Lancia Thema User Manual

LANCIA
THEMA
PRO
MEMORIA
Bandenspanning in koude toestand, uitgedrukt in bar
1
-
3.0
Voor-
wielen
2,2
2.3
2.6
V6)
Volle belading
Achter-
wielen
(2.3)
2,2 (2.3)
2.3 2-8
turbo
Reserve-
wiel
42
ds
een
Gemiddelde belading
Uitvoeringen
i.e.
16v
-
turbo
16v - 3.0 V6
16v
SW - turbo
3.0 V6
Opmerking: De tussen haakjes aangegeven bandenspanning heeft betrekking op de banden die als optional leverbaar zijn.
Olieverversing, liters (drnj)
L
Oliepan en filter
Her verschil tussen het
Inhoud van de brandstoftank, liter:
(inclusief een reserve van
Alle uitvoeringen beschikken over een katalysator, daarom mag er uitsluitend loodvrije superbenzine met octaangetal van ten minste
SW - turbo ds SW
Als
Uitvoeringen
Belangrijk Loodhoudende benzine beschadigt de katalysator onherstelbaar
16v SW
één waarde staat vermeld,
-
turbo ds
i.e.
-
MAX-
en MIN-teken op de oliepeilstok komt overeen met circa l liter
8
+
10
liter)
95
RON
worden getankt.
Voor-
wielen
2
(2,2)
22 2,3
dan
heeft
dat
betrekking op de standaard- en de optional bandemaai.
16v
-
turbo 16v
65
(i.e. - 16V - 16V-turbo
68 (Turbo
Ds)
Achter-
wielen
2
(2,2)
2.2
2.4
3.0 V6
Zeer geachte cliënt, Wij feliciteren u met uw aankoop en bedanken u dat u voor
een LANCIA hebt gekozen. Wij hebben dit boekje samengesteld om u de kwaliteiten
van deze auto volledig te laten benutten. Wij raden u aan alle hoofdstukken door te lezen voordat u
voor de eerste keer met de auto gaat rijden. Dit instructieboekje bevat informatie, tips en aanwij-
zingen voor een plezierig gebruik van uw auto. bovendien de bijzondere eigenschappen ontdekken, die u ervan zullen overtuigen dat u de juiste keuze hebt gemaakt.
U
heeft naast dit boekje een Service-Couponboekje voor het geprogrammeerde onderhoud ontvangen. In dit cou­ponboekje zijn tevens het garantiebewijs en de bijbeho­rende voorwaarden opgenomen.
Wij zijn ervan overtuigd, dat u met behulp van dit instruc­tieboekje spoedig met uw nieuwe auto vertrouwd zult raken en dat u er lang en tot uw volle tevredenheid gebruik van zult maken.
U
zult
Met vriendelijke groeten,
LANCIA
INHOUD
Wegwijs in uw auto Pa% Achter het stuur pag.
Wat te doen bi.j .... pag. 77
Onderhoud en praktische tips pag. Tips voor onderhoud van de carrosserie
Thema Station Wagon pag. 123 Identificatie en technische gegevens Aanvullingen pag. 163
Alfabetisch register pag. 171
pag. 117
pag. 133
5
65
95
WEGWIJS
IN
UW
AUTO
Dashboard
en
Sleutels Instrumentenpame1
Controlelenpjes
Verwarming ALnionditioniag
Bedieningshendels en
Zitpositie
Airbag
Cruise
Automatische Infelligente
Portieren
Motorkap
Koplampen
BagqeruImîe
Tanken
Accessoireis
Opendak
Autoradio
start-/conbcts1ot
d&-
en
ventilatie
instellen
control
versneliiisb&
wielophangii;
van
brandstof
-knoppen
PW.
m*
PPg*
pag.
13
pag.
18
pag.
22
pg.
27
pag.
31
pag.
39
p.g.
41
pag.
42
pag.
47
psg*
48
Pis*
54
pag.
55
pag.
56
pag.
