Miele G 7835 CD User Manual [nl]

Page 1
Gebruiksaanwijzing
desinfectie- en reinigingsautomaat G 7835 CD
Lees absoluut uw gebruiksaanwijzing voor u uw toestel installeert en in gebruik neemt. Zo zorgt u voor uw veiligheid en vermijdt u schade aan uw toestel.
nl-BE
M.-Nr. 07 776 480
Page 2
Inhoud
Opmerkingen omtrent uw veiligheid ..................................4
Juist gebruik ....................................................4
Symbolen op het toestel ...........................................9
Bestemming .....................................................10
Beschrijving van het toestel ........................................12
Bedieningselementen ..............................................13
De deur openen en sluiten .........................................15
Elektrische deurvergrendeling........................................15
De deur openen met de noodontgrendeling .............................15
De waterontharder ................................................16
De waterontharder instellen..........................................16
Aanduiding van het zoutpeil .........................................16
Regenereerzout toevoegen ..........................................16
Automatische korfdetectie (AWK) ...................................18
De korf coderen ...................................................18
Houder met korfcodering .........................................19
De korfdetectie instellen ..........................................19
Toepassingen....................................................21
Controle op proteïneresten ..........................................21
Spoelgoed inruimen................................................22
De bovenste korf in de hoogte verstellen ...............................23
OP-instrumenten (OP) ..............................................24
Oftalmologie......................................................25
Anesthesie-instrumenten (AN)........................................26
Zuigflessen (BC) ..................................................27
Operatiezaalschoeisel (OS)..........................................28
Laboratoriumtoestellen (LG) .........................................29
Chemische procestechniek ........................................30
Reinigingsmiddel toevoegen .......................................35
De doseerautomaat voorbereiden.....................................35
De reservoirs vullen .............................................36
De doseersystemen ventileren .......................................37
De doseersystemen onderhouden ....................................37
Externe doseersystemen ............................................37
Bediening .......................................................38
Inschakelen ......................................................38
Van bedieningsniveau wisselen ......................................38
2
Page 3
Inhoud
Een programma starten .............................................39
Programmaverloop ................................................40
Uitschakelen .....................................................41
Programma afbreken ...............................................41
Een programma onderbreken ........................................42
Gegevensoverdracht ..............................................43
Onderhoudsmaatregelen ..........................................44
Onderhoud.......................................................44
Procesvalidatie ...................................................45
Routinecontroles ..................................................45
De filters in de kuip reinigen .........................................46
De grove filter schoonmaken ......................................46
De vlakke zeef en de microfijne filter schoonmaken ....................47
Sproeiarmen reinigen ..............................................48
Bedieningspaneel reinigen ..........................................49
Front reinigen.....................................................49
Spoelruimte reinigen ...............................................49
Deurdichting reinigen ..............................................49
Wagens, rekken en inzetten .........................................50
Onderhoud droogaggregaat (TA) .....................................51
De grove filter vervangen .........................................51
De fijne filter (HEPA-filter) vervangen ................................52
Storingen verwijderen .............................................53
Thermoschakelaar .................................................53
Zeven in de watertoevoer reinigen ....................................54
De afvoerpomp en de terugslagklep reinigen............................55
Technische Dienst ................................................56
Opstellen........................................................57
Elektrische aansluiting ............................................59
Wateraansluiting .................................................60
De watertoevoer aansluiten ..........................................60
Aansluiting op gedemineraliseerd water met ü 60 - 1000 kPa overdruk .....61
AD-wateraansluiting (drukloos) 8,5 - 60 kPa (optie).....................61
Waterafvoer aansluiten .............................................62
Technische gegevens .............................................63
Het afdanken van het apparaat......................................64
3
Page 4
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Als u het toestel niet op een vaste Dit toestel voldoet aan de voorge schreven veiligheidsvoorschriften. Door ondeskundig gebruik kunnen gebruikers echter letsel oplopen en kan er schade optreden aan het toe stel. Voor u het toestel in gebruik neemt, moet u de gebruiksaanwijzing aan dachtig lezen. Dat is veiliger voor uzelf en u vermijdt schade aan het toestel. Bewaar deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig!
Juist gebruik
De reinigings- en
~
ontsmettingsautomaat mag uitsluitend worden gebruikt voor de in de ge­bruiksaanwijzing vermelde toepas­singen. Andere toepassingen zijn niet toegelaten en kunnen gevaarlijk zijn, net als aanpassingen en veranderingen aan het toestel. De procédés om te reinigen en te ontsmetten zijn alleen bedoeld voor in strumenten of medische producten en laboratoriumbenodigdheden die vol gens de producent gereinigd en op nieuw gebruikt kunnen worden. U moet de aanwijzingen van de producent van het spoelmateriaal en de instrumenten volgen. De fabrikant is niet aansprakelijk voor schade die werd veroorzaakt doordat het toestel voor andere doeleinden werd gebruikt of verkeerd werd be diend.
Het toestel mag enkel en alleen bin
~
nen worden gebruikt.
-
-
~
plaats installeert, laat dit karwei dan en kel uitvoeren door vakmensen. Die moeten ervoor zorgen dat u het toestel veilig kunt gebruiken.
-
Volg de onderstaande tips om ver wondingen te vermijden!
-
-
-
-
-
Het toestel mag alleen door de Ser
~
vice After Sales van Miele in gebruik genomen, onderhouden en hersteld worden. Om zo goed mogelijk aan richtlijnen, waaronder de GLP-richtlijnen, en wettelijke voor schriften te voldoen, is het aan te beve­len een herstellings- en onderhouds­contract met Miele af te sluiten. Door ondeskundig uitgevoerde herstellingen kunnen er niet te onderschatten risico's voor de gebruiker ontstaan!
Het toestel mag niet worden opge-
~
steld in ruimtes waar ontploffingsgevaar mogelijk is of er vriestemperaturen kun­nen voorkomen.
De elektrische veiligheid van het
~
toestel is alleen dan gewaarborgd als het wordt aangesloten op een volgens de voorschriften geïnstalleerd aardsys teem. Het is heel belangrijk dat aan deze fundamentele veiligheidsvoor waarde is voldaan. In geval van twijfel dient u uw installatie door een vakman of vakvrouw te laten nakijken. De fabrikant kan niet aansprakelijk wor den gesteld voor schade die werd ver oorzaakt doordat de aardleiding onder broken was of gewoon ontbrak. Er be staat in dat geval onder andere gevaar voor elektrische schokken.
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
4
Page 5
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Een beschadigd of lekkend toestel
~
kan uw veiligheid in gevaar brengen. Schakel het toestel onmiddellijk uit en neem contact op met de dienst Herstel lingen aan huis van Miele.
De personen die het toestel bedie
~
nen, moeten geïnstrueerd zijn en indien nodig bijkomende training volgen. Per soneel dat niet geïnstrueerd is en geen training heeft gevolgd, mag de reinigings- en ontsmettingsautomaat niet bedienen.
Bij de omgang met de proces
~
chemicaliën (reinigings- en neutralisa tiemiddel, reinigingsversterker, na­spoelmiddel enz.) is voorzichtigheid geboden! Het gaat deels om bijtende en irriterende stoffen. Respecteer de van kracht zijnde veiligheidsregels. Draag een veilig­heidsbril en handschoenen! Bij het ge­bruik van proceschemicaliën dient u al­tijd de veiligheidsrichtlijnen en veiligheidsinformatiebladen van de pro­ducent te respecteren!
De reinigings- en
~
ontsmettingsautomaat is ontworpen om alleen maar met water en aanbevolen proceschemicaliën te werken. Het toe stel mag niet met organische oplosmid delen of ontvlambare vloeistoffen wor den gebruikt. Dat kan o.a. tot explosiegevaar leiden en tot aantasting van onderdelen in rubber en kunststof. Hierdoor kan er vloeistof uitlopen.
Het water in de spoelruimte is geen
~
drinkwater!
-
-
-
-
Ga niet op de geopende deur staan
~
of zitten. De reinigings- en ontsmettingsautomaat kan hierdoor kantelen of beschadigd raken.
-
Wanneer u scherpe en puntige voor
~
werpen in het toestel laadt, moet u erop letten u niet te verwonden. Plaats de voorwerpen zo dat ze geen verwondin
­gen kunnen veroorzaken.
Let op de eventuele hoge tempera
~
tuur tijdens de werking van de reinigings- en ontsmettingsautomaat. Wanneer u de vergrendeling omzeilt om de deur te openen, bestaat de kans dat u zich verbrandt of dat u met bijten­de stoffen in contact komt. Gebruikt u ontsmettingsmiddelen, dan kunnen er toxische dampen vrijkomen!
Omdat het spoelwater tijdens de be-
~
handeling giftige en chemische stoffen kan bevatten (bijv. aldehyde in het ontsmettingsmiddel), moet u er altijd voor zorgen dat de deur goed dicht is en (indien van toepassing) de werking van de dampcondensator controleren. U moet bijzonder goed opletten wan neer u het programma onderbreekt en vervolgens de deur van de reinigings-
-
en ontsmettingsautomaat opent. Dit
-
houdt een risico in.
Raadpleeg in noodgevallen of wan
~
neer u in contact komt met giftige dam pen of proceschemicaliën altijd de veiligheidsinformatiebladen van de pro ducent van de proceschemicaliën!
De wagen, de modules, de inzetten
~
en de lading moeten eerst afkoelen. Giet nadien eventuele waterresten uit holle stukken in de spoelruimte weg.
-
-
-
-
-
-
-
5
Page 6
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Na het droogproces met het droog
~
aggregaat opent u de deur, zodat het spoelmateriaal, de wagen, de modules en de inzetten eerst even kunnen af koelen.
Raak de warme voorwerpen niet aan
~
wanneer u tijdens of na het programma de deur opent. Zelfs enkele minuten na dat het programma beëindigd is, kunt u zich daar nog aan verbranden.
De reinigings- en
~
ontsmettingsautomaat mag niet met een waterslang of een hogedrukreiniger worden afgespoeld en gereinigd, even min als de onmiddellijke omgeving er­van.
Bij onderhoud moet het toestel van
~
het elektriciteitsnet worden ontkoppeld.
Neem de volgende tips in acht om een goede reiniging van medische ­producten en delicaat laboratorium­glas te garanderen, om de patiënten niet in gevaar te brengen en om schade te vermijden!
Wanneer het toestel voor door de
~
overheid voorgeschreven ontsmet tingen wordt gebruikt, moeten de dampcondensator en zijn verbindingen met de spoelruimte en de toestelafvoer bij een herstelling of een vervanging worden ontsmet.
Programma's mogen alleen in
~
uitzonderlijke gevallen en door be voegde personen worden onderbroken.
-
-
-
-
De gebruiker moet kunnen aantonen
~
dat de normen op het vlak van reiniging en ontsmetting in de praktijk worden gehaald. De procedures moeten regel matig thermo-elektrisch en door resultaatcontroles documenteerbaar worden gecontroleerd. Bij chemotherm ische procedures zijn bijkomende con
­troles met chemo- of bio-indicatoren
vereist.
Voor de thermische ontsmetting zijn
~
temperaturen en inwerktijden vereist die volgens de normen en richtlijnen en in overeenstemming met de microbiolo
­gische en hygiënische kennis de nood-
zakelijke infectieprofylaxe garanderen.
Programma's voor ontsmetting met
~
toevoeging van een chemisch ontsmettingsmiddel bij gematigde tem­peraturen van bijvoorbeeld 65 °C of minder zijn niet erkend voor de door de overheid erkende ontsmetting overeen­komstig §18 IfSG in reinigings- en ontsmettingsautomaten. Ze mogen en­kel worden gebruikt als dit wegens de temperatuurgevoeligheid van het spoelmateriaal vereist is. De ontsmettingsparameters zijn gebaseerd op het rapport van de producent van het ontsmettingsmiddel. Volg zijn in structies voor de hantering, de gebruiksvoorwaarden en de doeltref fendheid zeer goed op. De toepassing van dergelijke chemothermische procedures behoort tot de verant woordelijkheid van de gebruiker.
-
-
-
-
-
-
-
6
Page 7
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
OK-schoenen mogen enkel in een
~
voor deze toepassing geïnstalleerde automaat worden gereinigd en ontsmet.
Proceschemicaliën kunnen onder
~
bepaalde omstandigheden bijdragen tot schade aan het toestel. Daarom is het belangrijk dat u de richtlijnen van de Service After Sales van Miele volgt. Bij beschadiging en vermoedelijke materiaalincompatibiliteit dient u con tact op te nemen met Miele.
