwerpen.
Plak geen labels of stickers op de geheugenkaart.
Voorkom blootstelling aan hoge temperaturen en laat geheugenkaarten niet in direct zonlicht of een
gesloten auto liggen.
Voorkom blootstelling aan vochtigheid, stof of corrosieve gassen.
Eerste stappen
25
Basisstappen voor fotograferen en weergeven: stand A (Auto)
Stap 1 De camera inschakelen en de stand A (Auto) selecteren
In dit gedeelte wordt beschreven hoe u foto's maakt in de stand A (auto). Deze automatische stand voor “richten en schieten” wordt aanbevolen als u voor het eerst een digitale camera gebruikt.
1 Druk op de hoofdschakelaar om de camera aan
te zetten.
Het objectief schuift naar buiten en de monitor schakelt in. Bij aankoop staat de camera in de stand A (auto). Ga verder
Basisstappen voor fotograferen en weergeven: stand A (Auto)
naar stap 4.
2 Druk op de knop A.
3 Tik op A in de monitor.
4 Controleer de aanduiding batterijniveau en het
aantal resterende opnamen.
26
Aanduiding
batterijniveau
b Batterijniveau hoog.
B
N
Batterij is leeg.
Aantal resterende opnamen
De aanduiding wordt weergegeven wanneer er 50 of minder belichtingen overblijven.
Het aantal foto's dat kan worden opgeslagen is afhankelijk van de capaciteit van het interne geheugen of de geheugenkaart, en van de instelling voor de beeldmodus (A 44).
Batterijniveau laag. U moet de batterij binnenkort vervangen of opladen.
Kan geen foto's maken. Laad de batterij op of vervang deze.
Beschrijving
Opnamestand
Autostand
Aanduiding batterijniveau
3 33
Aantal resterende opnamen
Stap 1 De camera inschakelen en de stand A (Auto) selecteren
Aanduidingen in de stand A (auto)
Opnamestand A wordt weergegeven in de stand A (auto).
Pictogram Bewegingsdetectie De effecten van bewegingen van het onderwerp en van cameratrilling worden verminderd.
3 33
Aanduiding intern geheugen Geeft aan dat de beelden worden opgeslagen in het interne geheugen van de camera (ca. 20 MB). Zodra een geheugenkaart in de camera wordt geplaatst, verschijnt C niet meer en worden de foto's opgeslagen op de geheugenkaart.
Als de monitor uitgeschakeld is in de stand-by-stand om energie te sparen (het camera­aan-lampje knippert) (A 158), drukt u op de volgende knoppen om de monitor opnieuw in te schakelen:
- Hoofdschakelaar, ontspanknop, A-knop of b (e filmopname)-knop
B Opmerking over Aanraaksluiter
In de standaardinstelling kan de sluiter worden ontspannen door gewoon op een onderwerp in de monitor te tikken (A 45). Let op dat u de sluiter niet per vergissing ontspant.
D Beschikbare functies in de stand A (auto)
Wanneer de camera naar een menselijk gezicht is gericht, start de functie Gezichtsherkenning, waarmee de camera het gezicht automatisch detecteert en erop scherpstelt (A 30, 41).
De opname-instellingen (A 34, 42) kunnen worden gewijzigd door op de tab links of onderaan te tikken om de instelknoppen weer te geven.
D Bewegingsdetectie
Zie Bewegingsdetectie (A 155) in het setup-menu (A 146) voor meer informatie.
D Elektronische vibratiereductie
Als de flits-stand (A 34) ingesteld is op c (uit) of d (trage synchronisatie) waarbij Elektronische VR (A 154) in het setup-menu ingesteld is op Auto, kan het pictogram R op de monitor verschijnen. Wanneer R wordt weergegeven, kunnen de effecten van cameratrilling uitgesproken zijn in de huidige opnameomstandigheden. In dergelijke situaties vermindert de camera de effecten van cameratrilling in de foto's voor ze worden opgeslagen.
Basisstappen voor fotograferen en weergeven: stand A (Auto)
27

Stap 2 Het beeld kadreren

1 Houd de camera gereed.
Houd de camera met beide handen stevig vast en let op dat uw vingers en andere voorwerpen zich niet voor het objectief, de flitser, de AF-hulpverlichting, de ingebouwde microfoon of de luidspreker bevinden.
Als u “staande” opnamen maakt, draait u de camera op zo'n manier dat de ingebouwde flitser zich boven het objectief
Basisstappen voor fotograferen en weergeven: stand A (Auto)
bevindt.
2 Kadreer de foto.
Een gezicht dat door de camera werd gedetecteerd, wordt voorzien van een dubbele gele rand (scherpstelveld). Er kunnen maximaal 12 gezichten worden gedetecteerd. Als meer dan één gezicht wordt gedetecteerd, wordt het gezicht dat zich het dichtst bij de camera bevindt, aangegeven met een dubbele rand en de andere gezichten met een enkele rand.
Wanneer u foto's maakt van andere onderwerpen dan mensen of een onderwerp kadreert waarbij geen gezicht wordt gedetecteerd, wordt geen scherpstelveld weergegeven. Kadreer het beeld zodat het onderwerp dat u wilt fotografere n zich i n of dic htbij h et midd en van b eeld bevindt.
3 33
28
Stap 2 Het beeld kadreren

De zoom gebruiken

Draai de zoomknop om de optische zoom te activeren. Om in te zoomen zodat het onderwerp een groter deel van het beeld inneemt, draait u naar g. Om uit te zoomen zodat er meer van de omgeving in het beeld te zien is, draait u naar f.
De zoomstand is ingesteld op de maximale
groothoekstand wanneer de camera wordt ingeschakeld.
Een zoomaanduiding verschijnt aan de bovenzijde op de
monitor zodra de zoomknop wordt gedraaid.
Digitale zoom
Zodra de camera ingezoomd is op de maximale optische zoomstand, draait u de zoomknop naar g en houdt u hem zo vast om de digitale zoom te activeren. Het onderwerp wordt vergroot tot 4× de maximale optische zoomfactor.
Uitzoomen Inzoomen
Optische
zoom
Basisstappen voor fotograferen en weergeven: stand A (Auto)
Digitale
zoom
Maximale optische zoom
Digitale zoom ingeschakeld
De camera stelt scherp op het midden van het beeld en het scherpstelveld wordt
niet weergegeven wanneer de digitale zoom is ingeschakeld.
C Digitale zoom en interpolatie
In tegenstelling tot optische zoom, wordt bij digitale zoom gebruikgemaakt van een techniek die interpolatie wordt genoemd om beeld te vergroten; deze techniek resulteert in een geringe afname van de beeldkwaliteit op basis van de beeldmodus (A 43) en de digitale zoomfactor.
Interpolatie wordt toegepast bij zoomstanden voorbij V wanneer foto's worden gemaakt. Als de zoom voorbij de stand V wordt verhoogd, wordt de interpolatie geactiveerd en wordt de zoomaanduiding geel om aan te geven dat interpolatie wordt toegepast. De positie van V wordt naar rechts verplaatst als het beeldformaat kleiner wordt, om de zoomstanden te kunnen controleren waarbij opnemen mogelijk is zonder interpolatie bij de huidige instelling voor de beeldmodus.
Klein beeldformaat
De digitale zoom kan worden uitgeschakeld met de optie Digitale zoom (A 156) in het setup-menu (A 146).
29

Stap 3 Scherpstellen en opnemen

250 F3.2
250 F3.2
1 Druk de ontspanknop half in.
Zodra u de ontspanknop half indrukt (A 7), stelt de camera de scherpstelling en de belichting (sluitertijd en diafragmawaarde) in. De scherpstel- en belichtingsinstellingen blijven geblokkeerd zolang u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
Wanneer een gezicht wordt gedetecteerd, wordt het
Basisstappen voor fotograferen en weergeven: stand A (Auto)
gekadreerd door de dubbele rand die het actieve scherpstelveld aanduidt. Zodra dit gezicht scherp is, wordt de dubbele rand groen.
Wanneer geen gezicht wordt gedetecteerd, selecteert de camera automatisch één (of meer) van de negen scherpstelvelden met het onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt. Wanneer de scherpstelling is ingesteld, wordt het actieve scherpstelveld (maximaal negen velden) groen.
Als u de digitale zoom gebruikt, verschijnt er géén scherpstelveld en stelt de camera scherp op het midden van het beeld. Zodra de camera heeft scherpgesteld, licht de scherpstelaanduiding groen op.
Wanneer het scherpstelveld of de scherpstelaanduiding rood knipperen wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt, kan de camera niet scherpstellen. Pas de compositie aan en druk de ontspanknop opnieuw half in.
2 Druk de ontspanknop helemaal in.
De sluiter wordt losgelaten en de foto wordt opgenomen op de geheugenkaart of het interne geheugen.
2501/1/1/ F3.2
Sluitertijd
Sluitertijd
Scherpstelaanduiding
Diafragmawaarde
2501/1/1/ F3.2
Diafragmawaarde
30
Stap 3 Scherpstellen en opnemen
B Tijdens de opname
Terwijl foto's worden opgeslagen, knippert het aantal resterende opnamen. Open het deksel van het batterijvak/de geheugenkaartsleuf niet terwijl foto's worden opgenomen. Als in dit geval de stroom
wordt onderbroken of de geheugenkaart wordt verwijderd, kan dit leiden tot gegevensverlies of beschadiging van de camera of de geheugenkaart.
B Autofocus
Automatische scherpstelling levert in de volgende situaties mogelijk niet het gewenste resultaat op. Het kan soms voorkomen dat niet wordt scherpgesteld op het onderwerp ondanks het feit dat het scherpstelveld of de scherpstelaanduiding groen oplichten.
Het onderwerp is zeer donker.
Er zijn voorwerpen met sterk verschillende helderheid in beeld (bijvoorbeeld wanneer de zon achter het
onderwerp staat, waardoor het onderwerp er heel donker uitziet)
Er is geen contrast tussen het onderwerp en de omgeving (bijvoorbeeld wanneer de persoon op de foto een wit overhemd draagt en voor een witte muur staat)
Meerdere voorwerpen bevinden zich op verschillende afstanden van de camera (bijvoorbeeld wanneer het onderwerp in een kooi zit).
Regelmatige geometrische patronen (bijv. vensterjaloezie of vensters in een wolkenkrabber)
Het onderwerp beweegt snel.
Druk in bovengenoemde situaties de ontspanknop enkele malen half in om opnieuw scherp te stellen of stel scherp op een ander onderwerp (A 52). Wanneer u scherpstelt op een ander onderwerp, dient u zeker te zijn dat het andere onderwerp zich op dezelfde afstand van de camera bevindt als het gewenste onderwerp terwijl u de ontspanknop half indrukt.
B Wanneer het onderwerp zich dicht bij de camera bevindt
Als de camera niet kan scherpstellen, probeert u op te nemen met de macro-stand (A 38) of in de onderwerpstand Close-up (A 67).
B Opmerking over Gezichtsherkenning
Zie “Opmerkingen over de functie Gezichtsherkenning” (A 41) voor meer informatie.
C Aanraaksluiter
In de standaardinstelling kan de sluiter wo rden losg elaten do or gewoon op een ond erwerp in de monito r te tikken (A 45) in plaats van op de ontspanknop te drukken. De optie Aanraaksluiter kan worden gewijzigd in de optie Aanraak-AF/AE, waarmee de camera de scherpstelling en de belichting kan instellen op het onderwerp dat op de monitor wordt aangetikt. Wanneer u de optie Aanraak-AF/AE gebruikt, wordt de foto gemaakt door op de ontspanknop te drukken (A 50).
D AF-hulpverlichting en flitser
Als het onderwerp schaars verlicht is, licht de AF-hulpverlichting (A 156) mogelijk op wanneer u de ontspanknop half indrukt, of gaat de flitser (A 34) af wanneer u de ontspanknop helemaal indrukt.
Basisstappen voor fotograferen en weergeven: stand A (Auto)
31

Stap 4 Foto's weergeven en wissen

0003.
JPG
:
11
2011
333
e
0003.
JPG
333
0003.
JPG
2011
:
:
11
2011
333

Foto's weergeven (weergavestand)

Druk op de c (weergave)-knop.
filmopname)-knop
b (
0003.
0003.
11 2011
2011151515
11
JPG
JPG
:
151530301530
Basisstappen voor fotograferen en weergeven: stand A (Auto)
Aanduiding intern geheugenA (opnamestand)-knop c (weergave)-knop
De laatst gemaakte foto wordt schermvullend weergegeven. Sleep de huidige foto naar links of naar rechts om de vorige of volgende foto weer te geven. Sleep
uw vinger snel over minstens de helft van de monitor om de vorige of volgende vijf foto's over te slaan. Tik op de monitor om te stoppen bij een foto wanneer deze voorbijschuift.
De vorige foto weergeven De volgende foto weergeven
:
15 30
11111515303011
2011
2011
151515
JPG
JPG
0003.
0003.
3
Foto's kunnen kort met lage resolutie worden weergegeven terwijl ze van de geheugenkaart of uit het interne geheugen worden gelezen.
Druk op de knop A of op de ontspanknop om naar de opnamestand te gaan. Door op de b (e filmopname)-knop te drukken, keert de camera ook terug naar de opnamestand.
Tijdens het weergeven van foto's opgeslagen in het interne geheugen van de camera wordt C weergegeven. Zodra een geheugenkaart wordt geplaatst in de camera, verschijnt C niet meer en worden de foto's opgeslagen op de geheugenkaart weergegeven.
:
11
11
2011
2011
1515303015 30
151515
JPG
JPG
0003.
0003.
3
C Wanneer de monitor uitgeschakeld is om energie te sparen
Wanneer het camera-aan-lampje knippert, drukt u op de knop c om de monitor weer in te schakelen (A 158).
C Beschikbare handelingen in de weergavestand
Zie “Meer over weergave” (A80) of “Foto's bewerken” (A 110) voor meer informatie.
C Druk op de knop c om de camera aan te zetten
Als de camera uit staat, kunt u deze aanzetten in de weergavestand door de knop c ingedrukt te houden. Het objectief komt niet naar buiten.
C Foto's weergeven
Foto's die werden gemaakt met gezichtsherkenning (A 41) of dierenherkenning (A 70) worden automatisch gedraaid en weergegeven in schermvullende weergave op basis van de oriëntatie van de gedetecteerde gezichten, behalve foto's die werden gemaakt met Continu , BSS en Multi-shot 16 (A 54, 70) of met de functie Onderwerp volgen (A 48).
32
3

