De productregistratiecode is een waardevol document en moet op een veilige plaats worden bewaard. Deze code
hebt u bijvoorbeeld nodig om het product te registreren op de website van GARDENA of om de robotmaaier te ontgrendelen in het geval u uw pincode niet meer weet. De productregistratiecode staat op een apart document in de
productverpakking.
Als de robotmaaier wordt gestolen, is het belangrijk om GARDENA hiervan op de hoogte te stellen. Neem in dat
geval contact op met een GARDENA-vertegenwoordiger bij u in de buurt en geef het serienummer van de robotmaaier door, zodat hij als gestolen kan worden geregistreerd in een internationale database. Dat vormt een belangrijke stap in de diefstalbeveiliging van de robotmaaier en maakt het kopen en verkopen van gestolen robotmaaiers
minder aantrekkelijk.
Het serienummer van het product bestaat uit 9 cijfers en staat op het productplaatje en de productverpakking.
www.gardena.com
1.2 Productbeschrijving
Gefeliciteerd met uw keuze voor een product van
uitzonderlijk hoge kwaliteit. Om het beste uit uw
GARDENA-robotmaaier te halen, moet u weten hoe hij
werkt. Deze gebruikershandleiding bevat belangrijke
informatie over de robotmaaier, de installatie en het
gebruik van het product. Naast deze gebruiksaanwijzing
zijn er aanvullende informatiefilms met instructies te
vinden op de website van GARDENA,
www.gardena.com.
Denk erom dat de gebruiker verantwoordelijk is voor
ongelukken of beschadigingen van andere mensen of
hun eigendommen.
GARDENA werkt voortdurend aan het verder
ontwikkelen van zijn producten en behoudt zich het
recht voor om zonder aankondiging vooraf wijzigingen in
het ontwerp, het uiterlijk en de werking van zijn
producten aan te brengen.
1.2.1 Capaciteit
De robotmaaier is geschikt voor gazons tot de max.
capaciteit vermeld in
55
.
Technische gegevens op pagina
1.2.2 Maaitechniek
Het systeem van de robotmaaier is efficiënt en
energiezuinig. In tegenstelling tot veel andere
standaardgrasmaaiers snijdt de robotmaaier het gras in
plaats van het eraf te slaan. Deze techniek voor
regelmatig snijden verbetert de graskwaliteit.
Verzameling van gras is niet nodig en kleine stukjes
gesneden gras verminderen de behoefte aan
meststoffen. Bovendien komen er geen emissies vrij, is
de robotmaaier gebruiksvriendelijk en zal uw gazon er
altijd goed uitzien.
De grootte van het gebied dat de robotmaaier kan
maaien, is voornamelijk afhankelijk van de toestand van
de messen en het type ervan, en de groei en het
vochtgehalte van het gras. Ook de vorm van de tuin
speelt een rol. Wanneer de tuin voornamelijk uit open
gazongebieden bestaat, kan de robotmaaier een groter
oppervlak per uur maaien dan wanneer de tuin uit
diverse kleine gazons bestaat, die van elkaar worden
gescheiden door bomen, bloemperken en doorgangen.
Een volledig geladen robotmaaier maait 60 tot 80
minuten lang, afhankelijk van de staat van de accu en
het gazon. Vervolgens wordt de robotmaaier 60 tot 70
minuten opgeladen. De laadtijd is afhankelijk van
factoren zoals de omgevingstemperatuur.
307 - 002 - 11.10.2017Inleiding - 3
Voor het beste resultaat wordt aangeraden om de
robotmaaier voornamelijk te laten maaien bij droog
weer. De robotmaaier kan ook maaien als het regent,
maar nat gras blijft makkelijker op de robotmaaier
vastzitten en het risico dat de robotmaaier op steile
hellingen slipt, is groter.
De messen moeten in goede staat zijn voor de beste
maairesultaten. Houd de messen zo lang mogelijk
scherp door het gazon vrij van takken, steentjes en
andere objecten te houden.
kunt u alle instellingen van de robotmaaier beheren. De
STOP-knop blijft ingedrukt totdat de afdekking weer
wordt gesloten. In combinatie met de START-knop werkt
deze als een startvergrendeling.
1.2.4 Bewegingspatroon
Het bewegingspatroon van de robotmaaier is
willekeurig, hetgeen betekent dat een bewegingspatroon
nooit wordt herhaald. Met dit maaisysteem wordt het
gazon gelijkmatig gemaaid zonder maaistrepen van de
robotmaaier.
Vervang de messen regelmatig voor het beste
maairesultaat. Zie
Messen vervangen op pagina 41
.
1.2.3 Werkmethode
De robotmaaier maait automatisch het gazon. Hierbij
wisselen maaien en laden elkaar continu af.
Wanneer de robotmaaier een obstakel raakt of de
begrenzingsdraad nadert, rijdt de maaier achteruit en
kiest hij vervolgens een nieuwe richting. Sensoren op de
voor- en achterkant van de robotmaaier detecteren
wanneer de robotmaaier de begrenzingsdraad nadert.
De voorzijde van de robotmaaier rijdt altijd een bepaalde
afstand voorbij de begrenzingsdraad voordat de maaier
keert. De afstand kan zo nodig worden aangepast aan
de installatie.
1.2.5 Het laadstation vinden
De robotmaaier rijdt in een onregelmatig patroon totdat
hij bij de begeleidingsdraad komt. Vervolgens volgt hij
de begeleidingsdraad naar het laadstation. De
begeleidingsdraad is een kabel die vanaf het laadstation
bijvoorbeeld richting een afgelegen deel van het
werkgebied of door een smalle doorgang wordt gelegd.
Deze is aangesloten op de begrenzingsdraad en zo kan
de robotmaaier het laadstation veel gemakkelijker en
sneller vinden.
