Casio CTK-691 Owner's Manual [nl]

CTK691DI01‑01cover1‑4.fm1ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時46分
CTK691DI01‑01cover1‑4.fm2ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時46分
705A-D-243A705A-D-002A
CTK691D01‑01.book1ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Voorzorgsmaatregelen ten behoeve van de veiligheid
Voorzorgsmaatregelen ten behoeve van de veiligheid
Lees de aanwijzingen in de ze geb ruiksaanwijzing
aandachtig door voordat u dit instrument gebruikt.
Bewaar a.u.b. alle informatie voor eventueel latere naslag.
Symbolen
Er zijn verschillende symbolen gebruikt in deze gebruiksa anwijzing en o p het product z e lf om er zeker van te zijn dat het product veilig en op de juiste wijze gebruikt wordt en om zowel letsel bij de gebruiker en andere personen alswel schade aan eigendommen te voorkomen. Deze symbolen met hun betekenis worden hieronder ge t oond.
GEVAAR
Alkaline batterij en
Voer de volgende stappen onmiddellijk uit als vloeistof uit de alkaline batterij ooit in uw ogen mocht komen.
1. WRIJF NIET IN UW OGEN ! Spoel ze met
2. Neem onmiddellijk contact op met een
U kunt uw gezichtsvermogen verliezen mocht de vloeistof van d e a lk a line batterij in u w o g en blijven zitten.
water.
arts.
Dit symbool duidt information aan die indien zij genegeerd of onjuist toegepast wordt, het gevaar op ernstig letsel of zelfs de dood met zich mee brengen.
WAARSCHUWING
Deze aanduiding laat zaken zien die het risico op ernstig letsel of zelfs de dood met zich mee brengen al s het t oestel onjuist bediend wordt en deze aanduiding genegeerd.
VOORZICHTIG
Deze aanduiding laat zaken zien die het risico op letsel of de kans op schade met zich mee brengen als het toestel onjuist bediend wordt en deze aanduiding genegeerd.
Voorbeelden van symbolen
Deze driehoek ( ) wijst erop dat de gebruiker voorzichtigheid dient te betra chten. (Het voorbeeld links duidt op een waarschuwing t.a.v. electrische schokken.)
Deze cirkel met een lijn erdoor (( ) wijst erop dat de aangegeven handeling niet uitgevoerd dient te worden. Deze handelingen zijn in het bijzonder verboden binnen deze aanduiding of in de buurt van het sym b ool. (Het voorbeeld links geeft aan dat demonteren verboden is.)
De zwarte stip ( ) geeft aan dat de aangegeven handeling uitgevoerd dient te worden. Aanduidingen binnen dit symbool zijn handelingen die specifiek uitgevoerd dienen te worden. (Het voorbeeld links geeft aan dat de netstekker uit het stopcontact getrokken dient te worden.)
Rook, vreemde geur, oververhitting
Als u het product blijft gebruike n terw ijl het rook, een vreemde geur of hitte afgeeft, kan dit het risico op brand en electrische schok met zi ch meebrengen. Volg onmiddellijk de volgende stappen.
1. Schakel de spanning uit.
2. Ha al d e ze uit het st opcontact als u de netadapter gebruikt voor stroomvoorziening.
3. Neem contact op met het oorspronkelijke verkooppunt of een erkende CASIO onderhoudsleverancier.
Netadapter
Onjuist gebruik van de netadapter kan het risico op brand en electrische schok met zich meebrengen. Zorg ervoor dat u altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht ne em t .
Let erop dat u alleen de netada pter gebruikt
die voor dit products gespecificeerd is.
Gebruik enkel een voedingsbron waarvan
de spanning (het voltage) overeenkomt met de op de netadapter aangegeven waarde.
Belast stopcontacten en verlengsnoeren
niet te veel.
705A-D-003A
D-1
CTK691D01‑01.book2ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Voorzorgsmaatregelen ten behoeve van de veiligheid
Netadapter
Onjuist gebruik van het netsnoer van de netadapter kan het beschadigen of breken met het risico op brand en electrische schok. Zorg ervoor dat u altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht neemt.
Plaats nooit zware voorwe rpen op het
snoer en stel het niet bloot aan hitte.
Knutsel nooit aan het snoer en stel het niet
bloot aan overmatig buigen.
Draai het snoer niet en trek er nooit aan.
Mocht het netsnoer of de netstekker
beschadigd raken, neem dan cont act op met het oorspronkelijke ve r k oop punt of een erkende CASIO onderhoud sleverancier.
Netadapter
Raak de netadapter nooit aan terwijl uw handen nat zijn. Hierdoor kunt u een electrische schok oplopen.
Batterijen
Onjuist gebruik kan er toe leiden dat de batterijen gaan lekken hetgeen schade kan toebrengen aan voorwerpen in de buurt of een explosie veroorzaken, hetgeen het risico op brand en persoonlijk letsel met zich meebrengt. Zorg ervoor dat u altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht neemt.
Verbrand het product nooit .
Gooi het product no oit in vuur. Hierdoor kunnen ze ontploffen, hetgeen het risico op brand en per soonlijk letsel met zich meebrengt.
Water en vreemde voorwerpen
Mocht water, andere vloeistoffen of vreemde voorwerpen (zoals metale n vo orwerpen) het toestel binnendringen dan brengt dat het risico op brand en electrische schok met zich mee. Volg onmidd e llijk de volgende st appen.
1. Schakel de spanning uit.
2. Ha al d e ze uit het st opcontact als u de netadapter gebruikt voor stroomvoorziening.
3. Neem contact op met het oorspronkelijke verkooppunt of een erkende CASIO onderhoudsleverancier.
Demonteren en knutselen
Haal dit product nooit uit elkaar en knutsel er niet aan. Dit brengt het risico op electrische schok, brandwonde n en ander lichamelijk letsel met zich mee. Laat alle interne controles, bijstellingen en onderhoud over aan de oorspronkelijke winkelier of aan een erkende CASIO onderhoudsleverancier.
Laten vallen en stoten
Probeer nooit batterijen uit elkaar te halen
en laat ze nooit kortsluiting maken .
Stel batterijen nooit bloot aan hitte en doe
ze nooit van de hand door ze te verbranden.
Gebruik oude en nieuwe batterijen nooit
door elkaar.
Gebruik oude batterijen van verschillende
door elkaar.
Laad de batterijen nooit op.
Zorg ervoor dat de positieve (+) en
negatieve (–) kant van de batterijen in de juiste richting wijze n.
D-2
Gebruikt u het product nadat het beschadigd werd doordat u het heeft laten vallen of doordat er tegen werd gesto ten da n brengt dat het risico op brand en electrische schok met zi ch mee. Volg onm iddellijk de vol g ende stappen.
1. Schakel de spanning uit.
2. Haal de netstekker uit het stopcontact als u de netada p ter gebruikt voor stroomvoorziening.
3. Neem contact op met het oorspronkelijke verkooppunt of een erkende CASIO onderhoudsleverancier.
705A-D-004A
CTK691D01‑01.book3ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Voorzorgsmaatregelen ten behoeve van de veiligheid
Plastic zakken
Plaats de plastic zak waarin het product geleverd wordt nooit ove r uw hoo fd of in uw mond. Dit brengt het risico op verstikking met zich mee. Deze voorzorgsmaatr e ge l ve rd ient natuurlijk speciale aandacht bij de aanwezigheid va n kinderen.
Klim niet bovenop het product zelf of op de standaard.*
Door op het product of de sta nd aard te klimmen kan het omvallen of beschadigd raken. Deze voorzorgsmaatregel verdient natuurlijk sp eciale aandach t b ij de aanwezigheid van kinderen.
Plaatsing
Vermijd plaatsing van het product op een instabiele standaard, op een oneffen ondergrond of op een ande re in st ab iele plaats. Een instabiele pl aats kan er toe leiden dat het product omvalt, hetgeen het risico op persoonlijk letsel met zich meebrengt.
Netadapter
Onjuist gebruik van de netadapter kan het risico op brand en electrische schok met zich meebrengen. Zorg ervoor dat u altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht neemt.
Leg het netsnoer nooit in de buurt van een
kachel of andere hittebron.
Trek nooit aan het snoer om het pr oduct los
te koppelen van het stopcontact. Pak altijd de netadapter zelf beet om deze uit het stopcontact te trekken.
Netadapter
Onjuist gebruik van de netadapter kan het risico op brand en electrische schok met zich meebrengen. Zorg ervoor dat u altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht neemt.
Steek de netadapter zover mogelijk in het
stopcontact.
Trek de netadapter uit het stopcontact
tijdens onweersbuien of voordat u op vakantie gaat of langdurige afwezigheid.
Trek de netadapter minstens eens per jaar
uit het stopcontact en veeg eventueel stof weg dat zich rond de stekers van het apparaat heeft opgehoopt.
Verhuizen van het product
Voordat u het product verhuist of ergens anders neerzet, dient u altijd eerst de netadapter uit het stopcontact te halen en alle andere kabels en aansluitsnoeren los te maken. Als snoeren toch aangesloten gehouden worden, dan brengt dit het risic o op schade aan de snoeren, brand en electrische schok met zich mee.
Reinigen
Voordat u het product reinigt, dient u altijd eerst de netadapter uit het sto pcontact te ha len. Als de netadapter aangeslot en blijft, dan brengt dit het risico op schade aan de snoeren, brand en electrische schok met zich mee.
Batterijen
Onjuist gebruik kan er toe leiden dat de batterijen gaan lekken hetgeen schade kan toebrengen aan voorwerpen in de buurt of een explosie ver oorzaken, het g e e n he t risico op brand en persoonlijk letsel met zich meebrengt. Zorg ervoor dat u altijd de volgende voorzorgsmaatregelen in acht neemt.
705A-D-005A
Gebruik enkel batterijen die gespecificeerd
zijn voor gebruik met dit product.
Verwijder de batterijen als u het product
voor langere tijd niet gaat gebruiken.
D-3
CTK691D01‑01.book4ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Voorzorgsmaatregelen ten behoeve van de veiligheid
Aansluitingen
Sluit enkel de gespecificeerde toestellen en apparatuur aan op de aansluitingen van dit product. Het aansluiten van een niet­gespecificeerd toestel brengt het risico op brand en electrische schok met zich mee.
Plaatsing
Vermijd de volgende plekken om dit product te plaatsen. Dergelijke plaatsen bren gen het risico op brand en electrische schok met zich mee.
Plaatsen die blootstaan aan overmatige
vochtigheid en grote hoeveelheden stof
Op plaatsen waar voedsel wordt bereid of
op andere plekken die blootst aan aan vettige rook
In de buurt van een airconditioner, op een
verwarmd tapijt, op plaatsen in het directe zonlicht, in een voertuig dat in de zon geparkeerd staat of op een andere plaats die het product aan hoge temperaturen blootstelt.
Displayscherm
Druk of stoot nooit sterk tegen het LCD
paneel van het scherm. Hierdoor kan het glas van het LCD paneel breken, hetgeen de kans op persoonlijk letsel met zich meebrengt.
Mocht het LCD paneel toch onverhoeds
breken of barsten, raak dan in geen geval de vloeistof binnenin het paneel aan. Deze LCD paneel vloeistof kan namelijk huidirritatie veroorzaken.
Mocht vloeistof van het LCD paneel
onverhoeds in uw mond komen, spoel dan onmiddellijk met water en neem contact op met een arts.
Zware voorwerpen
Plaats nooit zware voorwerpen bovenop dit product. Hierdoor kan het product topzwaar worden waardoor het overhelt of omvalt, hetgeen het risico op persoonlijk letsel met zich meebrengt.
Juist monteren van de standaard*.
Als de standaard niet jui st gemonteerd is, kan hij overhellen en omvallen, hetgeen het risico op persoonlijk letsel met zich meebrengt. Zorg ervoor dat u de standaard op de juiste wijze monteert door de meegeleverde aanwijzingen zorgvuldig op te volgen. Let er ook op dat het product goed op de standaard gezet is.
* De standaard is los ver krijgbaar als optie.
Vervang de batterijen of gebruik de AC adapter wanneer de volgende symptomen optreden.
Zwak brandende stroomindicatorHet instrument kan niet worden ing eschakeldWanneer de display knippert, donker of moeilijk af te lezen
is
Abnormaal laag luidspreker-/hoofdtelefoonvolumeVervorming van het geluidAf en toe onderbreken van geluid tijdens weergave bij een
hoog volume
Plotseling uitvallen van de stroom ti jdens weergave bi j een
hoog volume
Knipperen of donker worden van de display tijdens
weergave bij een hoog volume
Geluid blijft klinken zelfs na loslaten van de toetsenEen toon die totaal verschilt v an de toon die u insteldeAbnormale weergave van het ritmepatroon en
demonstratiemelodieën
Uitvallen van stroom, geluids vervorming of laag v olume bij
spelen via een aangeslot en computer of MIDI toestel
Mocht vloeistof van het LCD paneel
onverhoeds in ogen of op u w hu id komen, spoel dan onmid de llijk voor minste ns 15 minuten met water af en neem contact op met een arts.
Geluidsniveau
Luister niet voor langere tijd bij een hoog volume. Deze voor zorgsmaat-regel dient bijzondere aandacht bij het gebruik van een hoofdtelefoon. Een hoog geluidsniveau kan uw gehoor beschadigen.
D-4
705A-D-006A
CTK691D01‑01.book5ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Inleiding
Inleiding
Gefeliciteerd met uw keuze van dit CASIO muziekinstrument. Dit keyboard geeft u de volgende kenmerken en functies.
J 516 tonen bevatten rijke, geavanceerde tonen
Er is een totaal van 300 geadvanceerde tonen die geprogrammeerd zijn met DSP tonen om ze rijker en krachtiger te maken. Geadvanceerde tonen zoals Stereo Piano en Tremolo Electric Pia no versterken de Piano en Electric Piano tonen om een totaal nieuw geluid te creëren.
J 50 Drawbar Organ tonen
Naast de 516 standaard to nen, bevat he t keyboard teven s 50 realist ische dra wbar organ tonen. Drawbar organ to nen kunnen m. b.v. negen digitale trekstaven worden gestuurd. U kunt ook percussie of toetsklikken selecteren en daarbij zelfs de parameters van voorkeuzetonen bewerken en maximaal 100 originele tonen opslaan in het gebruikerstoongeheugen.
J Flash-geheugen
Het ingebouwde Flash-geheugen laat u om uw selectie van tonen en ritmes uit breiden door data te downloaden vanaf de CASIO MUSIC SITE of van andere bronnen. U kunt ook maximaal 200 muziekbestanden in het SMF format opslaan voor weergave.
J PIANO SETTING toets
Door indrukken van deze toets worden de instellingen van het keyboard geoptimaliseerd voor spelen op de piano.
J 140 voorkeuzeritmes + 16 gebruikersritmes
De selectie van 140 ritme s bevat begeleidingen voor alles van r ock tot pops en jazz. U kunt begeleidingsda ta ook ov e rsture n vanaf uw computer en daarva n m aximaal 16 opslaan als gebruikers ri tme s in h e t keyboardgeheugen.
J Automatische begeleiding
Speel eenvoudigweg een akkoord en de corresponderende ritme-, bas- en akkoorddelen worden automatisch gespeeld. Een-toets voorkeuze roept onmiddellijk de meest geschikte toon en tempo instellingen op die passen bij het ritme dat u gebruikt.
J Grote display vol met informatie
Een grote ingebouwde display to ont akkoordnamen, te mpo-instellingen, to etsenbordinformati e, noten die ges peeld zijn volgens d e staafnotatie en nog meer om alle aspecten van spelen op het keyboard volledi g te on der st eunen. Een ingebo uwd acht er grondl icht houd de display goed leesbaar zelfs in het totale duister.
J Melodiegeheugen
Neem maximaal 6 delen op in het geheugen samen met toon, volume, linker/rechter weergave en andere parameters bij weergave worden verkregen. Realistische weergave van een ensemble kan worden gecreëerd m.b.v. de automatische begeleidingsfunctie.
J Synthesizerfunctie
Bewerk ingebouwde klanken om uw eigen originele creaties te produceren. Maximaal 120 van uw eigen klanken kunnen opgeslagen worden in het geheugen om te worden opgeroepen, op precies dezelfde wijze als bij ingebouwde tonen.
J Standaard MIDI compatibiliteit
De standaard MIDI functie staat a ansluiti ng op een per soonlij ke computer to e om “desktop muziek” mogelijkh eden voll edig uit te buiten. Dit keyboard kan gebruikt worden als een desktop muziekinvoertoestel of klankbron en het is bijzonder geschikt voor weergave van in de handel verkrijgbare voorbespeelde standaard MIDI muziek software.
J Krachtige effecten
Een collectie krachtige effecten, zoals DSP, nagalm, zweving en andere effecten geven u controle over het type geluid sound dat u wenst. U kunt zelfs de parameters van een effect veranderen om uw eigen originele effecten te creëren. Er is tevens een 4-banden equalizer ing e b o uwd.
705A-D-007A
D-5
CTK691D01‑01.book6ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Inleiding
J Mixer
U kunt toon, volume, panpositie en andere parameters instellen voor elk ingebouwd automatisch begeleidingsgedeelte. U kunt ook dezelfde parameters sturen voor elk kanaal tijdens het invoeren van MIDI signalen.
J Registratiegeheugen
Keyboard instellingen kunnen in het geheugen worden opgeslagen voor latere oproep en onmiddellijke instelling op het moment dat u ze nodig heeft. Maximaal 32 instellingen (4 instellingen x 8 banken) kunnen in het registratiegeheugen worden opgeslagen.
J Software om data te downloaden van uw computer
U kunt uw computer gebruiken voor het dowloaden van data van de CASIO MUSIC SITE.
D-6
705A-D-008A
CTK691D01‑01.book7ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Inhoudsopgave
Voorzorgsmaatregelen ten behoeve van de
veiligheid ........................D-1
Inleiding .........................D-5
Algemene gids ...............D-9
Bevestigen van de deelituurstandaard Spelen van een demonstratiemelodie
Betreffende de display ....................... D-12
.. D-10
... D-11
Stroomvoorziening .....D-14
Werking op batterijen......................... D-14
Gebruik van de netadapter................. D-15
Automatische stroomonderbreking .... D-16
Uitschakelen van het keyboard.......... D-16
Geheugeninhoud................................ D-16
Aansluitingen ..............D-17
Basisbediening ............D-19
Instellen van een DSP type................ D-27
DSP Toets..........................................D-29
REVERB Selecteren .......................... D-29
Selecteren van CHORUS................... D-30
De equalizer gebruiken ...................... D-31
Gebruik van automatisch begeleiding
Aangaande de MODE toets ............... D-33
Instellen van een ritme .......................D-34
Spelen van een ritme ......................... D-34
Het tempo instellen.............................D-34
Automatische begeleiding gebruiken
Gebruik van een intro patroon............ D-37
Gebruik van een fill-in patroon ........... D-37
Gebruik van een ritmevariatie ............ D-38
Begeleiding en ritmespel tegelijk
starten ................................................ D-38
Afsluiten met een slotpatroon............. D-38
.................... D-33
....D-35
Spelen op het keyboard ..................... D-19
Instellen van een toon........................ D-19
PIANO STETTING toets .................... D-21
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie
(Drawbar Organ) ..........D-23
Een trefstaaforgeltoon selecteren ...... D-24
Een trekstaaforgeltoon bewerken ...... D-24
Parameter details............................... D-25
Het opslaan van een bewerkte
trekstaaforgeltoon .............................. D-26
Toepassen van effecten
op tonen .......................D-27
Effectblokken...................................... D-27
705A-D-009A
Gebruik van één-toets voorkeuzes..... D-39
Gebruik van automatische
harmonisatie....................................... D-39
Instellen van het begeleidingsvolume
...D-40
Mixerfunctie .................D-41
Wat kunt u met de Mixer doen? ......... D-41
In- en uitschakelen van kanalen......... D-42
Gebruik van de
parameterbewerkingsfunctie ..............D-43
Hoe parameters werken.....................D-43
Synthesizerfunctie ......D-46
Synthesizerfuncties ............................D-46
Creëren van een gebruikerstoon........D-49
D-7
CTK691D01‑01.book8ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Inhoudsopgave
In het geheugen opslaan van een
gebruikerstoon ................................... D-51
Registratiegeheugen ...D-53
Karakteristieken van het
registratiegeheugen ........................... D-53
Vastleggen van een opstelling in het
registratiegeheugen ........................... D-54
Oproepen van een opstelling van het
registratiegeheugen ........................... D-55
Melodiegeheugenfunctie
Sporen................................................ D-56
Basis melodiegeheugenbediening ..... D-57
Gebruik van real-time opname........... D-57
Instellingen bij de mixerfunctie........... D-58
Weergeven van het
melodiegeheugen............................... D-59
Opnemen van de melodie en
akkoorden met stapopname............... D-60
Opnemen van meerdere sporen ........ D-63
Corrigeren van fouten tijden s
stapopname ....................................... D-64
Bewerken van de geheugeninhoud.... D-66
Bewerken van een melodie................ D-68
....D-56
Gebruik van de SMF
speler ...........................D-80
Weergave van een SMF.....................D-82
Configureren van andere instellingen
....D-82
MIDI ............................... D-84
Wat is MIDI?....................................... D-84
Algemene MIDI...................................D-84
Zenden en ontvangen van MIDI
boodschappen.................................... D-85
MIDI instellingen. ....... ...... ....... ...... ...... D-85
Gebruik van de data download service
.D-86
Oplossen van
moeilijkheden ..............D-87
Technische gegevens .D-90 Onderhoud van uw
instrument .................... D-92
DSP algoritmelijst ........D-93
Appendix ........................ A-1
Toonlijst................................................ A-1
Drumklankenlijst ................................ A-12
Instellingen van het
keyboard ......................D-70
Gebruik van lagen.............................. D-70
Gebruik van splitsen........................... D-71
Gebruik van lagen en splitsen
tegelijkertijd........................................ D-72
Transpositie van het keyboard........... D-73
Gebruik van toetsrespons .................. D-73
Stemmen van het keyboard ............... D-74
Veranderen van andere instellingen .. D-75
D-8
Ritmelijst............................................. A-14
Fingered akkoordkaarten ................... A-16
Effectenlijst......................................... A-18
MIDI Implementation Chart
705A-D-010A
CTK691D01‑01.book9ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Algemene gids
Algemene gids
705A-D-011A
D-9
CTK691D01‑01.book10ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Algemene gids
cl SPLIT toets 1 POWER toets 2 Spanningsindicator 3 SONG MEMORY toets 4 SYNTH toets 5 TRANSPOSE/FUNCTION toets 6 MIXER toets 7 EFFECT toets 8 SMF PLAYER toets 9 VOLUME regelaar bk MODE toets bl ONE TOUCH PRESET toets bm ACCOMP VOLUME toets bn DATA ACCESS indicator bo RHYTHM toets bp TONE toets bq DRAWBAR ORGAN toets br DSP toets bs PIANO SETTING toets bt EXIT toets ck AUTO HARMONIZE toets
cm LAYER toets
cn [ ] / [ ] / [ ] / [ ]CURSOR toetsen
co DEMO toets (*3)
cp Luidspreker
cq Ritmelijst
cr Toonlijst
cs Display
ct CHORD akkoordnamen
dk Perceussie-instrumentenlijst
dl Akkoordtypenaam
dm INTRO/ENDING 1/2 toetsen
dn VARIATION/FILL-IN 1/2 toetsen
do SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets
dp START/STOP toets
dq TEMPO toetsen
dr REGISTRATION toetsen
ds SONG MEMORY TRACK toetsen
a) BANK toets b) STORE toets
J Bevestigen van de partlituurstandaard (*1)
Steek de partlituurstandaard in de gleuf aan de bovenkant van het ke ybo ard zoals aangegeven in de ill ust ratie.
D-10
705A-D-012A
CTK691D01‑01.book11ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
*2
dt Cijfertoetsen
Voor het invoeren van nummers om aangegeven instellingen te
veranderen.
ek [
]/[–] toetsen (JA/NEE) (YE S /NO)
+ Negatieve waarden kunnen enkel veranderd worden m.b.v. [+]
en [–] om de aangegeven waarde te vergroten of te verkle in e n .
Achterpaneel
Algemene gids
el MIDI OUT aansluiting
em MIDI IN aansluiting
en SUSTAIN/ASSIGNABLE JACK aansluiting
eo PHONES/OUTPUT aa n sluit in g
ep 9V gelijkspanningsaansluiting
J Spelen van een demonstratiemelodie (*3)
Door het indrukken van de DEMO toets wordt de weergave van de demonstratiemelodieën gestart. Er zijn 3 demonstratiemelodieën die onaf gebr oken in vo lgorde worden weergegeven. Druk op de DEMO to ets o f o p d e START/STOP toets om de weergave van de demonstratiemelodieën te stoppen.
Door op de [+]/[–] toetsen te drukken wordt doorgegeaan naar de volgende demonstratiemelodie.  De functies voor lagen en splitsen en de PIANO SETTING toets werken niet tijdens de weergave van een demonstratiemelodie.
705A-D-013C
D-11
CTK691D01‑01.book12ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Algemene gids
Betreffende de display
1. Er verschijnen hie r wijzers om aan te ge ven wanneer transpone ren, de keyboard in stelfunctie, de mix erfunctie,
de synthesizer, effecten, het melodiegeheugen of de SMF speler wordt gebruikt.
2. De TONE indicator verschijnt wanneer u de TONE instelling selecteert of bekijkt terwijl RHYTHM verschijnt
voor de RHYTHM instelling.
3. Toonnummer (cijfe rdee l)/Toonnaam (tekstdeel)
Het numerieke gebied en het tekstgebied worden tevens ge bruikt om het ritmenummer en de rit menaam aan te geven
en om verscheidene functies aan te geven in de synthesizerfunctie-, de mixerfunctie-, het registratie- en de melodiegeheugenfunctiestand.
4. Octaafsymbool
Dit symbool verschijnt wanneer de door het keyboard geproduceerde noot een octaaf hoger is dan de op de notenbalk aangegeven noot.
5. Op het toetsenbord gepeelde noten, noten gespeeld uit het melodiegeheugen, akkoordformaten, en
ontvangen MIDI data* worden door de notenbalk in de display aangegeven.
6. Er verschijnen hier wijzers om aan te geven wanneer lagen, splitsen of automatisch harmoniseren worden
gebruikt.
7. Niveaumeter
De snelheid van elk kanaal wordt aangegeven door één van dri e ni ve au’ s. De ze display toont tevens de mixerk an aal
aan/uit status.
Drawbar Organ functie
Tijdens de Drawbar Organ bewerkingsfunctie, toont de niveaumeter de posi tie van el ke treks taaf en de s tatus va n elke
percussieparameter.
8. Het maatslagnummer wordt aangegeven terwijl een ritme, automatische begeleiding of
melodiegeheugenfunctie wordt gebruikt.
9. Het maatnummer wordt aangegeven terwijl een ritme, automatische begeleiding of de
melodiegeheugenfunctie gebruikt wordt.
D-12
705A-D-014A
CTK691D01‑01.book13ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Algemene gids
10. Het aantal maatslagen per minuut wordt aangegeven terwijl een ritme, automatische begeleiding of de
melodiegeheugenfunctie gebruikt wordt.
Het tempogebied wordt tevens gebruikt om de klok van de melodiegeheugenfunctie aan te geven.
11. De aanduiding R EC knippert in de displa y tijdens melod iegeheugen opname standby. De aandu iding REC blijft
in de display zonder te knipperen terwijl het opnemen plaatsvindt. De aanduiding STEP wordt aangegeven tijdens stap-voor-stap opnam e.
12. U kunt de metronoom inschakelen om een referentiemaatslag te krijgen voor spelen op het toetsenbord.
13. Deze display toont de op het toetsenbord gespeelde noot, noten die weergegeven worden uit het
melodiegeheugen, akkoordvormen en ontvangen MIDI data*.
14. De naam van het gespeelde akkoord wordt in de display aangegeven terwijl de automatische begeleiding
gebruikt wordt.
* Deze items verschijnen niet wanneer een noot ontvangen wordt buiten het displaybereik (C2 – C7).
Displayvoorbeelden aangegeven in deze gebruiksaanwijzing dienen enkel ter illustratie. De werkelijke tekst en waarden die in de
display verschijnen kunnen verschillen van de voorbeelden die hier in de gebruiksaanwijzing worden gegeven.
Door de karakteristieken van het LCD ele ment, ver ande rt het displayc ontra st af hank elijk van de hoek v an waa r uit u er na ar kijk t. De
oorspronkelijke contrastinstelling maa kt het voor een musicus die recht voor de display zit, mogelijk om alle s makkelijk te zien. U kunt het contrast ook bijregelen tot het niveau dat uw persoonlijke omstandigheden beter schikt. Voor meer informatie zie pagina D-78.
705A-D-015A
D-13
CTK691D01‑01.book14ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Stroomvoorziening
Stroomvoorziening
Dit keyboard kan werken op het st andaard licht net (m.b.v. de voorgeschreven netadapter) of op batterijen. Let er altijd op het keyboard uit te schakelen wanneer u hem niet gebruikt.
Werking op batterijen
Let er altijd op het keyboard uit te schake len voordat u batterijen inlegt of ze ver va ng t.
Inleggen van de batterijen
1. Verwijder het deksel van het batterijvak.
2. Leg zes batterijen maat D in het batterijvak.
Zorg ervoor dat de positieve (+) en negatieve (–)
polen in de juiste richting wijzen.
3. Steek de nokjes aan het deksel van het
batterijvak in de daarvoor bedoelde gaatjes en sluit het deksel.
Belangrijke informatie aangaande de batterijen
Hieronder volgt de geschatte levensduur van de batterijen
De bovenstaande w aarde is de sta ndaard levens duur van de batterijen bij normal e tempera tuur me t de vo lumest and van het keyboard ingesteld op een middelmatige stand. Bij heel hoge of lage temperaturen of weergave bij een hoog volume kan deze levensduur korter worden
Een van de volgende symptomen kan op een lage
batterijspanning duiden. Vervang de batterijen zo spoedig mogelijk wanneer een van deze symptomen optreedt
Mangaanbatterijen: Ongeveer 4 uur
.
.
Zwak brandende stroomindicatorHet instrument kan niet worden ingeschakeldWanneer de display kn ippert, do nker of moeil ijk af te
lezen is
Abnormaal laag lu idspreker-/ho of d telefoonvolumeVervormi ng van het gelu idAf en toe onderbreken van geluid tijdens weergave
bij een hoog volume
Plotseling uitvallen van de st room tijdens weergave
bij een hoog volume
Knipperen of donker worden van de display tijdens
weergave met een hoog volume
Geluid blijft klink e n ze lfs na loslaten van de toetsen
Een toon die totaal verschilt van de toon die u instelde
  Abnormale weergave van het ritmepatroon en
demonstratiemelodieën
Uitvallen van stroom, geluidsvervorming of laag
volume bij spelen via een aangesloten computer of MIDI toestel
.
1
Nokjes
Dit keyboard kan mogelijk niet goed functioneren als u
batterijen inlegt of verv angt met de spanning ingeschakeld. Mocht dit gebeuren dan zal het keyboard weer normaal functio neren door de s panning uit en daarna weer in te schakelen.