Ongewenste foto's wissen

1
Geef een te wissen foto weer, tik op de onderste tab om de instelknoppen weer te geven (
c
en tik op
.
Stap 4 Foto's weergeven en wissen
A
14)
2 Tik op de gewenste wisoptie.
Huidig beeld
schermvullende foto of film (
Wis gesel. beeld(en)
“Het scherm Wis gesel. beeld(en) gebruiken” voor meer informatie.
Alle beelden: Alle foto's worden gewist. Als stap 1 wordt uitgevoerd in de stand voor de miniatuurweergave (A81), selecteert u
gesel. beeld(en)
: Wis de momenteel weergegeven
A
131).
: Selecteer meerdere foto's en wis ze. Zie
of
Alle beelden
.
3 Tik op Ja in het bevestigingsvenster Wissen.
Eenmaal gewiste foto's kunt u niet meer terughalen. Om te sluiten zonder de foto te wissen, tikt u op J of Nee.
Wissen
Huidig beeld
Wis gesel. beeld(en)
Alle beelden
Wissen
1 beeld wissen?
Ja
Nee
Het scherm Wis gesel. beeld(en) gebruiken
1 Tik op een foto om y weer te geven.
Om de selectie van de foto op te heffen, tikt u nogmaals op de foto, zodat
Tik op Tik op
het aantal weergegeven foto's te wijzigen.
2
Geef y weer bij alle te wissen foto's, en tik op I om de selectie toe te
y
wordt verborgen.
B
of C om de vorige of volgende pagina weer te geven.
n
of o of draai de zoomknop naar g (i) of f (h) om
Wis gesel. beeld(en)
passen.
Het bevestigingsscherm verschijnt. Volg de instructies op het scherm voor meer mogelijkheden.
B Opmerkingen over wissen
Eenmaal gewiste foto's kunnen niet meer worden hersteld. Speel belangrijke foto's over naar de computer voordat u ze wist.
Beveiligde foto's kunnen niet worden gewist (A 101).
Basisstappen voor fotograferen en weergeven: stand A (Auto)
Wis
33

De basisfuncties voor opname gebruiken

m Flits-stand

De flits-stand kan worden geselecteerd overeenkomstig de opnameomstandigheden.
Wanneer ISO-waarde is ingesteld op Automatisch, heeft de flitser een bereik van
0,5–4,5 m in de maximale groothoekstand en een bereik van 0,5–2,2 m in de maximale telestand.
Automatisch
a
Bij weinig licht wordt automatisch de flitser gebruikt.
Autom. met rode-ogenred.
b
Basisstappen voor fotograferen en weergeven: stand A (Auto)
Vermindert “rode ogen” in portretten (A 35).
Uit
c
De flitser gaat niet af, ook niet bij weinig licht.
Invulflits
X
De flitser wordt bij elke foto gebruikt. Gebruik deze stand om schaduwen en onderwerpen in tegenlicht “in te vullen” (te verlichten).
Lange sluitertijd
d
a (automatisch) wordt gecombineerd met lange sluitertijd.
Geschikt voor avond- en nachtportretten met achtergrondscènes. De flitser verlicht het hoofdonderwerp. De lange sluitertijd wordt gebruikt om in het donker of bij weinig licht de achtergrond vast te leggen.
De flits-stand instellen
1 Tik op de tab links om de instelknoppen weer te
geven (A 14) en tik op het pictogram voor de flits-stand.
2 Tik op het pictogram voor de gewenste flits-
stand.
Tik op J om terug te keren naar het vorige scherm.
Om de instelknoppen te verbergen nadat de instelling werd toegepast, tikt u nogmaals op de tab.
34
Flits-stand
Automatisch
De basisfuncties voor opname gebruiken
B Fotograferen met uitgeschakelde flitser (c) of bij weinig licht
Het gebruik van een statief wordt aanbevolen.
De functie ruisonderdrukking kan worden geactiveerd in bepaalde opnameomstandigheden,
bijvoorbeeld wanneer er weinig licht is. Voor foto's waarbij ruisonderdrukking is toegepast, is meer tijd nodig om ze op te slaan.
B Opmerking over het gebruik van de flitser
Wanneer de flitser wordt gebruikt, kunnen er reflecties van stofdeeltjes in de lucht als heldere punten verschijnen in de foto. Om deze reflecties te verminderen, dient u de flitser in te stellen op c (uit).
C Het flitserlampje
Het flitserlampje geeft de status van de flitser aan wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
Aan: flitser wordt gebruikt wanneer de foto wordt gemaakt.
Knippert: flitser wordt opgeladen. Wacht enkele seconden en probeer het opnieuw.
Uit: flitser wordt niet gebruikt wanneer de foto wordt gemaakt.
Als de batterij bijna leeg is, wordt de monitor uitgezet; hij blijft uit tot de flitser volledig geladen is.
C Flits-standinstelling
De standaardinstelling van de flits-stand is afhankelijk van de opnamestand.
Stand A (auto): a (auto)
Onderwerp: is afhankelijk van de geselecteerde onderwerpstand (A 59)
F (slim portret): vast ingesteld op a (auto) wanneer Uit is geselecteerd voor Knipperdetectie; c (uit)
wanneer Aan is geselecteerd voor Knipperdetectie (A 77)
Bij bepaalde functies kan de flitser niet worden ingeschakeld. Zie “Camera-instellingen die niet tegelijk kunnen worden gebruikt” (A 78) voor meer informatie.
De instelling voor de flits-stand die wordt gebruikt in de stand A (auto) wordt opg eslagen in het geh eugen van de camera, zelfs als de camera uitgezet is.
C Rode-ogenreductie
Deze camera heeft een functie voor geavanceerde rode-ogenreductie (“Rode-ogenreductie van de camera”).
Als de camera rode ogen vaststelt wanneer een foto wordt gemaakt, wordt het gebied in kwestie bewerkt om rode ogen te verminderen voordat de foto wordt opgeslagen.
Houd rekening met het volgende tijdens de opname:
Er is meer tijd nodig om deze foto's op te slaan.
Rode-ogenreductie zal in sommige situaties niet het gewenste resultaat opleveren.
In sporadische gevallen zullen ook andere gebieden dan alleen rode ogen door de camera worden
nabewerkt. Gebruik in zo'n geval een andere flits-stand en probeer het opnieuw.
Basisstappen voor fotograferen en weergeven: stand A (Auto)
35
De basisfuncties voor opname gebruiken
250
F3.2
10S

n Foto's maken met de zelfontspanner

De camera is voorzien van een zelfontspanner met een vertraging van tien of twee seconden voor het maken van zelfportretten. Deze stand is handig om de cameratrilling te voorkomen die optreedt als u de ontspanknop indrukt. Bij gebruik van de zelfontspanner wordt een statief aanbevolen.
1 Tik op de tab links om de instelknoppen weer te
geven (A 14) en tik op het pictogram voor de
Basisstappen voor fotograferen en weergeven: stand A (Auto)
zelfontspanner.
2 Tik op 10s of 2s.
10s (tien seconden): voor belangrijke gelegenheden, zoals
bruiloften
2s (twee seconden): om cameratrilling te voorkomen
De geselecteerde zelfontspannerstand wordt weergegeven. Tik op J om terug te keren naar het vorige scherm.
Om de instelknoppen te verbergen nadat de instelling werd toegepast, tikt u nogmaals op de tab.
3 Kadreer het beeld en druk de
ontspanknop half in.
Scherpstelling en belichting worden ingesteld.
36
Zelfontspanner
Uit
10S
10S
250
2501/1/1/ F3.2
F3.2
De basisfuncties voor opname gebruiken
250
F3.2
4 Druk de ontspanknop helemaal in.
De zelfontspanner start en het aantal seconden tot de opname wordt op de monitor weergegeven. Het zelfontspannerlampje knippert terwijl de timer aftelt. Ongeveer een seconde voordat de sluiter wordt ontspannen, stopt het lampje met knipperen en gaat het continu branden.
Zodra de opname is gemaakt, wordt de zelfontspanner op Uit gezet.
Als u de zelfontspanner wilt stoppen voordat de foto is genomen, drukt u nogmaals op de ontspanknop.
9S9S9S
250
2501/1/1/ F3.2
F3.2
Basisstappen voor fotograferen en weergeven: stand A (Auto)
B Opmerking over de zelfontspanner
Bij bepaalde functies kan deze instelling niet worden ingeschakeld. Zie “Camera-instellingen die niet tegelijk kunnen worden gebruikt” (A 78) voor meer informatie.
37
De basisfuncties voor opname gebruiken
p Macro-stand
De macro-stand wordt gebruikt om foto's van voorwerpen te maken tot op een afstand van slechts 10 cm. Merk op dat de flitser het volledige onderwerp niet kan verlichten op afstanden van minder dan 50 cm.
1 Tik op de tab links om de instelknoppen weer te
geven (A 14) en tik op het pictogram voor de macro-stand.
Basisstappen voor fotograferen en weergeven: stand A (Auto)
2 Tik op o.
Tik op J om terug te keren naar het vorige scherm.
Om de instelknoppen te verbergen nadat de instelling werd toegepast, tikt u nogmaals op de tab.

Macro-stand

Aan
3 Draai de zoomknop om de foto te kadreren.
De dichtst mogelijke opnameafstand is afhankelijk van de zoomstand. De camera kan scherpstellen op de kortste afstanden wanneer F en de zoomaanduiding groen worden weergegeven terwijl de zoomaanduiding zich links (groothoekstand) van G bevindt.
De camera kan scherpstellen op onderwerpen op slechts 10 cm van het objectief wanneer uitgezoomd is tot de maximale groothoekstand, of wanneer één stap is ingezoomd vanuit de maximale groothoekstand. In de zoomstand G kan de camera scherpstellen op een afstand van 30 cm.
B Opmerking over de instelling Macro-stand
Bij bepaalde functies kan deze instelling niet worden ingeschakeld. Zie “Camera-instellingen die niet tegelijk kunnen worden gebruikt” (A 78) voor meer informatie.
C Autofocus
Wanneer foto's in de macro-stand worden gemaakt, stelt de camera continu scherp tot de ontspanknop half wordt ingedrukt om de scherpstelling te vergrendelen. Daarom hoort u het geluid van de scherpstelmotor van het objectief.
C Instelling macro-stand
De instelling voor de macro-stand die wordt gebruikt in de stand A (auto) wordt opgeslagen in het geheugen van de camera, zelfs als de camera uitgezet is.
38
De basisfuncties voor opname gebruiken

o De helderheid wijzigen met belichtingscorrectie

Belichtingscorrectie wordt gebruikt om de door de camera geselecteerde belichtingswaarde te wijzigen, zodat u foto's lichter of donkerder kunt maken.
1 Tik op de tab links om de instelknoppen weer te
geven (A 14) en tik op het pictogram voor de belichtingscorrectie.
Basisstappen voor fotograferen en weergeven: stand A (Auto)
2 Sleep de instelknop om de
belichtingscorrectiewaarde te wijzigen.
Om het beeld helderder te maken, past u positieve (+) belichtingscorrectie toe.
Om het beeld donkerder te maken, past u negatieve (–) belichtingscorrectie toe.
Tik op J om terug te keren naar het vorige scherm.
3 Tik op I.
Om de instelknoppen te verbergen nadat de instelling werd toegepast, tikt u nogmaals op de tab.
Om de belichtingscorrectie te annuleren, keert u terug naar stap 1, wijzigt u de waarde in 0 en tikt u op I.
Belichtingscompensatie
Belichtingscompensatie
C Belichtingscorrectiewaarde
De belichtingscorrectiewaarde die wordt gebruikt in de stand A (auto) wordt opgeslagen in het geheugen van de camera, zelfs als de camera uitgezet is.
39

