Kia Sorento 2011 Owner's Manual [nl]

KKIIAA,, HHEETT BBEEDDRRIIJJFF
Nu u eigenaar bent van een KIA krijgt u waarschijnlijk veel vragen over uw auto en over het bedrijf, zoals “Wat is een KIA?”, “Wie is KIA?” en “Wat betekent ‘KIA’?”.
De eerste lettergreep, KI, in het woord “KIA” betekent “opkomende zon”. De tweede lettergreep, A, betekent “Azië”. Dus het woord KIA, betekent “opkomende zon uit Azië”.
Veel plezier met uw auto!
i
Hartelijk dank voor het kiezen van een KIA. Onthoud dat voor onderhoud uw dealer de aangewezen
persoon is. Uw dealer heeft door de importeur getrainde monteurs in dienst, beschikt over de aanbevolen speciale gereedschappen, originele KIA-onderdelen en zal er alles aan doen u optimaal van dienst te zijn.
Bewaar het instructieboekje in de auto voor een eventuele volgende eigenaar.
Dit instructieboekje zal u vertrouwd maken met de bediening, het onderhoud en de veiligheidsaspecten van uw nieuwe auto. Bij het instructieboekje hoort een garantie- en onderhoudsboekje waarin u informatie vindt over de garantie. We raden u aan om deze informatie zorgvuldig te lezen en de daarin opgenomen aanwijzingen zorgvuldig op te volgen, zodat u veilig en probleemloos van uw nieuwe auto kunt genieten.
KIA rust zijn talrijke modellen uit met een grote verscheidenheid aan opties, componenten en kenmerken.
Het is dan ook mogelijk dat de uitrusting die in dit instructieboekje beschreven staat en die op illustraties afgebeeld is, niet allemaal van toepassing is op uw auto.
De in dit instructieboekje opgenomen informatie en specificaties golden ten tijde van het ter perse gaan. KIA behoudt zich te allen tijde het recht voor wijzigingen door te voeren zonder voorafgaande kennisgeving. Als u vragen heeft, kunt u zich te allen tijde tot uw KIA-dealer wenden.
Wij zullen er alles aan doen om u optimaal en tot volle tevredenheid van uw nieuwe KIA te laten genieten.
© 2010 KIA MOTORS NEDERLAND B.V. Alle rechten voorbehouden. Complete of gedeeltelijke
reproductie op wat voor manier dan ook, elektronisch of mechanisch, inclusief kopiëren, vastleggen via een systeem voor het opslaan en terughalen van informatie, of vertalen is niet toegestaan zonder schriftelijke toestemming van KIA Motors Corporation.
Gedruk in Korea
Voorwoord
ii
1
2
3
4
5
6
7
8
I
Introductie
Uw auto in één oogopslag
Veiligheidsysteem van uw auto
Kenmerken van uw auto
Rijden met uw auto
Wat te doen in een noodgeval
Onderhoud
Specificaties & Consumenteninformatie
Index
INHOUDSOPGAVE
1
Gebruik van dit instructieboekje / 1-2 Vereiste brandstof / 1-3 Instructies voor het rijden met de auto / 1-6 Inrijprocedure / 1-6 Controlelampjes in het instrumentenpaneel / 1-7
Introductie
Introductie
21
Wij willen u helpen om het meeste rijplezier van uw auto te krijgen. Het instructieboekje kan daar op vele manieren toe bijdragen. Wij raden u ten zeerste aan het complete instructieboekje door te lezen. Om de kans op letsel te beperken, moet u met name de gedeeltes met WAARSCHUWING en OPMERKING door het gehele instructieboekje lezen.
De afbeeldingen vormen een waardevolle aanvulling op de tekst. In uw instructieboekje vindt u informatie over de kenmerken, over belangrijke veiligheidsaspecten en over het rijden onder diverse omstandigheden.
De algemene indeling van het instructieboekje vind u in de INHOUDSOPGAVE. De index vormt een goede ingang om de gewenste passage te vinden.
Hoofdstukken: Dit instructieboekje heeft acht hoofdstukken en een index. Elk hoofdstuk begint met een korte inhoudsopgave, zodat u direct kunt zien of het gewenste hoofdstuk de gewenste informatie bevat.
U vindt verschillende WAARSCHUWINGEN, OPMERKINGEN en AANWIJZINGEN in dit instructieboekje. Deze dienen ter vergroting van uw persoonlijke veiligheid. Lees ALLE procedures en aanbevelingen in deze WAARSCHUWINGEN, OPMERKINGEN en AANWIJZINGEN nauwkeurig door en neem ze in acht.
AANWIJZING
OPMERKING geeft aan dat er interessante of nuttige informatie wordt gegeven.
GEBRUIK VAN DIT INSTRUCTIEBOEKJE
WAARSCHUWING
Een WAARSCHUWING wijst u erop bijzonder voorzichtig te zijn ter voorkoming van schade en ernstig letsel.
OPMERKING
Informatie waar VOORZICHTIG bij staat, dient ervoor om te voorkomen dat u een fout maakt waardoor uw auto beschadigd zou kunnen raken.
