Hartelijk dank dat u voor de AUTO METER VF hebt gekozen.
Deze meter biedt de volgende uitgebreide mogelijkheden:
• Lichtmeter met ingebouwde microprocessor voor metingen van flits- en
omgevingslicht
• Analysefunctie voor het berekenen en weergeven van de verhouding van
het flitslicht ten opzichte van het omgevingslicht
• Geheugenfunctie voor het opslaan van twee meetwaarden. Middelingsfunctie voor het berekenen van het gemiddelde uit twee opgeslagen meetwaarden
Functie voor het meten en aangeven van helderheidsverschillen
• Rekenfuncties voor belichtingen gebaseerd op schaduwpartijen c.q. op
basis van hoge lichten (bij meten van gereflecteerd licht met behulp van
accessoires zoals bijvoorbeeld het zoekermeethulpstuk
• (Alt) functie voor vastlegen van 'persoonlijke voorkeur instellingen’ zoals
belichtingscorrecties, en de manier waarop diafragmawaarden en sluitertijden worden aangegeven
• Meetwaarden worden in de LCD van de meter zowel analoog als digitaal
weergegeven, voor een gemakkelijke en duidelijke visuele uitlezing
Symbolen m.b.t. veiligheid
De volgende iconen worden in deze handleiding gebruikt om u op belangrijke informatie attent te maken. Dit ter voorkoming van ongelukken
door verkeert gebruik van de MINOLTA AUTO METER VF.
Deze icoon geeft een aan veiligheid gerelateerde waarschuwing aan. Lees de waarschuwing aandachtig en zorg
voor een veilig gebruik van het product.
Dit teken geeft aan dat bepaalde handelingen onder geen
enkele voorwaarde uitgevoerd mogen worden. Zorg er
voor dat u deze handelingen te allen tijde voorkomt.
Deze icoon geeft aan dat bepaalde handelingen niet uitgevoerd mogen worden. Zorg er voor dat u het apparaat niet
beschadigt.
V eiligheidswaarschuwingen en voorzorg
Om verzekerd te zijn van een juist gebruik van deze meter, doet u er goed aan
ervoor te zorgen dat u de, hier onder vermelde, instructies met betrekking tot
het gebruik van de MINOLTA AUTO METER VF aandachtig doorneemt. Lees
de handleiding nauwgezet en bewaar deze zorgvuldig op een plaats onder
handbereik, zodat u gemakkelijk nog het een en ander na kunt slaan.
WAARSCHUWING
Gebruik de MINOLTA AUTO METER VF niet op plaatsen
waar licht ontvlambare, brandbare of vluchtige stoffen (zoals
benzine) zijn opgeslagen. Anders kan het zijn dat er brand
uitbreekt.
Gooi batterijen nooit in het vuur. Probeer niet om (niet herlaadbare) batterijen op te laden, kort te sluiten, te verhitten
of te ontmantelen. Anders kan er brand ontstaan of verwonding, door een explosie of door lekkage van batterijzuur.
Probeer nooit om de meter te demonteren of te modificeren.
Anders bestaat het risico van brand of een elektrische
schok.
De meter dient niet gebruikt te worden als deze is beschadigd, als er rook uit komt of een vreemde geur verspreidt.
Schakel de meter uit en verwijder de batterij. Anders kan er
brand ontstaan. Neem zo snel mogelijk contact op met de
Service-afdeling van Minolta.
Dit symbool geeft aan dat verkeert gebruik van
het apparaat gevaarlijk is en dat dit kan leiden
tot zware verwondingen, of zelfs de dood van
de gebruiker tot gevolg kan hebben.
Dit teken geeft aan dat verkeert gebruik van het ap-
LET OP
paraat kan leiden tot verwonding van de gebruiker,
en dat het apparaat of andere zaken ernstig kunnen
worden beschadigd.
Gebruik geen andere batterij dan het type dat is voorgeschreven en is ontworpen voor dit apparaat.
Bij het plaatsen van een nieuwe batterij dient u er op te letten dat de polen van de batterij overeenkomen met die van
de meter (plus '+' en min '-').
Anders bestaat het gevaar dat de batterij gaat lekken of
beschadigd raakt en dat kan brand, verontreiniging van
het milieu en verwondingen veroorzaken.
Voor alle duidelijkheid ziet u hieronder een overzicht van alle aanduidingen die via het
LCD kunnen worden weergeven. Uiteraard ziet u deze nooit allemaal tegelijk
Benaming onderdelen en display gegevens
1
3
Instelpunten
4
2
1. Analoge schaal / Instelpunten
De instelpunten markeren FNo (f-stops) waarden
De instelpunten op deze analoge schaal verschijnen als indicatie van de geme-
ten waarden (f-stops). Maakt u gebruik van de geheugen- of een andere functie
dan kunnen maximaal vier instelpunten gelijktijdig te zien zijn. Deze geven resp.
de twee uitlezingen in het geheugen (twee instelpunten), het gemiddelde van de
twee waarden en de laatste gemeten waarde aan.
Middels het kleine cijfer rechts van de twee grote (f-stop) cijfers op de digitale
schaal wordt de meetwaarde tot op 1/10 stop nauwkeurig aangegeven. De
waarden aangegeven op de analoge schaal zijn afgerond tot op 1/2 stop nauwkeurig (0.2 stop wordt afgerond op 0; 0.3 en 0.7 stop worden afgerond op 0.5 en
0.8 wordt afgerond op 1, m.a.w. op de volgende hele stop.
Verschijnt als een meting onder het bereik van de display informatie valt.
Verschijnt als een meting boven het bereik van de display informatie valt.
2. Aanduiding sluitertijd / beeldsnelheid
Geeft de gekozen sluitertijd of de film-opname snelheid aan. Voor de instelling maakt u
gebruik van de wipschakelaar.
Als de sluitertijd ligt tussen 0,6 en 50 s, wordt dat met een '
sen 1 en 30 minuten wordt een 'm' in de display getoond.
Instelbereik: Sluitertijd: van 30 min. tot 1/8000 s (1, 1/2, 1/3 stop)
Beeldsnelheid: 8 tot 128 b/s
3. Aanduiding filmgevoeligheid
Geeft de filmgevoeligheid aan, die ingesteld kan worden via de ISO toets in combinatie
met de wipschakelaar. Alt wordt zichtbaar indien de meter op de functie wordt
ingesteld.
Instelbereik: ISO 3 - 8000
4. Indicatie voor het overschrijden van de boven- en ondergrens
of licht op ten teken dat de meting of de uitlezing buiten het meetbereik van de
meter of buiten het bereik van de display valt.
5
5. Digitale uitlezing
Geeft het diafragma aan (als de uitlezing is ingesteld op FNo) of de lichtwaarde (indien
de instelling Ev wordt gebruikt), in op- en aflopende stappen van 0,1 stop.
Bij flitslicht meting verschijnt slechts de diafragmawaarde (FNo) in de display.
Bij het meten van het helderheidsverschil wordt de meetuitslag aangegeven in ∆
Display bereik: Diafragmawaarden (FNo) 1.0 tot 90 + 0,9 stops
Lichtwaarden (Ev) -17 tot 40.8
s' aangegeven; bij tijden tus-
Ev.
54
Benaming onderdelen en display gegevensBenaming onderdelen en display gegevens
8. Aanduiding meetmethode
7
6
Druk bij herhaling op de MODE toets, om de functie-aanduiding AMBI,
CORD of NON CORD in de display te laten verschijnen. De meetmetho-
de verandert elke keer als u de toets indrukt en volgen elkaar doorlopend
op in de volgorde:
AMBI CORD NON CORD AMBI …..
9. Indicatie gereflecteerd licht meting
Deze indicatie licht op indien u gebruik maakt van een accessoire voor
meting van gereflecteerd licht, of van het 5 º zoekermeethulpstuk.
10. Analyse schaal
Deze indicatie geeft van de totale lichtmeting (bij benadering) het aandeel flitslicht aan, bij meten onder menglicht omstandigheden.
11. Indicatie voor het meten van flitslicht
Deze aanduiding verschijnt tijdens het meten in de CORD en de NON
CORD functie-instellingen.
12
9
8
12. Aanduiding voor de verschillen in helderheid
Deze indicatie licht op als u op de A (S / A / H calculatie) toets drukt.
Voor meer gedetailleerde informatie over het meten van verschillen in
helderheid verwijzen we u naar pagina 46.
6. Geheugen indicatie
Als u de toets, aangeduid met 'M', indrukt kunt u een meting in het geheugen opslaan. Een van de ronde punten verschijnt dan rechts op het display(6). Als een meting
is gefixeerd in het geheugen, wordt een punt in de display zichtbaar. Wordt
een tweede meting gefixeerd dan verschijnen een tweede punt.
7. S / A / H (calculatie functie) indicaties
: Deze aanduiding verschijnt als u de toets aangeduid met A (S / A / H calculatie) indrukt.
/ : H of S kunnen geselecteerd worden door gebruik te maken van de wipschakelaar
terwijl u de indicatietoets ingedrukt houdt (alleen tijdens het meten van gereflecteerd licht).
Kies indien u de belichting af wilt stemmen op de schaduwpartijen; Kies de instelling voor het meten van hoge lichten.
76
Voorbereidingen
Batterij
1. Voorbereidingen
2. Inzetten van de batterij
Voorbereidingen
De MINOLTA AUTO METER VF
maakt gebruik van een alkaline
batterij (Type AA, 1.5 V).
Verwijder de afdekkap van de
123
batterijruimte door deze voorzichtig in de richting van de pijl
te schuiven.
Leg de batterij in de batterijruimte,
met de plus (+) en de min (-)
uiteinden op dezelfde wijze als
hier is aangegeven.
Breng de afdekkap weer op zijn
plaats door deze terug te schuiven
De meter zal niet werken als de batterij
verkeerd is geplaatst.
98
Voorbereidingen
Voorbereidingen
3. Batterij controle
De batterij wordt automatisch gecontroleerd bij het inschakelen van
de meter. Nadat een nieuwe batterij is ingezet verschijnt in de display onderstaande afbeelding.
Indien u gebruik maakt van de meter
terwijl de batterij bijna niet meer voldoende voeding levert, dan verschijnt ca. 0,5 sec. de aanduiding
'bc' en een capaciteitsaanduiding in
de display. Daarna verschijnen de
standaard aanduidingen weer.
Als u de meter inschakelt terwijl de
batterij onvoldoende spanning levert
om nog metingen te kunnen verrichten, of als tijdens de meting de voeding ontoereikend wordt, gaat gedurende ca.1 minuut als waarschuwing de aanduiding 'bo' knipperen.
Daarna schakelt de meter zichzelf
uit. Als dit gebeurt moet u de batterij
vervangen.