Meer over opnemen

Een opnamestand selecteren

De volgende opnamestanden kunnen worden geselecteerd.
A Autostand A 26
Foto's kunnen worden gemaakt in een automatische stand voor “richten en schieten”, wat wordt aanbevolen als u voor het eerst een digitale camera gebruikt. De instellingen voor de flits-stand en macro-stand kunnen worden gewijzigd, en andere instellingen zijn beschikbaar, zoals de instelling Continu of de optie “Onderwerp volgen”, waarbij het actieve scherpstelveld zich verplaatst om het geregistreerde onderwerp te volgen.
C Onderwerpstand A 58
De camera-instellingen worden automatisch geoptimaliseerd voor het geselecteerde onderwerp. In de stand Autom. scènekeuzeknop selecteert de camera automatisch de optimale onderwerpstand voor eenvoudiger opnamen.
F Stand Slim portret A 74
Meer over opnemen
De camera gebruikt de functie Gezichtsherkenning om een menselijk gezicht te detecteren en laat automatisch de sluiter los wanneer een glimlach wordt gedetecteerd. De optie Huid verzachten kan worden gebruikt om de huidtinten van menselijke gezichten zacht weer te geven.
1 Druk in de opnamestand op de knop
A.
Het menu met opnamestanden verschijnt.
2 Tik op het pictogram voor de gewenste
opnamestand.
De camera gaat naar de geselecteerde opnamestand.
Om een onderwerpstand te selecteren, tikt u eerst op C (onderwerp), waarna u op het pictogram van de gewenste onderwerpstand tikt (A 58).
Om terug te keren naar de huidige opnamestand zonder van opnamestand te veranderen, drukt u op de knop A of op de ontspanknop.
40
Opnamestand
Autostand
Een opnamestand selecteren
Gezichtsherkenning
Wanneer de camera in de hierna vermelde opnamestanden naar een menselijk gezicht wordt gericht, detecteert de camera het gezicht automatisch en stelt hierop scherp. Wanneer de camera meer dan één gezicht detecteert, wordt de dubbele rand (scherpstelveld) weergegeven rond het gezicht waarop is scherpgesteld, en een enkele rand rond de andere gezichten.
Opnamestand
(auto)-stand (A 26)
A
Onderwerpstand Autom. scènekeuzekn., Portret, Nachtportret (A 58)
Stand Slim portret (A 74) Maximaal 3
Aantal gezichten dat kan
worden gedetecteerd
Maximaal 12
Scherpstelveld (dubbele rand)
Het gezicht dat zich het dichtst bij de camera bevindt
Het gezicht dat zich het dichtst bij het midden van het beeld bevindt
3 33
Wanneer in de stand A (auto) geen gezichten worden gedetecteerd wanneer de
ontspanknop half wordt ingedrukt, selecteert de camera automatisch één (of meer) van de negen scherpstelvelden met het onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt.
In de onderwerpstand Autom. scènekeuzekn. wijzigt het scherpstelveld
overeenkomstig het geselecteerde onderwerp.
Wanneer in de onderwerpstand Portret en Nachtportret of in de stand Slim
portret geen gezichten worden gedetecteerd wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt, stelt de camera scherp op het onderwerp in het midden van het beeld.
Tik op een gezicht dat omgeven is door een enkele rand om het scherpstelveld naar
dat gezicht te verplaatsen (A 45, 50).
In de stand Onderwerp volgen wordt het onderwerp gevolgd zodra op een
gedetecteerd gezicht wordt getikt dat omgeven is door een rand (A 48).
B Opmerkingen over de functie Gezichtsherkenning
In de volgende situaties kan de camera mogelijk geen gezichten detecteren:
- Als een gezicht deels verscholen is achter een zonnebril of andere voorwerpen
- Als een gezicht te veel of te weinig ruimte beslaat in het beeld.
Wanneer zich meer dan één gezicht binnen het kader bevindt, hangen de gezichten gedetecteerd door de camera en het gezicht waarop de camera scherpstelt af van een aantal factoren, zoals de richting waarin de gezichten kijken.
In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld zoals vermeld in “Autofocus” (A 31), werkt de autofocus mogelijk niet zoals verwacht en wordt mogelijk niet scherpgesteld op het onderwerp hoewel de dubbele rand groen oplicht. In deze situatie stelt u opnieuw scherp op een ander onderwerp dat zich op dezelfde afstand van de camera bevindt als het eigenlijke portretonderwerp (A 52).
C Opmerkingen over foto's met gedetecteerde gezichten
Als foto's waarin tijdens de opname een gezicht werd gedetecteerd, worden weergegeven, worden de foto's automatisch gedraaid voor de weergave, overeenkomstig de oriëntatie van het gedetecteerde gezicht. Dit geldt niet voor foto's die werden gemaakt met Continu, BSS en Multi-shot 16 (A 54) of met de functie Onderwerp volgen (A 48).
In schermvullende weergave wordt de foto vergroot met het gezicht dat tijdens de opname werd gedetecteerd in het midden van de monitor wanneer de zoomknop naar g (i) (A 84) wordt gedraaid, behalve foto's die werden gemaakt met Continu, BSS en Multi-shot 16 (A 54) of met de functie Onderwerp volgen (A 48).
Meer over opnemen
41
De instelling voor de stand A (Auto) aanpassen
AUTO
AUTO
OFF
3
In de stand A (auto) kunnen de volgende camera-instellingen worden gewijzigd door op de tabs te tikken om de instelknoppen weer te geven.
Elk pictogram geeft ook de huidige instelling aan.
Tik op het pictogram van het gewenste item om het instelscherm voor dat item weer
te geven.
Tik nogmaals op de tab om de instelknoppen te verbergen.
In de stand A (auto) worden de instellingen opgeslagen in het geheugen van de camera zelfs als de camera wordt uitgeschakeld (behalve de instelling voor de zelfontspanner).
Meer over opnemen
3 33
AUTO
AUTO
3
.
m Flits-stand1.................................................... 34
1
n Zelfontspanner1......................................... 36
2
p Macro-stand2............................................... 38
3
o Belichtingscompensatie1..................... 39
4
A Beeldmodus1............................................... 43
5
Aanraakopname
Aanraaksluiter
q
6
Onderwerp volgen .............................. 48
s
Aanraak-AF/AE
r
1
De instellingen kunnen worden aangepast in bepaalde onderwerpstanden (A 59) en in de stand Slim portret (A 76).
2
De instellingen kunnen worden aangepast in bepaalde onderwerpstanden (A 59).
C Camera-instellingen die niet tegelijk kunnen worden gebruikt
Bepaalde opname-instellingen kunnen niet worden gecombineerd met andere functies. Zie “Camera­instellingen die niet tegelijk kunnen worden gebruikt” (A 78) voor meer informatie.
42
1
....................................... 45
1
..................................... 50
7
8
9
10
11
12
OFF
12 11 10
E ISO-waarde.................................................... 53
C Continu............................................................ 54
w Witbalans........................................................ 55
Y Windruisreductie1.................................. 130
nAF-filmstand1............................................ 129
D Filmopties1................................................. 128
1 2 3 4
5 6 7 8
9
De instelling voor de stand A (Auto) aanpassen

A Beeldmodus (Beeldkwaliteit/beeldformaat wijzigen)

A (auto) M Tik op de onderste tab M A Beeldmodus
Beeldmodus verwijst naar de combinatie van beeldformaat en beeldkwaliteit (compressie) waarmee foto's worden gemaakt. Kies de beeldmodus die het best geschikt is voor de manier waarop foto's worden gebruikt en de capaciteit van het interne geheugen of de geheugenkaart. Foto's met een hogere beeldkwaliteit/­formaat, kunnen sterker vergroot worden afgedrukt of weergegeven zonder dat het beeld “korrelig” wordt, maar vereisen meer geheugenruimte.
Formaat
(pixels)
4320 × 3240
Beschrijving
Hogere kwaliteit dan R, geschikt voor vergrotingen of afdrukken van hoge kwaliteit. De compressieverhouding is circa 1:4.
Dit is in de meeste omstandigheden de beste keuze. De compressieverhouding is circa 1:8.R 3264×2448 3264 × 2448
Kleiner formaat dan R, R of L, om meer foto's te kunnen opslaan. De compressieverhouding is circa 1:8.
Geschikt voor weergave op een computermonitor. De compressieverhouding is circa 1:8.
Geschikt voor schermvullende weergave op een televisie met een beeldverhouding van 4:3, of voor verspreiding per e-mail. De compressieverhouding is circa 1:8.
Foto's met een beeldverhouding van 16:9 worden opgenomen. De compressieverhouding is circa 1:8.
Optie
Q 4320×3240P 4320 × 3240
R
4320×3240
(standaardinstelling)
L 2592×1944 2592 × 1944
M 2048×1536 2048 × 1536
N 1024×768 1024 × 768
O 640×480 640 × 480
P 4224×2376 4224 × 2376
Meer over opnemen
C Beeldmodus
De instelling kan ook worden gewijzigd in andere opnamestanden dan de stand A (auto) door op de onderste tab te tikken om de instelknoppen weer te geven en vervolgens op de knop A te tikken.
Wijzigingen die aan de instelling voor de Beeldmodus worden aangebracht, zijn van toepassing op alle opnamestanden.
Bij bepaalde functies kan deze instelling niet worden ingeschakeld. Zie “Camera-instellingen die niet tegelijk kunnen worden gebruikt” (A 78) voor meer informatie.
43
De instelling voor de stand A (Auto) aanpassen
C Aantal resterende opnamen
In de volgende tabel ziet u hoeveel foto's er ongeveer kunnen worden opgeslagen in het interne geheugen en op een geheugenkaart van 4 GB. Let op: het aantal foto's dat kan worden opgeslagen, hangt af van de compositie van de foto (vanwege de JPEG-compressie). Dit aantal kan verschillen naargelang het merk van de geheugenkaart, zelfs wanneer voor de geheugenkaarten dezelfde capaciteit wordt opgegeven.
Instelling
Q 4320×3240P 1 430 36 × 27
R 4320×3240 3 860 36 × 27
R 3264×2448 6 1570 28 × 21
L 2592×1944 11 2560 22 × 16
Meer over opnemen
M 2048×1536 18 4230 17 × 13
N 1024×768 44 12300 9 × 7
O 640×480 74 23800 5 × 4
P 4224×2376 5 1210 35 × 20
* Afdrukformaat bij een afdrukresolutie van 300 dpi. Afdrukformaten worden berekend door het aantal
pixels te delen door de printerresolutie (dpi) en het resultaat te vermenigvuldigen met 2,54 cm. Echter, wanneer foto's op dezelfde beeldkwaliteit worden afgedrukt op hogere resolutie, worden deze kleiner afgedrukt dan het aangegeven formaat; als deze worden afgedrukt op lagere resolutie, worden deze groter afgedrukt dan het aangegeven formaat.
Het aantal resterende opnamen wordt weergegeven op het opnamescherm wanneer er 50 of minder opnamen overblijven (A 26).
Als er 10.000 of meer foto's opgeslagen zijn in de camera, wordt “9999” weergegeven in het weergavescherm als het huidige beeldnummer of het totaal aantal beelden.
Intern geheugen
(circa 20 MB)
Geheugenkaart
(4 GB)
Afdrukformaat* (cm)
44
De instelling voor de stand A (Auto) aanpassen
AUTO
AUTO
OFF

q Aanraaksluiter (Op de monitor tikken om de sluiter te ontspannen)

A (auto) M Tik op de onderste tab M q/s/r Aanraakopname
Foto's kunnen worden gemaakt door gewoon op de monitor te tikken.
Aanraaksluiter wordt standaard ingesteld. Ga verder naar stap 2.
1 Tik op de onderste tab, tik op q/s/r
(aanraakopname) (A 42), tik vervolgens op q (aanraaksluiter).
AUTO
OFF
Aanraakopname
Aanraaksluiter
2 Tik op het gewenste onderwerp om een foto te
maken.
Oefen geen kracht uit wanneer u op de monitor tikt, want hierdoor zou de camera kunnen bewegen, wat onscherpe foto's tot gevolg heeft.
Wanneer digitale zoom wordt gebruikt, stelt de camera scherp op het onderwerp in het midden van het beeld.
De ontspanknop kan ook worden gebruikt wanneer de optie Aanraaksluiter geselecteerd is.
Wanneer X wordt weergegeven wanneer op de monitor wordt getikt, kan de sluiter niet worden ontspannen. Tik op een gebied binnen X of een weergegeven rand wanneer de camera een gezicht detecteert.
AUTO
Meer over opnemen
3 33
3 33
45
De instelling voor de stand A (Auto) aanpassen
B Opmerkingen over Aanraaksluiter
Wanneer foto's worden gemaakt terwijl Continu of BSS in de instelling Continu (A 54) ingeschakeld is, of in de onderwerpstand Sport of Museum (A 58) , gebruik t u de ont spanknop om foto's te maken. Met de functie Aanraaksluiter kan slechts één foto tegelijk worden gemaakt.
Voorkom dat u opnamen maakt wanneer u per vergissing op de monitor tikt in de stand A (auto) en in bepaalde onderwerpstanden, door de instelling Aanraakopname te wijzigen in Aanraak-AF/AE (A 50). Met deze instelling wordt de sluiter niet ontspannen wanneer op de monitor wordt getikt.
Wanneer onderwerpen worden opgenomen waarvoor de autofocus niet zoals verwacht werkt, zijn deze onderwerpen mogelijk niet scherpgesteld (A 31).
Wanneer u op een op de monitor weergegeven onderwerp tikt terwijl de zelfontspanner (A36) ingeschakeld is, vergrendelt de camera de scherpstelling en wordt de sluiter na tien of twee seconden ontspannen.
Bij bepaalde functies kan deze instelling niet worden ingeschakeld. Zie “Camera-instellingen die niet tegelijk kunnen worden gebruikt” (A 78) voor meer informatie.
Meer over opnemen
46
De instelling voor de stand A (Auto) aanpassen
C Opnamestanden die de functie Aanraaksluiter ondersteunen
De aanraaksluiter kan worden gebruikt in de stand A (auto) en andere opnamestanden. De werking van de Aanraaksluiter is als volgt afhankelijk van de huidige opnamestand.
Opnamestand Werking van de Aanraaksluiter
Stand A (auto) (A 26), onderwerpstanden Sport, Party/
binnen, Strand, Sneeuw, Close-up, Voedsel, Museum, Zwart-wit-kopie en Tegenlicht
(A 58)
Onderwerpstand Autom. scènekeuzekn. (A 58) en stand Slim portret (wanneer Glimlachtimer is ingesteld op Uit; A 74)
Onderwerpstanden Portret en Nachtportret (A 58)
Onderwerpstanden Landschap,
Zonsondergang, Schemering, Nachtlandschap, Vuurwerk en Panorama assist (A 58)
Stand Slim portret (wanneer
Glimlachtimer is ingesteld op Aan; A 74)
Onderwerpstand Dierenportret (A 58)
Tik op het gewenste onderwerp. De scherpstelling en de belichting worden ingesteld voor het aangetikte gebied. Wanneer de camera meer dan één gezicht detecteert, tikt u op een gezicht dat omgeven is door een enkele rand om de scherpstelling en de belichting voor dat gezicht in te stellen.
Wanneer de camera gezichten detecteert, tikt u op een gezicht dat omgeven is door een rand. De scherpstelling en de belichting worden ingesteld op het aangetikte gezicht.
Wanneer geen gezicht wordt gedetecteerd, stelt de camera scherp op het aangetikte gebied.
Enkel een rand die wordt weergegeven door de functie Gezichtsherkenning, kan worden geselecteerd. Wanneer de camera meer dan één gezicht detecteert, tikt u op een gezicht dat omgeven is door een enkele rand om de scherpstelling en de belichting voor dat gezicht in te stellen.
De scherpstelling en de belichting worden ingesteld voor hetzelfde scherpstelveld wanneer foto's worden gemaakt door op de ontspanknop te drukken. Zie “Een onderwerpstand selecteren om foto's te maken (kenmerken)” (A 63) voor meer informatie.
De aanraaksluiter kan niet worden ingeschakeld. Wanneer de camera meer dan één gezicht detecteert, tikt u op een gezicht dat omgeven is door een enkele rand om het scherpstelveld naar dat gezicht te verplaatsen.
Tik op het gewenste onderwerp. De scherpstelling en de belichting worden ingesteld voor het aangetikte gebied. Als Dierenp. autom. ontsp. ingesteld is op Aan en de c amera gezichten van dieren detecteert, stelt de camera automatisch scherp op de gedetecteerde gezichten en wordt de sluiter ontspannen.
Meer over opnemen
47
De instelling voor de stand A (Auto) aanpassen
AUTO
AUTO
OFF
s