13
Introductie
Benzinemotor
Loodvrij
Gebruik voor optimale prestaties van uw auto loodvrije benzine met een octaangetal van 95 RON/91 AKI of hoger.
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine met een octaangetal van 91 RON of meer voor uw nieuwe KIA.
Bij gebruik van LOODVRIJE BENZINE zijn de prestaties maximaal en de uitlaatgassen het schoonst en wordt vervuiling van de bougies tegengegaan.
Loodhoudende benzine (indien van toepassing)
In sommige landen moet er loodhoudende benzine worden gebruikt. Neem contact op met een officiële KIA­dealer om te informeren of uw auto geschikt is voor het gebruik van loodhoudende benzine of niet.
Het vereiste octaangetal voor loodhoudende benzine is gelijk aan dat voor loodvrije benzine.
Benzine die alcohol en methanol bevat
In sommige landen is naast benzine ook gasohol verkrijgbaar. Dit is een mengsel van benzine en ethanol of methanol.
Gebruik dit mengsel niet met meer dan 10% ethanol en gebruik geen benzine of mengsel dat methanol bevat. Deze brandstoffen kunnen rijproblemen en schade aan het brandstofsysteem veroorzaken.
Gebruik gasohol niet langer wanneer er rijproblemen optreden.
Schade aan de auto of rijproblemen vallen mogelijk niet onder de fabrieksgarantie wanneer ze veroorzaakt worden door het gebruik van:
1. Benzinemengsels met meer dan 10% ethanol.
2. Benzine of gasohol die methanol bevat.
3. Loodhoudende benzine.
VEREISTE BRANDSTOF
WAARSCHUWING
• Probeer de tank niet verder te vullen nadat het vulpistool automatisch is afgeslagen.
• Controleer altijd of de tankdop goed vastgedraaid is, om morsen van brandstof in geval van een aanrijding te voorkomen.
OPMERKING
GEBRUIK NOOIT LOODHOUDENDE BENZINE. Loodhoudende benzine is schadelijk voor de katalysator en de lambdasensor van het motorregelsysteem en zal de emissieregeling nadelig beïnvloeden.
Voeg nooit brandstofadditieven producten toe aan het brandstofsysteem. (Neem voor details contact op met een officiële KIA-dealer.)
OPMERKING
Gebruik nooit benzinemengsels die methanol bevatten. Gebruik gasoholproducten niet langer wanneer er rijproblemen optreden.
Introductie
41
Gebruik van MTBE
Geadviseerd wordt geen brandstof in uw auto te gebruiken die meer dan 15,0 volumeprocent MBTE (Methyl Tertiair Butyl Ether) (zuurstofmassa 2,7%) bevat.
Brandstof die meer dan 15,0 volumeprocent MBTE (zuurstofmassa 2,7%) bevat kan de prestaties van de auto in negatieve zin beïnvloeden en dampvorming of slecht aanslaan veroorzaken.
Gebruik geen methanol
Uw auto is niet geschikt voor het gebruik van methanol (methylalcohol). Dit type brandstof heeft een negatieve invloed op de prestaties van uw auto en kan schade aan het brandstofsysteem veroorzaken.
Benzines die het milieu minder belasten
Om een bijdrage te leveren aan het tegengaan van luchtverontreiniging, wordt geadviseerd benzine te gebruiken die reinigende additieven bevat. Deze benzines helpen inwendige verontreiniging te voorkomen. Dit soort benzine zorgt ervoor dat de motor minder schadelijke stoffen uitstoot en verbetert de prestaties van het emissieregelsysteem.
Rijden in het buitenland
Als u van plan bent om met uw auto naar het buitenland te gaan:
• Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de in dat land geldende wettelijke voorschriften met betrekking tot registratie en verzekering.
• Informeer of de juiste brandstof verkrijgbaar is.
Dieselmotor
Dieselbrandstof
Gebruik voor de dieselmotor alleen bij het bemzinestation verkrijgbare dieselbrandstof die aan de EN 590-norm of vergelijkbaar voldoet. (EN staat voor "European Norm"). Gebruik geen dieselbrandstof die bestemd is voor de scheepvaart, lichte stookoliën of niet­goedgekeurde brandstoftoevoegingen, aangezien dit de slijtage zal bespoedigen en de motor en het brandstofsysteem kan beschadigen. Het gebruik van niet-goedgekeurde brandstoffen en/of brandstoftoevoegingen heeft een beperking van de garantie tot gevolg.
Het cetaangetal van de dieselbrandstof voor uw auto moet hoger zijn dan 51. Als er twee soorten diesel leverbaar zijn, moet afhankelijk van de temperatuur worden gekozen voor zomer- of winterdiesel.
• Boven -5°C (23°F)… zomerdiesel.
• Beneden -5°C (23°F)... winterdiesel.
Houd het brandstofpeil zorgvuldig in de gaten : als de motor afslaat bij gebrek aan brandstof, moet het complete brandstofsysteem worden ontlucht alvorens de motor opnieuw gestart kan worden.
OPMERKING
Schade aan het brandstofsysteem van uw auto of het verhelpen van problemen met betrekking tot de prestaties van de auto worden niet door de garantie gedekt indien ze veroorzaakt worden door brandstof die methanol bevat of brandstof die meer dan 15,0 volumeprocent MTBE (Methyl Tertiair Butyl Ether) (zuurstofmassa 2,7%) bevat.
