Kia Sorento 2009 Owner's Manual [nl]

1
Hoe Gebruikt u deze Handleiding / 1-2
Besturingsinstructies voor uw Voertuig / 1-3
Inrijden van het Voertuig / 1-3
Inleiding
Inleiding
21
Om ernstige of zelfs dodelijke ongelukken te vermijden, dient u min­stens de paragrafen WAARSCHUWING en VOORZICHTIG in alle hoofdstukken van deze handleiding aandachtig te lezen. U kan ze gemakkelijk herkennen aan de speciale markeringen die u hieronder ziet.
De illustraties vormen een aanvulling op de tekst in deze handleiding zodat u alle aanwijzingen voor een opti­maal rijplezier goed begrijpt. Bij het lezen van uw handleiding zal u alles vernemen over de kenmerken van uw auto, belangrijke veiligheidsinfor­matie en rijgedrag in verschillende omstandigheden.
De algemene opbouw van de han­dleiding is te zien in de inhoudstabel. Een goed beginpunt is de index, die een alfabetisch overzicht van alle informatie in deze handleiding geeft. Hoofdstukken: Deze handleiding bestaat uit acht hoofdstukken en een index. Elk hoofdstuk begint met een korte inhoudstabel, zodat u in één oogopslag ziet of de informatie die u zoekt in dit hoofdstuk te vinden is.
In deze handleiding zal u op diverse plaatsen WAARSCHUWING, VOORZICHTIG en OPMERKING aantreffen.
De paragrafen WAARSCHUWING, VOORZICHTIG en OPMERKING werden ingevoegd om uw veiligheid en uw blijvende tevredenheid over uw Kia Carnival te verzekeren. ALLE procedures en aanbevelingen in deze paragrafen WAARSCHUWING, VOORZICHTIG en OPMERKING dient u aandachtig te lezen en pre­cies na te leven.
OPMERKING
OPMERKING wijst op een situatie waarin uw auto schade kan oplopen als u de aanwijzingen negeert.
HOE GEBRUIKT U DEZE HANDLEIDING
WAARSCHUWING
WAARSCHUWING wijst op een situatie waarin het negeren van de waarschuwing tot ernstige of zelfs dodelijke lichamelijke ver­wondingen kan leiden.
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG wijst op een situ­atie waarin het negeren van de aanmaning tot voorzichtigheid tot lichamelijke verwondingen, eventueel ernstig, kan leiden.
13
Inleiding
BESTURINGSINSTRUCTIES VOOR UW VOERTUIG
Net als bij alle andere voertuigen van dit type kan een foutieve besturing van dit voertuig leiden tot controlev­erlies, een ongeval of het kantelen van het voertuig.
Door zijn specifieke ontwerp (grotere bodemvrijheid, spoorbreedte enz.) ligt het zwaartepunt van deze auto hoger dan bij normale auto’s. Hij is er daarom niet geschikt voor om bocht­en te nemen met dezelfde snelheden als een conventionele auto met 2­wielaandrijving. Vermijd scherpe bochten en plotselinge manoeuvres. We wijzen er nogmaals op dat een foutieve besturing van dit voertuig kan leiden tot controleverlies, een ongeluk of het kantelen van het voer­tuig. Neem de richtlijnen voor het rij­den op de weg en “off-road” in dit instructieboekje aandachtig door.
INRIJDEN VAN HET VOER­TUIG
Er dient geen speciale inrijperiode in acht genomen te worden. Door de eerste 1000 km enkele eenvoudige voorzorgen te nemen, kunt u de prestaties, zuinigheid en de levensdu­ur van uw auto verhogen.
• Laat de motor niet op hoog toerental draaien.
• Rij geen lange periodes met dezelfde snelheid (hoog of laag). Varieer uw snelheid zodat de motor goed kan inlopen.
• Vermijd bruusk remmen, tenzij in noodgevallen, zodat de remmen zich goed kunnen zetten.
• Vermijd het wegrijden met vol gas.
2
Overzicht Dashboard / 2-2
Motorruimte / 2-3
Uw auto in één oogopslag
Uw auto in één oogopslag
22
OVERZICHT DASHBOARD
OBL006001E
1. Bediening lichten /
Richtingaanwijzers..............................4-59
2. Instrumentenpaneel............................4-40
3. Ruitenruitenwisser / Sproeier .............4-63
4. Verwarmings- en
ventilatiesysteem*.......................4-69/4-77
5. Airbag passagierszijde*......................3-50
6. Alarmknipperlichten......................4-68/6-2
7. Hendel motorkapontgrendeling...........3-68
8. Airbag bestuurder*..............................3-49
9. Stuurbekrachtiging..............................4-34
10. Contactslot..........................................4-3
11. Parkeerremhendel ............................4-30
12. Versnellingspook.......................4-10/4-12
13. Handschoenkastje ............................3-80
* : indien van toepassing
1234 5 6
78
9 10 11 12
13
23
Uw auto in één oogopslag
MOTORRUIMTE
1. Luchtfilter ................................................7-30
2. Peilstok motorolie ...................................7-20
3. Motorolievuldop ......................................7-20
4. Peilstok Automatische
-
transmissievloeistof* ...........................7-26
5. Reservoir rem-*/koppelingsvloeistof......7-23
6. Zekeringkast.............................................6-7
7. Reservoir voorruitsproeiervloeistof........7-28
8. Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof..7-25
9. Motorkoelmiddelreservoir.......................7-21
10. Radiateurdop ....................................7-22
11. Accu ...............................................6-5/7-34
* : indien van toepassing
12 3456
789
10
11
7BLA7001
* De uiteindelijke motorruimte kan afwijken van de afbeelding.
