Hartelijk dank dat u voor de AUTO METER VF hebt gekozen.
Deze meter biedt de volgende uitgebreide mogelijkheden:
• Lichtmeter met ingebouwde microprocessor voor metingen van flits- en
omgevingslicht
• Analysefunctie voor het berekenen en weergeven van de verhouding van
het flitslicht ten opzichte van het omgevingslicht
• Geheugenfunctie voor het opslaan van twee meetwaarden. Middelingsfunctie voor het berekenen van het gemiddelde uit twee opgeslagen meetwaarden
Functie voor het meten en aangeven van helderheidsverschillen
• Rekenfuncties voor belichtingen gebaseerd op schaduwpartijen c.q. op
basis van hoge lichten (bij meten van gereflecteerd licht met behulp van
accessoires zoals bijvoorbeeld het zoekermeethulpstuk
• (Alt) functie voor vastlegen van 'persoonlijke voorkeur instellingen’ zoals
belichtingscorrecties, en de manier waarop diafragmawaarden en sluitertijden worden aangegeven
• Meetwaarden worden in de LCD van de meter zowel analoog als digitaal
weergegeven, voor een gemakkelijke en duidelijke visuele uitlezing
Symbolen m.b.t. veiligheid
De volgende iconen worden in deze handleiding gebruikt om u op belangrijke informatie attent te maken. Dit ter voorkoming van ongelukken
door verkeert gebruik van de MINOLTA AUTO METER VF.
Deze icoon geeft een aan veiligheid gerelateerde waarschuwing aan. Lees de waarschuwing aandachtig en zorg
voor een veilig gebruik van het product.
Dit teken geeft aan dat bepaalde handelingen onder geen
enkele voorwaarde uitgevoerd mogen worden. Zorg er
voor dat u deze handelingen te allen tijde voorkomt.
Deze icoon geeft aan dat bepaalde handelingen niet uitgevoerd mogen worden. Zorg er voor dat u het apparaat niet
beschadigt.
V eiligheidswaarschuwingen en voorzorg
Om verzekerd te zijn van een juist gebruik van deze meter, doet u er goed aan
ervoor te zorgen dat u de, hier onder vermelde, instructies met betrekking tot
het gebruik van de MINOLTA AUTO METER VF aandachtig doorneemt. Lees
de handleiding nauwgezet en bewaar deze zorgvuldig op een plaats onder
handbereik, zodat u gemakkelijk nog het een en ander na kunt slaan.
WAARSCHUWING
Gebruik de MINOLTA AUTO METER VF niet op plaatsen
waar licht ontvlambare, brandbare of vluchtige stoffen (zoals
benzine) zijn opgeslagen. Anders kan het zijn dat er brand
uitbreekt.
Gooi batterijen nooit in het vuur. Probeer niet om (niet herlaadbare) batterijen op te laden, kort te sluiten, te verhitten
of te ontmantelen. Anders kan er brand ontstaan of verwonding, door een explosie of door lekkage van batterijzuur.
Probeer nooit om de meter te demonteren of te modificeren.
Anders bestaat het risico van brand of een elektrische
schok.
De meter dient niet gebruikt te worden als deze is beschadigd, als er rook uit komt of een vreemde geur verspreidt.
Schakel de meter uit en verwijder de batterij. Anders kan er
brand ontstaan. Neem zo snel mogelijk contact op met de
Service-afdeling van Minolta.
Dit symbool geeft aan dat verkeert gebruik van
het apparaat gevaarlijk is en dat dit kan leiden
tot zware verwondingen, of zelfs de dood van
de gebruiker tot gevolg kan hebben.
Dit teken geeft aan dat verkeert gebruik van het ap-
LET OP
paraat kan leiden tot verwonding van de gebruiker,
en dat het apparaat of andere zaken ernstig kunnen
worden beschadigd.
Gebruik geen andere batterij dan het type dat is voorgeschreven en is ontworpen voor dit apparaat.