15
Introductie
Biodiesel
Commercieel verstrekte dieselmengsels met niet meer dan 7% biodiesel, bekend onder de naam "B7 Diesel", kunnen in uw auto worden gebruikt als de biodiesel voldoet aan de norm EN 14214 of gelijkwaardig. (EN betekent: "Europese Norm"). Het gebruik van biobrandstoffen met meer dan 7% raapzaadmethylester (RME), vetzuurmethylester (FAME), methylester uit plantaardige olie (VME) enz. of een mengsel van diesel met biodiesel zal leiden tot overmatige slijtage of beschadiging van de motor en het brandstofsysteem. Het herstellen of vervangen van versleten of beschadigde onderdelen wegens het gebruik van ongeschikte brandstoffen wordt niet gedekt uit hoofde van de fabrieksgarantie.
OPMERKING
• Zorg ervoor dat er geen benzine of water in de brandstoftank terechtkomt. Als dat wel het geval is, moet de brandstoftank worden afgetapt en moet het brandstofsysteem worden ontlucht om schade aan de brandstofpomp en de motor te voorkomen.
• In de winter mag, om afslaan van de motor door vlokken van de brandstof te voorkomen, petroleum aan de brandstof worden toegevoegd als de temperatuur daalt tot lager dan 10°C (14°F). Gebruik nooit meer dan 20% petroleum.
OPMERKING - Diesel
(indien van toepassing met DPF)
Het is raadzaam de aanbevolen diesel voor dieselauto's uitgerust met een DPF-systeem te gebruiken. Het gebruik van diesel met een hoog zwavelgehalte (meer dan 50 ppm zwavel) en niet­gespecificeerde toevoegingen kan ertoe leiden dat het DPF-systeem beschadigd raakt en er witte rook wordt uitgestoten.
Introductie
61
Een onjuiste bediening van de auto kan ertoe leiden dat u de macht over het stuur kwijtraakt, dat u betrokken raakt bij een ongeval of dat de auto over de kop slaat.
Door het specifieke ontwerp (grotere bodemvrijheid, kleinere spoorbreedte, enz.) ligt het zwaartepunt hoger dan bij andere soorten personenauto's. Deze auto is dus niet ontworpen om met dezelfde snelheid als conventionele auto's met tweewielaandrijving bochten te nemen. Neem scherpe bochten voorzichtig en voer geen abrupte manoeuvres uit. Anders kunt u de macht over het stuur kwijtraken of kan de auto over de kop slaan. Lees de
aanwijzingen voor het rijden onder "Verkleinen van de kans op over de kop slaan" in hoofdstuk 5 van dit instructieboekje.
U hoeft de auto niet gedurende een bepaalde periode in te rijden. U kunt echter door het opvolgen van een paar eenvoudige aanwijzingen gedurende de eerste 1.000 km de prestaties, het brandstofverbruik en de levensduur van uw auto in positieve zin beïnvloeden.
• Voer het toerental van de motor niet te hoog op.
• Zorg ervoor dat het toerental van de motor (omw/min of omwentelingen per minuut) tijdens het rijden niet hoger wordt dan 3.000 omw/min.
• Rijd niet gedurende langere tijd met een constante snelheid. Om de motor goed in te rijden, moet het motortoerental worden gevarieerd.
• Vermijd plotseling afremmen, behalve in noodgevallen, om de onderdelen van het remsysteem de gelegenheid te geven op elkaar in te lopen.
• Laat de motor niet langer dan 3 minuten achtereen stationair draaien.
• Trek gedurende de eerste 2.000 km (1.200 mijl) met uw auto geen aanhanger.
INRIJPROCEDUREINSTRUCTIES VOOR HET
RIJDEN MET DE AUTO
OPMERKING
• Gebruik nooit brandstof (diesel, B7 biodiesel of een andere brandstof) die niet aan de meest actuele specificaties van de petrochemische industrie voldoet.
• Gebruik nooit brandstof­toevoegingen en dergelijke die niet door de fabrikant zijn aanbevolen of goedgekeurd.
17
Introductie
CONTROLELAMPJES IN HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
Controlelampje portier/ achterklep open*
Waarschuwingslampje open achterklep
Controlelampje grootlicht
Controlelampje lichten aan*
Controlelampjes richtingaanwijzers
Controlelampje mistlampen vóór*
Waarschuwingslampje ABS
Waarschuwingslampje parkeerrem en remvloeistofniveau
Oliedruklampje
Waarschuwingslampje 4WD­systeem*
Controlelampje 4WD LOCK*
Controlelampje motormanagement*
Waarschuwingslampje AIRBAG
Controlelampje CRUISE SET*
Waarschuwingslampje laag brandstofniveau
Schakelstandindicator*
Zie voor meer informatie deel Instrumentenpaneel in hoofdstuk 4.