• Om onnodige batterij-verspilling te
voorkomen, schakelt de meter
zichzelf, na ca. 10 minuten niet gebruikt te zijn, automatisch uit.
Om de meter weer te kunnen gebruiken, nadat de display werd uitgeschakeld, dient u de POWER
stoets opnieuw in te drukken.
(Op dat moment zijn alle instellingen, zoals die voor de filmgevoeligheid, de sluitertijd, de meetmethode en de display-instellingen
bewaard gebleven; alleen de laatste metingen in het geheugen zijn
verloren gegaan.)
Instellen van de filmgevoeligheid
Voor het instellen van de filmgevoeligheid kunt u gebruik maken van de wipschakelaar, terwijl u de toets aangeduid met ISO ingedrukt houdt.
• Elke keer als u de wipschakelaar indrukt aan de zijde van de aanduiding
, zal de filmgevoeligheid met 1/3 stop toenemen. Houdt u de wip
schakelaar ingedrukt dan nemen de waarden continu toe. De maximale in
stelling is ISO 8000.
• Telkens als u de wipschakelaar aan de kant van het teken indrukt zal de
filmgevoeligheid met 1/3 stop afnemen. Houdt u de wipschakelaar ingedrukt dan vermindert de ISO waarde continu. De minimale gevoeligheidsinstelling is ISO 3.
• Aangezien alle metingen gebaseerd worden op de ingestelde filmgevoelig-
heid is het raadzaam u er van te overtuigen dat u de juiste filmgevoeligheid
heeft ingesteld.
• Indien u de filmgevoeligheid verandert, nadat u de meting heeft verricht,
zal de meter de meetuitslag opnieuw berekenen en correct weergeven.
1110
Voorbereidingen
Voorbereidingen
Instellen van de meetmethode
U kunt, afhankelijk van de opname omstandigheden of het doel van de opname, kiezen uit twee meetmethoden: opvallend licht meting en gereflecteerd licht meting.
Indien u gebruik maakt van de verschillende accessoires, biedt de MINOLTA AUTO METER VF u, voor het bepalen van de juiste belichting, de mogelijkheid gebruik te maken van beide methoden voor meten van het licht. Om
een opvallend licht meting te kunnen verrichten dient u op de MINOLTA
AUTO METER VF de sferische diffusor, het mini meethulpstuk of de platte
diffusor aan te sluiten. Wilt u een gereflecteerd licht meting uitvoeren dan
dient u de meter te combineren met het 5 º zoekerhulpstuk (meethoek 5 º)
of het Hulpstuk voor gereflecteerd licht meting Type II (meethoek 40 º).
• De sferische diffusor voor opvallend licht meting wordt bij de MINOLTA
AUTO METER VF meegeleverd, als standaard accessoire.
• Andere accessoires dan de sferische diffusor moeten apart worden besteld (Zie voor meer informatie pagina 61).
1. Meten van het opvallend licht
Indien u de meter wilt gebruiken voor het meten van opvallend licht, dient u
de sferische diffusor te gebruiken bij driedimensionale onderwerpen zoals bij
portret-, architectuur- of landschapfotografie. De platte diffusor kunt u gebruiken bij vlakke onderwerpen, zoals bij het fotograferen van documenten of
schilderijen, en ook bij het bepalen van de lichtverhoudingen (zie pagina 51.).
Indien u kleine driedimensionale objecten wilt fotograferen, maak dan gebruik
van het Minimeethulpstuk, wat speciaal daarvoor is ontworpen.
Bevestigen van de Sferische
Diffusor
Plaats de witte punt van de diffusor
tegenover het indexstreepje op de
meetkop van de meter. Druk de diffusor in de meetkop en draai de diffusor via de gekartelde ring naar
rechts, tot deze niet meer verder wil.
(Het Mini meethulpstuk bevestigt u
via de accessoire-aansluiting, opzij
van de meter.)
Verwijderen van de Sferische
Diffusor
Draai de diffusor via de gekartelde
ring naar links tot deze los komt.
Neem daarna de diffusor voorzichtig
uit de meetkop.
Om een opvallend licht meting te kunnen verrichten, dient u de meter dicht
bij het op te nemen object te houden. Daarbij richt u de diffusor direct naar
de camera toe.
• De meetkop kan in een cirkel van 270 graden draaien, waardoor u de meter nagenoeg in elke fotografische situatie kunt gebruiken.
1312
VoorbereidingenVoorbereidingen
2. Meten van het gereflecteerde licht
Om de meter te gebruiken bij het meten van gereflecteerd licht, heeft u
een van de hulpstukken voor gereflecteerd licht meting nodig, zoals het
hulpstuk II (meethoek 40 º). Indien u een selectieve lichtmeting wilt uitvoeren of een spotmeting wilt verrichten van specifieke objecten in het onderwerp, dient u gebruik te maken van het 5 º zoekerhulpstuk (meethoek 5 º).
Zie voor meer informatie pagina 17.
• Voor het bevestigen en het afnemen van dit hulpstuk dient u dezelfde procedure te volgen als beschreven bij de sferische diffusor. (Het bevestigen
en afnemen vindt dan echter plaats door het verdraaien van de, niet vast
gemonteerde, ring van het zoekerhulpstuk.
Verticale plaatsingHorizontale plaatsing
Voor een gereflecteerd licht meting richt u de meetkop van de meter naar
het onderwerp. U doet dit vanuit de positie van de camera.
• De meetkop kan in een cirkel van 270 graden draaien, zodat u het licht
kunt meten in nagenoeg elke fotografische situatie.
Het verschil tussen opvallend licht en
gereflecteerd licht meting
De belichting kan in principe gemeten worden op twee verschillende manieren. De ene
manier is het meten van het licht dat op het onderwerp valt, m.a.w. het meten van de helderheid van het licht dat het onderwerp verlicht (illuminantie; zie afb. 1).
De andere methode is het licht te meten dat door het onderwerp wordt gereflecteerd,
m.a.w. de intensiteit van het licht dat door het onderwerp wordt gereflecteerd in de richting
van de camera (luminantie; zie afb. 2).
Voordat u de meest aangewezen methode van lichtmeting kiest, dient u de verschillen in
de lichtbronnen, waarmee u te maken heeft, volledig te kennen. Bovendien moet goed u
op de hoogte zijn van de invloed die de positie en de richting van de meethulpstukken uitoefent bij de meting.
Opvallend licht meting
Over het algemeen genomen kun je in de fotografie stellen dat, het licht afkomstig van een
heldere lichtbron gereflecteerd wordt door het onderwerp. Vervolgens wordt dit gereflecteerde licht naar het objectief geleid om een beeld te vormen op de film, en om de film te
belichten.
Om de belichtingsinstelling bij de opvallend licht meetmethode nauwkeurig te kunnen bepalen, dient u precies te weten hoeveel van het opvallende licht door het onderwerp in de
richting van de camera wordt gereflecteerd. Om dit te kunnen bepalen dient u te weten
hoe licht of hoe donker het onderwerp is, met andere woorden u dient de reflectie van het
onderwerp te weten.
Aangezien de waarde van het gereflecteerde licht voor nagenoeg de meeste fotografische
onderwerpen overeenkomt met een reflectie van ca.18 % * is dit ook de reflectiewaarde
die gebruikt wordt voor het berekenen van de lichtintensiteit die door het onderwerp wordt
gereflecteerd, in de richting van de camera.
Op basis hiervan wordt vervolgens een belichtingsinstelling (combinatie van sluitertijd en
diafragma) berekend, waardoor het gemeten onderwerp als midden-grijstoon (met 18 %
reflectie) wordt weergegeven.
Lichtbron
Camera
Gereflecteerd
licht
Lichtbron
Camera
1514
VoorbereidingenVoorbereidingen
Opvallend licht metingen zijn dus gebaseerd op de standaard waarde van 18 % reflectie.
Dat betekent dat die delen van een onderwerp, die een reflectie hebben die hoger ligt
dan 18 % uiteindelijk lichter (witter) zullen worden, terwijl die delen in het onderwerp die
minder dan 18 % van het licht reflecteren donkerder (zwarter) zullen worden. Daardoor
ontstaat er een helder contrast in de opname van het onderwerp. Hieruit volgt dat deze
lichtmeetmethode in het totaal van de compositie voor een natuurlijke weergave van de
tonen zorgt. Aangezien de menselijke huid eveneens een gemiddelde reflectiewaarde
heeft van ca.18 % is deze methode ook bij uitstek geschikt voor het fotograferen van
personen. De opvallend licht meetmethode is dus aan te bevelen voor het maken van
portretten, omdat de juiste weergave van de huid daarbij uiteraard een zeer belangrijke
rol speelt.
* De waarde van 18 % is vastgesteld als de typische reflectiewaarde van heel veel
verschillende objecten.
Fig. 3
(a)(b)
Three-
dimensional
subject
Driedimensio-
naal onderwerp
Vlak onderwerp
Om de opvallend licht meetmethode efficiënt te kunnen benutten, dient u
creatief gebruik te maken van de sferische of de platte diffusor.
Indien u driedimensionale onderwerpen, zoals mensen, fotografeert, dan
zijn de hoge lichten en de schaduwpartijen van een compositie afhankelijk
van de richting waaruit het licht van de belangrijkste lichtbron op het onderwerp valt. De belichting wordt eveneens beïnvloed door elk ander licht dat,
vanaf de zijkanten en de achterkant, in de richting van de camera wordt gereflecteerd (afb. 3[a]). In deze situatie vangt de sferische diffusor het heldere
licht op, dat van alle kanten op de plaats van het te fotograferen onderwerp
valt. In de lichtmeting wordt rekening gehouden met de invloed van dit licht
op de verlichting van het onderwerp.
Aan de andere kant is het zo, dat bij het fotograferen van vlakke onderwerpen, zoals documenten en schilderijen, het licht dat van achter of van opzij
van het onderwerp komt geen of nauwelijks invloed uitoefent op de verlichting van het onderwerp (afb. 3 [b]). Voor dit soort situaties dient u dan ook,
om tot een correcte belichting te komen, gebruik te maken van de platte diffusor, die uitsluitend het licht meet dat van voren op het onderwerp valt.
Gereflecteerd licht meting
Bij gereflecteerd licht meting wordt de belichtingsmeting rechtstreeks vanuit
de positie van de camera geregeld. De hoeveelheid gereflecteerd licht (luminantie) die op het onderwerp valt wordt daarbij gemeten. In tegenstelling tot
de methode van het meten van opvallend licht werkt deze methode niet direct vanuit de basis, waarbij er van uit gegaan wordt dat de standaard reflectie van een object 18% is.