Onderwerp volgen (Scherpstellen op een bewegend onderwerp)

A (auto) M Tik op de onderste tab M q/s/r Aanraakopname
in de stand A (auto) (A 26) kan de instelling voor Aanraakopname worden gewijzigd van Aanraaksluiter (standaardinstelling) in Onderwerp volgen. Gebruik deze optie om foto's te maken van bewegende onderwerpen. Tik op het onderwerp waarop de camera moet scherpstellen. Het scherpstelveld verplaatst zich automatisch om het onderwerp te volgen.
1 Tik op de onderste tab, tik op q/s/r
(aanraakopname) (A 42) en tik op s (onderwerp volgen).
Meer over opnemen
s (onderwerp volgen) is alleen ingeschakeld in de stand
A (auto).
AUTO
OFF
Aanraakopname
Onderwerp volgen
2 Registreer een onderwerp.
Tik in de monitor op het onderwerp dat u wilt volgen.
- Het onderwerp is geregistreerd.
- Wanneer de camera gezichten detecteert, tikt u op een gezicht dat omgeven is met een rand om dit gezicht als het onderwerp te registreren en de volgfunctie te starten. Als de camera meer dan één gezicht detecteert, verdwijnen de randen rond de gezichten die niet geselecteerd zijn.
- Wanneer een ander onderwerp dan een gezicht wordt geregistreerd, wordt een geel scherpstelveld weergegeven op het onderwerp en begint de camera het onderwerp te volgen.
- Wanneer de rand rond het onderwerp rood wordt, kan de camera niet scherpstellen. Wijzig de compositie en probeer het opnieuw.
Als het aangetikte gebied geen onderwerp bevat dat kan worden geregistreerd, wordt X weergegeven op de monitor. Tik op een onderwerp binnen X.
Tik op een ander onderwerp om het te volgen onderwerp te wijzigen.
Om de registratie van het onderwerp te annuleren, tikt u op a dat links op de monitor wordt weergegeven.
Als de camera het geregistreerde onderwerp niet meer kan volgen, verdwijnt het scherpstelveld en wordt de registratie geannuleerd. Registreer het onderwerp opnieuw.
48
AUTO
3 33
3 33
De instelling voor de stand A (Auto) aanpassen
250
F3.2
3 Druk de ontspanknop in om een foto te maken.
De camera stelt scherp op het scherpstelveld wanneer de ontspanknop half is ingedrukt. Het scherpstelveld wordt groen en de scherpstelling wordt vergrendeld.
Als de camera niet kan scherpstellen, knippert het scherpstelveld. Druk de ontspanknop opnieuw half in om scherp te stellen.
Als de ontspanknop half is ingedrukt terwijl het scherpstelveld niet wordt weergegeven, dan stelt de camera scherp op het onderwerp in het midden van het beeld.
Druk de ontspanknop helemaal in om de sluiter los te laten.
B Opmerkingen over de stand Onderwerp volgen
Digitale zoom niet beschikbaar.
Het geluid van de objectiefmotor is te horen wanneer de functie Onderwerp volgen actief is.
Pas de zoomstand aan en pas de opname-instellingen (A 42) toe voor u het onderwerp registreert. Als
deze instellingen worden aangepast nadat het onderwerp geregistreerd is, wordt de registratie van het onderwerp geannuleerd.
Het kan onmogelijk zijn om het gewenste onderwerp te registreren, of de camera kan het geregistreerde onderwerp niet volgen of begint een ander onderwerp te volgen als het snel beweegt, als er te veel cameratrilling is of als de camera een gelijkaardig onderwerp detecteert. Of de camera het geregistreerde onderwerp nauwkeurig kan volgen, hangt ook af van de grootte en helderheid van het onderwerp.
In uitzonderlijke gevallen kan op onderwerpen waarop autofocus niet zoals verwacht kan worden toegepast (A 31), mogelijk niet worden scherpgesteld, hoewel het scherpstelveld groen oplicht. In dit geval stelt u scherp op een ander onderwerp dat zich op dezelfde afstand van de camera bevindt als het gewenste onderwerp, terwijl u de ontspanknop half indrukt (A 52).
Bij bepaalde functies kan deze instelling niet worden ingeschakeld. Zie “Camera-instellingen die niet tegelijk kunnen worden gebruikt” (A 78) voor meer informatie.
C Instelling Aanraakopname
De onderwerpregistratie met Onderwerp volgen wordt geannuleerd wanneer de camera wordt uitgezet.
250
2501/1/1/ F3.2
F3.2
Meer over opnemen
49
De instelling voor de stand A (Auto) aanpassen
AUTO
AUTO
OFF

r Aanraak-AF/AE (Op de monitor tikken om scherp te stellen)

A (auto) M Tik op de onderste tab M q/s/r Aanraakopname
De instelling Aanraakopname kan worden gewijzigd van Aanraaksluiter (standaardinstelling) in Aanraak-AF/AE.
Tik op een onderwerp in de monitor om het gebied te selecteren waarop de camera scherpstelt. Druk de ontspanknop half in om de scherpstelling en de belichting te vergrendelen voor het aangetikte gebied, en druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken.
1 Tik op de onderste tab, tik op q/s/r
Meer over opnemen
(aanraakopname) (A 42) en tik op r (aanraak­AF/AE).
Aanraakopname
Aanraak-AF/AE
2 Tik op het onderwerp waarop de camera
scherpstelt.
In het aangetikte gebied wordt u of een dubbele rand weergegeven.
Wanneer de digitale zoom wordt toegepast, kan het scherpstelveld niet worden geselecteerd.
Om de selectie van het scherpstelveld te annuleren, tikt u op a dat links op de monitor wordt weergegeven.
Als u op een positie tikt waarop geen scherpstelling kan worden verkregen, wordt X weergegeven op de monitor. Tik op een andere positie binnen X.
AUTO
AUTO
OFF
3 33
50
3 33
De instelling voor de stand A (Auto) aanpassen
3 Druk de ontspanknop in om een foto te maken.
Druk de ontspanknop half in om de scherpstelling en de belichting in te stellen en druk de ontspanknop helemaal in om de sluiter te ontspannen.
B Opmerking over Aanraak-AF/AE
Wanneer onderwerpen worden opgenomen waarvoor de autofocus niet zoals verwacht werkt, zijn deze onderwerpen mogelijk niet scherpgesteld (A 31).
C Opnamestanden waarbij de functie Aanraak-AF/AE mogelijk is
Aanraak-AF/AE kan worden gebruikt in de stand A (auto) en andere opnamestanden. De werking van Aanraak-AF/AE is als volgt afhankelijk van de huidige opnamestand.
Opnamestand Werking van Aanraak-AF/AE
Stand A (auto) (A 26), onderwerpstanden Sport,
Party/binnen, Strand, Sneeuw, Close-up, Voedsel, Museum, Zwart-wit-kopie en Tegenlicht
(A 58)
Onderwerpstand Autom. scènekeuzekn. (A 58) en stand Slim portret (wanneer Glimlachtimer is ingesteld op Uit; A 74)
Onderwerpstand Portret en Nachtportret (A 58), en stand Slim portret (wanneer
Glimlachtimer is ingesteld op Aan; A 74)
Onderwerpstanden Landschap, Zonsondergang, Schemering, Nachtlandschap, Vuurwerk en Panorama assist (A 58)
Onderwerpstand Dierenportret (A 58)
De scherpstelling en de belichting worden ingesteld voor het aangetikte gebied.
Wanneer de camera een gezicht detecteert, kan enkel een gezicht worden geselecteerd dat omgeven is door een rand. Wanneer de camera meer dan één gezicht detecteert, tikt u op een gezicht dat omgeven is door een enkele rand om het scherpstelveld naar dat gezicht te verplaatsen.
Wanneer geen gezicht wordt gedetecteerd, stelt de camera scherp op het aangetikte gebied.
Enkel een rand die wordt weergegeven door de functie Gezichtsherkenning, kan worden geselecteerd. Wanneer de camera meer dan één gezicht detecteert, tikt u op een gezicht dat omgeven is door een enkele rand om het scherpstelveld naar dat gezicht te verplaatsen.
Het scherpstelveld kan niet worden gewijzigd.
Aanraaksluiter (standaardinstelling) of aanraak-AF/AE kunnen worden geselecteerd wanneer Dierenp. autom. ontsp. (A 70) is ingesteld op Uit. Wanneer aanraak-AF/AE is ingeschakeld, worden de scherpstelling en de belichting ingesteld voor de aangetikte zone. Wanneer Dierenp. autom. ontsp. echter is ingesteld op Aan terwijl aanraak-AF/AE reeds ingeschakeld is, en de camera gezichten van dieren detecteert, stelt de camera automatisch scherp op de gedetecteerde gezichten en wordt de sluiter ontspannen.
Meer over opnemen
51
De instelling voor de stand A (Auto) aanpassen
250
F3.2
250
F3.2
D Foto's maken van onderwerpen waarop autofocus niet zoals verwacht kan
worden toegepast
Wanneer u foto's maakt van onderwerpen waarop autofocus niet zoals verwacht kan worden toegepast (A 31), probeert u de ontspanknop meerdere keren half in te drukken om opnieuw scherp te stellen, of probeert u het volgende.
1 Schakel naar de stand A (auto) (A 26) en selecteer Aanraak-
AF/AE voor de instelling Aanraakopname.
2 Tik op een ander onderwerp dat zich even ver van de camera
bevindt als het gewenste onderwerp.
Meer over opnemen
3 Druk de ontspanknop half in.
De camera stelt scherp op het onderwerp en het scherpstelveld wordt groen.
De belichting wordt vastgezet voor het onderwerp waarop wordt scherpgesteld wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt.
4 Blijf de ontspanknop half ingedrukt houden en pas de kadrering
aan.
Houd dezelfde afstand aan tussen de camera en het onderwerp terwijl u de ontspanknop half ingedrukt houdt.
5 Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken.
Aanraak-AF/AE
Aanraakopname
250
2501/1/1/ F3.2
F3.2
250
2501/1/1/ F3.2
F3.2
3 33
52
De instelling voor de stand A (Auto) aanpassen

E ISO-waarde

A (auto) M Tik op de onderste tab M E ISO-waarde
Hoe hoger de gevoeligheid, hoe minder licht nodig is om een beeld te belichten, zodat u donkerder onderwerpen kunt vastleggen.
Een hogere gevoeligheid laat ook kortere sluitertijden toe, wat resulteert in een foto met minder cameratrilling en onscherpte in vergelijking met hetzelfde onderwerp dat met dezelfde helderheid wordt gefotografeerd.
Hoewel hoge ISO-waarden geschikt zijn voor foto's van onderwerpen genomen bij weinig licht, foto's genomen zonder flitser of foto's genomen in de telestand, worden hoge gevoeligheidswaarden vaak geassocieerd met “ruis”- helder gekleurde pixels op willekeurige plaatsen — geconcentreerd in donkere delen van beelden.
s Automatisch (standaardinstelling)
De gevoeligheid is ISO 80 onder normale omstandigheden; als er weinig licht is, corrigeert de camera dit door de gevoeligheid te verhogen tot maximaal ISO 1600.
Vast bereik automatisch
Kies het bereik waarin de camera automatisch de ISO-gevoeligheid aanpast, uit ISO 80-400 of ISO 80-800. De camera verhoogt de gevoeligheid niet boven de maximumwaarde in het geselecteerde bereik. Bepaal de maximale waarde voor ISO­gevoeligheid voor effectieve controle over de hoeveelheid “korrel” die in beelden voorkomt.
80, 100, 200, 400, 800, 1600, 3200
De gevoeligheid wordt vergrendeld op de vastgestelde waarde.
Meer over opnemen
B Opmerking over ISO-gevoeligheid
Bij bepaalde functies kan deze instelling niet worden ingeschakeld. Zie “Camera-instellingen die niet
tegelijk kunnen worden gebruikt” (A 78) voor meer informatie.
Als de ISO-waarde is ingesteld op een andere optie dan Automatisch, is Bewegingsdetectie (A 155)
uitgeschakeld.
53
De instelling voor de stand A (Auto) aanpassen

C Continu

A (auto) M Tik op de onderste tab M C Continu
Continuopnamen of BSS (best shot selector) inschakelen.
U Enkelvoudig (standaardinstelling)
Er wordt één foto gemaakt wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
V Continu
Terwijl de ontspanknop ingedrukt blijft, worden tot drie foto's gemaakt met een snelheid van ongeveer 0,7 beelden per seconde (bij een instelling Beeldmodus van R 4320×3240).
D BSS (Best Shot Selector)
Meer over opnemen
De “best shot selector” wordt aanbevolen wanneer foto's worden gemaakt met de flitser uit of met ingezoomde camera of in andere situaties waarin onverwachte bewegingen tot onscherpe foto's kunnen leiden. Wanneer BSS geactiveerd is, maakt de camera maximaal tien foto's terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt. De scherpste foto van de reeks wordt automatisch geselecteerd en opgeslagen.
W Multi-shot 16
Telkens wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt, maakt de camera 16 foto's met een snelheid van ongeveer 30 bps en deelt ze in als één beeld. Foto's worden opgenomen met een beeldmodusinstelling van L (beeldformaat: 2560 × 1920 pixels). Deze instelling kan niet worden gewijzigd. Digitale zoom is niet beschikbaar.
B Opmerkingen over continuopnamen
Wanneer Continu, BSS of Multi-shot 16 is geselecteerd, is de flitser uitgeschakeld. Scherpstelling,
belichting en witbalans worden ingesteld op de waarden bepaald voor de eerste foto in elke reeks.
De beeldsnelheid bij continuopnamen hangt af van de huidige instelling voor beeldkwaliteit/-formaat en
de gebruikte geheugenkaart of opnameomstandigheden.
Bij bepaalde functies kan deze instelling niet worden ingeschakeld. Zie “Camera-instellingen die niet
tegelijk kunnen worden gebruikt” (A 78) voor meer informatie.
B Opmerking over BSS
BSS is van toepassing wanneer foto's worden gemaakt van stilstaande onderwerpen. BSS levert mogelijk niet het gewenste resultaat als het onderwerp beweegt of als de compositie verandert terwijl u de ontspanknop ingedrukt houdt.
B Opmerking over Multi-shot 16
Smear (A 171) zichtbaar op de monitor bij opnames met Multi-shot 16 ingeschakeld, wordt opgeslagen bij beelden. We raden aan om heldere onderwerpen zoals de zon, weerspiegelingen van de zon en elektrische verlichting te vermijden bij opnames waarvoor Multi-shot 16 is ingeschakeld.
54
De instelling voor de stand A (Auto) aanpassen

w Witbalans (Tint aanpassen)