59
pag.
59
pag.
63
pag.
63
7
8
9

DASHBOARD

Insrrumentenpaneel
Lichtsterksteregelaar van instrumentenpaneelverlichting
Ontdnoien/ontwasemen van de voorruit
Ontdooienlontwasemen van de zijruiten
Claxon
Regelschuif voor uitstroomrichting
Regelschuif voor
luchtopbrengst
Zekeringen
Inbouwplaats linker luidspreker
Buitenverlichting Richtingaanwijzers
Ontgrendelknop voor motorkap
Hendel voor stuurwielverstelling Start-lcontactslot, parkeerverlichting. stuurslot Sigare-aansteker
I
V
\d
-
l
-
I
/
Regelschuif voor luchtopbrengst
Regelschuif voor uitsrroomrichting
Ruitewissersl-sproeiers
1
d
I
1
Ontgrendelknop kofferdeksel
"
,
Y
Bedieningspaneel van klimaatregeling
Opbergvak of inbouwplaats voor autoradio
Asbak
f
I
Ontdooien/ontwasemen van
R~schuif~~r_u~itstroornrichting
-
lL
-
-.
.
- - -
__~-.-._.___._C<_
Inbouw~l~~achter luidspreker
-
-
-
-
Bedieningsxhakelaars
de
voorruit
Ontdooienlonrwasemen
--
Regelschuif voor luchtopbrengst
.
-
.-
-
van de zijruiten
-
-.
Dashboardkastje
SLEUTELS EN START-ICONTACTSLOT
Sleutels
Bij de auto heeft u 2 sleutels en 2 reservesleutels ontvangen.
-
Past op de sloten en het start-/contactslot met stuurslot. Eén
A
van de sleutels is voorzien van een ingebouwd lampje, dat gaat branden als het LANCIA-embleem wordt ingedrukt.
B - Past uitsluitend op het contactslot met het stuurslot (sleutel
voor het garage-en werkplaatspersoneel).
Samen met sleutels heeft u een sticker ontvangen, waarop het sleutelnummer staat. De LANCIA-organisatie kan uitsluitend duplicaatsleutels leveren, als u over dat nummer beschikt. Bewaar deze sticker gescheiden van de sleutels!
Contactslot
STOP - Stuurslot geblokkeerd (anti-diefstal), sleutel uitneem-
baar.
MAR
-
Contact aan en de diverse verbruiked onder spanning.
-
AVV
Starten van de motor.
PARK
Parkeerlichten ingeschakeld (zie pag.
-
281,
sleutel uit­neembaar, stuurslot geblokkeerd. Voor het in PARK draaien van de sleutel moet blokkeerknop A worden ingedrukt.
Het start-/contactslot wordt verlicht als één van de voorportieren wordt geopend; deze verlichting dooft automatisch enkele se­conden na het sluiten van de portieren.
Stuurslot
Inschakelen:
draai het stuurwiel, als het contactslot in stand STOP of PARK staat, links- of rechtsom, totdat de vergrendeling inspringt.
Uitschakelen:
draai het stuurwiel iets heen en weer. terwijl de
contactsleutel in stand MAR wordt gedraaid.
Verwijder de sleutel nooit uit het contactslot als de auto nog in beweging is! Reeds bij de eerste stuuruitslag zal het stuurwiel geblokkeerd worden.
Attentie
Na oneigenlijk gebruik van het start-icontactslot (bijv. bij een diefstalpoging) verdient het aanbeveling de werking van het slot bij een LANCIA-dealer te laten controleren.

INSTRUMENTENPANEEL

A
481
,-
De opstelling en de aanwezigheid van de controle- en bedienings­organen zijn uitsluitend als indicatie bedoeld; zij kunnen per uitvoering verschillen. Het instrumentenpaneel is in sectoren ingedeeld. Aan de hand van deze indeling, kunt u vaststellen welke instrumenten in uw uitvoe­ring zijn gemonteerd.
kmlh
SECTOR
Snelheidsmeter - kilometerteller
A
A
kmlh
kmlh
48109
a
-
Snelheidsmeter
b
-
Kilometerteller
c
-
Dagteller
d
-
Drukknop voor het op nul zetten van de dagteller. Knop geheel indrukken. Deze knop mag ook onder het rijden bediend worden.