Gebaseerd op de gemeten hoeveelheid licht die op het onderwerp valt calculeert de meter de correcte belichtingswaarde om het onderwerp op film
vast te kunnen leggen, waarbij uitgegaan wordt van een passend gemiddelde toonwaarde (middentoon). Dat betekent dat bij gereflecteerd licht meting,
elk onderwerp, ongeacht het reflecterend vermogen daarvan, met andere
woorden ongeacht of het nu wit is of zwart, zal worden weergegeven met
dezelfde toonintensiteit (namelijk als middentoon).
Om die reden is het van groot belang, als u metingen bij gereflecteerd licht
uitvoert, om goed te weten welk deel van het onderwerp gemeten dient te
worden. De reflectie kan over het algemeen genomen, onder verschillende
omstandigheden binnen het onderwerp sterk variëren.
Er zijn twee basismethoden voor het uitvoeren van een gereflecteerd licht
meting. Beide methoden gaan uit van een verschillend afstandsbereik en
meethoek tussen onderwerp en meter. De ene methode is een 'integraalmeting', waarbij de belichting van de gehele compositie wordt gemeten (Afb.
4); Bij de andere methode wordt 'selectieve meting' toegepast. Daarbij
wordt de helderheid gemeten van alleen het belangrijkste onderwerp binnen
de compositie (Afb. 5).
Fig. 4 Integrale metingFig. 5 Selectieve meting
1716
Voorbereidingen
Bij integrale meting wordt, indien u gebruik maakt van een hulpstuk met een relatief
grote meethoek, ál het licht gemeten dat door het totale onderwerp wordt gereflecteerd (en binnen het bereik valt van de meethoek van de meter uiteraard). Als de
gemiddelde reflectie van het totale object dicht bij de 18 % ligt, zal de waarde van
de belichting nauwelijks afwijken van die, gemeten bij opvallend licht. In dit soort situaties is deze manier van gereflecteerd licht meting de snelste en de gemakkelijkste manier om tot resultaat te komen.
Echter, indien er binnen de totale scene grote delen belangrijk donkerder of lichter
zijn dan de rest (en dit gebied valt binnen het zoekerbereik van de camera), dan kan
het voorkomen dat de af te lezen belichtingswaarden te hoog of te laag uitvallen.
Dit probleem kan zich ook voordoen in situaties waarbij men te maken heeft met
sterk tegenlicht. Bij dit soort situaties is het dus belangrijk om goed op te letten.
Bij selectiefmeting wordt de meting zodanig uitgevoerd, dat alleen het licht gemeten wordt wat door een specifieke, door u geselecteerde, beeldpartij binnen het onderwerp wordt gereflecteerd en wat valt binnen de meethoek van het meetaccessoire. Deze methode werkt het meest nauwkeurig bij gebruik van een kleine
meethoek. Een goed resultaat kan echter ook worden bereikt door de reflectie van
het onderwerp van zeer nabij te meten. Aangezien de meting niet beïnvloed wordt
door het reflecterend licht van andere delen uit de compositie, wordt het gekozen
deel van het onderwerp met een bruikbare toondensiteit gereproduceerd op de
film. Als het gemeten deel binnen het onderwerp een normale reflectie aan de dag
legt, zoals de menselijke huid, dan zal, net als bij de methode van integraal meting,
het meetresultaat nagenoeg gelijk zijn aan dat van een opvallend licht meting onder
dezelfde omstandigheden. Dus voor fotografische onderwerpen met een normaal
reflectiepatroon, zoals bij mensen, is dit een uiterst betrouwbare en accurate manier van licht meten. Echter, deze methode kan problemen opleveren indien u bij de
meting kiest voor zeer heldere (hoge reflectie) of zeer donkere (lage reflectie) beeldpartijen, omdat de meter er dan van uit gaat dat het
totale beeld dezelfde toondensiteit moet hebben als het geselecteerde deel. Een juiste keuze van de te meten
beeldpartij is bij selectiefmeting dus van het grootste belang.
Basis handelingen
Hier worden de basis handelingen uitgelegd voor het gebruik van de
MINOLTA AUTO METER VF bij de lichtmeting.
Selecteer een meetmethode
• Flitslicht refereert aan een kortstondige verlichting via lichtbronnen zoals
een elektronenflitsers, stroboscopische flitser en hoge snelheid flitser.
• Omgevingslicht refereert aan een constante verlichting van lichtbronnen als
de zon (natuurlijk licht) en elektrische lampen (kunstlicht, inclusief TL licht).
• In beide gevallen kan zowel het opvallend licht, als het gereflecteerde licht
gemeten worden.
Gebruikt u een fotocamera?
Gebruikt u een filmcamera?
Alt functie
Omgevings-
licht
Met een foto-
camera
Selecteer ‘TIME’
Soort van lichtbron die
moet worden gemeten
Flitslicht
(meng-licht)
Alt functie
Selecteer ‘CINE’
Met een film-
camera
Er zijn verschillende geavanceerde methoden van selectiefmeting bekend, zoals:
Het standaard meten van de hoge lichten (waarbij als meetbasis een helder (wit) deel
binnen de compositie wordt genomen); Of de methode waarbij standaard juist gemeten
wordt op de schaduwpartijen (een donkere of zwarte partij) binnen het onderwerp; Of
de methode waarbij het vaststellen van de juiste belichting wordt verkregen door een
evaluatie-meting van de contrasten binnen het onderwerp en de voorspelling hoe deze
op de film zullen worden weergegeven.
Om optimaal gebruik van de selectieve meetmethode te kunnen maken, verwijzen we
graag naar, op dit onderwerp, gespecialiseerde boeken. U zult ontdekken dat selectiefmeting u een uitermate nauwkeurige controle over de belichting kan bieden.
AMBI
stand
(p. 20
Is een synchronisatiekabel
aangesloten?
Met aangeslo-
ten kabel
CORD
stand
(p. 27)
Zonder synchro
kabel
NON CORD
stand
(p. 32)
AMBI
stand
(p. 20)
1918
Basis handelingen
Meten van het omgevingslicht
1. Met een fotocamera
Batterij (p. 8)
Filmgevoeligheid (p. 11)
Opvallend licht meting
of gereflecteerd licht meting (p. 12
)
Basis handelingen
Maak de meter klaar om metin-
123
gen te kunnen verrichten
Druk de toets aangeduid met
MODE (meermaals) in om op
de display de instelling
AMBI
te laten verschijnen.
• Indien de meetmethode wordt
gewijzigd, worden voorgaande
metingen en waarden uit het
geheugen gewist.
Maak gebruik van de wipscha-
kelaar om de gekozen sluitertijd in te stellen.
• De sluitertijd kan ingesteld worden tussen 30 min. en 1/8000 s.
• Elke keer dat u het teken indrukt zal de sluitertijd verhoogd
worden. Blijft u de wipschakelaar
op het teken ingedrukt houden dan verlopen de in te stellen
waarden continu. De sluitertijd
kan niet hoger dan op 1/8000 s
ingesteld worden, ook niet als u
de wipschakelaar constant ingedrukt houdt.
Telkens als u op het teken
drukt zal de sluitertijd verlaagd
worden. Houdt u de wipschakelaar op het teken continu ingedrukt dan verlopen de in te
stellen waarden continu. De sluitertijd kan niet ingesteld worden
op een tijd langer dan 30 min. Het
heeft daarom geen zin om de
wipschakelaar nog langer ingedrukt te houden.
• De sluitertijd kan ook nog gewijzigd worden nadat de lichtmeting
al is verricht.
Druk de keuzetoets voor de
4
display in om de belichtingsdisplay in te stellen op
op Ev.
FNo of
2120
Basis handelingen
Druk de meettoets in om
5
een meting te verrichten.
•
De meter zal net zolang het
licht blijven meten, als de druktoets voor de lichtmeting inge
drukt blijft.
Als de meting is verricht zal de
uitkomst digitaal in de display
weergegeven worden.
• Als u de druktoets voor de
lichtmeting los laat, stopt de
meter ogenblikkelijk met meten
en blijft de laatst gemeten
waarde in de digitale display
staan.
Display voorbeelden
Display uitlezing in diafragma’s
Als u de gekozen sluitertijd heeft ingesteld,
zal het, voor een goede belichting noodzakelijke, diafragma (f-stop), die past bij de
gekozen sluitertijd in de digitale display
verschijnen. De meting is eveneens zichtbaar op de analoge schaal en wordt daar
aangegeven door een instelpunt ( ).
Voorbeeld: De display geeft hier een uitslag aan van f/4 + 0.2 stop.
Indien de belichting buiten het displaybereik van de meter valt, wordt het diafragma
niet aangegeven. In plaats daarvan zullen
de aanduidingen FNo. en (over) of
(onder) knipperen als teken dat de meting
buiten het bereik ligt. De of indicatie
op de analoge schaal zal oplichten.
Indien de meting boven het bereik van de
meter en de display ligt, stel dan een snellere sluitertijd in; ligt de meting onder het
bereik, kies dan een langzamere sluitertijd.
Op deze manier wordt u in staat gesteld
om toch een passende combinatie van
sluitertijd en diafragma te kiezen
Valt de meting buiten het meetbereik van deze meter, dan verschijnt
E' (Error) in de digitale display,
een '
en de aanduiding of zal knipperen als waarschuwing dat de meting buiten het meetbereik van de
meter valt.
Basis handelingen
Uitlezing in lichtwaarden
De belichting wordt aangegeven in
(Ev = exposure value = lichtwaarden), en is onafhankelijk van de ingestelde sluitertijd.
Op de analoge schaal wordt met
een instelstreepje het diafragma
aanwezen dat (in combinatie met de
aangegeven sluitertijd) ook digitaal
zou worden getoond wanneer de
meter ingesteld zou zijn op FNo.
Voorbeeld: De display toont na meting de uitslag 11.2 (Ev).
De sluitertijd en de diafragmawaarde die daarmee correspondeert
worden weergegeven op de analoge schaal.
Valt de meting buiten het meetbereik van deze meter, dan verschijnt
E' (Error) in de digitale display,
een '
en de aanduiding of zal knipperen als waarschuwing dat de meting buiten het meetbereik van de
meter valt.
2322
Basis handelingenBasis handelingen
2. Met een filmcamera
Batterij (p. 8)
Filmgevoeligheid (p. 11)
Opvallend licht meting
of gereflecteerd licht meting (p. 12
)
Bereid de meter voor op het
123
meten van licht.
In de CINE functie is de meetmethode gefixeerd op de in-
AMBI.
stelling
• Deze meetmethode kan niet worden gewijzigd.
Maak gebruik van de wipscha-
kelaar om het aantal beelden
per seconde, waarmee u wilt
filmen, in te stellen. Deze
neemt u over van de te gebruiken filmcamera.