Bij het plaatsen van een nieuwe batterij dient u er op te letten dat de polen van de batterij overeenkomen met die van
de meter (plus '+' en min '-').
Anders bestaat het gevaar dat de batterij gaat lekken of
beschadigd raakt en dat kan brand, verontreiniging van
het milieu en verwondingen veroorzaken.
Voor alle duidelijkheid ziet u hieronder een overzicht van alle aanduidingen die via het
LCD kunnen worden weergeven. Uiteraard ziet u deze nooit allemaal tegelijk
Benaming onderdelen en display gegevens
1
3
Instelpunten
4
2
1. Analoge schaal / Instelpunten
De instelpunten markeren FNo (f-stops) waarden
De instelpunten op deze analoge schaal verschijnen als indicatie van de geme-
ten waarden (f-stops). Maakt u gebruik van de geheugen- of een andere functie
dan kunnen maximaal vier instelpunten gelijktijdig te zien zijn. Deze geven resp.
de twee uitlezingen in het geheugen (twee instelpunten), het gemiddelde van de
twee waarden en de laatste gemeten waarde aan.
Middels het kleine cijfer rechts van de twee grote (f-stop) cijfers op de digitale
schaal wordt de meetwaarde tot op 1/10 stop nauwkeurig aangegeven. De
waarden aangegeven op de analoge schaal zijn afgerond tot op 1/2 stop nauwkeurig (0.2 stop wordt afgerond op 0; 0.3 en 0.7 stop worden afgerond op 0.5 en
0.8 wordt afgerond op 1, m.a.w. op de volgende hele stop.
Verschijnt als een meting onder het bereik van de display informatie valt.
Verschijnt als een meting boven het bereik van de display informatie valt.
2. Aanduiding sluitertijd / beeldsnelheid
Geeft de gekozen sluitertijd of de film-opname snelheid aan. Voor de instelling maakt u
gebruik van de wipschakelaar.
Als de sluitertijd ligt tussen 0,6 en 50 s, wordt dat met een '
sen 1 en 30 minuten wordt een 'm' in de display getoond.
Instelbereik: Sluitertijd: van 30 min. tot 1/8000 s (1, 1/2, 1/3 stop)
Beeldsnelheid: 8 tot 128 b/s
3. Aanduiding filmgevoeligheid
Geeft de filmgevoeligheid aan, die ingesteld kan worden via de ISO toets in combinatie
met de wipschakelaar. Alt wordt zichtbaar indien de meter op de functie wordt
ingesteld.
Instelbereik: ISO 3 - 8000
4. Indicatie voor het overschrijden van de boven- en ondergrens
of licht op ten teken dat de meting of de uitlezing buiten het meetbereik van de
meter of buiten het bereik van de display valt.
5
5. Digitale uitlezing
Geeft het diafragma aan (als de uitlezing is ingesteld op FNo) of de lichtwaarde (indien
de instelling Ev wordt gebruikt), in op- en aflopende stappen van 0,1 stop.
Bij flitslicht meting verschijnt slechts de diafragmawaarde (FNo) in de display.
Bij het meten van het helderheidsverschil wordt de meetuitslag aangegeven in ∆
Display bereik: Diafragmawaarden (FNo) 1.0 tot 90 + 0,9 stops
Lichtwaarden (Ev) -17 tot 40.8
s' aangegeven; bij tijden tus-
Ev.
54
Benaming onderdelen en display gegevensBenaming onderdelen en display gegevens
8. Aanduiding meetmethode
7
6
Druk bij herhaling op de MODE toets, om de functie-aanduiding AMBI,
CORD of NON CORD in de display te laten verschijnen. De meetmetho-
de verandert elke keer als u de toets indrukt en volgen elkaar doorlopend
op in de volgorde:
AMBI CORD NON CORD AMBI …..
9. Indicatie gereflecteerd licht meting
Deze indicatie licht op indien u gebruik maakt van een accessoire voor
meting van gereflecteerd licht, of van het 5 º zoekermeethulpstuk.
