De volgende waarschuwingen worden in
heel deze handleiding gebruikt om de volgende boodschappen over te brengen:
Veiligheidswaarschuwing. Wan-
a
neer u dit symbool aantreft op het
voertuig of in de handleiding, dient u rekening te houden met potentieel gevaar
voor persoonlijk letsel. Niet-naleving
van de aanwijzingen die worden gegeven in de boodschappen voorafgegaan
door dit symbool kan resulteren in ernstige risico’s voor de veiligheid van
uzelf en anderen en voor het voertuig!
aWAARSCHUWING
Duidt op een potentieel gevaar dat kan
resulteren in ernstig letsel of zelfs de
dood.
aOPGELET
Duidt op een potentieel gevaar dat kan
resulteren in licht persoonlijk letsel of
schade aan het voertuig.
OPMERKING Het woord “OPMER-
KING” in deze handleiding gaat belangrijke
informatie of richtlijnen vooraf.
).&/2-!4)%
Bewerkingen voorafgegaan door
★
kant van het voertuig te worden herhaald.
Indien niet expliciet anders vermeld, moet
u voor de montage van de onderdelen de
stappen voor demontage in omgekeerde
volgorde herhalen.
Daar waar de termen “rechts” en “links”
worden gebruikt, wordt ervan uitgegaan
dat de rijder in normale rijhouding op het
voertuig zit.
.
het voertuig met passagier heeft uitsluitend
betrekking op landen waar het rijden met
passagier is toegestaan.
In de tekst en de afbeeldingen verwijzen
de symbolen
door het symbool van het model (.
+
del.
Voordat u de motor start, dient u aandachtig dit boekje te lezen, in het bijzonder het
gedeelte “VEILIG RIJDEN”.
Uw veiligheid en die van anderen hangt
niet alleen af van de snelheid van uw reflexen en uw behendigheid, maar ook van
de kennis van het voertuig, van de staat
van onderhoud en van de basisregels voor
VEILIG RIJDEN. Daarom is het belangrijk
het voertuig goed te leren kennen, zodat u
er zich veilig mee in het verkeer kunt begeven.
losmakelijk bij de motorfiets en moet in geval van verkoop worden overgedragen.
aprilia heeft bij de samenstelling van dit
boekje de grootste zorg aan de dag gelegd, teneinde de gebruiker correcte en actuele informatie te verschaffen. Daar apri-lia echter voortdurend het ontwerp van zijn
producten verbetert, kunnen de kenmerken van uw motorfiets lichtjes afwijken van
de in dit boekje beschreven kenmerken.
Indien u vragen heeft met betrekking tot de
informatie in dit boekje, aarzel dan niet om
contact op te nemen met uw officiële apri-lia-dealer.
Voor controles en reparaties die niet expliciet in deze publicatie staan beschreven,
de aanschaf van originele aprilia-reserveonderdelen, accessoires en andere producten, alsook specifieke adviezen, dient u
zich uitsluitend te wenden tot de officiële
aprilia-dealers en onderhoudscentra, die
een betrouwbare en snelle service garanderen.
Wij danken u omdat u voor aprilia heeft
gekozen en wensen u veel rijplezier.
Alle rechten voor wat betreft elektronische
opslag, reproductie en volledige of gedeeltelijke aanpassing, op welke manier ook,
zijn voorbehouden voor alle landen.
OPMERKING In sommige landen
vereisen de van kracht zijnde milieuwetgeving en geluidsvoorschriften periodieke inspecties.
In deze landen moet de gebruiker van het
voertuig:
– contact opnemen met een officiële apri-
lia-dealer om de niet-goedgekeurde on-
derdelen te laten vervangen door onder-
delen die goedgekeurd zijn in het
betreffende land;
– voer de vereiste periodieke inspecties uit.
OPMERKING Bij aankoop van deze
motorfiets dient u in de navolgende figuur
de identificatiegegevens te vermelden die
op het IDENTIFICATIE-ETIKET VERVANGINGSONDERDELEN STAAN. Het label
is aangebracht op de rechterbalk van het
frame; om het te kunnen lezen, moet u het
rechter inspectiedeksel verwijderen, zie
pag. 55 (VERWIJDEREN VAN HET
RECHTER EN HET LINKER INSPECTIEDEKSEL).