3
Sleutels / 3-3 Portiervergrendeling met Afstandsbediening / 3-4 Startblokkering / 3-5 Portiersloten / 3-7
Ramen / 3-10 Voorstoel / 3-12 Achterbank / 3-20 Veiligheidsgordels / 3-23 Airbag - Aanvullend Veiligheidssysteem / 3-46 Achterklep / 3-66 Motorkap / 3-68 Tankdopklep / 3-69 Brandstofafsluitschakelaar / 3-72 Spiegels / 3-72 Interieurverlichting / 3-76 Bekerhouder / 3-78 Opbergvak / 3-79 Opbergvak voor Zonnebril / 3-81
Kennismaking met uw auto
Schuif-/Kanteldak / 3-82
Roof rack / 3-84
Overige Voorzieningen / 3-86
Antenne / 3-90
Afscheidingsnet / 3-91
Bagagenet / 3-95
Rolhoes / 3-96
Middelste Opbergvak Bagageruimte / 3-97
Kennismaking met uw auto
3
33
Kennismaking met uw auto
De cijfercode van uw sleutel is in het plaatje dat aan uw set sleutels hangt gegraveerd. Mocht u uw sleutels ooit verliezen, dan kunt u deze met behulp van dit nummer gewoon laten bijmaken bij elke erkende Kia-dealer. Verwijder dit plaatje van uw sleutels en bewaar het op een veilige plaats. Noteer de cijfercode ook op een veilige en handige plaats, maar niet in uw auto.
SLEUTELS
WAARSCHUWING
- Contactsleutel
Het is gevaarlijk kinderen zonder toezicht samen met de contactsleutel in de auto te laten, zelfs als deze sleutel niet in het contactslot zit. Kinderen imiteren volwassenen graag en zouden de contactsleutel in het contactslot kunnen steken. Met de contactsleutel in het contactslot zouden kinderen de elektrische ramen en andere bedieningselementen kunnen bedienen of zelfs met de auto kunnen rijden, wat tot ernstige verwondingen of zelfs overlijden zou kunnen leiden. Laat uw sleutels daarom nooit in de auto wanneer er kinderen zonder toezicht in zitten.
VOORZICHTIG
Gebruik uitsluitend een originele Kia-contactsleutel in uw auto. Als er een imitatiesleutel wordt gebruikt, kan het gebeuren dat de het contactslot na het aanslaan van de motor niet van stand START naar stand ON terugkeert. Hierdoor blijft de startmotor continu draaien en kan er schade ontstaan aan de startmotor. Tevens kan er brand ontstaan als gevolg van oververhitting in de bedrading.
6BLA0201
Kennismaking met uw auto
43
* : Indien van toepassing
Als uw auto is uitgerust met deze optie, kunt u de sloten van de portieren en het achterportier openen en sluiten van een afstand van maximaal 10 meter (30 feet). U doet dit met behulp van de zender/sleutelhanger die bij uw auto is geleverd.
(1) VERGRENDELEN ( ):
Alle portieren en de achterklep worden vergrendeld wanneer u toets LOCK op de afstandsbediening indrukt. De alarmknipperlichten zullen één keer knipperen.
(2) ONTGRENDELEN ( ):
Alle portieren en de achterklep worden ontgrendeld wanneer u toets UNLOCK op de afstandsbediening indrukt. De alarmknipperlichten zullen twee keer knipperen. Wanneer de schakelaar in de middenstand staat, brandt de interieurverlichting en/of de bagageruimteverlichting gedurende 30 seconden.
Na het indrukken van de knop zullen alle 4 portieren automatisch vergrendelen, tenzij de portieren binnen 30 seconden geopend worden.
(3) Ontgrendelen achterruit ( ):
De achterruit wordt ontgrendeld wanneer u toets GLS op de afs­tandsbediening indrukt.
(4) Alarm (
,
indien van
toepassing
):
De claxon klinkt en de alarmknipperlichten knipperen gedurende ongeveer 27 seconden wanneer u deze toets op de afstandsbediening langer dan 0,5 seconden indrukt.
OPMERKING
• De afstandsbediening van de portiersloten werkt niet wanneer:
- de contactsleutel zich in het
contactslot bevindt.