Voorafgaande behandelingen (bijv.
~
met reinigings- of ontsmettingsmiddelen), maar ook be paalde vervuilingen en proces­chemicaliën, in combinatie met de che­mische wisselwerking, kunnen schuim veroorzaken. Schuim kan het reinigings- en ontsmettingsresultaat aantasten.
Het behandelingsproces moet zo
~
worden aangepast dat er geen schuim uit de spoelruimte vrijkomt. Vrijkomend schuim kan de veilige werking van de reinigings- en ontsmettingsautomaat in gevaar brengen.
U moet het behandelingsproces re
~
gelmatig controleren om schuimvor ming te voorkomen.
Om schade aan reinigings- en
~
ontsmettingsautomaten en het ge bruikte toebehoren te voorkomen door het inwerken van proceschemicaliën, vervuilingen op het spoelmateriaal en de wisselwerking ertussen, moet u de aanwijzingen in de rubriek "Chemische procestechniek" volgen.
-
-
-
-
-
Dat de fabrikant van het toestel be
~
paalde proceschemicaliën (zoals bijv. reinigingsmiddelen) aanbeveelt, bete kent niet dat hij verantwoordelijk is voor de invloed van die proceschemicaliën op het materiaal dat wordt gereinigd. Hou er rekening mee dat wijzigingen in de samenstelling, bewaaromstandighe den enz. die de producent van de proceschemicaliën niet heeft meegedeeld, de kwaliteit van de reini ging kunnen aantasten.
Let bij het gebruik van proces
~
chemicaliën altijd op de aanwijzingen van de producent. Gebruik de desbe­treffende proceschemicaliën alleen voor de door de producent voorziene toepassingen om schade aan materiaal en sterke chemische reacties (bijv. knalgas) te vermijden.
Bij kritische toepassingen, waarbij
~
bijzonder hoge eisen aan de reiniging worden gesteld, moeten de omstandig­heden en procédés (proces­chemicaliën, waterkwaliteit enz.) vooraf met Miele worden afgesproken.
Wanneer aan de reiniging en het
~
spoelen bijzonder hoge eisen worden gesteld (bijv. chemische analyse, spe ciale industriële productie enz.), moet de gebruiker regelmatig kwaliteitscon troles uitvoeren om de reinigingsnorm te kunnen garanderen.
-
-
-
-
-
-
-
7
Page 8
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
De wagen, rekken en inzetten voor
~
het spoelmateriaal moeten overeen komstig het bedoelde gebruik worden gebruikt. Instrumenten met een holle ruimte moe ten ook langs binnen volledig met het spoelwater kunnen worden behandeld.
Recipiënten die resten van vloeistof
~
fen bevatten, moeten eerst worden leeggemaakt voor ze worden geplaatst.
Er mogen geen noemenswaardige
~
resten van oplosmiddelen en zuren, meer bepaald zoutzuren en chloride houdende oplossingen, in de spoel ruimte terechtkomen wanneer u het te reinigen materiaal in het toestel plaatst. Ook geen stoffen die metalen corrode­ren! Van oplosmiddelen mogen er in combinatie met de vervuiling (meer be­paald bij gevarenklasse A1) alleen maar sporen aanwezig zijn.
Let erop dat de roestvrijstalen bui-
~
tenbekleding niet in contact komt met oplossingen/dampen die zoutzuur be­vatten. Dat om corrosie te vermijden.
-
-
-
Toebehoren gebruiken
Er mag alleen toebehoren van Miele
~
voor het bedoelde gebruik worden aan gesloten. De typeaanduiding van de af
­zonderlijke toestellen krijgt u van Miele.
Er mogen alleen wagens, rekken en
~
inzetten van Miele worden gebruikt.
­Wanneer u het toebehoren van Miele
wijzigt of wanneer u andere wagens en inzetten gebruikt, kan Miele niet garan deren dat het resultaat van de reiniging en ontsmetting voldoende is. Schade die als gevolg daarvan ontstaat, valt niet onder de garantie.
Er mogen alleen proceschemicaliën
~
worden gebruikt die volgens de produ­cent van de proceschemicaliën voor het bedoelde toepassingsgebied ge­schikt zijn. De producent van de proceschemicaliën draagt de verant­woordelijkheid voor negatieve in­vloeden op het spoelmateriaal en de reinigings- en ontsmettingsautomaat.
-
-
-
Wanneer werkzaamheden aan het
~
leidingwaternet zijn uitgevoerd moet de watertoevoerleiding naar de reinigings­en ontsmettingsautomaat worden ont lucht. Anders kunnen onderdelen van de reinigings- en ontsmettingsautomaat beschadigd raken.
Volg de aanwijzingen voor de instal
~
latie in de gebruiksaanwijzing en instal latiehandleiding.
8
-
-
-
Page 9
Opmerkingen omtrent uw veiligheid
Symbolen op het toestel
Let op: Gebruiksaanwijzing volgen!
Let op: Risico op elektrische schokken!
Uw toestel afdanken
Hou er rekening mee dat het toestel
~
door bloed of andere lichaamsvochten besmet kan zijn en dat het daarom moet worden ontsmet voor u het af dankt. Uit veiligheidsoverwegingen - en om het milieu te beschermen - verwijdert u alle resten van proceschemicaliën. Volg daarbij de veiligheidsvoorschriften (veiligheidsbril en handschoenen ge bruiken!). Verwijder de deurgrendel of maak hem onbruikbaar zodat kinderen zich niet in het toestel kunnen opsluiten. Breng het toestel vervolgens naar een reglementair recyclagepunt. Bij toestellen met een tanksysteem moet eerst het water in de tank worden afgevoerd.
Wanneer de veiligheidsinstructies niet worden gevolgd, kan de fabri­kant niet verantwoordelijk worden gesteld voor schade die daar even­tueel het gevolg van is.
-
-
9
Page 10
Bestemming
In het reinigings- en ontsmettingstoestel van Miele kunnen opnieuw te gebruiken medische producten, laboratoriumbenodigdheden en productieonderdelen worden gereinigd, gespoeld, ontsmet (thermisch of chemisch-thermisch) en gedroogd. Volg hierbij de instructies van de pro
­ducenten van de medische producten (EN ISO 17664) en de laboratoriumbenodigdheden.
Mogelijke toepassingsgebieden zijn:
chirurgische instrumenten,
– instrumenten voor minimaal invasieve
chirurgie,
– instrumenten voor anesthesie en
intensive care,
– babyflessen en fopspenen,
– OK-schoenen,
of
– laboratoriumbenodigdheden voor on-
derzoek en productie,
laboratoriumbenodigdheden voor analytische en preparatieve toepas
-
singen,
laboratoriumbenodigdheden voor mi crobiologie en biotechnologie.
In deze gebruiksaanwijzing wordt de term "laboratoriumbenodigdheden" ge bruikt om te verwijzen naar diverse benodigdheden, van indampschalen tot centrifugeerbuisjes.
De term "spoelmateriaal" wordt gebruikt als de te behandelen voorwerpen niet nader gedefinieerd zijn.
Om instrumenten of laboratoriumbenodigdheden geschikt te maken voor verder gebruik worden ze bij voorkeur machinaal gereinigd. Wanneer ontsmetting vereist is om me disch personeel of patiënten te be schermen, worden de voorwerpen bij voorkeur thermisch ontsmet, bijv. via het DESIN vario TD-procédé. Overeenkomstig het A
-concept van EN
0
ISO 15883-1 moet de thermische ont smetting worden uitgevoerd bij 80 °C (+ 5 °C, - 0 °C) en met 10 minuten in­werktijd (A
600) of bij 90 °C (+ 5 °C,
0
- 0 °C) en met 5 minuten inwerktijd (A
3000), afhankelijk van de vereiste
0
ontsmetting. Het werkingsbereik van A
3000 omvat ook de inactivering van
0
HBV.
In voorkomend geval moeten bij de ont­smetting ook de plaatselijke geldende wettelijke voorschriften worden gevolgd.
De reiniging moet optimaal op het soort vervuiling en het te behandelen spoelmateriaal worden afgestemd.
-
Het gebruik van proceschemicaliën moet worden afgestemd op de reini ging, alsook op de doeltoepassing.
-
-
-
-
-
10
Page 11
Om voorwerpen correct te ontsmetten, te steriliseren en veilig verder te kunnen gebruiken is een effectieve reiniging vereist. Voor opnieuw te behandelen medische producten wordt de reiniging bij voor keur uitgevoerd met het DESIN vario TD-procédé.
-
Bestemming
Voor een correcte reiniging van de in strumenten en laboratoriumbenodigdheden is het be langrijk dat de juiste dragers (wagens, modules, inzetten enz.) worden ge bruikt. In het hoofdstuk "Gebruikstechniek" vindt u voorbeelden hiervan.
De reinigings- en ontsmettingsautomaat biedt de mogelijkheid om na te spoelen met gebruikswater of gezuiverd water (bijv. Aqua destillata, (zeer) zuiver wa­ter, volledig ontzout water, gedeminera­liseerd water in toepassingstechnisch aangepaste kwaliteit). Vooral voor laboratoriumbenodigdheden voor ana­lytische toepassingen moet de correcte waterkwaliteit worden gebruikt.
Volgens EN ISO 15883 is het toestel kwalificeerbaar voor validatie van de processen.
-
-
-
11
Page 12
Beschrijving van het toestel
a Droogaggregaat (TA)
b Reservoir voor neutralisatiemiddel
(rood) en vloeibaar reinigingsmiddel (blauw)
c Filterset
d Reservoir voor regenereerzout
(waterontharder)
12
e Inspectiepaneel
f Toegang van de meetvoeler ter
bepaling van waarden
Aan de achterkant van het toestel :
g Aansluiting voor doseringsmodule
K 60 "doseerpomp voor neutralisatie middel" (wit) en "doseerpomp voor chemisch desinfectiemiddel" (groen)
h Seriële interface (links boven, achter
de afdekplaat)
-
Page 13
Bedieningselementen
Beschrijving van het toestel
a Display
met schermbeveiliging; dat houdt in dat de achtergrond­verlichting na ca. 15 min. uitvalt; druk dan op om het even welke toets om de verlichting weer in te schakelen
Tijdens de werking worden eventuele foutmeldingen op het display weergegeven. In het programmeerhandboek vindt u een tabel met een overzicht van alle foutmeldingen.
b Toets aan/uit (I-0)
c Cursortoets links 1
doet de cursor naar links bewegen:
- naar het vorige menupunt
- naar de vorige parameter
- naar de vorige invoerplaats
13
Page 14
Beschrijving van het toestel
d Cursortoets rechts 2
doet de cursor naar rechts bewegen:
- naar het volgende menupunt
- naar de volgende parameter
- naar de volgende invoerplaats
e Mintoets 3
- programmakeus voor de programmaplaatsen boven de 24
- per blz. terugbladeren in menu's
- cijfers en letters invoeren
- voorafgaandelijke instellingen wijzigen, bijv. serviceparameters
f Plustoets 4
- programmakeus voor de programmaplaatsen vanaf 24
- per blz. vooruitbladeren in menu's
- cijfers en letters invoeren
- voorafgaandelijke instellingen wijzigen, bijv. serviceparameters
g Deurschakelknop 5
h Starttoets 6
- programma starten
- invoermodus activeren
- waarden en instellingen bevestigen
- menupunten bevestigen om in het overeenkomstige ondermenu te geraken
14
i Stoptoets 7
- programma afbreken
- invoerhulpscherm verlaten zonder op te slaan
- menu verlaten
j Service-interface 8
k Programmakiezer
keus van de programmaplaatsen 1-23
Page 15
De deur openen en sluiten
Elektrische deurvergrendeling
Uw toestel is uitgerust met een elek trisch deurslot.
U kan de deur enkel openmaken als
het toestel elektrisch aangesloten is
en
de hoofdschakelaar I-0 ingedrukt is.
er geen reinigings- of desinfectiepro
gramma aan de gang is.
-
De deur openen
Duw de deuropener 5 tot de aan
^
slag in, grijp tegelijk in de greeplijst en trek de deur open.
Raak de weerstanden tijdens of na een programma niet aan wanneer u de deur openmaakt. Zelfs enkele minuten na het programma kan u zich daar nog steeds aan verbran­den.