Waarschuwingslampje laadsysteem
Controlelampje laag niveau ruitensproeiervloeistof*
Waarschuwingslampje open portier
Controlelampje KEY OUT*
KEY
OUT
* indien van toepassing
Controlelampje voorgloeien (alleen dieselmotor)
Waarschuwingslampje brandstoffilter (alleen dieselmotor)
Controlelampje CRUISE*
Controlelampje mistlampen achter*
Controlelampje ESP*
Controlelampje ESP OFF*
Controlelampje startblokkeersysteem*
Waarschuwingslampje lage bandenspanning* / Controlelampje storing TPMS (controlesysteem lage bandenspanning)
Waarschuwingslampje positie lage bandenspanning*
Controlelampje DBC (Downhill Brake Control)*
Schakelstandindicator handgeschakelde transmissie*
2
Overzicht interieur / 2-2 Overzicht dashboard / 2-3 Motorruimte / 2-4
Uw auto in één oogopslag
Uw auto in één oogopslag
22
INTERIEUR, OVERZICHT
1. Knop vergrendelen/
ontgrendelen portier..........................4-14
2. Toets inklapbare buitenspiegel* ........4-39
3. Schakelaar spiegelbediening............4-38
4. Centrale portiervergrendeling*..........4-14
5. Blokkeertoets ruitbediening*.............4-23
6. Schakelaar ruitbediening ..................4-20
7. Ontgrendeknop tankdopklep.............4-26
8. Koplampverstelling* ..........................4-70
9. Toets 4WD LOCK..............................5-23
10. Toets voertuigstabiliteitsregeling
uitschakelen*...................................5-35
11. Koplampsproeierknop*....................4-71
12. Toets DBC.......................................5-39
13. Bedieningstoets dashboardverlichting*
........................................................4-42
14. Stuurwielverstellingsknop*..............4-35
15. Stuurwiel .........................................4-34
16. Zekeringkast ...................................7-54
17. Hendel motorkapontgrendeling.......4-25
18. Stoel..................................................3-2
19. Knop uitstoomopening....................4-81
* indien van toepassing
OXM019001L
23
Uw auto in één oogopslag
DASHBOARD, OVERZICHT
1. Instrumentenpaneel ...........................4-40
2. Audioafstandsbediening* .................4-114
3. Schakelaar verlichting/
richtingaanwijzers ..............................4-66
4. Claxon................................................4-35
5. Cruise control-schakelaars*...............5-43
6. Schakelaar ruitenwissers en
-sproeiers...........................................4-72
7. Airbag bestuurder*.............................3-51
8. Contactslot of toets ENGINE
START/STOP.................................5-4/5-8
9.
Schakelaar alarmknipperlichten ....4-62/6-2
10. Audiosysteem* ...............................4-113
11. Digitale klok....................................4-107
12. Verwarmings- en ventilatiesysteem*
..................................................4-80/4-90
13. 12V-aansluiting* .............................4-106
14. Aansteker.......................................4-104
15. Selectiehendel .........................5-17/5-14
16. Aux-, USB- en iPod-aansluiting* ....4-115
17. Stoelverwarming* ...............................3-9
18. Parkeerrem* .....................................5-31
19. Remsysteem ....................................5-30
20. Gaspedaal..........................................5-6
21. Airbag voorpassagier*......................3-51
22. Dashboardkastje ............................4-102
* indien van toepassing
OXM019002
Uw auto in één oogopslag
42
MOTORRUIMTE
OXM019003
1. Expansievat koelvloeistof..................7-26
2. Vuldop motorolie ...............................7-25
3. Brandstoffilter....................................7-32
4. Remvloeistofreservoir.......................7-29
5. Luchtfilter ..........................................7-33
6. Zekeringkast .....................................7-54
7. Minpool accu.....................................7-40
8. Pluspool accu ...................................7-40
9. Radiateurdop ....................................7-28
10. Peilstok motorolie............................7-24
11. Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof
........................................................7-30
12. Sproeierreservoir ............................7-31
De uiteindelijke motorruimte kan afwijken van de afbeelding.
3
Stoelen / 3-2 Veiligheidsgordels / 3-18 Kinderzitjes / 3-32 Aanvullend veiligheidssysteem / 3-44
Veiligheidsysteem van uw auto
Veiligheidsysteem van uw auto
23
Voorstoel
(1) Voorwaartse/achterwaartse richting (2) Rugleuningverstelling (3) Zittinghoogte (bestuurdersstoel)* (4) Lendesteun (bestuurdersstoel)* (5) Stoelverwarming* / Stoelverwarming
(met luchtventilatie, bestuurdersstoel)*
(6) Hoofdsteun
2e zitrij
(7) Rugleuning verstellen en
neerklappen (8) Tweevoudig neerklapbaar* (9) Hoofdsteun (10) Armsteun
3e zitrij*
(11) Neerklappen rugleuning (12) Hoofdsteun
*
indien van toepassing
STOELEN
OXM039001L
handmatig
elektrisch
33
Veiligheidsysteem van uw auto
WAARSCHUWING -
Bestuurdersstoel
• Probeer de stoel nooit tijdens het rijden te verstellen. Hierdoor kunt u de controle verliezen waardoor een ongeluk met ernstig letsel of schade het gevolg kan zijn.