- u verder dan 10 meter (30 feet)
van uw auto bent verwijderd.
- de batterij in de
afstandsbediening is bijna leeg.
- andere voertuigen of voorwerpen
het signaal van het zendertje tegenhouden.
- de temperatuur is erg laag.
- de afstandsbediening bevindt
zich in de buurt van een radiozender of een luchthaven waardoor de normale werking van de afstandsbediening verstoord wordt.
• Werkt de afstandsbediening van de portiersloten niet naar tevredenheid, neem dan zo spoedig mogelijk contact op met een officiële Kia-dealer.
PORTIERVERGRENDELING MET AFSTANDSBEDIENING (INDIEN VAN TOEPASSING)
OUN026001
*
35
Kennismaking met uw auto
Vervangen van batterij
1. Plaats een smal stukje gereed­schap in de opening en wip het dek­seltje van de afstandsbediening los.
2. Plaats een nieuwe batterij van 3 V met de (-) zijde omhoog gericht.
3. Zet het zendertje nu weer in elkaar.
4. Controleer of het zendertje werkt.
Uw auto is uitgerust met een elektronische startblokkering om de kans op ongeoorloofd gebruik te verminderen.
De startblokkering bestaat uit een kleine transponder in de contactsleutel, een ontvangstspoel in het contactslot en een elektronische module in de stuurkolom (of Smartra-unit).
Dit systeem zorgt ervoor dat, zodra u het contact in stand ON zet, de spoel in het contactslot een signaal ontvangt en dit doorstuurt naar de elektronische geregeld veersysteem.
De elektronische geregeld veersysteem controleert eerst of dit signaal juist is.
Als het signaal juist is, kan de motor worden gestart.
Als het signaal niet juist is, kan de motor niet worden gestart.
VOORZICHTIG
• Door het gebruik van een ver­keerde batterij kan de afs­tandsbediening niet goed werken. Gebruik altijd de juiste batterij.
• Zorg ervoor dat u het zendert­je niet beschadigt: laat het niet vallen, laat het niet nat worden en stel het niet bloot aan hoge temperaturen of zonlicht.
OUN026002
OUN026003
STARTBLOKKERING (INDIEN VAN TOEPASSING)
Kennismaking met uw auto
63
Uitschakelen van de startblokkering:
Steek de sleutel in het contact en draai hem in stand ON.
Inschakelen van de startblokkering:
Zet het contact in stand OFF. De startblokkering wordt automatisch ingeschakeld. Zonder een bijpassende sleutel kan de motor niet meer worden gestart.
OPMERKING
Houd bij het starten van de motor andere sleutels met transponder uit de buurt. Anders slaat de motor misschien niet aan of slaat hij na het starten weer af. Bewaar de sleutels die u bij uw auto krijgt gescheiden van elkaar om problemen te voorkomen.
OPMERKING
Raadpleeg een officiële Kia-dealer als u extra sleutels nodig hebt of als u uw sleutels verliest.
VOORZICHTIG
De transponder in uw contactsleutel is een belangrijk onderdeel van het startblokkeer
-
systeem. Hij is ontworpen voor jarenlang probleemloos gebruik. Let op voor vocht, statische elektriciteit en een ruwe behandeling. Hierdoor kan de startblokkering defect raken.
VOORZICHTIG
Breng geen wijzigingen aan in het startblokkeersysteem. Hierdoor kan het systeem defect raken. Laat het systeem indien nodig controleren en repareren door een officiële Kia­dealer. Storingen veroorzaakt door onjuiste afstelling of eigenhandige modificaties van het startblokkeersysteem vallen niet onder de fabrieksgarantie.
VOORZICHTIG
Houd geen metalen voorwerpen in de buurt van de sleutel of het contactslot.
Deze metalen voorwerpen kunnen het signaal van de transponder storen, waardoor de motor niet kan worden gestart.
WAARSCHUWING
Bewaar geen reservesleutels in uw auto, om diefstal van uw auto te voorkomen. Uw wachtwoord van de startblokkering is uniek en strikt persoonlijk. Bewaar het nummer niet ergens in uw auto.
37
Kennismaking met uw auto
Automatische Portiersloten
Portiersloten bedienen - met de sleutel
• Draai de sleutel naar de achterzijde van de auto om het portier te ontgrendelen en naar de voorzijde om het portier te vergrendelen.
• Trek de portiergreep na het ontgrendelen omhoog om het portier te openen.
• Alle portieren en de achterklep kunnen met de sleutel via het bestuurdersportier (of via het passagiersportier, indien van toepassing) worden vergrendeld en ontgrendeld.
Portiersloten bedienen – met afstandsbediening
Druk om een portier zonder sleutel te vergrendelen de vergrendelknop (1) aan de binnenzijde in en sluit het portier (2).
OPMERKING
Neem altijd de contactsleutel uit het contact, trek de handrem aan, sluit alle ramen en doe alle portieren op slot wanneer u uw auto ergens parkeert.