-
De deur openen met de noodontgrendeling
De noodontgrendeling mag u enkel gebruiken indien u de toesteldeur niet meer op een normale manier open krijgt. Bv. bij een stroomonder breking. Let op bij DESIN-programma’s!
­Schakel de automaat uit (toets I-0).
^
-
De deur sluiten
^
Klap de deur omhoog en duw ze ste vig dicht tot u een klik hoort.
^
Trek de ring van de noodontgrende ling achter het inspectiepaneel naar
­beneden.
-
15
Page 16
De waterontharder
Om goede resultaten te krijgen, heeft de reinigings- en ontsmettingsautomaat zacht (kalkarm) water nodig. Als het lei dingwater hard is, zet er zich een witte aanslag af op het spoelmateriaal en op de wanden van de spoelruimte. Leidingwater met een waterhardheid vanaf 4 °d (0,7 mmol/l) moet daarom worden onthard. Daar wordt in de inge bouwde waterontharder automatisch voor gezorgd.
De waterontharder heeft daarvoor
wel regenereerzout nodig.
De reinigingsautomaat moet precies
worden geprogrammeerd volgens de hardheid van uw leidingwater.
– Uw waterbedrijf kan u informatie
verstrekken over de precieze hard­heid van het leidingwater.
In de fabriek werd de ontharder op een waterhardheid van 19°d (Duitse) of 34°f (Franse hardheid) ingesteld.
Wijkt de hardheid van het u gele verde water daarvan af (ook bij min der dan 4°d (Duitse) of 7°f (Franse hardheid)? Verander dan de fa brieksmatige instelling via de elek tronische bediening.
Kies bij schommelende waterhardheid (bv. tussen 8 en 17°d of tussen 14 en 31°f) steeds de hoogste waarde. In dit voorbeeld: 17°d resp. 31°f.
De ingebouwde ontharder kan u in stellen van 1° tot 60°d of van 2 tot 108°f.
-
-
-
-
-
Bij een eventuele tussenkomst van de technische dienst achteraf maakt u het de technicus makkelijker als u de wa
­terhardheid kent.
Vul hier de waterhardheid in:
°d
of °f.
-
De waterontharder instellen
Raadpleeg daartoe het "Program
^
meerhandboek", rubriek "Gebruiksin formatie - regenereren".
Aanduiding van het zoutpeil
Voeg regenereerzout toe zodra in het display ZOUT BIJVULLEN verschijnt.
De ontharder wordt tijdens het pro­grammaverloop vanzelf geregenereerd. Intussen verschijnt in het display REGE­NEREREN.De waterontharder
Regenereerzout toevoegen
Gebruik enkel zuiver, door indamping gewonnen zout ofwel speciaal regene reerzout, bij voorkeur met grove korrel (ca.1à4mm). Gebruik in geen geval ander zout, bv. tafel- of strooizout. Zo'n zout kan namelijk bestanddelen bevat ten, die niet in water oplosbaar zijn. Dat kan de werking van de ontharder in het gedrang brengen!
Het reservoir kan ca. 2,5 kg zout bevat ten.
-
-
-
-
-
-
16
Page 17
Zo u het zoutreservoir onverhoeds met reinigingsmiddel vult, gaat de ontharder onherroepelijk stuk! Wees dus zeker dat u het pak zout ter hand neemt voor u het zoutreser voir vult.
Neem de onderste korf uit het toestel.
^
Draai de schroefdop van het zoutre
^
servoir af.
Voor u de eerste keer zout toevoegt, dient u het reservoir met ca. 2,5 liter water te vullen. Zo kan het zout op­lossen. Daarna is er steeds voldoen­de water in het reservoir.
De waterontharder
-
-
Verwijder zoutresten van de schroef
^
draad en de dichting van het voor­raadreservoir.
^ Draai de schroefdop goed dicht.
^ Kies dadelijk daarna het servicepro-
gramma ZOUT VERWIJDEREN. Zo wordt de overgelopen zoutoplossing verdund en weggespoeld.
-
^
Zet de trechter op de vulopening.
^
Giet het reservoir vol regenereerzout.
Bij het toevoegen van zout loopt er wa ter over.
Wordt het programmaverloop na de start van het programma ZOUT VER WIJDEREN enkele minuten ver traagd, dan is er geen sprake van een storing. Die tijd is nodig om de ontharder te regenereren.
-
-
-
17
Page 18
Automatische korfdetectie (AWK)
Onder bedieningsniveau C wijst de au tomatische wagenherkenning (AWH) aan een geldig gecodeerde wagen een vaste programmaplaats toe. Voor de AWH zijn de programmaplaatsen 1-15 gereserveerd.
De wagencodering (op de wagen) en de programmaplaats met het bijbeho rende programma in de elektronische besturing ("Profitronic") moeten op el kaar worden afgestemd.
Daarvoor is het nodig dat:
iedere wagen wordt gecodeerd
^
vóórdat deze voor het eerst wordt ge­bruikt (zie: "Wagencodering") en dat
^ het reinigingsprogramma dat voor
een gecodeerde wagen bestemd is aan een bepaalde programmaplaats wordt toegewezen.
Voor het wijzigen van een programma­plaats zie "Programmeerhandboek" on­der "Systeemfunctie - Indeling keuze­schakelaar".
-
-
De korf coderen
-
De automatische korfdetectie kent aan een korf een programmaplaats toe. Daartoe moeten de korven met een magneetstrip (via een bitcombinatie) gecodeerd zijn. Op bedieningsniveau C staat voor een gecodeerde korf enkel dat programma ter beschikking, dat bij de overeen stemmende programmaplaats is inge deeld.
Nadat u een gecodeerde korf in het toestel hebt geschoven en de toestel deur gesloten, kiest de korfdetectie au tomatisch het bijhorende programma. Op de magneetstrip mogen zich geen kleine delen bevinden.
Het programma start u met 6 .
De codering gebeurt via 5 bits:
-
-
-
-
,
Voordat u het programma start, moet u beslist controleren of het dis play het juiste programma voor deze wagen aangeeft. Is dat niet het geval, dan kan het reinigings- of desinfectieresultaat onvoldoende zijn! Programma's voor wagens met AWH (op vastgelegde programma plaatsen) mogen niet worden ver wisseld.
18
-
Bits 1 tot 4 bepalen de korfcode,
-
-
Bit 5 dient ter controle (parity bit).
Page 19
Automatische korfdetectie (AWK)
Houder met korfcodering
U kan 15 verschillende codes instellen. Die zijn bij de programmaplaatsen van 1 tot 15 ingedeeld.
Onder "Systeemfunctie / Organiseren van keuzeknoppen" moet u de pas
­sende programma’s op de eerste 15 programmaplaatsen leggen.
Program maplaats
10 11 12 13 14 15
bit 1 bit 2 bit 3 bit 4 bit 5
-
0
­1 2 3 4 5 6 7 8 9
0
0
I
I
0
I
I
0
0
0
I
I
0
I
I
0
0
0
I
I
0
I
I
0
0
0
I
I
0
I
I
parity
bit
0
0
0 0 0 0
I I I
I 0 0 0 0
I
I
I
I
I
0
I
0
0
0
I
0
0
0
0
0
I
0
I
I
0
I
0
I
I
I
0
I
I
I
I
I
0
I
De korfdetectie instellen
Om de codering van een korf met auto matische korfdetectie (AWK) in te stel len of te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
^ Schroef de rail met AWK af (inbus-
sleutel) en neem die uit de houder.
-
-
De som van de codering moet een even getal zijn.
Is de uitkomst van de codering toch on even, dan verschijnt de melding WA
­GENHERKENNING TESTEN. Is de korfcode gelijk aan 0, dan ver
­schijnt de melding: GEEN WAGENHER KENNING. In geen van beide gevallen kan er een programma worden gestart. U dient de korfdetectie opnieuw in te stellen.
-
-
^
Neem de magneetstrip uit de rail.
19
Page 20
Automatische korfdetectie (AWK)
Stel de codering van de programma
^
plaats in.
-
Leg de rail in de houder aan de korf
^
en schroef hem vast.
De magneetstrip van de reinigings­automaat G 7835 moet grijze mag­neten bevatten.
^
Zet de magneetstrip terug in de rail.
Let op: Leg de magneetstrip zo in de rail dat de bit-coderingen, zie tabel, door de ronde raampjes in de rail zichtbaar zijn.
20
Page 21
Toepassingen
Deze reinigingsautomaat kan voor ver schillende wagens worden gebruikt. Af hankelijk van het soort spoelgoed en de vorm van het te reinigen en desinfecte ren spoelgoed kunnen de wagens van verschillende rekken en inzetten wor den voorzien.
De wagens, rekken en inzetten moe ten overeenkomstig de uit te voeren taak worden gekozen.
Op de volgende bladzijden vindt u di verse voorbeelden en informatie over de toepassingsmogelijkheden.
Controleer de volgende punten voor­dat u een programma start (visuele controle):
– Is het spoelgoed correct geplaatst/
aangesloten?
– Zijn de sproeiarmen schoon en kun-
nen ze vrij roteren?
-
-
-
-
Controleer na elk programma-einde
-
de volgende punten:
Controleer het reinigingsresultaat
­visueel.
Bevinden zich alle holle instrumenten
nog op de betreffende inspuiters?
Holle instrumenten die tijdens de
,
behandeling zijn losgeraakt, moeten opnieuw worden behandeld.
Zijn de lumina van de holle instru
menten open?
– Zijn de inspuiters en aansluitingen
vast verbonden met het rek of de in­zet?
Controle op proteïneresten
Het reinigingsresultaat moet steekproefsgewijs via proteïneanalyse worden gecontroleerd. U kunt hiervoor bijvoorbeeld de "Test-kit" van Miele ge­bruiken.
-
Is de zeefcombinatie schoon? Verwij der eventuele grove verontrei nigingen of reinig de zeefcombinatie.
Sluit de adapter voor de watertoe voer van de sproeiarmen c.q. sproei koppen goed aan?
Is de inhoud van de reservoirs met proceschemicaliën nog voldoende?
-
-
-
-
21
Page 22
Toepassingen
Spoelgoed inruimen
Zet het spoelgoed zo in de rekken
dat het aan alle kanten door het wa ter kan worden bereikt. Alleen dan kan het goed schoon worden.
Plaats het spoelgoed zo dat de delen
elkaar niet afdekken.
Instrumenten met holle ruimten moe
ten ook van binnen goed kunnen worden doorgespoeld.
Voordat u instrumenten met smalle,
lange holten in het toestel plaatst, moet u controleren of ze kunnen wor den doorgespoeld.
– Plaats holle voorwerpen met de ope-
ningen naar beneden in de bijbeho­rende wagens, modules en inzetten. Het water moet er goed in en uit kun­nen. Gebruik eventueel netten om glasbreuk te voorkomen.
– Licht spoelmateriaal met een
afdeknet (bijv. A 6) moet u vastzetten en kleine stukken moet u op een zeefschaal voor kleine stukken leg gen. Zo voorkomt u dat ze de sproei arm blokkeren of worden weggetrok ken door de magneetstrip voor auto matische wagenherkenning.
-
Plaats modules altijd correct in de
modulewagen.
De sproeiarmen mogen niet door te
­hoog of naar beneden uitstekend spoelgoed worden geblokkeerd. Controleer dit door de sproeiarmen handmatig een keer rond te draaien.
Om corrosie te voorkomen, is het aan
­te raden alleen hoogwaardige instru
menten van roestvrij staal te ge bruiken.
Temperatuurgevoelige instrumenten
mogen alleen chemo-thermisch wor
­den gereinigd en gedesinfecteerd.
Reinig geen wegwerpinstrumen-
,
ten in deze automaat.
Voorbereiden
Maak het spoelgoed leeg voordat u het in de automaat zet (neem hierbij de gel­dende voorschriften in acht).
,
-
-
-
Er mogen geen zuurresten of op losmiddelen, vooral geen zoutzuur en chloride, in de spoelruimte te rechtkomen.
-
-
-
-
-
Plaats spoelgoed met een diepe bo dem zo veel mogelijk schuin in het rek, zodat het water eraf kan lopen.
Plaats hoog, smal spoelgoed in het midden van de wagens, zodat het goed door het water kan worden be reikt.
22
-
Opslag
Sla instrumenten die moeten worden behandeld bij voorkeur droog op.