Elke beeldsnelheid kan ingesteld
•
worden: 8, 12, 16, 18, 24, 25, 30,
32, 64, en 128 beelden per seconde. (De juiste sluitertijd die correspondeert met een vlinder-opening
van 180 º, wordt automatisch ingesteld door de belichtingsmeter
zelf.)
Indien de vlinder-opening van uw camera geen 180 º bedraagt, dient u de
filmgevoeligheid als hier onder beschreven aan te passen.
Vlinder-opening en filmgevoeligheid aanpassing
Vlinder-opening
Aanpassing
ISO waarde
160°-1/3
220°+1/3
-1/3: Stel de filmgevoeligheid 1/3stop langzamer in dan de werkelijke waarde.
(Bijv.: bij ISO 400 op 320)
+1/3: Stel de filmgevoeligheid 1/3-
stop hoger in dan de werkelijke waarde.
(Bijv.: bij ISO 400 op 500)
2524
Basis handelingenBasis handelingen
Meten van flitslicht
1. Met aangesloten synchokabel
Batterij (p. 8)
Filmgevoeligheid (p. 11)
Opvallend licht meting en
gereflecteerd licht meting (p. 12
)
Druk op de keuzetoets voor de
451
display om de uitlezing in te stel-
FNo of op Ev.
len op
Indien de meter is ingesteld om in Ev
uit te lezen, wordt de FNo waarde alsnog aangegeven op de analoge
schaal.
• De display-voorbeelden zijn gelijk aan die bij gebruik van een fotocamera
(zie pagina 22).
Druk de meettoets in om een
lichtmeting te verzorgen.
• De meter zal net zolang het licht
blijven meten, als de druktoets
voor de lichtmeting ingedrukt blijft.
Als de meting is verricht zal de uitkomst digitaal in de display weergegeven worden.
• De meetresultaten worden tegelijkertijd aangegeven op de analoge
schaal.
Maak de meter klaar om metingen te kunnen verrichten
Druk de toets aangeduid met
2
MODE in om in de display de
instelling CORD te laten verschijnen.
• Indien de meetmethode wordt
gewijzigd zullen alle voorgaande
metingen en waarden uit het geheugen worden gewist.
• De instellingen voor de sluitertijd en de display instellingen worden automatisch als
volgt ingesteld:
1/640 tot 1/8000 s: instelling
wordt omgezet naar1/500 s.
1/3 s tot 30 min.: Instelling
wordt omgezet naar 1 s.
EV: wordt omgezet naar FNo.
2726
Basis handelingenBasis handelingen
Display voorbeelden
De diafragmawaarde (f-stop) die cor-
Verbindt de flitssynchronisatie-
345
kabel met het flitskabel-contact
op de meter.
★ Pas op bij het aansluiten, want de flit-
ser kan daarbij afgaan.
Maak gebruik van de wip-
schakelaar om de sluitertijd
van de camera in te stellen.
Sluitertijden kunnen ingesteld
•
worden tussen 1 s en 1/500 s
(Afhankelijk van het sluitertijdenbereik, geschikt voor flitssynchronisatie op uw camera.)
• Elke keer dat u op het teken
drukt zal de sluitertijd hoger worden. Houdt u de toets met het
teken vast, dan wordt de sluitertijd continu versneld. Snellere
waarden dan 1/500 s zijn niet instelbaar.
•Telkens als u de toets met het
teken indrukt zal de sluitertijd
langer worden. De sluitertijd kan
niet op een langere tijd dan 1 s
worden ingesteld. Ook niet als u
de toets ingedrukt blijft houden.
Druk op de meettoets om te
meten.
De flitser gaat af. Tegelijk maakt
•
de meter een eenmalige meting
en geeft het resultaat weer in de
digitale display. De meetuitslag
wordt ook weergegeven op de
analoge schaal. Het aandeel flitslicht, dat op het onderwerp valt
wordt aangegeven via de Analyse
schaal.
• Als er geen flitser is aangesloten
op de meter, wordt alleen de uitlezing van het omgevingslicht
weergegeven.
★ Let op dat de flitser volledig is gela-
den voordat u een meting uitvoert.
★ Wijzigt u de sluitertijd na de flitsme-
ting, dan zal de diafragma informatie
en de informatie op de Analyse schaal
worden aangepast.
respondeert met de sluitertijd welke
is ingesteld in stap 4, wordt zowel
weergegeven in de digitale display
als op de analoge schaal. Het aandeel van het flitslicht dat op het onderwerp valt wordt aangegeven via
de Analyse schaal.
Voorbeeld: De display toont een diafragma
uitlezing van f/8.0 + 0,9 stop.
Indien de belichting buiten het displaybereik van de meter valt, wordt
het diafragma (f-stop) niet aangegeven. In plaats daarvan zullen de aanduidingen FNo. en (over) of
(onder) knipperen als teken dat de
meting buiten het bereik ligt. De
of de indicatie op de analoge
schaal zal oplichten.
2928
Basis handelingenBasis handelingen
★ Indien u het flitslicht meet en daarbij gebruik maakt van een flitssynchronisatiekabel
(
CORD functie), kan het voorkomen dat de flitser niet ontlaadt (meestal is het ontstekingsvoltage dan te laag). In dat geval kunt u de meting verrichten zonder gebruik van
een flitskabel (NON CORD functie).
Valt de meting buiten het meetbereik van de meter, dan verschijnt een '
E' (Error) in de digitale display, en de aanduiding
(over) of (onder) zal knipperen
als waarschuwing dat de meting
buiten het meetbereik van de meter valt.
3130
Basis handelingen
Meten van flitslicht
2. Zonder aangesloten synchro kabel
Batterij (p. 8)
Filmgevoeligheid (p. 11)
Meten van opvallend licht of gere-
flecteerd licht (p. 12
)
Basis handelingen
Maak de meter klaar om metin-
123
gen te kunnen verrichten
Druk de toets aangeduid met
MODE (functie) in, om op het
display de instelling NON
Maak gebruik van de wipschakelaar om de gewenste sluitertijd in te stellen.
CORD te laten verschijnen.
De sluitertijden kunt u instellen
•
Indien de meetmethode wordt
•
gewijzigd, worden tevens alle
voorgaande metingen en waarden uit het geheugen gewist.
• De instellingen voor de sluitertijd
en de display instellingen wor
den automatisch als volgt aan
gepast:
1/640 tot 1/8000 s: instelling
wordt omgezet naar 1/500 s.
1/3 s tot 30 min.: instelling wordt
omgezet naar 1 s.
EV: wordt ingesteld op FNo.
van 1 s - 1/500 s (De sluitertijd
moet ingesteld worden binnen
het tijdenbereik van de flitssynchronisatie op uw camera.)
• Telkens als u op het teken
drukt wordt de sluitertijd versneld.
Houdt u de toets vast dan
wordt de sluitertijd continu versneld. Snellere tijden dan 1/500 s
zijn niet instelbaar, ook niet als u
de toets in blijft drukken
• Telkens als u de toets met het
teken indrukt wordt de sluitertijd
vertraagd. Houdt u de toets met
het teken continu ingedrukt
dan verloopt de vertraging continu. De sluitertijd kunt u niet op
een langere tijd dan 1 s instellen.
Ook niet als u de toets blijft indrukken
Druk op de meettoets en laat
4
deze weer los.
• Het symbool voor de NON
CORD functie knippert ten teken
dat de meter klaar is voor gebruik en dat het flitslicht gemeten
kan worden.
Ontsteek de flitser om een me-
5
ting te kunnen verrichten.
• De meter meet het licht afkomstig
van de flitser en geeft de meetresultaten in de digitale display weer.
De meetuitslag is eveneens af te
lezen op de analoge schaal.
• Om meer metingen te verrichten
herhaalt u de handelingen zoals
aangegeven in stap 4.
3332
Basis handelingenBasis handelingen
• Indien de flitser gedurende de flitswachttijd niet binnen ca. 1 minuut ontstoken wordt, of wanneer u een willekeurige toets indrukt, anders dan de
meettoets, gedurende deze wachttijd, dan zal het symbool voor NON
CORD stoppen met knipperen en continu oplichten. Als de flitser dan alsnog wordt ontstoken, zal de meter geen uitslag geven. Om weer in de
wachtstand voor de flitser te komen moet u opnieuw de meettoets indrukken.
In de NON CORD functie bestaat er een geringe kans dat (tijdens het wachten op de flits) een meting wordt verricht op een andere lichtbron dan de flitser, zoals op fluorescent licht bijvoorbeeld. Daardoor ontstaat een onjuiste
meetuitslag.
Om dit risico uit te sluiten kunt u in dat soort situaties het beste meten in de
CORD instelling en gebruik maken van een synchronisatiekabel.
★ Ontsteek de flitser handmatig op de wijze die wordt aangegeven in de
handleiding van de flitser.
★ Indien u de sluitertijd verandert, nadat u reeds de flitsmeting heeft ver-
richt, passen de FNo aanduiding en de analyse schaal zich automatisch aan.
Display voorbeelden
Het diafragma dat correspondeert
met de sluitertijd, ingesteld in stap 3,
wordt zowel in de digitale display als
op de analoge schaal weergegeven.
Voorbeeld: De display toont een diafragmawaarde van f/8.0 + 0.9 stop.
Als de meting buiten het bereik van
de display van de meter valt, dan
wordt de f-stop (diafragmawaarde)
niet weergegeven. Daarvoor in de
plaats knipperen de aanduidingen
FNo en (over) of (onder) als indicatie dat de meting buiten het bereik valt. De aanduiding of , geplaatst aan de uiteinden van de
analoge schaal, zal oplichten.
Valt de meting buiten het meetbereik van deze meter, dan verschijnt
een 'E' (Error) in de digitale display,
en de aanduiding (over) of (onder) zal knipperen als waarschuwing
dat de meting buiten het meetbereik
van de meter valt.
3534
Basis handelingenBasis handelingen
Analyse functie voor het berekenen van
de verhouding flitslicht en omgevingslicht
Als u flitslicht metingen verricht dan is de MINOLTA AUTO METER VF in
staat om, uit de totale hoeveelheid licht, het aandeel flitslicht ten opzichte
van het omgevingslicht te berekenen.
Deze verhouding tussen flitslicht en omgevingslicht kunt u controleren op
de Analyse schaal van de display.
Hoe leest u de verhouding flits- / omgevingslicht af
Telkens als u een flitsmeting verricht, wordt
automatisch de analyse schaal weergegeven in
de display. De analyse schaal geeft de hoeveelheid flitslicht aan, ten opzichte van de totale verlichting, in een van de vijf nivea’s.