De portiersloten van binnenuit bedienen
• Zet de vergrendelknop van het portier in de stand VERGRENDELD om het portier te vergrendelen.
• Zet de vergrendelknop van het portier in de stand ONTGRENDELD om het portier te ontgrendelen.
• Trek de portiergreep naar achteren om het portier te openen.
PORTIERSLOTEN
E2BLA305
Vergrendeld
Ontgrendeld
E2BLA302 6BLA304
Vergrendeld
Ontgrendeld
Kennismaking met uw auto
83
OPMERKING
Als het portier afgesloten is, is het rode gedeelte van de knop niet zicht­baar.
Centrale Portiervergrendeling
Alle portieren en de achterklep wor­den automatisch vergrendeld wan­neer u op het voorste deel van de schakelaar van de portiervergrendel­ing drukt.
Alle portieren en de achterklep wor­den automatisch ontgrendeld wan­neer u op het achterste deel van de schakelaar van de portiervergrendel­ing drukt.
Als de sleutel nog in het contact zit en het bestuurdersportier geopend is, kunnen de portieren niet worden vergrendeld met de schakelaar.
OPMERKING
Een vergrendeld portier kan ont­grendeld worden bij aanrijdingen waarbij de airbag opgeblazen wordt.
OPMERKING
Als het portier een aantal keren snel achter elkaar wordt vergrendeld en weer ontgrendeld, ofwel met de sleu­tel ofwel met de schakelaar portiervergrendeling, zal de werk­ing van het systeem tijdelijk worden onderbroken om beschadiging van de onderdelen te voorkomen.
VOORZICHTIG
De portieren moeten altijd volledig gesloten en op slot zijn terwijl het voertuig in beweging is. Hierdoor kunt u voorkomen dat het portier per ongeluk wordt geopend. Als de portieren op slot zijn, ontmoedigt dat ook mogelijke binnendringers die de portieren zouden willen openen als de auto stilstaat of langza­mer gaat rijden.
WAARSCHUWING
- Kinderen Zondetoezicht
Laat nooit kinderen of dieren zonder toezicht in de auto. In een afgesloten auto kan de tem­peratuur extreem hoog oplopen, wat de dood of ernstige ver­wonding van kinderen die het voertuig niet kunnen verlaten, of van dieren, tot gevolg kan hebben.
OBL036901N
Vergrendeld
Ontgren
-
deld
39
Kennismaking met uw auto
Supervergrendeling (Indien van toepassing)
Als u de sleutel in de stand LOCK draait of de toets LOCK op de afstandsbediening indrukt, kunnen de portieren uitsluitend ontgrendeld worden met de sleutel of de afstandsbediening. Hiermee wordt voorkomen dat de portieren kunnen worden geopend door bijvoorbeeld een ruit in te slaan.
Kinderslot achterportier
Het kinderslot zorgt ervoor dat kinderen de achterportieren niet per ongeluk van binnenuit kunnen ope­nen. Schakel het kinderslot altijd in als u gaat rijden met kinderen.
1. Open het achterportier.
2. Zet het kinderslot aan de achterkant van het portier in stand Vergrendelen. Als het kinderslot in stand “Vergrendelen ( )” staat, kan het achterportier niet van bin­nenuit worden geopend.
3. Sluit het achterportier.
Het achterportier kan worden geopend met de buitenste hand­greep.
Zelfs als het achterportier niet is ver­grendeld, kan het portier niet met de binnenste portiergreep worden geopend, totdat het kinderslot wordt uitgeschakeld ( ).
WAARSCHUWING
Schakel de supervergrendeling niet in met de sleutel of afs­tandsbediening als zich nog iemand in de auto bevindt. Degene die in de auto zit, kan de portieren niet ontgrendelen met de portiervergrendelknop of de schakelaar portiervergrendel­ing. Als het portier bijvoorbeeld met de afstandsbediening is vergrendeld, dan kan degene die in de auto zit het portier niet ontgrendelen zonder de afs­tandsbediening.
WAARSCHUWING
- Portiersloten Achter
Als kinderen tijdens het rijden per ongeluk de achterportieren openen, kunnen ze uit de auto vallen en ernstig letsel oplopen. Om te voorkomen dat kinderen de achterportieren van binnenu­it openen, dienen de kinder­sloten gebruikt te worden zodra er kinderen in de auto worden meegenomen.
E2BLA306
Kennismaking met uw auto
103
Elektrische Ramen
Om de elektrische ramen te bedienen moet de contactsleutel in positie ON staan. Aan elk portier zit een bedien­ingsschakelaar vóór het openen/sluiten van de raam van het betreffende portier. De bestuurder beschikt echter over een bedieningss­chakelaar waarmee hij de bediening van de ramen van de drie passagier­sportieren kan blokkeren.