Dit zijn identificatiegegevens van:
– YEAR = bouwjaar (Y, 1, 2, ...);
– I.M. = wijzigingscode (A, B, C, ...);
– LANDENCODES = land van homologa-
tie (I, UK, A, ...).
Ze dienen te worden doorgegeven aan de
officiële aprilia-dealer bij de aankoop van
vervangingsonderdelen of accessoires die
specifiek zijn voor uw model.
In deze handleiding worden de volgende
symbolen gebruikt om de verschillende
versies aan te duiden:
Om het voertuig te mogen besturen is het
nodig dat u aan alle wettelijke verplichtingen voldoet (rijbewijs, geestelijke en lichamelijke gezondheid, verzekering, wegenbelasting, registratie voertuig, nummerplaat, enz.).
U wordt aangeraden zich het voertuig geleidelijk eigen te maken, daar waar weinig
verkeer is of op terreinen die privé-eigendom zijn.
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
6
Het gebruiken van bepaalde medicijnen,
alcohol en verdovende middelen benadeelt
in aanzienlijke mate de rijveiligheid.
Verzekert u zich ervan dat u geestelijk en
lichamelijk goed in staat bent te rijden, en
rijd vooral niet bij vermoeidheid en slaperigheid.
Het merendeel van de ongelukken is te wijten aan onervarenheid van de rijder.
Leen het voertuig NOOIT uit aan beginners
en overtuigt u zich er in ieder geval van dat
de rijder in het bezit is van de wettelijke
vereisten voor het rijden.
Volg nauwgezet de verkeersaanwijzingen
en houd u aan de nationale en plaatselijke
verkeersregels.
Vermijd plotselinge manoeuvres die gevaar opleveren voor uzelf en voor anderen
(bijvoorbeeld: steigeren, te hard rijden
enz.), en houd altijd rekening met de toestand van het wegdek, het zicht, enz.
Bots niet tegen obstakels die schade aan
het voertuig kunnen toebrengen of die u de
controle over het voertuig kunnen doen
verliezen.
Rijd niet vlak achter een ander voertuig om
u mee te laten "zuigen".
Houd altijd beide handen aan het stuur en
de voeten op de voetplank (of de voetsteunen) en neem een correcte rijhouding aan.
Vermijd absoluut rechtop te gaan staan tijdens het rijden, of zich om te draaien.
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
7
OIL
COOLER
De berijder moet zich nooit laten af leiden
of laten beïnvloeden door personen of handelingen (niet roken, eten, drinken, lezen,
enz.) tijdens het rijden.
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
8
Gebruik de voorgeschreven koelvloeistof
en olie, zoals beschreven in de "SMEERMIDDELENTABEL"; controleer steeds of
de niveaus van de olie en de koelvloeistof
de voorgeschreven niveaus hebben.
Controleer, als het voertuig bij een ongeluk
betrokken is geweest, of de bedieningsknoppen, -kabels, -slangen, het remsysteem en de vitale delen niet beschadigd
zijn.
Laat het voertuig eventueel nakijken door
een erkende officiële aprilia dealer, met
speciale aandacht voor het frame, het
stuur, de vering, de veiligheidsonderdelen
en de onderdelen waarvan de gebruiker
zelf niet in staat is te beoordelen of ze beschadigd zijn.
Meld elk mankement bij het functioneren
aan de technici/mecaniciens opdat de reparatiewerkzaamheden vergemakkelijkt
worden.
Rijd absoluut niet met het voertuig wanneer de beschadiging de rijveiligheid in gevaar brengt!
Verander nooit de plaats, de stand of de
kleur van: de kentekenplaat, de richtingaanwijzers, de lichten en de claxon.
Modificaties aan het voertuig doen de garantie onherroepelijk vervallen.
Enkel voor voertuigen
tot 50 cm# inbegrepen
Elke eventuele verandering van de motor of
andere delen die tot doel heeft de snelheid
of het vermogen van de bromfiets op te drijven, is bij wet verboden; elke eventuele
verandering die resulteert in een verhoging
van de maximumsnelheid of van het slagvolume van de motor maakt van de bromfiets een motorfiets, wat de volgende verplichtingen voor de eigenaar met zich
brengt:
A12
345
ONLY ORIGINALS
– nieuwe homologatie;
– nieuwe inschrijving;
– aangepast rijbewijs.