D-14
Misbruik van batterijen kan er de oorzaak van zijn dat ze gaan lekken, hetgeen leidt tot schade aan zich in de buurt bevindende voorwerpen, of ze kunnen exploder en, hetgeen het risico op brand of persoonlijk letsel met zich mee bre ngt. Let er altijd op dat u de volgende voorzorgs m aatregelen naleeft
Haal batterijen nooit uit elkaar en laat ze nooit
kortsluiting maken
Stel batterijen nooit bloot aan hit te en gooi ze niet
weg door ze te verbranden
Gebruik oude batterijen niet samen met nieuweGebruik nooit batterijen van verschillende door
elkaar
Laad de batterijen nooit opLet er op dat de positieve (+) en negatieve (–)
uiteinden van de batterije n in de juiste ri chting wijzen
705A-D-016A
CTK691D01‑01.book15ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Stroomvoorziening
Verkeerd gebruik van batte rije n kunnen er de oor zaak van zi jn dat ze gaan lekken he tgeen leidt t ot schade aan z ich in de buurt bevindende voorwerpen, of ze kunnen gaan exploder en, hetgeen het risico op brand en persoonlijk letsel met zich meebrengt. Let er a lti jd o p d e v ol gende v oo rzorgs ma atr egelen na te leven
Gebruik enkel batterijen dat voor gebruik met dit
product gespecificeerd zijn
Verwijder batterijen uit het product als u van
plan bent deze voor langere tij d niet t e gebruiken
Gebruik van de netadapter
Zorg ervoor enkel de voor dit keyboard voorgeschreven netadapter te gebruiken.
Voorgeschreven netadapter: AD-5
Achterpaneel
Verkeerd gebruik van de ne tadapter k an het ris ico op brand en op elektrische schok met zich meebrengen. Let er altijd op de volgende voorzorgsmaatregelen na te leven.
Zorg er voor uitsluitend gebruik te maken van de netadapter die gespecificeerd is voor gebruik met dit product
Gebruik enkel een voedingsbron waarvan het
voltage zich bevindt binnen de op de net ad apte r aangegeven nominale spanning.
Belast de stopcontacte n en verlengsnoer en niet te
veel.
Plaats nooit zware voorwe rpen op het snoer en
stel het niet bloot aan hitte.
Probeer nooit te knutselen aan het snoer en stel
het niet bloot aan overmatig buigen.
Draai het snoer niet en trek er niet aan.
Mocht het netsnoer of de netstekker beschadigd raken, neem dan contact op met het oorspronkelijke punt van verkoop of met een door CASIO erkende onderhoudswerkplaa ts
Raak de netadapter nooit aan terwijl uw handen
nat zijn. Hierdoor kunt u het risico op een elektrische schok in de hand werken.
.
.
1 9V gelijkstroomaansluiting 2 Netadapter AD-5 3 Stopcontact
Merk tevens de volgende waarschuwingen en voorzorgsmaatregelen op bij gebruik van de netadapter.
Verkeerd gebruik van de ne tadapter k an het ris ico op brand en op elektrische schok met zich meebrengen. Let er altijd op de volgende voorzorgsmaatregelen na te leven.
Plaats het netsnoer niet bij een kachel of een
andere warmt e b ron.
Trek nooit aan het snoer wanneer u de stekker uit
het stopcontact wilt trekken. Houd daartoe altijd de stekker zelf beet.
Steek het netsnoer zover mogel ijk in het stopcontact
Haal de netadapter uit het stopcontact tijdens onweersbuien met bliksem of voordat u op reis gaat of wanneer u om andere redenen voor langere tijd weg bent
Minstens eens per jaar dient u d e ne tadapt er uit h et stopcontact te trekken om eventueel stof dat zich opgehoopt heeft rond te stekers te verwijderen
Zorg ervoor dat het keyboard uitgeschakeld is alvorens de
netadapter in het stopcontact te steken of hem er uit te trekken
Bij langdurig gebruik van de netadapt er kan deze warm
worden. Dit is normaal en duidt niet op een defect.
.
.
.
.
705A-D-017A
D-15
CTK691D01‑01.book16ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Stroomvoorziening
Automatische stroomonderbreking
De spanning van het keyboard wordt bij werking op batterijen automatisch na ca. 6 minuten na het laatst indrukken van een toets uitgeschakeld. Druk op de POWER toets om de spanning opnieuw in te schakelen wanneer dit gebeurt
De automatische stroomonderbreking werkt niet wanneer
het keyboard op stroom van het lichtnet werkt.
Uitzetten van de automatische stroomonderbreking
Houd de TONE toets ingedrukt terwijl u het keyboard inschakelt om de automatische stroomon d e rb re k er uit te zetten.
Bij uitzetten van de auto matis ch e stro omon der breke r zal
het keyboard niet meer zichzelf uitschakelen ongeacht hoe lang hij blijft staan zonder te worden aangeraakt.
Automatische stroomonderbreking is automatisch
ingeschakeld bij inschakelen van de spanning.
Instellingen
.
Uitschakelen van het keyboard
Vergeet niet op de POWER toets om de spanning uit te schakelen
en let er ook op dat d e LCD verlichting uit is voordat u de verbinding met de netadapter verbreekt of iets anders doet
Probeer de verbinding met de netadapter nooit te verbreken terwijl het keyboard nog ingeschakeld is en probeer de spanning nooit uit te schakelen door andere technieken te gebruiken dan op de POWER toets te drukken. Hierdoor kan de inhoud van het flash­geheugen van het keyboard beschadigd raken. V reemde werking en een abnormaal opstarten van het keyboard zijn sy mptomen van een beschadigd inhoud van het flash-geheugen. Zie “ moeilijkheden
Druk nooit op de POWER toets terwijl de volgende
boodschap op de display van het keyboard te zien is.
Als het keyboard uitgeschakeld word t terw ij l de bov enst aande boodschap zich in de d isplay bevindt, kan da ta (een gebruikersme lodie,
melodiegeheugendat a, enz.) beschadigd raken die zich in het geheugen van het keyboard bevindt. A ls de data eenmaal beschadigd is, kunt u de data waarschijnlijk niet m eer oproepen
” op pagina D-87 voor meer informatie
(boodschap) “Pls Wait” (wachten a.u.b.) of “Bulk In” (grote hoeveelheid gegevens komen binnen)
Oplossen van
.
.
.
Geheugeninhoud
Naast de bovenstaande instellingen, kunnen in de registratiefunctie en de melodiegeheugenfunctie opgeslagen data ook bewaard worden wanneer de spanning van het keyboard uitgeschakeld is
.
De toon, het ritme en andere “belangrijker instellingen van het keyboard ” die van kr acht waren toen u het keyboard met de hand uitschakelde door op de POWER toe ts te drukken of wanneer de automatische stroomonderbreker de spanning uitschakelt, zijn nog steeds in werking wanneer u de spanning d a a rna weer insc hakelt.
Belangrijkste keyboar dinstellingen
Toonnummer, lagen, splitsen, splitspunt, drawbar organ tooninstellingen, transponeren, stemmen, contrastinstellingen, aanslaggevoeligheid, nagalm, zweving, DSP, equalizer, ritmenummer, tempo, keyboardkanaal, MIDI In akkoordbeoordeling aan/uit, begeleiding M IDI uitgangssignaal aan/uit, toe wijsbare aansluitingsinstelling, begeleidingsvolume, gebruikergebied tonen (Synthesizer functie), gebruikergebied begeleidingen, gebruikers DSP gebied, automatisch harmonise ren aan/uit, type van automatisch harmoniseren, mixer aanhouden, DSP aanhouden, Au t o matische beg e le idingsfunctie, alle mixerparameters, al le syn the sizerfunctie parameters, melodiegeheugenmelodie nummers, SMF spelerinstellingen (weergavefunctie, handmatig weergavedeel, SMF weergavevolume)
D-16
Opslaan van instellingen en van de geheugeninhoud
J Betreffende het Flash-geheugen
Uw keyboard wordt gel everd met een ingebo uwd Flash -geheug en, hetgeen data kan blijven behouden zelfs wanneer de stroom volledig is uitgeschakeld. Dit betekent dat zelfs als de batterijen geheel uitgeput zijn, dan kunt u daarna de netadapter aansluiten en de data die in het geheugen opgeslagen zitten, opnieuw oproepen
Wanneer het keyboard op de batterijen werkt, dient u deze zo snel mogelijk te vervangen nadat de eerste tekenen van z wakke batterijen (donkere spanningsindicator, donkere letters in de display, enz.) zich melden. Hoewel het Flash-geheugen van het keyboard niet vluchtig is (hetgeen betekent dat data niet verloren gaat wanneer de spanning wordt onderbroken), kan data verloren gaan als de spanning plotseling uitvalt wanneer data overgeschreven wordt naar het flash-geheugen*
* Tijdens het opslaan of wissen van gebruikersdata,
tijdens het opnemen met de synthesizer, tijdens het oversturen van data vanaf een computer, enz.
.
Resetten van het keyboard
Gebruik de procedure op pagina D-79 om het keyboard te resetten (terug te stellen) waardoor alle data uit het geheugen worden gewist en de instellingen teruggesteld worden tot de oorspronkelijke waarde afgesteld in de fabriek
.
705A-D-018A
.
CTK691D01‑01.book17ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Aansluitingen
Aansluitingen
Hoofdtelefoon/uitgangsaansluiting
Vergeet niet eerst het volume van het keyboard en andere aangesloten apparatuur zacht te zetten alvorens de hoofdtelefoon of andere uitwendige apparatuur aan te sluiten. Nadat u klaar bent met het maken van de aansluitingen kunt u dan het volume op het gewenste niveau instellen
Achterpaneel
J Aansluiten van een hoofdtelefoon 1
Bij aansluiten van de hoofdtelefoon wordt tegelijkertijd het geluid van de ingebouwde luidsprekers afgesneden, zodat u 's nachts kunt spelen zonder de buren wakker te houden.
.
Bij aansluiting op een versterker voor
muziekinstrumenten kunt u het volume van het keyboard relatief laag zetten en veranderingen in het volume maken met de bedieningsorganen van de versterker.
Aansluitvoorbeeld
U kunt het keyboard ook aansluiten op een computer of
sequencer. Zie “MIDI” op pagina D-84 voor details.
Aanhoudpedaal/toewijsbare aansluiting
U kunt een los verkrijgbaar aan ho ud p e da al (S P-2 of SP-20) aansluiten op de SUSTAIN/ASSIGNABLE JACK aansluiting om daaraan de hieronder beschreven moge li jkheden te verlenen.
Zie “Veranderen van andere instellingen” op pagina D-75 voor details aangaande de pedaal func tie.
J Geluidsapparatuur 2
Sluit het keyboard aan op geluidsapparatuur m.b.v. een los verkrijgbaar aansluitsnoe r met een st an d aardstekker aan de ene kant en twee pinstekkers aan het andere uiteinde, Merk op dat de op het keyboard aangesloten stan daardstekker een stereostekker dient te zij n anders kunt u slechts vi a een van de twee stereo kanalen geluid verkrijgen. Bij deze opstelling zet u de ingangskeuzeschakela ar v an de aan ge sl ot e n geluidsapparatuu r gewoonlijk in de daarvoo r bedoelde stand (normaliter aangeduid als AUX IN of iets in die geest) die dus overeenkomt met waar h e t snoer van het keyboard op aangesloten is. Zie de gebruiksaanwijzing van de geluidsappa rat u u r voor volledig e d e tails.
J Versterker voor muziekinstrumenten 3
Sluit het keyboard m.b.v. een los verkrijgbaar aansluitsnoer aan op de versterker voor m uziekinstrumenten.
Gebruik een aansluitsnoer met een stereo
standaardstekker aan het uiteinde dat u op het keyboard aansluit en een stekker, die vo orziet in een dubbele signaalingang (links en r ec hts), o p de verst erker waaro p u de aansluiting tot stand brengt. Bij gebruik van een verkeerde stekker aan een van beide uiteinden kan het stereo-effect verloren gaan.
1 SUSTAIN/ASSIGNABLE JACK aansluiting
J Aanhoudpedaal
Bij pianotonen zal het geluid aangehouden worden als
het pedaal wordt ingetrapt, net zoals bij het demppedaal van een piano.
Bij orgeltonen wordt het geluid doorlopend
aangehouden totdat het pedaal wordt losgelaten.
J Sostenutopedaal
Zoals bij het aanhoudpedaal hierb ov e n za l h et gelui d
aangehouden worden bij intrappen van het sostenutopedaal.
Het verschil tussen een sostenuto pedaal en een
aanhoudpedaal is de timing.
705A-D-019A
D-17
CTK691D01‑01.book18ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Aansluitingen
Bij een sostenutopedaal, kunt u op de klaviertoetsen
drukken en vervolgens het pedaal intrappen voordat u de klaviertoetsen loslaat. Dan worden enkel die noten aangehouden die klonken wanneer het pedaal werd ingetrapt.
J Zacht pedaal
Bij intrappen van het pedaal wordt de weergegeven noten verzacht.
J Ritme start/stoppedaal
In dit geval vervult het pedaal de zelfde functies als de START/STOP toets.
Accessoires en opties
Gebruik enkel de accessoires en opties die genoemd worden voor dit keyboard. Bij gebruik van niet-erkende items bestaat er gevaar op brand, electrische schok en persoonlijk letsel.
D-18
705A-D-020A
CTK691D01‑01.book19ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Basisbediening
Basisbediening
1 VOLUME 2 POWER 3 TONE 4 DSP 5 PIANO SETTING 6 START/STOP 7 Cijfertoetsen 8 [+[/[–]
Dit hoofdstuk geeft informatie betreffende het uitvoeren van basis keyboardbediening.
Instellen van een toon
Spelen op het keyboard
1. Druk op de POWER toets om het keyboard in te
schakelen.
2. Gebruik de VOLUME regelaar om het volume in
te stellen op een relatief laag niveau.
3. Speel iets op het keyboard.
Deze piano wordt afgeleverd met ingebouwde tonen zoa ls hieronder aangegeven. Een gedeeltelijke lijst van de verkrijgbare toonnamen is afgebeeld op het console van het keyboard. Zie de “Toonlijst” op pagina A-1 van deze gebruiksaanwijzing voor een volledige lijst. “Geavanceerde tone n” zij n v ariaties op standaard tone n , die gecreëerd worden door het programmeren van ef fecten (DSP) en andere instellin g e n. Voor details aangaande de tonen van het trekstaaf orgel,verwijs naar “Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ)” op pagina D-23.
Toontypes
Standaardtonen: 516 vo or keuzetonen + 124 gebruikerstonen
Nummer
000-299 300 Geavanceerde tonen Aan 300-499 200 Voorkeuzetonen Uit 500-515 16 Drumsets Uit 600-699 100
700-719 20
800-803 4
Aantal
tonen
Toontype
Gebruikerstonen ( *2) Gebruikerstonen met
golven (*4) Gebruikersdrumsets
met golven (*4)
DSP lijn
aan/uit (*1)
Aan/uit (*3)
Aan/uit (*3)
Aan/uit (*5)
705A-D-021A
D-19
CTK691D01‑01.book20ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Basisbediening
Trekstaaf orgeltonen : 50 voorkeuzetonen + 1 00 gebruikerstonen
Nummer
000-049 50 Voorkeuzetonen Aan/uit (*5) 100-199 100
*1: Zie “Het veranderen van tonen en het configureren van
DSP effectinstellingen” op pagina D-21.
*2: Geheugengebied voor tonen die u gecreëerd heeft. Zie
“Synthesizerfunctie” op pagina D-46. De gebruikerstoongebieden 600 tot en met 699 bevatten aanvankelijk dezelfde da ta als d e DSP types 000 tot en met 099.
*3: Dit hangt af van de brontoon of de tooninstelling. Zie
“Synthesizerfunctie” op pagina D-46 voor meer informatie.
*4: Gebied voor data die vanaf een computer werd
gestuurd. Zie “Gebruik van de data download service” op pagina D-86 voor meer informatie. Voor informatie aangaande golfvormen, zie “Creëren van een gebruikerstoon” op pagina D-49.
*5: Dit hangt af van de toon. De status ervan kan worden
bekeken door naar de DSP toets te kijken. Zie “DSP Toets” op pagina D-29 voor meer informatie.
*6: Geheugengebied voor tonen die door gecreëerd worden.
Zie “Een trekstaaforgeltoon bewerken” op pagina D-24. Gebruikers trefstaaforgeltoon gebieden bevatten aanvankelijk twee setten met dezelfde data als de trefstaaforgeltoon types 000 tot en m et 049 .
Aantal
tonen
Toontype
Gebruikerstoon (*6)
DSP lijn
aan/uit (*1)
Aan/uit (*3)
Instellen van een toon
1. Vind de te gebruiken toon op de toonlijst en
maak een notitie van het toonnummer.
2. D ruk op de TONE toets.
3. Voer het drie-cijferige toonnummer in van de
bewuste toon m.b.v. de cijfertoetsen.
Voorbeeld:
Om “332 ACOUSTIC BASS GM” te selecteren, voer 3, 3 en daarna 2 in.
Voer altijd alle drie cijfers in van het toonnummer inclusief
eventuele voorafgaande nullen.
U kunt het aangegeven to onnummer teven s vergrote n met
de [+] toets en verkleinen met de [–] toets.
Wanneer één van de drumsets geselecteerd is
(toonnummers 500 tot en met 51 5), dan wordt aan elke klaviertoets een ander percussiegeluid toegewez en. Zie pagina A-12 voor details.
U kunt toonnummers die niet in de boven staande berei ken
(standaardtonen 516 tot en met 599 en 720 tot e n met 799 , en trekstaaf orgeltone n van 050 t ot en met 099) vallen niet selecteren. U kunt bladeren door de ongebruikte nu mmers wanneer u de [+] en [–] toetsen gebruikt om door de toonnummers te bladeren. Wanneer u bijvoorbeeld op [+] drukt terwijl 515 geselecteerd is, springt het nummer door naar 600.
D-20
Polyfonie
De term polyfonie refereert aan het maximal aantal noten dat u op hetzelfde moment kunt spelen. Het keyboard heeft 32-noten polyfonie, hetgeen zowel d e noten die u spee lt omvat als de r itmes en automatisch begeleidingspatronen die door het keyboard worden gespeeld. Dit be te ken t du s dat wa nneer een ritme of een automatisch begeleidingspatroon gespeeld wordt door dit keyboard, het aantal noten (de polyfo nie dus) gereduceer d wordt dat open staat voor spele n op het t oetsenbor d. Merk te vens op dat sommige van de tonen slechts 10-noten polyfonie geven
.
705A-D-022A
CTK691D01‑01.book21ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Basisbediening
Digitale monsters
Veel van de klanken die beschikbaar zijn op dit keyboard zijn opgenomen en bewerkt met behulp van een techniek die (digital sampling) wordt genoemd. Om een hoge klankkwaliteit te verzekeren worden monsters (samples) genomen in de lage, midden en hoge frequentiegebieden en vervolgens weer gecombineerd om u te voorzien van geluiden die verbazingwekkend veel overeenkomen met de originelen. Soms zult u minieme verschillen in volume of geluidskwaliteit horen voor sommige klanken wanneer u ze op verschillende plaatse n op het toetsen bord speelt. Dit is een onvermijdelijke bijwerking van m eervoudig monsters maken en is geen teken van onjuist functioneren.
Het veranderen van tonen en het configureren van DSP effectinstellingen
Dit keyboard heeft slechts een enkele DSP klankbron. Hierdoor kunnen bij tonen waarbij DSP ingesteld is voor meerdere onderdelen bij het het maken van meerdere lagen en splitsen van tonen ( pagina D-70, 71) conflicten opt re d e n. Om conflicten te vermijden, wordt DSP toegewezen aan de laatste toon waarbij DSP ingesteld is terwijl DSP voor alle andere onderdelen uitgeschakeld (DSP lijn uit (OFF)) is. DSP lijn is een parameter die regelt of het op dat moment ingestelde DSP effect van toepassing is op een onderdeel.* Elke toon heeft een DSP lijnparameter. Door het selecteren van een toon wordt de DSP lijnparameter van die toon uitgeoefend op alle onderdelen.
* De DSP lijnparameter is ingeschakeld (het DSP effect
wordt uitgeoefend) bij de 300 geavanceerde tonen die genummerd zijn van 000 tot en met 299, en uitgeschakel d (het DSP effect wordt niet uitgeoefend) bij de 200 voorkeuzetonen genumme rd van 300 tot en met 499. Voor informatie ove r andere tonen, raadpleeg “Toontypes” op pagina D-19.
PIANO SETTING toets
Het indrukken van deze toets ve randert d e inste llin g van het keyboard om het te optimali se re n voor spelen op de piano.
Instellingen
Toonnummer: “000 St.GrPno”
Ritmenummer: “120 Pf Bld 1”
Begeleidingsfunctie: Normaal
Gelaagd: Uit
Splitsing: Uit
Automatisch harmoniseren
Transponeren: 0
Aanslaggevoeligheid: Uit: Keer t terug n aar de
Toewijsbare
aansluiting:
Lokale contr ole: Aan
Instelling van de
mixerkanaal 1 parameter
: Uit
oorspronkelijke inst elling Aan: Geen verandering SUS
: Hangt af van de toon
J De keyboard instellingen optimaliseren voor
spelen op de piano
1. D ruk op de PIANO SETTIN G toets.
2. Probeer nu iets op het toetsenbord te spelen.
De noten die u speelt klinken als bij een piano.
3. D ruk op de STAR T/STOP toets als u met
ritmebegeleiding wilt spelen.
Hierdoor gaat een ritme spelen dat
geoptimaliseerd is voo r d e pi ano.
Druk nogmaals op de START/STOP toets om het
spelen van het ritme te stoppen.
705A-D-023A
D-21
CTK691D01‑01.book22ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Basisbediening
Door op de PIANO SETTING toets te drukken terwijl een
ritme aan het spelen i s, wor dt het r i tme ges topt wa arna de instelling van het keyboard vervolgens verandert.
Door op de PIANO SETTING toets te drukken terwijl de
synthesizerfunctie o f e en an der e func ti e van h et k e yboard ingeschakeld is, wordt de huidige f unctie verlaten waarna de instelling van het keyboard vervolgens verandert.
De instelling van het keyboard verandert ni et als u op de
PIANO SETTING toets drukt onde r één van de volgende omstandigheden.
* Tijdens realtime opname, tij dens stapopname of
tijdens het gebruik van de montagefunctie van het melodiegeheugen.
* Terwijl de melding voor het opslaan van data of het
overschrijven van data op de display aangegeven wordt
* Tijdens een registratiedata-opslagbewerking
D-22
705A-D-024A
CTK691D01‑01.book23ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ)
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ)
1 DRAWBAR ORGAN 2 [ ]/[ ]/[ ]/[ ] CURSOR 3 EXIT 4 Cijfertoetsen 5 [
Uw keyboard heeft ingebouwde “ trekstaaforgeltonen ” die gewijzigd kunnen worde n m.b.v. negen digitale tr ekstaven waarvan de bediening eender is aan die van de regelaars bij een trekstaaforgel. U kunt ook percussie selecteren of toetsklikken. Er is genoeg ruimte in het geheugen voor het opslaan van maximaal 100 door de gebruiker gecreëerde trekstaaftoon variaties.
+
]/[–]
Trekstaaforgel bedieningsvolgorde
* U kunt het selectiescherm vo or de trekstaaf orgeltoon ook ver krijgen van het functie scherm voor d e melodiegeheugenf unctie
of de SMF weergave. In dit geval verschijnt echter het bewerkingsscherm voor de trekstaaforgeltoon niet.
705A-D-025A
D-23
CTK691D01‑01.book24ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ)
2. Gebruik de [ ] en [ ] CURSOR toetsen om
Een trefstaaforgeltoon selecteren
1. Vind de te gebruiken trefstaaforgeltoon op de
toonlijst en maak een notitie van het toonnummer.
2. Druk op de DRAWBAR ORGAN toets.
Hierdoor verschijnt het selectiescherm voor de
trekstaaforgeltoon.
1 Toonnummer 2 Toonnaam
3. Gebruik de cijfertoetsen om het driecijferige
toonnummer in te voeren vo or de toon die u wilt selecteren.
3. Gebrui k de [ ] en [ ] CURSOR toetsen of
Voer altijd alle drie cijfers in voor het t oonnummer , inclu sief
eventuele voorafgaande nullen.
U kunt ook het aangegeven toonnummer met telkens
één vergroten of verkleinen door op de [+] en op de [–] toetsen te drukken.
Een trekstaaforgeltoon
het selectiescherm voor de trekstaaforgeltoon te verkrijgen. Selecteer de parameter waarvan u de instelling wilt veranderen.
Voorbeeld:
Selecteren van de “F t1 6’” parameter
1 Parameterinstelling 2 Parameternaam
In het totaal zijn er 13 parameters. U kunt de
[ ] en [ ] CURSOR toetsen gebruiken om door de instellingen heen te gaan. Zie “Parameter details” op pagina D-25 voor nadere informatie .
Terwijl het “More?” (meer?) scherm zich op de
display bevindt, kunt u doorgaan naar de synthesizer en DSP effect bewerkingsschermen door te drukken op de [ ] CURSOR toets of op de [+] toets.
de [+] en [–] toetsen om de instelling van de momenteel aangegeven parameter te veranderen.
U kunt een parameterinstelling ook veranderen
door een waarde in te voeren m.b.v. de cijfertoetsen.
U kunt de veranderingen in een toon bemerken
door noten op het keyboard te spelen terwijl u de parameterinstellingen aan het instellen bent.
bewerken
1. Selecteer de treks taaforgeltoon (000 tot en met
049, 100 tot en met 199) die u wilt bewerken.
D-24
Wanneer een andere toon gesele cteerd wordt nadat u de
parameters bewerkt heeft, zullen de p arameterinst ellingen vervangen worden door die va n de nieuw geselecteerde toon.
Als u trefstaaforgeltonen toegewezen heeft aan meer dan
één kanaal, dan zal bij wijzigen van de instelling van de trefstaaforgeltoon instelling van één van de kanalen, diezelfde instelling ook worden toegepast op alle andere kanalen.
Zie “Het opslaan van ee n bewerkte trekstaaforgeltoon” op
pagina D-26 voor informatie over het opslaan van uw bewerkingen.
705A-D-026A
CTK691D01‑01.book25ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ)
Het bewerken van synthesizerfunctie parameters en DSP parameters van de trekstaaftonen
Precies zoals bij standaard (ni et-trek staaf) tonen, kunt u de synthesizerfunctie parameters en DSP parameters van de trekstaaforgel tonen bewerken Zie “Trekstaaforgel bedieningsvolgorde” op pagi na D-23.
1. Gebruik de [ ] en [ ] CURSOR toetsen om
de “More?” (meer?) display te verkrijgen en druk vervolgens op de [ ] CURSOR toets.
Hierdoor wordt de synthesizerfun cti e
ingeschakeld, hetgeen wordt aangegeven door de aanwijzer naast SYNTH in het displayscherm.
Voer voor de rest van deze procedure de stappen
uit te beginnen met stap 3 onder “Creëren van een gebruikerstoon” op pagina D-49.
Parameter details
Het volgende geeft details over de parameters die u kunt configureren m.b.v. het trekstaaforgel toon bewerkingsscherm.
Klik
De parameter bepaalt of een toets k lik a l da n niet toegevoegd wordt wanneer een aangehouden toon wordt gespeeld die geconfigureerd is m.b.v. de trekstaven.
Parameternaam
Klik Click
Parameterdisplay
aanduiding
Instellingen
oFF: (uit)
on: (aan)
Click Off (klik uit)
Click On (klik aan)
Percussie
Deze parameter laat u percussiegeluid toevoegen, hetgeen in modulatie voorziet bi j aangeh oude n to ne n di e u aan he t cre ëren bent. Wanneer u een klaviertoets op het toetsenbord ingedrukt houdt, zal het geproduceerde langzaam wegsterven tot het niet langer te horen i s. Door de k lavier toets nog maals aan te slaan zal de noot weer luider weergegeven worden. Percussie heeft de “2nd Percussion” (2de over toon toonhoogte) en de “3rd Percussion” (3de overtoon toonhoogte) instellingen, die elk in- of uitgeschakeld kunnen worden U kunt de percussie wegsterftijd ook specificeren, hetgeen regelt hoe lang het duurt vo or het percussiegeluid om weg te ster ven
.
.
Trekstaaf positie
Deze parameter definiëert de positie van el ke trekstaaf en het volume van elke overtoon. Hoe groter de waarde, des te groter het volume van de corresponderende overtoon.
Parameternaam
Trekstaaf 16’ Ft16’ 0 tot en met 3 Trekstaaf 5 1/3’ Ft 5 1/3’ 0 tot en met 3 Trekstaaf 8’ Ft 8’ 0 tot en met 3 Trekstaaf 4’ Ft 4’ 0 tot en met 3 Trekstaaf 2 2/3’ Ft 2 2/3’ 0 tot en met 3 Trekstaaf 2’ Ft 2’ 0 tot en met 3 Trekstaaf 1 3/5’ Ft 1 3/5’ 0 tot en met 3 Trekstaaf 1 1/3’ Ft 1 1/3’ 0 tot en met 3 Trekstaaf 1’ Ft 1’ 0 tot en met 3
(Ft: voet)
Parameterdisplay
indicatie
Instellingen
Parameternaam
2nd Percussion (tweede percussie)
3rd Percussi on (derde percussie)
Percussiewegsterftijd
Parameterdisplay
aanduiding
Second (tweede)
Third (derde)
Decay (wegsterven)
Instellingen
oFF: (uit) on: (aan)
oFF: (uit) on: (aan) 000 tot en met 127
J Inhoud van de display tijdens de
trekstaaforgelfunctie
Tijdens de trekstaaforgelfunctie worden de huidige status van de trekstaafposities, toetsklikken, en percus s ieparameters aangegeven op de staafaa nduidingen van de display zoals aangegeven in de onderstaande afbeeldingen. Er is één lijn voor elke parameter en het onderste segment van de g eselecteerde parameterlijn knippert Het onderste segment van de staafgr a f iek k o lo m die de huidige geselecteerde parameter voorstelt, gaat knipperen om aan te geven dat deze geselecteerd is. Geen van de kanaalnummers (1 tot en met 16) is aangegeven tijdens de trekstaaforgel selectiefunctie en de bewerkingsfuntie.
.
705A-D-027A
D-25
CTK691D01‑01.book26ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Het gebruik van de trekstaaforgelfunctie (Drawbar Organ)
Trekstaafpositiegrafiek
Instelwaarde 0 1 2 3
Display
Uit Aan
Knippert
Klik en percussie aan/uit gra fiek
Instelwaarde Uit Aan
Display
Percussie vertraging st ijdg ra fiek
Instelwaarde 0-31 32-63 64-95 96-127
Display
Het opslaan van een bewerkte
5. Druk nadat alles naar wens is op de [ ]
CURSOR toets om de toon op te slaan.
Hierdoor verschijnt een bevestigi ngsboods c hap
die u vraagt of u de data werkelijk wilt opslaan. Druk op de YES toets om de data inderdaad op te slaan.
Nadat het opslaan is voltooid verschijnt de
boodschap “Complete” (kla ar) waarna de display opnieuw het toonselectie sc h e rm of het ritmeselectiescherm aangeeft.