INSTRUMENTENPANEEL
SECTOR
B
Als de wijzernaald tijdens het rijden met lage snelheid bij de grens van het rode vlak komt, moet u de auto tot stilstand brengen en stationair laten draaien. Als de wijzernaald dichtbij het rode vlak blijft staan of daarin terecht komt, moet u contact opnemen met een LANCIA-dealer. Het waarschuwingslampje "a" gaat branden, als de koelvloeistof een te hoge temperatuur heeft bereikt.
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Bij een koude motor staat de wijzernaald aan de linkerkant. Onder normale bedrijfsomstandigheden moet de wijzernaald tot ongeveer het midden van de schaal uitslaan. Als de wijzernaald in buurt van het rode vlak komt, betekent dit dat de motor te zwaar belast is en dat het toerental verlaagd moet worden. Als na het terugbrengen van het toerental de ratuur niet daalt en de wijzernaald in het rode vlak dreigt te komen, moet u de auto onmiddellijk stopzetten en contact opnemen met een LANCIA-dealer.
("C)
koelvloeistoftempe-
Olietemperatuurmeter
Wanneer de wijzernaald een zeer hoge temperatuur aangeeft (rode vlak), moet u de auto onmiddellijk stilzetten, maar de motor niet afzetten. Laat de motor korte tijd stationair draaien. Wanneer de temperatuur nu niet daalt, moet u de motor afzetten en contact opnemen met een LANCIA-dealer.
("C)
INSTRUMENTENPANEEL
SECTOR B
Voltmeter
Q
\;21
j0
l=
Brandstofmeter
1
b
l
De brandstoftank heeft bij uitvoeringen met benzinemotor een inhoud van houd heeft van 68 liter.
Het waarschuwingslampje "b" gaat branden als er nog 8 brandstof in de tank aanwezig is.
65
liter, terwijl de turbodiesel-uitvoering een tankin-
-
10
liter
vort
Als de contactsleutel in stand "MAR" staat en de accu in goede staat verkeert, dan geeft de meter een spanning aan tussen
12,8
V.
Bij draaiende motor staat de wijzer van de voltmeter onder nor-
male omstandigheden tussen
Houd er rekening mee dat het instrument een tolerantie heeft van
+
0,3
V.
14
+-
m
14.5
V.
12,5
+-
INSTRUMENTENPANEEL
SECTOR
C
Toerenteller
15
..
C
C
ELECTRONIC
x
100
7oJ
80
65
2
C
#
=&O
ELECTRONIC
x
100
**o
*"O
Het rode gebied geeft de toerentallen aan die slechts kort mogen worden aangehouden.
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES
SECTOR
D
br.
Algemeen waarschuwingslampje
gegeven storingen pag.
Algemeen groen controlelampje
Richtingaanwijzers en ten
Waarschuwingsknipperlichten
Buitenverlichting
Dimlicht
Grootlicht
Mistlampen voor
15
-
Control System)
waarschuwingsknipperlich-
(zie voor de aan-
(zie pag. 1 5)
I
1
Ir
I
-
Mistachterlichten
pcq
Parkeerverlichting links
Parkeerverlichting rechts
Achterruitverwarming
I
Stoelverwarming bestuurdersstoel
teerd)
Stoelverwarming passagiersstoel
teerd)
Handrem
trokken.
Storing in ABS
Als bij ingeschakeld contact en stilstaande motor het lampje gaat branden, dan is er geen storing in
het remsysteem. Aangegeven wordt dat het systeem
een zelfdiagnose uitvoert totdat de motor is aange­slagen.