A (auto) M Tik op de onderste tab M w Witbalans
De kleur van het licht dat door een voorwerp wordt weerkaatst, is afhankelijk van de kleur van de lichtbron. De hersenen van de mens passen zich aan wanneer de kleur van de lichtbron verandert. Hierdoor zijn witte voorwerpen in onze ogen altijd wit, of we ze nu in de schaduw, in de zon of bij gloeilamplicht zien. Digitale camera's doen iets vergelijkbaars door beelden te bewerken overeenkomstig de kleur van de lichtbron. Dit wordt de “witbalans” genoemd. Als u een foto met natuurlijke kleuren wilt maken, kiest u van tevoren een witbalansinstelling die past bij de lichtbron. Voor de meeste soorten licht kunt u de standaardinstelling Automatisch gebruiken, maar voor het beste resultaat kunt u ook de witbalans voor een bepaalde lichtbron handmatig instellen.
s Automatisch (standaardinstelling)
Witbalans wordt automatisch aan de lichtomstandigheden aangepast. Dit is in de meeste omstandigheden de beste keuze.
b Handm. voorinstelling
Voorwerp met neutrale kleur wordt als refere ntie gebruikt om witbalans onder ongewone lichtomstandigheden in te stellen. Zie “Handm. voorinstelling” (A 56) voor meer informatie.
c Daglicht
Witbalans wordt afgestemd op direct zonlicht.
d Gloeilamplicht
Voor opnamen bij gloeilamplicht.
e TL-licht
Voor opnamen bij TL-verlichting.
f Bewolkt
Voor opnamen bij bewolkt weer.
g Flitser
Voor opnamen met flitser.
Meer over opnemen
B Opmerking over witbalans
Bij andere witbalansinstellingen dan Automatisch of Flitser zet u de flitser uit (c) (A 34 ).
55
De instelling voor de stand A (Auto) aanpassen
AUTO
AUTO
OFF
Handm. voorinstelling
De optie Handmatige voorinstelling gebruiken als u fotografeert bij verschillende soorten licht of als correctie voor lichtbronnen met een duidelijke kleurzweem wanneer het gewenste effect niet wordt verkregen met instellingen voor de witbalans zoals Automatisch en Gloeilamplicht (bijvoorbeeld om foto's die zijn gemaakt bij licht met een rode gloed eruit te laten zien alsof ze bij normaal licht zijn gemaakt).
Ga als volgt te werk om tijdens de opname de witbalanswaarde te meten overeenkomstig de lichtbron.
1 Plaats een wit of grijs referentievoorwerp onder de verlichting die voor de
foto wordt gebruikt.
2 Tik op de onderste tab om de instelknoppen
Meer over opnemen
weer te geven (A 42) en tik op w.
AUTO
OFF
AUTO
3 Tik op b.
De camera zoomt in naar de positie om de witbalans te meten.
4 Kadreer het referentievoorwerp in het
meetvenster.
Als u de meest recente waarde voor handmatige voorinstelling wilt gebruiken, tikt u op Annuleren.
5 Tik op Meten om een waarde te meten voor
handmatige voorinstelling.
De sluiter ontspant en de witbalans wordt ingesteld op de nieuwe waarde. Er wordt geen foto opgeslagen.
56
Witbalans
Handm. voorinstelling
voorinstelling
Handm.
Annuleren
Meten
Meetvenster
Handm. voorinstelling
Annuleren
Meten
De instelling voor de stand A (Auto) aanpassen
B Opmerking over Handm. voorinstelling
Een waarde voor de flitserbelichting kan niet worden gemeten met Handm. voorinstelling. Wanneer u met behulp van de flitser opneemt, dient u Witbalans in te stellen op Automatisch of Flitser.
Meer over opnemen
57

Opname voor vastgestelde onderwerpen (Onderwerpstand)

250
F3.2
De camera-instellingen worden automatisch geoptimaliseerd voor het geselecteerde onderwerp. De volgende onderwerpstanden zijn beschikbaar.
x
Autom. scènekeuzekn.
e Nachtportret f Party/binnen Z Strand z Sneeuw h Zonsondergang i Schemering j Nachtlandschap k Close-up u Voedsel l Museum m Vuurwerk n Zwart-wit-kopie A Tekenen o Tegenlicht p Panorama assist O Dierenportret

Een onderwerpstand selecteren

b Portret c Landschap d Sport
1 Druk in de opnamestand op de knop
Meer over opnemen
A en tik op C.
Het onderwerpstand-selectiescherm wordt weergegeven.
2 Tik op het pictogram van het gewenste
onderwerp.
De weergave wijzigt naar de weergave voor de geselecteerde onderwerpstand.
Voor meer informatie over de kenmerken van de onderwerpstanden zie pagina 63.
3 Kadreer het onderwerp en maak een
foto.
Het niveau van de effecten kan afhankelijk van de onderwerpstand worden gewijzigd met de instelknop onderwerpeffecten (A 60).
C Een beschrijving van elke onderwerpstand weergeven (Helpscherm)
Wanneer op u wordt getikt in het onderwerp-selectiescherm (stap 2), verschijnt het scherm Helpselectie. Tik op een onderwerppictogram om een beschrijving weer te geven van de kenmerken van die stand. Tik op J om terug te keren naar het scherm Helpselectie.
Tik op J in het scherm Helpselectie om terug te keren naar de
monitorweergave uit stap 2.
Opnamestand
Onderwerp
Helpselectie
Strand
250
2501/1/1/ F3.2
F3.2
58
Opname voor vastgestelde onderwerpen (Onderwerpstand)
C Opname-instellingen in de onderwerpstand
Hierna vindt u de opname-instellingen voor elke onderwerpstand.
Flits-stand
(A 34)
1
x a
2
b b c c Uit d c Uit Uit 0
4
e b
2, 5
f b
2
Z a
2
z a
2
h c i c Uit j c Uit
2
k a u c Uit l c Uit m c Uit Uit 0 q
2
n c
–––––
A
oX Uit
2
p c
O c
1
De camera kan automatisch de optimale flits-stand selecteren voor de door de camera geselecteerde onderwerpstand (A 62). c (uit) kan handmatig worden geselecteerd.
2
De standaardinstelling kan worden gewijzigd door op de tabs te tikken om de instelknoppen op te roepen.
3
Wanneer de camera de onderwerpstand Close- up selecteert in de onderwerpstand Automatische scènekeuzeknop, is de macro-stand (A 62) ingeschakeld.
4
De instelling voor de flits-stand is vast ingesteld op invulflits met trage synchronisatie en rode­ogenreductie.
5
De instelling kan wijzigen naar trage synchronisatie met rode-ogenreductie.
6
De zelfontspanner is uitgeschakeld (A 70). De sluiter Dierenp. autom. ontsp. kan worden in- of uitgeschakeld.
7
Aanraaksluiter (standaardinstelling) of aanraak-AF/AE kunnen worden geselecteerd wanneer Dierenp. autom. ontsp. (A 70) is ingesteld op Uit.
Zelfontspanner
(A 36)
2
Uit
2
Uit
2
2
Uit
2
Uit
2
Uit
2
Uit
2
Uit
2
2
2
Uit
2
2
2
Uit
2
2
Uit
6
Macro-stand
(A 38)
3
Uit 0
Uit 0
Uit 0
Uit 0
Uit 0
Uit 0
Uit 0
Uit 0
Uit 0
Aan 0
Aan 0
2
Uit
2
Uit
Uit 0
2
Uit
2
Uit
Belichtingscompensatie
(A 39)
2
0
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
2
0
2
0
2
2
0
2
0
Aanraakopname
(A 45, 50)
2
q
2
q q
2
q
2
q
2
q
2
q
2
q q q q
2
q
2
q
2
q
2
q
2
q q
7
q
Meer over opnemen
C Instelling beeldmodus (beeldkwaliteit/beeldformaat)
De instelling die in andere opnamestanden werd opgegeven, is ook van toepassing in de onderwerpstand. Deze instelling kan ook worden gewijzigd in de onderwerpstand door op de onderste tab te tikken om de instelknoppen weer te geven en vervolgens op A (A 43) te tikken.
59
Opname voor vastgestelde onderwerpen (Onderwerpstand)
Onderwerpeffect aanpassen
De instelknop onderwerpeffecten wordt weergegeven in de hierna vermelde onderwerpstanden. Tik op of sleep de instelknop onderwerpeffecten om de mate aan te passen waarin het effect wordt toegepast op foto's die in de geselecteerde onderwerpstand worden gemaakt.
3 33
Instelknop
onderwerpeffecten
Meer over opnemen
b Portret, e Nachtportret, Z Strand, z Sneeuw, j Nachtlandschap,
o Tegenlicht
u Voedsel
c Landschap, k Close-up
h Zonsondergang, i Schemering
Helderder
Donkerder
Meer rood
Meer blauw
Meer levendig
Minder levendig
Meer rood
Meer blauw
60
Opname voor vastgestelde onderwerpen (Onderwerpstand)

Fotograferen in de onderwerpstand die door de camera werd geselecteerd (Autom. scènekeuzekn.)

De camera maakt het fotograferen gemakkelijker door automatisch de optimale onderwerpstanden in de onderstaande lijst te selecteren wanneer de opname wordt gekadreerd.
d: Automatisch (gewone opnames) e: Portret
f: Landschap h: Nachtportret
g: Nachtlandschap i: Close-up
j: Tegenlicht
1 Druk in de opnamestand op de knop
A en tik op C.
Het onderwerpstand-selectiescherm wordt weergegeven.
2 Tik op x Autom. scènekeuzekn..
De camera gaat naar de onderwerpstand autom. scènekeuzeknop.
3 Kadreer het onderwerp en maak een foto.
Het pictogram voor de opnamestand wijzigt in het pictogram voor de momenteel ingeschakelde onderwerpstand.
Druk de ontspanknop half in om de scherpstelling en de belichting in te stellen. Zodra dit onderwerp scherp is, wordt het actieve scherpstelveld groen.
Druk de ontspanknop helemaal in om de foto te maken.
Opnamestand
Meer over opnemen
Onderwerp
Autom. scènekeuzekn.
3 33
61
Opname voor vastgestelde onderwerpen (Onderwerpstand)
B Opmerking over de onderwerpstand Autom. scènekeuzeknop
Digitale zoom is niet beschikbaar.
Afhankelijk van de opnameomstandigheden kan de camera eventueel de gewenste onderwerpstand niet
selecteren. In dit geval schakelt u over naar de stand A (auto) (A 26) of selecteert u de gewenste onderwerpstand handmatig (A 58) .
C Scherpstellen in de onderwerpstand Autom. scènekeuzeknop
Wanneer de camera een menselijk gezicht detecteert in de onderwerpstand Autom. scènekeuzeknop,
dan stelt deze scherp op dat gezicht. Zie “Gezichtsherkenning” (A 41) voor meer informatie.
Wanneer de aanduiding voor de opnamestand d of i (close-up) wordt weergegeven, selecteert de
camera automatisch één (of meer) van de negen scherpstelvelden met het onderwerp dat zich het dichtst bij de camera bevindt.
C Beschikbare functies in de onderwerpstand Autom. scènekeuzeknop
Meer over opnemen
Wanneer op de linker of onderste tab wordt getikt om de instelknoppen weer te geven, kunnen de instellingen voor de flits-stand (A 34), zelfontspanner (A 36), belichtingscorrectie (A 39), beeldmodus (A 43) en aanraakopname (A 45, 50) worden gewijzigd.
a (auto; standaardinstelling) of c (uit) flits-stand kan worden toegepast (A 34). Als a (auto) wordt
toegepast, selecteert de camera automatisch de optimale instelling voor de flits-stand voor de door de camera geselecteerde onderwerpstand. Als c (uit) wordt toegepast, wordt de flitser niet gebruikt, ongeacht de opnameomstandigheden.
De macro-stand is uitgeschakeld. De macro-stand is alleen ingeschakeld wanneer de camera de
onderwerpstand Close-up selecteert.
Wijzigingen die aan de instelling voor de Beeldmodus worden aangebracht, zijn van toepassing op alle
opnamestanden.
62
Opname voor vastgestelde onderwerpen (Onderwerpstand)

Een onderwerpstand selecteren om foto's te maken (kenmerken)