Bovendien doen dergelijke veranderingen
de dekking van de verzekering teniet, aangezien verzekeringspolissen het aanbrengen van technische veranderingen met het
doel het vermogen van het voertuig op te
drijven, uitdrukkelijk verbieden.
Om de hierboven aangehaalde redenen, is
niet-naleving van het verbod op het opdrijven van de prestaties strafbaar met de wettelijk voorziene sancties (waaronder inbeslagneming van de bromfiets), die - al naargelang het geval - kunnen worden gecombineerd met de sancties voorzien voor het
niet-dragen van de helm en/of het niet-gebruiken van de verzekeringsplaat en met
de strafrechtelijke sancties voorzien voor
het rijden met de bromfiets zonder bromfietscertificaat.
Enkel voor voertuigen
van meer dan 50 cm#
Elke eventuele verandering die aangebracht wordt aan
de motorfiets of de verwij-
dering van originele delen kunnen de prestaties negatief beïnvloeden en de veiligheid in gevaar brengen of
de motorfiets on-
wettig maken.
U wordt geadviseerd om zich altijd te hou-
den aan alle nationale en plaatselijke wettelijke voorschriften en regels op het punt
van de uitrusting van
de motorfiets.
In het bijzonder moeten technische veranderingen vermeden worden die de prestaties beïnvloeden of in ieder geval de oorspronkelijke eigenschappen van
fiets
veranderen.
de motor-
Houd absoluut geen snelheidswedstrijden
met het voertuig.
Vermijd het rijden op een andere ondergrond dan het wegdek.
+,%$).'
Voordat u gaat rijden dient u eraan te denken dat u altijd de helm op hebt; deze moet
op de juiste wijze gedragen worden.
Controleer of de helm gekeurd is, niet-beschadigd is, de juiste maat heeft en het vizier schoon is.
Draag beschermende kleding; mogelijkerwijs met een heldere en/of reflecterende
kleur. Zodoende bent u goed zichtbaar
voor de andere weggebruikers en beperkt
u hiermee het risico aangereden te worden. Bij een val hebt u zodoende ook een
betere bescherming. De kleding moet goed
passen en aan de uiteinden gesloten zijn.
Koorden, ceintuur en das of sjaal mogen
niet los hangen; voorkom dat deze of andere objecten het rijden kunnen beïnvloeden doordat ze verstrikt raken in bewegende delen of bedieningselementen.
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
9
Zorg ervoor dat u geen objecten in uw zakken hebt die mogelijk gevaar opleveren bij
een val, zoals puntige objecten als sleutels, pennen, glazen voorwerpen (hetzelfde geldt voor de eventuele passagier).
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
10
!##%33/)2%3
De gebruiker is persoonlijk verantwoordelijk voor de keuze van de installatie en het
gebruik van de accessoires. Denkt u er tijdens de montage aan dat geen onderdelen
zoals de lichten of onderdelen die dienen
voor het aangeven van de richting of voor
geluidssignalen bedekt worden, waardoor
deze onderdelen geheel of gedeeltelijk hun
functie verliezen; belemmer ook niet de uitslag van de vering en de stuurhoek en de
werking van de bedieningselementen.
Vermijd het gebruik van accessoires die de
toegang tot de bedieningselementen belemmeren, omdat zo de reactietijd in noodgevallen langer kan worden.
De grote kappen en windschermen van het
voertuig kunnen aërodynamische krachten
doen ontstaan die de stabiliteit van het
voertuig beïnvloeden, vooral bij hoge snelheid.
Controleer of de accessoires op degelijke wijze bevestigd zijn aan het voertuig en geen gevaar opleveren tijdens het rijden. Niets toevoegen aan de elektrische installatie of hier
iets aan veranderen, waardoor het maximale
vermogen van het voertuig overschreden zou
kunnen worden. Hierdoor zou het voertuig tijdens het rijden plotseling kunnen stoppen of
er zou zich een gevaarlijk stroomtekort kunnen voordoen, zodat de claxon en de lichten
aprilia
niet meer functioneren.
bruik van originele accessoires aan (
beveelt het ge-
aprilia
genuine accessoires).
,!$).'
Wees voorzichtig bij het opladen van bagage
en vervoer niet te veel lading. De bagage
moet zich zo dicht mogelijk bij het zwaartepunt van het voertuig bevinden en evenwichtig verdeeld zijn naar beide zijden van het
voertuig zodat er een optimale balans is.