Na de meting kunt u desgewenst een simulatie
uitvoeren, om te zien welk effect verandering van
de sluitertijd zal hebben op de verhouding tussen de hoeveelheid flits- en omgevingslicht.
Voorbeeld van een meting, de aanduiding en de simulatie
Stel dat lamplicht wordt gebruikt als omgevingslichtbron.
De meetuitslag is f/2,8 bij een sluitertijd van 1/60 s.
Twee kwadranten lichten op in de Analyse display, als indicatie dat het aandeel flitslicht ca.
50 % van de totale meting bedraagt (de verhouding tussen omgevingslicht en flitslicht is
dan ca. 1:1).
Een opname gemaakt onder deze omstandigheden zal dus noch door het flitslicht (wit) noch door het kunstlicht (oranje-achtig) overmatig beïnvloed worden.
Met de wipschakelaar wijzigt u nu de sluitertijd naar bijvoorbeeld 1/15 s. U
kunt dan direct zien welk effect deze verandering heeft op de mix van flitsen omgevingslicht.
Het diafragma is veranderd in f/ 4.03 en er licht
nog slechts één kwadrant op. Dit betekent dat
het aandeel flitslicht nu nog slecht 25 % bedraagt (de verhouding tussen omgevingslicht
en flitslicht is gewijzigd naar 3:1).
Een opname gemaakt onder deze omstandigheden zal meer beïnvloed worden door het kunstlicht (oranje) en minder door het flitslicht (wit).
Anderzijds zal door het verhogen van de sluitertijd (binnen het synchronisatiebereik) het tegenovergesteld effect worden bereikt. De opname zal dan sterker beïnvloed worden door het flitslicht en minder door het omgevingslicht.
Deze simulatie is gebaseerd op de beheersing van het omgevingslicht, door
de sluitertijd te variëren. De verhouding tussen het omgevingslicht en het flitslicht kan eveneens gewijzigd worden door de intensiteit van het flitslicht te
verhogen of verlagen.
De intensiteit van het flitslicht kan aangepast worden, door òf de afstand van
de flitser tot het onderwerp te variëren òf door de lichtopbrengst (flitskracht)
van de flitser aan te passen.
Wanneer u het aandeel flitslicht verandert door een van bovenstaande factoren te wijzigen, dient u daarna wel steeds een nieuwe meting uit te voeren.
3736
Speciale functies
Hier leggen we uit hoe u gebruik kunt maken van de speciale functies
van de MINOLTA AUTO METER VF.
Memory functie
Indien u gebruik maakt van de 'M' toets, kunt u de waarden van maximaal twee
metingen in het geheugen van de meter opslaan.
De opgeslagen meetwaarden worden weergegeven door instelpunten op de
analoge schaal. Voorbeeld: u kunt de geheugen functie van de meter gebruiken
als een visuele bevestiging van de lichtverhouding op de analoge schaal. Dit is
een zeer handige mogelijkheid om de lichtcondities te bepalen (zie pagina 51).
Druk na de meting de M-toets in.
12
Voer een tweede meting uit.
Druk op de 'M' toets om de
3
tweede meting op te slaan in
het geheugen.
• De waarde is in het geheugen opgeslagen. Er verschijnt nu een tweede instelpunt aan de rechterzijde van de analoge
schaal als indicatie dat er nu twee meetwaarden in het geheugen zijn opgeslagen.
Speciale functies
• Als er twee waarden in het geheugen
opgeslagen zijn, worden, door het indrukken van de 'M' toets, de oudste
gegevens gewist, waardoor steeds de
nieuwste meetwaarden in het geheugen
worden opgenomen.
* Indien u van filmgevoeligheid wisselt, of
de sluitertijd verandert, nadat u de 'M'
toets al heeft ingedrukt, dan worden de
reeds ingestelde waarden alsnog aangepast, in overeenstemming met de
nieuwe instellingen. Deze nieuwe gegevens worden ook aangeduid op de analoge schaal.
* Indien er geen aflezing mogelijk is in de
digitale display of als de actuele meting
buiten het bereik van de meter ligt, heeft
het indrukken van de 'M' toets geen enkel effect.
Om alle opgeslagen waarden uit het geheugen te wissen schakelt u de meter
uit via de POWER toets.
• De gemeten waarde wordt opgeslagen
in het geheugen. Er verschijnt één instelpunt aan de rechterzijde van de analoge
schaal, om aan te geven dat één waarde
in het geheugen is opgeslagen.
• De gemeten waarde wordt weergegeven
in de digitale display. Nu toont de analoge schaal beide actuele aflezingen: zowel
de meting weergegeven in de digitale
display als de waarde die is opgeslagen
in het geheugen (bij stap 1).
• In totaal kunnen twee meetwaarden gelijktijdig in het geheugen opgeslagen
worden. Indien u nu nog een derde meting verricht, wordt ook deze meting, samen met de twee eerder uitgevoerde
metingen, aangegeven op de analoge
schaal. ( De schaal toont dan de twee
meetwaarden uit het geheugen, samen
met de laatste meting).
3938
Speciale functiesSpeciale functies
S/A/H (Shadow/Average/Highlight)
calculaties
Middelen van de belichting
Via deze functie wordt het gemiddelde berekend van twee meetwaarden, die in
het geheugen zijn opgeslagen (dit kan gebruikt worden bij zowel opvallend als
gereflecteerd licht meting). Voorbeeld: als er een groot verschil is tussen helderheden binnen hetzelfde onderwerp. U legt twee metingen van verschillende helderheid vast; met de meter berekent u vervolgens het gemiddelde van beide
waarden.
Verricht twee metingen op de-
12
len van het onderwerp (bijvoorbeeld een op de hoge lichten,
en een op de schaduwpartijen)
en sla beide gemeten waarden
op in het geheugen.
Maak gebruik van de wipschakelaar, terwijl u gelijktijdig de 'A'
toets ingedrukt houdt, om de
'A' (Average = gemiddelde)
functie in te stellen.
• Het aansluiten op de meetkop van een
van de hulpstukken voor opvallend lichtmeting zorgt ervoor dat de meter automatisch op de 'A' functie wordt ingesteld
(in dat geval kan de meter niet meer verzet worden op de 'S' of de 'H' instelling).
Meetwaarden die niet zijn opgeslagen in
het geheugen kunnen niet gebruik worden om een gemiddelde te berekenen.
• Als u de 'A' toets indrukt, zal in de digitale display de gemiddelde waarde
van de twee in het geheugen opgeslagen metingen worden aangegeven.
Verder kunnen zowel de in het geheugen opgeslagen metingen als de berekende gemiddelde waarde worden afgelezen van de analoge schaal.
Drukt u de 'A' toets nogmaals in, dan worden de aanduidingen van de
analoge schaal gewist.
Display voorbeeld
Gemeten diafragmawaarden in
het geheugen
Aantal metingen in het geheugen
Berekende diafragmawaarde voor
gemiddelde belichting
• Indien u de 'A' toets indrukt en er blijken niet twee waarden in het geheu-
gen opgeslagen te zijn, dan zal het volgende gebeuren:
• Als er slechts één waarde is opgeslagen in het geheugen:
zal knipperen en de waarde uit het geheugen wordt aangegeven in de display.
• Indien er geen enkele waarde in het geheugen is opgeslagen en de laatste
gemeten waarde wordt weergegeven in de digitale display:
zal knipperen en de laatst gemeten waarde wordt alsnog in het geheugen
opgeslagen en in de display weergegeven.
• Als er geen enkele waarde in het geheugen is opgeslagen en er is geen aflezing van waarden in de digitale display mogelijk:
Dan veranderd er niets.
• Als u klaar bent met het middelen van metingen, drukt u op de 'A' toets
om terug te keren naar de functie voor de normale meetmethode. (De waarden in het geheugen blijven onveranderd opgeslagen.)
4140
Speciale functiesSpeciale functies
Berekeningen op basis van de Schaduwpartijen
(alleen bij gereflecteerd licht meting)
Indien u bepaalde details wilt weergeven uit de donkerste gebieden van de
compositie (schaduwpartijen), zonder dat ze dichtlopen, dan kunt u, om goed
doortekende schaduwpartijen te krijgen, het beste een geflecteerd licht meting uitvoeren op de schaduwpartijen.
Gebruik daarna de S-calculatiefunctie, waarbij de meter voor deze situaties
automatisch de juiste belichtingsinstelling berekent.
Voer een meting uit op een be-
12
langrijke schaduwpartij in het
onderwerp.
Houd de A toets ingedrukt
en kies met de wipschakelaar
voor de ‘S’ functie.
Alleen als er een hulpstuk voor het meten
van gereflecteerd licht ( 5 º zoekerhupstuk,
of gereflecteerd licht hulpstuk II) op de
meetkop is gemonteerd, is het mogelijk om
de meter in de 'S' functie te gebruiken.
Indien u de 'A' toets indrukt, zal het diafragma berekend worden, dat no-
dig is voor een correcte belichting van de schaduwpartijen. Deze berekende
waarde wordt vervolgens aangegeven in de digitale display en op de analoge schaal. Drukt u daarna opnieuw op de 'A' toets, dan zullen alle aanduidingen uit de display worden gewist.
• Als er al een of meerdere meetwaarden zijn opgeslagen in het geheugen,
dan zal de calculatie worden gebaseerd op de meting van de donkerste
partij die is opgeslagen. De meter kan alleen dan berekeningen voor de
schaduwpartijen maken als er daadwerkelijk waarden in het geheugen zijn
opgeslagen. Zijn er geen gemeten waarden in het geheugen, dan bepaalt
de meter de juiste belichting op basis van de laatste meting die werd verricht (afleesbaar in de display).
• Maakt u opnamen, waarbij de diafragma-opening is gebaseerd op een berekening van de schaduwpartijen, dan zullen de schaduwpartijen ook heel
nauwkeurig als donkere partijen gereproduceerd worden op de film.
Display voorbeeld
Opgeslagen meetwaarden in het
geheugen
Berekende waarde voor een juiste
belichting van de schaduwpartijen
Berekende waarde voor een juiste
belichting van de schaduwpartijen
In het voorbeeld hierboven werd, voor berekening van de op de schaduwpartijen gebaseerde belichting, uitgegaan van de donkerst gemeten beeldpartij
(diafragma: F2.0+0.0).
4342
Speciale functiesSpeciale functies
Berekeningen op basis van de Hoge lichten
(alleen bij gereflecteerd licht meting)
Als u nog een goede detailleren wilt in de meest heldere partijen van uw onderwerp (hoge lichten), zonder dat deze daarbij uitbleken, dan kunt u het beste een meting verrichten op het gereflecteerde licht van de meest heldere delen.