De STOP-knop op de bovenkant van de robotmaaier
wordt voornamelijk gebruikt om de robotmaaier te
stoppen als deze is ingeschakeld. Wanneer u op de
STOP-knop drukt, wordt de afdekking voor het
bedieningspaneel geopend. Via het bedieningspaneel
4 - Inleiding307 - 002 - 11.10.2017
1.3 Productoverzicht
1
12
13
11
2
3
4
5
8
7
10
14
9
17
15
16
21
32
19
20
24
25
26
22
27
28
29
30
31
6
23
18
33
34
35
De nummers in de afbeelding geven het volgende aan:
1. Behuizing
2. Klep naar maaihoogteafstelling
3. Klep voor display en toetsenbord
4. Stopknop
5. Achterwielen
6. Voorwielen
7. Maaihoogteafstelling
8. Contactstrips
9. LED voor controle van de werking van het
laadstation en de begrenzingsdraad
10. Laadstation
11. Productplaatje
12. Display
13. Toetsenbord
14. Maaisysteem
15. Chassiskast met elektronica, accu en motoren
16. Handgreep
17. Hoofdschakelaar
18. Accudeksel
19. Maaischijf
20. Voeding (het uiterlijk van de voeding kan verschillen
afhankelijk van de markt)
21. Lusdraad voor begrenzingslus en begeleidingsdraad
22. Koppelingen voor de lusdraad
23. Krammen
24. Stekker voor de lusdraad
25. Schroeven voor bevestiging van het laadstation
26. Meetlat voor hulp bij het installeren van de
begrenzingsdraad (de meetlat is losgeraakt uit de
doos)
27. Gebruikershandleiding en beknopte handleiding
28. Kabelmarkers
29. Extra messen
30. Laagspanningskabel
31. Alarmsticker
32. USB-kabel voor software-updates
33. Smart Gateway (alleen voor GARDENA, R100LiC
34. LAN-kabel Smart Gateway (alleen voor GARDENA,
35. Voeding Smart Gateway (alleen voor GARDENA,
R130LiC en R160LiC)
R100LiC R130LiC en R160LiC)
R100LiC R130LiC en R160LiC)
307 - 002 - 11.10.2017Inleiding - 5
1.4 Symbolen op het product
Deze symbolen staan op de robotmaaier. Bestudeer ze
zorgvuldig.
WAARSCHUWING: Lees de
gebruikersinstructies voordat
u de robotmaaier gebruikt.
WAARSCHUWING: Bedien
de uitschakelinrichting voordat u werkzaamheden aan de
machine uitvoert of deze gaat
optillen.
De robotmaaier kan alleen
worden gestart als de hoofdschakelaar is ingesteld op
en de juiste pincode is ingevoerd. Stel de hoofdschakelaar in op 0 alvorens inspecties en/of onderhoud uit te
voeren.
WAARSCHUWING: Bewaar
een veilige afstand tot de machine wanneer deze in gebruik is. Houd uw handen en
voeten uit de buurt van de roterende messen.
1
Het chassis bevat onderdelen die gevoelig
zijn voor elektrostatische ontlading (ESD).
Het chassis moet ook op een
professionele manier worden afgedicht.
Daarom mag het chassis uitsluitend
worden geopend door erkende
servicemonteurs. Een defecte afdichting
kan ertoe leiden dat de volledige garantie
of een deel ervan komt te vervallen.
De laagspanningskabel mag niet worden
ingekort, verlengd of gesplitst.
Gebruik geen trimmer in de buurt van de
laagspanningskabel. Wees voorzichtig bij
het knippen van randen waar de kabels
liggen.
Bedien de uitschakelinrichting voordat u
het product gaat gebruiken of optillen.
WAARSCHUWING: Ga niet
op de machine zitten. Plaats
uw handen of voeten niet in
de buurt van of onder de kap.
Gebruik nooit een hogedrukreiniger en zelfs geen stromend water om de robotmaaier schoon te maken.
Vergrendelingsfunctie
Dit product voldoet aan de geldende EGrichtlijnen.
Geluidsemissie naar de omgeving. De
emissies zijn opgenomen in
gegevens op pagina 55
productplaatje.
Het is niet toegestaan om dit product als
normaal huishoudelijk afval af te voeren.
Zorg dat het product wordt gerecycled
volgens de lokale wettelijke voorschriften.
Technische
en op het
6 - Inleiding307 - 002 - 11.10.2017
2 Veiligheid
2.1 Veiligheidsdefinities
Waarschuwingen, voorzorgsmaatregelen en
opmerkingen worden gebruikt om te wijzen op
belangrijke delen van de gebruikershandleiding.
WAARSCHUWING: Wordt gebruikt om te
wijzen op de kans op ernstig of fataal letsel voor
de gebruiker of omstanders wanneer de
instructies in de handleiding niet worden
gevolgd.
OPGELET: Wordt gebruikt indien er een risico
bestaat op schade aan het product en andere
eigendommen of aan de omgeving wanneer de
Let op: Geven verdere informatie die nodig is in een
bepaalde situatie.
2.2 Algemene veiligheidsinstructies
Om het gebruik van de gebruikershandleiding
eenvoudiger te maken, wordt gebruik gemaakt van het
volgende systeem:
•
•Vet gedrukte tekst geeft de toetsen op het
•Tekst gedrukt in
instructies in de handleiding niet worden
gevolgd.
Cursief
robotmaaier aan of is een verwijzing naar een ander
gedeelte in de gebruikershandleiding.
toetsenbord van de robotmaaier aan.
letters
hoofdschakelaar en de verschillende bedrijfsmodi
die beschikbaar zijn in de robotmaaier.
gedrukte tekst geeft schermteksten van de
HOOFDLETTERS
verwijst naar de positie van de
en
cursieve
2.2.1 BELANGRIJK. ZORGVULDIG LEZEN VOOR GEBRUIK. BEWAREN OM LATER TE KUNNEN
RAADPLEGEN
De gebruiker is verantwoordelijk voor ongelukken met andere mensen of beschadigingen van
hun eigendommen.
Dit apparaat is niet bedoeld voor gebruik door personen (waaronder kinderen) met fysieke, zintuiglijke of geestelijke beperkingen, of een gebrek aan kennis en ervaring, tenzij ze begeleiding
bij of aanwijzingen voor het gebruik van het apparaat hebben ontvangen van een persoon die
verantwoordelijk is voor hun veiligheid. Kinderen moeten onder toezicht worden gehouden om er
zeker van te zijn dat ze niet met het apparaat spelen.