Druk op de EXIT toets om het op slaan te
annuleren.
trekstaaforgeltoon
1. Gebruik na het bewerken van parameters de
[ ] en [ ] CURSOR toetsen om de “More?” (meer?) display te verkrijgen.
2. Druk driemaal op de [ ] CURSOR toets om
het scherm te verkrijgen voor het invoeren van een toonnaam en het toewijzen van een toonnummer.
3. Gebruik de [
toonnummer te selecteren .
U kunt een toonnummer selecteren binnen het
bereik lopend van 100 tot en met 199.
] en [–] toetsen om een
+
4. Druk nadat de toon naam naar wens inge steld is
op de [ ] CURSOR toets om de toon op te slaan.
Gebruik de [+] en [–] toetsen om door d e letters bij
de huidige cursorlocatie heen te bladeren.
Gebruik de [ ] en [ ] CURSOR toetsen om de
cursor naar links en naar rechts te verplaatsen.
Zie D-52 pagina voor informat ie ov er het
invoeren van tekst.
D-26
705A-D-028A
CTK691D01‑01.book27ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Toepassen van effecten op tonen
Toepassen van effecten op tonen
1 EFFECT 2 EXIT 3 DSP 4 [ ]/[ ]/[ ]/[ ] CURSOR 5 Cijfertoetsen 6 [
+
]/[–]
Dit keyboard geeft u een selectie van effecten die u kunt toepassen op tonen. De ingebouwde effecten omvatten een grote rijkheid aan variaties u toegang ge ve n tot een selectie van alg e mene digitale effecten.
Effectblokken
Het volgende toont hoe de effecten van dit keyboard georganiseerd zijn.
J DSP
DSP effecten worden uitgeoefend op de aansl uiting tussen de klankbron en het uitgangssignaal. U kunt vervorming en modulatie effecten selecteren. U kunt DSP effectinstellingen creëren en tevens gedownloade DSP data van uw computer oversturen. Het keyboard heeft geheugen voor het opslaan van maximaal 100 DSP effectinstellingen. Zie “Gebruik va n de data download service” op pagina D-86 en “Opslaan van de instellingen van de DSP parameters” op pagina D-29 voor nadere informat ie .
J REVERB (Nagalm)
Nagalm boots t d e ak oe st ie k e n na van specifieke omgevingstypes. U kunt kiezen uit 16 verschillende nagalmeffecten, inclusief “Room” (kamer) en “Hall” (zaal).
J CHORUS (Zweving)
Het zwevingseffect geeft het geluid meer diepte door het te laten vibreren. U kunt kiezen uit 16 verschillende zwevingseffecten, inc lusief “Chorus” (zweving ) en “Flanger”.
De equalizer is een ander type effect dat u kunt gebruiken om bijstellingen te maken in de toonkwaliteit. De frequenties zijn verdeeld over een aantal frequentiebanden en het verhogen of verlagen van het niveau van één of meerdere frequentiebanden heeft een wij ziging in het ge luid tot gevolg. U kunt de optimale akoestie ke n re p roduceren voor het type musiek dat u aan het spelen bent ( bijvoorbeeld kl assiek) door de van toepassing zijnde equalizerinstelling te selecter en.
Instellen van een DSP type
Naast de 100 ingebouwde effecttypes kunt u ook effecttypes bewerken om uw eigen types te creëren en ze op te slaan in het gebruikersgeheugen. U kunt maximaal 100 effecttypes tegelijkertijd in het gebruikersgeheugen hebben. U kunt ook het DSP type selecteren of de laatste toon die gebruikt is waarbij DSP mogelijk is. Dit betekent dat u altijd toegang heeft tot het DSP type van gavanceerde tonen en tonen die u kunt downloaden van het Internet. Om het DSP type van de laatst gebruikte toon waarbij DSP ingeschakeld is te selecteren, dient u “ton ” in stap 3 van de onderstaan de procedure te selecteren.
Voer de volgende stappen uit om een DSP type te selecteren.
Bij gebruik van een DSP effect dient u de mix er te
gebruiken om te bevestigen dat de DSP lijnen van de vereiste onderdelen inges chakeld is. Zie “Mixerfunc tie” op pagina D-41 voor meer inf ormatie.
705A-D-029A
D-27
CTK691D01‑01.book28ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Toepassen van effecten op tonen
1. Druk op de EFFECT toets zodat de wijzer naas t
EFFECT in de display verschijnt.
2. Druk op de [ ] CURSOR toets.
Het DSP type instelscherm versch ijnt
automatisch ongeveer vijf seconden na indrukken van de toets.
3. Selecteer het gewe nste type DSP m.b.v. de [
en [–] toetsen of de cijfertoetsen.
Zie de “Effectenlijst” op pagina A-18 voor
informatie aangaande de DSP types die kunnen worden geslecteerd.
Hire kunt u ook de parameters veranderen van
de effecten die u selecteerde, indien u dit wenst. Zie “Veranderen van de instellingen va n de D SP parameters” voor meer informatie.
Het DSP type displaygebied toont het DSP nummer (000
tot en met 199) of “ton” (gebruikerstoon gecreëerd m.b.v. DSP).
Veranderen van de instellingen van de DSP parameters
U kunt de relatieve sterkte van een DSP en hoe deze wordt toegepast regelen. Zie de volgende paragraaf getiteld “DSP parameters” voor meer informatie.
1. Gebruik na het selecteren van het gewenste
DSP type de [ ] en [ ] CURSOR toetsen om de parameter te verkrijgen waarvan u de instelling wilt veranderen.
Hierdoor verschijnt het parameterinstelscherm.
2. Maak de gewenste parameterinstelling m.b.v.
de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen.
Door de [+] en [–] toetsen tegelijkertijd in te
drukken wordt de oorspronkelijke instelling van de parameter opnieuw verkregen.
3. Druk op de EFFECT of EXIT toets.
Hierdoor wordt het toon of ritme instelscherm
verlaten.
DSP parameters
Het volgende beschrijft de parameters voor elke DSP .
J DSP
z Parameter 0 tot en met 7
]
+
Deze parameters verschillen afhankelijk van het algoritme* van het geselecteerde DSP type. Zie de “Effectenlijst” op pagina A-18 en de “DSP algoritmelijst” op pagina D-93 voor meer informatie.
* Effectorstructuur en –bedieningstype.
z DSP nagalmzenden (DSP Reverb Send)
(Bereik 000 tot en met 127) Specificeert hoeveel van h et post-DSP geluid naar nagalm
dient te worden gezonden.
z DSP zwevingszenden (DSP Chorus Send)
(Bereik 000 tot en met 127) Specificeert hoeveel van het post-DSP geluid naar
zweving dient te worden gezonden.
Of een effect al dan niet toegepast wordt op de delen die
klinken hangt af van de nagalmz enden, zwevingzend en en DSP aan/uit instellingen van de mixerfunctie. Zie “Mixerfunctie” op pagina D-41 voor meer informatie.
Bij weergeven van een demonstra tiemelodie (pagina D-11)
verandert het effect automatisch naar het effect dat toegewezen is aan die melodie. U kunt het effect van een demonstratiemelodie niet veranderen.
Door de effectinstelling te veranderen terwijl het geluid
weergegeven wordt door het keyboard, zal een korte onderbreking in het geluid p laatsvinde n op het mo ment dat van effect wordt veranderd.
Een aantal tonen, die de “Advanced Tones,”
(geavanceerde tonen) worden genoemd, schakelen automatisch de DSP lijn in voor een rijker geluid met een hogere kwaliteit. Als u een geava nceerde toon toewijst aan een toetsenborddeel (kanalen 1 tot en met 4), wordt de DSP lijn automatisch ingeschakeld en de DSP selectie verandert in overeenkomst met de instellingen van de Advanced Tone (geavancee rde toon). Daa rnaast wordt de aan/uit instelling van de mixerfunctie DSP lijn ingeschakeld voor het toetsenborddeel waaraan de Advanced Tone (geavanceerde toon) is toegewezen.*
* De mixer DSP lijn instelling wordt automatisch
uitgeschakeld voor elk deel waaraan geen geavanceerde toon is toegewezen. Hierdoor worden eerdere o p deze del en uitg eoefen de DSP effecten uitgeschakeld waardoor de klank van hun tonen anders kan klinken. Verkrij g in dit geval he t mixerscherm en schakel de DSP weer in.
D-28
705A-D-030A
CTK691D01‑01.book29ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Toepassen van effecten op tonen
Opslaan van de instellingen van de DSP parameters
U kunt maximaal 100 aa ngep aste DSP instellingen in h e t gebruikersgebied opslaan vo or later oproepen op het moment dat u ze nodig heeft.
De DSP gebruikersgebieden 100 tot en met 199 bevatten
aanvankelijk dezelfde data als de DSP type s 000 tot en met
099.
1. Druk na uitvoeren van de gewenst e instelling en
voor de DSP parameters op de [ ] CURSOR toets.
Hierdoor gaat het DSP nummer van het
gebruikersgebied waar de DSP opgeslagen gaat worden, knipperen in de display.
2. Gebruik de [
gebruikersgebiedn um me r te s ele cte r en w aar u de nieuwe DSP wilt opslaan.
U kunt uitsluitend een DSP
gebruikersgebiednummer selecteren dat valt binnen het bereik lopendd van 100 tot en met 199.
] en [–] toetsen om het DSP
+
DSP Toets
Door de DSP toets te checken kunt u er achter komen of DSP al dan niet mogelijk is voor de toon die op het moment als een deel is geselecteerd. De DSP toets gaat branden bij een toon waarbij DSP mogelijk is (DSP lijn ON (aan)) en gaat uit voor een toon waarbij DS P niet mogelijk is (DSP lijn OFF (u it)). Wanneer u bijvoorbeeld elk deel verplaatst tijdens de splits/ lagen functie gaat de DSP toets branden of juist uit overeenkomstig de instellingen van de delen.
Door op de DSP toets te drukken wordt overgeschakeld tussen mogelijk (DSP lijn ON (aan)) e n onmogelijk (D S P lij n OFF (uit)) voor de toon en het deel dat u op dat moment op het toetsenbord aan het spelen bent.
In- en uitschakelen van de DSP lijn
1. Druk op de DSP toets om de DSP lijn voor het
op dat moment geselecteerde deel in en uit te schakelen.
REVERB selecteren
3. Druk nadat het DSP gebruikersgebiednummer
geselecteerd is op de [ ] CURSOR toets.
Gebruik de [+] en [–] toetsen om door d e letters bij
de huidige cursorlocatie heen te bladeren.
Gebruik de [ ] en [ ] CURSOR toetsen om de
cursor naar links en rechts te verplaatsen.
Zie pagina D-52 voor infor m at ie ov e r het
invoeren van tekst.
4. Druk nadat alles naar wens is op de [ ]
CURSOR toets om het effect op te slaan.
Hierdoor verschijnt een bevestigingsboodschap
die u vraagt of u de data werkelijk wilt opslaan. Druk op de YES toets om de da ta inderd aad op te slaan.
De boodschap “Complete” (voltooid) verschijnt
kortstondig op de display gevolgd door het toonselectiescherm of het ritmeselectiescher m.
Voer de volgende stappen uit om REVERB te selecteren.
1. D ruk op de EFFECT toets zodat de wijzer
verschijnt naast EFFE CT op het displaysc herm.
1
Wijzer
2. Druk de [ ] CURSOR toets eenmaal in.
Hierdoor wordt het nagalm bewerkingsscherm
verkregen.
3. Druk op de [ ] CURSOR toets.
Het nagalmtype instelscherm vers chijnt
automati s ch ongevee r vijf sekonden na indrukken van de toets.
705A-D-031A
D-29
CTK691D01‑01.book30ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Toepassen van effecten op tonen
4. Gebruik de [
] en [–] toetsen of de cijfertoetse n
+ om door de nagalmtypes heen te bladeren totdat de gewenste aangegeven wordt of gebruik de cijfertoetsen om het gewenste nagalmnummer in te voeren.
Zie de lijst op pagin a A-18 voor informatie over
de types REVERB effecten die beschikbaar zijn.
Hier kunt u ook de parameters van het effect
veranderen dat u heeft geselecteerd, indien dit gewenst is. Zie “Veranderen van de instellingen van de REVERB parameters” voor nadere informatie.
Veranderen van de instellingen van de REVERB parameters
U kunt de relatieve sterkte van een nagalmtype regelen en hoe deze wordt uitgeoefend. Zie de volgende paragraaf getiteld “REVERB parameters” voor nadere informatie.
1. Na het selecteren van het gewenste
nagalmtype gebruikt u de [ ] en [ ] CURSOR toetsen om de parameter te verkrijgen waarvan u de instelling wilt veranderen.
Hierdoor wordt het parameterinstelscherm
aangegeven.
Voorbeeld:
Om de tijdparameter in te stellen
z Nagalmtijd (Reverb Time) (Bereik: 000 tot en me t 127)
Regelt de duur van nagalm. Een groter nummer produceert langere nagalm.
z ER niveau (ER Level) (Aanv an ke li jk echogeluid)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter rege lt het a anv ankelijke nag almvol ume. Het aanvankelijke echogeluid is het eerste geluid dat via de muren en het plafond gereflecteerd wordt wanneer geluid weergegeven word t d oor dit keyboard. Een grotere waarde stelt een grote echogeluid voor
z Hoge demping (High Demp)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Stelt de dem ping bij van de hoogfreq u entienagalm (hoog geluid) bij. Een kleinere waar de dempt hoge geluiden waardoor een donkere nagalm ontstaat. Een grotere waarde dempt de hoge geluiden niet waardoor de nag alm helderder wordt.
Nagalmtype (Nr. 6, 7, 14, 15)
z Vertragingsniveau (Bereik: 000 tot en met 127)
Specificeert het volume van het vertragingsgeluid. Een hogere waarde produceert een luider vertragingsgeluid
z
Vertragingsterugkoppeling (Bereik: 000 tot en met 127)
Stelt de vertragingsherhaling bij. Een hogere waarde produceert een groter aantal herhalingen.
z ER niveau
Hetzelfde als het nagalmtype
z High Damp (hoge demping)
Hetzelfde als het nagalmtype
Of een effect al dan niet toegepast wordt op de delen die
klinken hangt af van de nagalmz enden, zwevingzend en en DSP aan/uit instellingen van de mixerfunctie. Zie “Mixerfunctie” op pagina D-41 voor meer informatie.
.
.
2. Voer m.b.v. de [
] en [–] toetsen of de
+
cijfertoetsen de gewenste parameterinstelling.
3. Druk op de EFFECT of EXIT toets.
Hierdoor verschijnt opnieuw het toon- of
ritmeselectiescherm.
REVERB parameters
Nagalmeffecten worden geassocieerd met ofwel een nagalmeffect of een vert ragingseffect. Parame t e rin st e llingen hangen af van het geassocieerde type.
Nagalmtype (Nr. 0 tot en met 5, 8 tot en met 13)
z Nagalm niv eau (Rever b Level )
(Bereik: 000 tot en met 127)
Regelt de mate van nagalm. Een groter nummer produceert meer nagalm.
D-30
Selecteren van CHORUS
Voer de volgende stappen uit om CHORUS (zweving) te selecteren.
1. D ruk op de EFFECT toets zodat de wijzer
verschijnt naast d e EFFEC T aand uiding op he t displayscherm.
2. Druk tweemaal op de [ ] CURSOR toets.
Hierdoor wordt het zweving bewerkingsscherm
verkregen.
3. Druk op de [ ] CURSOR toets.
Het zwevingtype instelscherm vers ch ijnt
automati s ch ongevee r vijf sekonden na indrukken van de toets.
705A-D-032A
CTK691D01‑01.book31ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Toepassen van effecten op tonen
4.
Gebruik de [+] en [–] toetsen of de cijfertoe tsen om door de zwevingtypes heen te bladeren totdat de gewenste wordt ge toond of gebru ik de cijfertoetsen om het gewenste zwevingnum m er in te voeren
Zie de lijst op pagina A-18 voor informatie over de CHORUS (zweving) effecten die beschikbaar zijn
Hier kunt u eventueel de parameters veranderen
van de effecten die u selecteerde. Zie “Veranderen van de instellingen van de CHORUS (zweving) parameters” voor nadere informatie.
.
.
De equalizer gebruiken
Dit keyboard heeft een ingebouwde vier-banden equalizer en 10 verschillende instellingen waaruit u kunt kiezen. U kunt de versterking (volume) bijstellen van alle vier equalizerbanden binne n het bereik van –1 2 tot en met 0 tot en met +12.
Instellen van het equalizertype
Veranderen van de instellingen van de CHORUS (zweving) parameters
U kunt de relatieve sterkte van een effect regelen en hoe dit wordt uitgeoefend. Zie de volgende paragraaf getiteld “CHORUS parameters” voor nadere informatie.
1. Na het selecteren van het gewenste
zwevingtype gebruikt u de [ ] en [ ] CURSOR toetsen om de parameter te verkrijgen waarvan u de instelling wilt veranderen.
2.
Gebruik de [+] en [–] toetsen of de cijfertoetsen om de gewenste parameterinstelling in te voeren
.
3. Druk op de EFFECT of EXIT toets.
Hierdoor verschijnt opnieuw het toon- of
ritmeselectiescherm.
CHORUS parameters
Zwevingniveau (Bereik: 000 tot en met 127)
Specificeert he t volume van het zwevingsgeluid.
Zwevingsterkte (Bereik: 000 tot en met 127)
Specificeert de undulation snelheid va n het zwevingsgeluid. Een hogere waarde produceert een snellere undulation.
Zwevingdiepte (Bereik: 000 tot en met 127)
Specificeert de undulation diepte van het zwevingsgeluid. Een hogere waarde produceert een diepere undulation.
1. Druk op de EFFECT toets zodat de aanwijzer
verschijnt naast EFF ECT op het displaysc herm.
2. Druk driemaal op de [ ] CURSOR toets.
Hierdoor wordt het equalizer bewerkingsscherm
verkregen.
3. Druk op de [ ] CURSOR toets.
Het equalizertype instelscherm verschijnt
automati s ch ongevee r vijf sekonden na indrukken van de toets.
4. Gebruik de [
om het gewenste equalizertype in te stellen.
Zie de lijst op pagina A-18 voor informatie
aangaande de equalizertypes die beschikbaar zijn.
Voorbeeld:
Instellen van Jazz
Door op de EXIT of EFFECT toets te drukken
wordt het equalizertype instelscherm verlaten.
] en [–] toetsen of de c ijferto etsen
+
Of een effect al dan nie t uit geoefend wordt o p de delen die
worden weergegeven, hang t tevens af van de mixerfun ctie nagalmzend, de zwevingzend en de DSP aan/uit instellingen. Zie “Mixerf unctie” op pagina D-41 v oor nadere informatie.
705A-D-033A
D-31
CTK691D01‑01.book32ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Toepassen van effecten op tonen
Afregelen van de versterking (het volume) van een band
1. Na het selecteren van het gewenste
equalizertype gebruikt u de [ ] en [ ] CURSOR toetsen om de band te selecteren waarvan u de versterking wilt bijstellen.
Voorbeeld:
Om de HIGH band bij te regelen.
2. Gebruik de [
om de bandversterking in te stellen.
Voorbeeld:
Bijregelen van de versterking tot 10
Door op de EXIT of EFFECT toets te drukken
wordt het equalizer instelscherm verlaten.
Wanneer overgestapt wordt naar een andere type
equalizer, veranderen de bandversterkingsinstellingen automatisch naar de oorspronkelijke instellingen voor het nieuw ingestelde type equalizer.
] en [–] toetsen of de cijfertoetse n
+
D-32
705A-D-034A
CTK691D01‑01.book33ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Gebruik van automatisch begeleiding
Gebruik van automatisch begeleiding
1 MODE 2 ONE TOUCH PRESET 3 ACCOMP VOLUME 4 RHYTHM 5 EXIT 6 INTRO/ENDING 1/2 7 VARIATIO N/F I LL -IN 1 /2 8 SYNCHRO/FILL-IN NEXT 9 START/STOP bk TEMPO bl AUTO HARMONIZE bm Cijfertoetsen bn [
]/[–]
+
Dit keyboard speelt automatisch het bas - en akkoordgedeelte overeenkomstig de akkoorden die u speelt. De bas- en akkoordgedeelten worden m.b.v. automatisch ingestelde klanken en tonen gespeeld voor instelling van het door u gebruikte ritme. Dit betekent dat u volledige, realistische begeleiding krijgt voor de melodienoten die u met de rechterhand speelt waardoor u een één-mans ensemble creëert.
Aangaande de MODE toets
Gebruik de MODE to ets om d e te ge bruike n bege leidin gsfunc tie t e selecteren. Telkens bij indrukken van de MODE toets wordt naar de volgende instelling van de beschikbare begeleidingsfuncties gegaan zoals aangegeven in de onderstaande afbeelding
Alleen ritmeklanken worden geproduceerd wanneer alle
begeleidingsfunctie indic at o rs uitgeschakel d zijn.
De op het moment geselecteerde begeleidingsfunctie
wordt aangegeven door de functie indicators boven de MODE toets. Informatie aangaande het gebruik van elk van deze functies begint vanaf pagina D-35.
.
705A-D-035A
D-33
CTK691D01‑01.book34ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Gebruik van automatisch begeleiding
Instellen van een ritme
Dit keyboard voorziet u in 140 opwindende ritmes dit u met de volgende procedure kunt selecteren. U kunt ook begeleidingsdata oversturen van uw computer en er maximaal 16 van als gebruike rsritmes opslaan in het keyboardgeheugen. Zie “Gebruik van de data download service” op pagina D-86 voor nadere informatie.
Oorspronkelijk is er niets opgeslagen in het gebruikers
ritmegeheugengebied.
Instellen van een ritme
1. Zoek het te gebruiken ritme op in de ritmelijst
van het keyboard en schrijf het ritmenummer op.
Niet alle beschikbare ritmes worden getoond op
de ritmelijst die op het keyboard console afgebeeld is. Zie de “Ritmelij st ” op pagina A-14 voor een volledige lijst.
2. Druk op de RHYTHM toets.
Spelen van een ritme
Spelen van een ritme
1. Druk op VARIATION/FILL-IN toets 1 of 2.
Hierdoor begint weergave van het ingestelde
ritme.
Druk op de START/STOP toets om het ritme te
stoppen.
Akkoorden zullen samen met het ri tme kli nken a ls één van
de drie begeleidingsfunctie indicators boven de MODE toets brandt. Druk op de MODE toet s tot dat all e indic ator s uit zijn als u de ritmepatronen wilt spelen zonder akkoorden.
Het tempo instellen
U kunt de weergave van het ritmetempo instellen binnen een bereik van 30 tot 255 maatsla ge n per m in uut . De tem p o instelling wordt gebruikt voor de automatische begeleidingsakkoord weergave en melodiegeheugenfuncties .
1
Nummer en naam van het ingestelde ritme
2 Verschijnt bij indrukken van de RHYTHM toets.
3. Voer het drie-cijferige ritmenummer in van het
bewuste ritme m.b.v. de cijfertoetsen.
Voorbeeld:
Voer 0, 4 en vervolgens 1 in om “041 ROCK 2”, te selecteren.
U kunt het ingevoerde numme r tevens vergro ten met de [+ ]
toets en verkleinen me t d e [–] toe t s.
D-34
Instellen van het tempo
Druk op een van de TEMPO toetsen ( of ).
: Verhoogt de aangegeven waarde (verhoogt het tempo)
: Verlaagt de aan ge geven waarde (verlaagt het tem p o)
Bij tegelijkertijd indrukken van beide TEMPO toetsen (
en ) wordt het tempo teruggesteld op de oor spronkelijke waarde van het momenteel ingestelde ritme.
705A-D-036A
CTK691D01‑01.book35ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Gebruik van automatisch begeleiding
J CASIO CHORD begeleidingstoetsenbord en
Automatische begeleiding gebruiken
De onderstaande procedure beschrijft hoe u de automatische begeleidingsfunctie van het keyboard kunt gebruiken. Voor u begint dient u eerst het ritme dat u wilt gebruiken in te stellen en het ritmetempo in te stellen op de gewenste waarde.
melodietoetsenbord
Gebruik van automatische begeleiding
1. Gebruik de MODE toets om FULL RANGE
CHORD, FINGERED, of CASIO CHORD als de begeleidingsfunctie te selecteren.
2.
Druk op de STAR T/STOP toe ts om weer gave van het momenteel ingestelde ritme te beginnen
.
3. Speel een ak koord.
De feitelijke procedure die u dient te volgen om
een akkoord te spelen hangt af van de op dat moment geselecteerde begeleidingsfunctie. Verwijs naar de volgende pagina's voor details aangaande de weergave van akkoorden.
CASIO CHORD : Pagina D-35 FINGERED : Pagina D-36 FULL RANGE CHORD: Pagina D-36
1 Akkoordnaam 2 Huidige maatnummer en maatslagnummer 3 Basisvingerzetting van het huidige akkoord
(kan verschillen van het akkoord dat in werkelijkhe id op het keyboard gespeeld wordt.)
4. Druk nogmaals op de START/STOP toets om
de automatische begeleiding te stoppen.
CASIO CHORD
Met deze methode kan iedereen gemakkelijk akkoorden spelen ongeacht zijn of haar muzikale kennis en ervaring. Hieronder volgt een beschrijving van het CASIO CHORD “Begeleidingstoetsenbord” en “Melodietoetsenbord” en er wordt verteld hoe u CASIO CHORDs speelt
Het begeleidingstoetsenbord kan enkel gebruikt worden
voor het spelen van akkoorden. Er wordt geen geluid geproduceerd als u probeert losstaande melodienoten op dit toetsenbord te spelen.
J Akkoordtypes
Met CASIO CHORD begeleiding kunt u vier types akkoorden spelen met minimale vingerzettingen.
Akkoordtypes Voorbeeld
Majeur akkoorde n
De namen van majeur akkoorden worden aangegeven boven de klaviertoetsen van het begeleidingstoetsenbord. Merk op dat het geproduceerde akkoord bij indrukken van een begeleiding s­toetsenbord toets niet van octaaf verandert ongeacht welke klavi ertoets gebruikt wordt om hem te spelen
Mineur akkoorden (m) Om een mineur akkoord te spelen, drukt u op de klaviertoets van het majeur akkoord en willekeurig welke andere klaviertoets op het begeleidingstoets enbor d rechts va n de klaviertoets van het majeur akkoord
Septiem akk o o r den (7) Om een septiem akkoord te spelen, drukt u op de klaviertoets van het majeur akkoord en willekeurig welke andere twee klav ie rtoetsen op het begeleidin g s t oe tsenbord rechts van de klaviertoets van het majeur akkoord.
Mineur septiem akkoorden (m7) Om een mineur septie m akkoord te spelen, drukt u op de klaviertoets van het majeur akkoord en willekeurig welke andere dri e klavie rtoe tsen op he t begeleidingsto etsenbord rechts van de klaviertoets van het majeur akkoord
.
C Majeur (C)
.
C mineur(C)
.
C septiem (C7)
C mineur septiem (Cm7)
.
705A-D-037A
D-35
CTK691D01‑01.book36ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Gebruik van automatisch begeleiding
Zie de “Fingered akkoordkaarten” op pagina A-16 voor details aangaande het spelen van akkoorden met andere
Het maakt geen verschil of u zwarte of witte k lavierto etsen
rechts van de klaviertoets van het majeur akkoord indrukt bij het spelen van mineuren en septiemen.
FINGERED
De FINGE R ED functie geeft u in he t totaal de beschikki ng over 15 verschillende akkoordtypes. Hieronder volgt een beschrij ving van het F I NGERED “Begeleidingstoetse nbord” en “Melodietoetsenbord” en er wordt verteld hoe u de grondtoon C kunt spelen met FINGERED.
J FINGERED begeleidingstoetsenbord en
melodietoetsenbord
sleutels.
*1: Omgekeerde vingerzettingen kunnen niet worden
*2: Hetzelfde akkoord kan gespeeld worden zonder op de
Behalve bij de akkoorden aangegeven in opmerking*1
Behalve bij de uitzondering aangegeven in opmerking*
gebruikt. De laagste noot is de grondtoon.
5de G klaviertoets te drukken.
hierboven zullen omgekeerde vingerzettingen (d.w.z. E-G­C of G-C-E i.p.v. C-E-G) dezelfde akk oorden produceren als de standaard vingerz etting.
hierboven dienen alle toetsen te worden ingedrukt die in combinatie een akkoord vormen. Wanneer zelfs een enkele klaviertoets niet wordt ingedrukt zal het gewenste FINGERED akkoord niet worden gesp eeld.
2
Het begeleidingstoetsenbord kan enkel gebruikt worden
voor het spelen van akkoorden. Er wordt geen geluid geproduceerd als u probeert melodienoten op dit toetsenbord te spelen.
FULL RANGE CHORD
Deze begeleidin gsmethode gee ft u in totaal de be sc hikking over 38 verschillende akkoordtypes: de 15 akkoordtypes van FINGERED plus 23 andere types. Het keyboard interpreteert elke combinatie van drie of meer klaviertoetsen die klopt als een FULL RANGE CHORD pa troon als een akkoor d. Ander e combinaties (die dus geen FULL RANGE CHORD patroon vormen) worden als melodiespel geïnterpreteerd. Daarom is er geen reden om een apart begeleidingstoetsenbord te hebben, zodat dus het gehele toetsenbord van begin tot einde als een melodietoetsenbord functioneert die gebruikt kan worden voor zowel melodieën als akkoorden.
J FULL RANGE CHORD begeleidingstoetsenbord
en melodietoetsenbord
D-36
705A-D-038A
CTK691D01‑01.book37ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Gebruik van automatisch begeleiding
Akkoorden die dit keyboard kan herkennen
De volgende tabel identificeert patronen die door FULL RANGE CHORD kunnen worden herkend als akkoorden.
Patroontype Aantal akkoordva riaties
De 15 akkoordpatronen die worden aangegeven bij FINGERED op pagina
FINGERED
D-36. Zie de “Fingered akkoordkaarten” op pagina A-16 voor detai ls aa ngaande het spelen van akkoorden met andere grondtonen.
23 standaard vin g erze t tingen. Hier volgen voorbeelden van de 23 akkoorden die beschikbaar zijn met C als basnoot.
Gebruik van een intro patroon
Met dit keyboard kunt u een korte intro toevoegen aan een ritmepatroon om het begin soepeler en natuurlijker te laten zijn.
De volgende procedure beschrijft hoe u de Intro functie kunt gebruiken. Voordat u begint dient u eerst het ritme dat u wilt gebruiken te selecteren, het tem p o te s electeren en de MODE toets te gebruiken om de akkoordweergavemethode te selecteren die u wilt gebruiken (NORMAL, CASIO CHORD, FINGERED, FULL RANGE CHORD).
Standaard vingerzetting
Voorbeeld:
Om het akkoord C majeur te spelen.
Beide vingerzettingen die in de afbeelding getoond worden, zullen een C majeur produceren.
Zoals bij de FINGERED functie (pagina D-36), kunt u de
noten die ee n akkoord vorm e n i n el k e com binatie spel en
).
(
1
Wanneer de laagste noot van een akkoord zes of meer
halftonen weg is van de volgende noot wordt de laagste noot de basnoot (2).