10. Analyse schaal
Deze indicatie geeft van de totale lichtmeting (bij benadering) het aandeel flitslicht aan, bij meten onder menglicht omstandigheden.
11. Indicatie voor het meten van flitslicht
Deze aanduiding verschijnt tijdens het meten in de CORD en de NON
CORD functie-instellingen.
12
9
8
12. Aanduiding voor de verschillen in helderheid
Deze indicatie licht op als u op de A (S / A / H calculatie) toets drukt.
Voor meer gedetailleerde informatie over het meten van verschillen in
helderheid verwijzen we u naar pagina 46.
6. Geheugen indicatie
Als u de toets, aangeduid met 'M', indrukt kunt u een meting in het geheugen opslaan. Een van de ronde punten verschijnt dan rechts op het display(6). Als een meting
is gefixeerd in het geheugen, wordt een punt in de display zichtbaar. Wordt
een tweede meting gefixeerd dan verschijnen een tweede punt.
7. S / A / H (calculatie functie) indicaties
: Deze aanduiding verschijnt als u de toets aangeduid met A (S / A / H calculatie) indrukt.
/ : H of S kunnen geselecteerd worden door gebruik te maken van de wipschakelaar
terwijl u de indicatietoets ingedrukt houdt (alleen tijdens het meten van gereflecteerd licht).
Kies indien u de belichting af wilt stemmen op de schaduwpartijen; Kies de instelling voor het meten van hoge lichten.
76
Voorbereidingen
Batterij
1. Voorbereidingen
2. Inzetten van de batterij
Voorbereidingen
De MINOLTA AUTO METER VF
maakt gebruik van een alkaline
batterij (Type AA, 1.5 V).
Verwijder de afdekkap van de
123
batterijruimte door deze voorzichtig in de richting van de pijl
te schuiven.
Leg de batterij in de batterijruimte,
met de plus (+) en de min (-)
uiteinden op dezelfde wijze als
hier is aangegeven.
Breng de afdekkap weer op zijn
plaats door deze terug te schuiven
De meter zal niet werken als de batterij
verkeerd is geplaatst.
98
Voorbereidingen
Voorbereidingen
3. Batterij controle
De batterij wordt automatisch gecontroleerd bij het inschakelen van
de meter. Nadat een nieuwe batterij is ingezet verschijnt in de display onderstaande afbeelding.
Indien u gebruik maakt van de meter
terwijl de batterij bijna niet meer voldoende voeding levert, dan verschijnt ca. 0,5 sec. de aanduiding
'bc' en een capaciteitsaanduiding in
de display. Daarna verschijnen de
standaard aanduidingen weer.
Als u de meter inschakelt terwijl de
batterij onvoldoende spanning levert
om nog metingen te kunnen verrichten, of als tijdens de meting de voeding ontoereikend wordt, gaat gedurende ca.1 minuut als waarschuwing de aanduiding 'bo' knipperen.
Daarna schakelt de meter zichzelf
uit. Als dit gebeurt moet u de batterij
vervangen.
• Om onnodige batterij-verspilling te
voorkomen, schakelt de meter
zichzelf, na ca. 10 minuten niet gebruikt te zijn, automatisch uit.
Om de meter weer te kunnen gebruiken, nadat de display werd uitgeschakeld, dient u de POWER
stoets opnieuw in te drukken.
(Op dat moment zijn alle instellingen, zoals die voor de filmgevoeligheid, de sluitertijd, de meetmethode en de display-instellingen
bewaard gebleven; alleen de laatste metingen in het geheugen zijn
verloren gegaan.)
Instellen van de filmgevoeligheid
Voor het instellen van de filmgevoeligheid kunt u gebruik maken van de wipschakelaar, terwijl u de toets aangeduid met ISO ingedrukt houdt.
• Elke keer als u de wipschakelaar indrukt aan de zijde van de aanduiding
, zal de filmgevoeligheid met 1/3 stop toenemen. Houdt u de wip
schakelaar ingedrukt dan nemen de waarden continu toe. De maximale in
stelling is ISO 8000.