Het apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf 8 jaar en ouder en andere personen die
ondanks hun fysieke, sensorische of geestelijke handicap of gebrek aan ervaring en kennis onder toezicht of instructie van een verantwoordelijke persoon in staat zijn veilig gebruik te maken
van het apparaat en op de hoogte zijn van alle gevaren. Er kunnen plaatselijke regels zijn met
betrekking tot de minimumleeftijd voor het bedienen van dit apparaat. Kinderen mogen het apparaat niet zonder toezicht reinigen of onderhouden.
Sluit de voeding nooit aan op een stopcontact als de stekker of het snoer beschadigd is. Een versleten of beschadigd snoer verhoogt het risico op een elektrische schok.
Laad de accu alleen op in het meegeleverde laadstation. Onjuist gebruik kan leiden tot elektrische schokken, oververhitting of lekkage van corroderende vloeistof uit de accu. Bij lekkage van
elektrolyt spoelt u deze weg met water/neutralisatievloeistof. Raadpleeg onmiddellijk een arts indien de elektrolyt in aanraking komt met uw ogen.
Gebruik alleen originele accu's die door de fabrikant worden aanbevolen. De veiligheid van het
product kan niet worden gegarandeerd met niet-originele accu's. Gebruik geen niet-oplaadbare
accu's.
Het apparaat moet zijn losgekoppeld van de voeding wanneer de accu wordt verwijderd.
WAARSCHUWING: De robotmaaier kan
gevaarlijk zijn als u hem verkeerd gebruikt.
307 - 002 - 11.10.2017Veiligheid - 7
WAARSCHUWING: Gebruik de robotmaaier
nooit wanneer personen, met name kinderen, of
huisdieren zich in het maaigebied bevinden.
WAARSCHUWING: Houd uw handen en voeten
Warning!
Automatic lawnmower!
Keep away from the machine!
Supervise children!
Warning!
Automatic lawnmower!
Keep away from the machine!
Supervise children!
uit de buurt van de roterende messen. Plaats
uw handen of voeten niet in de buurt van of
onder de kap wanneer de motor draait.
2.3 Veiligheidsinstructies voor bediening
2.3.1 Gebruik
•De robotmaaier is bedoeld voor het maaien van gras
op open en vlakke grondoppervlakken. Hij mag
uitsluitend worden gebruikt in combinatie met door
de fabrikant aanbevolen apparatuur. Elk ander
gebruik is onjuist. De instructies van de fabrikant
over bediening/onderhoud moeten nauwkeurig
worden gevolgd.
•Er moeten waarschuwingsborden worden geplaatst
rondom het maaigebied van de robotmaaier als
deze wordt gebruikt in openbare gebieden. De
borden moeten de volgende tekst bevatten:
Waarschuwing! Automatische gazonmaaier! Blijf uit
de buurt van de machine! Houd toezicht op
kinderen!
•Gebruik de functie PARKEREN of schakel de
hoofdschakelaar uit wanneer personen, vooral
kinderen, of huisdieren zich in de maaizone
bevinden. Het wordt aanbevolen om de robotmaaier
te programmeren voor gebruik tijdens uren wanneer
er geen activiteit in het gebied plaatsvindt, bijv. 's
nachts. Zie
•De robotmaaier mag uitsluitend worden bediend,
onderhouden en gerepareerd door personen die
volledig vertrouwd zijn met de speciale kenmerken
van en veiligheidsvoorschriften voor het product.
Lees de gebruikershandleiding zorgvuldig door en
zorg ervoor dat u de instructies voor het gebruik van
de robotmaaier goed hebt begrepen voordat u het
apparaat gebruikt.
•Het is niet toegestaan het originele ontwerp van de
robotmaaier aan te passen. Alle wijzigingen zijn op
eigen risico.
•Controleer of er geen stenen, takken, gereedschap,
speelgoed of andere voorwerpen op het gazon
liggen die de messen kunnen beschadigen.
Voorwerpen op het gazon kunnen er ook toe leiden
dat de robotmaaier hierin vast komt te zitten. Als dat
Timer op pagina 23
.
gebeurt, kan het nodig zijn om het voorwerp te
verwijderen voordat de maaier verder kan gaan met
maaien. Zet de hoofdschakelaar altijd in de stand
0
voordat u een verstopping verwijdert.
•Start de robotmaaier volgens de instructies.
Wanneer de hoofdschakelaar is ingesteld op 1, dient
u ervoor te zorgen dat u uw handen en voeten uit de
buurt van de roterende messen houdt. Steek nooit
uw handen en voeten onder de robotmaaier.
•Raak nooit bewegende gevaarlijke onderdelen,
zoals de maaischijf, aan voordat de maaier volledig
tot stilstand is gekomen.
•Til de robotmaaier nooit op en draag hem niet
wanneer de hoofdschakelaar in stand 1 staat.
•Sta niet toe dat de robotmaaier wordt gebruikt door
personen die niet weten hoe de robotmaaier werkt
en zich gedraagt.
•De robotmaaier mag nooit in aanraking komen met
personen of andere levende wezens. Als een
persoon of ander levend wezen in de baan van de
robotmaaier komt, moet deze onmiddellijk worden
gestopt. Zie
Stoppen op pagina 39
.
•Zet niets boven op de robotmaaier of het
laadstation.
•Zorg ervoor dat de robotmaaier niet kan worden
gebruikt als de kap, maaischijf of behuizing
beschadigd is. De maaier mag ook niet worden
gebruikt als de messen, schroeven, moeren of
kabels defect zijn. Sluit nooit een beschadigde kabel
aan en raak deze ook niet aan voordat de kabel is
losgekoppeld van de voeding.
•Gebruik de robotmaaier niet als de hoofdschakelaar
niet werkt.
•Schakel de robotmaaier altijd uit via de
hoofdschakelaar wanneer de maaier niet wordt
gebruikt. De robotmaaier kan alleen worden gestart
als de hoofdschakelaar op 1 staat en de juiste PINcode is ingevoerd.