KG!
Bevestig absoluut geen grote, zware en/of
gevaarlijke voorwerpen aan het stuur, de
spatborden en de vorken; dit kan de reactiesnelheid van het voertuig in de bochten
vertragen en de controle tijdens het rijden
hinderen.
Bevestig niet teveel ruimte innemende bagage aan de zijkant van het voertuig, aangezien deze tegen personen of voorwerpen zou kunnen stoten, waardoor u de
controle over het voertuig zou kunnen verliezen.
Vervoer geen bagage die niet goed bevestigd is aan het voertuig of die teveel uit de
bagageruimtes steekt.
Denk eraan dat de bagage niet voor of
over de verlichting, de akoestische en visuele signalering hangt.
Vervoer geen dieren of kinderen op het documentenkastje of op de duozit.
Overschrijd niet de limiet voor vervoer die
geldt voor iedere specifieke bagagedrager.
Teveel lading beïnvloedt de stabiliteit en
de manoeuvreerbaarheid van het voertuig.
Waarschuwingslampje richtingaanwijzers (c)Knippert als de richtingaanwijzers in werking zijn.
Licht op zodra de contactschakelaar in de stand “n” wordt gedraaid en de start-
r” wordt ingedrukt, om te zien of het lampje goed functioneert.
knop “
Als het lampje tijdens het starten niet oplicht, moet het vervangen worden.
Waarschuwingslampje oliereserve (
KilometertotaaltellerGeeft het totale aantal gereden kilometers aan.
SnelheidsmeterGeeft de rijsnelheid aan.
.
Waarschuwingslampje dimlicht (b)Licht op wanneer de koplamp in de stand voor het dimlicht staat.
.Waarschuwingslampje grootlicht
C % K - _
+
Waarschuwingslampje reserve benzine (
Waarschuwingslampje grootlicht(a)Licht op wanneer de koplamp in de stand voor het grootlicht staat.
j)
(a)
a
OPGELET
het oplicht terwijl de motor gewoon draait, betekent dit dat de oliereserve
wordt aangesproken; vul in dit geval het oliereservoir bij, zie pag. 26
(SMEEROLIE).
Licht op wanneer de koplamp in de stand voor het grootlicht staat.
g)Licht op als er in de brandstoftank nog ongeveer 2 L brandstof over is.
Als het waarschuwingslampje oplicht en niet uitgaat na het loslaten van de startknop “r”, of als
Brandstofmeter (g)
.
Meter koelvloeistoftemperatuur
1
(h)
Geeft bij benadering het niveau van de brandstofvoorraad in de brandstoftank
aan.
Geeft bij benadering de temperatuur van de koelvloeistof in de motor aan.
Wanneer de wijzer boven het “min”-niveau staat, is de temperatuur voldoende
om met het voertuig te rijden. Het temperatuurbereik voor normaal rijden wordt
aangeduid door de middelste zone op de schaal.
Als de wijzer zich in de rode zone bevindt, moet u de motor stoppen en het
koelvloeistofpeil controleren, zie pag. 30 (
aOPGELET
kan de motor ernstige schade oplopen.
Als de maximaal toegestane temperatuur wordt
overschreden (rode “max”-zone van de schaal),
.
KOELVLOEISTOF 1).
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
17
"%,!.'2)*+34%"%$)%.).'3%,%-%.4%.
.
"%$)%.).'3%,%-%.4%.
/0$%,).+%234552(%,&4
OPMERKING De elektrische onderdelen werken enkel
wanneer de contactschakelaar in de stand “
n” staat.
OPMERKING De lichten werken enkel wanneer de motor
draait.
1) DRUKKNOP CLAXON (
De claxon treedt in werking wanneer de drukknop wordt ingedrukt.
2) CHOKE-HENDEL (
De choke voor het koud starten van de motor wordt ingeschakeld door de hendel omlaag te draaien.
Zet de hendel weer in zijn oorspronkelijke stand om de choke
uit te schakelen
f)
e)
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
18
3) SCHAKELAAR RICHTINGAANWIJZERS (
Druk de schakelaar naar links om aan te geven dat u links
gaat afslaan; druk de schakelaar naar rechts om aan te geven dat u rechts gaat afslaan.