OPMERKING
Om mogelijke beschadiging aan het bedieningssysteem van de elek­trische ramen te voorkomen mag u nooit meer dan twee ramen tegelijk openen of sluiten. Zo verzekert u tevens de lange levensduur van de zekering.
Bedieningspaneel elektrisch bedi­enbare ruiten bestuurderszijde
Alle ruiten kunnen geopend of ges­loten worden met de hoofdschake­laars van de ruitbediening in het bestuurdersportier. Druk de desbetref­fende schakelaar van de ruitbediening in om een ruit te openen. Trek, om de ruit te sluiten, deze schakelaar omhoog.
Automatisch openen van de portierruit aan bestuurderszijde
De ruit van het bestuurdersportier kan automatisch openen. Druk de voorkant van de schakelaar kort in tot de tweede klik om de ruit automatisch te openen. Trek om deze functie uit te schakelen de voorzijde van de schakelaar omhoog en laat deze los of druk op de voorzijde van de schake­laar tot de ruit in de gewenste stand staat.
Timer elektrisch bedienbare ruiten (indien van toepassing)
De ruiten kunnen worden bediend tot ca. 30 seconden nadat het contact in stand ACC of LOCK is gezet of de contactsleutel is verwijderd. Als echter de voorportieren zijn geopend, kunnen de ruiten niet wor­den bediend als de sleutel uit het contact wordt verwijderd.
RAMEN
9BLA3001
311
Kennismaking met uw auto
Schakelaar ruitbediening bestuur­derszijde
De schakelaar aan bestuurderszijde biedt twee afzonderlijke functies voor het openen van de ruit.
• Als de schakelaar volledig wordt ingedrukt, zal de portierruit aan bestuurderszijde automatisch ope­nen. Trek om deze functie uit te schakelen de voorzijde van de schakelaar omhoog en laat deze los of druk op de voorzijde van de schakelaar tot de ruit in de gewenste stand staat.
• Als de schakelaar gedeeltelijk wordt ingedrukt (tot de eerste klik) kan het openen van de ruit nauwkeurig geregeld worden. Trek, om de ruit te sluiten, de schakelaar van de ruitbe­diening omhoog.
Blokkeerschakelaar ruitbediening
De bestuurder kan de schakelaars van de ruitbediening voor een portier uitschakelen door de blokkeerschake­laar in het bestuurdersportier in te drukken. Als de blokkeerschakelaar van de ruitbediening is ingedrukt, kun­nen de ruiten ook niet worden bediend met de hoofdschakelaars in het bestu­urdersportier.
OPMERKING
Als u hinderlijk windgeruis ondervindt wanneer één van de zijruiten geopend is, kunt u de ruit aan de andere zijde iets openen.
9BLA3002
WAARSCHUWING
- Elektrische Ramen
• Houd de blokkeerschakelaar in het bestuurdersportier ingedrukt, behalve wanneer een passagier een portierruit wil openen of sluiten. Het onbedoeld bedienen van een ruit kan vooral bij kinderen tot letsel leiden.
• Controleer altijd dubbel of er zich geen armen, handen of andere belemmeringen in de buurt bevinden voordat een ruit gesloten wordt.
Blokkeerschakelaar ruitbediening
Kennismaking met uw auto
123
Schakelaar ruitbediening passagierszijde
Druk het voorste deel van de schakelaar in om de ruit te openen. Trek, om de ruit te sluiten, het voorste deel van de schakelaar omhoog.
VOORSTOEL
E2BLA307
WAARSCHUWING
- Passagiers
Laat kinderen niet met de ruitbediening spelen. Ze zouden zich kunnen bezeren.
WAARSCHUWING
- Bestuurders
• Verstel de bestuurdersstoel of de rugleuning nooit tijdens het rijden. Als dat wel gedaan wordt, kan de bestuurder de macht over het stuur ver­liezen, waardoor ernstig letsel het gevolg kan zijn.
• Zorg ervoor dat bagage en andere voorwerpen de nor­male positie van de rugleun­ing niet hinderen. Hierdoor kan de rugleuning mogelijk niet volledig vergrendeld wor­den, waardoor deze in geval van afremmen of een aanrijd­ing plotseling naar voren kan klappen.
• Zet voor het wegrijden de rugleuning altijd rechtop en plaats de heupgordel strak en zo laag mogelijk over de heupen.
(vervolg)
(vervolg)
• Ga altijd zo ver mogelijk van het stuurwiel afzitten (ten min­ste 250 mm), zonder de com­fortabele zitpositie voor de bediening van de auto te ver­liezen, zodat het risico op ern­stig letsel bij een aanrijding beperkt blijft.
WAARSCHUWING
- Rechtop zetten van de
stoel
Zorg ervoor, indien u de rugle­uning weer rechtop zet, dat u deze vasthoudt en rustig omhoogklapt. Als u de rugleun­ing niet vasthoudt tijdens het omhoogklappen, kan de rugle­uning terugschieten waardoor u letsel kan oplopen.