Tussenvoegen van een intro
1. D ruk op de INTR O/ENDING toets 1 of 2.
Bij de opzet hierboven wordt het intro patroon
gespeeld en de automatische begeleiding met intropatroon begint zod ra u akkoorden op het begeleidingstoetsenbor d b e gint te spelen.
Het standaard ritmepatroon begin t te spelen nadat het intro
patroon voltooid is.
Gebruik van een fill-in patroon
Met Fill-in patronen kunt u het ritmepatroon kortstondig veranderen om een interessan te variatie toe te voegen aan uw spel.
De volgende procedure beschrijft hoe de fill-in functi e w ordt gebruikt.
Tussenvoegen van een fill-in
1. D ruk op de STAR T/STOP toets om weergave
van het ritme te starten.
705A-D-039A
2. Stel de gewenste fill-in variatie in.
Druk om Fill-in 1 in te voegen drukt u op de
VARIATION/F ILL-IN 1 toets terwijl variatie 1 van het ritme aan het spelen is.
Druk om Fill-in 2 in te voegen drukt u op de
VARIATION/F ILL-IN 2 toets terwijl variatie 2 van het ritme aan het spelen is.
D-37
CTK691D01‑01.book38ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Gebruik van automatisch begeleiding
Gebruik van synchronische start
De SYNCHRO/FILL-IN NEXT toetsen werken niet terwijl
een intro patroon weergegeve n wordt.
Door de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets of de VARIATION/
FILL-IN 1/2 toets ingedrukt te houden wordt een fill-in patroon herhaald.
1. Druk op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets om
Gebruik van een ritmevariatie
2. Speel een akkoord en het ritmepatroon begint
Naast het standaard ritmepatroon kunt u ook overstappen op een secundair ritmep at roon voor de nodige afwisseling.
Alleen het ritme speelt (zonder akkoord) bij spelen op het
Tussenvoegen van een variatieritmepatroon
Als u op de INTRO/ENDING toets 1 of 2 drukt zo nder
1. Druk op de START/STOP toets om weergave
van het ritme te starten.
Druk nogmaals op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets om
2. Druk op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets.
Als een Variatie 1 ritme op h et moment aan het
spelen is, speelt dit Fill-in 1 gevolgd door Fill-in 2 en schakelt dan over op het Variatie 2 ritme.
Als een Variatie 2 ritme op h et moment aan het
spelen is, speelt dit Fill-in 2 gevolgd door Fill-in 1 en schakelt dan over op het Variatie 1 ritme.
Door de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets
ingedrukt te houden zal het fill-in patroon zich gaan herhalen.
Begeleiding en ritmespel
Afsluiten met een slotpatroon
U kunt uw spel met een eindpatroon beëindigen waardoor het gebruikte ritmepatroon tot een natuurlijk klinkend ei nde wordt afgerond. De volgende procedure beschrijft hoe u een eindpatroon kunt tussenvoegen. Merk op dat het uiteindelijk weergegeven slotpatroon afhangt van het gebruikte ritmepatroon.
de gesynchroniseerde start functie van het keyboard in standby te zetten.
automatisch met spel en.
toetsenbord, als de MODE toets in de NORMAL stand staat.
daarvoor iets op het keyboard te spelen, begint het ritme automatisch met een intr o patroon wanneer u daarna iets op het begeleidingskeyboard speelt.
standby van synchro-start ongedaan te maken.
tegelijk start en
U kunt het keyboard zo instellen dat ritmeweergave op hetzelfde moment begint als wanneer u begint met spelen van de begeleiding op het keyboard.
De volgende procedure beschrijft hoe u synchronisch start kunt gebruiken. Voor het starten dient u eerst het te gebruiken ritme te selecteren, het tempo in te stellen en de MODE toets gebruiken om de akkoordweergavemethode te selecteren die u wilt gebruiken (NORMAL, CASIO CHORD, FINGERED, FULL RANGE CHORD).
D-38
Afsluiten met een slotpatroon
1. Druk op de INTRO/ENDING toets 1 of 2 terwijl
het ritme aan het spelen is.
De timing van het begin van het slotpatroon
hangt af van wanneer u op de INTRO/ENDING toets 1 of 2 drukt. Drukt u voor de tweede maatslag van de huidige maat op de toets, dan begint het slotpatroon ogenblikkelijk te spelen.
Door indrukken van de INTRO/ENDING toets vo or de
eerste halve maatslag aan het begin van een maat wordt het einde onmiddellijk gespeeld. Wordt de toets ingedrukt na de eerste halve maatslag van een maat, dan zal het einde gespeeld worden vanaf het begin van de volgende maat.
705A-D-040A
CTK691D01‑01.book39ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Gebruik van automatisch begeleiding
Gebruik van één-toets voorkeuzes
Eén-toets voorkeuzes stellen automatisch de hieronder vermelde hoofdinstellingen in overeenkomstig het ritmepatroon dat u aan het gebruiken bent.
KeyboardtoonLaag aan/uitSPLIT aan/uitAutomatische harmonisatie on/off Automatisch harmonisatietypeBegeleidingsvolumeniveauTempoEffectinstellingen
Eén-toets voorkeuzes gebruiken
1. Stel het te gebruiken ritme in.
2. Gebruik de MODE toets om de
begeleidingsfunctie te selecteren die u wilt gebruiken.
Gebruiken van automatische harmonisatie
1. Gebruik de MODE toets om FINGERED of
CASIO CHORD als de begeleidingfunctie te selecteren.
De op dat moment geselecteerde begeleidingsfunctie is die functie waarvande indicator brandt. Zie “
Aangaande de MODE toets
.
details
” op pagina D-33 voor
2. Druk op AUTO HARMONIZE om automatische
harmonisatie in te schakele n.
Hierdoor zal een aanwijzer verschijnen na ast
AUTO HARMONIZE in de display.
3. Druk op de ONE TOUCH PRESET toets.
Hierdoor worden de één-toets voorkeuzes
automatisch ingesteld overeenkomst ig het ingestelde ritme.
De synchrone standbyfunctie wordt op dit
moment automatisch ingeschakeld bij het keyboard.
4. Start ritme en automatische begeleiding en
speel iets op het toetsenbord.
De begeleiding wordt gespeeld m.b.v. de
instellingen van de één-toets voorkeuzes.
Gebruik van automatische harmonisatie
Wanneer u de automatiche begeleiding aan het gebruiken bent, voegt de auto matiche ha r monisatie automatisch extra noten toe aan uw melodie in overeenkomst met het akkoord dat gespeeld wordt. Het resultaat is een harmonisch effec t dat uw melodielijn rijker en voller maakt.
3. Start automatische begeleidingsweergave en
speel iets op het toetsenbord.
4. Druk op AUTO HARMONIZE om automatische
harmonisatie uit te schakelen.
Hierdoor zal de aanwijzer naast AUTO
HARMONIZE in de display verdwijnen.
Automatische harmonisatie wordt tijdelijk uitgeschakeld
wanneer u weergave van demonstratie melodieën start. De functie wordt opnieuw ingeschakeld zodra de functie of bewerking die het uitschakelde voltooid is.
Automatische harmonisatie is enkel mogelijk wanneer de
automatische begeleidingsfunctie FINGERED of CASIO CHORD is.
705A-D-041A
D-39
CTK691D01‑01.book40ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Gebruik van automatisch begeleiding
Automatisch harmonisatietype
Bij automatische harmonisatie kunt u kiezen uit de 10 volgende aut o m a t isch harmonis at ie types. U verande rt van type met het instel item d.m.v. de TRANSPOSE/FUNCTI ON toets. Zie “Veranderen van andere instellingen” op pagina D-75 voor nadere informatie.
Aangaande automatische harmonisatienoten en –tonen
De op het toetsenbord gespeelde noten worden “melodienoten” genoemd terwijl de noten die toe gevo e gd worden aan de melodie door de automatische harmonisatie “harmonisatienoten” worden genoemd. Automatische harmonisatie gebruikt gewoonlijk de door u ingestelde toon voor de melodienoten als de toon voor de harmonisatienoten, maar u kunt de mixer (pagina D-41) gebruiken om een andere toon in te stellen voor de harmonisatienoten . D e harmonisatienoottoon wordt toegewez e n aa n m ix e rkan aal 5 zodat u dus kanaal 5 dient te veranderen naar de toon die u wilt gebruiken voor de harmonis atienoten. Naast de toon kunt u ook de mixer gebruiken om een aantal parameters te gebruiken zoals de volumebalans. Zie “Gebruik van de paramet erb e we rkingsfunctie” op pagina D-43 voor details aanga an de d e ze p roc e dures.
De default harmonisatienoott oon bij inschakelen van de
automatische harmoni satie is dezelfde toon als de melodienoottoon.
Door de melodietooninstelling te veranderen verandert ook
automatisch de harmon isatienoottoon naar dezelfde instelling.
Instellen van het begeleidingsvolume
U kunt het volume van de begeleidingsonderdelen instellen als een waarde tussen 000 (min.) en 127 (max.).
1. D ruk op de ACCOMP VOLUME toets.
Huidige instelling van het begeleidingsvolume.
1
2. Verander de momenteel ingestelde waarde van
het volume m.b.v. de cijfertoetsen of m.b.v. de [+]/[–] toetsen.
Voorbeeld:
110
Door op de ACCOMP VOLUME toets of de EXIT toets te
drukken wordt teruggegaan naar het toon of ritme­instelscherm.
Eventuele met de mixer gemaakte
kanaalbalansinstellingen blijven behouden wanneer u de instelling van het begeleidingsvolume verandert.
Door tegelijkertijd op de [+] en [–] toetsen te dr ukken wo rdt
het begeleidingsvolume op 100 ingesteld.
D-40
705A-D-042A
CTK691D01‑01.book41ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Mixerfunctie
Mixerfunctie
1 MIXER 2 DRAWBAR ORGAN 3 TONE 4 EXIT 5 [ ]/[ ]/[ ]/[ ]/ CURSOR 6 Ccijfertoetsen 7 [
]/[–]
+
Wat kunt u met de Mixer doen?
Met dit keyboard kunt u meerdere stukken van verschillende muziekinstrumenten op hetzelfde moment spelen tijdens weergave van de auto-begeleiding, melodiegeheugenweergave, bij ontvangst van data via de MIDI aansluiting, enz. De Mixer wijst elk onderdeel toe aan een afzonderlijk kanaal (1 - 16) dat u apart kunt in-/ uitschakelen en waarvan u het volume en de parameters va n de stereopositie afzonderlijk kunt instellen.
Naast de kanalen 1 tot en met 16 heeft de mixer oo k een DSP kanaal dat u kunt gebruiken om het DSP niveau, DSP pan en andere parameters bij te stellen.
Kanaaltoewijzingen
Hieronder wordt aangegeven welke onderdelen toegewezen worden aan de 16 kanalen.
Kanaalnummer
Kanaal 1 Hoofdtoon Kanaal 2 Gelaagde toon Kanaal 3 Splitstoon Kanaal 4 Gelaagde/splitstoon Kanaal 5 Harmonisatietoon Kanaal 6 Automatisch begeleidingsakkoord deel 1 Kanaal 7 Automatisch begeleidingsakkoord deel 2 Kanaal 8 Automatisch begeleidingsakkoord deel 3 Kanaal 9 Automatische begeleiding basdeel Kanaal 10 Automatische begeleiding ritmedeel Kanaal 11 Melodiegeheugenspoor 1 Kanaal 12 Melodiegeheugenspoor 2 Kanaal 13 Melodiegeheugenspoor 3 Kanaal 14 Melodiegeheugenspoor 4 Kanaal 15 Melodiegeheugenspoor 5 Kanaal 16 Melodiegeheugenspoor 6
Zie pagina D-70 en D-71 voor informatie aangaande gelaagde, splits- en gelaagde/spli t st onen. Zie pagina D-56 voor in formatie aangaande he t melodiegeheugen.
Onderdeel
705A-D-043A
D-41
CTK691D01‑01.book42ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Mixerfunctie
Gewoonlijk wordt toetsenbordspel toeg ewezen aan kanaal
1. Wanneer automatische begeleiding wordt gebruikt, wordt elk deel van de begeleiding t oegewezen aan de kanalen 6 - 10.
Wanneer dit keyboard wordt gebruikt al s de geluidsbron
van een extern aangesloten computer of ander MIDI toestel, worden alle 16 kanalen muziekinstrumentgedeelt en toegewezen. De noten gespeeld via kanaal 1 dat ingesteld wordt met de stappen 1 en 2 onder “In- en uitschakelen van kanalen” pagina D-42 worden aangegeven do or h et aan gegeve n key board met de notenbalk.
In- en uitschakelen van kanalen
Door een kanaal uit te schakelen wordt elk instrument dat bij dat kanaal is opgenomen gedempd, d.w.z. het wordt niet meer weergegeven.
Kanalen in- en uitschakelen
1. Druk op de MIXER toets.
Hierdoor zal een aanwij ze r v e rsc hi jne n na ast
MIXER in de display.
2. Gebruik de [ ]/[ ] CURSOR toetsen om een
kanaal te selecteren.
Voorbeeld:
Om kanaal 2 in te stellen.
4. Gebruik de [
]/[–] toetsen om de inges chakelde
+
of uitgeschakelde toestand in te stellen.
Voorbeeld:
Om het kanaal uit te schakelen.
Druk op de [ ] CURSOR toets om terug te gaan
naar het kanaalselectiescherm.
Door op de MIXER toets te drukken wordt
teruggekeerd naar het toonscherm.
De MIDI datadisplay toont alleen de data voor de kanalen
die ingesteld zijn met de mixer.
Hoe kanaal aan/uit werkt
Het onderstaande beschri j f t wa t er ge beu rt op de display als u een kanaal in- of uitschakelt.
z Aan (on)
Deze instelling schakelt het nu ingestelde kanaal in wat aangegeven wordt door een streepje aan de onderkant van de niveaumeter van het betreffende kanaal. Dit is tevens de oorspronkelijke instelling voor alle kanalen bij inschakelen van de span ning van het keyboard.
z Uit (oFF)
Deze instelling schakelt het nu ingestelde kanaal uit wat aangegeven wordt door de afwe zigheid van het bovengenoemde s tr e epj e aan de onderkant van de niveaumeter van het betreffende kanaal.
1 Knippert
Hierdoor gaan de bovenste drie segmenten
van de niveaumeter van het geselecteerde kanaal knipperen.
3. Druk op de [ ]/[ ] CURSOR toetsen om het
aan/uit selectiescherm te verkrijgen.
D-42
1 Aan 2 Uit
705A-D-044A
main10.fm43ページ2003年10月29日 水曜日 午後2時19分
Mixerfunctie
Gebruik van de parameterbewerkingsfunctie
Bewerken van de parameters voor de
kanalen 1 tot en met 16
Met de parameterbewerkingsfunctie kunt u de instelling van tien verschillende parameters (inclusief toon, volume en balanspunt) veranderen bij het kanaal dat u instelde in het mixerscherm.
Veranderen van de parameters
1. Druk op de MIXER toets.
Hierdoor zal een aanwijzer verschijnen naast
MIXER in de display.
2. Gebruik de [ ] en [ ] CURSOR toetsen om
het gewenste kanaal te selecteren.
3. Gebruik de [ ] en [ ] CURSOR toetsen om
de parameter te selecteren waarvan u de instelling wilt veranderen.
Voorbeeld:
Kies de volume-instelling door “Volume” in de display te verkrijgen.
Telkens bij indrukken van de [ ] of [ ]
CURSOR toetsen wordt naar de volgende van de parameters gegaan.
U kunt de [ ] en [ ] CURSOR toetsen
gebruiken om op elk moment van deze procedure naar een ander kanaal te veranderen.
Bewerken van DSP kanaalparameters
1. Druk terwijl kanaal 16 geselecteerd is op de
[ ] CURSOR toets.
Hierdoor wordt het DSP kanaal geselecteerd.
Do o r o p d e [ ] CU RS OR to et s te dr uk ke n t er w ij l
het DSP kanaal is geselecteerd, wordt teruggegaan naar kanaal 16.
Hoe parameters werken
Hier onder volgen de parameters waarvan de instellingen veranderd kunnen worden tijdens de parameterbewerkingsfunctie.
Toonparameters
z Toon (Bereik: 000 tot en met 803, trekstaaforgel tonen 000
tot en met 199)
Deze parameter stuurt de tonen die toegewezen zijn aan elk onderdeel. Telkens wanneer de toon zich op de display bevindt, kunt u de TONE toets indrukken of de DRAWBAR ORGAN toets en een andere toon selecteren, indien u dit wilt.
z Deel aan/uit (Part On/Off) (Instellingen: aan, uit (on, oFF))
Deze parameter kan gebruikt worden om elk deel in te schakelen (klinkt) en uit te schakelen (klinkt niet). De huidige aan/uit status van elk deel wordt aangegeven in de display zoals hieronder beschreven.
1 Geeft een kanaalvolume-instelling aan van 127
4. Verander de instelling van de parameter m.b.v.
de cijfertoetsen of m.b.v. de [+] en [–] toetsen.
Voorbeeld:
Verander de instelling naar “060”.
Door indrukken van de MIXER of EXIT toets
wordt de parameterbewerkingsfunctie verlaten.
705A-D-045A
z Volume (Bereik: 000 tot en met 127)
Dit is de parameter die het volume regelt van het ingestelde kanaal.
D-43
CTK691D01‑01.book44ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Mixerfunctie
z Stereopositie (Pan Pot)
(Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
Deze parameter regelt de ‘pan pot’ wat de middenpunt is van de linker en rechter stereokanalen. De inst elling “00” stelt het midden in terwijl een waar de kl einer dan “00” het punt naar links beweegt en een waarde groter dan “00” het punt naar rechts beweegt.
z Octaafverschuiving (Octave Shift)
(Bereik: –2 tot en met 0 tot en met +2)
U kunt de octaafverschui ving gebruiken om het bereik van de toon omhoog of omla ag te verschuiven. Bij gebruik van de piccolo toon kan het voorkomen dat bi jzonder hoge noten di e u wilt spelen niet binnen het bereik van het toetsenbord vallen. In dit geval kunt u de octaafverschuiving gebruiken om het bereik van het toetsenbord één octaaf hoger te verschuiven.
–2 : Bereik twee octaven lager verschoven. –1 : Be re ik één octaaf lager verschoven.
0 : Geen verschuiving +1 : Bere ik één octaaf hoger verschoven. +2 : Bereik twee octaven hoger verschoven.
Effectparameters
De mixer laat u de effecten bedienen die uitgeoefend worden op elk apart deel waarin het verschilt van de effectfunctie waarvan de instellingen enkel toegepast worden op alle delen in het algemeen.
z Nagalmzenden (Reverb Send) (Bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter stuurt hoeveel nagalm op een deel wordt uitgeoefend. Een instel ling van “000” schakelt de na galm uit terwijl een instelling v an 127 maximale nagalm uit oe fe nt.
“Nagalmzenden” werkt niet bij bep aalde drumklanken.
z Zwevingzenden (Chorus Send)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter stuurt hoeveel zweving op een deel wordt uitgeoefend. Een instelling van “0 00” schakelt de zweving uit terwijl een instelling v an 127 maximale zwevin g u itoe fe n t.
Zwevingzenden (Chorus Send) werkt niet bij
drumklanken.
z DSP lijn (DSP Line) (Instellingen: aan, uit (on, oFF))
U kunt deze parameter gebruiken om de DSP lijn uit te schakelen voor een bepaald kanaal of om deze juist in te schakelen.
Toonschaalparameters (Tuning)
U kunt deze parameters gebruiken om elk van de delen afzonderlijk te stemmen.
z Grofweg stemmen (Coarse Tuning)
(Bereik: –24 tot en met 00 tot en met +24)
Deze parameter regelt de ruwe stemmi ng van de too nhoogt e van het ingestelde kanaal in eenheden van een halve toon.
z Fijnstemmen (Fine Tuning)
(Bereik: –99 tot en met 00 tot en met +99)
Deze parameter reg e lt de fijnstemming van de toonhoogte van het ingestelde kanaal in eenheden van een cent.
D-44
DSP deelparameters
z DSP niveau (bereik: 0 tot en met 12 7)
Stelt het post-DSP volume in.
705A-D-046A
CTK691D01‑01.book45ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
z DSP Pan (bereik: –64 tot en met 0 tot en m e t 63 )
Stelt het post-DSP stereo pan effect in.
z DSP systeem nagalm zen den (b ere ik: 000 t ot en m et 12 7)
Deze parameter regelt hoeveel nagalm er op alle onderdelen wordt uitgeoefend.
z DSP system zweving zenden (bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter stelt de zweving bij.
Mixerfunctie
Door veranderen van de instelling van toon, volume,
stereopositie, ruwweg stemmen, fijnstemmen, nagalmzenden of zwevingzenden wordt de corresponderende MIDI boodsc hap afgegeven via de MIDI aansluiting.
Veranderen van de tooninstellingen verandert de
instellingen voor de toon, nagalmzenden, zwevingzenden en de DSP lijnparameter*.
* Wanneer DSP uitgeschakeld is (zie de noot op pagina
D-28).
Door de DSP lijnparameter van de mixer (pagina D-28) in
te schakelen worden de instellingen van het DSP pan effect, DSP systeem nagalm zenden, en DSP systeem zweving parameters gebruikt in plaats van de instellingen van de pan pot, nagalm zenden en akkoord zenden parameters.
705A-D-047A
D-45
CTK691D01‑01.book46ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Synthesizerfunctie
Synthesizerfunctie
1 SYNTH 2 EXIT 3 [ ]/[ ]/[ ]/[ ] CURSOR 4 Cijfertoetsen 5 [
De synthesizerfunctie van dit keyboard voorziet in de gereedschappen voor het creëren van uw eigen originele tonen. Kies gewoonweg één van de ingebouwde tonen en verander de parameters ervan om uw eigen orginele gelui d te creëren. U kunt de geluiden zelfs in het geheugen opslaan m.b.v dezelfde procedure die gebruikt wordt voor het instellen van een voorkeuzetoon.
+
]/[–]
Synthesizerfuncties
Het volgende beschrijft hoe elk van de functie gebruikt worden die verkri jgb aar zijn tijdens de synt hesizerfunctie.
Synthesizerfunctie parameters
De voorkeuzetonen die bij dit keyboard ingebouwd zijn, bestaan uit een aantal parameters. Om een gebruikerstoon te creëren, dient u eerst een geavanceerde toon (000 tot en met
299) of een voorkeuzetoon (300 tot e n me t 49 9) op t e roe pe n en vervolgens de bijbehorende parameters veranderen naar uw eigen toon. Merk op dat d e dr ums ettonen (500 tot en met
515) niet gebruikt kunnen worden als de basis van een gebruikerstoon. De afbeelding op deze pagina toont de parameters die de voorkeuzetonen vormen en wat elke param eter doet. Zoals in de afbeelding te zien is, kunnen parameters in vier groepen worden verdeeld die hieronder elk in detail worden beschreven.
Merk op dat de toon waarvan u de parameter k unt
bewerken toegewezen is aan het kanaal (1 tot en met 4) dat op het moment geselectee r d is met de Synthesizerfunctie.
D-46
705A-D-048A
CTK691D01‑01.book47ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Synthesizerfunctie
J Toon karakteristieke golfvorm
z Tooninstelling
Specificeert welk van de voorkeuzetonen gebruikt dient te worden als de originele toon.
J Volume karakteris tie ke param eters
Deze parameters sturen hoe de toon verandert tegen de tijd vanaf het punt dat de klaviertoets aangeslagen werd tot het moment dat de toon wegsterft. U kunt de veranderingen in volume- en geluid sk arakteristieken sp e cificeren.
z Aanslagtijd
Dit is de snelheid of de tijd die nodig is voor de toon om het hoogste volumeniveau te bereiken. U kunt een hoge snelheid specificeren waarbij de toon het maximale volumeniveau onmiddellijk bereikt of een langzame snelheid waarbij het volume langzaam st ij gt of ie t s er tussen in.
z Loslaattijd
z Resonantie
De resonantie verste rk t de harmonische c omponenten in de buurt van de afsnijfrequentie hetgeen een apart geluid teweegbrengt. Een grotere resonantiewaarde versterkt het geluid zoals aangegeven in de afbeelding.
Bij bepaalde tonen kan een grote resonantiewaarde
vervorming of ruis veroorzaken tijdens het aanslaggedeelte van de toon.
J Toonhoogteparameters voor de toon
z Vibratotype, vibratovertraging, vibratosnelheid,
vibratodiepte
Deze parameters stellen het vibrato effect bij hetgeen periodieke verand e ringen te veroorzake n bij de t oon.
z Octaafverschuiving
Deze parameter stuurt de octaaf van alle tonen.
z Afsnijfrequentie
De afsnijfrequentie is een parameter voor het bijst ellen van de klankkleur door alle frequenties af te snijden die hoger zijn dan een bepaalde frequentie. Een hogere afsnijfrequentie produceert een helderder (hardere) klankkleur terwijl een lagere frequentie een donkerder (zachtere) klankkleur produceert.
J Toon karakteristieke instelparameters
z Niveau
Deze parameter stuurt het algehele volume van de toon.
z Aanslaggevoeligheid
Deze parameter regelt veranderingen in het volume en de klankkleur naar gelang de relatieve hoeveelheid druk die wordt uitgeoefend op de klaviertoetsen. U kunt meer volume specificeren voor een sterkere druk en minder volume voor een lichtere druk of u kunt hetzelfde volume specificeren ongeacht hoeveel druk wordt uitgeoefend op de toetsen.
z Nagalmzenden, zwevi ngs zen den , DSP lijn, DSP Type,
DSP parameter
Deze parameters sturen de effecten die uitgeoefend worden op de tonen.
705A-D-049A
D-47
CTK691D01‑01.book48ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Synthesizerfunctie
Opslaan van eigen tonen
De groep toonnummers va n 60 0 to t en met 699 (geb ruikerstoonnummers 001 tot en met gebruikerstoonnumm e rs 100) wordt het “gebruikersgebied ” genoemd omdat ze gereserveerd zijn voor het opslaan van gebruikerstonen. Nadat u een voorkeuzetoon opgeroepen heeft en de de bijbehorende parameters vervangen heeft om uw eigen gebruikerstoon te creëren kunt u deze opslaan in het gebruikersgebied voor later oproepen. U kunt uw tonen oproepen op precies dezelfde wijze als via de procedure die u gebruikt voor het selecteren van een voorkeuzetoon.
*1: U kunt elke gewenste geavanceerde toon, voorkeuzetoon of gebruikerstoon selecteren. De gebruikerstoongebieden 600 tot en
met 699 bevatten aanvanke l ijk dezelfde data als DSP typ es 000 t ot en m e t 09 9.
*2: Gebied waar data wordt opgeslagen die vanaf een computer gestuurd is (Zie “Gebruik van de data download service” op
pagina D-86). Na het oversturen kunt u het keyboard gebruiken om parameters te bewerken maar u kunt bestaande parameters ook wissen en vervangen. U kunt de data niet opslaan bij een ander toonnummer. Aanvankelijk is er niets opgeslagen in de gebruikerstoon met het golfgeheugengebied.
*3: Gebied waar vanaf een computer gestuurde data opgeslagen wordt (zie “Gebruik van de data download service” op pagina
D-86). Het is enkel toegestaan om data te sturen terwijl h et bewerken van parameters niet is toegestaa n. Aanvankelijk i s er niets opgeslagen in de gebruikersdrumset van het golfgeheugengebied.
*4: Gebruikerstonen die gecreëerd worden door het aanpassen van parameters van één van de voorkeuzetonen (000 tot en met
049). De gebruiker’s trekstaaforgelgebieden bevatten aanvankelijk twee setten van dezelfde data als de trekstaaforgeltonen van de types 000 tot en met 049.
U kunt een originele toon cr eëren m. b.v. een gebruikerstoon die een golfvorm (toonnumme r 700 to t en met 71 9) be vat. I n di t g eval is
het opslaggebied hetzelfde als het brontoongebied. Als bijvoorbeeld een origi nele toon gecreëerd wordt m.b. v. toonnummer 700 als een brontoon, wordt deze opgeslagen in gebruikersgebiednummer 700.
D-48
705A-D-050A
CTK691D01‑01.book49ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Synthesizerfunctie
Creëren van een gebruikerstoo n
Gebruik de volgende procedure om een voorkeuzetoon in te stellen, haar parameters te veranderen en zo een nieuwe ‘eigen’ toon te mak en.
1. Kies eerst de voorkeuzeto on die als bas is gaat
dienen voor de eigen toon.
2. Druk op de SYNTH toets.
Hierdoor wordt de synthysizerfunctie
ingeschakeld, hetgeen wordt aangegeven door de aanwijzer naast SYNTH op het displayscherm.
1 Parameterinstelwaarde 2 Huidige ingesteldeparameter
3. Gebruik de [ ] en [ ] CURSOR toetsen om
de parameter te verkrijgen waarvan u de instellingen wilt veranderen.
Parameters en hun instellingen
Het volgende omschrijft de functie van elke parameter en geeft het bijbehorende instelbereik.
z Aanslagtijd (Attack Time)
(Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
De tijd die het kost voordat de toon klinkt nadat een klaviertoets wordt aangeslagen.
z Loslaattijd (Release T im e )
(Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
De tijd dat de toon blijft aanhouden nadat een klaviertoets wordt losgelaten.
z Afsnijfrequentie (Cutoff Frequency)
(Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
Hoogfreq u e ntieband afsnijpunt vo o r de harmonische componenten van de toon
Telkens bij indrukken van d e [ ] of [ ]
CURSOR toetsen wordt doorgegaan naar de volgende parameter. Zie “Parameters en hun instellingen” op pagin a D-49 voor informatie over het instelbereik van elke parameter.
4. De instelling van de momenteel ingestelde
parameter kan m.b.v. de [+] en [–] toetsen veranderd worden.
U kunt ook de cijfertoetsen gebruiken om een
waarde in te voeren om zo de instelling van een parameter te veranderen. Zie “Parameters en hun instellingen” op pagin a D-49 voor informatie over het instelbereik van elke parameter.
5. Druk nadat u klaar bent met het bewerken van
het geluid op de SYNTH toets om de synthesizerfunct ie te verl ate n.
Zie “In het geheugen opslaan van een gebruikerstoon” op
pagina D-51 voor details aangaande het opslaan van gebruikerstoondata in het geheugen zodat het nie t wordt uitgewist.
705A-D-051A
z Resonantie (Resonance)
(Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
Resonanti e va n de toon
z Vibrato golfvorm (Vibrato Waveform)
(Bereik: Zie hieronder.)
Specificeert de vibrato golfvorm.