• Telkens als u de wipschakelaar aan de kant van het teken indrukt zal de
filmgevoeligheid met 1/3 stop afnemen. Houdt u de wipschakelaar ingedrukt dan vermindert de ISO waarde continu. De minimale gevoeligheidsinstelling is ISO 3.
• Aangezien alle metingen gebaseerd worden op de ingestelde filmgevoelig-
heid is het raadzaam u er van te overtuigen dat u de juiste filmgevoeligheid
heeft ingesteld.
• Indien u de filmgevoeligheid verandert, nadat u de meting heeft verricht,
zal de meter de meetuitslag opnieuw berekenen en correct weergeven.
1110
Voorbereidingen
Voorbereidingen
Instellen van de meetmethode
U kunt, afhankelijk van de opname omstandigheden of het doel van de opname, kiezen uit twee meetmethoden: opvallend licht meting en gereflecteerd licht meting.
Indien u gebruik maakt van de verschillende accessoires, biedt de MINOLTA AUTO METER VF u, voor het bepalen van de juiste belichting, de mogelijkheid gebruik te maken van beide methoden voor meten van het licht. Om
een opvallend licht meting te kunnen verrichten dient u op de MINOLTA
AUTO METER VF de sferische diffusor, het mini meethulpstuk of de platte
diffusor aan te sluiten. Wilt u een gereflecteerd licht meting uitvoeren dan
dient u de meter te combineren met het 5 º zoekerhulpstuk (meethoek 5 º)
of het Hulpstuk voor gereflecteerd licht meting Type II (meethoek 40 º).
• De sferische diffusor voor opvallend licht meting wordt bij de MINOLTA
AUTO METER VF meegeleverd, als standaard accessoire.
• Andere accessoires dan de sferische diffusor moeten apart worden besteld (Zie voor meer informatie pagina 61).
1. Meten van het opvallend licht
Indien u de meter wilt gebruiken voor het meten van opvallend licht, dient u
de sferische diffusor te gebruiken bij driedimensionale onderwerpen zoals bij
portret-, architectuur- of landschapfotografie. De platte diffusor kunt u gebruiken bij vlakke onderwerpen, zoals bij het fotograferen van documenten of
schilderijen, en ook bij het bepalen van de lichtverhoudingen (zie pagina 51.).
Indien u kleine driedimensionale objecten wilt fotograferen, maak dan gebruik
van het Minimeethulpstuk, wat speciaal daarvoor is ontworpen.
Bevestigen van de Sferische
Diffusor
Plaats de witte punt van de diffusor
tegenover het indexstreepje op de
meetkop van de meter. Druk de diffusor in de meetkop en draai de diffusor via de gekartelde ring naar
rechts, tot deze niet meer verder wil.
(Het Mini meethulpstuk bevestigt u
via de accessoire-aansluiting, opzij
van de meter.)
Verwijderen van de Sferische
Diffusor
Draai de diffusor via de gekartelde
ring naar links tot deze los komt.
Neem daarna de diffusor voorzichtig
uit de meetkop.
Om een opvallend licht meting te kunnen verrichten, dient u de meter dicht
bij het op te nemen object te houden. Daarbij richt u de diffusor direct naar
de camera toe.
• De meetkop kan in een cirkel van 270 graden draaien, waardoor u de meter nagenoeg in elke fotografische situatie kunt gebruiken.
1312
VoorbereidingenVoorbereidingen
2. Meten van het gereflecteerde licht
Om de meter te gebruiken bij het meten van gereflecteerd licht, heeft u
een van de hulpstukken voor gereflecteerd licht meting nodig, zoals het
hulpstuk II (meethoek 40 º). Indien u een selectieve lichtmeting wilt uitvoeren of een spotmeting wilt verrichten van specifieke objecten in het onderwerp, dient u gebruik te maken van het 5 º zoekerhulpstuk (meethoek 5 º).
Zie voor meer informatie pagina 17.