313
Kennismaking met uw auto
Afstellen van de Voorstoel
- handmatig
Voorstoel verstellen in voor­waartse en achterwaartse richting
Verstel de stoel als volgt naar voren of naar achteren:
1. Houd de hendel voor de langsver­stelling aan de voorzijde van de stoel omhooggetrokken.
2. Schuif de stoel in de gewenste posi­tie.
3. Laat de hendel los en controleer of de stoel vergrendeld is.
Afstellen rugleuning voorstoel
Stel de rugleuning als volgt af:
1. Leun iets naar voren en trek de hen­del van de rugleuning aan de zijkant van de stoel naar achteren.
2. Leun vervolgens achterover en ver­stel de rugleuning in de gewenste positie.
3. Laat de hendel los en controleer of de rugleuning vergrendeld is. (De hendel MOET zijn oorspronkelijke positie weer innemen om de rugle­uning te vergrendelen.)
OBL039308
VOORZICHTIG
Plaats niets onder de voorstoe­len. Losse voorwerpen kunnen de werking van het verstelmech­anisme belemmeren of onder de stoel vandaan rollen en de bedi­ening van het rem-, koppelings­of gaspedaal hinderen.
Hierdoor kan een ernstig ongeval het gevolg zijn.
OBL039309
Kennismaking met uw auto
143
Afstellen van de zittinghoogte van de bestuurdersstoel
Draai de knop aan de zijkant van de zitting om de hoogte van het voorste deel van de zitting te veranderen.
Lendesteun (Bestuurdersstoel, indien van toepassing)
De lendesteun kan versteld worden door de hendel aan de zijkant van de rugleuning van de bestuurdersstoel te bewegen. Draai de hendel naar voren om de lendesteun te verhogen. Draai de hendel naar achteren om de lendesteun te verlagen.
WAARSCHUWING
- Passagiers
Houd de rugleuning tijdens het rijden altijd zo veel mogelijk rech­top om het risico dat u bij een aanrijding onder de heupgordel doorschuift en ernstig persoon­lijk letsel oploopt te beperken. De inzittenden kunnen, wanneer de rugleuning achterover staat, bij een aanrijding onder de gordels doorschuiven. Als dat gebeurt, kan de veiligheidsgordel niet meer voldoende bescherming bieden en bestaat de kans dat deze krachten uitoefent op de onbeschermde onderbuik, wat ernstig persoonlijk letsel tot gevolg heeft.
Houd de rugleuningen daarom tijdens het rijden altijd zo com­fortabel mogelijk rechtop.
6BLA256
OBL039310
E2BLA308C
Type A
Type B
315
Kennismaking met uw auto
Afstellen van voorstoel
- elektrisch (bestuurdersstoel)
De voorstoel kan worden afgesteld met de bedieningsschakelaar aan de buitenzijde van de zitting. Stel voor het rijden de stoel af in de juiste stand zodat het stuurwiel, de pedalen en de schakelaars op het dashboard gemakkelijk bediend kunnen worden.
Voorwaartse/achterwaartse richting
Druk de knop naar voren of naar achteren om de stoel in de gewenste stand te zetten. Laat de knop los zodra de zitting in de gewenste stand staat.
WAARSCHUWING
De elektrisch verstelbare stoelen kunnen bediend worden met het contact in stand LOCK.
Laat kinderen daarom nooit alleen achter in de auto.
VOORZICHTIG
• Elektrisch verstelbare stoelen worden aangedreven door elektromotoren. Laat de schakelaar los als de stoel juist afgesteld is. Anders kunnen de elektrische onderdelen beschadigd raken.
• Het verstellen van de stoelen kost behoorlijk veel stroom. Beperk daarom het verstellen van de stoelen tot een minimum zolang de motor niet loopt.
• Bedien niet meerdere schakelaars tegelijkertijd. Anders kunnen de elektromotoren of andere elektrische onderdelen beschadigd raken.
9BLA3019
Kennismaking met uw auto
163
OPMERKING
Probeer de stoel te verschuiven zonder de bedieningsschakelaar voor- of achterwaarts te bewegen om er zeker van te zijn dat de stoel goed vergrendeld is. Doe dit voordat u gaat rijden met de auto. Als de stoel beweegt, dan is hij niet goed vergrendeld.
Rugleuning
Druk de knop naar voren of naar achteren om de rugleuning in de gewenste stand te zetten. Laat de knop los zodra de zitting in de gewenste stand staat.
E2BLA340B
WAARSCHUWING
Om het risico op persoonlijk letsel bij een aanrijding of een noodstop tot een minimum te beperken, moet zowel de rugleuning van de bestuurdersstoel als die van de passagier tijdens het rijden rechtop blijven staan. Anders kan de bescherming door de veiligheidsgordels en de airbags aanzienlijk afnemen. Er bestaat een groter risico dat de inzittenden, wanneer de rugleuning achterover staat, bij een aanrijding onder de gordels doorschuiven waardoor ernstig letsel kan ontstaan. De veiligheidsgordel kan geen volledige bescherming aan een inzittende bieden wanneer de rugleuning achterover staat.