-
-
Page 23
Toepassingen
Verende adapter voor de watertoe voer
De verende adapter voor de watertoe voer van korven of injectiekorven moet u bij het inschuiven juist aankoppelen. Stel hem4à5mmhoger in dan de wa tertoevoeropening in het toestel. An ders past u het verstelbare aanpasstuk aan de watertoevoer aan.
^ Draai de klemring los a.
-
-
De bovenste korf in de hoogte verstellen
-
Deze korf kan u op 3 niveaus met tel kens een verschil van 2 cm verstellen.
Afhankelijk van de stand van het bo
­venrek en de aanwezigheid van een in
zet kunt u voorwerpen van verschil lende hoogte in de rekken plaatsen.
Om de bovenste korf te verstellen:
De bovenste korf tot aan de aanslag
^
naar voren trekken en van de rails wegtillen.
^ Het wieltjesblok aan beide zijden van
de korf met een sleutel van 7 mm af­schroeven en volgens uw wens re­gelen.
-
-
-
-
^
Schuif het aanpasstuk omhoog b.
^
Draai de klemring weer aan c.
23
Page 24
Toepassingen
OP-instrumenten (OP)
Hou de tijd tussen het uitruimen van OP-instrumentarium en het behandelen in de automaat zo kort mogelijk.
Heelkundig instrumentarium - ook dat van minimaal invasieve chirurgie - laat u bij voorkeur thermisch desinfecteren. Gebruik om na te spoelen zo mogelijk gedemineraliseerd water. Zo wordt een resultaat zonder vlekken bereikt en cor rosie vermeden. Gebruikt u water met meer dan 100 mg chloride per liter, dan is er risico van corrosie.
Leg instrumenten met scharnieren in open toestand in de zeefschalen. Die mogen elkaar niet bedekken.
Voor de wagen voor OK-instrumenten zijn er aparte ge­bruiksaanwijzingen.
Het is belangrijk dat de binnenkant van
nauwe instrumenten, bijvoorbeeld uit de minimaalinvasieve chirurgie
grondig wordt gereinigd. Enkel het vario-TD programma is degelijk afge stemd op een grondige reiniging. De specifieke voorschriften om de objec ten te schikken dient u absoluut in acht te nemen. Bovendien dient u ook het procédé daarop af te stemmen en reini
-
gingsmiddel te gebruiken, dat deze ge voelige instrumenten kunnen verdra gen. Om na te spoelen dient u gedeminerali seerd water te gebruiken met een geleidingswaarde van ~15 ZS/cm (microsiemens per centimeter).
Instrumenten met erg nauwe lumina moet u indien nodig vooraf handma­tig reinigen. Volg de aanwijzingen van de producent van de instru­menten!
-
-
-
-
-
-
24
Page 25
Oftalmologie
Met de injectorwagen E 429 kunnen oog-OK-instrumenten machinaal wor den gereinigd en ontsmet.
Het bovenste niveau is uitgerust met verschillende aansluitingen voor holle instrumenten, bijv. spoel- en zuighandgrepen en canules.
Siliconehouders en -aanslagen in het draagrooster fixeren de instrumenten op de slangaansluitingen van de injec torwagen.
Het onderste niveau van de injectorwa gen wordt uitgerust met inzetten E 441/1 of zeefschalen E 142 voor de behandeling van instrumenten die niet hol zijn.
Bij de wagen voor oog-OK-instrumenten is een afzon­derlijke gebruiksaanwijzing gele­verd.
Toepassingen
De watertoevoer onderaan de
,
-
reinigingsautomaat moet in overeen stemming met de instructies in de gebruiksaanwijzing van de E 429 worden gewijzigd. Daardoor kan de E 429 niet afwisse lend met andere wagens/rekken worden gebruikt.
In reinigingsautomaten waarin
,
­oftalmologische instrumenten met
nauwe lumina worden behandeld
-
mogen geen afdeknetten uit kunststofvezels worden gebruikt.
-
-
25
Page 26
Toepassingen
Anesthesie-instrumenten (AN)
Deze instrumenten worden meestal thermisch gedesinfecteerd met het pro gramma DES-VAR-TD-AN.
Indien nodig kan ook chemo-thermisch worden gedesinfecteerd. Hiervoor moe ten de waterhoeveelheden voor de che mische desinfectieprogramma's wor den vergroot. Het desinfectieresultaat van chemo-thermische procédés hangt af van het gebruikte desinfectiemiddel.
-
-
-
-
Als de voorwerpen daarna niet met een worden gesteriliseerd, moeten ze volledig droog zijn voordat ze worden opgeborgen. Dit om kiem­vorming in het water te voorkomen. Kies daarom een droogtijd die lang genoeg is.
Bij de wagens voor anesthesie-instrumenten horen aparte gebruiksaanwijzingen.
-
26
Page 27
Zuigflessen (BC)
U kunt bijv. babyflessen in inzetten E 135, spenen met een wijde hals in een E 364 en spenen voor schroefdop pen in een E 458 reinigen en ontsmetten.
Gebruik alleen babyflessen met
vaatwasmachinebestendige marke ringsstreepjes.
Flessen die later dan 4 uur na ge
bruik worden behandeld, moet u na gebruik met water vullen. Zo voor komt u dat voedselresten aankoe ken.
Als de voorwerpen daarna niet met­een worden gesteriliseerd, moeten ze volledig droog zijn voordat ze worden opgeborgen. Dit om kiem­vorming in het water te voorkomen. Kies daarom een droogtijd die lang genoeg is.
-
-
-
Toepassingen
-
-
Bij de inzetten voor babyflessen en spenen horen aparte gebruiksaan wijzingen.
-
27
Page 28
Toepassingen
Operatiezaalschoeisel (OS)
Polyetheen operatiezaalschoeisel en/of inlegzolen worden bij 60 °C chemo­thermisch gereinigd en gedesinfec teerd. Er kan thermisch gedesinfec teerd worden (programma OS-TD-75/2) indien de fabrikant bevestigt dat het materiaal hoge temperaturen verdraagt.
-
-
Wat het desinfectievermogen van che mo-thermische procédés betreft, dient u zich te wenden tot de fabrikanten van de chemische desinfectiemiddelen.
Operatiezaalschoeisel mag enkel worden gereinigd en gedesinfec­teerd in een automaat die voor deze toepassing werd geïnstalleerd.
Daartoe kan u de korven gebruiken:
– O 167 tot schoenmaat 40,
– O 173 tot schoenmaat 41 en
– U 168/1 tot schoenmaat 45.
Een andere mogelijkheid bestaat erin de inzetten E 484 met beugels voor schoenen E 487 of voor zolen E 489 in een geschikte onderste korf, bv. de U 874 toe te passen.
Bij de reiniging van operatiezaalschoeisel ontstaan veel meer pluizen. Controleer daarom re gelmatig de zeven in de spoelruimte en reinig deze indien nodig (zie het hoofdstuk "Onderhoudsmaatregelen, zeven in de spoelruimte reinigen").
-
-
28
Page 29
Toepassingen
Laboratoriumtoestellen (LG)
Labotoestellen met wijde hals, bv. becherglazen, erlenmeyerkolven met wijde hals en petrischalen, ofwel die met een cilindervorm, bv. reageerbuis jes, kunnen door de ronddraaiende sproeiarmen van binnen en van buiten worden gereinigd en gespoeld. Labo toestellen worden in volledige, halve of kwartinzetten geschikt en in een lege onderkorf en bovenkorf met sproeiarm geplaatst. Voor labotoestellen met nauwe hals, bv. erlenmeyerkolven met nauwe hals, ronde kolven, meetkolven en pipetten, zijn er injectiekorven of injectiemodules vereist.
Hierna vindt u uitsluitend die tips die bij het voorbereiden en schikken van labo­toestellen zeker in acht te nemen zijn.
-
-
De objecten schikken
Vooraf wegruimen
Doppen, kurken, etiketten, zegellak
^
resten e.d. verwijderen.
Kleine objecten als doppen en kraan
^
tjes legt u in daartoe geschikte kor ven.
Hou hiermee rekening
Zet petrischalen e.d. met de vuile zij
^
de naar het midden in een passende inzet.
Schik pipetten met de spitse uitein
^
den naar onder.
Kwartsegmentkorven zet u op min
^
stens 3 cm afstand van de korfrand.
-
-
-
-
-
-
^
Maak het glas eerst leeg voor u het in de automaat plaatst. Hou desgeval lend rekening met de richtlijnen i.v.m. besmettingen.
,
Restjes zuur en oplosmiddel, vooral zoutzuur en chloride bevat tende oplossingen, mogen niet in de kuip terechtkomen.
^
Bij petrischalen dient u de voedings bodems (agar) af te steken.
^
Bij reageerbuisjes giet u bloedrestjes uit en steekt u de bloedklonters af.
-
-
Injectiekorf 1/1 E 350 (E 380 met aansluiting voor het droogaggregaat TA)
voor labotoestellen met nauwe hals, met 32 (33) sproeikoppen / blokke
­ringen.
-
29
Page 30
Chemische procestechniek
Algemene aanwijzingen
Mogelijk probleem Oplossing/voorzorgsmaatregel
Als elastomeren (dichtingen en slangen) en kunststofonderdelen van de reinigings- en ontsmettingsautomaat beschadigd raken, kan dit leiden tot het zwellen, krimpen, verharden, broos worden van de materialen en tot scheurvorming in de materialen. Hier door werken ze dan mogelijk niet meer correct, waardoor er doorgaans lekken ontstaan.
Een sterke schuimvorming terwijl het programma bezig is, heeft invloed op het reinigen en spoelen van het spoelmateriaal. Schuim dat uit de spoelruimte vrijkomt, kan leiden tot schade aan de reinigings- en ontsmettingsautomaat. Als er schuimvorming is, betekent dit dat het reinigingsproces niet gestandaardiseerd en niet gevalideerd is.
Corrosie van het roestvrij staal van de spoelruimte en het toebehoren kan op treden in verschillende vormen:
roestvorming (rode vlekken/verkleu ringen),
zwarte vlekken/verkleuringen,
witte vlekken/verkleuringen (aantas ting van gladde oppervlakken).
Puntroestvorming kan leiden tot lekka ge van de reinigings- en ontsmettingsautomaat. Afhankelijk van het gebruik kan de corrosie invloed hebben op het reinigings- en spoelre sultaat (laboratoriumanalyse) of leiden tot corrosievorming op het spoelmateriaal (roestvrij staal).
-
-
-
-
-
-
U kunt de oorzaken van de bescha
diging vaststellen en voorkomen.
Zie ook de opmerkingen in de ru brieken "Gebruikte proceschemicaliën", "Vervuiling op het spoelmateriaal" en "Wisselwerking tussen de proceschemicaliën en de vervuiling op het spoelmateriaal".
U kunt de oorzaken van de schuim
vorming vaststellen en voorkomen.
– U moet het behandelingsproces re-
gelmatig controleren om schuimvor­ming te voorkomen.
Zie ook de opmerkingen in de ru­brieken "Gebruikte proceschemicaliën", "Vervuiling op het spoelmateriaal" en "Wisselwerking tussen de proceschemicaliën en de vervuiling op het spoelmateriaal".
U kunt de oorzaken van de corrosie vaststellen en voorkomen.
Zie ook de opmerkingen in de ru brieken "Gebruikte proceschemicaliën", "Vervuiling op het spoelmateriaal" en "Wisselwerking tussen de proceschemicaliën en de vervuiling op het spoelmateriaal".
-
-
-
-
30
Page 31
Chemische procestechniek
Gebruikte proceschemicaliën
Mogelijk probleem Oplossing/voorzorgsmaatregel
De bestanddelen van de proceschemicaliën hebben een sterke invloed op de duurzaamheid en functionaliteit (het pompvermogen) van de doseersystemen. De doseersyste men (doseerslangen en pomp) zijn ontworpen voor een bepaald type proceschemicaliën.
Proceschemicaliën kunnen over het al gemeen in 3 groepen worden inge deeld:
– alkalische tot pH-neutrale producten, – zure tot pH-neutrale producten, – waterstofperoxide.
De proceschemicaliën kunnen de elastomeren en kunststofonderdelen van de reinigings- en ontsmettingsautomaat en het toebeho­ren beschadigen.
De volgende oxiderende proceschemicaliën kunnen de elastomeren (slangen en dichtingen) en eventueel kunststofonderdelen van de reinigings- en ontsmettingsautomaat beschadigen:
salpeterzuur,
perazijnzuur,
producten met actief chloor.