• Voor het bevestigen en het afnemen van dit hulpstuk dient u dezelfde procedure te volgen als beschreven bij de sferische diffusor. (Het bevestigen
en afnemen vindt dan echter plaats door het verdraaien van de, niet vast
gemonteerde, ring van het zoekerhulpstuk.
Verticale plaatsingHorizontale plaatsing
Voor een gereflecteerd licht meting richt u de meetkop van de meter naar
het onderwerp. U doet dit vanuit de positie van de camera.
• De meetkop kan in een cirkel van 270 graden draaien, zodat u het licht
kunt meten in nagenoeg elke fotografische situatie.
Het verschil tussen opvallend licht en
gereflecteerd licht meting
De belichting kan in principe gemeten worden op twee verschillende manieren. De ene
manier is het meten van het licht dat op het onderwerp valt, m.a.w. het meten van de helderheid van het licht dat het onderwerp verlicht (illuminantie; zie afb. 1).
De andere methode is het licht te meten dat door het onderwerp wordt gereflecteerd,
m.a.w. de intensiteit van het licht dat door het onderwerp wordt gereflecteerd in de richting
van de camera (luminantie; zie afb. 2).
Voordat u de meest aangewezen methode van lichtmeting kiest, dient u de verschillen in
de lichtbronnen, waarmee u te maken heeft, volledig te kennen. Bovendien moet goed u
op de hoogte zijn van de invloed die de positie en de richting van de meethulpstukken uitoefent bij de meting.
Opvallend licht meting
Over het algemeen genomen kun je in de fotografie stellen dat, het licht afkomstig van een
heldere lichtbron gereflecteerd wordt door het onderwerp. Vervolgens wordt dit gereflecteerde licht naar het objectief geleid om een beeld te vormen op de film, en om de film te
belichten.
Om de belichtingsinstelling bij de opvallend licht meetmethode nauwkeurig te kunnen bepalen, dient u precies te weten hoeveel van het opvallende licht door het onderwerp in de
richting van de camera wordt gereflecteerd. Om dit te kunnen bepalen dient u te weten
hoe licht of hoe donker het onderwerp is, met andere woorden u dient de reflectie van het
onderwerp te weten.
Aangezien de waarde van het gereflecteerde licht voor nagenoeg de meeste fotografische
onderwerpen overeenkomt met een reflectie van ca.18 % * is dit ook de reflectiewaarde
die gebruikt wordt voor het berekenen van de lichtintensiteit die door het onderwerp wordt
gereflecteerd, in de richting van de camera.
Op basis hiervan wordt vervolgens een belichtingsinstelling (combinatie van sluitertijd en
diafragma) berekend, waardoor het gemeten onderwerp als midden-grijstoon (met 18 %
reflectie) wordt weergegeven.
Lichtbron
Camera
Gereflecteerd
licht
Lichtbron
Camera
1514
VoorbereidingenVoorbereidingen
Opvallend licht metingen zijn dus gebaseerd op de standaard waarde van 18 % reflectie.
Dat betekent dat die delen van een onderwerp, die een reflectie hebben die hoger ligt
dan 18 % uiteindelijk lichter (witter) zullen worden, terwijl die delen in het onderwerp die
minder dan 18 % van het licht reflecteren donkerder (zwarter) zullen worden. Daardoor
ontstaat er een helder contrast in de opname van het onderwerp. Hieruit volgt dat deze
lichtmeetmethode in het totaal van de compositie voor een natuurlijke weergave van de
tonen zorgt. Aangezien de menselijke huid eveneens een gemiddelde reflectiewaarde
heeft van ca.18 % is deze methode ook bij uitstek geschikt voor het fotograferen van
personen. De opvallend licht meetmethode is dus aan te bevelen voor het maken van
portretten, omdat de juiste weergave van de huid daarbij uiteraard een zeer belangrijke
rol speelt.
* De waarde van 18 % is vastgesteld als de typische reflectiewaarde van heel veel
verschillende objecten.