(indien gemon-
(indien gemon-
-
Knippert als de handrem is aange-
(indien gemonteerd)
CONTROLE- EN
Niet omgelegde veiligheidsgordels
(Lampje is in plafondlampje gemonteerd)
Storing in
Storing in inspuitsysteem
Als dit lampje gaat branden, blijft in veel gevallen
de motor draaien en kan, met aangepaste snelheid,
de dichtstbijzijnde LANCIA-dealer worden bereikt.
AIRBAG
WAARSCHUWINGSLAMPJES
Control System
Dit is een elektronische unit die dient voor het vaststellen en
signaleren van eventuele defecten of onregelmatigheden, die de werking van de auto en de veiligheid nadelig kunnen beïnvloeden.
Bovendien beschikt het systeem over een statische controle van
(indien gemonteerd)
het motoroliepeil en over een waarschuwingszoemer voor snel­heidsoverschrijding
Te hoge temperatuur
van
katalysator
(alleen bepaalde landen)
Te hoge turbodruk
Controlelampje van voorgloeisysteem op Turbo­diesel-motor
(zie voor het aangeven van sto-
p
481fiii
ringen pag. 47)
CONTROLE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES
Als alles in orde is
Draai de contactsleutel voor het starten even in de stand MAR; het paneel geeft de volgende signalen:
-
Alle controlelampjes op het instrumentenpaneel, het controle­lampje voor een te hoge koelvloeistoftemperatuur, van de
reserve-brandstof en het rode "checkw-lampje gaan branden.
-
Na ongeveer 3 seconden gaan de bovengenoemde lampjes uit en gaat het groen "check7'-lampje branden: dit is het signaal dat de motor gestart kan worden en gereed is voor gebruik,
aangezien alle gecontroleerde organen en installaties in per­fecte conditie zijn. Na ongeveer knipperen.
-
Het groene "checkv-lampje gaat uit, zodra de motor gestart wordt.
Opmerkingen
-
Als één van de waarschuwingslampjes op het display gaat
branden, dan gaat tegelijkertijd ook het rode "check7'­waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel branden.
-
-Bij het intrappen van het rempedaal en bij het ontsteken van
de verlichting en het mistachterlicht, nadat de rode controle-
lampjes gedoofd zijn, mogen bovengenoemde lampjes niet weer gaan branden.
-
Als bij het starten van de motor de sleutel snel in positie AVV wordt gedraaid, dan branden de rode lampjes eveneens onge-
3
seconden en vervolgens de groene ongeveer 3 seconden.
veer
-
Bij een oneffen wegdek, een hoge snelheid in de bocht, snel accelereren en hard remmen kunnen de lampjes een enkele keer oplichten. Dit kan een indicatie zijn dat een vloeistofni-
veau aan de rand van het minimum is (koelvloeistof, rem­vloeistof).
15
seconden gaat het lampje
Controlelampje
"
w
O
tIl11
Gesignaleerde onregelmatigheden
Portieren niet goed gesloten, betreffende portier is aangegeven.
Defect aan de buitenverlichting aan de voorzijde: bij ingeschakelde buitenverlichting gaat het voor­ste controlelampje van de betreffende zijde van de auto branden (defecte gloeilamp of onderbroken verbinding).
Defect aan de achter- en kentekenverlichting: met ingeschakelde buitenverlichting gaat het achter­ste controlelampje van de betreffende zijde van de auto branden (defecte gloeilamp of onderbroken verbinding).
Als alle buitenverlichting uitgaat doordat de twee zekeringen tegelijk doorgebrand zijn, dan wordt dit niet gemeld. Kijk daarom geregeld zelf of de bovengenoemde verlichting nog werkt.
Als er twee diagonaal tegenover elkaar staande lampjes branden, dan is de gezamenlijke zekering doorgebrand. Het kan natuurlijk ook zijn dat beide lampjes defect zijn of dat de kabels onder­broken zijn.