Om daarna tot een correcte belichtingsinstelling te komen, voor deze heldere
partijen, kunt u de meter gebruiken voor het berekenen van de juiste belichtingswaarde gebaseerd op de hoge lichten (H).
Voer een lichtmeting uit op een
12
deel van het onderwerp dat
zeer helder is.
Houd de A toets ingedrukt
en kies met de wipschakelaar
voor de ‘H’ functie.
• Alleen als er een hulpstuk voor het meten van gereflecteerd licht (5 º zoekerhulpstuk, gereflecteerd licht hulpstuk II)
op de meetkop is gemonteerd, is het
mogelijk om de meter in de 'H' functie te
gebruiken.
Indien u de 'A' toets indrukt, dan zal het diafragma, dat nodig is om een
correcte belichting van de hoge lichten te waarborgen, berekend worden.
De resultaten worden daarna aangegeven in de digitale display en op de
analoge schaal. Drukt u vervolgens opnieuw op de 'A' toets, dan zullen
alle aanduidingen gewist worden uit de display.
• Als er al een of meerdere gemeten waarden opgeslagen zijn in het geheugen, dan zal de meter de meting van de lichtste partij uit de, in het geheugen, opgeslagen waarden kiezen. De meter kan alleen dan berekeningen
van de hoge lichten maken als er daadwerkelijk waarden in het geheugen
zijn opgeslagen. Zijn er geen gemeten waarden in het geheugen opgeslagen, dan bepaalt de meter de juiste belichting op basis van de laatste meting die werd verricht (afleesbaar in de display).
• Maakt u opnamen, waarbij de diafragma-opening is gebaseerd op een berekening van de hoge lichten, dan zullen de hoge lichten ook heel nauwkeurig als lichte partijen gereproduceerd worden op film.
Display voorbeeld
Berekende waarde voor een juiste belichting van de hoge lichten
Opgeslagen meetwaarden in het
geheugen
Berekende waarde voor een juiste
belichting van de hoge lichten
In het voorbeeld hierboven werd, voor berekening van de op de op de hoge
lichten gebaseerde belichting, uitgegaan van de lichtste gemeten beeldpartij
(diafragma: 16 + 0.5.)
4544
Speciale functiesSpeciale functies
Functie: berekenen helderheidsverschil
Drukt u op de 'A' toets, na een normale lichtmeting of na het berekenen van
een gemiddelde waarde, dan wordt deze meting in het geheugen vastgelegd,
en kan deze dienen als referentie (basismeting) bij verschillende berekeningen.
Wordt hierna een volgende meting verricht, dan wordt op het digitale display
het verschil aangegeven van deze meting t.o.v. de in het geheugen opgeslagen
referentiewaarde.
Deze functie is zeer nuttig bij verschillende vormen van fotograferen of filmen.
Het biedt u namelijk de mogelijkheid om snel de helderheidsverschillen tussen
twee aparte beeldpartijen in de compositie te controleren (bijvoorbeeld de
voor- en achtergrond), of om de mate van onevenwichtigheid in de verlichting
van een scène te meten. Daarbij ziet u direct het belichtingsverschil aangegeven tussen de actuele meting en die van de referentie-belichtingswaarde (die is
vastgelegd in het geheugen door gebruik te maken van de 'A' toets).
Deze functie kan eveneens gebruikt worden voor directe metingen van de belichtingsverhoudingen binnen een scène. Zo kunt u binnen de compositie direct de verschillen in belichting controleren, bijvoorbeeld van beeldpartijen met
hoge lichten t.o.v. de schaduwpartijen, om zo tot de meest nauwkeurige resultaten te komen.
• De functie voor meten van het helderheidsverschil kan gebruikt worden in
AMBI stand en de CORDstand. In de NON CORD functie werkt het niet.
de
• Het belichtingsverschil kan worden aangegeven tussen + en - 10.0 Lw (licht-
waarden) in stappen van 0.1 lichtwaarde.
Meten van het helderheidsverschil
Voer een meting uit en druk
1
vervolgens de A toets in.
Vastgelegde meetwaarde
• verschijnt, om aan te geven dat
de meetwaarde in het geheugen is
vastgelegd (in dit geval, is de opgeslagen meetwaarde f/8.0 + 0.9
stop.).
Druk de meettoets in om een
2
meting te verrichten op dat
deel, waarvan u de helderheid
wilt vergelijken met de opgeslagen waarde.
In de AMBI functie
• Door op de meettoets te drukken
verricht u continu metingen. Bij elke meting wordt het belichtingsverschil tussen de actuele meting
en de opgeslagen waarde (van
stap 1) weergegeven in de display.
Als u de meettoets loslaat, wordt
de opgeslagen referentiewaarde
van stap 1 in de display getoond.
In de CORD functie
• Elke keer dat u op de meettoets
drukt, wordt de flitser ontstoken en
wordt er een enkelvoudige flitsmeting verricht. Daarbij wordt tevens
het belichtingsverschil tussen de
actuele meting en de opgeslagen
waarde (van stap 1) weergegeven
in de display. Als u de meettoets
loslaat, wordt de opgeslagen
meetwaarde (van stap 1) weer getoond. (De display is gelijk aan de
display gebruikt bij de AMBI functie)
• Indien u de 'A' toets indrukt, zal
de display terugkeren naar de normale display instelling. (De waarde
gemeten in stap 1 is in het geheugen opgeslagen.)
.
4746
Speciale functiesSpeciale functies
Na indrukken van de
meettoets:
Huidige gemeten waarde
(In de AMBI functie wordt continu
gemeten, zolang de meettoets blijft
ingedrukt. Daardoor veranderen de
posities van de instelpunten voortdurend mee.)
Opgeslagen meetwaarde
Dit geeft aan dat het gemeten ge-
bied 1.5 stop donkerder is dan de
opgeslagen meetwaarde.
AMBI functie wordt continu
(In de
gemeten, zolang de meettoets blijft
ingedrukt. Daardoor veranderen de
posities van de instelpunten voortdurend mee.)
Huidige gemeten waarde
(Wordt vastgehouden bij loslaten
van de meettoets.)
Opgeslagen meetwaarde
De digitaal aangegeven waarde
refereert aan de opgeslagen meetwaarde.
Vaststellen van het helderheidsverschil, na berekening van het
gemiddelde
1 Maak twee metingen en sla
deze op in het geheugen; druk
vervolgens de A toets in.
Fixerat genomsnittsvärde
(snittet av F5,6 och F11)
•verschijnt in het display; de
gemiddelde waarde wordt weergegeven en tegelijkertijd opgeslagen. (In dit geval is de opgeslagen gemiddelde waarde
f/8.0 + 0.0 stop.).
Druk op de meettoets om een
2
meting te verrichten van het
gebied, waarvan u de helderheid wilt vergelijken met de opgeslagen waarde.
In de AMBI functie
• Indien u op de meettoets drukt,
wordt er continu gemeten. Bij elke meting wordt het verschil in
belichting tussen de actuele meting en de opgeslagen meetwaarde (van stap 1) in de display getoond. Laat u de meettoets los,
dan wordt de gemiddelde waarde
(van stap 1) in de display getoond.
In de CORD functie
• Elke keer dat u op de meettoets
drukt, wordt de flitser ontstoken
en wordt er een enkelvoudige
flitsmeting verricht. Daarbij wordt
tevens het belichtingsverschil
tussen de actuele meting en de
opgeslagen waarde (van stap 1)
weergegeven in de display.
Als u de meettoets loslaat, wordt
de opgeslagen gemiddelde waarde van stap 1 weer in de display
getoond. (De display is gelijk aan
de display, gebruikt bij de
functie).
AMBI
4948
Speciale functiesSpeciale functies
Na indrukken van de
meettoets:
Gefixeerde gemiddelde meetwaarde
Huidige gemeten waarde
AMBI functie wordt continu
(In de
gemeten, zolang de meettoets blijft
ingedrukt. Daardoor veranderen de
posities van de instelpunten voortdurend mee.)
Dit geeft aan dat het gemeten gebied 0.5 stop lichter is dan de opgeslagen meetwaarde.
AMBI functie wordt continu
(In de
gemeten, zolang de meettoets blijft
ingedrukt. Daardoor veranderen de
posities van de instelpunten voortdurend mee.)
Huidige gemeten waarde
(Wordt vastgehouden bij loslaten
van de meettoets.)
Opgeslagen meetwaarde
De digitaal aangegeven waarde refereert aan de opgeslagen meetwaarde.
Het meten van gemiddelde belichtingen bij gebruik van de platte diffusor
Het gemiddelde van de belichting is de gemiddelde helderheid tussen de
hoge lichten en de schaduwpartijen binnen een compositie. Bijvoorbeeld:
als het verschil tussen de meetwaarden (verschillen in belichting) verkregen
door een opvallend licht meting op één stop uitkomt, dan is de verlichtingsverhouding 2:1; Als het twee stop is dan is de verhouding 4:1. Over
het algemeen worden lichtverhoudingen tussen 4:1 en 8:1 (belichtingsverschillen van 2 tot 3 stops) als optimaal beschouwd bij het gebruik van kleurenfilms, aangezien deze verhoudingen voor een natuurlijke weergave van
de kleuren garant staan.
Door het aanpassen van de verhoudingen in de belichting, kunt u de relatie
tussen de hoge lichten en de schaduwpartijen of de relatie tussen het
hoofd-onderwerp en de achtergrond in het onderwerp beheersen. Zoals bij
het fotograferen van mensen of objecten in een studio. Om de karakteristieken van het licht te kunnen controleren, zoals het verschil in helderheid
tussen het hoofdonderwerp en de achtergrond, kunt u in de meeste gevallen het beste een sferische diffusor gebruiken. Echter, wordt een onderwerp belicht vanuit verschillende richtingen, dan is het noodzakelijk om de
helderheid te meten van de verschillende individuele lichtbronnen die het
onderwerp verlichten. Daarbij dient u gebruik te maken van een platte diffusor (opvallend licht meting, zie pagina 15).
Dit biedt u de beheersing over de schaduwpartijen van het hoofdonderwerp.
Door een sferische diffusor te vervangen door een platte diffusor, kunt u de
helderheid van de lichtbronnen die het onderwerp verlichten individueel
meten. De verhouding in de verlichting kan daardoor gemakkelijk gecontroleerd worden. Bovendien kunt u het geheugen van de meter en de functie voor het vaststellen van de verschillen in helderheid gebruiken om deze
waarden op eenvoudige wijze te meten
5150
Speciale functiesSpeciale functies
1 Bevestig de platte Diffusor op
de meetkop van de AUTOMETER VF (zie p. 13 voor de manier van bevestigen)
3 Kies met de MODE toets voor de
gewenste meetmethode
Batterij (p. 8)
Filmgevoeligheid (p. 11)
2 Maak de meter klaar voor een
meting.