• Zorg ervoor dat de rugleuning altijd in de normale positie kan staan.
Als de rugleuning vanwege hinderlijk geplaatste voorwerpen of andere oorzaken niet goed vergrendeld kan worden, kan dit bij een noodstop of aanrijding ernstig letsel tot gevolg hebben.
Zet voor het wegrijden de rugleuning altijd rechtop en plaats de heupgordel strak en zo laag mogelijk over de heupen. In deze positie bent u in geval van een aanrijding het beste beschermd.
• Ga zo ver van het stuurwiel af zitten als mogelijk is zonder dat dit ten koste gaat van het bedieningscomfort om onnodig en wellicht ernstig letsel door de airbag te voorkomen. Geadviseerd wordt een minimale afstand van 25 cm tussen uw bovenlichaam en het stuurwiel.
WAARSCHUWING -
Opklappen van de rugleuning
Zorg ervoor, indien u de rugleuning weer rechtop zet, dat u deze vasthoudt en rustig omhoog klapt. Als u de rugleuning niet vasthoudt tijdens het omhoog klappen, kan de rugleuning terugschieten waardoor u letsel kunt oplopen.
WAARSCHUWING -
Losliggende voorwerpen
Losliggende voorwerpen in de voetenruimte van de bestuurder kunnen de werking van de pedalen nadelig beïnvloeden en mogelijk een ongeval veroorzaken. Plaats niets onder de voorstoelen.
WAARSCHUWING -
Verantwoordelijkheid van de bestuurder voorpassagier
Rijden met de rugleuning van een stoel neergeklapt, kan bij een aanrijding leiden tot ernstig letsel. Als de rugleuning neergeklapt is, kan de persoon op de desbetreffende stoel bij een aanrijding onder de gordel doorglijden, waardoor de onderbuik zwaar belast kan worden. Hierdoor kan ernstig letsel ontstaan. De bestuurder moet de passagier erop wijzen tijdens het rijden de rugleuning altijd zo rechtop mogelijk te houden.
Veiligheidsysteem van uw auto
43
Afstellen van voorstoel ­handmatig
Voorwaartse/achterwaartse richting
Verstel de stoel als volgt naar voren of naar achteren:
1. Houd de hendel voor de langsverstelling omhooggetrokken.
2. Schuif de stoel in de gewenste positie.
3. Laat de hendel los en controleer of de stoel vergrendeld is.
Stel de stoel af voordat u gaat rijden en controleer of de stoel goed vergrendeld is door te proberen deze handmatig naar voren of achteren te schuiven. Als de stoel beweegt, dan is hij niet goed vergrendeld.
OXM039002
WAARSCHUWING
Controleer na het afstellen van de stoel altijd of deze goed is vergrendeld, door te proberen deze naar voren of achteren te schuiven zonder de ontgrendelhendel te gebruiken. Als de bestuurdersstoel plotseling in beweging komt, kunt u de controle over de auto verliezen.
(Vervolg)
• Controleer na het terugklappen van de rugleuning of deze goed vergrendeld is door te proberen hem naar voren en naar achteren te bewegen.
• Voorkom de kans op brandwonden en verwijder daarom de vloerbedekking in de bagageruimte niet. De emissieregelsystemen onder de vloer brengen hoge uitlaattemperaturen met zich mee.
WAARSCHUWING -
Rugleuning achterbank
• De rugleuning achter moet goed vergrendeld zijn. Als dat niet het geval is, kunnen passagiers en objecten in geval van afremmen of een aanrijding plotseling naar voren schieten, waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
• Bagage en andere lading moet plat in de bagageruimte worden gelegd. Als de objecten groot of zwaar zijn, of moeten worden gestapeld, moeten ze worden vastgezet. Objecten in de bagageruimte mogen nooit hoger worden gestapeld dan de rugleuning. Het niet opvolgen van deze waarschuwingen kan leiden tot ernstig letsel in geval van afremmen of een aanrijding.
• In de bagageruimte mogen geen passagiers vervoerd worden en tijdens het rijden mogen er geen passagiers zitten of liggen op een neergeklapte rugleuning. Alle passagiers moeten zitten en de aanwezige veiligheidsgordels dragen.
(Vervolg)
35
Veiligheidsysteem van uw auto
Rugleuning
Stel de rugleuning als volgt af:
1. Leun iets naar voren en trek de hendel van de rugleuningverstelling omhoog.
2. Leun vervolgens voorzichtig achterover en verstel de rugleuning in de gewenste positie.
3. Laat de hendel los en zorg ervoor dat de rugleuning vergrendeld is. (De hendel MOET zijn oorspronkelijke positie weer innemen om de rugleuning te vergrendelen.)
Afstellen van de zittinghoogte (bestuurdersstoel)
Duw de hendel omhoog of omlaag om de hoogte van de zitting te veranderen.
• Duw de hendel een aantal maal omlaag om de zitting lager af te stellen.
• Trek de hendel een aantal maal omhoog om de zitting hoger af te stellen.
Afstellen van voorstoel
- elektrisch (indien van toepassing)
De voorstoel kan worden afgesteld met de bedieningsschakelaar aan de buitenzijde van de zitting. Stel voor het rijden de stoel af in de juiste stand zodat het stuurwiel, de pedalen en de schakelaars op het dashboard gemakkelijk bediend kunnen worden.