CONTROLE-
EN
WAARSCHUWINGSLAMPJES
Controle­lampje
Gesignaleerde onregelmatigheden
Defect aan de remlichten: het lampje van de bet­reffende zijde gaat branden. Een defecte lamp of onderbroken kabel wordt uitsluitend
nadat het rempedaal is bediend, aangegeven.
2
onderbroken kabels of doorgebrande lampen
Bij of zekeringen blijven of gaan de controlelampjes onmiddellijk gelijktijdig branden, zonder dat het
rempedaal wordt bediend.
Defect aan de remlichtschakelaar: heeft als gevolg
dat de remlichten niet gaan branden. De beide
controlelampjes gaan in dit geval alleen branden
met ingetrapt rempedaal, ongeveer
de bediening van het pedaal.
Als de defecte remlichtschakelaar de werking van
de remlichten niet beïnvloedt, dan gaan de beide
controlelampjes aan (of blijven branden) en ze
gaan uit wanneer het rempedaal bediend wordt.
Defect aan de mistachterlichten: als de lichten
ingeschakeld zijn, dan wordt een defect van één of
beide gloeilampen of een onderbreking van de
kabel tussen de zekering en de lamp gemeld.
Het eventueel doorbranden van een zekering of
een onderbreking van de kabel voor de zekering,
wordt aangegeven doordat het controlelampje
niet brandt.
Met stilstaande motor: elektrische verbinding met
de dynamo verbroken.
Met draaiende motor: laadstroom van de dynamo
te laag.
2
seconden
2
seconden na
Controle­lampje
<af
Als de hierboven in
jes gaan branden, dan wordt een gevaarlijke situatie aan-
gegeven; zet de motor af en wendt u tot een LANCIA­dealer.
Controle­lampjes en druktoetsen
P
oil
0
Gesignaleerde onregelmatigheid
Remblokken versleten. Geringe slijtage wordt uit­sluitend met ingetrapt rempedaal aangegeven.
Te weinig remvloeistof, sensor defect of de ver­bindingen onderbroken.
Te weinig koelvloeistof, sensor defect of de ver­bindingen onderbroken.
Te lage oliedruk, sensor defect of elektrische ver­binding onderbroken.
Olietemperatuur in de automatische versnellings­bak te hoog.
rood
aangegeven waarschuwingslamp-
Uitgevoerde functie
Controle van het motoroliepeil Deze controle wordt niet automatisch uitgevoerd,
maar moet worden opgevraagd. Als het lampje groen verlicht wordt, dan is de olie op peil. Als het lampje rood verlicht wordt, dan is
het oliepeil te laag.
CONTROLE-
EN
WAARSCHUWINGSLAMPJES
Controle­lampje
Off
0
s,,eed
@
oee
.e.
*.O
Gesignaleerde onregelmatigheden
De
controle kan uitsluitend opgevraagd worden bij stilstaande motor en contactsleutel in stand "MAR", door de toets "oil" in te drukken, waarbij de auto horizontaal moet staan en de motor koud moet zijn. Bij een warme motor moet na het afzet­ten van de motor ten minste gewacht. Na een olieverversing of het bijvullen van het oliepeil moet de motor eerst enige seconden draaien en vervolgens na het afzetten worden gewacht, voordat de controle wordt uit­gevoerd.
Waarschuwingssysteem voor snelheidsoverschrij­ding
Een waarschuwingszoemer waarschuwt de be-
stuurder zodra een van te voren ingestelde snel­heid wordt overschreden. Door op toets "speed" te drukken, als de auto met een snelheid van ten minste 20 kmlh rijdt, wordt
de actuele snelheid van de auto in het geheugen
opgeslagen. De zoemer geeft een kort geluids-
signaal en de toets blijft verlicht.
Na het opslaan van de snelheid wacht het systeem
4
seconden, ook als de snelheid hoger is dan de opgeslagen snelheid, om de bestuurder de gele­genheid te geven de snelheid te verminderen. Als er reeds een snelheid in het geheugen was opgeslagen, dan wordt door het indrukken van toets "speed" gewist en vervangen door de nieuwe snelheid, waarna de zoemer een kort geluids­signaal geeft.