Wanneer u op de schakelaar drukt, schakelt u de richtingaanwijzer uit.
4) DIMLICHTSCHAKELAAR (
(in de landen waar de motorstopschakelaar is vereist “m
- n”)
In de stand “
verlichting en het dimlicht altijd.
In de stand “
b” branden de parkeerlichten, de dashboard-
a” brandt het grootlicht.
a - b)
c)
OPMERKING De lichten kunnen enkel worden gedoofd
door de motor af te zetten.
"%$)%.).'3%,%-%.4%.
/0$%2%#(4%234552(%,&4
OPMERKING De elektrische onderdelen werken enkel
wanneer de contactschakelaar in de stand “n” staat.
OPMERKING De lichten werken enkel wanneer de motor
draait.
1) LICHTSCHAKELAAR (b - •) (niet voorzien op de _ ver-
sie)
Wanneer de lichtschakelaar in de stand “
ten uit; wanneer de schakelaar in de stand “b” staat, branden het achterste parkeerlicht en het dimlicht.
1a) LICHTSCHAKELAAR (
Wanneer de lichtschakelaar in de stand “•” staat, zijn de lichten uit; wanneer de schakelaar in de stand “b” staat, branden het dimlicht en de parkeerlichten; wanneer hij in de
a” staat, branden het grootlicht en de parkeerlichten.
stand “
1b) DIMLICHTSCHAKELAAR (
(niet voorzien voor landen waar de motorstopschake-
m - n” vereist is).
laar “
Wanneer de dimlichtschakelaar in de stand “b” staat, branden het dimlicht en de parkeerlichten; in de stand “a” branden het grootlicht en de parkeerlichten.
a - b -
a - b) _
” staat, zijn de lich-
•
) C % K
•
OPMERKING De lichten kunnen enkel worden gedoofd
door de motor af te zetten.
1c) MOTORSTOPSCHAKELAAR (
(in de landen waar dit is vereist)
n - m)
aWAARSCHUWING
Bedien de motorstopschakelaar “n - m” niet tijdens gewoon rijden.
Dit is een veiligheids- of noodschakelaar. Met de schakelaar in
de stand “
stopt door de schakelaar in de stand “m” te zetten.
n” kan de motor worden gestart; de motor wordt ge-
aOPGELET
Bij gestopte motor en met de contactschakelaar in de stand
“n”, kan de accu ontladen worden.
Wanneer het voertuig tot stilstand is gekomen nadat de motor is gestopt, moet u de contactschakelaar in de stand “
zetten.
2) STARTKNOP (r)
Wanneer de startknop wordt ingedrukt en tegelijkertijd een
van de remhendels wordt aangetrokken (voor of achter), doet
de startmotor de motor draaien.
Voor de startprocedure, zie pag. 36 (STARTEN).
m”
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
19
"%,!.'2)*+34%"%$)%.).'3%,%-%.4%.
+
"%$)%.).'3%,%-%.4%.
/0$%,).+%234552(%,&4
OPMERKING De elektrische onderdelen werken enkel
wanneer de contactschakelaar in de stand “n” staat.
1) DRUKKNOP CLAXON (
De claxon treedt in werking wanneer de drukknop wordt ingedrukt.
2) DIMLICHTSCHAKELAAR (
(niet voorzien op de
Wanneer de lichtschakelaar in de stand “
dimlichtschakelaar in de stand “ a” staat, brandt het grootlicht; als hij in de stand “
3) SCHAKELAAR RICHTINGAANWIJZERS (
Druk de schakelaar naar links om aan te geven dat u links
gaat afslaan; druk de schakelaar naar rechts om aan te geven dat u rechts gaat afslaan.
Wanneer u op de schakelaar drukt, schakelt u de richtingaanwijzer uit.
f)
a - b)
versie)
_
o” staat: als de
b” staat, brandt het dimlicht.
c)
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
20
"%$)%.).'3%,%-%.4%.
/0$%2%#(4%234552(%,&4
OPMERKING De elektrische onderdelen werken enkel
wanneer de contactschakelaar in de stand “
1) KOPLAMPSCHAKELAAR (
de
J
versie)
o - p -
n” staat.
) (niet voorzien op
•
OPMERKING Controleer of de dimlichtschakelaar ( a -
b ) in de stand “b” staat alvorens de lichtschakelaar te be-
dienen.