D-49
CTK691D01‑01.book50ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Synthesizerfunctie
Waarde
Sin Sinusgolf
tri Driehoekgolf
SAU Zaagtandgolf
Sqr Blokgolf
z Vibratovertraging (Vibrato Delay)
(Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
Specificeert de hoeveelheid tijd voordat vibrato begint.
z Vibratosnelheid (Vibrato Rate)
(Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
Snelheid van het vibrato effect
Betekenis Golfvorm
z Toetsgevoe ligheid (Touch S e nsitivity)
(Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
Deze paramete r re g e lt het volume van de toonin overeenkomst met de druk die wordt uitgeoefend op de klaviertoetsen. Een grotere positieve waarde verhoogt het volume van het afgegeven signaal als de druk verhoogd wordt terwijl een negatieve waarde het volume verlaagd bij meer druk op de k laviertoetsen. N u l als instelling bet e k e nt dat er geen verandering in het afgegeven volume plaatsvindt terwijl de druk op de klaviertoetsen wel degelijk anders kan zijn.
z Nagalmzenden (Reverb Send) (Bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter stelt de nagalm bij.
z Zwevingzenden (Chorus Send)
(Bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter stelt de zweving bij.
z Vibratodie p te (Vibrato Dep t h)
(Bereik: –64 tot en met 00 tot en met +63)
Diepte van het vibrato effect
z Octaafverschuiving (Octave Shift)
(Bereik: –2 tot en met 0 tot en met +2)
Omhoog/omlaag oct aafverschuiving
z Niveau (Level) (Bereik: 000 tot en met 127)
Deze parameter regelt het algehele volume van de toon. Hoe groter de waarde, des te luider het volume. Het instellen van nul als het niveau houdt in dat de toon in het geheel niet te horen zal zijn.
z DSP lijn (Instellingen: aan, uit (on, oFF))
Deze parameter regelt of het DSP effect gebruikt wordt of niet.
D-50
705A-D-052A
CTK691D01‑01.book51ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Synthesizerfunctie
DSP instellingen
Gebruik het DSP bewerkingsscherm om het DSP type te selecteren en parameters te bewerken.
1.
Selecteer een toon, druk op de SYNTH toets en configureer vervolgens de pa rameterinstellingen
2. Druk nadat u alles naar wen s heeft eenmaal op
de [ ] CURSOR toets. Hierdoor wordt doorgegaan naar het DSP parameter bewerkingsscherm.
Door op de [ ] CURSOR toets te drukken wordt teruggekeerd naar het synt h e sizerfunctie parameterscherm.
Deze instelling specificeert DSP parameters. Zie “DSP parameters” op pagina D-28, “Effecten lij st ” op pagina A-18, en “DSP algoritmelijst” op pagina D-93 voo r n ad e re informatie.
Slaat u een originele toon op met de DSP lijn ingeschakel d
(zie volgende pagina) , dan zal bij ge woonweg oproepen de toon automatisch de DSP lijn, het DSP type en de DSP parameterinstellingen veranderen. Dit vereenvoudigt het oproepen van de originele tonen die een DSP effect bevatten.
Een indicator verschijnt naast DSP in de display terwijl u
een DSP type of DSP parameterinstellingen aan het maken bent .
In het geheugen opslaan van een gebruikerstoon
De volgende procedure toont hoe een gebruikerstoon
.
opgeslagen wordt in het geheugen. Als een toon eenmaal opgeslagen is, kunt u hem oproepen precies zoals u dat doet met een voorkeuzetoon.
Gebruikerstoon benoemen en in het geheugen opslaan
1. Stel een voorkeuzetoon in voor gebruik als
basis van de gebruikerstoon, druk op de SYNTH toets om de synthesizerfunctie in te schakelen en maak de gewenste parameterinstelling.
2.
Druk nea het ma ken van de pa rameterinste llingen om een gebruikers toon te creëren tweem aal op de [ ] CURSOR toets
.
3. Verander de toonnummer voor het
gebruikersgebied in de displa y m.b.v . de [+] en [–] toetsen totdat dat nummer aangegeven wordt waaronder u de gebruikerstoon wilt opslaan.
U kunt elk gewenst toonnummer van 600 tot en
met 699 selecteren.
Hints voor het aanmaken van een eigen toon
De volgende hints zijn handig advies om het aanmaken van eigen tonen een stukje sneller en makkelijker onder de knie te krijgen. Gebruik een voorkeuzetoon die lijkt op de toon die u wilt maken. Wanneer u al een idee heeft van wat voor soort toon u wilt proberen te maken is het altijd handig om te beginnen met een erop lijkende voorkeuzetoon.
z Experimenteer met verschillende instellingen.
Er zijn geen echte regels hoe een toon er uit moet zien. Laat uw verbeelding de vrije loop en experimenteer een beetje met de verschille nde combina ties. U zu lt verbaa sd zijn ov er wat u kunt bereiken.
705A-D-053A
4. Nadat de toonnaam naar wens ingesteld is
drukt u op de [ ] CURSOR toets om de toon op te slaan.
Gebruik de [+] en [–] toetsen om door letters te
bladeren bij de huidige cursorlocatie.
Gebruik de [ ] en [ ] CURSOR toetsen om de
cursor naar links en rechts te verplaatsen
Zie “Invoeren van karakters” voor informatie
over het invoeren van tekst.
D-51
CTK691D01‑01.book52ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Synthesizerfunctie
5. Druk op de [ ] CURSOR toets om de
gebruikerstoon op te slaan.
Hierdoor verschijnt een bevestigingsboodschap
die u vraagt of u de data werkelijk wilt opslaan. Druk op de YES toets om de da ta inderd aad op te slaan.
De boodschap “Complete” (voltooid) verschijnt
kortstondig in de display, gevolgd door het toon­of ritmeselectiescherm.
Druk om het opslaan op elk gewenst moment te
onderbreken op de SYNTH toets of op de EXIT toets om de synthesize rfun ctie te verlaten. Door nogmaals op de SYNTH toets te drukken (voordat een andere to on wordt geselecteerd) wordt teruggekeerd naar de synthesizerfunctie terwijl al uw parameterinstellingen nog steeds op hun plaats staan.
Invoeren van karakters
Hieronder volgen de types karakters die u kunt invoeren wanneer u data in het gebruikersgebied opslaat.
D-52
705A-D-054A
CTK691D01‑01.book53ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Registratiegeheugen
Registratiegeheugen
1 MODE 2 BANK 3 REGISTRATION 4 STORE 5 Cijfertoetsen
Karakteristieken van het registratiegeheugen
Het registratiegeheugen laat u maximaal 32 keyboard instellingen opsla an (4 se t s x 8 ba nken) voor onmiddellij k oproepen wanneer u ze nodig heeft. Hierdoor volgt een lijst van instellingen die in het registratiegeheugen worden opgeslagen.
Instellingen van het registratiegeheugen
ToonRitmeTempoLaag aan/uitSplitsen aan/uitSplitspuntAutomatische harmonisatie aan/uitMixerinstellingen (kan aal 1 tot en met 10)EffectinstellingenAanslagvolume-instellingenToewijsbare aan s luitinginstellingTransponerenStemmenBegeleidingsvolume instellingAutomatisch harmonisatietypeInstelling van de MODE toets Synchronische standby toestandMixer Hold (mixer aanhouden)DSP Hold (DSP aanhouden)Synthesizerfunctie parameters (alleen vibratogolfvorm,
vibratovertraging, vibrato s nelheid, verbratodiepte)
Elke bank van het registrati egeheug en be vat aan v ankelij k
data wanneer u het keyboard voor de eerste maal in gebruik neemt. Vervang de bestaande data gewoonweg door uw eigen data.
Registratiegeheugenfuncties kunnen niet worden gebruikt
terwijl u de SMF speler-, de melodiegeheugen- of de demonstratiemelodiefunctie gebruikt.
705A-D-055C
D-53
CTK691D01‑01.book54ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Registratiegeheugen
Namen voor opstellingen
U kunt instellingen toewijzen aan één van 32 gebieden, die u kunt selecteren m.b.v. de BANK toetsen 1 tot en met 4 en de vier REGISTRATION toetsen. De geb ied sn ame n l o pen van 1­1 tot en met 8-4 zoals hieronder get oon d.
1 Gebruik de BANK toets om de bank te selecteren.
Telkens bij indrukken van de BANK toets wordt naar het volgende banknummer in de cyclus van 1 tot en met 8 gegaan.
2 Door indrukken van één van de REGISTRATION
toetsen (1 tot en met 4) wordt het corresponderende gebied geselecteerd bij de op het moment gesel ecteerde bank.
Vastleggen van een opstelling in het registratiegeheugen
1. Stel een toon en ritme in en maa k de opste lling
van het keyboard precies zo als u dat wilt.
Zie “Instellingen van het registratiegeheugen” op
pagina D- 53 voor details over welke data in het registratiegeheugen wordt opgeslagen.
2. Gebruik de BANK toets of de cijfertoetsen om
de gewenste bank te selecteren.
De display keert terug naar de inhoud in stap 1
hierboven als u binnen ongeveer 5 seconden na indrukken van de BANK toets geen verdere bediening uitvoert.
Bank 1 is ingesteld.
3. Druk op een REGISTRATION toets (1 tot en
met 4) terwijl u de STORE toets ingedrukt houdt.
De volgende aanduiding verschi jn t als u op de 2
toets drukt.
4. Laat de STORE en REGISTRATION toetsen
los.
Telkens wanneer u een opstelling opslaat en een
opstelnaam toewijst, wordt eventueel ee rdere aan die naam toegewezen data vervangen door de nieuwe data.
U kunt de MIDI mogelijkheden van het keyboard gebruiken
om uw insteldata op te slaan bij ee n computer o f na ar een ander extern opslagmedium. Zie “Gebruik van de data download service” op pagina D-86 voor details.
D-54
De opstelling wordt opgeslagen zodra u een
REGISTRATION toets indrukt in stap 3 hierboven.
705A-D-056A
CTK691D01‑01.book55ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Oproepen van een opstelling van het registratiegeheugen
1. Gebruik de BANK toets of de cijfertoetsen om
de bank te selecteren.
De display wist het oproepscherm van het
registratiegeheugen automatisch als u binnen ongeveer vijf seconden na indrukken van de BANK toets geen verdere bediening uitvoert.
2. Druk op de REGISTRAT ION toets (1 tot en met
4) voor het gebied waarvan u de instelling wilt oproepen.
Registratiegeheugen
De naam van de opstelling verschijnt samen met
de boodschap “Recall” (oproepen) in de display.
Wanneer u op een REGISTRATI ON toet s dr uk t zonder de
BANK toets te gebruiken om eerst een bank in te stellen, wordt het laatst ingestelde banknummer gebruikt.
705A-D-057A
D-55
CTK691D01‑01.book56ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Melodiegeheugenfunctie
Melodiegeheugenfunctie
1 MODE 2 SONG MEMORY 3 TONE 4 DRAWBAR ORGAN 5 [ ]/[ ]/[ ]/[ ] CURSOR 6 INTRO/ENDING 1/2 7 VARIATIO N/F I LL -IN 1 /2 8 SYNCHRO/FILL-IN NEXT 9 START/STOP bk TEMPO bl SONG MEMORY TRACK bm Cijfertoetsen bn [
]/[–], YES/NO (ja/nee)
+
Dit keyboard staat u to e om vijf verschillende melodieën op te nemen in het melodiegeheugen voor latere weergave. Er zijn twee methoden die u kunt gebruiken voor het opnemen van een melodie: real-time opnemen waarbij u de noten opneemt zoals u ze op het toetsenbord aanslaat en stapopname waarbij u akkoorden en noten stuk voor stuk invoert.
Layer en splitsing kunnen niet worden gebruikt tijdens
standby voor opname of tijdens het opnemen met de melodiegeheugenfunctie. Daarnaast worden layer en splitsing automatisch uitgeschakeld wanneer de opnamestandbyfunctie wordt ingeschakeld of de opname wordt gestart.
Sporen
Het melodiegeheugen van het keyboard neemt op en speelt af op ongeveer dezelfde wijze a ls een gewone bandrecorder. Er zijn in het totaal zes sporen die elk onafhankelijk kunnen worden opgenomen. Naast noten heeft elk spoor ook een eigen toonnummer. Dan wanneer u de sporen tegelijkertijd afspeelt, klinkt het alsof een volled ige band met zes leden aan het spelen is. Tijdens het spelen kunt u het tempo bijstellen om de snelheid van de weergave te veranderen.
Bij dit keyboard is spoor 1 het basisspoor dat gebr uikt kan
worden om spelen op het toet senbord op t e nemen s amen met de automatische begelei ding. De sporen 2 – 6 kunnen worden gebruikt voor toets enbordspel zodat ze melodiesporen worden genoe md. De spore n 2 – 6 worden gebruikt om andere delen toe t e voegen aan wat er opgenomen wordt bij spoor 1.
Merk op dat elk spoor onafhankelijk is va n de andere. Dit
betekent dat zelfs als u een vergissing maakt bij het opnemen, u alleen dat spoor opnieuw hoeft op te nemen waar de vergissing werd begaan.
U kunt verschillende mixerinstellingen gebruiken voor elk
spoor (pagina D-41).
D-56
705A-D-058A
CTK691D01‑01.book57ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Melodiegeheugenfunctie
Instellen van een spoor
Gebruik de SONG MEMORY TRACK toetsen die gema rkeerd zijn als CHORD/TR1 tot en met TR6 om het gewenste spoor in te stellen.
J Melodiegeheugen spoortoetsen
Spoor 1
1 2 Spoor 2 3 Spoor 3 4 Spoor 4 5 Spoor 5 6 Spoor 6
Basis melodiegeheugenbediening
De status van het melodiegeheugen verandert telkens wanneer u op de SONG MEMORY toets drukt.
Gebruik van real-time opname
Bij real-time opname worden de noten opgenomen zoals en op het moment dat u ze speelt op het toetsenbord.
Opnemen m.b.v. real-time opname
1. Druk tweemaal op de SONG MEMORY toets
om real-time opnamestandby in te schakelen.
Voer stap 2 hieronder uit binnen vijf seconden
nadat de opnamestandby is ingeschakeld.
De
niveaumeters voor de sporen 11 tot en m et 1 6 worden in de display getoon d te rw ijl de opnamestandbyfunctie ingeschakeld is bij het keyboard, zodat u makkelijk kunt checken welke sporen reeds opgenomen zijn. Zie “Niveaumeterinhoud tijdens opname-/ bewerkingsstandby” op pagina D-64 voor details.
2. Gebruik de cijfertoetsen om een
melodienummer (0 tot en met 4) te selecteren.
705A-D-059A
Melodienummer
1
Het bovenstaande melodienummerscherm blijft
in de display voor ca. vijf seconden.
3. Voer de volgende instellingen uit.
ToonnummerRitmenummerTempoMODE toets
D-57
CTK691D01‑01.book58ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Melodiegeheugenfunctie
4. Druk op de START/STOP toets om het
opnemen te starten.
Real-time opname begint zonder ritme. Druk op
de INTRO/ENDING 1/2 toets of op de VARIATION/FILL-IN 1/2 toets als u wilt opnemen met een ritme.
Bij het aanvangen van de opname gaat de REC
indicator knipperen in de display. Na enkele ogenblikken stopt de indicator met knipperen en blijft dan non-stop branden in de display.
5. Speel iets op het toetsenbord.
U kunt ook tevens automatische
begeleidingsakkoorden opnemen door de van toepassing zijnde functie te selecteren met de MODE toets.
Bediening met het los verkrijgbare pedaal wordt
ook opgenomen. Zie “Spoor 1 inhoud na real­time opname”.
6. Druk op de START/STOP toets om het
opnemen te beëind igen a ls u klaar bent s pelen.
Mocht u tijdens het opnemen een foutje maken,
kunt u het opnemen weer opnieuw beginnen vanaf stap 1 of u kunt de mo ntagefunct ie (pagi na D-66) gebruiken om correcties aan te brengen.
Door met real-time opname een spoor o p te nemen waarop
reeds opgenomen was wordt de vori ge opname door de nieuwe vervangen.
De volgende data wordt opge no m e n al s kopd at a t elk en s wanneer u de opname van een spoor start.
Mixerinstellingen van andere sporenEffecttypeBegeleidingsvolumeNagalmniveau Akkoordniveau DSP aanhouden aan/uit Mixer aanhouden aan/uit
Instellingen bij de mixerfunctie
De mixerparameters op kanaal 1 (pagina D-41) worden automatisch opgenomen op spoor 1. U kunt elke parameter m.b.v. de mixer veranderen.
Geheugencapaciteit
Het keyboard heeft geheugen voor ongeveer 10.000 noten.
Het maatnummer en het nootnummer knipperen in de
display telkens wanneer het geheugen plaats heeft voor minder dan 100 noten.
Het opnemen stopt automatisch (en automatische
begeleiding en ritme stoppen met weergave als ze niet worden gebruikt) wanneer het geheugen vol raakt.
Aanvankelijk is er niets opgeslagen in het
melodiegeheugen
Spoor 1 inhoud na real-time opname
Naast keyboardnoten en begeleidingsakkoorden worden tevens de volgende data opgenomen op Spo or 1 t ij den s re al­time opname. Deze data worden toegepast wanneer Spoor 1 weergegeven wordt.
ToonnummerRitmenummerBediening e n van de INTRO/ENDING 1 toets, INTRO/
ENDING 2 toets, VARIATION/FILL-IN 1 toets, VARIATION/FILL-IN 2 toets, SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets.
Pedaalbediening (optie)
D-58
Opslag van geheugendata
Bij het maken van een nieuwe opname wordt eventueel
eerdere opgenomen data uit het geheugen gewist.
Tijdens het maken van een opname gaat de inhoud van
het op te nemen spoor verloren als het keyboard op dat moment wordt uitgeschakeld.
Vergeet niet dat u de geheugeninhoud van dit keyboard
ook in massa kunt over laden naar een ander MI DI toestel met de procedure “Gebruik van de data download service” op pagina D-86.
705A-D-060A
CTK691D01‑01.book59ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Melodiegeheugenfunctie
Spoor 1 real-time opnamevariaties
Hieronder wordt een aantal variaties beschreven die u kunt gebruiken bij opnemen naar Spoor 1 m.b.v. rea l-time opname. Al deze variaties zijn gebaseerd op de procedure “Opnemen m.b.v. real-time opname” op pagi n a D-5 7.
J Beginnen met opnemen met synchrostart
Druk in plaats van stap 4 op de SYN CHRO/FILL-IN NEXT toets. De automatische-begeleiding en de opname zullen beide starten wanneer u een akkoord speelt op het begeleidingstoetsenbord.
J Opnemen m.b.v. intro, eindigen en fill-in
Tijdens het opnemen kunnen de INTRO/ENDING 1/2, SYNCHRO/FILL-IN NEXT en VARIATIO N /FILL-IN 1/2 toetsen (pagina D-37 en D-3 8) all e gebr uikt worden zoals gewoonlijk.
J Om automatische begeleiding tegelijkertijd
(synchro) te laten beginnen met een intropatroon
Druk in plaats van stap 4 op de SYN CHRO/FILL-IN NEXT toets en vervolgens op de INTRO/ENDING 1 of INTRO/ ENDING 2 toets. De automatische begeleiding start samen met het introductiepatroon wanneer u een akkoord speelt o p het begeleidingstoe tsenbord.
J Om automatische weergave te beginnen
halverwege een opname
Druk in plaats van stap 4 op de SYN CHRO/FILL-IN NEXT toets en speel dan iets op het melodietoetsenbord om het opnemen te starten zonder automatische begeleiding. Speel een akkoord op het begeleidingstoetsenbord wanneer u het punt bereikt waarop u de begeleiding wilt laten starten om op die manier de automatische begeleiding te starten.
Weergeven van het melodiegeheugen
Nadat u sporen opgenomen heeft bij het geheugen kunt u ze weergegeven om te horen hoe ze klinken.
Van het melodiegeheugen weergeven
1. Gebruik de SONG MEMORY toets om d e
weergavestandbyfunctie in te schakelen en gebruik dan de cijfertoetsen om een melodienummer (0 tot en met 4) te selecteren.
1
Melodienummer
2 Weergavestandby
Het bovenstaande melodienummerscherm blijft
gedurende ongeveer vijf sekonden in de display. Als het scherm verdwijnt voordat u de kans had om een melodienummer te selecteren, gebruik dan de [ ] CURSOR toets om het scherm opnieuw te verkrijgen .
2. Druk op de START/STOP toets om de melodie
weer te geven die u ingesteld heeft.
U kunt de TEMPO toetsen gebruiken om het
weergav e tempo bij te r egelen.
Druk nogmaals op de START/STOP toets om de
weergave te stoppen.
705A-D-061A
U kunt meespelen op het toetsenbord en lagen (pagina D-70) en spltsing (pagina D-
Als de START/STOP toets wordt ingedrukt om weergave
te starten van het melodiegeheugen, dan begint de weergave altijd vanaf het begin van de melodie.
Het gehele toetsenbord fungeert als een
melodietoetsenbord, ongeacht de instelling van de begeleidingsfunctie.
71
) gebruiken tijdens de weergave
.
Uitschakelen van een bepaald spoor
Druk op de SONG MEMORY TRACK toetsen van het spoor dat u wilt uitschakelen of gebruik de mixer (pagina D-41) om het kanaal van het spoor uit te schakelen.
D-59
CTK691D01‑01.book60ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Melodiegeheugenfunctie
5. Speel een akkoord.
Opnemen van de melodie en akkoorden met stapopname
Met stapopname kunt u automa tische begeleid in g s akkoorden en -noten opnemen en zelfs noten stuk voor stuk instellen. Zelfs diegenen d ie het moeilijk vinde n mee te spelen met automatische begeleiding kunnen automa ti s che begeleidingen zelf creëren, gebaseerd op hun eigen o r igi nel e akkoordprogressies. Hieronder vo lgt het type data dat op de sporen 1 - 6 kan worden opgenomen.
Spoor 1 : Akkoorden en auto matische begele iding Sporen 2 - 6 : Drummen
Neem bij stapopname eerst de akkoorden en automatische begeleiding op in spoor 1. Neem vervolgens de melodie op de sporen 2 - 6 op.
Gebruik de procedure onder “ Om de sporen 2 en 6 op te
nemen m.b.v. stapopname” op pagina D-63 voor details hoe u op de sporen 2 - 6 kunt opnemen.
Opnemen van akkoorden met stapopname
6. Voer de lengte van het akkoord in (ho e la ng hij
1. Druk driemaal op de SONG MEM ORY toets om
de opnamestandbyfunctie in te schakelen, en gebruik dan de cijfertoetsen om het melodienummer (0 tot en met 4) te selecteren.
Gebruik de akkoordspeelmethode die
gespecificeerd wordt door de huidige MODE instelling (FINGERED, CASIO CHORD, etc.).
Specificeer het akkoord d. m . v. het grondtoon
invoertoetsenbord en het akkoordtype invoertoetsenbord wanneer de begeleidingsfu n ct ie in g e st e ld is op NORMAL. Zie “Instellen van akkoorden tijdens de normale functie” op pagina D-61 voor details.
1 Akkoordnaam 2 Huidige maat, maatslag en klok op huidige plaats*
* 96 klokken = 1 maat
gespeeld dient te worden totdat het volgende akkoord wordt gespeeld).
Stel de lengte van het akkoord in met de
cijfertoetsen. Zie “Instell en van de nootlen gte” op pagina D-62 voor details.
Het ingestelde akkoord en de lengte worden in
het geheugen opgeslagen en het keyboard staat klaar voor invoer van het volgende akkoord.
Herhaal de stappen 5 en 6 voor het invoeren van
meer akkoorden.
1 Knippert
2. Voer de volgende instellingen uit.
RitmenummerMODE toets
3. Om spoor 1 in te stellen, druk op de CHORD/
TR1 toets die één van de SONG MEMORY TRACK toetsen is.
Bij het aanvangen van de opname gaat de REC
indicator knipperen in de display. Na enkele ogenblikken stopt de indicator met knipperen en blijft dan non-stop branden in de display.
4. Druk op de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets.
D-60
7. Druk na voltooien van de opname op de
START/STOP toets.
Hierdoor wordt weergavestandby ingevoerd
voor de melodie die u zojuist heeft opgenomen.
Druk op de START/STOP toets om de melodie op
dat moment weer te geven.
Volg de procedure bij “Corrigeren van fouten tijdens
stapopname” op pagina D-64 voor het corrigeren van invoerfouten die u maakt tijdens stapopname.
U kunt bij een spoor dat reeds data bevatte extra data
toevoegen door dat spoor te kiezen in stap 3 in de bovenstaande procedure. Hierdoor plaatst het startpunt voor stap-voor-stap opname automatisch bij de eerste maatslag onmiddellijk vol gend op de eerde opgenomen data.
Invoeren van “0” als akkoordlengte in stappen 5 en 6 van
de bovenstaande procedure geeft een rustpauze aan maar deze rustpauze komt verder niet naar voren in de begeleidingsinhoud wanneer de begeleiding gespeeld wordt.
705A-D-062A
CTK691D01‑01.book61ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Melodiegeheugenfunctie
Inhoud van spoor 1 na stapopname
Naast akkoorden worden de volgende data ook opgenomen op spoor 1 tijdens stapopname. D eze data wordt toegepast telkens bij weergave van spoor 1.
RitmenummerBediening e n van de INTRO/ENDING 1 toets, INTRO/
ENDING 2 toets, VARIATION/FILL-IN 1 toets, VARIATION/FILL-IN 2 toets, SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets.
U kunt ook de cijfertoetsen 1 tot en met 7, en toets 9
gebruiken om de toetsloslaat timing te specif iceren voor de VARIATION/FILL-IN 1, VARIATION/FILL-IN 2 en SYNCHRO/FILL-IN toetsen. Zie "Instellen van de nootlengte" op pagina D-62 voor nadere informatie. Door de loslaattiming te specificeren wordt g especificeerd dat de betreffende toets in gedrukt blijft voor een bepaalde tijdsduur. Als u geen loslaattiming specificeert, wordt het aangenomen dat de toets aangeslagen en meteen weer losgelaten wordt.
Instellen van akkoorden tijdens de normale functie
Wanneer de begeleidingsfunctie tijdens stapopname ingesteld is op NORMAL, kunt u een methode specificeren die afwijkt van de CASIO CHORD en FINGERED vingerzettingen. Deze akkoordspecificatie methode kan gebruikt worden om 18 verschillende akkoordtypes in te voeren d.m.v. slechts twee klaviertoetsen, zodat akkoorden gespecificeerd kunnen worden zelfs als u zelf niet weet hoe u ze zou moeten spelen.
1 Majeur 2 Mineur 3 Vermeerderd 4 Verminderd 5 Aangehouden vier 6 Septiem 7 Mineur septiem 8 Majeur septiem 9 Mineur majeur septiem bk Septiem mol vijf bl Mineur septiem mol vijf bm Septiem aangehouden vier bn Verminderd septiem bo Mineur toegevoegde none bp Toegevoegde none bq Mineur sext br Sext bs Sext none
Om het akkoord in te stellen houdt u de betreffende klaviertoets van het toetsenbord voor invoeren van de grondtoon ingedrukt en drukt u dan op de klaviertoets van het toetsenbord voor het akkoordtype om dit in te stellen. Bij invoeren van een akkoord met een specia le basnoot wordt bi j indrukken van twee toetsen van het toetsenbord voor de grondtoon de ingestelde lagere noot ingesteld als bastoon.
Voorbeeld 1:
Om Gm7 in te voeren, houdt u G op het grondtoon toetsenbord ingedrukt en drukt u op de m7 klaviertoets van het akkoordtype toetsenbord.
705A-D-063A
Voorbeeld 2:
Om Gm/C in te voeren, houdt u C en G op het grondtoon toetsenbord ingedrukt en drukt u op de m klaviertoets van het akkoordtype toetsenbord.
D-61
CTK691D01‑01.book62ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Melodiegeheugenfunctie
Instellen van de nootlengte Spoor 1 stapopname variaties
Tijdens stapopname worden de cijfertoetsen gebruikt voor het instellen van de lengte van elke noot.
J Nootlengte
Stel met de cijfertoetsen [1] to t en met [6] hele no ten ( ), halve noten ( ), kwartnoten ( ), achtste noten ( ), 16de noten ( ) en 32ste noten ( ) in.
Voorbeeld:
Druk op cijfertoets [3] om een kwartnoot ( ) in te stellen.
J Punten ( ) en triplo’s ( )
Terwijl u de [7] (punten) of [9] (tri plo’ s) toetsen ingedrukt houdt, kunt u met de toetsen [1] - [6] de lengte van de noten invoeren.
Voorbeeld:
Om een gepunte 8ste noot ( ) in te stellen houdt u cijfertoets [7] ingedrukt en drukt u op cijfertoets [4].
J Dwarsbalk
Voer eerst de eerste en vervolgens de tweede noot in.
Voorbeeld:
Om in te voeren, druk op [4] en daarna op [8]. Druk vervolgens op [5]. Deze noot wordt dan verbonden aan
de volgende ingevoerde noot (16de noot in dit voorbeeld).
J Rustpauze
Houd cijfertoets [0] ingedrukt en druk vervolgens op de cijfertoetsen [1] - [9] om de len gt e van d e rust pauze in t e stellen.
Voorbeeld:
Houd om een rustpauze van een 8ste noot cijfertoets [0] ingedrukt en druk op cijfertoets [4].
Door op de [ ] CURSOR toets te drukken worden
rustpauzes tot aan het begin van de volgende maat ingevoerd.
Hieronder volgt een beschrijving van verschillende variaties die u kunt gebruiken bij opnemen op spoor 1 m.b.v. stapopname. Al deze variatie s zijn gebaseerd op de procedure beschreven onder “Opnemen van akkoorden met stapopname” op pagina D-60.
J Starten van de begeleiding met een een
intropatroon
Druk in stap 4 na de SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets op de INTRO/ENDING 1 of INTRO/ENDING 2 toets.
J Overschakelen naar een ritmevariatie
Druk in stap 5 op de VARIATION/FILL-IN 1 of VARIATION/ FILL-IN 2 toets onmiddellijk voor invoeren van het akkoord.
J Tussenvoegen van een fill-in
Druk in stap 5 op de VARIATION/FILL-IN 1 of VARIATION/ FILL-IN 2 toe ts op de maat of maatslag onmiddellijk voo r de maatslag of het akkoord waar u de fill-in wilt tussenvoegen.
J Tussenvoegen van een slotpatroon
Druk in stap 5 op de INTRO/ENDING 1 o f INTRO/ENDING 2 toets tijdens de maat of maatslag juist voor het akkoord waar u het slotpatroon wilt tussen voegen.
De lengte van het slotpatroon hangt af van het ritme dat u
gebruikt. Controleer de len gte van het slotpatroon dat u gebruikt en stem de lengte van het akkoord daarop af in stap 6. Als het akkoord te kort is in stap 6 kan het slotpatroon afgekapt worden.
J Om stapopname van akkoorden uit te voeren
zonder ritme
Sla stap 4 over. Het ingestelde akkoord met de lengte omlijnd met de cijfertoetsen wordt opgenomen. Hier kan een rustpauze worden opgenomen zodat een origineel akkoordpatroon kan worden aangemaakt.
D-62
J Toevoegen van akkoordbegeleiding halverwege
ritmeweergave
Druk in plaats van stap 4 aan het begin van de opname op de VARIATION/FILL-IN 1 of VARIATION/FILL-IN 2 to ets en voer rustpauzes in. Voer dan bij stap 5 de akko orden in. Waar u de rustpauzes plaatste wordt alleen het ritme gespeeld terwijl de akkoordweergave na de rustpauzes start.