Zie “Fotograferen in de onderwerpstand die door de camera werd geselecteerd (Autom. scènekeuzekn.)” (A 61) voor meer informatie over de onderwerpstand Autom. scènekeuzeknop.
b Portret
Gebruik deze stand voor portretten.
Wanneer de camera een menselijk gezicht detecteert, wordt het gezicht aangegeven met een dubbele gele rand (scherpstelveld). Zie “Gezichtsherkenning” (A 41) voor meer informatie.
Als meer dan een gezicht wordt gedetecte erd, wordt het gezicht dat zich het dichtst bij de camera bevindt, omgeven met een dubbele rand (scherpstelveld) en de andere gezichten met een enkele rand. Tik op het gezicht dat omgeven is door een enkele rand om het scherpstelveld naar dat gezicht te verplaatsen (A 45, 50).
De camera verzacht huidtinten (tot drie gezichten) door de functie voor huid verzachten toe te passen voor het maken van de foto (A 75).
Als geen gezichten worden gedetecteerd wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt, stelt de camera scherp op het onderwerp in het midden van het beeld.
Digitale zoom is niet beschikbaar.
De standaardinstelling voor de flits-stand is b Autom. met rode-ogenred..
Gebruik de instelknop onderwerpeffecten (A 60) om de helderheid van de foto aan te passen.
c Landschap
Gebruik deze stand voor levendige landschappen en stadsgezichten.
De camera stelt scherp op oneindig. Het scherpstelveld of de scherpstelaanduiding (A 30) brandt altijd groen wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. Houd er echter rekening mee dat voorwerpen op de voorgrond mogelijk niet altijd scherp zijn.
De flitser is uitgeschakeld.
AF-hulpverlichting (A 156) licht niet op.
Gebruik de instelknop onderwerpeffecten (A 60) om de verzadiging van de foto aan te
passen.
Meer over opnemen
63
Opname voor vastgestelde onderwerpen (Onderwerpstand)
d Sport
Gebruik deze stand voor dynamische actiefoto's waarbij de beweging in één foto of in een reeks foto's wordt vastgelegd.
De camera stelt scherp op het onderwerp in het midden van het beeld. Het scherpgestelde gebied kan worden gewijzigd met Aanraaksluiter (A 45) of met Aanraak-AF/AE (A 50). De camera stelt continu scherp tot de ontspanknop half wordt ingedrukt om de scherpstelling te vergrendelen.
Terwijl de ontspanknop ingedrukt blijft, worden tot drie foto's gemaakt met een snelheid van ongeveer 0,7 beelden per seconde (bps) wanneer de beeldmodus is ingesteld op R 4320×3240.
Scherpstelling, belichting en witbalans worden ingesteld op de waarden bepaald voor de eerste foto in elke reeks.
De maximale beeldsnelheid bij continu-opnamen hangt af van de huidige instelling voor
Meer over opnemen
beeldkwaliteit/-formaat en de gebruikte geheugenkaart of opnameomstandigheden.
Continu opnemen is uitgeschakeld en er kan slechts één foto tegelijk worden gemaakt wanneer de sluiter wordt ontspannen met de functie Aanraaksluiter (A 45).
De flitser is uitgeschakeld.
AF-hulpverlichting (A 156) licht niet op.
e Nachtportret
Gebruik deze stand voor portretten gemaakt bij zonsondergang of 's nachts. De flitser gaat af om de persoon te belichten terwijl de achtergrondbelichting behouden blijft voor een natuurlijke balans tussen het onderwerp en de achtergrond.
Wanneer de camera een menselijk gezicht detecteert, wordt het gezicht aangegeven met een dubbele gele rand (scherpstelveld). Zie “Gezichtsherkenning” (A 41) voor meer informatie.
Als meer dan een gezicht wordt gedetecteerd, wordt het gezicht dat zich het dichtst bij de camera bevindt, omgeven met een dubbele rand (scherpstelveld) en de andere gezichten met een enkele rand. Tik op het gezicht dat omgeven is door een enkele rand om het scherpstelveld naar dat gezicht te verplaatsen (A 45, 50).
De camera verzacht huidtinten (tot drie gezichten) door de functie voor huid verzachten toe te passen voor het maken van de foto (A 75).
Als geen gezichten worden gedetecteerd wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt, stelt de camera scherp op het onderwerp in het midden van het beeld.
Digitale zoom is niet beschikbaar.
De instelling voor de flits-stand is vast ingesteld op invulflits met trage synchronisatie en rode-
ogenreductie.
Gebruik de instelknop onderwerpeffecten (A 60) om de helderheid van de foto aan te passen.
Gebruik van een statief is aanbevolen in onderwerpstanden waarin O is aangeduid.
64
O
Opname voor vastgestelde onderwerpen (Onderwerpstand)
f Party/binnen
Het effect van kaarslicht en andere achtergrondverlichting binnenshuis wordt vastgelegd.
De camera stelt scherp op het onderwerp in het midden van het beeld. Het scherpgestelde gebied kan worden gewijzigd met Aanraaksluiter (A 45) of met Aanraak-AF/AE (A 50).
De standaardinstelling voor de flits-stand is b Autom. met rode-ogenred.. De instelling voor de flits-stand kan automatisch
omschakelen naar trage synchronisatie met rode-ogenreductie.
Foto's worden nadelig beïnvloed door cameratrilling, houd de camera dan ook stevig vast. Het gebruik van een statief is aanbevolen in donkere omgevingen.
Z Strand
Voor heldere onderwerpen, zoals stranden en watervlakten.
De camera stelt scherp op het onderwerp in het midden van het beeld. Het scherpgestelde gebied kan worden gewijzigd met Aanraaksluiter (A 45) of met Aanraak-AF/AE (A 50).
Gebruik de instelknop onderwerpeffecten (A 60) om de helderheid van de foto aan te passen.
z Sneeuw
Voor heldere onderwerpen zoals sneeuwvlakten.
De camera stelt scherp op het onderwerp in het midden van het beeld. Het scherpgestelde gebied kan worden gewijzigd met Aanraaksluiter (A 45) of met Aanraak-AF/AE (A 50).
Gebruik de instelknop onderwerpeffecten (A 60) om de helderheid van de foto aan te passen.
Meer over opnemen
65
Opname voor vastgestelde onderwerpen (Onderwerpstand)
h Zonsondergang
De diepe kleuren van zonsondergangen en zonsopgangen blijven behouden.
De camera stelt scherp op het onderwerp in het midden van het beeld.
De standaardinstelling voor de flits-stand is c Uit.
Gebruik de instelknop onderwerpeffecten (A 60) om de kleur
van de foto aan te passen.
i Schemering
De kleuren van het zwakke, natuurlijke licht vóór zonsopgang en na zonsondergang blijven behouden.
Meer over opnemen
De camera stelt scherp op oneindig. Het scherpstelveld of de scherpstelaanduiding (A 30) brandt altijd groen wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. Houd er echter rekening mee dat voorwerpen op de voorgrond mogelijk niet altijd scherp zijn.
De flitser is uitgeschakeld.
AF-hulpverlichting (A 156) licht niet op.
Gebruik de instelknop onderwerpeffecten (A 60) om de kleur van de foto aan te passen.
j Nachtlandschap
Er wordt een lange sluitertijd gebruikt om fraaie nachtelijke landschapsfoto's te maken.
De camera stelt scherp op oneindig. Het scherpstelveld of de scherpstelaanduiding (A 30) brandt altijd groen wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. Houd er echter rekening mee dat voorwerpen op de voorgrond mogelijk niet altijd scherp zijn.
De flitser is uitgeschakeld.
AF-hulpverlichting (A 156) licht niet op.
Gebruik de instelknop onderwerpeffecten (A 60) om de helderheid van de foto aan te passen.
O
O
O
Gebruik van een statief is aanbevolen in onderwerpstanden waarin O is aangeduid.
66
Opname voor vastgestelde onderwerpen (Onderwerpstand)
k Close-up
Voor het fotograferen van bloemen, insecten en andere kleine voorwerpen op korte afstand.
De macro-stand (A 38) is ingeschakeld en de camera zoomt automatisch naar de dichtstbijzijnde positie waarop kan worden scherpgesteld.
De dichtst mogelijke opnameafstand is afhankelijk van de zoomstand. De camera kan scherpstellen op de kortste afstand wanneer F en de zoomaanduiding groen worden weergegeven terwijl de zoomaanduiding zich links (groothoekstand) van G bevindt. De camera kan scherpstellen op onderwerpen op slechts 10 cm van het objectief wanneer uitgezoomd is tot de maximale groothoekstand, of wanneer één stap is ingezoomd vanuit de maximale groothoekstand. In de zoomstand G kan de camera scherpstellen op een afstand van 30 cm.
Merk op dat de flitser het volledi ge onderwerp niet kan verlichten op afstanden van minder dan 50 cm.
De camera stelt scherp op het onderwerp in het midden van het beeld. Het scherpgestelde gebied kan worden gewijzigd met Aanraaksluiter (A 45) of met Aanraak-AF/AE (A 50).
De camera stelt continu scherp tot de scherpstelling wordt vergrendeld door de ontspanknop half in te drukken.
Foto's worden nadelig beïnvloed door cameratrilling, houd de camera dan ook stevig vast.
Gebruik de instelknop onderwerpeffecten (A 60) om de verzadiging van de foto aan te
passen.
u Voedsel
Gebruik deze stand om foto's te maken van voedsel.
De macro-stand (A 38) is ingeschakeld en de camera zoomt automatisch naar de dichtstbijzijnde positie waarop kan worden scherpgesteld.
De dichtst mogelijke opnameafstand is afhankelijk van de zoomstand. De camera kan scherpstellen op de kortste afstand wanneer F en de zoomaanduiding groen worden weergegeven terwijl de zoomaanduiding zich links (groothoekstand) van G bevindt. De camera kan scherpstellen op onderwerpen op slechts 10 cm van het objectief wanneer uitgezoomd is tot de maximale groothoekstand, of wanneer één stap is ingezoomd vanuit de maximale groothoekstand. In de zoomstand G kan de camera scherpstellen op een afstand van 30 cm. De flitser is uitgeschakeld.
De camera stelt scherp op het onderwerp in het midden van het beeld. Het scherpgestelde
gebied kan worden gewijzigd met Aanraaksluiter (A 45) of met Aanraak-AF/AE (A 50).
De camera stelt continu scherp tot de scherpstelling wordt vergrendeld door de ontspanknop half in te drukken.
Foto's worden nadelig beïnvloed door cameratrilling, houd de camera dan ook stevig vast.
Gebruik de instelknop onderwerpeffecten (A 60) om de tint van het onderwerp aan te passen
die door het licht wordt beïnvloed. Deze aanpassing wordt opgeslagen in het geheugen van de camera, zelfs als de camera wordt uitgezet.
Meer over opnemen
67
Opname voor vastgestelde onderwerpen (Onderwerpstand)
l Museum
Gebruik deze stand binnen als flitsen verboden is (bijvoorbeeld in musea en galeries), of in andere gevallen waarin u geen flitser wilt gebruiken.
De camera stelt scherp op het onderwerp in het midden van het beeld. Het scherpgestelde gebied kan worden gewijzigd met Aanraaksluiter (A 45) of met Aanraak-AF/AE (A 50).
BSS (best shot selector) kan worden ingeschakeld (A 54).
BSS (best shot selector) is uitgeschakeld bij opnemen met aanraaksluiter (A 45).
Foto's worden nadelig beïnvloed door cameratrilling, houd de camera dan ook stevig vast.
De flitser is uitgeschakeld.
AF-hulpverlichting (A 156) licht niet op.
Meer over opnemen
m Vuurwerk
Er worden lange sluitertijden gebruikt om de lichtsporen van vuurwerk vast te leggen.
De camera stelt scherp op oneindig. De scherpstelaanduiding (A 30) brandt altijd groen wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt. Houd er echter rekening mee dat voorwerpen op de voorgrond mogelijk niet altijd scherp zijn.
De flitser is uitgeschakeld.
AF-hulpverlichting (A 156) licht niet op.
n Zwart-wit-kopie
Voor scherpe opnamen van teksten of tekeningen op een whiteboard of in drukwerk.
De camera stelt scherp op het onderwerp in het midden van het beeld. Het scherpgestelde gebied kan worden gewijzigd met Aanraaksluiter (A 45) of met Aanraak-AF/AE (A 50).
Gebruik de macro-stand (A 38) om scherp te stellen op korte afstand.
Gekleurde tekst en tekeningen worden mogelijk niet goed vastgelegd.
De standaardinstelling voor de flits-stand is c Uit.
O
Gebruik van een statief is aanbevolen in onderwerpstanden waarin O is aangeduid.
68
Opname voor vastgestelde onderwerpen (Onderwerpstand)
A Tekenen
Schrijf een memo of maak een tekening op het display van het aanraakpaneel en sla deze op als een beeld. Zie “De optie Tekenen gebruiken” (A 71) voor meer informatie.
o Tegenlicht
Gebruik deze stand wanneer het licht van achter het onderwerp komt, waardoor een gezicht of andere belangrijke details in de schaduw liggen. De flitser wordt automatisch gebruikt om schaduwen “in te vullen” (te verlichten).
De camera stelt scherp op het onderwerp in het midden van het beeld. Het scherpgestelde gebied kan worden gewijzigd met Aanraaksluiter (A 45) of met Aanraak-AF/AE (A 50).
De flits-stand is vast ingesteld op X Invulflits.
Gebruik de instelknop onderwerpeffecten (A 60) om de helderheid van de foto aan te passen.
p Panorama assist
Gebruik deze stand als u een reeks foto's maakt die later met de meegeleverde software Panorama Maker 5 worden samengevoegd tot één panorama. Zie “Fotograferen voor een panorama” (A 72) voor meer informatie.
De standaardinstelling voor de flits-stand is c Uit.
Meer over opnemen
69
Opname voor vastgestelde onderwerpen (Onderwerpstand)
O Dierenportret
Gebruik deze stand om portretten te maken van dieren (honden of katten). Wanneer de camera het gezicht van een hond of kat detecteert, stelt de camera scherp op het gezicht en wordt de sluiter (Dierenp. autom. ontsp.) automatisch drie keer ontspannen in de standaardinstelling.
Een dubbele rand (scherpstelveld) wordt weergegeven rond het gedetecteerde gezicht; de rand wordt groen wanneer scherpgesteld is. De camera kan maximaal vijf gezichten detecteren. Wanneer de camera meer dan één gezicht detecteert, wordt de dubbele rand weergegeven rond het grootste gezicht en een enkele rand rond
Meer over opnemen
de andere gezichten.
Als geen gezichten van dieren worden gedetecteerd wanneer de ontspanknop half wordt ingedrukt, stelt de camera scherp op het onderwerp in het midden van het beeld.
Om de instelling C Continu in deze stand te wijzigen, tikt u op de onderste tab om de instelknoppen weer te geven.
- Enkelvoudig: De camera maakt één foto tegelijk.
- Continu (standaardinstelling): Wanneer de functie Dierenp. autom. ontsp. geactiveerd is en
scherpgesteld is op het gedetecteerde gezicht, ontspant de camera de sluiter drie keer (continue opnamesnelheid: ongeveer 0,7 beelden per seconde wanneer de beeldmodus is ingesteld op R 4320×3240). Wanneer de functie Dierenp. autom. ontsp. uitgeschakeld is, kunnen tot drie foto's continu worden gemaakt met een snelheid van ongeveer 0,7 beelden per seconde terwijl de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden (wanneer de beeldmodus is ingesteld op R 4320×3240).
Om de instelling Y Dierenp. autom. ontsp. te wijzigen, tikt u op de onderste tab om de instelknoppen weer te geven.
- Aan (standaardinstelling): De sluiter wordt automatisch ontspannen wanneer scherpgesteld
is op het gedetecteerde gezicht.
- Uit: De sluiter wordt ontspannen met de ontspanknop of de aanraaksluiter (A 45).
Digitale zoom is niet beschikbaar.
De flitser is uitgeschakeld.
AF-hulpverlichting (A 156) licht niet op. Sluitergeluid (A 157) is uitgeschakeld.
Factoren zoals de afstand tussen het dier en de camera, de oriëntatie of de helderheid van het
gezicht en de snelheid waarmee het dier zich verplaatst, kunnen voorkomen dat de camera gezichten van honden of katten detecteert of kunnen ertoe leiden dat andere gezichten dan die van honden of katten worden gedetecteerd.
70
Opname voor vastgestelde onderwerpen (Onderwerpstand)