Wanneer de lichtschakelaar in de stand “
ten uit; wanneer de schakelaar in de stand “
den de parkeerlichten en de dashboardverlichting; wanneer
de schakelaar in de stand “
ten, de dashboardverlichting en het dimlicht.
Het grootlicht (
schakelaar.
1a) DIMLICHTSCHAKELAAR (
In de stand “b” branden de parkeerlichten, de dashboardverlichting en het dimlicht altijd.
In de stand “
2) STARTKNOP (
Wanneer de startknop wordt ingedrukt en tegelijkertijd een
van de remhendels wordt aangetrokken (voor of achter), doet
de startmotor de motor draaien.
Voor de startprocedure, zie pag. 36 (STARTEN).
a - b) kan worden bediend met de dimlicht-
a” brandt het grootlicht.
r)
o” staat, branden de parkeerlich-
a - b)
” staat, zijn de lich-
•
p” staat, bran-
_
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
21
StandFunctie
Sleutel
verwijderen
#/.4!#43,/4
Het contactslot bevindt zich aan de rechterzijde, naast de stuurkolom.
OPMERKING De sleutel (1) bedient
de contact-/stuurslotschakelaar, het slot
van het accu-/gereedschapssetvak en het
zadelslot.
Bij het voertuig worden twee sleutels geleverd (één reserve).
OPMERKING Bewaar de reserve-
sleutel en het plaatje met het codenummer
niet op het voertuig.
345523,/4
aWAARSCHUWING
Zet de sleutel tijdens het rijden nooit in
de stand “
controle over het voertuig verliest.
WERKING
Om het stuur te vergrendelen:
◆
Draai het stuur volledig naar links.
◆
Draai het sleuteltje (1) in de stand “m”
en druk het in.
◆
Laat de sleutel los.
OPMERKING Verdraai de sleutel en
hanteer tegelijk het stuur.
◆
Draai de sleutel (1) linksom en hanteer
het stuur langzaam tot de sleutel (1) de
stand “
◆
Trek de sleutel uit.
s”, om te vermijden dat u de
s” bereikt.
s
Stuurslot
m
n
Het stuur is geblokkeerd.
De motor kan
niet worden
gestart en de
lichten kunnen
niet worden
ontstoken.
U kunt noch de
motor starten,
noch de lichten
ontsteken.
De motor kan
worden aangezet en de lichten kunnen
worden ontstoken.
De sleutel
kan uit het
contact worden getrokken.
De sleutel
kan uit het
contact worden getrokken.
De sleutel
kan niet uit
het contact
worden getrokken.
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
22
(5,0"%./$)'$(%$%.
/.4'2%.$%,%.
6%2'2%.$%,%.:!$%,
Ga als volgt te werk voor het ontgrendelen
en omhoogzetten van het zadel:
◆
Zet het voertuig op de standaard.
◆
Steek de sleutel in het zadelslot (1).
◆
Draai de sleutel rechtsom en zet het zadel (2) omhoog.
OPMERKING Controleer voordat u het
zadel omlaagzet en vastklikt of u niet per ongeluk de sleutel in de helmopbergruimte / het
documentenkastje heeft laten liggen.
◆
Om het zadel te vergrendelen, moet het
omlaaggezet en aangedrukt worden (zonder het te forceren), totdat het dichtklikt.
aWAARSCHUWING
Controleer voor het vertrek of het zadel
goed vergrendeld is.
(%,-/0"%2'25)-4%
$/#5-%.4%.+!34*%
Dankzij de helmopbergruimte / het documentenkastje hoeft u niet telkens wanneer
u parkeert uw helm en allerlei kleinere dingen met u mee te nemen.
De ruimte bevindt zich onder het zadel.
U kunt erbij komen door:
◆
Het zadel (2) omhoog te zetten, zie hiernaast (ONTGRENDELEN / VERGRENDELEN ZADEL).
OPMERKING Plaats de helm met de
opening naar onder gericht, zoals aangegeven op de afbeelding.
aWAARSCHUWING
Overlaad de helmopbergruimte / het documentenkastje niet.
Maximaal toegestaan gewicht: 2,5 kg.
!.4)$)%&34!,(!!+
De antidiefstalhaak (3) bevindt zich op de
rechterzijde van het voertuig, naast de
voetsteun van de rijder.