•Gebruik de robotmaaier nooit terwijl er een
gazonsproeier aanstaat. Gebruik de timerfunctie (zie
Timer op pagina 23
) zodat de robotmaaier en
sproeier nooit tegelijkertijd werken.
•GARDENA staat niet garant voor volledige
compatibiliteit tussen de robotmaaier en andere
typen draadloze systemen, zoals
afstandsbedieningen, radiozenders, ringleidingen,
ondergrondse elektrische afrasteringen voor dieren
of iets dergelijks.
8 - Veiligheid307 - 002 - 11.10.2017
•Het ingebouwde alarm maakt een zeer hard geluid.
Let op, in het bijzonder wanneer de robotmaaier in
een gesloten ruimte wordt gehanteerd.
•Metalen voorwerpen in de bodem (zoals
wapeningsnetten of antimollennetten) kunnen de
robotmaaier tot stilstand brengen. De metalen
voorwerpen kunnen storing van het lussignaal
veroorzaken en de robotmaaier tot stilstand
brengen.
•De robotmaaier mag nooit worden gebruikt bij
temperaturen lager dan 0 °C of hoger dan 45 °C.
Hierdoor kan schade aan het product ontstaan.
2.3.2 Optillen en verplaatsen van de robotmaaier
Voor het veilig verplaatsen uit of binnen het werkgebied:
1. Druk op de STOP-knop om de robotmaaier te
stoppen. Als beveiliging is ingesteld op gemiddeld of
hoog niveau (zie
moet de PIN-code worden ingevoerd. De PIN-code
bestaat uit vier cijfers en wordt gekozen wanneer u
de robotmaaier voor het eerst start. Zie
Ingebruikname en kalibratie op pagina 21
Veiligheidsniveau op pagina 27
.
),
robotmaaier uit het laadstation voordat u hem
optilt.
2.3.3 Onderhoud
WAARSCHUWING: Wanneer de robotmaaier
op zijn kop wordt gedraaid, moet de
hoofdschakelaar altijd in stand 0 staan.
De hoofdschakelaar moet in stand 0 staan
tijdens alle werkzaamheden aan het chassis
van de maaier, zoals het reinigen of vervangen
van de messen.
OPGELET: Gebruik nooit een hogedrukreiniger
en zelfs geen stromend water om de
robotmaaier schoon te maken. Gebruik nooit
oplosmiddelen om schoon te maken.
2. Zet de hoofdschakelaar in stand 0.
3. Draag de robotmaaier aan de hendel onder de
robotmaaier met de maaischijf uit de buurt van uw
lichaam.
OPGELET: Til de robotmaaier niet op wanneer
deze in het laadstation is geparkeerd. Dat kan
het laadstation en/of de robotmaaier
beschadigen. Druk op STOP en trek de
Inspecteer de robotmaaier elke week en vervang
beschadigde of versleten onderdelen. Zie
onderhoud op pagina 41
.
Introductie -
2.3.4 Bij onweer
Om het risico op schade aan de componenten in de
robotmaaier en het bijbehorende laadstation te
beperken, adviseren we om alle aansluitingen op het
laadstation (voeding, begrenzingsdraad en
begeleidingsdraden) los te koppelen als er kans op
onweer is.
1. Controleer of de kabels zijn voorzien van de
bijgeleverde kabelmarkering, om het opnieuw
aansluiten te vergemakkelijken. De aansluitingen op
het laadstation zijn gemarkeerd met AR, AL en G1.
2. Koppel alle aangesloten kabels en de voeding los.
3. Sluit alle kabels en de voeding weer aan als er geen
onweer meer dreigt. Het is belangrijk dat elke draad
op de juiste plaats wordt aangesloten.
307 - 002 - 11.10.2017Veiligheid - 9
3 Installatie
3.1 Presentatie
In deze gebruikshandleiding worden SILENO- en
SILENO+-producten behandeld. In de SILENO-serie
vindt u R100Li en R100LiC. In de SILENO+-serie vindt u
R130Li, R130LiC, R160Li en R160LiC. De C in de
modelaanduiding heeft betrekking op het GARDENA
smart systeem. Deze handleiding verwijst vanaf hier
naar de modelspecifieke namen.
GARDENA
SILENOR100Li1000 m
R100LiC1000 m2, smart system
SILENO+ R130Li1300 m
R130LiC1300 m2, smart system
R160Li1600 m
R160LiC1600 m2, smart system
Dit hoofdstuk bevat informatie waarvan u zich bewust
moet zijn bij het plannen van de installatie.
Zorg ervoor dat u vóór aanvang van de installatie
vertrouwd bent met de inhoud van de doos.
2
2
2
3.1.1 Belangrijkste onderdelen voor de installatie
De installatie van de robotmaaier bestaat uit 4
hoofdonderdelen:
1. Een robotmaaier die het gazon maait door in
principe te bewegen in een willekeurig patroon.
2. Een laadstation waarnaar de robotmaaier terugkeert
wanneer de batterij bijna leeg is.
GARDENA R100Li/LiC, R130Li/LiC, R160Li/LiC
Robotmaaier√
Laadstation√
Voeding√
Lusdraad, m200 / 250 / 250
Laagspanningskabel√
Krammen, stuks400 / 400 / 400
Connectoren, stuks5 / 5 / 5
Schroeven laadstation,
stuks
Inbussleutel√
Meter√
Koppelingen, stuks4 / 4 / 4
Gebruikershandleiding en
beknopte handleiding
Kabelmarkers√
Extra bladen, stuks9 / 9 / 9
Alarmsticker√
USB-kabel voor softwareupdates
5 / 5 / 5
√
√
3. Een voeding, die is aangesloten tussen het
laadstation en een stopcontact van 100 V-240V. De
voeding wordt op het stopcontact en het laadstation
aangesloten via een laagspanningskabel van 10 m.
Laagspanningskabels met een lengte van 3 m en 20
m zijn beschikbaar als optionele accessoires.
Onderdelen van de voeding mogen niet worden
gewijzigd en er mag niet mee worden geknoeid. De
laagspanningskabel mag bijvoorbeeld niet worden
ingekort of verlengd.