De optie Tekenen gebruiken

Schrijf een memo of maak een tekening op het display van het aanraakpaneel en sla deze op als een beeld. Het beeld wordt opgeslagen met een instelling O 640×480 voor de beeldmodus.
1 Druk in de opnamestand op de knop
A en tik op C.
Het onderwerpstand-selectiescherm wordt weergegeven.
Opnamestand
Onderwerp
2 Tik op A Tekenen.
3 Schrijf een memo of maak tekeningen.
Tik op I (pen) om tekst te schrijven of tekeningen te maken, en tik op J (gum) om tekst of tekeningen te wissen (A 113).
Tik op n om de foto schermvullend weer te geven, en tik nogmaals op n om de foto te vergroten met 3×. Tik op A, D, B of C om het gedeelte van de foto te wijzigen dat in de monitor zichtbaar is. Tik op o om terug te keren naar het oorspronkelijke weergaveformaat.
4 Tik op I.
Tik op J voor u op I tikt om de laatst uitgevoerde handeling met de pen of de gum ongedaan te maken (maximaal de laatste vijf handelingen kunnen ongedaan worden gemaakt).
5 Tik op Ja.
De memo wordt opgeslagen.
Om het opslaan van de memo te annuleren, tikt u op Nee.
Tekenen
Meer over opnemen
Pen
Pen
Opslaan OK?
Ja Nee
71
Opname voor vastgestelde onderwerpen (Onderwerpstand)
23
23

Fotograferen voor een panorama

De camera stelt scherp op het onderwerp in het midden van het beeld. Gebruik een statief voor het beste resultaat.
1 Druk in de opnamestand op de knop
A en tik op C.
Het onderwerpstand-selectiescherm wordt weergegeven.
Meer over opnemen
2 Tik op p Panorama assist.
De richtingaanduiding-pictogrammen verschijnen om de richting aan te geven waarin de foto's voor het panorama worden gemaakt.
3 Tik op een richtingaanduiding-pictogram.
Selecteer de richting waarin foto's worden samengevoegd tot een panorama: rechts (D), links (C), omhoog (A) of omlaag (B).
Een andere richting kan worden geselecteerd door op een ander richtingaanduiding-pictogram voor het panorama te tikken.
Wijzig de opname-instellingen (A 59) voor de eerste foto in de volgende stap wordt gemaakt.
4 Maak de eerste foto.
Een derde van de foto wordt doorzichtig weergegeven.
Opnamestand
Onderwerp
Panorama assist
23
23
23
23
72
Opname voor vastgestelde onderwerpen (Onderwerpstand)
19
22
5 Maak de volgende foto.
Kadreer de volgende foto zo, dat één derde van het beeld de vorige foto overlapt en druk op de ontspanknop.
Herhaal deze procedure tot u het nodige aantal foto's hebt genomen voor een compleet beeld.
6 Tik op H wanneer de opname voltooid is.
De camera keert terug naar stap 3.
B Opmerkingen over Panorama assist
Pas de opname-instellingen toe of wijzig ze (A 59) voor u de sluiter voor de eerste foto ontspant. De
opname-instellingen kunnen niet worden gewijzigd nadat de eerste foto werd gemaakt. Foto's kunnen niet worden gewist en de zoom kan niet worden gebruikt nadat de eerste foto werd gemaakt.
De serie panoramaopnamen wordt beëindigd als de functie Automatisch uit (A 158) tijdens het
opnemen de stand-by-stand activeert. Het wordt aanbevolen om de tijdsduur waarna de functie Automatisch uit wordt ingeschakeld, te verlengen.
D R-aanduiding
In de onderwerpstand Panorama assist worden de belichting, witbalans en scherpstelling voor alle foto's in een panorama vastgelegd op de waarden voor de eerste foto van elke reeks.
Wanneer de eerste foto wordt gemaakt, wordt R weergegeven om aan te geven dat de belichting, witbalans en scherpstelling vergrendeld zijn.
222222
Meer over opnemen
19
19
22
22
D Panorama Maker 5
Installeer Panorama Maker 5 van de meegeleverde ViewNX 2-cd. Zet foto's over naar een computer (A 134) en gebruik Panorama Maker 5 (A 138) om ze samen te voegen tot één panorama.
D Meer informatie
Zie “Namen voor beeld-/geluidsbestanden en -mappen” (A 174) voor meer informatie.
73

Lachende gezichten fotograferen (stand Slim portret)

250
F3.2
In de standaardinstelling gebruikt de camera de functie Gezichtsherkenning om menselijke gezichten te detecteren en laat de sluiter automatisch los wanneer een glimlach wordt gedetecteerd (glimlachtimer). De optie Huid verzachten kan worden gebruikt om de huidtinten van menselijke gezichten te verzachten.
1 Druk in de opnamestand op de knop
A en tik op F.
De camera gaat naar de stand Slim portret.
Meer over opnemen
2 Kadreer een foto.
Richt de camera op het onderwerp.
Wanneer de camera een menselijk gezicht detecteert, wordt een dubbele gele rand (scherpstelveld) rond dat gezicht weergegeven. Wanneer op dat gezicht is scherpgesteld, wordt de dubbele rand eventjes groen en wordt de scherpstelling vergrendeld.
De camera kan maximaal drie gezichten detecteren. Wanneer de camera meer dan één gezicht detecteert, wordt de dubbele rand weergegeven rond het gezicht dat zich het dichtst bij het midden van het beeld bevindt, en een enkele rand rond de andere gezichten. Tik op het gezicht met een enkele rand om het scherpstelveld naar dat gezicht te verplaatsen.
3 De sluiter ontspant automatisch.
Als de camera detecteert dat het gezicht dat door de dubbele rand omkaderd is, glimlacht, wordt Glimlachtimer (A 77) geactiveerd en wordt de sluiter automatisch ontspannen. Telkens wanneer de sluiter wordt ontspannen, start de camera opnieuw met gezichtsherkenning en glimlachdetectie voor continue automatische opnamen.
4 De opname wordt beëindigd.
Om het automatisch opnemen van glimlachende gezichten te stoppen, kunt u de camera uitschakelen, Glimlachtimer instellen op Uit of op de knop A drukken en een andere opnamestand kiezen.
Opnamestand
Slim portret
250
2501/1/1/ F3.2
F3.2
74
Lachende gezichten fotograferen (stand Slim portret)
B Opmerkingen over de stand Slim portret
Digitale zoom is niet beschikbaar.
In bepaalde opnameomstandigheden kan de camera mogelijk geen gezichten of glimlachende
gezichten detecteren.
Zie “Opmerkingen over de functie Gezichtsherkenning” (A 41) voor meer informatie.
B Opmerkingen over de functie Huid verzachten
Wanneer u de functie Huid verzachten gebruikt, kan het langer duren om een foto op te slaan.
In bepaalde opnameomstandigheden kunnen de huidtinten van het gezicht niet worden verzacht, of
andere delen dan het gezicht worden aangepast hoewel de camera een gezicht detecteert. Als het gewenste resultaat niet wordt verkregen, stelt u Huid verzachten in op Uit en maakt u de opname opnieuw.
Het niveau van de functie Huid verzachten kan niet worden aangepast wanneer Portret of Nachtportret is geselecteerd in de onderwerpstand.
Retoucheereffecten zoals het effect Huid verzachten van de functie Glamour-retouchering kunnen worden toegepast op foto's nadat ze werden gemaakt (A 121).
C Zelfontspannerlampje
Het zelfontspannerlampje knippert langzaam wanneer de glimlachtimer ingeschakeld is en de camera een gezicht detecteert, en het knippert snel van zodra de sluiter wordt ontspannen.
C De sluiter handmatig ontspannen
Foto's kunnen ook worden gemaakt door op de ontspanknop te drukken. De camera stelt scherp op het onderwerp in het midden van het beeld wanneer geen gezichten worden gedetecteerd.
C Automatische uitschakeling in de stand Glimlachtimer
Wanneer Glimlachtimer is ingesteld op Aan, is de functie Automatisch uit (A 158) geactiveerd en schakelt de camera uit als één van de hierna aangegeven situaties zich blijft voordoen en er geen andere bewerkingen worden uitgevoerd.
De camera detecteert geen gezichten.
De camera detecteert een gezicht, maar kan geen glimlach detecteren.
D Meer informatie
Zie “Autofocus” (A 31) voor meer informatie.
Meer over opnemen
75
Lachende gezichten fotograferen (stand Slim portret)
ON
OFF
OFF

De instellingen voor de stand Slim portret wijzigen

De volgende instellingen kunnen worden uitgevoerd door op de tabs te tikken om de instelknoppen in de stand Slim portret weer te geven.
Elk pictogram geeft ook de huidige instelling aan.
Tik op het pictogram van het gewenste item om het instelscherm voor dat item weer
te geven.
Tik nogmaals op de tab om de instelknoppen te verbergen.
1
Meer over opnemen
1 X Flits-stand
Stel de flits-stand (A 34) in wanneer foto's worden gemaakt in de stand Slim portret.
2 n Zelfontspanner
Stel de zelfontspanner in (A 36). De zelfontspanner is niet beschikbaar wanneer Glimlachtimer is ingesteld op Aan (A 77).
3 p Macro-stand
De macro-stand is uitgeschakeld (A 38).
4 o Belichtingscompensatie
Pas Belichtingscompensatie (A 39) aan bij opnamen in de stand Slim portret.
5 A Beeldmodus
Kies de beeldstand (combinatie van beeldformaat en compressiefactor) waarmee foto's worden opgeslagen (A 43). Wijzigingen die aan de instelling voor de Beeldmodus worden aangebracht, zijn van toepassing op alle opnamestanden.
76
3 33
OFF
3 33
OFF
2 3 4
5 6 7 8 9
ON
10 11 12
Lachende gezichten fotograferen (stand Slim portret)
6 q Aanraaksluiter
Schakel om tussen de aanraaksluiter (A 45) en aanraak-AF/AE (A 50). Beide opties zijn uitgeschakeld wanneer Glimlachtimer is ingesteld op Aan (A 77).
7 e Huid verzachten
Schakel Huid verzachten in. Wanneer de sluiter wordt losgelaten, detecteert de camera een of meer menselijke gezichten (maximaal drie) en wordt het beeld verwerkt om de huidtinten te verzachten voordat de foto wordt opgeslagen. Het niveau van de functie Huid verzachten kan worden geselecteerd uit Hoog, Normaal (standaardinstelling) en Laag. Wanneer Uit is geselecteerd, is de functie Huid verzachten uitgeschakeld.
De effecten van de functie Huid verzach ten zijn niet zichtbaar wanneer u foto's kadreert voor opname. Controleer de mate van huid verzachten in de weergavestand.
8 y Knipperdetectie
Wanneer Aan is geselecteerd, laat de camera telkens als een foto wordt gemaakt automatisch tweemaal de sluiter los. Van de twee foto's wordt de foto waarop het onderwerp zijn ogen open heeft, bewaard.
Als de camera een foto heeft opgeslagen waarin de ogen van het onderwerp mogelijk gesloten zijn, verschijnt het dialoogvenster rechts gedurende enkele seconden.
Wanneer Aan is geselecteerd, is de flitser uitgeschakeld.
De standaardinstelling is Uit.
9 a Glimlachtimer
Aan (standaardinstelling): de camera gebruikt de functie Gezichtsherkenning om een menselijk gezicht te detecteren en laat automatisch de sluiter los wanneer een glimlach wordt gedetecteerd.
Uit: de camera laat de sluiter niet automatisch los wanneer een glimlach wordt gedetecteerd. Druk de ontspanknop in om een foto te maken.
10 Y Windruisreductie
Bepaal of de windruis tijdens filmopnamen al d an niet moet worden verminderd (A 126,
130).
11 n AF-filmstand
Selecteer de autofocusstand tijdens filmopname (A 126, 129).
12 D Filmopties
Selecteer de gewenste filmoptie wanneer films worden opgenomen (A 126, 128).
Er werd geknipperd op de foto die zojuist werd genomen.
Meer over opnemen
C Instellingen in de stand Slim portret
Bij bepaalde functies kan deze instelling niet worden ingeschakeld. Zie “Camera-instellingen die niet tegelijk kunnen worden gebruikt” (A 78) voor meer informatie.
77