4 Stel met de wipschakelaar de
gewenste sluitertijd in
5 Stel de aanduiding in de
display in op
FNo.
6 Plaats de meter bij het onder-
werp en verricht een meting
met de platte diffusor gericht
op de belangrijkste (hoofd)lichtbron.
5352
Speciale functiesSpeciale functies
Bij meten van het helderheidsverschil kunt u de verlichtingsratio aflezen met
een nauwkeurigheid van 0.1 stop.
Als alternatief kunt u in plaats van het opslaan van de metingen in het geheugen, zoals uitgelegd in stap 7 op de vorige pagina, ook gebruik maken van de
volgende methode:
7 Druk de A toets in. 'A' wordt aangegeven in de display en de lichtme-
ting van de hoofdverlichting wordt opgeslagen.
8 Verricht een meting met de vlakke diffusor gericht naar de lichtbron voor
het invullicht. Terwijl u de meettoets ingedrukt houdt zal de display het
verschil in lichtomvang (oftewel de lichtverhouding) tussen het hoofdlicht
en het invullicht direct aangeven in de digitale display. De waarde van het
hoofdlicht is daarbij (in stap 7) opgeslagen in het geheugen. Lees vervol-
7 Druk op de 'M' toets om de
gemeten waarde in het geheugen op te slaan.
8 Vervolgens plaatst u de meter
bij het onderwerp en verricht u
een meting met de platte diffusor gericht op de lichtbron
voor het invullicht.
Hierbij moet u ervoor zorgen
dat de meting niet door het
hoofdlicht kan worden beïnvloed. Het beste is, om zo mogelijk, die lichtbron even uit te
schakelen.
• De twee instelpunten op de ana-
loge schaal geven de helderheid
van respectievelijk het hoofdlicht
en het invullicht aan.
• Bepaal het verschil in belichting
van de twee waarden.
• De aflezing van de analoge
schaal is tot 0.5 stop nauwkeurig.
gens de waarde af.
De helderheidsratio tussen hoofdlicht en invullicht kan worden bepaald via
onderstaande tabel:
Tabel voor het vaststellen van de verlichtingsratio
Verschillen in helderheidHelderheidsverhouding tussen het hoofd(belichtingsverschillen)licht en het invullicht (verlichtingsratio)
De formule voor berekenen van de verlichtingsratio is:
Hoofdlicht:Invullicht = 2
Hierbij kan met ‘verschil’ zowel het helderheidsverschil in Lichtwaarden (Ev)
als het verschil in stops tussen de diafragmawaarden worden bedoeld.
verschil
:1
5554
Speciale functiesSpeciale functies
Gebruik als eenvoudige Illuminantie
meter
Als u de platte diffusor (accessoire) op de meter aansluit, kunt u in de AMBI functie een meting verrichten van het omgevingslicht. Houd daartoe de
platte diffusor parallel aan het oppervlak dat u wilt meten. Vervolgens leest
u de Ev waarde af van de meter. Daarna zoekt u de waarde op, die bij benadering overeenkomt met een verlichtingswaarde in de conversietabel,
aangeduid met Ev-lx (Ev-lx = LW-lux). Zie de volgende pagina.
• De filmgevoeligheid moet worden ingesteld op ISO 100 en de display op
Ev aflezing.
• Als de meetuitslag is aangepast, zet deze dan terug op de standaard in
stelling 0, door gebruik te maken van de Alt functie (P.58/60).
• Indien u heel nauwkeurig verlichtingen moet meten, maak dan gebruik
van de MINOLTA DIGITAL ILLUMINANCE METER T-10, die speciaal voor
het meten van verlichting is ontworpen.
Het lezen van de (Ev-lx) omrekentabel
De Ev-lx omrekentabel geeft een overzicht van het gehele bereik van Ev
waarden. Verticaal geeft de tabel de hele Ev waarden aan en horizontaal de
decimale Ev waarden. Een voorbeeld: als de meter Ev 10.2 in de display
aan geeft, dan is in de verticale rij voor de gehele waarde 10 en de kolom
voor de decimale waarde is 0.2. De corresponderende verlichtingswaarde
is dan dus 2900 lux.
• Ev-lx omrekentabel (Indien de platte diffusor wordt gebruikt)
A = Hele aangegeven Ev waarde
B = Als decimaal aangegeven waarde
Om de instellingen van de meter toe te spitsen op uw persoonlijke voorkeur, stelt
u de meter in op de Alt functie, door de POWER toets in te drukken terwijl u tevens de ISO toets, òf de toets voor de menukeuze in de display, òf de toets voor
de functie instelling òf de meettoets ingedrukt houdt. Eenmaal in de Alt functie
kunt u de instellingen veranderen door het indrukken van de ISO toets, de toets
voor de menukeuze in de display, de toets voor de functie instelling of de meettoets en bovendien kunt u ingestelde waarden wijzigen via de wipschakelaar.
Nadat u de instelling van uw voorkeur gekozen heeft, moet u deze bevestigen
door via de hoofdschakelaar de meter uit en weer in te schakelen.
AanpassingBedieningmogelijkheden instelling
Compensatie meetuitslag Meettoets + Power toets-10.0 tot +10.0 0
Sluitertijden uitlezing ISO toets + Power toets1, 1/2, 1/3 stop 1
Diafragma uitlezingFNo./Ev toets + Power toets00.000000
TIME/CINE uitlezngMODE toets + Power toetsTIME, CINETIME
1) Meetuitslag aanpassen
Hiermee kunt u een vaste correctie instellen op de meetuitslag.
Als herinnering wordt de ingestelde correctiewaarde steeds even aangegeven bij het inschakelen van de meter.
Via deze instelling kunt u de meter naar wens kaliberen c.q. aanpassen op
de door u gewenste belichtingswaarde. Op deze manier kunt u ook meerdere (verschillende) belichtingsmeters kalibreren op dezelfde meetuitslag.
1 Houd de meettoets ingedrukt en
schakel tegelijk, met de POWER
toets, de meter in. Staat de meter
al in de Alt stand, dan hoeft u alleen maar de meettoets in te
drukken.
Links-onder op het display wordt
Alt aangegeven; rechts ziet u Ev0.0.
2 Met de wipschakelaar kunt u
De compensatie is instelbaar in
Aanpassings- Basis
de gewenste compensatie
waarde instellen. Schakel de
meter uit om uw keuze te be
vestigen.
stappen van 0.1Ev. Het totale
compensatiebereik loopt van + 10 tot
-10 lichtwaarden (Ev).
2) Sluitertijd-indicatie in hele stops, 1/2 of 1/3 stop.
U kunt u de sluitertijden laten aangeven in 1/2-stop, 1/3-stop of 1-stop,
in overeenstemming met de door u gebruikte camera.
1 Houd de ISO toets ingedrukt
en schakel tegelijk, met de POWER toets, de meter in. Staat
de meter al in de Alt stand, dan
hoeft u alleen maar de ISO toets
in te drukken.
2 Met de wipschakelaar kunt u
de gewenste sluitertijd-uitlezing kiezen. Schakel de meter
uit om uw keuze te bevestigen.
Maak uw keuze, voor aangeven in
1.0 (1), 0.5 (1/2) of 0.3 (1/3) stop.
3) Diafragma uitlezing
Hiermee kunt u een keuze maken uit de weergave van het diafragma
- display
In deze stand wordt het diafragma
tot op 1/10 stop nauwkeurig aangegeven (Diafragma + 1/10 stops)
1 Houd de FNo/EV ingedrukt en
schakel tegelijk, met de POWER toets, de meter in. Staat
de meter al in de Alt stand, dan
hoeft u alleen maar de FNo/EV
toets in te drukken.
Voor snel afleesbare diafragmawaarden (bijv. F3.5, F4.5)
2 Gebruik de wipschakelaar voor
Kies uit bovenstaande opties
- display
instellen van de gewenste diafragma uitlezing. Schakel de
meter uit om uw keuze te bevestigen.
voor de meest geschikte diafragma aanduiding
5958
Speciale functies
4) TIME (foto-camera of CINE (film-camera) instelling
Hiermee schakelt u over van aflezing in sluitertijden naar cinesnelheden (aantal beelden per seconde bij een filmcamera). Dit
werkt alleen in de AMBI meetstand.
TIME displayCINE display
Accessoires
Platte Diffuser
40 º Meethulpstuk II (gereflecteerd licht)
1 Houd de MODE toets in gedrukt
en schakel tegelijk, met de POWER
toets, de meter in. Staat de meter al
in de Alt stand, dan hoeft u alleen
maar de MODE toets in te drukken.
2 Kies met de wipschakelaar voor
weergave van sluitertijden (TIME)
of aantal beelden per seconde
CINE (f/s). Schakel de meter
uit om uw keuze te bevestigen.
Hoe u direct weer terugkeert naar de standaardinstellingen
U kunt de verschillende instellingen, die via de ALT functie zijn
aangepast, als volgt weer herprogrammeren naar de standaard
posities (terugkeren naar de fabrieks-instellingen).
1. Schakel de meter in.
2. Houd de ‘M’ toets ingedrukt en druk gelijktijdig de POWER toets
ca. 2 seconden in.
De voeding wordt automatisch uitgeschakeld en de persoonlijke voorkeurs-
instellingen zijn weer omgezet naar de standaard instellingen.
Met deze diffusor, gekoppeld aan
de AUTO METER VF, kunt u metingen verrichten op platte onderwerpen en kunt u de meter inzetten
voor het berekenen van lichtcontrasten (verhouding in helderheid).
Mini Meethulpstuk
Deze zeer kleine externe sensor
heeft een meetoppervlak van slechts
12 mm. Het hulpstuk meet het opvallende licht op plaatsen, die voor
de meter moeilijk of niet bereikbaar
zijn. Het is bijzonder goed inzetbaar
bij macro- en microfotografie.
• Bij gebruik van het Mini Meethulpstuk
moet u de sferische diffusor (standaard
meegeleverd) op de meter plaatsen.
Dit is een hulpstuk voor het meten van
gereflecteerd licht, met een meethoek
van ca. 40 º. Dus toegespitst op de
beeldhoek van de meeste standaard
objectieven.
Zoeker meethulpstuk 5°
Hulpstuk voor nauwkeurige metingen van gereflecteerd licht, met een
meethoek van 5 º. Via de zoeker kan
de meter precies op het onderwerp
worden gericht. Daardoor is deze
combinatie zeer goed inzetbaar voor
het verrichten van spotmetingen.