4. De lusdraad wordt langs de randen van het gazon
gelegd en ook rondom voorwerpen en planten die
de robotmaaier niet mag raken. De lusdraad dient
zowel als begrenzingsdraad als begeleidingsdraad.
De maximaal toegestane lengte voor de
begrenzingslus is 800 m.
GARDENA R100LiC, R130LiC, R160LiC
Smart Gateway√
LAN-kabel Smart Gateway √
Voeding Smart Gateway√
10 - Installatie307 - 002 - 11.10.2017
3.2 Voorbereidingen
Lees dit hoofdstuk volledig door voordat u met de
installatie begint. De wijze waarop de installatie is
uitgevoerd, bepaalt tevens hoe goed de robotmaaier
functioneert. Het is daarom belangrijk om de installatie
zorgvuldig te plannen.
De planning is gemakkelijker als u een schets maakt
van het werkgebied, met inbegrip van alle obstakels. Zo
vindt u eenvoudiger de beste positie voor het
laadstation, de begrenzingsdraad en de
begeleidingsdraad. Geef op de schets aan hoe de
begrenzingsdraad en de begeleidingsdraad moeten
lopen.
3.3 Laadstation
Het laadstation heeft 3 functies:
Kijk op www.gardena.com voor meer beschrijvingen en
tips voor het installeren.
1. Als het gras in het werkgebied langer dan 10 cm is,
moet u het gras eerst met een gewone gazonmaaier
maaien. Verzamel het gras.
2. Vul gaten en kuilen op om te voorkomen dat
regenwater hier plassen vormt. Het product kan
beschadigd raken als het wordt gebruikt in
waterplassen. Zie
57
.
3. Lees alle stappen zorgvuldig door voordat u met de
installatie begint.
4. Controleer of alle onderdelen voor de installatie zijn
meegeleverd. Zie
•Robotmaaier
•Laadstation
•Lusdraad voor begrenzingslus en
begeleidingsdraad
•Voeding
•Laagspanningskabel
•Krammen
•Aansluitklemmen voor de lusdraad
•Schroeven voor het laadstation
•Meter
•Koppelingen voor de lusdraad
•Kabelmarkers
Garantiebepalingen op pagina
Productoverzicht op pagina 5
.
•Controlesignalen door de begrenzingsdraad
verzenden.
•Stuursignalen verzenden door de begeleidingskabel
zodat de robotmaaier het laadstation kan vinden.
•De accu van de robotmaaier opladen.
3.3.1 Beste locatie voor het laadstation
Houd bij het kiezen van de beste locatie voor het
laadstation rekening met de volgende aspecten:
•Zorg voor minimaal 3 meter vrije ruimte vóór het
laadstation.
•Het moet mogelijk zijn om vanaf het laadstation
minimaal 1,5 meter begrenzingsdraad in een rechte
lijn naar rechts en links te leggen. Als het laadstation
anders wordt geplaatst, kan het gebeuren dat de
robotmaaier het laadstation zijdelings binnengaat,
waardoor het dokken problemen kan geven.
•Kies een locatie dicht bij een stopcontact. De
bijgeleverde laagspanningskabel is 10 meter lang.
•Een vlakke ondergrond vrij van scherpe voorwerpen
om het laadstation op te plaatsen.
•Bescherming tegen waternevel van bijvoorbeeld een
besproeiingsinstallatie.
•Bescherming tegen direct zonlicht.
•Locatie in het lagere deel van een werkgebied met
een aanzienlijke helling.
•Eventuele noodzaak om het laadstation uit het zicht
van buitenstaanders te houden.
Het laadstation moet zodanig worden geplaatst dat er
vrije ruimte vóór het laadstation is (minstens 3 m). Het
laadstation moet ook centraal in het werkgebied worden
geplaatst, zodat de robotmaaier het laadstation
makkelijker kan vinden en snel alle gebieden in het
werkgebied kan bereiken.
3.2.1 Installatiegereedschappen
Tijdens de installatie hebt u ook het volgende nodig:
•Hamer/kunststof moker (om de krammen
gemakkelijker in de grond te krijgen).
•Combinatietang voor het knippen van de
begrenzingsdraad en het samenknijpen van de
connectoren.
•Waterpomptang (voor het samenknijpen van de
koppelingen).
•Kantensteker/rechte spade als de begrenzingsdraad
moet worden ingegraven.
307 - 002 - 11.10.2017Installatie - 11
3 m / 10 ft
2 m / 7 ft
Plaats het laadstation niet in krappe ruimtes of in een
max. 5 cm / 2"
max. 5 cm / 2"
hoek. Als dat wel gebeurt, kan de robotmaaier moeite
hebben om het laadstation te vinden.
Het laadstation moet op een redelijk vlakke ondergrond
worden geplaatst. De voorkant van het laadstation mag
niet hoger of lager worden geplaatst dan de achterkant,
zoals aangegeven in onderstaande afbeelding.
Plaats het laadstation niet op een eiland omdat het
hierdoor lastiger is om de begeleidingsdraad optimaal te
leggen. Als het laadstation op een eiland moet worden
geïnstalleerd, moet de begeleidingsdraad ook op het
eiland worden aangesloten. Lees meer over eilanden in
Grenzen binnen het werkgebied op pagina 16
.
3.3.2 Voeding aansluiten
Houd bij het bepalen van de locatie voor de voeding
rekening met de volgende punten:
Het laadstation mag niet zodanig worden geplaatst dat
de grondplaat verbogen kan raken.
Wanneer de installatie wordt uitgevoerd in een
werkgebied met een steile helling, moet het laadstation
onder aan de helling worden geplaatst. Dat maakt het
eenvoudiger voor de robotmaaier om de
begeleidingsdraad naar het laadstation te volgen.
•Dicht bij het laadstation
•Bescherming tegen regen
•Bescherming tegen direct zonlicht
De voeding moet worden geplaatst op een goed
geventileerde locatie en onder een afdak. Wanneer de
voeding op een stopcontact buiten wordt aangesloten,
moet dit stopcontact zijn goedgekeurd voor gebruik
buitenshuis. We raden u aan om een aardlekschakelaar
(RCD) te gebruiken bij het aansluiten van de voeding op
het stopcontact.