317
Kennismaking met uw auto
Afstellen van de zittinghoogte (bestuurdersstoel)
Duw de hendel aan de zijkant van de zitting omhoog of omlaag om de hoogte van de zitting te veranderen.
Verwarmen van de Voorstoelen (Indien van toepassing)
De voorstoelen worden ieder afzonderlijk elektrisch verwarmd wanneer de schakelaars ingedrukt zijn en het contact in stand ON staat. Een thermostaat regelt de temperatuur van de stoel als de desbetreffende schakelaar ingedrukt wordt. Druk nogmaals op de desbetreffende schakelaar om de verwarming uit te schakelen.
OPMERKING
• De stoelverwarming werkt niet wanneer de omgevingstemperatuur hoger is dan 37±3 °C.
• Laat de stoelverwarming controleren door een officiële dealer wanneer de verwarming niet werkt bij een omgevingstemperatuur die lager is dan 28±3 °C.
OBL026002
9BLA3025
9BLA3027
Type A
Type B
Kennismaking met uw auto
183
Hoofdsteun
De hoofdsteun biedt extra comfort en levert een bijdrage aan het beschermen van uw hoofd en nek bij bepaalde typen aanrijdingen.
Type A
Plaats de hoofdsteun zo dat het midden ervan zich ter hoogte van uw oren bevindt. U kunt de hoofdsteun hoger stellen door deze naar boven te trekken. De hoofdsteun zal in deze positie vastklikken. U kunt de hoofdsteun lager stellen door de handel voor de vergrendeling aan de linkerkant in te drukken en de hoofdsteun naar beneden te duwen.
6BLA257
Vergrendelingsknop
Type A
VOORZICHTIG
• Gebruik voor het reinigen van de stoelen geen organisch oplosmiddel, zoals thinner, alcohol of wasbenzine. Hierdoor kan de stoelver­warming en de stoel zelf beschadigd worden.
• Plaats geen dekens, kussens of stoelhoezen over de stoel als de stoelverwarming is ingeschakeld. Dit kan leiden tot oververhitting.
• Plaats geen zware of scherpe voorwerpen op stoelen die zijn voorzien van stoelver­warming. Hierdoor kunnen de onderdelen van de stoelver­warming beschadigd raken.
WAARSCHUWING
- Brandwonden door stoelverwarming
Wees erg voorzichtig bij het gebruik van de stoelverwarming vanwege het gevaar voor oververhitting, waardoor brand kan ontstaan. Vooral de vol­gende categorieën personen dienen erg voorzichtig te zijn:
1. Kinderen, ouderen, gehandi­capten en ziekenhuispatiën­ten
2. Personen met een gevoelige huid
3. Vermoeide personen
4. Dronken personen
5. Personen die onder invloed zijn van medicijnen die het reactievermogen verminderen of slaap opwekken
319
Kennismaking met uw auto
Type B
De voorste hoofdsteun kan in vier standen voorover gekanteld worden wanneer de auto is uitgerust met een kantelbare hoofdsteun. Trek de hoofdsteun naar voren en laat deze vervolgens los om hem achterover te kantelen.
Actieve hoofdsteun (bestuurdersstoel, indien van toepassing)
De actieve hoofdsteun is ontworpen om naar voren en boven te bewegen bij een aanrijding van achteren. Dit voorkomt dat het hoofd van de bestu­urder of voorpassagier naar achteren beweegt waardoor nekletsel kan ontstaan.
E1BLA257
Type B
Vergrendelingsknop
HNF2041-1
WAARSCHUWING
- Hoofdsteunen
• Stel de hoofdsteun zodanig af dat de bovenzijde zich ter hoogte van de bovenzijde van uw oren bevindt, om de kans op ernstig letsel bij een aanrijding te beperken.
• Rijd niet in een auto waarvan de hoofdsteunen verwijderd zijn of onjuist afgesteld zijn.
• Probeer nooit de hoofdsteun tijdens het rijden te verstellen.
Kennismaking met uw auto
203
In Delen Neerklapbare Achterbank
De rugleuning van de achterbank kan naar voren worden geklapt waardoor extra bagageruimte ontstaat en de bagageruimte van binnenuit toe­gankelijk is.
• Trek de ontgrendelknop aan de bovenzijde van de rugleuning omhoog om de rugleuning(en) voorover te klappen.
• Omhoogklappen: til de rugleuning omhoog en druk deze naar achteren totdat deze vastklikt.
• Plaats bij het omhoogklappen van de rugleuning de veiligheidsgordels in hun oorspronkelijke positie zodat ze op de juiste manier gebruikt kun­nen worden.