10
minuten worden
l O minuten
Controle­lampje
Gesignaleerde onregelmatigheden
Als de opgegeven snelheid wordt overschreden, dan geeft de zoemer een geluidssignaal van 0,25 seconden dat afgewisseld met een pauze van seconde. Als de snelheid met meer dan schreden, dan duurt de pauze tussen de geluids­signalen Het systeem kan met behulp van de "off'-toets worden uitgeschakeld, waarna de opgeslagen snelheid wordt gewist en het lampje in de "speedv­toets dooft. Na het uitschakelen van het contact houdt het systeem de laatst opgeslagen snelheid in het geheugen vast, mits de "off '-toets niet werd inge­drukt voordat de motor werd afgezet.
0,5
seconde.
25%
wordt over-
1
VERWARMING
Handbediend systeem
EN
A
VENTILATIE
VERWARMING
EN
VENTILATIE
Vaste uitstroomopeningen
A
-
Lucht naar de voorruit
B
-
Lucht naar de zijruiten
C - Lucht naar de beenruimten voor
D
-
Lucht naar de beenruimten achter
Verstelbare luchtroosters
E
-
Voor de inzittenden voor
F
-
Voor de inzittenden achter
m
li-
G - Regelschuiven voor het openen en sluiten
Schuif op Schuif op
H
-
Schuif voor het richten van de luchtstroom
=
rooster gesloten
O
=
rooster geopend
I
-
Draaiknop voor het openen en sluiten, draaiknop geheel naar beneden
=
roosters gesloten
VERWARMING EN VENTILATIE
Bedieningsknoppen
Draaiknop voor regeling van
Draaiknop voor traploze regeling van de aanjagersnelheid.
de
luchttemperatuur.
__---"___
Verwarming
-
Zet de draaiknop voor de temperatuurregeling de rode zone.
-
Zet de draaiknop voor de regeling van de aanjagersnelheid op de gewenste stand.
-
Zet de draaiknop van de luchtverdeling op:
#
Bij niet extreem lage buitentemperatuur en zon.
Draaiknop voor verdeling van de lucht.
48iL31
+j
=j
Voor normale verwarming. Bij zeer lage buitentemperaturen (lager dan
bij zeer vochtige lucht.
-
10°C)
of
VERWARMING EN VENTILATIE
Ontwaseming edof ontdooiing van de voorruit en de zijruiten
-
Zet de knop voor de temperatuurregeling in de rode zone.
-
Zet de knop voor de aanjagersnelheid op de maximum snelheid.
-
Zet de knop voor de luchtverdeling op
$$
.
Ventilatie
-
Zet de knop voor de temperatuurregeling in de blauwe zone.
-
Zet de knop voor de regeling van de aanjagersnelheid op de gewenste stand.
-
Zet de knop voor de luchtverdeling op
*j
Het is mogelijk de luchthoeveelheid in een rijdende auto en met uitgeschakelde aanjager te reduceren door de knop voor de lucht-
@
en
9)
verdeling tussen
te zetten.

AIRCONDITIONING

AIRCONDITIONING
Vaste uitstroomopeningen
A
-
Lucht naar de voorruit
B
-
Lucht naar de zijruiten
C
-
Lucht naar de beenruimten voor
D
-
Lucht naar de beenruimten achter
Verstelbare luchtroosters
E
-
Voor de inzittenden voor
F
-
Voor de inzittenden achter
G
-
Regelschuiven voor het openen en sluiten Schuif op Schuif op
H
-
Schuif voor het richten van de luchtstroom
=
rooster gesloten
O
=
rooster geopend
I
-
Draaiknop voor het openen en sluiten, draaiknop geheel naar beneden
=
roosters gesloten
AIRCONDITIONING
Bedieningsknoppen en controlelampjes
Een brandend controlelampje geeft aan dat de betreffende functie
is ingeschakeld.