OXM039004OXM039003
WAARSCHUWING
De elektrisch verstelbare stoelen kunnen bediend worden met het contact in stand LOCK.
Laat kinderen daarom nooit alleen achter in de auto.
Veiligheidsysteem van uw auto
63
Voorwaartse/achterwaartse richting
Druk de knop naar voren of naar achteren om de stoel in de gewenste stand te zetten. Laat de knop los zodra de zitting in de gewenste stand staat.
Rugleuning
Druk de knop naar voren of naar achteren om de rugleuning in de gewenste stand te zetten. Laat de knop los zodra de zitting in de gewenste stand staat.
OXM039006 OXM039007
OPMERKING
• Elektrisch verstelbare stoelen worden aangedreven door elektromotoren. Laat de schakelaar los als de stoel juist afgesteld is. Anders kunnen de elektrische onderdelen beschadigd raken.
• Het verstellen van de stoelen kost behoorlijk veel stroom. Beperk daarom het verstellen van de stoelen tot een minimum zolang de motor niet loopt.
• Bedien niet meerdere schakelaars tegelijkertijd. Anders kunnen de elektromotoren of andere elektrische onderdelen beschadigd raken.
37
Veiligheidsysteem van uw auto
Afstellen van de zittinghoogte (bestuurdersstoel)
Druk het voorste deel van de knop naar boven of naar beneden om de voorzijde van de zitting omhoog of omlaag te verstellen. Beweeg het achterste deel van de knop naar boven of naar beneden om de achterzijde van de zitting omhoog of omlaag te verstellen. Laat de knop los zodra de zitting in de gewenste stand staat.
Lendesteun (bestuurdersstoel)
De lendesteun kan worden afgesteld door op de knop te drukken.
Hoofdsteun
De stoelen van de bestuurder en voorpassagier zijn voor extra veiligheid en comfort voorzien van een hoofdsteun.
De hoofdsteun biedt niet alleen comfort, maar helpt tevens bij de bescherming van hoofd en nek van de inzittenden bij een aanrijding.
OHM038048N
OXM039008 OXM039009
Veiligheidsysteem van uw auto
83
Afstellen van de hoogte
Hoger: trek de hoofdsteun omhoog om hem in de gewenste positie (1) te zetten. Lager: druk de ontgrendelknop (2) in en laat de hoofdsteun in de gewenste positie (3) zakken.
De hoek verstellen (indien van toepassing)
De hoek van de hoofdsteun kan versteld worden door het onderste deel van de hoofdsteun omhoog te trekken of omlaag te duwen.
Zorg ervoor dat de hoofdsteun hoofd en nek goed ondersteunt.
OXM039011
OXM039010
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming in geval van een aanrijding moet de hoofdsteun zo afgesteld zijn dat het midden van de hoofdsteun zich op dezelfde hoogte bevindt als het zwaartepunt van het hoofd van de inzittende. Over het algemeen bevindt het zwaartepunt van het hoofd zich op dezelfde hoogte als de bovenzijde van de ogen. Zorg dat de hoofdsteun zich zo dicht mogelijk bij uw hoofd bevindt. Gebruik daarom geen kussen waardoor het lichaam verder van de rugleuning af komt.
• Gebruik de auto niet als de hoofdsteunen zijn verwijderd omdat dan in geval van een aanrijding ernstig letsel kan ontstaan. Een goed afgestelde hoofdsteun biedt een zo optimaal mogelijke bescherming tegen nekletsel.
• Verstel de hoofdsteun van de bestuurder niet als de auto rijdt.
OPMERKING
Door te hard trekken aan of duwen op de hoofdsteun kan deze beschadigd raken.
39
Veiligheidsysteem van uw auto
Verwijderen (behalve actieve hoofdsteun)
Trek de hoofdsteun zo ver mogelijk omhoog en druk vervolgens de ontgrendelknop (1) in om de hoofdsteun te verwijderen (2).
Stop, om de hoofdsteun terug te plaatsen, de pennen van de hoofdsteun (3) in de gaten terwijl u de ontgrendelknop (1) indrukt. Stel de hoofdsteun vervolgens af op de gewenste hoogte.
Actieve hoofdsteun (indien van toepassing)
De actieve hoofdsteun is ontworpen om naar voren en boven te bewegen bij een aanrijding van achteren. Dit voorkomt dat het hoofd van de bestuurder of voorpassagier naar achteren beweegt waardoor nekletsel kan ontstaan.
De actieve hoofdsteunen kunnen, voor uw eigen veiligheid, niet worden verwijderd. Laat de auto controleren door een officiële KIA-dealer wanneer er een probleem is ontstaan met een actieve hoofdsteun.
OXM039012
HNF2041-1
WAARSCHUWING
Zorg dat de hoofdsteun wordt vergrendeld nadat deze is versteld, zodat de inzittenden optimaal beschermd zijn.