-
-
-
Gebruik de proceschemicaliën die
door de Service After Sales van Miele of Miele AWT worden aanbevo len.
Controleer het doseersysteem regel
matig op zichtbare schade. Controleer regelmatig het
pompvermogen van het doseersys teem.
– Gebruik de proceschemicaliën die
door de Service After Sales van Miele of Miele AWT worden aanbevo­len.
– Controleer regelmatig alle vrij toe-
gankelijke elastomeren en kunststofonderdelen op zichtbare schade.
De reinigingstemperatuur moet worden beperkt tot:
50 °C bij salpeterzuur,
35 °C bij perazijnzuur,
80 °C bij producten met actief chloor.
-
-
-
31
Page 32
Chemische procestechniek
Gebruikte proceschemicaliën
Mogelijk probleem Oplossing/voorzorgsmaatregel
Als hoge concentraties van de vol gende proceschemicaliën worden ge bruikt, kan er zuurstof vrijkomen:
waterstofperoxide,
perazijnzuur.
De volgende proceschemicaliën kun nen leiden tot een sterke schuimvor ming:
– reinigingsmiddelen en naspoelmid-
delen met oppervlakteactieve stof-
fen, – emulgatoren. De schuimvorming kan optreden: – in het programmablok waarin de
proceschemicaliën worden gedo-
seerd, – in het volgende programmablok
(door verspreiding), –
bij naspoelmiddelen in het volgende
programma (door verspreiding).
-
-
Gebruik alleen gecontroleerde pro
cédés zoals OXIVARIO of OXIVARIO
­PLUS.
Bij waterstofperoxide moet de reini
gingstemperatuur lager zijn dan 70 ° C.
Overleg met de Service After Sales
van Miele of Miele AWT.
De procesparameters van het reini
­gingsprogramma, zoals de do seertemperatuur, doseerconcentratie enz. moeten zodanig worden aange­past dat het hele proces schuimvrij is of met weinig schuimvorming ver­loopt.
– Volg de aanwijzingen van de produ-
cent van de proceschemicaliën.
-
-
-
-
Antischuimmiddelen, en dan vooral antischuimmiddelen op basis van sili cone, kunnen leiden tot het volgende:
aanslag in de spoelruimte,
aanslag op het spoelmateriaal,
beschadiging van elastomeren en kunststofonderdelen van de reinigings- en ontsmettingsautomaat,
aantasting van bepaalde kunststofonderdelen (bijv. onderde len van polycarbonaat, plexiglas enz.) van het spoelmateriaal.
32
Gebruik antischuimmiddelen alleen
-
in uitzonderlijke gevallen, bijvoor beeld wanneer ze echt nodig zijn voor het proces.
Reinig de spoelruimte en het toebe horen regelmatig met het programma ORGANICA zonder dat er zich spoelmateriaal of antischuimmiddel in het toestel bevindt.
Overleg met de Service After Sales
­van Miele of Miele AWT.
-
-
Page 33
Chemische procestechniek
Vervuiling op het spoelmateriaal
Mogelijk probleem Oplossing/voorzorgsmaatregel
De volgende stoffen kunnen de elastomeren (slangen en dichtingen) en eventueel kunststofonderdelen van de reinigings- en ontsmettingsautomaat beschadigen:
oliën, wassen, en aromatische en
onverzadigde koolwaterstoffen, onthardingsmiddelen,
cosmetica, hygiënische en
verzorgingsproducten zoals crème (voor analyse, vultoepassingen).
De volgende stoffen kunnen leiden tot sterke schuimvorming tijdens het reini­gen en spoelen:
– behandelingsmiddelen, bijv.
ontsmettingsmiddelen, spoelmidde len enz.,
reagentia voor analyse, bijv. voor microtiterplaten,
cosmetica, hygiënische en verzorgingsproducten zoals shampoo en crème (voor analyse, vultoepassingen),
algemene stoffen die tot schuimvor ming kunnen leiden, bijv. oppervlakteactieve stoffen.
-
-
Laat Miele de reinigings- en
ontsmettingsautomaat uitrusten uit met vetbestendige elastomeren.
Veeg afhankelijk van het gebruik van
de reinigings- ontsmettingsautomaat regelmatig de onderste deurdichting schoon met een niet-pluizende doek of spons. Reinig de spoelruimte en het toebe horen met het programma ORGANICA zonder dat er zich spoelmateriaal in het toestel bevindt.
– Gebruik voor de behandeling van het
spoelmateriaal het programma "OEL" (indien aanwe­zig) of het speciale programma met dosering van emulgatoren.
– Spoel het spoelmateriaal voldoende
vooraf uit of af met water.
– Selecteer een reinigingsprogramma
met één of meerdere voorspoelfasen met koud of warm water.
Voeg antischuimmiddel toe. Hou hierbij rekening met de toepassing en gebruik indien mogelijk antischuimmiddel zonder oliën op basis van silicone.
-
33
Page 34
Chemische procestechniek
Vervuiling op het spoelmateriaal
Mogelijk probleem Oplossing/voorzorgsmaatregel
De volgende stoffen kunnen leiden tot corrosie van het roestvrij staal van de spoelruimte en het toebehoren:
zoutzuur,
andere stoffen met chloride, bijv.
natriumchloride, geconcentreerd zwavelzuur,
chroomzuur,
ijzerdeeltjes en spanen.
Wisselwerking tussen de proceschemicaliën en de vervuiling op het spoelmateriaal
Mogelijk probleem Oplossing/voorzorgsmaatregel
Natuurlijke oliën en vetten kunnen wor­den verzeept met alkalische proceschemicaliën. Dit kan leiden tot een sterke schuimvorming.
Spoel het spoelmateriaal voldoende
vooraf uit of af met water. Plaats spoelmateriaal alleen
druipdroog op de wagens, rekken en inzetten en in de spoelruimte.
– Gebruik het programma "OEL" (in-
dien aanwezig).
– Gebruik het speciale programma met
dosering van emulgatoren (pH-neutraal) tijdens het voorspoe­len.
– Voeg antischuimmiddel toe. Hou
hierbij rekening met de toepassing en gebruik indien mogelijk antischuimmiddel zonder oliën op basis van silicone.
Sterk eiwithoudende vervuilingen zoals bloed kunnen tot een sterke schuimvor ming leiden als alkalische proceschemicaliën worden gebruikt.
Niet-edelmetalen zoals aluminium, magnesium en zink kunnen ervoor zor gen dat er waterstof vrijkomt als sterk zure of alkalische proceschemicaliën worden gebruikt (hierdoor kan een knalgasreactie optreden).
34
Selecteer een reinigingsprogramma
-
met één of meerdere voorspoelfasen met koud water.
Volg de aanwijzingen van de produ
-
cent van de proceschemicaliën.
-
Page 35
Gebruik enkel speciale product
,
en voor desinfectie- en reinigingsau tomaten en hou de gebruikstips van de fabrikanten in acht!
Reinigingsmiddel toevoegen
De doseerautomaat
-
voorbereiden
­U kan het middel in kunststof reservoirs
doen, die 5 liter bevatten. Elke kleur stemt overeen met een doseersys teem.
-
Deze reinigingsautomaat is steeds uit gerust met twee doseerpompen:
Doseersysteem DOS 1 (blauw) om
vloeibaar reinigingsmiddel te dose ren. Debiet: 120 ml per minuut.
Doseersysteem DOS 3 (rood) om
zure middelen als neutralisatie- of naspoelmiddel te doseren. Debiet: 20 ml per minuut.
Mits toeslag verkrijgbaar:
– Doseersysteem DOS 2 (wit) om zure
middelen, bv. neutralisatiemiddel te doseren. Debiet: 20 ml per minuut.
– Doseersysteem DOS 4 (groen) om
een weinig schuimend, voor machi­naal gebruik geschikt desinfectie middel ofwel een tweede reinigings middel te doseren. Debiet: 120 ml per minuut.
Naar gelang van de taak van de reini gingsautomaat wordt via deze doseer installaties het vereiste middel gedo seerd.
-
-
Als u het toestel voor het eerst in ge
­bruik neemt ofwel RESERVOIR DOS 1
en/of DOS 2, 3, 4 VULLEN in het dis play knippert na het inschakelen of na
-
afloop van het programma, vul dan het reservoir met het geschikte middel.
Knippert de melding DOSEERSYS TEEM 1 en/of DOSEERSYSTEEM 4 CONTROLEREN in het display, con­troleer dan het reservoir en de doseer­leiding. Vul dan eventueel het reservoir bij. Het programma werd automatisch onderbroken.
Als u het toestel voor het eerst in ge­bruik neemt ofwel DOSEERSYS­TEEM ... CONTROLEREN in het dis­play verschijnt, dient u het DOS-vulprogramma te starten om
-
het doseersysteem te ventileren, zie "Doseersystemen ventileren".
-
,
-
Ga voorzichtig om met vloeibare middelen / additieven! Die bevatten deels bijtende en prikkelende stof fen! Hou terdege rekening met de veilig heidsvoorschriften! Gelieve een veiligheidsbril en hand schoenen te dragen!
-
-
-
-
-
-
35
Page 36
Reinigingsmiddel toevoegen
De reservoirs vullen
Schakel de reinigingsautomaat uit.
^
Open de deur van de besturingskast
^
waar de reservoirs met vloeibare producten staan.
^ Neem het reservoir uit de automaat,
doe het open en vul het met het ver­eiste middel. Let op de kleurmarke­ring!
-
^
Steek de sonde stevig in de opening van het reservoir en schroef ze vast. Let op de kleurmarkering!
Zodra de reservoirs gevuld zijn, ver dwijnt de overeenstemmende melding.
Vul de reservoirs tijdig bij. Ze mogen nooit volledig leeg worden gezogen.
Indien een van de reservoirs niet wordt gebruikt, kan u de niveau-op vraging voor het niet gebruikte do seersysteem uitschakelen. Zo ver mijdt u foutmeldingen. Zie "Program meerhandboek" onder "Machine functie, Reservoircontrole".
36
-
-
-
-
-
-
Page 37
Reinigingsmiddel toevoegen
De doseersystemen ventileren
Als u het toestel voor het eerst in ge bruik neemt of een reservoir eens niet tijdig werd bijgevuld en een of meer do seersystemen leeggezogen werden, moet u het doseersysteem voor vloei baar middel in kwestie ventileren. Daar toe:
De toets I-0 indrukken.
^
Het bedieningsniveau B kiezen.
^
Naar gelang van de vereisten kiest u
^
programma DOS1-ONTLUCHTEN of programma DOS1-ONTLUCHTEN Zie onder "Bediening, B. Vrije pro­grammakeus".
Andere mogelijkheden:
programma DOS1-ONTLUCHTEN of programma DOS1-ONTLUCHTEN, enkel indien de DOS2- en/of DOS4-pomp ingebouwd is.
^ Druk op de toets "Start" 6
-
-
De doseersystemen onderhouden
Om de veilige werking te garanderen
-
dient er geregeld onderhoud te worden verricht. Dat mag enkel door de Tech nische Dienst van Miele worden ver
-
richt.
Om het jaar - anderhalf jaar:
de doseerslangen in de doseersyste men vervangen.
Externe doseersystemen
Gebruikt u voor de dosering externe pompen, gelieve dan de Technische Dienst van Miele daarvan op de hoogte te brengen. Hou dan ook de opmer­kingen in het "Programmeerhandboek" onder "Machinefunctie" in acht.
-
-
-
De serviceprogramma’s DOS-ONTLUCHTEN werden in de fabriek op de programmaplaatsen 58 - 61 gezet. U kan ze echter ook op andere programmaplaatsen ver schuiven.
-
37
Page 38
Bediening
Inschakelen
Draai de waterkranen open zo die
^
nog dicht staan.
Druk de toets I-0 in.
^
Bij de bedieningsniveaus A, B en D wordt de laatst gekozen PROGRAMMA NAAM, bij niveau C AUTOMATISCHE WAGENHERKENNING aangeduid.
Van bedieningsniveau wisselen
Met de elektronische besturing kan u vier bedieningsniveaus kiezen:
A = vast programma / ter beschikking
gestelde programma's
B = vrije programmakeus
C = AWK = automatische korfdetectie
(programmakeus via codering op de korf) - mits toeslag verkrijgbaar
D = programmeren / vrije programma-
keus / code wijzigen (zie "Pro­grammeerhandboek")
Voer een code in zo dat in het dis
^
play wordt gevraagd. In de fabriek werd de code >0000< ingevoerd. Daartoe:
op de toets "Start" 6 drukken.