Neerklappen van de Achterbank:
1. Trek aan de lus en til de zitting aan de achterzijde omhoog.
2. Verwijder de hoofdsteun en stop de pennen van de hoofdsteun in de gaten in de zitting. (indien van toepassing)
3. Trek de ontgrendelknop aan de bovenzijde van de rugleuning omhoog en klap de rugleuning ste­vig naar voren.
ACHTERBANK
E2BLB301C
E2BLB301D
E2BLB301EOBL036901L
indien van toepassing
321
Kennismaking met uw auto
Terugklappen van de Achterbank:
1. Til de rugleuning omhoog en druk deze stevig naar achteren totdat hij vastklikt.
2. Zet de hoofdsteun terug op de rugleuning.
3. Klap de zitting terug en druk deze stevig vast.
OPMERKING
Vergeet niet bij het omhoogklappen van de rugleuning de schoudergordels in de juiste positie te plaatsen. Door de veiligheidsgordel door de geleider te leiden wordt voorkomen dat ze achter of onder de achterbank bekneld raken.
VOORZICHTIG
Plaats de gordelsluiting in de uitsparing in de rugleuning wanneer u de rugleuning voorover klapt of wanneer u bagage op de achterbank plaatst. Hierdoor wordt voorkomen dat de gordelsluit­ing beschadigd raakt.
E2BLB301G S1BLB208
Kennismaking met uw auto
223
Centrale Armsteun
Deze armsteun bevindt zich in het midden van de rugleuning achter.Trek de armsteun met behulp van de lus omlaag.
VOORZICHTIG
Verwijder nooit de vloerbedekking uit uw auto. Door de emissieregeling kan de temper­atuur van de uitlaat onder de bodemplaat zeer hoog worden.
WAARSCHUWING -
Bagage
Bagage moet altijd zodanig wor­den vastgezet dat het niet kan gaan schuiven en de inzittenden kan verwonden.
E2BLB301F
323
Kennismaking met uw auto
Gordelspanner (Indien van toepassing)
De veiligheidsgordels van de bestuur­der en van de voorpassagier zijn uit­gerust met gordelspanners. Het doel van de gordelspanner is ervoor te zor­gen dat de veiligheidsgordel strak tegen het lichaam van de inzittende ligt bij bepaalde frontale aanrijdingen.
De gordelspanners worden samen met de airbags geactiveerd, als de frontale aanrijding ernstig genoeg is.
Wanneer de auto plotseling stopt of als de inzittende te snel naar voren buigt, zal de gordel blokkeren. Bij bepaalde frontale aanrijdingen zal de gordelspanner echter geactiveerd worden en zal deze de gordel strakker om het lichaam van de inzittende trekken.
Het gordelsysteem bestaat hoofdza­kelijk uit de volgende onderdelen.
VEILIGHEIDSGORDELS
E4BLA300
2
3
1
Airbag passagierszijde
Airbag bestuurderszijde
VOORZICHTIG
Zowel de gordelspanner voor de bestuurder als die voor de voorpassagier wordt bij bepaalde frontale aanrijdingen geactiveerd. De gordelspanners worden samen met de airbags geactiveerd, als de frontale aanrijding ernstig genoeg is. De gordelspanners zullen in dat geval ook worden geactiveerd als er niemand op de stoel zit op het moment van de aanrijding.
2GHB3002
Kennismaking met uw auto
243
De plaats hiervan wordt in de afbeeld­ing aangegeven.
1. Waarschuwingslampje AIRBAG.
2. Gordelspanner.
3. Airbagmodule.
VOORZICHTIG
• Wanneer de gordelspanners geactiveerd worden, kan een luide knal hoorbaar zijn en kan er rook zichtbaar worden in het passagierscompartiment. De rook is ongevaarlijk.
• De rook kan huidirritatie veroorzaken en het is raadzaam deze deeltjes niet in te ademen. Was uw handen en uw gezicht grondig wanneer deze met de rook in aanraking zijn geweest.
• Als de gordelspanner niet goed werkt, zal het waarschuwingslampje AIRBAG gaan branden, aangezien beide deel uitmaken van hetzelfde elektrische cir­cuit. Laat het systeem zo spoedig mogelijk controleren door een officiële Kia-dealer als het waarschuwingslampje AIRBAG niet gaat branden als het contact in de stand ON wordt gezet, als het na meer dan 6 seconden niet uitgaat, of als het gaat branden tijdens het rijden.
WAARSCHUWING
- Repareren of Vervangen van Gordelspanners
• Gordelspanners zijn ontwor­pen voor eenmalig gebruik. Vervang gordelspanners nadat deze geactiveerd zijn geweest.
• Probeer nooit zelf de gordelspanners te control­eren, te repareren of te ver­vangen. Hierdoor kan het sys­teem blijvend beschadigd raken.
WAARSCHUWING
Om een maximaal effect van een veiligheidsgordel met gordelspanner te krijgen:
• Moet de veiligheidsgordel op de juiste manier gedragen worden.
• Moet de veiligheidsgordel op de juiste positie worden afgesteld.
Loading...
+ 317 hidden pages