Fig. 3
(a)(b)
Three-
dimensional
subject
Driedimensio-
naal onderwerp
Vlak onderwerp
Om de opvallend licht meetmethode efficiënt te kunnen benutten, dient u
creatief gebruik te maken van de sferische of de platte diffusor.
Indien u driedimensionale onderwerpen, zoals mensen, fotografeert, dan
zijn de hoge lichten en de schaduwpartijen van een compositie afhankelijk
van de richting waaruit het licht van de belangrijkste lichtbron op het onderwerp valt. De belichting wordt eveneens beïnvloed door elk ander licht dat,
vanaf de zijkanten en de achterkant, in de richting van de camera wordt gereflecteerd (afb. 3[a]). In deze situatie vangt de sferische diffusor het heldere
licht op, dat van alle kanten op de plaats van het te fotograferen onderwerp
valt. In de lichtmeting wordt rekening gehouden met de invloed van dit licht
op de verlichting van het onderwerp.
Aan de andere kant is het zo, dat bij het fotograferen van vlakke onderwerpen, zoals documenten en schilderijen, het licht dat van achter of van opzij
van het onderwerp komt geen of nauwelijks invloed uitoefent op de verlichting van het onderwerp (afb. 3 [b]). Voor dit soort situaties dient u dan ook,
om tot een correcte belichting te komen, gebruik te maken van de platte diffusor, die uitsluitend het licht meet dat van voren op het onderwerp valt.
Gereflecteerd licht meting
Bij gereflecteerd licht meting wordt de belichtingsmeting rechtstreeks vanuit
de positie van de camera geregeld. De hoeveelheid gereflecteerd licht (luminantie) die op het onderwerp valt wordt daarbij gemeten. In tegenstelling tot
de methode van het meten van opvallend licht werkt deze methode niet direct vanuit de basis, waarbij er van uit gegaan wordt dat de standaard reflectie van een object 18% is.
Gebaseerd op de gemeten hoeveelheid licht die op het onderwerp valt calculeert de meter de correcte belichtingswaarde om het onderwerp op film
vast te kunnen leggen, waarbij uitgegaan wordt van een passend gemiddelde toonwaarde (middentoon). Dat betekent dat bij gereflecteerd licht meting,
elk onderwerp, ongeacht het reflecterend vermogen daarvan, met andere
woorden ongeacht of het nu wit is of zwart, zal worden weergegeven met
dezelfde toonintensiteit (namelijk als middentoon).
Om die reden is het van groot belang, als u metingen bij gereflecteerd licht
uitvoert, om goed te weten welk deel van het onderwerp gemeten dient te
worden. De reflectie kan over het algemeen genomen, onder verschillende
omstandigheden binnen het onderwerp sterk variëren.
Er zijn twee basismethoden voor het uitvoeren van een gereflecteerd licht
meting. Beide methoden gaan uit van een verschillend afstandsbereik en
meethoek tussen onderwerp en meter. De ene methode is een 'integraalmeting', waarbij de belichting van de gehele compositie wordt gemeten (Afb.
4); Bij de andere methode wordt 'selectieve meting' toegepast. Daarbij
wordt de helderheid gemeten van alleen het belangrijkste onderwerp binnen
de compositie (Afb. 5).
Fig. 4 Integrale metingFig. 5 Selectieve meting
1716
Voorbereidingen
Bij integrale meting wordt, indien u gebruik maakt van een hulpstuk met een relatief
grote meethoek, ál het licht gemeten dat door het totale onderwerp wordt gereflecteerd (en binnen het bereik valt van de meethoek van de meter uiteraard). Als de
gemiddelde reflectie van het totale object dicht bij de 18 % ligt, zal de waarde van
de belichting nauwelijks afwijken van die, gemeten bij opvallend licht. In dit soort situaties is deze manier van gereflecteerd licht meting de snelste en de gemakkelijkste manier om tot resultaat te komen.