Nu verschijnt [0000].
­Voer de getallen in met 4 en 3.
Kies de positie voor de getallen met
1 of 2.
Bevestig de code met 6.
Bij verkeerde invoer verschijnt: VERKEERDE CODE, OPNIEUW IN VOER
^ Sluit de toesteldeur.
Eigen code kiezen / veranderen
Zie "Programmeerhandboek" onder "systeemfunctie". Code 1 voor niveau ABC, Code 2 voor niveau ABCD.
-
-
Om van bedieningsniveau te wisselen:
^
Druk tegelijk op de toetsen 1 en 2. In het display worden de bedienings niveausABCDaangeduid.
^
Kies met 1 of 2 het bedieningsni veau.
^
Bevestig het gekozen niveau met 6.
38
-
-
Page 39
Bediening
Een programma starten
In het programmaoverzicht van het bijgeleverde programmeerhandboek vindt u gedetailleerde gegevens en belangrijke aanwijzingen over de standaardprogramma's van Miele.
Bij de behandeling van medi
,
sche producten moeten wijzigingen in het programma c.q. de dosering worden gedocumenteerd (Richtlijn Medische Hulpmiddelen 93/42/EEG). De reinigings- en desin fectiewerking moeten eventueel op­nieuw worden gevalideerd.
A. Vast programma
Vaste programma's stelt u bij de bedie­ningsniveaus B of D eens en voorgoed samen en stelt u bij bedieningsniveau A ter beschikking. Zie "Programmeer­handboek" onder "Systeemfunctie / Pro­gramma's voor bedieningsniveau A ter beschikking stellen".
^
Kies bedieningsniveau A.
^
Controleer op het display of het ver eiste programma wordt getoond. Zo u verschillende vaste programma's samenstelde en ter beschikking stelde, kies dan via de programma kiezer het gewenste programma.
^
Druk op de toets 6.
-
-
-
-
B. Vrije programmakeus
Kies bedieningsniveau B.
^
Bij bedieningsniveau B heeft u 3 moge lijkheden in de programmakeus.
1. De programmaplaatsen1-23kanu met de programmakiezer selecteren.
Zet de programmakiezer op het ge
^
wenste programmanummer. Op het display ziet u de programmanaam.
. De programma's vanaf plaats 24 kan
u kiezen via 4 en 3.
Zet de programmakiezer op 24.
^
^ Druk op 4 (er wordt vooruitgebla-
derd) tot het gewenste programma wordt aangeduid.
^ Druk op 3 (er wordt achteruitgebla-
derd) tot het gewenste programma wordt aangeduid.
3. Het menu PROGRAMMA-OVER­ZICHT biedt een lijst van al de opgesla­gen programma's. In dit menu kan u een programma kiezen. Daartoe:
^
Het programmaoverzicht kiezen met
1 en met 6 bevestigen.
^
Met 1 of 2 een programma kiezen.
^
Het gekozen programma met 6 be vestigen.
Het programmaoverzicht verdwijnt en het gekozen programma wordt op het display aangeduid.
-
-
-
39
Page 40
Bediening
Nadat u een van deze drie mogelijkhe den hebt gekozen:
Op de toets "Start" 6 drukken. Het
^
programma verloopt.
Meer opmerkingen omtrent de pro grammakeus vindt u in het "Program meerhandboek" onder "Bedieningsni veau B".
C. AWK - automatische korfdetectie
Kies bedieningsniveau C.
^
Schuif een wagen met wagencode
^
ring in het apparaat.
Aan de magneetstrook, met
,
name de onderkant, mogen zich geen kleine metalen voorwerpen of delen van instrumenten bevinden (die door de magneetwerking zijn aangetrokken). Door zulke voorwerpen wordt de co­dering mogelijk niet goed afgelezen.
-
Programmaverloop
-
Na de start verloopt het programma au tomatisch. Het is ten einde zodra PRO GRAMMAEINDE in het display ver schijnt en de achtergrondverlichting knippert. U kan op om het even welke
-
toets drukken om dat knipperen uit te
-
schakelen. Als u dat knipperen voor goed wil uitschakelen, raadpleegt u het best het "Programmeerhandboek" on der "Systeemfunctie".
Details over het programmaverloop
-
vindt u in het aanhangsel van het "Programmeerhandboek".
Indien de achtergrondverlichting van het display na zowat 15 minuten automatisch uitgaat, kan u die weer inschakelen door op een van de toetsen te drukken.
-
-
-
-
-
^
Sluit de deur.
,
Voordat u het programma start, moet u beslist controleren of het dis play het juiste programma voor deze wagen aangeeft. Is dat niet het geval, dan kan het reinigings- of desinfectieresultaat onvoldoende zijn! Programma's voor wagens met AWH (op vastgelegde programma plaatsen) mogen niet worden ver wisseld.
^
Druk op de starttoets 6.
40
-
-
-
Page 41
Bediening
Uitschakelen
Druk op de toets I-0 en laat die uit
^
springen.
Draai de waterkranen dicht.
^
Programma afbreken
­U kunt alleen op bedieningsniveau B
en D een programma afbreken.
Bij de prestatiekwalificatie moet om de reiniging te kunnen beoordelen voor de ontsmettingsfase worden af gebroken (overeenkomstig EN ISO 15883-1).
Op het bedieningsniveau B of D
Druk op de toets Stop 7.
^
Het programma wordt onderbroken. Op het display verschijnt AFBREKEN of >VOORTZETTEN<.
Bij verordende ontsmettingen
,
moet het besmette water ontsmet worden voordat het naar de openba­re riolering wordt geleid. De deur kan u daartoe openen.
-
^ Kies met de cursortoets 1 >AFBRE-
KEN<. De cursors >< knipperen.
^
Druk op de toets "Start" 6. Het pro gramma wordt afgebroken en het wa ter weggepompt. In het display ver schijnt WATERAFVOER.
^
Na het wegpompen kan u het ge wenste programma kiezen en starten.
-
-
-
-
41
Page 42
Bediening
Een programma onderbreken
U kunt alleen op bedieningsniveau B en D een programma onderbreken.
Indien u bij dringende noodzaak, bv. als de utensiliën erg bewegen, de toe steldeur moet openen.
Hou na het onderbreken van een DESIN-programma dat daarna wordt voortgezet, de aanduiding op het einde van het programma in acht. Zo de aanduiding NIET AAN PRO CESPARAM. VOLDAAN verschijnt, werd de toesteldeur na de desinfec­tie geopend. Daardoor werd niet aan de desinfectieparameters tege­moetgekomen. Eventueel dient u het programma te herhalen.
Op het bedieningsniveau B of D
^ Druk op de toets Stop 7.
Het programma wordt onderbroken. Op het display verschijnt AFBREKEN of >VOORTZETTEN<.
-
Schik de objecten stabieler. Neem
^
eventueel maatregelen ter bescher ming tegen infectie: trek handschoe nen aan.
Deur langzaam sluiten.
^
­Als er zich veel heet water in de
,
spoelruimte bevindt op het ogenblik van de onderbreking van het pro gramma en de deur van de reini gingsautomaat snel gesloten wordt, kan er heet water naar buiten lopen. Er bestaat gevaar voor brandwon den.
^ Druk op de toets "Start" 6. Het pro-
gramma wordt voortgezet.
-
-
-
-
-
^
De toesteldeur openen.
,
Voorzichtig! De te reinigen ob jecten kunnen heet zijn. U kan zich daaraan verbranden. Bij programma's met chemotherm ische ontsmetting kunnen dampen met een hoog gehalte aan ontsmettingsmiddelen vrijkomen!
42
-
-
Page 43
Gegevensoverdracht
Voor de gegevensoverdracht tussen Profitronic en een externe printer of p.c. is elk toestel op de rugzijde uitgerust met een 9-polige Sub-D-stekker.
De interfacekabel zit opgerold in het toestel. Die mag enkel worden aan gesloten door de Technische Dienst van Miele.
De seriële interface is met RS 232 com patibel.
Verschillende printertypes zijn als ex terne printer te gebruiken:
– printer met een Epson-compatibele
tekenset (in de Technische Dienst van Miele is een lijst van geschikte printers verkrijgbaar),
– HP LaserJet.
De interface-configuratie is in het "Pro­grammeerhandboek" onder "Pc.-/drukfunctie" te vinden.
Pinbezetting van de 9-polige Sub-D-stekker van de interfacekabel: 5 GND (massa) 3 TXD (zenden) 2 RXD (ontvangen) 1-4-6 (bruggen) 7-8 (bruggen)
-
-
Bij aansluiting van een printer of pc dient u rekening te houden met het vol gende:
uitsluitend TÜV- of VDE-gekeurde
pc's of printers mogen worden ge bruikt (IEC 60950),
het type van de printer of pc
moet afgestemd zijn op de installatieplek.
-
De instellingen van de afdrukfuncties van de printer zijn in het hoofdstuk PC/Afdrukfunctie in het programmeer handboek beschreven.
De afdrukfuncties bieden verschillende mogelijkheden:
a Programma afdrukken
b Hulpafdrukfunctie
c Verslag van het spoelen afdrukken
d Verslag van de fout afdrukken
-
-
-
Er kan een in de handel verkrijgbare nulmodem- of laplinkkabel worden aan gesloten. De verlengkabel naar de printer / pc. mag hoogstens 13 m lang zijn.
-
43
Page 44
Onderhoudsmaatregelen
Onderhoud
Bij deze reinigings- en desinfectieautomaat moet na 1000 be
drijfsuren of minimaal eens per half jaar periodiek onderhoud worden uitge
voerd. Dit onderhoud dient door de Technische Dienst van Miele te worden uitgevoerd.
Het onderhoud omvat de volgende punten:
de elektrische veiligheid volgens de
daarvoor geldende regels,
het deurmechanisme en de deur
dichting,
– de schroefkoppelingen en aan-
sluitingen in de spoelruimte,
– de watertoe- en -afvoer,
– de interne en externe doseersyste-
men,
– de sproeiarmen,
-
In het kader van het onderhoud:
wordt een programma als testrun af
-
gewerkt,
wordt een thermo-elektrische meting
­uitgevoerd,
wordt op lekkage gecontroleerd,
worden alle veiligheidsrelevante
meetsystemen gecontroleerd (fout meldingen).
-
-
– de zeefcombinatie,
het zeefhuis met afvoerpomp en te rugslagklep,
de dampcondensator,
alle wagens, rekken en inzetten,
en voor zover van toepassing:
het droogaggregaat,
een aangesloten printer.
44
-
Page 45
Onderhoudsmaatregelen
Procesvalidatie
De exploitant dient veilig te stellen dat de reinigings- en desinfectieprocédés correct worden uitgevoerd. In sommige landen gelden hiervoor ook nationale wetten, verordeningen of aan bevelingen.
Ook worden controles voorgeschre ven, zoals vastgelegd in de norm EN ISO 15883.
-
Routinecontroles
Dagelijks voor aanvang van de werk zaamheden moet een daartoe bevoegd persoon het apparaat controleren. Voor deze routinecontroles wordt bij de reinigings- en desinfectieautomaat een
­checklist geleverd.
Men dient de volgende punten te con troleren:
de zeven in de spoelruimte,
de sproeiarmen in de reinigingsauto
maat en aan de wagens en modules,
– de spoelruimte en de deurdichting,
– de wagens, rekken en inzetten.
-
-
-
45
Page 46
Onderhoudsmaatregelen
De filters in de kuip reinigen
De zeven op de bodem van de spoel ruimte voorkomen dat grove verontrei nigingen in het circulatiesysteem te rechtkomen. De zeven kunnen door dergelijke ver ontreinigingen verstopt raken. Con troleer de zeven daarom dagelijks en reinig deze indien dat nodig is.
Zonder filters mag u nooit afwas
,
sen!
Voorzichtig!
,
U kan zich kwetsen aan glasscher­ven.
-
-
De grove filter schoonmaken
-
-
-
-
^ Knijp de staafjes samen, neem de
grove filter uit en maak hem schoon.
^ Steek de filter terug. Let erop dat hij
goed op zijn plaats zit.
46
Page 47
De vlakke zeef en de microfijne filter schoonmaken
Neem de grove filter eruit.
^
Neem ook de fijne filter uit zo er een
^
aanwezig is; die zit tussen de grove en de microfijne filter.
^ Neem de microfijne filter door twee
linkse draaien uit. Pak hem daartoe vast aan de twee staafjes.