Een parallax-correctie-index geeft
de aanpassing aan voor metingen in
het dichtbijbereik (vanaf ca. 1 m).
6160
Accessoires
Onderhouden en opbergen
Synchronisatiekabel III
Deze 5 meter lange synchronisatiekabel kan, door de speciale constructie, gelijktijdig op zowel het
contact van de AUTO METER VF,
de flitser als de camera worden aangesloten. Dat is heel practisch, want
daardoor kunt u flitslicht-metingen
verrichten en opnamen maken zonder dat u steeds de kabel hoeft om
te wisselen van meter naar camera.
Overige accessoires
AccessoireBelichtingsaanpassing
Zoekerhulpstuk 10° IIZet de belichtingscomp. op +3.2Ev.
40 graden meethulpstukZet de belichtingscomp. op +3.2Ev.
Booster IIZie Booster II gebruiksaanwijzing
Sferische ND diffusor (2Ev) Zet de belichtingscomp. op +2 Ev.
Sferische ND diffusor (3Ev)Zet de belichtingscomp. op +3.Ev.
Spot MaskZie de betreffende gebruiksaanwijzing
1. Onderhoud
1) Als de meter vuil is geworden, kunt u deze het beste schoon maken met
een zachte droge doek. Gebruik nooit oplosmiddelen zoals spiritus, wasbenzine of thinner.
2) Als er vlekken komen op de sferische diffusor, verwijder deze dan van de
meter en was de diffusor in een lauw sopje van een mild afwasmiddel
(geen agressieve middelen gebruiken). Wrijf hem vervolgens zorgvuldig
droog en laat de diffusor voldoende aan de lucht drogen, voor u deze weer
op de meter plaatst.
3) Probeer nooit om zelf de meter uit elkaar te halen, als deze verkeerde uitslagen geeft of in het geheel niet meer werkt en zeker niet als deze beschadigd is. In geval van klachten of problemen doet u er verstandig aan contact op te nemen met de Service afdeling van Minolta.
4) Bescherm de meter tegen sneeuw, regen, spatwater en vooral tegen zeewater en voorkom dat hij in contact komt met agressieve chemicaliën of
gassen. De meter kan anders onherstelbare schade oplopen. Mocht de
meter toch in contact komen met een van de bovenvermelde elementen,
zorg dan dat u deze zorgvuldig schoon en droog maakt.
2. Opbergen
1) De meter mag niet opgeborgen worden in een omgeving waar de temperatuur hoger is dan 55 ºC, of lager dan - 20 ºC, of in een omgeving waar de
luchtvochtigheid erg hoog is. Bij langdurige opslag raden wij u ten sterkste
aan de meter op te bergen in een luchtdichte trommel, waarin een vochtabsorberend middel is toegevoegd, zoals bijvoorbeeld silicagel.
2) Laat de meter nooit achter op de hoedenplank, in het dashboardkastje of in
de achterbak van een auto, of op andere plaatsen waar de meter in de zon
extreem heet kan worden. Dit kan ernstige schade aan de meter veroorzaken. Weet u van te voren dat u de meter langer dan 2 weken niet gaat gebruiken, haal dan de batterij er uit. Dit voorkomt beschadiging van de meter door mogelijke lekkage van de batterij.
3) Leg de meter nooit in het zand of op andere plaatsen waardoor er zand in
of op de meter kan komen. Zandkorrels kunnen de meter zowel uit- als inwendig beschadigen.
6362
Gebruiksvoorschriften
Gebruiksvoorschriften
1) Neem de beschermkap niet onnodig van de accessoire-aansluiting. Haal
deze aleen los wanneer u een meetaccessoire aan wilt sluiten.
2) Als u de accessoire-aansluiting aanraakt tijdens het meten, kan dat een
verkeerde uitslag tot gevolg hebben, doordat u statische elektriciteit of zelfs
kortsluiting veroorzaakt.
3) Wordt de meter gebruikt in de regen, aan zee of nabij een vulkaan, dan
kan deze gaan roesten (water) en/of oxideren (gas). In zulke situaties dient
u de meter zo goed mogelijk te beschermen (doorzichtig plastic zakje).
4) Bescherm de meter tegen stoten, schokken en sterke trillingen. Gebruik
voor het transport zoveel mogelijk het bijbehorende etui.
5) Zorg er voor dat de meter geen krassen of beschadigingen oploopt.
6) Pas op voor het indrukken of op andere wijze beschadigen van de LCD.
7) Zorg er voor dat u de meter niet gebruikt bij de volgende temperaturen of
onder de hieronder vermelde condities. Uw meter is een precisie instrument
opgebouwd uit zeer gevoelige elektronische onderdelen zoals LSI en LCD
elementen.
(A) Gebruik de meter niet bij temperaturen hoger dan 50 ºC of lager dan
-10 ºC.
(B) Als de temperatuur lager is dan -10 ºC dan reageert de display zeer
traag, waardoor het kan gebeuren, dat aflezing bijna niet meer mogelijk is.
• Bij temperaturen tussen 0 ºC en -10 ºC, zal de display relatief traag
reageren, maar dergelijke temperaturen vormen geen risico voor de
meter.
(C) Als de temperatuur van de meter boven de 50 ºC komt, kan het voor-
komen dat de display moeilijk af te lezen is en zullen de menu-instellingen vermoedelijk zwart worden.
• Indien de meter achtergelaten wordt in direct fel zonlicht of in de
buurt van een verwarming, dan kan de meter een veel hogere temperatuur krijgen dan de omgeving. Voorkom dus dat soort situaties.
De meter bevat een microprocessor. Als deze in aanraking komt met
een elektromagnetisch veld of blootgesteld wordt aan andere invloeden van buitenaf, kan het gebeuren dat de meter niet meer correct
functioneert. Mocht dit zich voordoen dan moet u de batterij uit de meter te nemen en vervolgens opnieuw inzetten.
Nazorg van de fabrikant
1) Onderdelen voor reparatie van de AUTOMETER VF zullen beschikbaar
blijven tot ten minste zeven jaar na de aanschaf van de meter.
2) Voor meer informatie over nazorg en garantie kunt u contact opnemen
met Minolta Camera Benelux BV. Het adres staat elders in deze gebruiksaanwijzing
6564
Technische specificaties
TypeBelichtingsmeter, voor meten van flitslicht en/of om-
Meetmogelijkheden Opvallend licht en (via acc.) gereflecteerd licht
Meethulpstukken* optioneel accessoire.
MeetcelSilicium meetcel
MeetmethodenAMBI:voor meten van omgevingslicht
MeetbereikOmgevingslicht:
(ISO 100)Bij opvallend licht metingen:
• Meter schakelt (door hulpstukken) automatisch om
van opvallend naar gereflecteerd licht meting
• 270° draaibare meetkop
CORD:voor meten van flitslicht, met aangesloNON CORD:
Flitslicht:
Sferische Diffusor, Platte Diffusor*
40°Meethulpstuk II (meethoek 40°)*
ten synchronisatiekabel
flitsmeting zonder kabel
Lw-2.0 tot 19.9
Met 40° Meethulpstuk II:
Lw 2.5 tot 24.4
Met Zoekerhulpstuk 5°: Lw2.5 tot 24.4
Bij opvallend licht metingen:
FNO. 1.0 tot 90+0.9 stop
Met 40° Meethulpstuk II:
FNO. 1.0 tot 90+0.9 stop
Met zoekerhulpstuk 5°:
FNO. 1.0 tot 90+0.9 stop
Gereflecteerd K=14
Technische specificaties
Display bereikISO: 3 tot 8000 (onderverdeeld in 1/3 stops)
VoedingEen AA alkaline batterij (LR-6/1.5 V)
Batterij prestaties Ca. 50 uur: continue meting in de AMBI stand; bij
Bedienings- -10°C tot 50°C
temperatuur enRelative vochtigheid 85% max. (bij 35°C),
relatief vochtig-geen condensatie
heidsbereik
Opslag- -20°C tot 55°C
temperatuurRelative vochtigheid 85% max. (bij 35°C),
TevensAansluiting voor externe meetaccessoires (afsluit
Afmetingen59 (b) x 147 (h) x 26 (d) mm
Gewicht125 g
Standaard accessoires
*Optionele accessories
Sluitertijden (omgevingslicht):
30 min. tot 1/8000 sec. (in 1, 1/2, 1/3 stops)
Sluitertijden (flitslicht):
1 sec. tot 1/500 sec. (in 1, 1/2, 1/3 stops)
Aantal bld/sec (Cine): 8 tot 128 bld/sec
Belichting:
Lw: Ev-17 tot 40.8 (in 0.1 stops)
Helderheidsverschil: van -10 tot +10 Lw
(in 0.1 stops)
Analoge schaal:
Analyse symbolen: aandeel gemeten flitslicht (van 0
tot 100% (onderverdeeld in stappen van 25%)
Analyse functie voor bepalen van de verhouding
flitslicht t.o.v. omgevingslicht
gebruik van een alkaline batterij
geen condensatie
baar); Compensatiemogelijkheid voor de meetuit-
slag, van -10.0 tot +10.0 Lw; Flitskabel-aansluiting
Sferische Diffusor, Draagkoord, Tas
Zoekerhulpstuk 5°, 40°Meethulpstuk II, Mini Meethulpstuk , Synchronisatiekabel III
F1.0 tot 90+0.9 stop (in 0.1 stops)
diafragma 1.0 tot 90 (in 1/2 stops)
• Alle informatie in deze gebruiksaanwijzing is gebaseerd op de gegevens die
vlak voor het drukken beschikbaar waren; Wijzigingen blijven te allen tijde voorbehouden
6766
N 9979805801Printed in Germany/11.02
Minolta Co., Ltd.3-13, 2-Chome, Azuchi-Machi, Chuo-Ku, Osaka 541-8556, Japan
Minolta Europe GmbHMinoltaring 11, D-30855 Langenhagen, Germany
Minolta France S.A.S.365-367, Route de Saint-Germain, 78424 Carrières-sur-Seine, Cedex
France, S.A.S. au capital de 9 150 000 euros, RCS Versailles B302 695 614
Minolta Hong Kong LtdRoom 208, Eastern Centre, 1065 King's Road, Quarry Bay, Hong Kong
Minolta Singapore(Pte)Ltd10, Teban Gardens Crescent, Singapore 608923
Shanghai Minolta Optical
Products Co., Ltd.368 Minolta Road, Songjiang, Shanghai, China
Paul Westheimer Erhvervsvej 30, DK-2610 Rødovre, Denmark
Scandiafilm AS Enebakkveien 304, N-1188 Oslo 11, Norway
Rossi & C. S.p.A.Via Ticino, 40, I-50019 Osmannoro Sesto Fiorentino (FI), Italia
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.