AUTO
Knop voor het inschakelen van de automatische werking van het hele klimaatregelsysteem (verwarming en airconditioning). Als de automatische stand van de installatie is ingeschakeld, branden beide lampjes. Als er handmatig een functie wordt gewijzigd, dan dooft het bovenste controlelampje.
I
ECON
Knop voor het uitschakelen van de compressor van de aircon­ditioning.
Als deze knop is ingedrukt, gaat het bijbehorende lampje branden, de airconditioning schakelt uit en de buitenluchttoevoerklep gaat open.
Digitale aanduiding van de ingestelde temperatuur (aanduiding waarden tussen 18°C en Bij een stroomonderbreking (losgekoppelde accu, e.d) wordt na het herstel van de verbinding, 22°C of
32°C of tussen
1
'
64OF
72°F
en 90°F).
aangegeven.
Keuzeschakelaar voor het instellen van de gewenste temperatuur en voor het verhogen of verlagen van de temperatuur.
Alser een hogere temperatuur dan 32°C of 90°F wordt ingesteld,
verschijnt het signaal
stelde temperatuur daarentegen onder schijnt het signaal
Oproeptoets voor het weergeven van de buitentemperatuur. Na enige seconden keert het systeem automatisch terug naar het weergeven van de ingestelde temperatuur.
Knop voor het uitschakelen van de installatie. Het lampje gaat bij uitgeschakelde installatie branden.
Knop voor handbediende inschakeling van het recirculatiesys­teem. Het lampje brandt als de recirculatiefunctie permanent is ingeschakeld. Het lampje knippert als de lucht in het interieur wordt ververst.
H1
(Mximale verwarming). Als de inge-
L0
(maximale airconditioning).
18°C
of 64°F ligt, ver-
AIRCONDITIONING
Knop voor handbediende luchtverdeling bij verwarming in de winter (lucht hoofdzakelijk naar de beenruimten).
Knoppen voor handbediende keuze van de hoeveelheid toege­voerde lucht.
Met knop
ingeschakeld.
Met knop wordt de aanjager op de hoogste snelheid
ingeschakeld.
Knop voor luchttoevoer naar de voorruit en de zijruiten (voor snelle ontwaseming of ontdooiind.
Knop voor handbediende luchtverdeling bij verwarming, met betere ontwaseming (luchttoevoer naar de voorruit en de been­ruimten). Deze functie wordt automatisch gekozen bij een buiten­temperatuur onder
m
wordt de aanjager op de laagste snelheid
-
10°C
(of
14°F).
Knop voor handbediende luchtverdeling voor gedifferentieerde verwarming (warme lucht naar de vloer en koudere lucht door de roosters op het dashboard).
VENT
Knop voor handbediende ventilatie in de zomer (lucht uit de
roosters op het dashboard).
Automatische airconditioning en verwarming
Deze stelt u in door op knop De verdeling en de hoeveelheid van de lucht worden automatisch
geregeld, afhankelijk van de ingestelde temperatuur. Het bijbeho-
rende display geeft de ingestelde temperatuur en de ingescha­kelde functies aan. De installatie kan, volledig autonoom, als verwarming en als airconditioning functioneren, zonder dat er enige handbediening nodig is. Bij grote verschillen tussen de aanwezige en de gewenste tempe-
ratuur, gaat de installatie op zijn maximum vermogen werken om
zo snel mogelijk het gewenste klimaat te bereiken.
I
1
AUTO
I
te drukken.
AIRCONDITIONING
Opmerkingen
Als de "AUTOw-functie is gekozen, wordt de snelheid van de aanjager automatisch aangepast aan de snelheid van de auto, zodat de opbrengst van de luchttoevoer constant
blijft.
BI-LEV
Er wordt uitsluitend tijdens de functies lucht naar de rooster voor de achterpassagiers geleid.
Bij de turbodiesel-uitvoering kan onder zeer zware bedrijfsom­standigheden de airconditioning automatisch uitgeschakeld worden.