Onderhoudsmaatregelen
Neem hem samen met de vlakke zeef
^
uit.
^ Maak de filters schoon.
^ Plaats de filterset in omgekeerde
volgorde terug. Zet de vlakke zeef keurig effen op de bodem van de kuip.
47
Page 48
Onderhoudsmaatregelen
Sproeiarmen reinigen
De koppen in de sproeiarmen kunnen verstopt raken. Daarom moeten de sproeiarmen dage lijks worden gecontroleerd.
Duw resten met een scherp voorwerp
^
in de sproeiarmkoppen naar binnen en spoel goed af onder stromend wa ter.
Daartoe dient u de sproeiarmen als volgt af te nemen:
Neem de geplaatste rekken weg.
^
Sproeiarm op bovenrek of wagen (in­dien voorhanden):
^ Draai de kartelmoer op de sproeiarm
los en neem de sproeiarm af.
Kartelmoeren uit metaal hebben linkse schroefdraad. Kartelmoeren uit keramiek hebben rechtse schroefdraad.
Schroef de bovenste sproeiarm af.
^
Neem de onderste sproeiarm af na
^
dat u de kartelmoer heeft losge draaid.
-
Zet de sproeiarmen na de reiniging
^
weer op hun plaats of schroef ze
­vast.
Controleer daarna of de sproei armen vlot draaien.
-
-
-
48
Page 49
Bedieningspaneel reinigen
Reinig het bedieningspaneel alleen
^
met een vochtige doek of gebruik een normaal reinigingsmiddel voor glas of kunststof. Gebruik voor het desinfecteren een geschikt desinfectiemiddel.
Gebruik geen schuurmiddelen
,
en geen allesreinigers! Deze kunnen door hun chemische samenstelling het kunststof oppervlak bescha digen.
Onderhoudsmaatregelen
De reinigingsautomaat mag niet
,
met een waterslang of een hoge drukreiniger worden afgespoeld en schoongemaakt, evenmin als de onmiddellijke omgeving ervan.
Spoelruimte reinigen
De spoelruimte is nagenoeg zelfreini gend.
-
Mocht u toch afzettingen constateren, neem dan contact op met Miele.
-
-
Front reinigen
^ Reinig het roestvrijstalen front alleen
met een vochtige doek en gewoon afwasmiddel of met een niet-schurend reinigingsmiddel voor roestvrij staal.
^ Om te voorkomen dat het oppervlak
snel weer vuil wordt (vingerafdrukken, etc.), kunt u het vervolgens met een onderhoudsmid del voor roestvrij staal behandelen (bijvoorbeeld Neoblank, verkrijgbaar bij Miele).
,
Gebruik geen salmiakhoudende reinigingsmiddelen alsmede nitro­en kunstharsoplossingen! Dergelijke producten kunnen het op pervlak aantasten.
Deurdichting reinigen
Reinig de deurdichting regelmatig met een vochtige doek om verontrei­nigingen te verwijderen.
Een beschadigde of lekkende dichting moet door Miele worden vervangen.
-
-
49
Page 50
Onderhoudsmaatregelen
Wagens, rekken en inzetten
Om de goede werking van wagens, rekken en inzetten te verzekeren, moe ten ze dagelijks worden gecontroleerd. Bij de reinigingsautomaat is een checklist geleverd.
U dient de volgende punten te controle ren:
Zijn de loopwielen in orde en vast
verbonden met de wagen of de in zet?
Bevindt de wagenaankoppeling zich
op de juiste hoogte en is deze vast geschroefd?
– Functioneren de afsluitkappen in de
modulekoppelingen van de wagen van het modulaire systeem correct?
– Zijn alle inspuiters, spoelhulzen en
slangadapters vast verbonden met de wagen of de inzet?
– Kunnen alle inspuiters, spoelhulzen
en slangadapters goed worden door­gespoeld?
-
Voor zover van toepassing:
Kunnen de sproeiarmen vrij draaien?
­Zijn de sproeikoppen van de sproei
armen verstopt? Zie ook de rubriek "Sproeiarmen reinigen".
Is de magneetstrip voor automa
­tische wagenherkenning vrij van
aangetrokken metalen voorwerpen?
Zijn de schroeven van de rail voor de
magneten van de automatische wa genherkenning aangetrokken?
-
-
-
-
Zitten de kapjes en afsluitingen ste vig op de spoelhulzen?
50
-
Page 51
Onderhoud droogaggregaat (TA)
De serviceprogramma's DA-GROF = VERV. en DA-BACT = VERV. werden in de fabriek op de programmaplaat sen 62 en 63 gelegd. U kan ze wel naar andere programmaplaatsen verschuiven. Zie "Programmeer handboek" onder "Systeemfunctie".
De grove filter vervangen
Zodra op het display de melding GROFFILTER VERVANGEN knippert, dient u de grove filter te vervangen.
^ Trek de deur van het bedieningskast-
je open.
-
Onderhoudsmaatregelen
-
^ Vervang de grove filter. De zachte
kant van de filter wijst naar voren.
^ Plaats het filterrooster onderaan terug
en druk het bovenaan vast.
^ Sluit de schuiflade van de bedie-
ningskast.
Nadat u de grove filter hebt vervangen, dient u de bedrijfsurenteller terug te zetten. Daartoe:
^
Neem het rooster aan het droogag gregaat uit.
^
Het programma DA-GROF = VERV. kiezen. Zie onder "Bediening, B. Vrije programmakeus".
^
Op de toets Start 6 drukken.
Zodra het serviceprogramma afgelopen is, verschijnt op het display een mel ding.
-
^
Het bevel >VERDER< met 6 bevesti gen.
-
-
51
Page 52
Onderhoudsmaatregelen
De fijne filter (HEPA-filter) vervangen
Zodra op het display de melding BAC TERIEFILTER VERVANGEN knippert, dient u de fijne filter te laten vervangen.
Er is enkel een onberispelijke wer king gegarandeerd met een "origine le Miele HEPA-filter" (klasse 13).
Het is raadzaam, indien mogelijk, de fij ne filter door de klantendienst van Miele tijdens een onderhoudsbeurt te laten vervangen.
Is dit niet mogelijk, dan dient u de fijne filter te vervangen zoals hieronder be­schreven:
^ Trek de schuiflade van de bedie-
ningskast open.
-
-
-
-
Trek de fijne filter uit de houder en
^
plaats de nieuwe fijne filter.
^ Plaats de behuizing van de grove fil-
ter terug en draai de bevestigings­schroeven naar beneden.
^ Draai de bevestigingsschroeven aan.
Sluit de schuiflade van de bedienings­kast.
Na het vervangen van de fijne filters dient u de bedrijfsurenteller terug te zetten. Daartoe:
^
Maak de bovenste bevestigings schroeven op de behuizing van de grove filter los en draai ze omhoog.
^
Neem de behuizing van de grove fil ter af.
52
^
Het programma DA-BACT = VERV. kiezen. Zie onder "Bediening, B. Vrije programmakeus".
^
Op de toets Start 6 drukken.
Zodra het serviceprogramma afgelopen
-
is, verschijnt op het display een mel ding.
^
Het bevel >VERDER< met 6 bevesti
-
gen.
-
-
Page 53
Thermoschakelaar
Deze automaat is uitgerust met een thermoschakelaar die terug kan worden ingeschakeld. Hierdoor wordt de ver warming bij oververhitting uitgescha keld. Er kan oververhitting voorkomen zo de weerstanden worden afgedekt door grote objecten of indien de filters in de kuip verstopt zijn.
Bij de foutmelding "Verwarming kuip controleren" ( het water in de kuip wordt niet verwarmd; het programmaverloop duurt te lang) gaat u als volgt te werk:
^ De oorzaak van het defect opheffen.
^ Het inspectiepaneel afnemen. Zie ru-
briek "Elektrische aansluiting".
^ De roodbruine knop aan de thermo-
schakelaar indrukken. Die bevindt zich rechts op de sokkelplaat.
-
-
Storingen verwijderen
Wordt de verwarming vaak zo uitge­schakeld, neem dan absoluut contact op met de Technische Dienst van Miele.
53
Page 54
Storingen verwijderen
Zeven in de watertoevoer reinigen
Ter bescherming van het watertoevoer ventiel zitten er zeven in de slangschroefkoppeling. Als de zeven vuil zijn, moeten ze worden gereinigd, anders loopt er te weinig water in de spoelruimte.
Het kunststof omhulsel van de
,
wateraansluiting bevat een elek trisch onderdeel. Dit mag niet wor den ondergedompeld in vloeistoffen.
-
-
De zeef schoonmaken:
Maak het toestel stroomloos.
^
-
Sluit de waterkraan en schroef het
^
watertoevoerventiel af.
^ Reinig de grove platte zeef (1) en de
fijne zeef (2), vervang ze indien no­dig.
^ Zet de zeef en de dichting terug; let
op dat ze perfect zitten!
54
^
Schroef het watertoevoerventiel op de waterkraan. Let erop dat u de schroefkoppeling niet schuin op de waterkraan draait.
^
Open de waterkraan.
Indien er water lekt, draai dan de schroefkoppeling steviger aan. Mis schien zit ze schuin op de kraan.
^
Plaats het watertoevoerventiel goed recht en schroef vast.
-
Page 55
Storingen verwijderen
De afvoerpomp en de terugslagklep reinigen
Staat er nog water in de kuip na afloop van een programma, dan werd dat niet weggepompt. De oorzaak daarvan kan zijn dat voorwerpen de afvoerpomp of de terugslagklep blokkeren. Die objec ten kan u makkelijk verwijderen:
Neem de filterset uit de kuip.
^
Zwenk de sluitbeugel voor de terug
^
slagklep weg.
Onder de terugslagklep zit de afvoer pomp (zie pijl).
-
-
^ Kijk na of er geen voorwerpen de af-
voerpomp blokkeren voor u de terug­slagklep terugplaatst.
^ Plaats de teugslagklep keurig terug.
Zet ze weer met de sluitbeugel vast.
Om veiligheidsredenen dient u de objecten opnieuw te behandelen.
-
^
Trek de terugslagklep naar boven toe af. Spoel ze onder stromend water goed schoon.
55
Page 56
Technische Dienst
Reparaties mogen uitsluitend
,
door vakmensen worden uitgevoerd. Ondeskundig uitgevoerde reparaties kunnen voor u een groot gevaar op leveren.
Neem in geval van storingen die u zelf niet kan verhelpen, contact op met
uw Miele-handelaar
-
of
de Technische Dienst van Miele.
Mocht zich een foutmelding voor het eerst voordoen, controleer dan of deze foutmelding het gevolg is van een eventuele foutieve bediening. U voor komt zo een onnodig bezoek van de Technische Dienst.
Een overzicht van alle in het display weergegeven foutmeldingen vindt u in het programmeerhandboek in het hoofdstuk "Meldingen".
-
Het adres en de telefoonnummers van onze Technische Dienst vindt u op de rugzijde van deze gebruiksaanwijzing.
Wanneer u daar een beroep op doet,
^
geef dan a.u.b. altijd het type- en het machinenummer van uw toestel op.
Deze gegevens vindt u op het type plaatje. Zie "Elektrische aansluiting".
-
56
Page 57
Opstellen
Hou rekening met het bijgevoegde in stallatieplan!
In de omgeving van het toestel
,
mogen enkel meubelen worden ge bruikt voor professionele toepas singen. Er is anders beschadiging door condensatiewater mogelijk.
Het toestel moet stabiel en waterpas staan.
Oneffenheden op de vloer werkt u weg door de voorste voetjes te verdraaien. Daarmee kan u de machine ook in de hoogte regelen.
Als de voetjes ingeschroefd zijn, kan u het toestel op eronder gemonteerde wieltjes vooruit- en achteruitduwen.
-
-
Uw automaat heeft volgende opstelmo
-
gelijkheden:
Vrijstaand *)
Naast meubelen / toestellen of in een
nis: *) Die nis moet dan minstens 90 cm breed en 70 cm diep zijn.
*) enkel met een machinedeksel (mits toeslag verkrijgbaar).
Ingebouwd onder een doorlopend
werkblad / afdruipvlak: De ruimte voor inbouw moet min stens 90 cm breed, 70 cm diep en 82 cm hoog zijn.
Afhankelijk van de inbouwtoestand kan u bij de Technische Dienst van Miele volgende montageset verkrijgen:
Afdekplaat
(om het werkblad te beschermen)
De onderkant van het werkblad wordt door een plaat tegen beschadigingen door waterdamp beschermd.