WAARSCHUWING
Wanneer er iemand op de stoel zit, wanneer er tegen de stoel wordt geduwd of wanneer er aan de stoel wordt getrokken, kan er een opening ontstaan tussen de stoel en de ontgrendelknop voor de hoofdsteun. Zorg ervoor dat uw vingers, enz. niet klem komen te zitten in de opening.
Veiligheidsysteem van uw auto
103
Stoelverwarming (indien van toepassing)
Type A
Met de stoelverwarming kunnen de voorstoelen bij lage buitentemperaturen verwarmd worden. De stoelverwarming kan worden ingeschakeld door op de schakelaar te drukken voor de bestuurdersstoel en/of de stoel van de voorpassagier als het contact in stand ON staat. Laat de schakelaars in stand UIT staan als de stoelverwarming niet gebruikt hoeft te worden.
AANWIJZING
Als de schakelaars voor de stoelverwarming in stand AAN staan, schakelt de stoelverwarming automatisch aan of uit, afhankelijk van de temperatuur van de stoel.
Type B (met luchtventilatie, indien van toepassing)
De temperatuurinstelling van de stoel verandert afhankelijk van de stand van de schakelaar.
• Als u de zitting wilt verwarmen, draait u de schakelaar naar rechts (rood).
• Als u de zitting wilt koelen, draait u de schakelaar naar links (blauw). Zet de schakelaar op de gewenste temperatuur.
• Zet de schakelaar in stand 0 om de verwarming uit te schakelen.
OXM039014
OPMERKING
• Gebruik voor het reinigen van de stoelen geen organisch oplosmiddel, zoals thinner, alcohol of wasbenzine. Hierdoor kan de stoelverwarming en de stoel zelf beschadigd worden.
• Plaats geen dekens, kussens of stoelhoezen over de stoel als de stoelverwarming is ingeschakeld. Dit kan leiden tot oververhitting.
• Plaats geen zware of scherpe voorwerpen op stoelen die zijn voorzien van stoelverwarming. Hierdoor kunnen de onderdelen van de stoelverwarming beschadigd raken.
OXM039013
311
Veiligheidsysteem van uw auto
Opbergvak in rugleuning
In de rugleuning van beide voorstoelen bevindt zich een opbergvak.
Afstellen van de achterbank
Rugleuningverstelling (2e zitrij)
Stel de rugleuning als volgt af:
1. Trek de hendel van de rugleuningverstelling omhoog.
2. Houd de hendel omhooggetrokken en verstel de rugleuning in de gewenste positie.
3. Laat de hendel los en zorg dat de rugleuning in die positie vergrendeld is. (De hendel MOET zijn oorspronkelijke positie weer innemen om de rugleuning te vergrendelen.)
OXM039015
OXM039016
WAARSCHUWING -
Verbranding door de stoelverwarming
Wees erg voorzichtig bij het gebruik van de stoelverwarming vanwege het gevaar voor oververhitting, waardoor brand kan ontstaan. De passagiers moeten kunnen voelen of de stoel te warm wordt en de stoelverwarming uit kunnen schakelen. Vooral de volgende categorieën personen dienen erg voorzichtig te zijn:
1. Kinderen, ouderen, gehandicapten en ziekenhuispatiënten
2. Personen met een gevoelige huid
3. Vermoeide personen
4. Dronken personen
5. Personen die onder invloed zijn van medicijnen die het reactievermogen verminderen of slaap opwekken (Sleeping pills, cold tablets, etc.)
WAARSCHUWING -
Opbergvakken rugleuning
Plaats geen zware of scherpe voorwerpen in de opbergvakken. Bij een ongeval kunnen ze uit de opbergvakken geslingerd worden en inzittenden verwonden.
Veiligheidsysteem van uw auto
123
Hoofdsteun
De zitplaatsen achterin zijn voor extra veiligheid en comfort van de inzittenden voorzien van hoofdsteunen.
De hoofdsteun biedt niet alleen comfort, maar helpt tevens bij de bescherming van hoofd en nek van de inzittenden bij een aanrijding.
Afstellen van de hoogte
Hoger: trek de hoofdsteun omhoog om hem in de gewenste positie (1) te zetten. Lager: druk de ontgrendelknop (2) in en laat de hoofdsteun in de gewenste positie (3) zakken.
OXM039017
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming in geval van een aanrijding moet de hoofdsteun zo afgesteld zijn dat het midden van de hoofdsteun zich op dezelfde hoogte bevindt als het zwaartepunt van het hoofd van de inzittende. Over het algemeen bevindt het zwaartepunt van het hoofd zich op dezelfde hoogte als de bovenzijde van de ogen.
Zorg dat de hoofdsteun zich zo dicht mogelijk bij uw hoofd bevindt. Het gebruik van een kussen waardoor het lichaam verder van de rugleuning af komt wordt afgeraden.
• Gebruik de auto niet als de hoofdsteunen zijn verwijderd omdat dan in geval van een aanrijding ernstig letsel kan ontstaan. Een goed afgestelde hoofdsteun biedt een zo optimaal mogelijke bescherming tegen ernstig nekletsel.
OHM038049N
* *
* indien van toepassing
313
Veiligheidsysteem van uw auto
Verwijderen
Trek de hoofdsteun zo ver mogelijk omhoog en druk vervolgens de ontgrendelknop (1) in om de hoofdsteun te verwijderen (2).