WAARSCHUWING: Van toepassing voor USA/
Canada. Als de voedingseenheid buiten is
opgesteld: Risico van elektrische schok. Alleen
aansluiten op een afgedekt GFCI-stopcontact
(RCD), klasse A, dat voorzien is van een
behuizing die waterdicht is, ongeacht of de kap
van de aansluitstekker is geplaatst.
Onderdelen van de voeding mogen niet worden
gewijzigd en er mag niet mee worden geknoeid. De
laagspanningskabel mag bijvoorbeeld niet worden
ingekort of verlengd. Laagspanningskabels met een
12 - Installatie307 - 002 - 11.10.2017
lengte van 3 m of 20 m zijn beschikbaar als optionele
min 30 cm / 12”
accessoires.
WAARSCHUWING: Onderdelen van de voeding
mogen onder geen beding worden gewijzigd en
er mag niet mee worden geknoeid. De
laagspanningskabel mag niet worden ingekort
of verlengd.
De laagspanningskabel mag door het werkgebied
worden gelegd als deze is verankerd aan de grond of is
ingegraven. De maaihoogte moet zodanig zijn dat de
messen nooit in contact komen met de
laagspanningskabel.
De laagspanningskabel mag nooit in een rol worden
gelegd of onder de basisplaat van het laadstation omdat
dit interferentie kan veroorzaken met de signalen van
het laadstation.
WAARSCHUWING: Haal de stekker uit het
stopcontact wanneer u bijvoorbeeld het
laadstation wilt reinigen of de lusdraad wilt
herstellen.
OPGELET: Plaats de laagspanningskabel en
stel de maaihoogte zodanig in dat de messen
nooit in aanraking kunnen komen met de kabel.
3.3.3 Het laadstation installeren en aansluiten
1. Zet het laadstation op een geschikte plek.
2. Kantel de beschermkap op het laadstation naar
voren en sluit de laagspanningskabel aan op het
laadstation.
WAARSCHUWING: Monteer de voeding nooit
op een hoogte waarbij het risico bestaat dat hij
onder water komt te staan (minimaal 30 cm
vanaf de grond). Het is niet toegestaan om de
voeding op de grond te plaatsen.
3. Sluit de voedingskabel van de voeding aan op een
stopcontact van 100-240V. Wanneer de voeding op
een stopcontact buiten wordt aangesloten, moet dit
stopcontact zijn goedgekeurd voor gebruik
buitenshuis. Zie
4. Bevestig het laadstation aan de grond met behulp
van de bijgeleverde schroeven. Draai de schroeven
zodanig aan dat ze helemaal verzonken zijn. Als het
laadstation tegen een wand wordt geplaatst, is het
beter om het laadstation pas aan de grond te
bevestigen nadat alle kabels zijn aangesloten.
Voeding aansluiten op pagina 12
.
307 - 002 - 11.10.2017Installatie - 13
OPGELET: Het is niet toegestaan om nieuwe
gaten in de plaat van het laadstation te maken.
Alleen de bestaande gaten mogen worden
gebruikt om hem in de grond vast te zetten.
OPGELET: Sta of loop nooit op de plaat van het
laadstation.
3.4 De accu laden
Nadat het laadstation is aangesloten, kunt u de
robotmaaier opladen. Zet de hoofdschakelaar in stand 1.
Plaats de robotmaaier in het laadstation terwijl de
begrenzingsdraad en de begeleidingsdraad worden
gelegd.
gebruik wilt kunnen bijstellen. Na enkele weken zal
het gras over de draad heen zijn gegroeid, waardoor
deze niet langer zichtbaar is. Gebruik een hamer/
kunststof moker en krammen.
•De draad ingraven.
Als u het gazon wilt verticuteren of beluchten, kunt u
de begrenzingsdraad het beste ingraven. Waar
nodig kunnen beide methoden worden
gecombineerd zodat een deel van de
begrenzingsdraad is vastgezet met krammen en de
rest is ingegraven. De draad kan worden ingegraven
met behulp van bijvoorbeeld een kantensteker of
een rechte spade. Zorg dat u de begrenzingsdraad
minimaal 1 cm en maximaal 20 cm onder de grond
legt.
3.5.1 Bepalen waar u de begrenzingsdraad wilt
leggen
Bij het leggen van de begrenzingsdraad geldt het
volgende:
•De kabel vormt een lus rond het werkgebied.
Gebruik originele begrenzingsdraad. Deze is
speciaal ontworpen om bestand te zijn tegen vocht
uit de grond.
•De robotmaaier mag op geen enkel punt binnen het
volledige werkgebied meer dan 35 meter verwijderd
zijn van de kabel.
•De draad mag niet langer zijn dan 800 meter.
•Zorg dat er 20 cm extra draad beschikbaar is om de
begeleidingsdraad later op aan te sluiten. Zie
begrenzingsdraad leggen op pagina 17
In de onderstaande afbeelding ziet u hoe de
begrenzingsdraad rond het werkgebied en rond
obstakels moet worden gelegd. Gebruik de bijgeleverde
meetlat om de juiste afstand te bepalen. Zie
Productoverzicht op pagina 5
.
De
.
Als de accu leeg is, duurt het ongeveer 80 tot 100
minuten om hem volledig te laden.
WAARSCHUWING: Laad de robotmaaier alleen
op met een laadstation dat daarvoor bedoeld is.
Onjuist gebruik kan leiden tot elektrische
schokken, oververhitting of lekkage van
corroderende vloeistof uit de accu. Bij lekkage
van elektrolyt spoelt u deze weg met water.
Raadpleeg onmiddellijk een arts indien de
elektrolyt in aanraking komt met uw ogen etc.
Let op: De robotmaaier kan niet worden gebruikt zolang
de installatie niet is voltooid.
3.5 Grensdraad
De begrenzingsdraad kan op de volgende manieren
worden geïnstalleerd:
•De draad in de grond vastzetten met krammen.