-
-
Belangrijk bij toestellen met een dampcondensator (volgens het mo del):
Om te vermijden dat het werkblad door waterdamp schade oploopt:
^
kleef de bijgeleverde zelfklevende beschermfolie (25 x 28 cm) dicht bij de dampcondensator onder het werkblad.
-
57
Page 58
Opstellen
De automaat gelijk zetten en vast schroeven
Om de stabiliteit van het toestel veilig te stellen, dient u
het toestel gelijk te zetten en
het met behulp van schroeven tegen
het werkblad te bevestigen.
^ Doe de toesteldeur open. Bevestig
het toestel links en rechts via de gaatjes in de voorste lijst met schroe ven aan het doorlopende werkblad.
-
-
^
Spuit bij ingebouwde machines de voegen tussen het toestel en de kas ten of toestellen ernaast niet met sili conen dicht. Anders wordt de circu latiepomp niet terdege geventileerd.
58
-
-
-
Page 59
Elektrische aansluiting
Vertrouw alle werk dat met de
,
elektrische aansluiting te maken heeft, enkel toe aan een erkend elektricien.
Dit toestel dient te worden aangeslo
ten op de aarding.
Sluit het toestel aan via een stopcon
tact. Volg daarbij de geldende richt lijnen. Het stopcontact dient na de installatie van het toestel toegankelijk te zijn. Zo kan de elektrische aan sluiting, bv. bij de ingebruikstelling of bij een onderhoudsbeurt, zonder veel moeite gecontroleerd worden.
– U dient een hoofdschakelaar te laten
installeren, waarvan alle fases van het net kunnen worden onderbroken. Deze schakelaar dient een contacto­pening te hebben van minstens 3 mm breed en dient in de nulstand afsluitbaar te zijn.
– Er dient een potentieelcompensatie
te worden uitgevoerd.
Het verdient bovendien aanbeveling het toestel op een verliesstroomscha kelaar van 30 mA aan te sluiten.
-
Dit toestel is voorzien om te werken op een stroomnet met een netimpe dantie aan het aansluitpunt op het openbare net van hoogstens 0,45 ohm.
­De gebruiker dient ervoor te zorgen dat het toestel enkel op een stroomnet
­wordt aangesloten, dat aan deze eis
­voldoet.
Eventueel kan u aan uw elektriciteitsfir ma vragen welke de netimpedantie is.
De machine mag u enkel laten werken op de spanning, frequentie en smeltvei­ligheden die op het typeplaatje zijn vermeld.
Er kan worden omgeschakeld volgens de omschakeltekening en het stroom­schema.
De omschakeltekening en het type- plaatje zitten op de rugzijde van de machine en op de kunststof afdekking achter de sokkelplaat.
-
Het schakelschema wordt bij het ap paraat geleverd.
-
-
-
Zo u de aansluitleiding vervangt, dient u een origineel Miele-vervang stuk te gebruiken. Ofwel een ge schikte leiding met een kabelschoen.
De technische gegevens vindt u op het typeplaatje of stroomschema te rug.
De equipotentiële leiding aansluiten
-
-
Voor de aansluiting van de equipoten tiële leiding is er op de achterzijde van het toestel een schroef (8) voorzien.
-
-
59
Page 60
Wateraansluiting
De watertoevoer aansluiten
Het water in de afwasautomaat
,
is geen drinkwater!
Sluit het toestel volgens de plaatse
lijke voorschriften aan op de waterlei ding.
Het gebruikte water moet minstens
de drinkwaterkwaliteit in overeen stemming met de Europese drinkwaterverordening bezitten. Een hoog ijzergehalte kan tot roestvor ming op de gespoelde instrumenten en het toestel leiden. Als het chloridegehalte in het gebruikte wa­ter groter is dan 100 mg/l, neemt het risico op roestvorming op de gespoelde instrumenten sterk toe.
– In bepaalde regio's, bijvoorbeeld in
de Alpen, zijn vanwege de specifieke watersamenstelling afzettingen mo­gelijk. In dergelijke gevallen moet u in verband met de dampcondensator onthard water gebruiken.
Het toestel is uitgerust met een terugstroombeveiliging.
De minimale stromingsdruk be draagt 80 kPa (0,8 bar) bij de koud­en warmwateraansluiting en 60 kPa (0,6 bar) bij de AD-wateraansluiting.
De aanbevolen stromingsdruk be draagt bij de koud- en warmwater aansluiting 0 250 kPa (2,5 bar) en voor de AD-wateraansluiting 0 150 kPa (1,5 bar), om te vermijden dat de watertoevoer al te lang duurt.
-
-
-
De maximaal toegelaten statische
waterdruk bedraagt 1000 kPa (10 bar).
Als de waterdruk niet binnen het be
-
-
-
reik 80-1000 kPa ligt, vraagt u aan de Miele klantendienst wat de vereiste
­maatregelen zijn
( eventueel verschijnt de melding WATERTOEVOER... CONTROLE REN.
Het toestel is steeds voorzien voor
aansluiting op koud water (blauwe markering) en warm water (rode mar kering) tot max. 70 °C. De watertoevoerslangen dient u op de afsluitkranen voor koud en warm water aan te sluiten. De watertoevoerslang voor de damp­condensator (zonder lekbeveiliging) wordt op de afsluitkraan voor koud water aangesloten.
– Is er geen warmwaterleiding voor-
handen, dan sluit u de toevoerslang met de rode markering ook op koud water aan. De uitleg omtrent de aansluiting van gedemineraliseerd water vindt u op de volgende bladzijde.
Voor de aansluiting dient u afsluitkra nen met 3/4"-schroefkoppeling te voorzien. Deze kranen moeten vlot bereikbaar zijn. Als de machine niet werkt, dient u de watertoevoer im mers af te sluiten.
De toevoerslangen zijn ca. 1,7 m lange drukslangen met 10 mm bin nenwerkse C en 3/4"-schroefkopp eling. Het zeefje in de schroefkoppe ling mag u niet verwijderen.
-
-
-
-
-
-
-
-
60
Page 61
Wateraansluiting
Monteer de bijgeleverde grote zeef
tussen afsluitkraan en toevoerslang. De afbeelding daarvan vindt u in de rubriek "Reiniging en onderhoud, wa tertoevoer". De grote zeef voor gedeminerali seerd water is van chroomnikkel staal. Die herkent u aan het matte oppervlak.
,
De toevoerslangen mag u niet
inkorten noch beschadigen.
Raadpleeg ook het bijgevoegde in stallatieplan!
Aansluiting op gedemineraliseerd water met ö 60 - 1000 kPa (0,6 ­10 bar) overdruk
­Dit toestel wordt geleverd voor aan
-
-
sluiting op een drukvast systeem van 60 - 1000 kPa overdruk.
Sluit de toevoerslang voor gedemine
^
raliseerd water (H 3/4"-schroefkoppeling op de ter plaatse geïnstalleerde aftapkraan voor gedemineraliseerd water aan.
Wordt de aansluiting voor gede
,
mineraliseerd water niet gebruikt? Laat de Technische Dienst van Miele dan de reinigings- en desin­fectieprogramma's wijzigen. De toevoerslang dient wel op de rugzijde van het toestel te blijven.
AD-wateraansluiting (drukloos) 8,5 ­60 kPa (0,085 - 0,6 bar) (optie)
Voor de aansluiting op 8,5 - 60 kPa overdruk moet het toestel, voor zover er nog geen bestelling af fabriek (spe ciale uitrusting) plaatsgevonden heeft, omgebouwd worden. Het inbouwen van
­een voedingspomp mag alleen door de
technische dienst van Miele gebeuren.
O pur) met
2
-
-
-
-
Bij een AD-waterreservoir (drukloos) moet het aansluitstuk van de uitlaat zich ten minste ter hoogte van de bovenkant van de machine bevinden (zie "Installatie-instructies").
61
Page 62
Wateraansluiting
Waterafvoer aansluiten
In de afvoer van het toestel bevindt
zich een terugslagklep, zodat er geen vuil water via de afvoerslang in het toestel kan stromen.
Het toestel wordt bij voorkeur aange
sloten op een bestaand, gescheiden afvoersysteem. Als er geen afzonderlijke aansluiting beschikbaar is, is aansluiting op een sifon met dubbele kamer aan te bevelen. De bestaande aansluiting moet, ge
meten vanaf de onderkant van het toestel, tussen 0,3 m en 1 m hoogte
liggen. Als de aansluiting lager ligt dan 0,3 m, moet de afvoerslang in bochten op minstens 0,3 m hoogte worden geplaatst. Het afvoersysteem moet een mini­maal afvoerdebiet van 16 l/min kun­nen verwerken.
-
-
– De afvoerslang is ca. 1,4 m lang en
flexibel (binnenmaat 22 mm). Ze mag niet worden ingekort. Slangklemmen voor de aansluiting zijn bijgeleverd.
Langere afvoerslangen (tot 4 m) zijn leverbaar.
De afvoerleiding mag niet langer zijn dan4m.
Zie ook bijgeleverd installa tieschema!
62
-
Page 63
Technische gegevens
Hoogte met toesteldeksel Hoogte zonder toesteldeksel
85 cm
82 cm Breedte 90 cm Diepte
Diepte met geopende deur
70 cm
126,5 cm Gewicht (netto) 120 kg Spanning, aansluitwaarde, beveiliging zie typeplaatje Aansluitkabel ca. 1,7 m Watertemperatuur:
Koud water Warm- en AD-wateraansluiting
max. 20 °C
max. 70 °C statische waterdruk max. 1000 kPa overdruk Minimale stromingsdruk:
Koud- en warmwateraansluiting AD-wateraansluiting
80 kPa overdruk
60 kPa overdruk Aanbevolen stromingsdruk:
Koud- en warmwateraansluiting AD-wateraansluiting
0 250 kPa overdruk
0 150 kPa overdruk
AD-wateraansluiting (zonder druk) optioneel, 8,5 - 60 kPa (0,085 - 0,6 bar) Opvoerhoogte min. 0,3 m, max. 1 m Dampcondensator ca.2-4l/min. Omgevingstemperatuur 5 °C tot 40 °C relatieve luchtvochtigheid maximaal
lineair afnemend tot Hoogte boven NN tot 1500 m
80 % voor temperaturen tot 31 °C
50 % voor temperaturen tot 40 °C
#
Mate van vervuiling P2 (overeenkomstig IEC/EN 61010-1) Klasse (overeenkomstig IEC 60529) IP20 (binnendringen van stof) Geluidsemissiewaarden in dB (A),
<70 geluidsdrukniveau LpA bij het reinigen en drogen
Keurmerk VDE, radio- en TV-ontstoring !-aanduiding MPG-richtlijn 93/42/EEG, klasse IIb Adres van de producent Miele & Cie. KG, Carl-Miele-Str. 29,
33332 Gütersloh, Germany
#
Op een opstelplaats boven 1500 m hoogte ligt het kookpunt van het water lager. Daarom eventueel de ontsmettingstemperatuur laten verlagen en de inwerktijd verlengen (A
-waarde).
0
63
Page 64
Het afdanken van het apparaat
Oude elektrische en elektronische ap paraten bevatten vaak nog waardevolle materialen. Ze bevatten echter ook schadelijke stoffen die voor het functio neren en de veiligheid van het apparaat nodig waren. Als u het apparaat bij het gewone afval doet of bij verkeerde be handeling kunnen deze stoffen schade lijk zijn voor de gezondheid en het milieu. Verwijder het afgedankte appa raat dan ook nooit met het gewone af val.
Bij de aankoop van uw nieuw toestel heeft u een bijdrage betaald. Die wordt volledig gebruikt voor de toekomstige recyclage van dat toestel. Dat bevat trouwens nog waardevol materiaal. Door te recycleren wordt er dan ook minder verspild en vervuild.
-
-
-
-
Als u vragen heeft omtrent het af danken van uw oud toestel, neem dan contact op met
­de handelaar bij wie u het kocht
of
de firma Recupel,
­telefoon 02 706 86 10,
website: www.recupel.be
of
uw gemeentebestuur als u uw toestel
naar een containerpark brengt.
-
-
646566
Page 65
Page 66
Page 67
67
Page 68
Wijzingen voorbehouden /productiedatum 06.01.2010
0366
M.-Nr. 07 776 480 / 00
Loading...