Stop, om de hoofdsteun terug te plaatsen, de pennen van de hoofdsteun (3) in de gaten terwijl u de ontgrendelknop (1) indrukt. Stel de hoofdsteun vervolgens af op de gewenste hoogte.
Armsteun (2e zitrij)
Om de armsteun te gebruiken, trekt u hem uit de rugleuning naar voren.
Neerklapbare achterbank
De rugleuning achter kan worden opgeklapt om het vervoer van langere voorwerpen mogelijk te maken of de bagageruimte te vergroten.
OXM039019OXM039018
WAARSCHUWING
Zorg dat de hoofdsteun wordt vergrendeld nadat deze is versteld, zodat de inzittenden optimaal beschermd zijn.
WAARSCHUWING
Het doel van de opklapbare rugleuning is het vervoer van langere voorwerpen mogelijk te maken waarvoor anders geen ruimte is.
Laat nooit iemand op een neergeklapte rugleuning zitten als de auto rijdt omdat dat geen veilige positie is en omdat dan de veiligheidsgordels niet gebruikt kunnen worden. Hierdoor kan bij een aanrijding of een noodstop ernstig letsel ontstaan. Voorwerpen die op de neergeklapte rugleuning vervoerd worden mogen niet boven de bovenzijde van de voorstoelen uitsteken. Als dat wel het geval is kan de lading bij een noodstop naar voren schuiven en letsel of schade veroorzaken.
Veiligheidsysteem van uw auto
143
2e zitrij
1. Steek de gesp van de veiligheidsgordel achter in de opening tussen de rugleuning en de zitting en plaats de gordel in de geleider om beschadiging te voorkomen.
2. Zet de rugleuning zoveel mogelijk rechtop en schuif indien nodig de voorste stoel naar voren.
3. Zet de hoofdsteunen achter in de laagste positie.
4.Trek aan de hendel in de rugleuning naar buiten en klap de stoel naar voren. Controleer na het rechtop zetten van de rugleuning altijd of de rugleuning goed vergrendeld is door tegen de bovenzijde van de rugleuning te drukken.
5. Tweevoudig neerklapbaar
(rechter stoel 2e zitrij, indien van toepassing)
Trek aan de dubbele lus op de rugleuning van de rechter stoel en trek vervolgens de zitting aan de achterzijde omhoog in de richting van de voorkant van de auto. Zorg wanneer u de zitting in de oorspronkelijke positie terugplaatst dat deze is vergrendeld door aan de achterzijde van de zitting te trekken.
OXM039021 OXM039023
315
Veiligheidsysteem van uw auto
6. Trek om de achterbank weer in zijn oorspronkelijke positie te zetten aan de hendel van de rugleuningverstelling totdat hij vastklikt. Zorg ervoor dat de rugleuning vergrendeld is.
7. Plaats de veiligheidsgordel weer in de juiste positie.
3e zitrij (indien van toepassing)
1. Steek de gesp van de veiligheidsgordel achter in de opening tussen de rugleuning en de zitting en plaats de gordel in de geleider om beschadiging van de veiligheidsgordel te voorkomen.
2. Zet de rugleuning van de 2e zitrij rechtop.
3. Zet de hoofdsteunen achter in de laagste positie.
OXM039024
WAARSCHUWING
Bij het terugzetten van de achterbank in zijn oorspronkelijke positie nadat de bank is neergeklapt:
Let erop dat het materiaal van de gordel of de gesp niet beschadigd worden. Zorg ervoor dat de gordel of gesp niet klem komen te zitten. Controleer of de rugleuning goed vergrendeld is door tegen de bovenzijde van de rugleuning te drukken. Anders kan bij een aanrijding of noodstop de rugleuning naar voren klappen, waardoor de bagage in het passagierscompartiment terecht kan komen en de inzittenden ernstig letsel zouden kunnen oplopen.
Veiligheidsysteem van uw auto
163
4.Trek aan de hendel in de rugleuning naar buiten en klap de stoel naar voren. Controleer na het rechtop zetten van de rugleuning altijd of de rugleuning goed vergrendeld is door tegen de bovenzijde van de rugleuning te drukken.
5. Trek om de achterbank weer in zijn oorspronkelijke positie te zetten aan de hendel van de rugleuningverstelling totdat hij vastklikt. Zorg ervoor dat de rugleuning vergrendeld is.
6. Plaats de veiligheidsgordel weer in de juiste positie.
OXM039025
WAARSCHUWING
Bij het terugzetten van de achterbank in zijn oorspronkelijke positie nadat de bank is neergeklapt:
Let erop dat het materiaal van de gordel of de gesp niet beschadigd worden. Zorg ervoor dat de gordel of gesp niet klem komen te zitten. Controleer of de rugleuning goed vergrendeld is door tegen de bovenzijde van de rugleuning te drukken. Anders kan bij een aanrijding of noodstop de rugleuning naar voren klappen, waardoor de bagage in het passagierscompartiment terecht kan komen en de inzittenden ernstig letsel zouden kunnen oplopen.
OXM039022
Loading...
+ 395 hidden pages