Echter, indien er binnen de totale scene grote delen belangrijk donkerder of lichter
zijn dan de rest (en dit gebied valt binnen het zoekerbereik van de camera), dan kan
het voorkomen dat de af te lezen belichtingswaarden te hoog of te laag uitvallen.
Dit probleem kan zich ook voordoen in situaties waarbij men te maken heeft met
sterk tegenlicht. Bij dit soort situaties is het dus belangrijk om goed op te letten.
Bij selectiefmeting wordt de meting zodanig uitgevoerd, dat alleen het licht gemeten wordt wat door een specifieke, door u geselecteerde, beeldpartij binnen het onderwerp wordt gereflecteerd en wat valt binnen de meethoek van het meetaccessoire. Deze methode werkt het meest nauwkeurig bij gebruik van een kleine
meethoek. Een goed resultaat kan echter ook worden bereikt door de reflectie van
het onderwerp van zeer nabij te meten. Aangezien de meting niet beïnvloed wordt
door het reflecterend licht van andere delen uit de compositie, wordt het gekozen
deel van het onderwerp met een bruikbare toondensiteit gereproduceerd op de
film. Als het gemeten deel binnen het onderwerp een normale reflectie aan de dag
legt, zoals de menselijke huid, dan zal, net als bij de methode van integraal meting,
het meetresultaat nagenoeg gelijk zijn aan dat van een opvallend licht meting onder
dezelfde omstandigheden. Dus voor fotografische onderwerpen met een normaal
reflectiepatroon, zoals bij mensen, is dit een uiterst betrouwbare en accurate manier van licht meten. Echter, deze methode kan problemen opleveren indien u bij de
meting kiest voor zeer heldere (hoge reflectie) of zeer donkere (lage reflectie) beeldpartijen, omdat de meter er dan van uit gaat dat het
totale beeld dezelfde toondensiteit moet hebben als het geselecteerde deel. Een juiste keuze van de te meten
beeldpartij is bij selectiefmeting dus van het grootste belang.
Basis handelingen
Hier worden de basis handelingen uitgelegd voor het gebruik van de
MINOLTA AUTO METER VF bij de lichtmeting.
Selecteer een meetmethode
• Flitslicht refereert aan een kortstondige verlichting via lichtbronnen zoals
een elektronenflitsers, stroboscopische flitser en hoge snelheid flitser.
• Omgevingslicht refereert aan een constante verlichting van lichtbronnen als
de zon (natuurlijk licht) en elektrische lampen (kunstlicht, inclusief TL licht).
• In beide gevallen kan zowel het opvallend licht, als het gereflecteerde licht
gemeten worden.
Gebruikt u een fotocamera?
Gebruikt u een filmcamera?
Alt functie
Omgevings-
licht
Met een foto-
camera
Selecteer ‘TIME’
Soort van lichtbron die
moet worden gemeten
Flitslicht
(meng-licht)
Alt functie
Selecteer ‘CINE’
Met een film-
camera
Er zijn verschillende geavanceerde methoden van selectiefmeting bekend, zoals:
Het standaard meten van de hoge lichten (waarbij als meetbasis een helder (wit) deel
binnen de compositie wordt genomen); Of de methode waarbij standaard juist gemeten
wordt op de schaduwpartijen (een donkere of zwarte partij) binnen het onderwerp; Of
de methode waarbij het vaststellen van de juiste belichting wordt verkregen door een
evaluatie-meting van de contrasten binnen het onderwerp en de voorspelling hoe deze
op de film zullen worden weergegeven.
Om optimaal gebruik van de selectieve meetmethode te kunnen maken, verwijzen we
graag naar, op dit onderwerp, gespecialiseerde boeken. U zult ontdekken dat selectiefmeting u een uitermate nauwkeurige controle over de belichting kan bieden.
AMBI
stand
(p. 20
Is een synchronisatiekabel
aangesloten?
Met aangeslo-
ten kabel
CORD
stand
(p. 27)
Zonder synchro
kabel
NON CORD
stand
(p. 32)
AMBI
stand
(p. 20)
1918
Loading...
+ 25 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.