705A-D-064B
CTK691D01‑01.book63ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Melodiegeheugenfunctie
Opnemen van meerdere sporen
Spoor 1 van het melodiegeheugen van het keyboard neemt de automatische begeleiding en spelen op het toetsenbord op. Daarnaast zijn er vijf andere sporen die u kunt gebruiken om enkel melodiedelen op te nemen. U kunt verschillende tonen opnemen naar de melodiesporen en een volledig ensemble van muziekinstrumenten opbouwen voor uw opnamen. De procedure die u gebruikt voor het opnemen van de sporen 2 t/m 6 is identiek aan de methode die u gebruikte voor het opnemen naar spoor 1.
Opnemen van spoor 2 tot en met 6 met re al­time opname
U kunt op spoor 2 tot en met 6 opnemen terwijl u tegelijkertijd afspeelt wat u van te voren op spoor 1 en eventuele andere sporen eerder had opgenomen.
1. Druk tweemaal op de SONG MEMORY toets
om de opnamestandbyfunctie in te schakelen en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om een melodienummer (0 tot en met 4) te selecteren.
Het melodienummer dat u ins telt zou de melodie
moeten zijn waar u eerder Spoor 1 invoerde .
2. Stel het op te nemen spoor (2 tot en met 6) in
m.b.v. de SONG MEMORY TRACK toetsen.
Terwijl de op n a mestandbyfunc tie van het
keyboard ingeschakeld is, toont de display de niveaumeters voor de kanalen 11 tot en met 16 zodat u kunt controleren welke sporen reeds opgenomen zijn. Zie “Niveaumeterinhoud tijdens opname-/bewerkingsstandby” op pagina D-64 voor details.
Spoorinhoud na real-time opname
Naast noten van het toetsenbord kunnen de volgende data ook opgenomen worde n op het ingestelde spoor tijdens real­time opname. Deze data worden later toegepast bij weergave van het spoor.
Toonnummer Pedaalbediening
De volgende data worden in de kopregel opgenomen wanneer u de opname van een spoor start.
Mixerinstellingen van andere sporenEffecttypeBegeleidingsvolume NagalmniveauZwevingniveauDSP aanhouden aan/uitMixer aanhouden aan/uit
Om de sporen 2 en 6 op te nemen m.b.v. stapopname
Deze procedure beschrijft hoe noten stuk voor stuk kunnen worden ingevoerd waarbij de toonhoogte en lengte van elke noot ingesteld kan worden.
1. Druk driemaal op de SONG MEMO RY toets om
de real-time opnamestandbyfunctie in te schakelen en gebruik vervolgens de cijfertoetsen om een melodienummer (0 tot en met 4) te selecteren.
Het melodienummer dat u instel t zou de melodie
moeten zijn waar u eerder Spoor 1 invoerde.
3. Voer de volgende instellingen uit.
ToonnummerTempo
4. Druk op de START/STOP toets om met
opnemen te beginnen.
Op dit moment wordt de inhoud van reeds
opgenomen sporen afgespeeld.
Eventuele bediening van het los verkrijgbare
pedaal wordt ook opgenomen .
5. Speel op het toetsenbord wat u op het
ingestelde spoor wilt opnemen.
6. Druk op de START/STOP toets om het
opnemen te stoppen wanneer u klaar bent.
705A-D-065A
2. Kies het spoor (2 - 6) waarop moet worden
opgenomen met de SONG MEMORY TRACK toetsen.
Voorbeeld:
Kies spoor 2.
1 Knippert
D-63
CTK691D01‑01.book64ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Melodiegeheugenfunctie
3. Stel een toonnummer in.
Door indrukken van een TONE toets of de
DRAWBAR ORGAN toets worden het toonnummer en de toonnaam op de display verkregen. U kunt dan de cijfertoetsen, of de [+] (verhogen) en [–] (verlagen) toetsen om de toon te veranderen.
Druk na veranderen van het toonnummer op een
klaviertoets om het naamscherm en het toonnummer te wissen en terug te gaan naar het nootinvoerscherm.
4. Voer m.b.v. de klaviertoetsen noten in of
rustpauzes met cijfertoe ts [0].
Op dit moment, toont de display de druk op de
klaviertoetsen (snelheid). Gebruik de [+] (verhogen) en [–] (verlagen) toetsen om de snelheid te veranderen.
U kunt ook een akkoord invoeren.
5. Gebruik de cijfertoetsen om de lengte van de
noten of rustpauzes in te voere n (pagin a D-62).
6. Herhaal de stappen 4 e n 5 om mee r noten in te
voeren.
7. Druk op de START/STOP toe ts om de o pname
te beëindigen wanneer u klaar bent.
Volg de procedure bij “Corrigeren van fouten tijdens
stapopname” op pagina D-64 voor het corrigeren van invoerfouten die u maakt tijdens stapopname.
U kunt bij een spoor dat reeds data bevatte extra data
toevoegen door dat spoor te k i ezen in stap 2 in de bovenstaande procedure. Hierdoor plaatst het startpunt voor stap-voor-stap opname automatisch bij de eerste maatslag onmiddellijk volgend op de eerde opgenomen data.
Telkens wanneer u naar de sporen 2 tot en met 6 opneemt ,
fungeert het gehele toetsenbord als een melodietoetsenbord ongeacht de huidige instelli ng van de MODE toets.
Niveaumeterinhoud tijdens opname-/ bewerkingsstandby
De kanalen 11 - 16 komen overeen met de sporen 1 - 6 . Tijdens opname-/bewerkingsstan dby (pagi n a D-66) geeft de niveaumeterdisplay aan welke sporen reeds opgenomen en welke nog steeds leeg zijn. Sporen met 4 verlichte s egmenten bevatten reeds data terwijl sporen zonder verlichte segmenten geen data bevatten.
1 Opnamespoor 2 Spoor waarop niet wordt opgenomen
Corrigeren van fouten tijdens stapopname
Geheugendata kan worden beschouwd als bladmuziek die gespeeld wordt van links naar rechts met het invoerpunt gewoonlijk ver rechts van de opgenomen data. De hier beschreven procedure l aat u dit invo erpunt naar links bewegen zodat u veranderingen in reeds ingevoerde data kunt aanbrengen. Merk echter op dat bij bewegen van het invoerpunt naar links en het veranderen van data automatisch tot gevolg heeft dat alle data rechts van dit punt meteen geheel gewist wordt.
Spoorinhoud na stapopname
Naast akkoorden worden de volgende data ook opgenomen op spoor tijdens stapopname. Deze data wordt toegepast telkens bij weergave van het spoor.
Toonnummer
D-64
705A-D-066A
CTK691D01‑01.book65ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Melodiegeheugenfunctie
Corrigeren van fouten tijdens stapopname
1. Gebruik zonder de stapopname te verlaten de
[ ] CURSOR toets om de invoeraanwijzer naar links te verplaatsen.
De REC indicator verdwijnt uit de display en de
STEP indicator gaat knipperen.
2. Gebruik terwijl u de data op de display bekijkt,
de [ ] en [ ] CURSOR toetsen om de invoeraanwijzer te verplaatsen naar de data die u wilt veranderen.
Voorbeeld:
Om alle nootdata vo lge n d op n oot A3 bij Maat 120, maatslag 1, klok 0 te veranderen.
3. Druk op de [ ] CURSOR toets.
4. Druk op de YES toets.
Dit wist alle data van de plaats die u specificeerde
waarna de opnamstandbyfunctie wordt ingeschakeld.
Door op de [ ] CURSOR toets of de NO toets te
drukken wordt het wissen van de data geannuleerd.
Wanneer u het einde van de opname bereikt door op de
[ ] CURSOR toets te drukken, verschijnt de REC indicator en gaat de STEP indi cator knipper en in de dis play om aan te geven dat u meer data kunt toevoegen tijdens stapopname.
Wissen van specifieke nootdat a
705A-D-067A
1. Voer de stappen 1 en 2 uit onder “Corrigeren
van fouten tijdens stapopname” op de vorige pagina om de noot aan te geven die u wilt uitwissen.
2. Druk tweemaal op de [ ] CURSOR toets.
3. D ruk in antwo ord op de “Delete?” (wissen?)
boodschap die op het scherm verschijnt op de Ja YES toets om de aangegeven noot te wissen.
D-65
CTK691D01‑01.book66ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Melodiegeheugenfunctie
4. Gebruik de [ ] en [ ] CURSOR toetsen om
Bewerken van de geheugeninhoud
naar de locatie op het spoor te gaan waar de noot of de parameter zich bevindt die u wilt veranderen.
Na opnemen naar het keyboardgeheugen kunt u nog steeds afzonderlijke noten en parame terinstelling en (zoals bijvoorbeeld toonnummer) oproepen en naar wens veranderingen aanbrengen. Dit betekent dat u verkeerd gespeelde noten kunt corrigeren, tooninstellingen kunt veranderen, enz.
De volgende types data kunnen worden bewerkt.
NootintensiteitNotenAkkoordenToonnummersRitmenummerBediening e n van de INTRO/ENDING 1 toets, INTRO/
ENDING 2 toets, VARIATION/FILL-IN 1 toets, VARIATION/FILL-IN 2 toets, SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets.
Bewerken van de geheugeninhoud
1. Druk driemaal op de SONG MEMORY toets om
de stapopname standbyfunctie in te schakelen en gebruik vervolgens de [+] en [–] toetsen om een melodienummer (0 tot en met 4) te selecteren.
1
Knippert
2. Stel het reeds opgenomen en te bewerken
spoor in m.b.v. de SONG MEMORY TRACK toetsen.
3. Druk op de [ ] CURSOR toets om de
bewerkingsfunctie in te schakelen.
De REC indicator verdwijnt uit de display en de
STEP indicator gaat knipperen.
Voorbeel d van nootbewerking
1 Snelheid 2 Toonhoogte
5. Breng gewenste veranderingen aan in de
waarde.
De procedures die u gebruikt voor het
veranderen van een parameter hangen af van h et betreffende type data. Zie “Bewerkingstechnieken en display-inhoud” op pagina D-67 voor details.
Herhaal de stappen 4 en 5 om andere parameters
te bewerken.
6. Druk op de START/STOP toets om het
bewerken te stoppen wanneer u klaar bent.
De enige parameters die kunnen worden bewerkt bij de
sporen 2 tot en met 6 zijn noten en toonnummers.
Tijdens real-time opnemen kunt u toonnummers later
veranderen die u instelde terwijl het opnemen van de Sporen 1 - 6 aan de gang was.
U kunt enkel de toonnummers veranderen die
oorspronkelijk ingest eld waren voor de sporen 2 tot en met 6 m.b.v. stap-voor-sta p opname.
Tijdens real-time opnemen kunt u rit menummers later
veranderen die u insteld e terwijl het opnemen van Spoor 1 aan de gang was.
U kunt enkel de ritmenummers verander en die
oorspronkelijk ingest eld waren voor de spoor 1 m.b.v . stap­voor-stap opname.
De bewerkingsprocedure kan niet wor den gebruikt om
meer data toe te voegen aan de op name.
Gedeelten van een opname kunnen niet naar een andere
plaats worden overgebrac ht binnen een opname.
De nootlengte kan niet worden veranderd.
D-66
705A-D-068A
CTK691D01‑01.book67ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Melodiegeheugenfunctie
Bewerkingstechnieken en display-inhoud
Hieronder worden bewerkingstechnieken beschreven die u kunt gebruiken om de verschillende in het geheugen opgeslagen parameters te veranderen.
J Veranderen van de toonhoogte van een noot
Verander de cijfertoetsen of de [+] en [–] toetsen.
J Veranderen van de toonhoogte van een noot
Voer een nieuwe noot in bij het toetsenbord om de toonhoogte van een noot te veranderen. De toonhoogte di e u hier specificeert wordt weergegeven op het toetsenbor d en de noten worden aangegeven door de notenbalk in de display.
J Veranderen van een toonnummer
Gebruik de cijfertoetsen of de [+] en [–] toetsen om een toonnummer te veranderen.
Tijdens real-time opnemen kunt u toonnummers later
veranderen die u instelde terwijl het opnemen van de Sporen 1 tot en met 6 aan de gang was.
U kunt enkel de toonnummers veranderen die
oorspronkelijk ingest eld waren voor de sporen 2 tot en met 6 m.b.v. stap-voor-sta p opname.
J Veranderen van een ritmenummer
Gebruik de cijfertoetsen of de [+] en [–] toetsen om een ritmenummer te veranderen.
Tijdens het bewerken van de geheugeninhou d mag u nooit
een noot veranderen zodat hij identiek is aan de voorafgaande of de erop volgende noot. Hierdoor verandert nl. de lengte va n de veranderde noot en de voorafgaande of de erop volgende noot. Mocht dit plaatsvinden dan dient u het gehele spoor opnieuw op te nemen.
J Veranderen van een akkoord
Gebruik de akkoord vingerzet tingmethode die geselecteerd werd met de M ODE toets (FINGERE D, CASIO C HORD, en z.) om een akkoord in te voeren.
Tijdens real-time opnemen kunt u rit menummers later
veranderen die u instelde terwijl het opnemen van Spo or 1 aan de gang was.
U kunt enkel de ritmenummers verander en die
oorspronkelijk ingest eld waren voor de spoor 1 m.b.v . stap­voor-stap opname.
J Veranderen van een ritmeregelbediening *
* Bedieningen van de INTRO/ENDING 1 toets, INTRO/
ENDING 2 toets, VARIA TION/FILL-IN 1 toets, VARIATION/FILL-I N 2 toets, SYNCHRO/FILL-IN NEXT toets.
Druk op de ritmeregeltoets waarnaar u wilt veranderen.
705A-D-069A
D-67
CTK691D01‑01.book68ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Melodiegeheugenfunctie
3. Druk op de [ ] CURSOR toets. Druk drie maal
Bewerken van een melodie
U kunt de volgende bewerkingen uitvoeren tijdens de melodiebewerkingsfunctie.
Wis een melodieWis een spoorMelodiekopregeldata herschrijven (paneelopname)
op de [ ] CURSOR toets als er zich geen melodienummer in de display bevindt.
Hierdoor wordt het melodiewisscherm
verkregen.
Wissen van een melodie
1. Druk eenmaal op de SONG MEM ORY toets om
de weergavestandby in te schakelen.
2. Gebruik de [
te stellen van de melodie die u wilt wiss en.
] en [–] toetsen om het nummer in
+
3. Druk op de [ ] CURSOR toets. Druk tweemaal
op de [ ] CURSOR toets als er zich geen melodienummer in de display bevindt.
Hierdoor wordt het melodiewisscherm
verkregen.
4. Druk op de YES toets.
Hierdoor verschijnt de boodschap “Sure?” (bent
u er zeker van?) om te bevestigen dat u de melodie inderdaad wilt wiss en.
5. Druk op de YES toets om de melodie te wissen
en terug te keren naar weergavestandby.
Om een specifiek spoor uit te wissen
1. Druk eenmaal op de SONG MEM ORY toets om
de weergavestandby in te schakelen.
2. Gebruik de [
te stellen van de melodie die het spoor bevat dat u wilt wissen.
] en [–] toetsen om het nummer in
+
1 Nummer van de melodie die het spoor bevat (kan
niet worden veranderd)
2 Spoorwissen standby
4. Gebruik de SONG MEMORY TRACK toetsen
om het opgenomen spoor of spo ren in te stel len waarvan u de data wilt uitwissen.
Spoorwissen standb y
1 Opgenomen spoor 2 Spoor dat wordt gewist (meerdere sporen ku nnen
worden gespecificeerd.)
U kunt meer dan één spoor specificeren om uit te
wissen door meer dan één spoorkeuzetoets in te drukken.
Om selectie van ee n spoor ongedaan te maken
drukt u gewoonweg nogmaals op de spoorkeuzetoets.
5. Druk op de YES toets.
Hierdoor verschijnt de boodschap “Sure?” (bent
u er zeker van?) om te bevestigen dat u het spoor inderdaad wilt wissen.
6. Druk op de YES toets om het spoor te wissen.
D-68
U kunt het melodienummer niet veranderen tijdens
spoorwissen standby.
Als op de SONG MEMORY toets gedrukt word t tijdens
spoorwissen standby wordt teruggegaan naar opnamstandby.
705A-D-070A
CTK691D01‑01.book69ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Herschrijven van melodiekopregeldata (paneelopname)
U kunt een procedure gebruiken die “Paneel opname” w ordt genoemd om ins tellingen zoals o.a. oor sp ronkelijke mixer, tempo enzovoort te veranderen die in de melodiekopregels opgeslagen zijn.
1. Druk eenmaal op de SONG MEM ORY toets om
de weergavestandby in te schakelen.
Melodiegeheugenfunctie
2. Gebruik de [
te stellen die de kopregeldata bevat die u wilt herschrijven.
] en [–] toetsen om de melodie in
+
3. Maak de gewenste veranderingen in de
kopregeldata.
4. Druk driemaal op de [ ] CURSOR toets.
Hierdoor wordt het melodiewisscherm
verkregen.
Hierdoor verschijnt de boodschap “Pnel Rec?”
(paneelopname?) in de display.
5. Druk op de YES toets om het spoor te wissen.
705A-D-071A
D-69
CTK691D01‑01.book70ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Instellingen van het keyboard
Instellingen van het keyboard
1 MODE 2 TRANSPOSE/FUNCTION 3 TONE 4 EXIT 5 DSP 6 SPLIT 7 LAYER 8 [ ]/[ ]/[ ]/[ ] CURSOR 9 Cijfertoetsen bk [
]/[–], YES/NO
+
Onderdelen
Er kunnen tijdens spelen op het toetsenbord maximaal vier delen (genummerd 1 tot en met 4) tegelijkertijd worden gebruikt. Deze delen kunnen gebruikt worden door de lagen­en splits functies zoa ls hieronder beschreven .
Deel 1: Hoofdtoondeel Deel 2: Gelaagd toondeel Deel 3: Splitstoondeel Deel 4: Gelaagd en splitstoondeel
Gebruik van lagen
Met de lagenfu n ctie kunt u twee verschillende tonen (een hoofdtoon en een gelaagde toon) toewijzen aan het toetsenbord die beide weergegeven worden tel kens wan neer u een klaviertoets aanslaat. U kunt bijvoorbeeld de FRENCH HORN GM toon als laag aanbrengen over de BRASS GM toon om een rijk en koperachtige geluid te produceren.
J LAGEN
Lagen aanbrengen bij tonen
1. Stel eerst de hoofdtoon in.
Voorbeeld:
Druk om “361 BRASS GM ” als de hoofdtoon te selecteren op de TONE toets en gebruik dan de cijfertoetsen om 3, 6 en daarna 1 in te voeren.
2. D ruk op de LA YER toets.
Ingestelde gelaagde toon
1 2 Aanwijzer
3. Stel de gelaagde toon in.
Voorbeeld:
Gebruik om “360 FRENCH HORN G M ” als de gelaagdetoon te selecteren de cijferto etsen om 3, 6 en daarna 0 in te voeren.
D-70
4. Probeer nu iets op het toetsenbord te spelen.
Beide tonen klinken nu op hetzelfde moment.
705A-D-072A
CTK691D01‑01.book71ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Instellingen van het keyboard
5. Druk nogmaals op de LAYER toets om de tonen
te “ontlagen” en het keyboard terug te brenge n in de normale staat.
Door lagen in te schakelen schakelt het op dat moment
geselecteerde deel van Deel 1 naar Deel 2, en toont de gelaagde toon. Op dat moment kunt u de [ ] en [ ] CURSOR toetsen gebruiken om over te schakelen tussen de delen. Door het maken van lagen uit te schakelen, wordt teruggegaan naar Deel 1.
De hoofdtoon klinkt via kanaal 1 terwijl de gelaagde toon
via kanaal 2 weergegeven wordt. De mixer k an tevens gebruikt worden om de instellingen voor toon en volume van deze kanalen te veranderen.
Merk op dat het maken van lagen niet mogelijk is tijdens de
opnamestandbyfunctie of tijdens opnemen met de melodiegeheugenfuncti e of t erwijl u de SMF spelerfunctie aan het gebruiken bent.
Gebruik van splitsen
Met splitsing wijst u twee verschillend e tonen (een hoofdtoon en een splitstoon) toe aan het linker en het rechter gedeelte van het toetsenbord, zodat u d us één toon me t de lin kerhand en één toon met de rechterhand kunt spelen. U kunt bijvoorbeeld STRING S 1 als de hoofdtoon (hoog bereik ) selecteren en PIZZICATO GM als de splittoon (laag bereik) zodat u op die manier de beschikking over een heel strijkensemble in uw vingers heeft. Met splitsing kunt u tevens het splitspunt specificeren wat de plaats op het toetsenbord is waar er verandering optreedt tussen de twee tonen.
Splitsen van het toetsenbord
1. Stel eerst de hoofdtoon in.
Voorbeeld:
Om “348 STRINGS 1” als de hoofdtoon te specificeren drukt u op de TONE toets en gebruikt u vervolgens de cijfertoets en om 3, 4 en vervolgens 8 in te voeren.
2. Druk op de SPLIT toets.
1 Ingestelde splitstoon 2 Aanwijzer
3. Stel de splitstoon in.
Voorbeeld:
Om “345 PIZZICATO GM” als de splittoon te selecteren gebruikt u de cijfertoetsen om 3, 4 en vervolgens 5 in te voeren.
Laat de MODE toets in de NORMAL of FULL RANGE
CHORD positie.
J SPLITSEN
705A-D-073A
4. Druk terwijl u de SPLIT toets ingedrukt houdt o p
de klaviertoets die d e meest l inkertoets van het hoge bereik dient te worden.
Voorbeeld:
Druk op de G3 klaviertoets om G3 als splitspunt in te stellen.
5. Probeer nu iets op het toetsenbord te spelen.
Aan elke klaviertoets vanaf F#3 en lager is de
PIZZICATO GM toon toegewezen, terwijl aan elke klaviertoets vanaf G3 en hoger de STRINGS 1 toon is toegewezen.
D-71
CTK691D01‑01.book72ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Instellingen van het keyboard
6. Druk nogmaals op de SPLIT toets om het
toetsenbord te “ontsp lit sen” en hem ter ug in de normale staat te brengen.
Door splitsing in te schakelen wordt het op dat moment
geselecteerde deel over geschakeld naar Deel 3 en wordt de splitstoon aangegeven. Op dat moment ku nt u de [ ] en [ ] CURSOR toetsen gebruiken om over te schakelen
tussen de verschillende delen. Door de splitsfunctie uit te schakelen wordt teruggegaan naar Deel 1.
De hoofdtoon klinkt via kanaal 1 terwijl de gelaagde toon
via kanaal 3 weergegeven wordt. De mixer k an tevens gebruikt worden om de instellingen voor toon en volume van deze kanalen te veranderen.
Merk op dat het splitsen niet mogelijk is tijdens de
opnamestandbyfunctie of tijdens opnemen met de melodiegeheugenfunctie of wanneer u de SMF spelerfunctie aan het gebruiken bent.
Wanneer de MODE schakelaar ingesteld is op CASIO
CHORD of FINGERED, is het bereik van het begeleidingstoetsenbord ingesteld in overeenkomst met het splitspunt dat u met de bov enstaande procedure specificeerde.
Gebruik van lagen en splitsen
Splitsen van het toetsenbord en daarna het lagen van tonen
1. D ruk op de TONE toets en voer daarna het
toonnummer van de hoofdtoon in.
Voorbeeld:
Om “361 BRASS GM” als de hoofd t oon in te stellen.
2. Druk op de SPLIT toets en voer daarna het
nummer van de splitstoo n in.
Voorbeeld:
Om “345 PIZZICATO GM” als de splitstoon in te stellen.
Druk na instelle n van de splitston op de SPLIT
toets om het toetsenbord te ontsplitsen.
tegelijkertijd
Lagen en splitsen kunnen tegelijkertijd gebruikt worden om een gelaagd splitstoetsenbord te verkrijgen. Er is geen verschil tussen eerst gelaagde tonen creëren en vervolgens het toetsenbord splitsen en deze handelingen in omgekeerde volgorde doen. Als lagen en splitsen tegelijkertijd gebruikt worden, zullen twee tonen (hoofdtoon + gelaagde toon) aan het hoge bereik van het toetsenbord en twee aan het lage bereik (splitstoon en gelaagde splitstoon) toegewezen worden.
J GELAAGD EN GESPLITST
3. D ruk op de LAYER toets en voer daarna het
nummer van de laagtoon in.
Voorbeeld:
Om “360 FRENCH HORN GM” als de gelaagde toon in te stellen.
4. Druk op de SPLIT toets of de LAYER toets
zodat zowel de splits- (SPLIT) als de laagindicator (LAYER) op de display staan.
5. Voer het nummer van de gelaag de splitsto on in.
Voorbeeld:
Om de “348 STRINGS 1” toon in te stellen, voert u 3, 4 en 8 in.
6. Druk terwijl u de SPLIT toets ingedrukt houdt o p
de klaviertoets waar u de laagste noot (de meest linker toets) wilt hebben van het hoge bereik (bereik aan de rechter kant).
D-72
705A-D-074A
CTK691D01‑01.book73ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Instellingen van het keyboard
7. Probeer nu iets op het toetsenbord te spelen.
Druk nogmaals op de LAYER toets om de tonen
te “ontlagen” en druk nogm aals op de SPLIT toets om het toetsenbord te “o ntsplitsen”.
Door lagen + splitsen in te schakelen wordt het op dat
moment geselecteerde deel overgeschakeld naar Deel 4 en wordt de gelaagde toon aangegeven. Op dat moment
kunt u de [ ] en [ ] CURSOR toetsen gebruiken om tussen de verschillende delen over te schakelen. Door lagen uit te schakelen wordt teruggegaan naar deel 3, terwijl door uitschakelen van splitsing terug wordt gegaan naar deel 2. Door zowel lagen als splitsing uit te schakel en wordt teruggekeerd naar Deel 1.
De hoofdtoon klinkt via kanaal 1, de gelaagde toon via
kanaal 2, de spitstoon via kanaal 3 en de gelaagde splitstoon via kanaal 4. De mixer kan tevens gebruikt worden om de instellingen voor to on en volume van deze kanalen te veranderen.
Transpositie van het keyboard
Transpositie laat u de sleutel van het gehele toetsenbord verhogen en verlagen in semitoon (halve too n) eenheden. Als u een begeleiding wilt spelen voor een zanger die in een andere sleutel zingt dan het keyboard bijvoorbeeld, kunt u eenvoudigweg de sleutel van het keyboard veranderen met de transponeerfunctie.
2. Gebruik de [
] en [–] toetsen om de
+ transponeerinstelling van het toetsenbord te veranderen.
Voorbeeld:
Met vijf halve tonen omhoog transponeren van het toetsenbord.
Door op de TRANSPOS E/FUNCTION toets te
drukken wordt het transponeerscherm verlaten.
Het toetsenbord kan binnen een bereik van –24 (twee
octaven lager) tot +24 (twee octaven hoger) worden getransponeerd.
De transponeerinstelling hee ft ook invloed op de weergave
van het melodiegeheugen en de automatische begeleiding.
Het toegestane toonhoogtebereik waarbinnen u kunt
transponeren hangt af van de toon die u gaat gebruiken. Als door het tra nsponeren een n oot voo r de g ebruikte toon buiten het toonhoogtebereik komt te vallen, dat zal het keyboard dezelfde noot automatisch spelen voor de dichtstbijzijnde o ctaaf die wel bin nen het toonho ogtebereik valt van de toon die u gebruikt.
Gebruik van toetsrespons
Transponeren van het keyboard
1. Druk op de TRANSPOSE/FUNCTION toets.
Hierdoor verschijnt een aanwijzer in de display
naast TRANSPOSE/FUNCTION en wordt het transponeer instelscherm getoond.
705A-D-075A
Bij inschakelen van toetsrespons hangt het relatieve volume van het geluid van het keyboard af van de kracht d ie er op de klaviertoetsen uitgeoefend wordt, precies zoals bij een akoestische piano.
In- en uitschakelen van aanslagvolume
1. Druk op de TRANSPOSE/FUNCTION toets.
Hierdoor verschijnt een aanwijzer in de display
naast TRANSPOSE/FUNCTION.
2. Gebruik de [ ] en [ ] CURSOR toetsen om
het aanslag v olume instelscherm te verkrijgen.
D-73
CTK691D01‑01.book74ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Instellingen van het keyboard
3. Gebruik de [
] en [–] toetsen om het
+ gevoeligheidsnivau van aanslagvolume in te stellen.
“1” geeft een krachtig geluid weer zelfs bij een
lichte aanraking van de klaviertoetsen terwijl bij “3” een harde aanslag nodig is om een krachtig geluid voort te brengen.
Door op hetzelfde moment op [+] en [–] te
drukken wordt de gevoeligheid teruggesteld op de “2” instelling.
Bij selectie van “oFF”, (uit) verandert de toon niet
ongeacht de druk die uitgeoefend wordt op de klaviertoetsen.
Aanslagvolume heeft niet enkel invl oed op de interne
klankbron van het keyboa rd maar wordt tevens als MIDI data afgegeven.
Melodiegeheugenweergave, begeleiding en externe MIDI
nootdata hebben geen invloed op de aanslagvolume­instelling.
Stemmen van het keyboard
Met deze functie kunt u het keyboard fijnstemmen zodat hij over-eenkomt met hoe andere muziekinstr umenten gestemd zijn.
Het keyboard kan binnen een bereik van –99 tot +99 cent
gestemd worden.
* 100 cent komt overeen met een halftoon.
De toonschaalinstelling heeft ook invloed op de weergave
van het melodiegeheugen en de automatische begeleiding.
Stemmen van het keyboard
1. Druk op de TRANSPOSE/FUNCTION toets.
2. Gebruik de [ ] en [ ] CURSOR toetsen om
het stemscherm te verkrijgen.
3. Verander de steminstelling van het keyboard
m.b.v. de [+] en [–] toetsen.
Voorbeeld:
Om de steminstelling met 20 te verlagen.
Door op de TRANSPOSE/FUNCTION toets te
drukken wordt het transponeerscherm verlaten.
D-74
705A-D-076A
CTK691D01‑01.book75ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Instellingen van het keyboard
Veranderen van andere instellingen
Insteltypes
De tabel hieronder toont de parameters waarvan u de instellingen kunt veranderen.
Instelmenu Omschrijving Pagina
Transponeren (Trans.)
Automatisch harmonisatie (AutoHarm)
Aanslagvolume (Touch)
Toonschaal/ stemmen (Tune)
Display (Contrast)
Pedaal (Jack)
Mixer vasthouden (MixHold)
DSP vasthoud e n (DSP Hold)
MIDI (MIDI) MIDI instellingen D-79
Wissen/ Terugstellen (Del/Init)
Bijregelen van de algehele toonschaal van het keyboard in stappen van een halve toon. D-73
Selecteert het automatisch harmonisatietype. D-78
Specificatie hoe geluid moet veranderen met de aanslagdruk op de klaviertoetsen. D-73
Fijninstelling van de algehele toonschaal van het keyboard. D-74
Stelt de helderheid van de dis p l ay in. D-78
Wijst effecten toe aan peda le n . D-78
Schakelt het aanhouden van de mixer aan of uit. D-78
Schakelt het aanhouden DSP aan of uit. D-78
Terugstellen va n alle instellingen op hun oorspronkelijke fabrieksins te llingen (default) of om bepaalde instellingen terug te stellen of gebruikersritmes te wissen.