Zet de begrenzingsdraad met krammen vast als u
de plaatsing tijdens de eerste paar weken van het
14 - Installatie307 - 002 - 11.10.2017
10 cm / 4"
0 cm / 0"
35 cm / 14"
30 cm / 12"
35 cm / 14"
> 5 cm / 2"
wordt voorkomen dat de wielen in de greppel of op de
1-5 cm / 0 . 4 -2"
20 cm / 8"
10 cm
/ 4"
max 1 cm / 0.4"
stoep rijden, dit kan namelijk leiden tot overmatige
slijtage van de robotmaaier. Ongeveer 15 cm gras langs
de greppel/stoeprand wordt niet gemaaid.
Als het werkgebied grenst aan een tegelpad of iets
dergelijks, dat ongeveer op dezelfde hoogte ligt als het
gazon (+/- 1 cm), is het mogelijk om de robotmaaier een
eindje over het pad te laten rijden. De begrenzingsdraad
moet dan 10 cm vanaf de rand van het pad worden
gelegd. Al het gras langs het tegelpad wordt gemaaid.
3.5.2 Grenzen van het werkgebied
De afstand van de begrenzingsdraad tot obstakels
varieert en is afhankelijk van wat er pal naast het
werkgebied ligt.
Als het werkgebied wordt begrensd door bijvoorbeeld
een muur of hek (5 cm of hoger) moet de
begrenzingsdraad op 35 cm vanaf het obstakel worden
gelegd. Dat voorkomt dat de robotmaaier op een
obstakel botst en beperkt slijtage aan de kap. Ongeveer
20 cm van het gazon rond het vaste obstakel zal niet
worden gemaaid.
Als het werkgebied in tweeën wordt gedeeld door een
tegelpad dat niet boven het gazon uitsteekt, is het
mogelijk om de robotmaaier over het pad te laten rijden.
Het kan een voordeel zijn om de begrenzingsdraad
onder de tegels te leggen. De begrenzingsdraad kan
ook in de voeg tussen de tegels worden gelegd. Zorg
ervoor dat de tegels op gelijke hoogte zijn met het gazon
om overmatige slijtage van de robotmaaier te
voorkomen.
OPGELET: De robotmaaier mag nooit over
grind, mulch of soortgelijk materiaal rijden,
omdat de messen hierdoor kunnen worden
beschadigd.
Als het werkgebied grenst aan een kleine greppel, een
bloemperk, of een kleine verhoging, zoals een lage
stoeprand (1-5 cm), moet de begrenzingsdraad op 30
cm binnen het werkgebied worden gelegd. Hiermee
307 - 002 - 11.10.2017Installatie - 15
OPGELET: Als het werkgebied aan een
waterpartij, helling, afgrond of openbare weg
grenst, moet behalve de begrenzingsdraad ook
een rand of iets dergelijks worden geplaatst. Die
moet in dat geval minimaal 15 cm hoog zijn. Dat
min. 15 cm / 6"
0 cm / 0
"
Hoofdgebied
Bijgebied
zorgt ervoor dat de robotmaaier nooit buiten het
maaigebied terecht kan komen.
3.5.3 Grenzen binnen het werkgebied
Gebruik de begrenzingsdraad om gebieden binnen het
werkgebied te isoleren door eilanden te creëren rond
obstakels die niet tegen botsingen kunnen, zoals
bloemperken, struiken en fonteinen. Leg de draad tot en
rond het gebied dat moet worden geïsoleerd en keer
dan terug langs dezelfde route. Als er krammen worden
gebruikt, moet de draad op de terugweg onder dezelfde
kram worden gelegd. Als de begrenzingsdraden naar en
vanaf het eiland dicht bij elkaar worden gelegd, kan de
robotmaaier over de draad rijden.
3.5.3.1 Bijgebieden
Als het werkgebied uit twee zones bestaat, waarbij het
voor de robotmaaier lastig is om van de ene naar de
andere zone te gaan, kunt u beter een bijgebied
creëren. Voorbeelden hiervan zijn hellingen van 40% of
een doorgang die smaller is dan 60 cm. Leg de
begrenzingsdraad dan rond het bijgebied zodat er een
eiland wordt gevormd buiten het hoofdgebied. De
robotmaaier moet handmatig worden verplaatst tussen
hoofd- en bijgebied wanneer het gras in het bijgebied
moet worden gemaaid.
OPGELET: De begrenzingsdraad mag op het
traject van en naar een eiland niet worden
gekruist.
Obstakels die wel tegen een botsing kunnen, zoals
bomen en struiken hoger dan 15 cm, hoeven niet met de
begrenzingsdraad te worden geïsoleerd. De robotmaaier
keert om wanneer hij tegen een dergelijk obstakel stoot.
Voor een veilige en stille werking is het echter raadzaam
alle vaste voorwerpen in en rond het werkgebied af te
grenzen.
Obstakels met een lichte helling, bijvoorbeeld stenen of
grote bomen met bovengrondse wortels, moeten worden
geïsoleerd of verwijderd. De robotmaaier kan anders op
zulke obstakels glijden, met als gevolg dat de messen
beschadigd raken.
Hiervoor moet de bedieningsmodus
gebruikt, omdat de robotmaaier het traject tussen het
bijgebied en het laadstation niet zelfstandig kan
afleggen. Zie
deze modus zal de robotmaaier nooit op zoek gaan naar
het laadstation, maar doorgaan met maaien totdat de
accu leeg is. Wanneer de accu leeg is, stopt de
robotmaaier en verschijnt de melding
laden
op het display. Plaats de robotmaaier in het
laadstation om de accu op te laden. Als het hoofdgebied
meteen na het laden moet worden gemaaid, moet u de
START-knop indrukken en
voordat u de klep sluit.
3.5.3.2 Doorgangen tijdens het maaien
Vermijd lang en smalle doorgangen en zones smaller
dan 1,5-2 meter. Dan bestaat het risico dat de
robotmaaier lang in die doorgang of zone blijft rijden.
Het gazon zal er dan geplet uitzien.