Economische werking
De
knop
de compressor energie te sparen.
m
De luchtverdeling en de luchthoeveelheid worden automatisch geregeld en door de controlelampjes aangegeven, op basis van de ingesteld temperatuur. Ongeacht de stand van de recirculatie­knop wordt er bij deze functie buitenlucht door het systeem aangevoerd.
De installatie kan in deze stand de buitenlucht uitsluitend ver­warmen en niet koelen.
Airconditioning met mogelukheid
De luchtverdeling kan tijdens de automatische werking worden gewijzigd door het indrukken van de knoppen
maakt het mogelijk door uitschakeling van
I
voor
B
handmatige bediening
en
I
VENT
Door het indrukken van de knoppen
m
Tevens kunt u de toevoer van buitenlucht wijzigen met knop
a-
ingescnaneld. Als er handmatig een knop voor de luchtverdeling, de luchttoe-
voer of de recirculatie is gebruikt die afwijkt van de door het automatische systeem gekozen werking, dan gaat het controle­lampje naast de knop uit.
De overige regelingen van het systeem blijven echter automatisch.
Starten van
Na het starten van de motor kiest de installatie automatisch alle functies die voor het afzetten van de motor waren ingesteld inclu-
sief de functies die met de hand waren gewijzigd.
kan ook de luchthoeveelheid worden veranderd.
,
waardoor het recirculatiesysteem permanent blijft
de
motor
I
B
12
BEDIENINGHENDELS EN -SCHAKELAARS
Hendel voor de buitenverlichting
Werkt alleen als het contact aan staat (stand
Grootlichtsignaal
(onvergrendelde stand) kunt u lichtsignalen met grootlicht geven. Het controlelampje
Buitenverlichting
stand Zie pag.
in stand
28
-
Door de hendel naar het stuur te trekken
ZO
gaat branden.
-
Deze schakelt u in door de schakelaar van
-:g-
voor de parkeerverlichting.
te zetten.
MAR).
Dimlicht
stand
Grootlicht
zetten.
-
Deze schakelt u in door de hendel van stand
$0
s0
te draaien.
-
Hendel vanuit stand
ZOZO
-g-
in
naar beneden
In deze stand kan de hendel niet naar beneden worden verplaatst.
In deze stand kan de hendel niet meer worden gedraaid.
BEDIENINGSHENDELS EN - SCHAKELAARS
Parkeerverlichting
In tegenstelling tot het normale stadslicht kan, als de auto langs de kant van de weg wordt geparkeerd, naar keuze één zijde van de auto worden verlicht.
Druk voor het inschakelen van de parkeerverlichting op knop A van het start-/contactslot en draai de contactsleutel in stand PARK (sleutel uitneembaar). Met behulp van schakelaar zijde worden gekozen; als de schakelaar uit staat dan wordt de linker zijde van de auto verlicht en brandt op het instrumentenpaneel het lampje als de schakelaar wordt ingedrukt, dan gaat de verlichting aan de rechter zijde branden en gaat het lampje
B
op het dashboard kan de gewenste
p5
branden.
p$
Richtingaanwijzers
De richtingaanwijzers werken uitsluitend als het contact aan staat.
Standen van de hendel:
=
omhoog omlaag
Als de richtingaanwijzers ingeschakeld zijn, gaat één van de controlelampjes op het dashboard knipperen
;
Bij het terugdraaien van het stuur schakelen de richtingaanwijzers
automatisch uit. De hendel kan ook met de hand worden teruggezet. Bij het wisselen van rijbaan, waarvoor slechts een geringe stuur­beweging nodig is, kan de richting aangegeven worden door de hendel in de eerste stand te zetten (stand zonder vergrendeling); na het loslaten keert de hendel automatisch in de ruststand terug.
rechter richtingaanwijzer
=
linker richtingaanwijzer
(
of
+
)
.
Loading...
+ 141 hidden pages