D-79
De bovenstaande instellingen worden alle opgeslagen wanneer u het keyboard uit schakelt. Zie “Geheugeninhoud” op pagina D-16
voor details.
MIDI instellingen en wis/terugstel instellingen worden uitgeschakeld terwijl u de SMF speler- of de melodiegeheugenfunctie aan het
gebruiken bent.
705A-D-077A
D-75
CTK691D01‑01.book76ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Instellingen van het keyboard
Gebruiken van het toetsenbordinstelmenu
1. Druk op de TRANSPOSE/FUNCTION toets.
Hierdoor verschijnt een aanwijzer in de display naast TRANSPOSE/FUNCTION.
2. Gebruik de [ ] en [ ] CURSOR toetsen en de [ ] en [ ] CURSOR toetsen om de items op te roepen
waarvan u de instellingen wilt veranderen.
D-76
705A-D-078A
CTK691D01‑01.book77ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Instellingen van het keyboard
3. Gebruik de [
Instellingen die u maakt worden uitgeoefend zelfs als u niet op de EXIT toets drukt.Zie het volgende hoofdstuk met als titel “Instelmenu items” voor details aangaande elke instelling.Druk na het maken van de gewenste instellingen op de TRANSPOSE/FUNCTION toets of op de EXIT toets om terug
te keren naar het toon- of het ritmekeuzescherm.
z Bij uitvoeren van e e n w is- of terugstelprocedure
] en [–] toetsen of de cijfertoetsen om de waarden te veranderen.
+
4. Druk op de YES toets.
Hierdoor worden het gebruikersgebiednummer en de datanaam van de data uitgewist.De waarde van de datagrootte stellen eenheden in kilobyte voor.
5. Gebruik nu de cijfertoe tsen, of de [
] (verhogen) en [–] (verlagen) toetsen om de gewenste data te selecteren.
+
6. Druk op de [ ] CURSOR toets.
Hierdoor verschijnt de boodschap “Sure?” (bent u er zeker van?) om te bevestigen dat u terugstel- of wisbewerking
inderdaad wilt uitvoe ren.
7. Druk op de YES toets om de bewerking ¡te voltooien.
Hierdoor wordt een wis- of terugstelprocedure uitgevoerd en teruggekeerd naar het scherm in stap 5.
8. Druk na het maken van de gewenste instellingen op de TRANSPOSE/FUNCTION toets of de EXIT toets om
terug te gaan naar het toon- of ritme selectiescherm.
Het kan langer dan een minuut duren om de procedure voor het wissen of terugstellen uit te voeren nadat u op de YES toets
drukte in stap 7 hierboven. De boodschap "Pls Wait" (wachten a.u.b.) blijft in de display om aan te geven dat de betreffende procedure wordt uitgevoerd. Probeer nooit een andere bedieningshandeling uit te voeren terwijl "Pls Wait " wordt aangegeven. Het uitvoeren van een bedieningshandeling op dat moment kan schade toebrengen aan het geheugen van het keyboard waardoor deze mogelijk niet meer goed kan werken.
705A-D-079C
D-77
CTK691D01‑01.book78ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Instellingen van het keyboard
Instelmenu items
J Automatische harmonisatietypes
U kunt selecteren uit 10 verschillende types automat is c he harmo nis a tie zoals hieronder beschreven.
No. Type Beschrijving
0 Duet1 Voegt een 1-deel harmonie toe aan spelen op het toetsenbord.
1 Duet2 Voegt een 1-deel harmonie toe aan s pelen op het toets enbord. Duet2 harmonie is opener da n Duet1.
2 Country Voegt een country & western harmonie toe aan spelen op het toetsenbord.
3 Octaaf Voegt noten toe die één octaaf lager zijn dan de op het toetsenbord gespeelde noten.
4 5th (kwint) Voegt kwints toe aan de op het toetsenbord gespeelde noten.
3-Way Open
5
(3-weg geopend)
3-Way Clo se
6
(3-weg gesloten)
Strings
7
(snaarinstrumenten)
8 Block (blok) Voegt blokakkoordnoten toe.
9 Big Band Voegt een harmonie toe die geschikt is voor big band weergave.
Voegt twee open harmoniedelen toe aan de op het t oetsenbord gespeelde noten (waardoor dus een drie-delen harmonie worden gecreëerd).
Voegt twee gesloten harmoniedelen toe aan de op het toetsenbord gespeelde noten (waardoor dus een drie-delen harmonie worden gecreëerd).
Voegt een harmonie toe die geschikt is voor snaarinstrumenten.
J Andere instellingen
Instelmenu Bereik Default Omschrijving
Contrast (Contrast)
Toewijsbare aansluiting (Jack)
Mixer aanhouden (MixHold)
00 a 15 07 Regelt het display contrast.
SUS SUS Wijst het aanhoudpedaa leffec t toe aa n een pedaa l.
SoS Wijst het sostenutopedaaleffect toe aan een pedaal.
SFt Wijst het zachte pedaaleffect toe aan een ped aal.
rhy Wijst de START/ST OP toetsfunctie toe aan e en pe d aal.
Wanneer de mixer aanhoudfunctie ingeschakeld is kunnen de
on/oFF (aan/uit) oFF (uit)
parameters van de begeleidingsdelen (Deel 6 tot en met Deel 10) niet veranderd worden door de begeleideidingsdata.
DSP aanhouden (DSP Hold)
D-78
on/oFF (aan/uit) oFF (uit)
on (aan): De huidige instelling van de DSP li jn wordt
oFF (uit):
aangehouden zelfs wanneer de toon verandert.
Door van toon te verand e re n wordt de DSP lijninstelling overgeschakeld naar de nieuwe toon.
705A-D-080A
CTK691D01‑01.book79ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
J MIDI instellingen
Instelmenu Bereik Default Omschrijving
Instellingen van het keyboard
Toetsenbordkanaal (Keybd Ch)
MIDI ingangssignaal akkoord- beoordeling (Chord)
Begeleiding/melodie MIDI uitgangssignaal (Ac/sg Out)
Lokale bedien ing instelling (Local)
01 a 16 1 Specificeer het zendkanaal voor weergave van de hoofdtoon.
Aan/uit
(on/oFF)
Aan/uit
(on/oFF)
Aan/uit
(on/oFF)
Uit
(oFF)
Uit
(oFF)
Aan (on)
Specificeert of een MIDI noot aan boodschappen binnen het begeleidingsbereik ontvangen vanaf een extern toestel geïnterpreteerd moet worden als automatische begeleidingsakkoorden.
Specificeert of de begeleiding van dit keyboard als MIDI boodschappen worden verzonden.
Specificeert of het keyboard de delen dient weer te geven die er op worden gespe e ld.
J Wis/terugstel instelli nge n
Instelmenu Bereik Default Omschrijving
SMF wissen Wist de geselec t eer de SMF da t a.
Wissen van gebruikersritmes
Wissen van gebruikerstonen Wist de geselecteerde gebruikerstoondata.
Mixer terugstellen (InitMix?)
Parameter terugstellen (InitPar?)
Wist de geselecteerde gebruikersritmedata.
Stelt de parameters terug die toegewezen zijn door de mixer of door invoer van een externe sequencer.
Stelt alle parameters terug behalve die voor de displaycontrastinstelling.
Systeem terugstellen (InitSys?)
705A-D-081A
Stelt terug op de oorspronkelijke fabrieksinstellingen (default). Wist alle data in het gebruikersgebied.
D-79
CTK691D01‑01.book80ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Gebruik van de SMF speler
Gebruik van de SMF speler
1 SMF PLAYER 2 MIXER 3 EXIT 4 ACCOMP VOLUME 5 START/STOP 6 [ ]/[ ]/[ ]/[ ] CURSOR 7 Cijfertoetsen 8 [
+
]/[–]
De letters “SMF” vormen de afkorting van Standard MID I File (standaard MIDI bestan d ), h et g een ee n be st an dformaat is dat het delen van MIDI data tussen de verschillende softw are en sequ encers mogelijk maakt. Er zijn in feite drie SMF formaten, genaamd SMF 0, SMF 1, en SMF 2. Dit keyboard ondersteunt het SMF 0 formaat, welk op het moment het meest gebruikte formaat is en dus verwijzen alle uitspraken over “SMF data” in deze gebruiksaanwijzing naar SMF 0 formaat data .
Het in uw keyboard ingebouwde flash-geheugen staat u toe SMF formaat musiekdata op te slaan voor weergave van wanneer u dat ook maar wenst. U kunt maximaa l 200 musi ekbestanden* o p hetzelf de moment in het f lash-geheugen hebben. U ku nt SMF da ta downloaden van de CASIO MUSIC SITE en d eze dan overstur en van uw computer naar het fl ash-geh eugen va n uw keyboard . Zie “Gebruik van de data download service” op pagina D-86 voor nadere informatie. Aanvankelijk heeft uw keyboard één SMF melodie als voorbeeld in het geheugen.*
* Merk op dat het aantal bestanden dat u in het geheugen kunt opslaan ook afhangt van de grootte van elk bestand. Zijn uw
bestanden dan erg groot, dan kan h et voorkomen dat u er minder dan 200 kunt opsl aan .
Merk op dat CASIO COMPUTER CO., LTD. niet aansprakelijk gesteld kan worden voor verlies van data die opgeslagen ligt in het
flash-geheugen van dit keyboard.
D-80
705A-D-082A
CTK691D01‑01.book81ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
SMF spelerfunctie bedieningsstroomdiagram
Gebruik van de SMF speler
705A-D-083A
D-81
CTK691D01‑01.book82ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Gebruik van de SMF speler
Weergave van een SMF
Een SMF weergeven
1. Druk op de SMF PLAYER toets om het
bestandselectiescherm te verkrijgen.
Hierdoor verschijnt de SMF speler aanwijzer in
de display.
SMF bestanden zijn die best an den met de
extensienaam “MID”. Er verschijnt e e n foutlezing op dat moment als er zich op dat moment geen SMF bestanden in het flash­geheugen bevinden.
2. Gebruik de [ ] en [ ] CURSOR toetsen of
de [+] en [–] toetsen om het bestand te selecteren dat u wilt spelen.
De naam van het op dat moment geselecteerde
bestand verschijnt in het tekstgebied van de display. Het cijfe rgebied van de display to ont de grootte van het bestand in kilobytes.
3. Druk op de START/STOP toets.
Hierdoor wordt de weergave van het
geselecteerde bestand gestart.
Het cijfergebied toont het nummer van het deel
dat met de hand moet worden gespeeld.
U kunt de TEMPO toetsen gebruiken om het
tempo bij te stellen b innen het bereik van 30 tot en met 255.
U kunt de kanalen 1 tot en met 16 in- en
uitschakelen ongeacht of de bestandweergave plaatsvindt of gestopt is. Zie “In- en uitschak elen van kanalen” op pagina D-42 voor nadere informatie.
4. Druk nogmaals op de START/STOP toets om
de bestandweergave te stoppen.
2. Gebruik de [
volume bij te stellen.
U kunt een instelling specificeren binnen het
bereik lopend van 000 (minimum) tot en met 127 (maximum).
Door [+] en [–] tegelijkertijd in te drukken keert
de SMF volume instellin g ter u g na ar 100.
Merk op dat deze instelling geen invloed heeft op
het volume van de noten die u op het keyboard speelt.
] en [–] toetsen om het SMF
+
Configureren van andere instellingen
Andere instellingen configureren
1. Selecteer het bestand dat u wilt weergeven.
Voer de stappen 1 en 2 uit onder “Een SMF weer
te geven” om een bestand te selecteren.
2. Druk op de [ ] CURSOR toets om een scherm
te tonen voor het selecteren van het deel dat u wilt spelen op het toetsenbord (meespeeldeel).
Gebruik de [ ] en [ ] CURSOR toetsen of de
[+] en [–] toetsen om het meespeeldeel te selecteren.
Druk op de MIXER toets om de mixerfunctie in te
schakelen.
Schakel het kanaal uit dat cor respondeert met het
meespeeldeel dat u hierboven selecteerde. Zie “In- en uitschakelen van kanalen” op pagina D-42 voor nadere informatie. Door deze stap uit te voeren wordt het van toepassing zijnde deel uitgeschakeld zodat u dat kunt spelen op het toetsenbord samen met de rest va de SMF weergave
Bijstellen van het SMF weergavevolume
De volgende procedure beschrijft hoe u het algehele volume van de SMF dataweergave kunt regelen. U kunt het volume bijstellen terwijl de weergave gestopt is of terwijl deze aan de gang is.
1. Druk op de ACCOMP VOLUME toets.
Hierdoor verschijnt de “SMF Vol.” indicator in de
display samen met een waarde die de huidige SMF volume inst e lling aangeeft.
D-82
Door de SMF spelerfunctie in te schakelen worden alle
delen teruggesteld doordat alle mixerfunctie kanalen ingeschakeld worden.
Druk na het configureren van de mixerfunctie
instellingen op de MIXER toets of op de EXIT toets om terug te gaan naar de SMF spelerfunctie.
705A-D-084A
CTK691D01‑01.book83ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
3. Druk op de [ ] CURSOR toets om het
weergavefunctie selectiescherm te verkrijgen.
Gebruik de [ ] en [ ] CURSOR toetsen of de
[+] en [–]toetsen om de weergavefunctie te selecteren.
U kunt selecteren uit de volgende vier weergavefuncties.
S1: Eén bestand, éénmalig SL: Eén bestand, herhaalde lijk A1: Alle bestanden , één malig AL: A lle bestanden, her ha a ld e lijk
4. Druk op de [ ] CURSOR toets om het
uitgangsfunctie selectiescherm te verkrijgen.
Gebruik de [ ] en [ ] CURSOR toetsen of de
[+] en [–] toetsen om de uitgangsfunctie te selecteren.
U kunt selecteren uit de volgende twee
uitgangstypes.
Gebruik van de SMF speler
int (intern): Ing ebouwde luid sp re k e rs van het
out (extern): MIDI OUT
Lagen, splitsen, en automatisch harmonisatie worden
automatisch uitgeschakeld tijdens de SMF spelerfunctie.
keyboard
SMF speler foutlezingen
Het volgende beschrijft wat u moet doen wanneer een foutlezing verschijnt tijdens de SMF spelerfunctie.
Foutlezing Oorzaak Maatregel
Err Not SMF0
Err WrongDat
U probeert SMF data te spelen die niet volgens Format 0 zijn.
Er is een probleem met de SMF data die u probeert af te spelen of de data is beschadigd.
Gebruik uitsluitend Format 0 SMF data
Gebruik andere data.
.
705A-D-085A
D-83
CTK691D01‑01.book84ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
MIDI
MIDI
Wat is MIDI?
MIDI kanalen
MIDI is een afkorting van Musical Instrument Digital Interface, wat de Engelse naam is voor de wereldstandaard voor digitale signalen en aansluitingen die het uitwisselen van muziekdata mogelijk maakt tussen muziekinstrumenten en computers (toestellen) die door verschill ende fabrikanten gemaakt zijn. MIDI aangepaste appar atuur kan boodschappen als drukken op en losla ten van klavierto etsen, toonveranderingen en andere data uitwisselen. Hoewel u niet over speciale kennis over MIDI hoeft te beschikken om dit toestel op zichzelf te gebruiken, is het nodig enige kennis te hebben om MIDI bediening uit te voeren. Dit hoofdstuk geeft u een overzich t van MIDI zodat u voorlopig uit de voeten kunt.
MIDI aansluitingen
MIDI boodschappen worden verzonden via de MIDI OUT aansluiting van het ene naar de MIDI IN aansluiting van een tweede toestel via een MIDI kabel. Om bijvoorbeeld een boodschap van dit keyboard naar een ander toestel te verzenden dient u met een MIDI kabel de MIDI OUT aansluiting van dit toestel aan te sluiten op de MIDI IN aansluiting van het andere toestel. Om nu MIDI boodschappen terug te zenden naar dit keyboard dient u de MIDI OUT aansluiting van het andere toestel m.b.v. een MIDI kabel aan te sluiten op de MIDI IN aansluiting van dit keyboard. Om een computer of ander MIDI toestel te gebruiken om met dit keyboard geproduceerde MIDI data op te nemen en weer te geven dient u zowel de MIDI IN als de MIDI OUT aansluitingen van beide toestellen aan te sluiten om data te zenden en te ontvangen.
Met MIDI kunt u de data voor meerdere gedeelten op hetzelfde moment zenden, waarbij elk gedeelte via een afzonderlijk MIDI kanaal verzonden wordt . Er zij n 16 MIDI kanalen, 1 tot en met 16, en MIDI kanaaldata wordt altijd bijgesloten bij het uitwisselen van data (indrukken klaviertoets, toonhoogteregeling, enz.). Zowel het zendende als het ontvangende toestel dienen op hetzelfde kanaal ingesteld te zijn opdat het ontvangsttoestel de data correct ontvangt en speelt. Als het ontvangsttoestel bijvoorbeeld op kanaal 2 is ingesteld, zal hij slechts MIDI kanaal 2 data ontvangen maar all e ande re kan alen worden genegeerd. Dit keyboard is voorzien van meervoudige klankkleurcapaciteiten hetgeen inhoudt dat hij boodschappen kan ontvangen via al le 16 MID I kanalen en 16 onderdelen tegelijkertijd kan weergeven. De instellingen voor toon en volume bij elk kanaal kunnen ingesteld worden met de keyboard’s mixer of met een uitwendige bron die de nodige MIDI controleboodschappen zendt. Bediening van het toetsenbord bij dit keyboard worden verzonden door een MIDI kanaal (1 - 16) in te stellen en vervolgens de juist e bo odschap te verzende n .
Algemene MIDI
Algemene MIDI standaardiseert MIDI data voor alle klankbron types ongeacht fabrikaat. Algemene MIDI schrijft factoren voor als toonnummersysteem, drumklanken en de verkrijgbare MIDI kanalen voor alle klankbronnen. Deze standaard maakt het mo ge lijk dat alle MIDI apparatuur dezelfde nuances reproduceren bij het afspel en van algemene MIDI data, ongeacht de fabrikant van de klankbron. Dit keyboard ondersteunt algemene MIDI zodat het gebruikt kan worden voor de weergave van in de handel verkrijgbare voorbespeelde algemene MIDI data en algemene MIDI data die ernaar gezonden wordt met een persoonlijke computer.
Als een MIDI THRU functie die meegeleverd is met deze software gerund wordt op een aangesloten computer of op een ander MIDI toestel, zorg er dan voor de “Lokale besturings instelling” van dit keyboard uit te schakelen; uit (page D-79).
D-84
Zie de “Toonlijst” op pagina A-1 voor details over de tonen die beschikbaar zijn bij de G M to ne n ge n ummerd 000 tot en met 127.
705A-D-086A
CTK691D01‑01.book85ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
MIDI
Zenden en ontvangen van MIDI boodschappen
Dit keyboard kan noten die u op het toetsenbord speelt alsmede automatische begeleidingen en melodiegeheugenweergave zenden als MIDI booschappen naar een ander toestel.
MIDI zenddata
z Toetsenbordspel
Elk toetsenborddeel (kanalen 1 – 4) kan verzonden worden via haar eigen afzonderlijke M IDI kanaal. Wanneer automatische harmonisatie ingeschakeld is, kunnen harmonisatienoten tevens verzonden worden via elk afzonderlijk MIDI kana al.
z Automatische begeleidingsweergave of
melodiegeheugenweergave
Elk begeleidingsdeel wordt verzonden via haar eigen MIDI kanaal. De “Accomp/Song MIDI Out” (Begeleiding/melodie MIDI uitgang) parameter (pagina D-79) wordt gebruikt om te specificeren of een deel is verzonden.
MIDI boodschap ontvangen
z Multikanalen ontv an gst
De 16 mixerdelen kunnen worden gebruikt om data tegelijkertijd te ontvangen via 16 MIDI boodschapkanalen .
z Akkoordveranderingen bij gebruik van automatische
begeleiding
MIDI boodschappen die ontvangen worden via een extern toestel kunnen geïnterpreteerd worden als akkoordveranderingen zoals gespecificeerd door het automatische begeleidingssysteem van dir keyboard. Gebruik de MIDI ingangssignaal akkoordbeoordelingsparameter (MIDI In Chord Judge) (pagina D-79) om deze eigenschap in en uit te schakelen.
Zie de MIDI implementatiekaart aan de achterkant van
deze gebruiksaanwijzin g voor meer informatie betreffende elke MIDI boodschap.
MIDI instellingen
U kunt de instellingen van een aant al parameters veranderen die regelen hoe MIDI boodschappen worden verzonden en ontvangen.
MIDI parameters
U kunt de parameterinstelprocedure (pagina D-76) gebruiken om instellingen te veranderen van de MIDI parameters die hieronder worden beschreven. Zie de pagina’s D-79 voor details over het instelmenu en de -procedure.
z MIDI ingangssignaal akkoordbeoordeling (MIDI In
Chord Judge)
Deze parameter bepaalt of via een extern toestel ontvangen nootdata geinterpreteerd dient te worden als een akkoordvingerzetting van de automatische begeleiding. Schakel deze parameter in als u automat is che begeleidingsakkoorden vanaf een computer of ander extern toestel wilt regelen.
Aan
Uit
z Accompaniment/Song MIDI Out (Begeleiding/melodie
MIDI uitgang)
Schakel deze parameter uit wanneer u de automatisch begeleiding of het melodiegeheugen wilt weergeven vie de klankbron van een extern toestel.
Aan
Uit
Breng een bezoek aan de CASIO websit e voor details over
Hierdoor wordt via d e MI DI IN aansluiting
(on)
binnenkomende nootdata geïnterpreteerd als akkoordvingerzettingen voor de automatische begeleiding. Het door het keyboardkanaal gespecificeerde kanaal wordt gebruikt voor het specificeren van akkoorden.
Schakelt de MID I in g angssignaal
(oFF)
akkoordbeoordeling (MIDI In Cho rd Judge) uit .
Geeft de automatisch begeleiding of het
(on)
melodiegeheugen weer als MIDI boodschappen via de MIDI OUT uitgangsaansluiting van het keyboard.
Geeft de automatisch begeleiding of het
(oFF)
melodiegeheugen niet weer.
de MIDI specificaties. http://world.casio.com
705A-D-087A
D-85
CTK691D01‑01.book86ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
MIDI
Gebruik van de data download service
U kunt de volgende types data downloaden van CASIO MUSIC SITE (http://music.casio.com) naar uw computer en de data vervolgens oversturen naar het keyboard.
TonenTonen met golvenDrumsets met golven DSPRitmesRegistratiesMelodieënSMF
z Data en applicat ie software
Zowel data zelf als applicatiesoftware voor het overzenden van data tussen uw computer en het keyboard zijn verkrijgbaar voor d ownloaden bij CASIO M U ZIEK SITE.
z Applicatiesoftware
U kunt applicatiesoftware runnen op uw computer en data die u heeft gedownload van CASIO MUZIEK SITE oversturen naar het keyboard u tevens de hard schijf van de computer gebruiken voor op lang termijn opslaan van data die u overstuurt van het keyboard naar uw computer.
Zie de gebruiksaanwijzing die gegeven is op CASIO
MUZIEK SITE voor volledige informatie aangaan de het downloaden van de applicatiesoftware en de data.
Zie de schermhu lp van de applic at ie software voor
informatie aangaan d e h et gebruik van de software.
Aansluiten van een computer
Zorg ervoor het keyboard en de computer uit te schakelen voordat u ze op elkaar aanslui t. U dien t de vol ume r ege l aar van dit keyboard tevens in te stellen op een relatief laag volume
.
1. Sluit de MIDI interface van het keyboard aan o p
de MIDI interface van de computer.
* CASIO MUZIEK SITE
http://music.casio.com/
1. Ga naar de bovenstaande URL.
2. Selecteer een gebied of land.
3. Selecteer een download service voor de
INTERNET DATA EXPANSION SYSTEM data.
Merk op dat de service die u moet gebruiken
afhangt van het gebied of het land.
D-86
2. Schakel deze keyboard aan en vervolgens de
computer of een ander aangesloten toestel.
3.
Start de software die u wilt gebruiken bij de computer
Bij het gebruik van de applicatieso ftware dient u er te lett en
dat het tooninstelscherm (het scherm dat verschijnt na inschakelen van de spanning) zich in het displayscherm van het keyboard bevindt.
DATA ACCESS indicator
De DATA ACCESS indicator gaat branden wanneer het keyboard data uitwisselt met een co mputer aangesloten via een MIDI kabelaansluiting. Verbreek de aansluiting met de MIDI kabel nooit terwijl de DAT A ACCESS indicator brandt
705A-D-088C
.
.
CTK691D01‑01.book87ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Oplossen van moeilijkheden
Oplossen van moeilijkheden
Probleem Mogelijke oorzaak Handeling Zie pagina
Geen geluid van het keyboard 1. Probleem met de stroomvoorziening.
2. De st room is niet ingeschakeld.
3. Het volume is te laag ingesteld.
Spelen in het begeleidingstoetsenbord
4. gebied terw ijl de instelling van de
Een van de volgende symptomen tijdens werking op batterijen.
Zwak brandende
stroomindicator
Het instrument kan niet
worden ingeschakeld
Wanneer de display knippert,
donker of moeilijk af te lezen is
Abnormaal laag luidspreker-/
hoofdtelefoonvolume
Vervormi ng van het gelu idAf en toe onderbreken van
geluid tijdens weergave bij een hoog volume
Plotseling uitvallen van de
stroom tijdens weergave bij een hoog volume
Knipperen of donker worden
van de display tijdens weergave met een hoog volume
Geluid blijft klink e n zelfs na
loslaten van de toetsen
Een toon die totaal verschilt
van de toon die u instelde.
Voer de volgende instellingen
uit Uitvallen van stroom,
geluidsver vormin g of laag vo lume bij spelen via een aangesloten computer of MIDI toestel
MODE toets op CASIO CHORD of FINGERED staat
5. De fu n ctie voor lokale b ed i en ing is uitgeschakeld.
6. Mixerkanaal 1 is uitgeschakeld.
7. De instelling van het volume van mixerkanaal 1 is te laag.
Lage batterijspanning Vervang de oude batterijen door een
.
1.
Sluit de adapter o p de juiste wi jze aan, let erop dat de polen (+/–) van de batterijen in de juiste richting wijzen en control eer dat de batterijen niet leeg zijn
2. Druk op de POWER toets om de spanning in te schakelen.
3. G ebruik de VOLUME regelaar om het volume te verhoge n .
Geen van de begeleidingsfunc tie
4. indicators brandt, hetgeen betekent dat de automatische begeleiding uitgeschakeld is
5. Schakel de functie voor lokale bediening in (ON).
6. Schakel kanaal 1 m.b.v. de mixer in.
7. Verhoog m.b.v. de mixer de instelling van het volume van kanaal 1.
set nieuwe of gebruik de netadapter.
.
.
D-14, 15
D-19
D-19
D-33
D-79
D-42
D-43
D-14, 15
705A-D-089A
D-87
CTK691D01‑01.book88ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Oplossen van moeilijkheden
Probleem Mogelijke oorzaak Handeling Zie pagina
Automatische begeleiding klinkt niet.
Geen verandering in het volume bij verandering in dru k op de klaviertoetsen.
Bij spelen van het keyboard klinken twee tonen.
Verschillende tonen klinken bij indrukken van klaviertoetsen in andere bereiken.
De sleutel of de stemming komt niet overeen bij spelen met een ander MIDI toestel.
Delen vallen plotse ling weg tij dens weergave van het melodiegeheugen.
1. Volume van automatische begeleiding staat op 000.
2. De kan alen 6-10 voor de onder de len van de automatische begeleiding zijn uitgeschakeld.
3. De instelling van het volume of de expressie van de kanalen 6-10 voor de onderdelen van de automatische begeleiding is te laag.
De aanslagvolumefunctie is uitgeschakeld. Druk op de TRANSPOSE/
De lagenfun ct ie is ingeschakeld. Druk op de LAYER toets om de
De splitsfunctie is ing e schakeld. Druk op de SPLIT toets om de
1. De stem- of transponeerparameter staat ingesteld op een andere waarde dan 00.
2. Instellingen voor ruwweg en fijnstemmen van de mixer en/of octaafverschuiving zijn waarden anders dan 00.
Het aantal melodieën dat tegelijkertijd wordt weergegeven overschrijdt de beperkingen van het keyboard.
1. Verhoog met de ACCOMP VOLUME toets het volume.
2. Schakel de kanalen m.b.v. de mixer weer in.
3. Verhoog de instelling van het volume van het van toepassing zijnde kanaal m.b.v. de mixer.
FUNCTION toets om deze in te schakelen.
lagenfunct ie u it te schakelen .
splitsfunctie uit te schakelen.
1. V e ran der de waarde van de stem- of transponeerparameter naar 00.
2. Zet de instellingen voor ruwweg en fijnstemmen en/of octaafverschuiving in op 00.
Schakel onnodige kanalen uit en verminder het aan tal delen dat wordt weergegeven m.b.v. de mi xer.
D-40
D-42
D-43
D-73
D-70
D-71
D-73, 74
D-44
D-42
Sommige delen worden in het geheel niet weergegeven tijdens weergave van het melodiegeheugen.
Er gebeurt niets bij indrukken van de LAYER of SPLIT toets.
Er wordt geen g eluid geproduceerd tijdens weergave van MIDI data via een computer.
D-88
1. Kan al e n zijn uit g e sc h ake ld.
2. De instelling van het volume is te laag.
1. Eén of meer van de melodiekanalen (2 – 4) is uitgeschakeld.
2. De instelling van het volume van één of meer van de melodiekanalen (2 – 4) is te laag.
3. De opn amestandbyfunctie is ingeschakeld
4. De SMF spelerfunctie is op het moment in gebruik.
1. De MIDI kabels zijn niet juist aangesloten.
2. Het kanaal is uitgeschakeld of het volume staat te la ag in g e st eld.
1. Schakel de kanalen in m.b.v. de mixer.
2. Stel spoor 1 in m.b.v. de spoorkeuzetoetsen.
1. Sch ake l de kan ale n 2 – 4 in m.b.v. de mixer.
2. Verhoog het volume van de kanalen 2 t/n 4 m.b.v. de mixer.
3. De LAYER en SPLIT toetsen kunnen niet worden gebruikt tijdens opnemen en opnamestandby.
4. Schakel de SMF spelerfunctie uit. LAYER (lagen) en SPLIT (splitsing) zijn niet beschikbaar terwijl de SMF speler functie in gebruik is.
1. Sluit de MIDI kabels op de juiste wijze aan.
2. Schakel het kanaal in of verhoog het volume m.b.v. de mixer.
D-42
D-43
D-42
D-43
D-70, 71
D-80
D-84
D-42, 43
705A-D-090A
CTK691D01‑01.book89ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Probleem Mogelijke oorzaak Handeling Zie pagina
Oplossen van moeilijkheden
Spelen op het toetsenbord produceert een onnatuurlijk geluid bij aansluiting op een computer.
Akkoordbegeleidingsdata kan niet opgenomen worden met een computer.
Het keyboard start niet goed wanneer deze wordt ingeschakel d.
Een gedownloade toon met golfvorm bevat ruis of de bediening het toetsenbord vindt niet goed p l aats.