3.5.3.3 Hellingen
De robotmaaier kan op hellingen werken. De maximale
helling wordt gedefinieerd als een percentage (%) en
wordt berekend als het hoogteverschil in centimeters per
meter.
Bedieningsmodus - Start op pagina 38
Hoofdgebied
Bijgebied
worden
Moet handmatig
selecteren
. In
16 - Installatie307 - 002 - 11.10.2017
De begrenzingsdraad kan over een helling met een
0-15%
0-15 cm / 0-6"
100 cm / 40"
15- %
>15 cm / >6"
100 cm / 40"
100 cm / 40"
100 cm / 40"
100 cm / 40"
20 cm / 8"
0-15 cm / 0-6"
0-40 cm / 0-16"
15- cm / 6-"
0-40%
hellingsgraad van minder dan 15% worden gelegd.
De begrenzingsdraad mag niet op een helling van meer
dan 15% worden gelegd. De kans bestaat dat de
robotmaaier daar moeilijk kan draaien. De robotmaaier
stopt dan en de foutmelding
weergegeven. Dat kan vooral gebeuren bij natte
weersomstandigheden, omdat de wielen dan op het
natte gras kunnen gaan slippen.
Buiten maaigebied
wordt
De begrenzingsdraad kan ook op een helling steiler dan
15% worden gelegd als er een obstakel is waar de
robotmaaier tegenaan mag rijden, zoals bijvoorbeeld
een omheining of dichte haag.
Binnen het werkgebied kan de robotmaaier zones met
een helling tot 40% maaien. Gebieden met een grote
hellingsgraad moeten met begrenzingsdraad worden
geïsoleerd.
Als zich aan de buitenrand van het werkgebied hellingen
bevinden die steiler zijn dan 15% moet de
begrenzingsdraad op een vlakke ondergrond worden
gelegd op een afstand van ongeveer 20 cm voor het
begin van de helling.
3.5.4 De begrenzingsdraad leggen
Als u de begrenzingsdraad met krammen gaat
vastzetten:
•Maai het gras op de plek waar u de draad gaat
leggen heel kort met een gewone gazonmaaier of
trimmer. U kunt de draad dan dicht bij de grond
leggen, waardoor de kans kleiner wordt dat de
robotmaaier de draad doorsnijdt of de isolatie van de
draad beschadigt.
•Leg de begrenzingsdraad vlak bij de grond en zet de
krammen dicht bij elkaar. De kabel moet overal vlak
tegen de grond liggen, zodat hij niet wordt
doorgesneden voordat de graswortels er overheen
zijn gegroeid. De kabelisolatie kan worden
beschadigd wanneer het gras meteen na de
installatie te kort wordt gemaaid. Beschadigingen
aan de isolatie zorgen soms pas weken of maanden
later voor problemen. Om dit te voorkomen, moet u
de eerste weken na het installeren altijd de
maximale maaihoogte selecteren en de maaihoogte
307 - 002 - 11.10.2017Installatie - 17
vervolgens elke tweede week een stap verlagen
1.
2.
totdat de gewenste maaihoogte is bereikt.
•Gebruik een hamer om de krammen in de grond te
tikken. Wees voorzichtig bij het inslaan van de
krammen en zorg dat de draad niet te strak komt te
staan. Vermijd scherpe bochten.
Als u de begrenzingsdraad gaat ingraven:
•Zorg dat u de begrenzingsdraad minimaal 1 cm en
maximaal 20 cm onder de grond legt. De draad kan
worden ingegraven met behulp van bijvoorbeeld een
kantensteker of een rechte spade.
Let op: Leg extra draad niet opgerold buiten de
begrenzingsdraad. Dit kan de werking van de
robotmaaier verstoren.
3.5.4.1 Oogje voor het aansluiten van de
begeleidingsdraad
Om het aansluiten van de begeleidingsdraad op de
begrenzingsdraad te vergemakkelijken, is het een goed
idee om op het punt waar de begeleidingsdraad later
wordt aangesloten een oogje te maken met behulp van
een extra stuk begrenzingsdraad van ongeveer 20 cm.
Bepaal voordat u begint met het uitleggen van de
begrenzingsdraad waar u de begeleidingsdraad wilt
plaatsen. Zie
17
.
De begrenzingsdraad leggen op pagina
Voorkom echter dat het grootste deel van het
laadstation buiten het werkgebied wordt geplaatst,
omdat dit het voor de robotmaaier lastig maakt om het
laadstation te vinden (zie afbeelding).
3.5.4.3 De begrenzingsdraad lassen
OPGELET: Een tweeaderige kabel of een
kroonsteentje geïsoleerd met isolatietape levert
geen adequate lassen op. Het vocht in de grond
zorgt ervoor dat de draden gaan oxideren,
waardoor het circuit na een tijdje wordt
onderbroken.
Gebruik een originele koppeling wanneer de
begrenzingsdraad niet lang genoeg is en moet worden
gelast. Die is waterbestendig en garandeert een
betrouwbare elektrische aansluiting.
Steek beide draaduiteinden in de koppeling. Controleer
of de draden volledig in de koppeling zijn gestoken,
zodat de uiteinden zichtbaar zijn door het doorzichtige
deel aan de andere zijde van de koppeling. Duw de
knop boven op de koppeling vervolgens helemaal in.
Gebruik een waterpomptang om de knop op de
koppeling helemaal in te drukken.
3.5.4.2 De begrenzingsdraad richting het laadstation
leggen
Op het traject naar het laadstation kan de
begrenzingsdraad volledig buiten het laadstation worden
gelegd (zie optie 1 op de afbeelding). Als het
noodzakelijk is om het laadstation gedeeltelijk buiten het
werkgebied te plaatsen, is het ook mogelijk om de draad
onder de laadplaat van het laadstation te leggen (zie
optie 2 op de afbeelding).
18 - Installatie307 - 002 - 11.10.2017
3.6 De begrenzingsdraad aansluiten
OPGELET: De begrenzingsdraad mag zichzelf
niet kruisen wanneer deze wordt aangesloten
op het laadstation. Sluit het rechteruiteinde van
Loading...
+ 42 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.