Camera-instellingen die niet tegelijk kunnen worden gebruikt

Bepaalde opname-instellingen kunnen niet worden gecombineerd met andere functies.
Beperkte functie Instelling Beschrijving
Wanneer Continu, BSS of Multi-shot 16 is
geselecteerd, is de flitser uitgeschakeld.
Wanneer Aan is geselecteerd, is de flitser uitgeschakeld.
Wanneer Aanraakopname is ingesteld op Onderwerp volgen, is de zelfontspanner uitgeschakeld.
Wanneer Aanraakopname is ingesteld op Onderwerp volgen, is de macro-stand uitgeschakeld.
Wanneer Multi-shot 16 is geselecteerd, wordt de
instelling Beeldmodus vastgezet op L (beeldformaat: 2560 × 1920 pixels).
Wanneer Multi-shot 16 geselecteerd is, wordt de instelling ISO-waarde automatisch bepaald op basis van de helderheid.
Wanneer een foto wordt gemaakt met de
zelfontspanner, is de continu-instelling vastgezet op
Enkelvoudig.
Wanneer de functie Aanraaksluiter wordt gebruikt,
wordt één foto gemaakt telkens wanneer op de
monitor wordt getikt.
Wanneer Continu, BSS of Multi-shot 16 is
geselecteerd, is elektronische VR uitgeschakeld.
Wanneer een andere instelling dan Automatisch
geselecteerd is voor ISO-waarde, is elektronische VR
uitgeschakeld.
Wanneer Aan is geselecteerd, is elektronische VR
uitgeschakeld.
Wanneer een foto wordt gemaakt met de functie
Onderwerp volgen, is Bewegingsdetectie
uitgeschakeld.
Wanneer Multi-shot 16 geselecteerd is, is Bewegingsdetectie niet actief.
Wanneer een andere instelling dan Automatisch geselecteerd is voor ISO-waarde, is Bewegingsdetectie uitgeschakeld.
Wanneer Continu, BSS of Multi-shot 16 is geselecteerd, is Knipperwaarsch. uitgeschakeld.
Flits-stand
Zelfontspanner
Macro-stand
Meer over opnemen
Beeldmodus Continu (A 54)
ISO-waarde Continu (A 54)
Continu
Elektronische VR
Bewegingsdetectie
Knipperwaarsch. Continu (A 54)
Continu (A 54)
Knipperdetectie (A 77)
Onderwerp volgen (A 48)
Onderwerp volgen (A 48)
Zelfontspanner (A 36)
Aanraaksluiter (A 45)
Continu (A 54)
ISO-waarde (A 53)
Knipperdetectie (A 77)
Onderwerp volgen (A 48)
Continu (A 54)
ISO-waarde (A 53)
78
Camera-instellingen die niet tegelijk kunnen worden gebruikt
Beperkte functie Instelling Beschrijving
Wanneer Multi-shot 16 geselecteerd is, is de digitale zoom niet beschikbaar.
Wanneer Aanraakopname is ingesteld op Onderwerp volgen, is de digitale zoom uitgeschakeld.
Digitale zoom
Continu (A 54)
Onderwerp volgen (A 48)
Meer over opnemen
C Beperkte functies in de opnamestand
De beperkte functies zijn afhankelijk van de opnamestand (A40). Op de volgende pagina's vindt u meer informatie over de functies die in elke opnamestand beschikbaar zijn:
Stand A (auto)A 42
Onderwerpstand A 59
Stand Slim portret A 76
D Meer informatie
Zie “Opmerkingen over Digitale zoom” (A 156) voor meer informatie.
79

Meer over weergave

444
0004.
JPG
:
11
2011

Bewerkingen in de stand schermvullende weergave

Druk op de c (weergave)-knop om naar de weergavestand te gaan en de gemaakte foto's weer te geven (A 32).
De volgende bewerkingen zijn beschikbaar in de schermvullende weergave.
Functie Knop Beschrijving A
Sleep de foto naar rechts om de vorige foto weer
Een foto selecteren
Miniaturen weergeven
Zoomweergave
Meer over weergave
Films afspelen
De beeldclassificatie instellen/beelden weergeven naar classificatie
Weergave­instellingen uitvoeren
Overschakelen naar een andere weergavestand
f (h)
g (i)
Tab rechts
Onderste
te geven, en naar links om de volgende foto
weer te geven. Draai de zoomknop naar f (h) om miniaturen
met 4, 9 of 16 foto's weer te geven. Draai de zoomknop naar g (i) om de foto max.
10× te vergroten. Tik op H om terug te keren naar de schermvullende weergave.
Tik op R om de momenteel weergegeven film
R
af te spelen.
Pas een classificatie van één tot de vijf toe op elk van de beelden of speel beelden af naar
(P)
classificatie.
Tik op de onderste tab om de weergave-
tab
instellingen op te geven en foto's te bewerken. Druk op de knop c om het menu met
weergavestanden weer te geven en naar de stand Favoriete beelden, Automatisch sorteren of Sorteer op datum te gaan.
b
Terug naar de opnamestand
Druk op de A-knop, de b (e filmopname)­knop of de ontspanknop.
0004.
0004.
11
11 2011
2011151515
JPG
JPG
151515 303030
:
4
32
81
83
131
99
98
85
32
C De oriëntatie (verticaal/horizontaal) van foto's wijzigen
De oriëntatie van foto's kan worden gewijzigd met Beeld draaien (A 107) nadat foto's werden gemaakt.
80

Meerdere foto's weergeven: Miniatuurweergave

Draai de zoomknop naar f (h) in de schermvullende weergave (A 80) om foto's weer te geven in een
10
“overzicht” van miniaturen.
De volgende bewerkingen zijn beschikbaar wanneer miniaturen worden weergegeven.
Functie Knop Beschrijving A
Het aantal foto's verhogen dat wordt weergegeven
Het aantal foto's verminderen dat wordt weergegeven
Weergave schuiven B of C
Terug naar de stand schermvullende weergave
De beeldclassificatie instellen/beelden weergeven naar classificatie
Weergave­instellingen uitvoeren
f (h)
g (i)
Tab rechts
Onderste
Draai de zoomknop naar f (h) om het aantal weergegeven miniaturen te verhogen: 4 9
16.
Draai de zoomknop naar g (i) om het aantal weergegeven miniaturen te verlagen: 16 9
4. Draai de zoomknop naar g (i) in de weergave van 4 miniaturen om terug te keren naar de schermvullende weergave.
Tik op B of C. U kunt ook door de miniaturen schuiven door uw vinger omhoog of omlaag over de monitor te slepen.
–Tik op een foto. 32
Pas een classificatie van één tot de vijf toe op elk van de beelden of speel beelden af naar
(P)
classificatie.
Tik op de onderste tab, zodat de instellingen Wissen, Diashow, Beveiligen of
tab
Afdrukopdracht kunnen worden ingeschakeld.
99
98
Meer over weergave
Terug naar de opnamestand
b
Druk op de A-knop, de b (e filmopname)­knop of de ontspanknop.
32
81
Meerdere foto's weergeven: Miniatuurweergave
1
C Weergave miniaturen
Foto's met classificaties (A 99) en beveiligde foto's (A 101) worden weergegeven met de pictogrammen die rechts worden getoond. Films worden weergegeven als filmranden.
Beveiligingspictogram
Instelpictogram
classificatie
1
Filmranden
C Miniatuurweergave in de stand Favoriete beelden en Automatisch sorteren
Wanneer miniaturen worden weergegeven in de stand Favoriete
beelden (A 86), wordt het pictogram Favoriete beelden weergegeven op de monitor.
Meer over weergave
10
2
Wanneer miniaturen worden weergegeven in de stand Automatisch
sorteren (A 93), wordt het categoriepictogram van de foto's weergegeven op de monitor.
82
3

Foto's van dichtbij bekijken: zoomweergave

3.0
×
Door de zoomknop naar g (i) in schermvullende weergave te draaien (A 80), vergroot de weergave van het middengedeelte van de huidige foto.
De gids die onderaan rechts wordt weergegeven, toont het gedeelte van het beeld dat momenteel zichtbaar is.
De volgende handelingen kunnen worden uitgevoerd wanneer de foto uitvergroot wordt weergegeven.
Functie Knop Beschrijving A
Inzoomen
Uitzoomen
Het weergavegebied wijzigen
Foto's wissen
Terug naar de schermvullende weergave
Beeld uitsnijden
Terug naar de opnamestand
g (i)
f (h)
Telkens wanneer u de zoomknop naar g (i) draait, neemt de zoomfactor toe tot een maximum van 10×.
Telkens wanneer u de zoomknop naar f (h) draait, neemt de zoomfactor af. Bij zoomfactor 1× wordt de foto weer schermvullend weergegeven.
Het momenteel weergegeven gebied van de foto
kan worden gewijzigd door de foto te slepen.
Tik op E om de foto te wissen. 33
E
Tik op H om naar de schermvullende weergave te
H
gaan.
Tik op G om de huidige foto uit te snijden, zodat deze enkel het op de monitor zichtbare gedeelte
G
bevat.
b
Druk op de A-knop, de b (e filmopname)-knop of de ontspanknop.
×
3.0
3.0
32
124
32
Meer over weergave
83
Foto's van dichtbij bekijken: zoomweergave
2.0
×
Foto's die werden gemaakt met gezichtsherkenning of dierenherkenning
Wanneer de zoomknop naar g (i) wordt gedraaid om in te zoomen (zoomweergave) op een foto die werd gemaakt met de functie gezichtsherkenning (A 41) of dierenherkenning (A 70), wordt de foto vergroot met het gedetecteerde gezicht in het midden van de monitor, behalve foto's die werden gemaakt met Continu, BSS en Multi-shot 16 of de functie Onderwerp volgen.
Als er meer dan één gezicht werd gedetecteerd, wordt de foto vergroot met het gezicht waarop werd scherpgesteld, in het midden van de monitor. Tik op M of N om andere gedetecteerde gezichten weer te geven.
Als de zoomknop naar g (i) of f (h) wordt gedraaid om de zoomfactor aan te passen, wordt het midden van de foto in de plaats van het gezicht weergegeven in het midden van de monitor (normale zoomweergave).
Meer over weergave
×
2.0
2.0
84

Weergavestand selecteren

De volgende weergavestanden kunnen worden geselecteerd.
c Weergavestand A 32
Alle foto's weergeven.
h Stand Favoriete beelden A 86
Foto's weergeven die werden toegevoegd aan een album.
F Stand Automatisch sorteren A 93
Foto's en films weergeven die tijdens de opname automatisch naar de geselecteerde categorie werden gesorteerd.
C Stand Sorteer op datum A 96
Foto's weergeven die op de geselecteerde datum werden gemaakt.
1 Druk in de weergavestand op de knop
c.
Het menu met weergavestanden wordt weergegeven.
2 Tik op het pictogram voor de gewenste
weergavestand.
De camera gaat naar de geselecteerde weergavestand.
Om terug te keren naar de huidige weergavestand, drukt u op de knop c.
Meer over weergave
Weergavestand
Afspelen
85

Favoriete beelden sorteren (Stand Favoriete beelden)

30
0004.
JPG
:
444
2011
Foto's kunnen naar albums worden gesorteerd. Als foto's naar albums werden gesorteerd, kan de stand Favoriete beelden worden gebruikt om enkel de foto's in een bepaald album weer te geven.
Door foto's toe te voegen aan albums, kunt u een bepaalde foto sneller en eenvoudiger terugvinden.
Foto's kunnen worden gesorteerd naar albums op basis van thema's zoals reis of huwelijk.
U kunt een foto toevoegen aan meerdere albums.

Foto's toevoegen aan albums

Foto's kunnen worden toegevoegd aan albums en worden gesorteerd.
1 Geef foto's weer in de weergavestand (A 32), de stand Automatisch
sorteren (A 93) of de stand Sorteer op datum (A 96).
Meer over weergave
2 Selecteer een foto en tik op de onderste tab.
Geef een foto weer in de schermvullende weergave en tik op de onderste tab.
0004.
0004.
111111 2011
2011151515
JPG
JPG
151530
1530
3 Tik op h.
Het album-selectiescherm wordt weergegeven.
:
4
4 Tik op het gewenste album.
De foto wordt toegevoegd aan het album en de monitor keert terug naar de schermvullende weergave.
Om dezelfde foto aan andere albums toe te voegen, herhaalt u de procedure vanaf stap 1 of 2.
86
Favoriete beelden
Favoriete beelden sorteren (Stand Favoriete beelden)
B Opmerkingen over het toevoegen van favoriete beelden
Een album kan maximaal 200 foto's bevatten.
Films kunnen niet worden toegevoegd aan albums.
Als de geselecteerde foto reeds aan een album werd toegevoegd, wordt het albumpictogram geel.
Wanneer foto's worden toegevoegd aan albums, worden ze niet fysiek gekopieerd naar albums of
verplaatst van de map (A 174) waarin ze oorspronkelijk werden opgeslagen (A 92).
D Meer informatie
Zie “Foto's verwijderen uit albums” (A 89) voor meer informatie.
Meer over weergave
87
Favoriete beelden sorteren (Stand Favoriete beelden)
444
0004.
JPG
:
11
2011

Foto's bekijken in een album

U kunt foto's weergeven door het album te selecteren waaraan ze zijn toegevoegd in de stand “h Favoriete beelden”.
Net zoals in de normale weergavestand kunnen foto's in de schermvullende weergave vergroot worden weergeven of kunnen de foto's als miniaturen worden weergegeven. Wanneer op de onderste tab wordt getikt om de instelknoppen weer te geven, kunnen instellingen en bewerkingen worden uitgevoerd op foto's die naar het opgegeven album zijn gesorteerd (A 98).
1 Druk in de weergavestand op de knop
c en tik op h.
Een lijst met albums wordt weergegeven.
Meer over weergave
2 Tik op het gewenste album.
De foto's in het geselecteerde album worden schermvullend weergegeven.
Het pictogram voor het huidige album wordt weergegeven op het scherm.
Herhaal stap 1 en 2 om een ander album te selecteren.
Weergavestand
Favoriete beelden
Favoriete beelden
11
11 2011
2011151515
151515 303030
JPG
JPG
0004.
0004.
:
4
88
Loading...