De MIDI Thru functie van de com p ut e r is ingeschakeld.
Begeleiding/melodie MIDI uitgangssignaal is uitgeschakeld.
Het flash-geheugen is beschadigd. 1. Verwijder de batterijen uit het
Iemand kan het keyboard uitgeschakeld hebben terwijl data op dat moment juist opgeslagen werd in het flash-geheugen of iemand was er de oorzaak van dat de inhoud van het flash-geheugen om de één of andere reden bescha digd is geraakt.
Schakel de MIDI Thru functie uit bij de computer of schakel de lokale bediening (Local Control) uit bij het keyboard.
Schakel het b eg e leiding/melodie MIDI uitgan g ssignaal in.
keyboard en verbreek de verbinding met de netadapter en druk op de POWER toets.
2. Leg de batterijen op, sluit de netadapter opnieuw a an en druk nogmaals op de POWER toets om de spanning in te schakelen.
3. Gebruik de TRANSPOSE/ FUNCTION toets om het systeem terug te stellen.
Mocht dit het probleem niet
oplossen, neem dan con tact op met de di chtstbijzijnde door CASIO erkende onderhoudswerkplaats voor onderhoud.
Gebruik de TRANSPOSE/ FUNCTION toets om het systeemterug te stellen. Mocht dit geen oplossing voor het probleem bieden, neem dan contact op voor onderhoud met de dichtstbijzijnde door CASIO erkende onderhoudsvoorziening.
D-79
D-79
D-79
D-79
705A-D-091A
D-89
CTK691D01‑01.book90ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Technische gegevens
Technische gegevens
Model: CTK-691 Toetsenabord: 61 toetsen van standaa rd f orm aat, 5 octaven met aanslagv olume (Uit / 1 / 2 / 3)
Tonen: 300 geavanceerde tonen + 200 voorkeuzetone n + 16 drumsetten + 100 standaard
Ritme-instrumenttonen: 61 Polyfonie: 32 noten maximaal (10 voor bepaalde tonen) Effecten: DSP (200 types: intern, 100 gebruikersgebieden) + nagalm (16 types) + zweving (16
Automatische begeleiding
Ritmepatronen:Tempo:Akkoorden:Ritmebediening:
Begeleidingsvolume:Eén-toets voorkeuze s:
Automatische harmonisatie:
Geheugenfunctie
Melodieën:Opnamesporen:Opnamemethoden:Geheugencapaciteit:Bewerkingsfunctie:
Demonstratiemelodieën: 3
(Off / 1 / 2 / 3)
gebruikerstonen + 20 gebruikerstonen met golven *: + 4 drumsetten met golven * + 50 trekstaaforgeltonen + 100 gebruikers trekstaaforgeltonen (790 tonen in het totaal); lagen/splitsen
types) + equalizer (10 types, 4 banden )
156 (intern, 16 gebruikersgebieden*) Variabel (226 stappen, = 30 - 255) 3 vingerzetmethodes (CASIO CHORD , FING ERED, FULL RANGE CHORD) START/STOP, INTRO/ENDING 1 en 2, VARIATION/FILL-IN 1 en 2, SYNCHRO/
FILL-IN NEXT 0 - 127 (128 stappen) Roept instelli ngen voor toon, tem p o, layer aan/uit en h a rmonisatie aan/uit o p in
overeenkomst met het ritme. 10 types: Automatische toevoeging van noten die harmoniseren met de melodienoot
in overeenkomst met de gespecificeerde automatische begeleidingsakkoorden.
5 6 (2 tot en met 6 zijn melodiesporen) Real-time, stappen Ongeveer 10.000 not en (t ot aal voor 5 melodieën) Aanwezig
Synthesizerfunctie
Parameters:
Registratiegeheugen
Aantal instel lin g e n:Geheugeninhoud:
D-90
Aanslagtijd; loslaattijd; resonantie; afsnijfrequ e ntie; vibratotype; vibratovertra g in g ; vibratodiepte; vibratosnelheid; octaafverschuiving; niveau; aanslaggevoeligheid; nagalm zenden; zweving zenden; DSP lijn; DSP type en DSP parameter, DSP niveau.
32 (4 instellingen x 8 banken) Toon, ritme, tempo, lagen aan/ui t , sp litsen aan/uit, splitspunt, harm oniseren aan/uit ,
mixerinstellingen (kanalen 1 tot en met 10), effec ti n st e lli ngen, aanslagsnelheidinstellingen, toewijsbare aansluitinginstelling, transponeren, stemmen, begeleidingsvolume instelling, automatisch harmonisatietype, MODE toets instelling, synchronische standby toestand, mixer aanhouden, DSP aanhouden, synthesizerfunctie parameters
705A-D-092A
CTK691D01‑01.book91ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Technische gegevens
Mixerfunctie
Kanalen:Parameters:
MIDI: 16 Meercijferige ontva ngs t, GM niveau 1 standaard Andere functies
Transponeren:Stemmen:LCD:
SMF speler Flash-geheugen opslag voor m aximaal 200 bestanden*
Flash-geheugen Capaciteit: 2MB
Aansluitingen
MIDI aansluitingen:Aanhoudpedaal toewijsbare
aansluiting:
Hoofdtelefoon/
uitgangsaansluiting:
Spanningsaansluiting:
Stroomvoorziening:
Batterijen:Levensduur batterijen:Netadapter:Automatische
stroomonderbreking:
Uitgangsvermogen luidsprekers: 3W + 3W Stroomverbruik: 9V 7,7W Afmetingen: 96,0 x 37,5 x 14,6 cm Gewicht: Ongeveer 5,6 kg
16 Toon; deel aan/uit; volume ; pan pot effect; octaafverschuiving; ruw we g st e m men;
fijnstemmen; nagalm zenden; zweving zende n; DSP l ijn; DSP n iveau; DSP pan effec t; DSP systeem nagalm zenden; DSP systeem zweving zenden
49 stappen (–24 halftonen tot +24 halftonen) Variabel (A4 = ca. 440Hz ±100 cent) Verstelbaar contrast
Ondersteund formaat: SMF0
Gedeeld gebied: ongeveer 1.5MB (golfvor mda ta , bege lei dingsdata, SMF data)
Verdere opslag van golfvorm, begeleiding en SMF data wordt onmogelijk
wanneer het totaal aan dergelijke data ongeveer 1.5MB bereikt heeft.
Ingang (IN), uitgang (OUT)
Aanhoudaansluiting (aanhouden, sostenuto, zacht, ritme start/stop)
Standaard stereo-aansluiting Uitgangsimpedantie: 140 Uitgangsspanning: 4,5V (RMS) MAX 9V gelijkspanning
Dubbel stroomvoorzieningssysteem 6 batterijen maat D Ongeveer 4 uur doorlopende werking op mangaanbatterijen AD-5 Stroom wordt ca. zes minuten na laatste bedieningshandeling uitgeschakeld. Werkt
enkel tijdens werking op batterijen, kan met de hand worden uitgeschakeld.
* Hetzelfde geheugengebied wordt gebruikt voor het opslaan van golfvormdata, begeleidingsdata en SMF data.
705A-D-093A
D-91
CTK691D01‑01.book92ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
Onderhoud van uw instrument
Onderhoud van uw instrument
J Vermijd hitte, vocht en direct zonli cht .
Stel dit instrument niet bloot aan direct zonlicht, zet het niet op een plaats dichtbij een airconditioning of op een bijzonder warme plaats.
J Gebruik het toestel niet in de buurt van een TV of radio.
Dit instrument kan storing veroorzaken bij TV en radio. Mocht dit gebeuren, zet het instrument dan verder weg van de TV of de radio.
J Gebruik voor het reinigen van het toestel nooit lak, verdunner of dergelijke chemicaliën.
Maak het instrument schoon met een zachte doek bevochtigd in water met een milde oplossing van een neutraal schoonmaakmiddel. Dompel de doek in de oplossing en wring hem uit totdat hij bijna droog is.
J Vermijd het gebruik op plaatsen met een bijzonder hoge of lage temperatuur.
Extreem hoge of lage temperaturen kunnen de cijfers op het LCD scherm mogelijk donker of moeilijk te zien maken. Deze situatie zou zichzelf moeten corrigeren wanneer de temperatuur van het instrument weer normaal is geworden.
Misschien heeft u lijnen in de afwerking van d it instrument opgemerkt. Deze li jnen zi jn het resultaat van het vormgi eten o m het plastic
van de kast in de juiste vorm te maken. Het zijn geen breuken of krassen in het plastic en geen reden voor ongerust heid.
D-92
705A-D-094A
CTK691D01‑01.book93ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
DSP algoritmelijst
DSP algoritmelijst
J 00 : Automatische stereopositie (Auto Pan)
Functie
Voert doorlopend links-rechts stereopositi e co mpensa ti e uit van het ingangssignaal overeenkomstig een LFO.
Parameters
0: Snelheid (Bereik: 0 – 127)
Stelt de stereo positie snelheid in.
1: Diepte (Bereik: 0 – 127)
Stelt de stereopositie diepte in.
J 01 : Tremolo
Functie
Regelt het volume van het ingangssignaal overeenkomstig een LFO.
Parameters
0: Snelheid (Bereik: 0 – 127)
Stelt de tremolosnelheid in.
1: Diepte (Bereik: 0 – 127)
Stelt de tremolodiepte in.
J 03 : 3-banden equalizer (3BandEQ)
Functie
Dit is een driebanden equalizer.
Parameters
0: Lage frequentie (Bereik: 0 (200Hz), 1 (400Hz), 2
1: Lage versterking (Bereik: –12, –11, –10 tot 0 tot
2: Midden frequentie (Bereik: 0 (1. 0KHz), 1
3: Midden versterking (Bereik: –12, –11, –10 tot 0
(800Hz)) Regelt de afsnijfrequentie va n de laagband equalizer.
+10, +11, +12) Regelt de versterking van de laagband equalizer.
(1.3KHz), 2 (1.6KHz), 3 (2.0KHz), 4 (3.0KHz), 5 (4.0KHz), 6 (6.0KH z), 7 (8.0KHz)) Regelt de middenfrequenties van de middenband equalizer.
tot +10, +11, +12) Regelt de versterking va n de middenband equalizer.
J 02 : 2-banden equalizer (2BandEQ)
Functie
Dit is een tweebanden equalizer.
Parameters
0: Lage frequentie (Bereik: 0 (200Hz), 1 (400Hz), 2
(800Hz)) Regelt de afsnijfreque n t ie van de laagband equalizer.
1: Lage versterking (Bereik: –12, –11, –10 tot 0 tot
+10, +11, +12) Regelt de vers t e rk ing van de laagband equalizer.
2: Hoge frequentie (Bereik: 0 (6.0KHz), 1
(8.0KHz), 2 (10KHz)) Regelt de afsnijfrequentie van de hoogband equalizer.
3: Hoge versterking (Bereik: –12, –11, –10 tot 0 tot
+10, +11, +12) Regelt de ver sterking van de hoogband equalizer.
4: Hoge frequentie (Bereik: 0 (6.0KHz), 1
(8.0KHz), 2 (10KHz)) Regelt de afsnijfrequentie va n de hoogb and equalizer.
5: Hoge versterking (Bereik: –12, –11, –10 tot 0 tot
+10, +11, +12) Regelt de versterking van de hoogband equalizer.
J 04 : LFO Wah
Functie
Dit is een “Wah” effect dat auto matisch de frequentie ka n beïnvloeden overeenkomstig een LFO.
Parameters
0: Ingangsniveau (Bereik: 0 – 127)
Regelt het ingangsniveau. Het ingangssignaal kan vervormd worden waneer het niveau van het ingevoerde geluid, het aantal akkoorden of de resonantiewaarde (Resonance) hoog is. Stel deze paramete r bij om derg elijke ve rvorming te elimineren.
1: Resonantieniveau (Bereik: 0 – 127)
Regelt de resonantie van het geluid.
2: Handbediening (Bereik: 0 – 127)
Regelt de frequenties die gebruikt worden als de basis voor het wah filter.
705A-D-095A
3: LFO snelheid (Bereik: 0 – 127)
Regelt de snelheid va n de LFO.
D-93
CTK691D01‑01.book94ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
DSP algoritmelijst
4: LFO diepte (Bereik: 0 – 127)
Regelt de d ie pte van de LFO .
J 05 : Automatisch Wah (Auto Wah)
Functie
Dit is een “Wah” effect dat automatisch de frequentie kan beïnvloeden overeenkomstig het ingangssignaal.
Parameters
0: Ingangsniveau (Bereik: 0 – 127)
Regelt het ingan g sn iveau. Het ingangssignaal kan vervormd worden waneer het niveau van het ingevoerde geluid, het aantal akkoorden of de resonantiewaarde (Resona nce) hoog is . S tel deze parameter bij om dergelijke vervorming te elimineren.
1: Resonantieniveau (Bereik: 0 – 127)
ARegelt de resonantie van het geluid.
2: Handbediening (Bereik: 0 – 127)
Regelt de frequenties die gebruikt worden als de basis voor het wah filt e r.
3: Diepte (Bereik: –64 tot 0 tot +63)
Regelt de diepte van het Wah effect overeenkomstig het niveau van het ingangssignaal. Door een positieve waarde in te stellen gaat het Wah filter open evenrechtig aan de sterkte van het ingangssignaal waardoor een helder geluid wordt verkregen. Specificeren van een negatieve waarde doet het Wah filter sluiten overeenkomstig de sterkte van het invoersignaal dat een donkere toonkwaliteit produceert. Een sterk invoersignaal doet het Wah filter opnieuw opengaan zelfs als het geslote n w as.
J 06 : Compressor
Functie
Drukt het ingangssignaal ineen waardoor het effect van onderdrukte niveauvariatie kan ontstaan hetgeen het mogelijk maakt om gedempte klanken langer aan te houden.
Parameters
0: Diepte (Bereik: 0 – 127)
Regelt de compressie van het geluidssignaal.
1: Aanslag (Bereik: 0 – 127)
egelt de mate van aanslag van het ingangssignaal. Een kleinere waarde vero or zaakt een onmiddellijk werk ing van de compres sor die de aanslag van het ingangssignaal onderdrukt. Een grotere waarde vertraagt de werking van de compressor waardoor de aanslag afgegeven wordt zoals hij is.
2: Loslaten (Bereik: 0 – 127)
Regelt de tijd van het punt waar het ingangssignaal beneden een bepaald niveau daalt tot het punt waar de werking van de compressor stopt. Wanneer een aanslaggevoel wenselijk is (geen compressie bij het inzetten van het gelui d), stel dan deze parameter in op een zo laag mogelijke waarde. Stel een hoge waarde in om compressie te allen tijde uit te oefenen.
3: Niv e au (Bereik: 0 – 127)
Regelt het uitgangsniveau. Het uitgangsvolume verandert overeenkomstig de diepte (Depth) instelling en de karakteristieken van de ingangstoon. Gebruik deze parameter om dergelijke veranderingen te corrigeren.
J 07 : Begrenzer (Limiter)
Functie
Dit is een effector die u kunt gebruiken om de bovenlimietwaarde in te stellen voor het niveau van het ingangssignaal.
Parameters
0: Limiter (Bereik: 0 – 127)
Stel het volumeniveau bij waarvan de limi e t toegepast werd.
1: Aanslag (Bereik: 0 – 127)
Stelt de aanslaghoeveelheid in van het invoersignaal.
2: Loslaten (Bereik: 0 – 127)
Stelt de tijd bij vanaf waar het ingangssignaal beneden een bepaald niv e au d aalt totdat de limietwerking stopt.
3: Niv e au (Bereik: 0 – 127)
Stelt het niveau bij dat afgegeven wordt. Het uitgangsvolume verandert overeenkomstig de limiet (Limit) instelling en de karakteristieken van de ingangstoon. Gebruik deze parameter om dergelijke veranderingen te corrigeren.
D-94
705A-D-096A
CTK691D01‑01.book95ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
DSP algoritmelijst
J 08 : Vervorming (Distortion)
Functie
Dit effect voorziet in vervorming (Distortion) + Versterkingsnabootsing (AmpSimulator).
Parameters
0: Versterking (Bereik: 0 – 127)
Regelt de ingangsversterking.
1: Laagbereik (Bereik: 0 – 127)
Regelt de laagband versterkin g . De afsnijfrequentie verschilt per voorkeuze DSP.
2: Hoogbereik (Bereik: 0 – 127)
Regelt de hoogb and versterking. De afsnijfrequentie verschilt per voorkeuze DSP.
3: Niveau (Bereik: 0 – 127)
Regelt het uitgangsnive au.
J 09 : Stereofase (Ster eo Phaser)
Functie
Dit is een stereo faser die de fase moduleert overeenkomstig een sinusgolf LFO.
Parameters
0: Resonantieniveau (Bereik: 0 – 127)
Regelt de resonantie van het geluid.
1: Handbediening (Bereik: –64 tot 0 tot +63)
Regelt het faseverschuivingsvolume dat als referentie gebruikt wordt.
2: Snelheid (Bereik 0 – 127)
Stelt de snelheid bij van de LFO.
3: Diepte (Bereik: 0 – 127)
Regelt de d ie pte van de LFO .
4: Natniveau (Bereik: 0 – 127)
Regelt het volumeniveau van het effect.
J 10: Fase (Phaser)
Functie
Dit is een mono faser die de fase moduleert overeenkomstig een sinusgolf LFO.
Parameters
0: Resonantieniveau (Bereik: 0 – 127)
Regelt de resonantie van het geluid.
1: Handbediening (Bereik: –64 tot 0 tot +63)
Regelt het faseverschuivingsvolume dat als referentie gebruikt wordt.
2: Snelheid (Bereik 0 – 127)
Stelt de snelheid bij van de LFO.
3: Diepte (Bereik: 0 – 127)
Regelt de diepte van de LFO.
4: Natniveau (Bereik: 0 – 127)
Regelt het niveau van het effectgeluid.
J 11 : :Draaibeweging (Rotary)
Functie
Dit is een simulator die een draaiende luidspreker nabootst.
Parameters
0: Snelheid (Bereik: langzaam, snel)
Schakelt de snelheidsfunctie over tuss en snel en langzaam.
1: Pauze (Bereik: Draaien, pauzeren)
Stopt het draaien van de luidspreker.
2: Valversnelling (Bereik: 0 – 127)
Regelt de versnelling wanner de snelheidsfunctie ov e rgeschakeld wordt van snel naar langzaam.
3: Stijgversnelling (Bereik: 0 – 127)
Regelt de versnelling wanner de snelheidsfunctie ov e rgeschakeld wordt van langzaam naar snel.
4: Langzaam (Bereik: 0 – 127)
Regelt de draaisnelheid va n de luidspreker van de langzame draaifunctie.
5: Snel (Bereik: 0 – 127)
Regelt de draaisnelheid va n de luidspreker van de snelle draaifunctie.
J 12 : Aandrijving draaibeweging (Drive-Rotary)
Functie
Dit is een simulator in overdrive die een draaiende luidspreker nabootst.
Parameters
0: Overdrive versterking (Bereik: 0 – 127)
Regelt de overdrive versterking.
1: Overdrive niveau (Bereik: 0 – 127)
Regelt het uitgangsniveau van de overdrive.
2: Snelheid (Bereik: langzaam, snel)
Schakelt de snelheidsfunctie over tuss en snel en langzaam.
3: Pauze (Bereik: Roteren, Stop)
Stopt het draaien van de luidspreker.
705A-D-097A
D-95
CTK691D01‑01.book96ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
DSP algoritmelijst
4: Valversnelling (Bereik: 0 – 127)
Regelt de versnelling wanner de snelheidsfunctie overgeschak eld wordt van snel naar langzaam.
5: Stijgversnelling (Bereik: 0 – 127)
Regelt de versnelling wanner de snelheidsfunctie overgeschak eld wordt van langzaam naar snel.
6: Langzaam (Bereik: 0 – 127)
Regelt de draaisnelheid van de luidspreker van de langzame draaifunctie.
7: Snel (Bereik: 0 – 127)
Regelt de draaisnelheid van de luidspreker van de snelle draaifu n ctie.
J 13 : Verbetering (Enhancer)
Functie
Verbetert het silhouet van het lage bereik en het hoge bereik van het in g a n g ssignaal.
Parameters
0: Lage frequentie (Bereik: 0 – 127)
Regelt de lag e be re ik verbetering sfrequentie.
1: Lage bereik versterking (Berei k: 0 – 12 7)
Regelt de lage be re ik verbeteringsv e rsterking.
2: Hoge frequentie (Bereik: 0 – 127)
Regelt de hoge bereik verbeteringsfrequentie.
3: Hoge bereik versterking (Bereik: 0 – 127)
Regelt de hoge bereik verbeteringsversterking.
J 14 : Ringmodulator (Ring Modulator)
Functie
Dit is een ringmodulator (AM modulator) die het mogelijk maakt om de frequentie van de interne oscillator (OSC) te moduleren overeenkomstig een interne LFO.
Parameters
0: OSC frequentie (Bereik: 0 – 127)
Stelt de referentiefrequentie van de interne OSC in.
1: LFO snelheid (Bereik: 0 – 127)
Stelt de snelheid van de LFO in.
2: LFO diepte (Bereik: 0 – 127)
Stelt de diepte van de LFO in.
3: Natniveau (Bereik: 0 – 127)
Regelt het niveau van he t e f f e ctgeluid.
4: Droogniveau (Bereik: 0 – 127)
Regelt het niveau van het oorspronkelijke geluid.
J 15 : Lo-Fi
Functie
Dit is een effector die een Lo-Fi geluid van het retro type produceert met ruisgenerator 1 (Noise Generator 1) (generator die krasgeluid imiteert van platenspelers) en ruisgenerator 2 (Noise Generator 2) (onafge broken ruisgenerator die witte ruis met roze ruis van het FM radio type opwekt) en door ruismodulatie (amplitude modulatie = AM) en vervorming van frequentiekarateristieken.
Parameters
0: Ruisniveau 1 (Bereik: 0 – 127)
Regelt het niveau van ruisgenerator 1.
1: Ruisdichtheid 1 (Bereik: 0 – 127)
Regelt de ruisd ichtheid van ruisgen erator 1.
2: Ruisniveau 2 (Bereik: 0 – 127)
Regelt het niveau van ruisgenerator 2.
3: Ruisdichtheid 2 (Bereik: 0 – 127)
Regelt de ruisd ichtheid van ruisgen erator 2.
4: Toon (Bereik: 0 – 127)
Regelt de toon.
5: Resonantieniveau (Bereik: 0 – 127)
Regelt de resonantie van het geluid.
6: Bas (Bereik: –64 tot 0 tot +63)
Regelt het volume van de lage klanken.
7: Niv e au (Bereik: 0 – 127)
Regelt het uitgangsniveau.
J 16 : 1-fasezweving (1-Phase Chorus)
Functie
Dit is mono zweving overeenkomstig een sinusgolf LFO.
Parameters:
0: LFO snelheid (Bereik: 0 – 127)
Stelt de snelheid van de LFO in.
1: LFO diepte (Bereik: 0 – 127)
Stelt de diepte van de LFO in.
2: Terugkoppeling (Bereik: –64 tot 0 tot +63)
Regelt de terugkoppeling van het geluid.
3: Natniveau (Bereik: 0 – 127)
Regelt het niveau van het effectgeluid.
D-96
705A-D-098A
CTK691D01‑01.book97ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
DSP algoritmelijst
J 17 : Sinus 2-fasezweving (Sin 2-Phase Chorus)
Functie
Dit is stereo zweving overeenkomstig een sinusgolf LFO.
Parameters:
0: LFO snelheid (Bereik: 0 – 127)
Stelt de snelheid van de LFO in.
1: LFO diepte (Bereik: 0 – 127)
Stelt de diepte van de LFO in.
2: Terugkoppeling (Bereik: –64 tot 0 tot +63)
Regelt de terugkoppeling van het geluid.
3: Natniveau (Bereik: 0 – 127)
Regelt het niveau van he t e f f e ctgeluid.
J 18 : 3-fasezweving (3-Phase Chorus)
Functie
Dit is 3-fase zweving overeenkomstig twee LFO’s met verschillende sinusgolfsnelheden.
Parameters:
0: Snelheid1 (hoge LFO snelheid = Fast LFO Rate)
(Bereik: 0 – 127) Stelt de snelheid van LFO1 in.
1: Diepte1 (snelle LFO diepte = Fast LFO Depth)
(Bereik: 0 – 127) Stelt de diepte van LFO1 in.
2: Snelheid2 (langzame LFO snelheid = Fast LFO
Rate) (Bereik: 0 – 127) Stelt de snelheid van LFO2 in.
3: Diepte2 (lage LFO diepte = Fast LFO Depth)
(Bereik: 0 – 127) Stelt de diepte van LFO2 in.
4: Natniveau (Bereik: 0 – 127)
Regelt het niveau van he t e f f e ctgeluid.
J 19 : Drievoudige 2-fasezweving (Tri 2-Phase
Chorus)
Functie
Dit is stereo zweving overeenkomstig driehoekige golf LFO.
Parameters:
0: LFO snelheid (Bereik: 0 – 127)
Stelt de snelheid van de LFO in.
1: LFO diepte (Bereik: 0 – 127)
Stelt de diepte van de LFO in.
2: Terugkoppeling (Bereik: –64 tot 0 tot +63)
Regelt de terugkoppeling van het geluid
3: Natniveau (Bereik: 0 – 127)
Regelt het niveau van het effectgeluid.
J 20 : Stereovertraging 1 (Stereo Delay 1)
Functie
Dit is de vertraging van het stereo ingangs- en uitgangssignaal.
Parameters
0: Vertragingstijd (Bereik: 0 – 127)
Regelt de vertragingstijd.
1: Natniveau (Bereik: 0 – 127)
Regelt het niveau van het effectgeluid.
2: Terugkoppeling (Bereik: 0 – 127)
Regelt de herhaling van de vertraging.
3: Hoogdemping (Bereik: 0 – 127)
Regelt het dempen va n het vertragings geluid in het hoge bereik. Hoe kleiner de waarde des te groter het dempen van het vertragingsgeluid in het hoge bereik.
4: Mate L (Bereik: 0 – 127)
Regelt de vertragingstijd van het linker kanaal. In verhouding tot de waarde die ingesteld is voor de vertragi n g s t ijd.
5: Mate R (Bereik: 0 – 127)
Regelt de vertragingstijd van het rechter kanaal. In verhouding tot de waarde die ingesteld is voor de vertragi n g s t ijd.
J 21 : Stereovertraging 2 (Stereo Delay 2)
Functie
Dit is de kruisterugkoppelvertraging van het stereo ingangs- en uitgangssignaal.
Parameters
0: Vertragingstijd (Bereik: 0 – 127)
Regelt de vertragingstijd.
1: Natniveau (Bereik: 0 – 127)
Regelt het niveau van het effectgeluid.
2: Terugkoppeling (Bereik: 0 – 127)
Regelt de herhaling van de vertraging.
3: Hoogdemping (Bereik: 0 – 127)
Regelt het dempen va n het vertragings geluid in het hoge bereik. Hoe kleiner de waarde des te groter het dempen van het vertragingsgeluid in het hoge bereik.
705A-D-099A
D-97
CTK691D01‑01.book98ページ2003年10月23日 木曜日 午前11時40分
DSP algoritmelijst
4: Mate L (Bereik: 0 – 127)
Regelt de vertragingstijd van het linker kanaal. In verhoudi ng t o t de waarde die ingesteld is voor de vertragingstijd.
5: Mate R (Bereik: 0 – 127)
Regelt de vertragingstijd van het rechter kanaal. In verhouding tot de waarde die ingesteld is voor de vertragingstijd.
J 22 : 3-tapvertraging (3-Tap Delay)
Function
Dit is de linker/m id den/rechter 3-tap ve rt raging.
Parameters
0: Vertragingstijd (Bereik: 0 – 127)
Regelt de vertragingstijd.
1: Natniveau (Bereik: 0 – 127)
Regelt het niveau van he t e f f e ctgeluid.
2: Terugkoppeling (Bereik: 0 – 127)
Regelt de herh aling van de vertraging.
3: Hoogdemping (Bereik: 0 – 127)
Regelt het dempen van het vertragingsgeluid in het hoge bereik. Hoe kleiner de waarde des te groter het dempen van het vertragingsgeluid in het hoge bereik.
4: Mate L (Bereik: 0 – 127)
Regelt de vertragingstijd van het linker kanaal. In verhoudi ng t o t de waarde die ingesteld is voor de vertragingstijd.
5: Mate C (Bereik: 0 – 127)
Regelt de vertragingstijd van het midden kanaal. In verhoudi ng t o t de waarde die ingesteld is voor de vertragingstijd.
6: Mate R (Bereik: 0 – 127)
Regelt de vertragingstijd van het rechter kanaal. In verhoudi ng t o t de waarde die ingesteld is voor de vertragingstijd.
1: HPF (Bereik: 0 – 127)
Regelt de afsnijfrequentie van het hoo gfi l ter. Een kleinere waarde elimineert het lage bereik.
2: Terugkoppeling (Feedback) (Bereik: 0 – 127)
Regelt de herhaling van de vertraging.
3: Hoogdemping (High Damp) (Bereik: 0 – 127)
Regelt het dempen va n het vertragings geluid in het hoge bereik. Hoe kleiner de waarde des te groter het dempen van het vertragingsgeluid in het hoge bereik.
4: Verspreiding (Diffusion) (Bereik: 0 – 127)
Voorziet in fijnregeling van de nagalm.
5: Natniveau (Wet Level) (Bereik: 0 – 127)
Regelt het niveau van het effectgeluid.
6: Droogniveau (Dry Level) (Bereik: 0 – 127)
Regelt het niveau van het droge geluid (oorspronkelijke geluid).
J 24 : Omgekeerde poortnagalm (Reverse Gate
Reverb)
Functie
Dit is poortnagalm met een om ge ke erd draai-effect.
Parameters
0: LPF (Bereik: 0 – 127)
Regelt de afsnijf requentie van het laagfilter. Een kleinere waarde elimineert het hoge berei k.
1: HPF (Bereik: 0 – 127)
Regelt de afsnijfrequentie van het hoo gfi l ter. Een kleinere waarde elimineert het lage bereik.
2: Terugkoppeling (Bereik: 0 – 127)
Regelt de herhaling van de vertraging.
3: Hoogdemping (Bereik: 0 – 127)
Regelt het dempen va n het nagalmge luid in het hoge bereik. Hoe kleiner de waarde des te groter het dempen van het vertragingsgeluid in het hoge bereik.
J 23 : Poortnagalm (Gate Reverb)
Functie
Dit is een fader die een kunstmatig nagalmeffect creëert dat klinkt alsof het afgesneden wordt door een poort.
Parameters
0: LPF (Bereik: 0 – 127)
Regelt de afsni jfrequentie van h e t laagfilter. Een kleinere waarde elimineert het hoge ber eik.
D-98
4: Verspreiding (Bereik: 0 – 127)
Voorziet in fijnregeling van de nagalm.
5: Natniveau (Bereik: 0 – 127)
Regelt het niveau van het effectgeluid.
6: Droogniveau (Bereik: 0 – 127)
Regelt het niveau van het droge geluid (oorspronkelijke geluid).
705A-D-100A
Loading...