Om diefstal van het voertuig te voorkomen,
is het raadzaam hem vast te maken met de
gepantserde kabel “Body-Guard” aprilia
& (4), die kan worden besteld bij uw offi-
ciële aprilia-dealer.
aWAARSCHUWING
Gebruik de haak niet om het voertuig op
te tillen en evenmin voor enig ander
doel dan voor het vastmaken van het
voertuig wanneer u hem ergens parkeert.
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
23
!##5'%2%%$3#(!03+!34*%
Dit kastje bevindt zich op het onderste deel
van het voertuig, tussen de voetsteunen.
U kunt er als volgt bij komen:
◆
Steek de sleutel (1) in het slot.
◆
Draai de sleutel (1) rechtsom, trek eraan
en verwijder de klep (2).
De gereedschapsset (3) bestaat uit:
– n. 1 gereedschapstasje
– n. 1 bougiesleutel van 21 mm
– n. 1 stang voor dopsleutel
– n. 1 dubbele kruiskopschroevendraaier
type PH nummer 2
– n. 1 handvat voor schroevendraaier
– n. 1
– n. 1
24
inbussleutel van 4 mm
.
dopsleutel van 8/10 mm
.
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
4!33%.(!!+
aWAARSCHUWING
Hang geen tassen of pakjes aan de haak
die teveel ruimte innemen, omdat dit de
bestuurbaarheid van het voertuig of de
bewegingsvrijheid van uw voeten ernstig kan belemmeren.
De tassenhaak (4) bevindt zich vooraan op
de binnenkant van het schild
Maximaal toegestaan gewicht: 1,5 kg.
!#(4%230!4"/2$
Het verlengstuk van het achterspatbord (5)
is voorzien als standaarduitrusting en kan
worden gemonteerd als het voertuig op
natte wegen wordt gebruikt. Het vermindert
immers het opspattend water van het achterwiel.
OPMERKING het verlengstuk van het
achterspatbord (5) wordt, compleet met
schroeven en bijbehorende moeren, geleverd als standaarduitrusting en is onderge-
bracht in het valhelm-/handschoenenkastje.
Monteer het verlengstuk van het achterspatbord als volgt, zie pag. 56 (x HET
VERLENGSTUK VAN HET ACHTERSPATBORD MONTEREN), pag. 57 (z {
HET VERLENGSTUK VAN HET ACHTERSPATBORD MONTEREN).
+6%2,%.'345++%.6!.
$%2)#(4).'!!.7)*:%23
In de landen waar het formaat van de kentekenplaat 280x280 mm is, moeten geschikte verlengstukken (6) voor de richtingaanwijzers worden gemonteerd.
OPMERKING De verlengstukken van
de richtingaanwijzers (6) worden, compleet
met moeren en schroeven, geleverd als
standaarduitrusting en bevinden zich in het
valhelm-/handschoenenopbergvak.
Voor de installatie, zie pag. 58 (
INSTALLEREN VAN DE VERLENGSTUKKEN VAN DE RICHTINGAANWIJZERS).
+
"%,!.'2)*+34%/.$%2$%,%.
"2!.$34/&
aWAARSCHUWING
De brandstof die gebruikt wordt voor
verbrandingsmotoren is uiterst ontvlambaar en kan in bepaalde omstandigheden explosief worden. Het is belangrijk dat het tanken en de onderhoudswerkzaamheden in een goed geventileerde ruimte gebeuren en met afgezette motor. Niet roken gedurende
het tanken of in de nabijheid van benzinedampen; in elk geval absoluut contact mijden met open vlammen, vonken
en elke andere warmtebron, om te voorkomen dat de brandstof vlam vat of explodeert.
Verder moet u ook voorkomen dat er benzine uit de tankopening stroomt, aangezien ze vlam kan vatten bij contact met de
gloeiende delen van de motor.
Voor het geval per ongeluk benzine buiten de tank terechtkomt, moet u controleren of de plek waar de benzine is terechtgekomen geheel droog is en voor u gaat
rijden moet u er zich van vergewissen dat
er geen benzine op de hals van de benzinemond is achtergebleven.
Loodvrije benzine zet uit onder invloed
van zonnewarmte en zonnestraling.
Vul de tank daarom nooit tot de rand.
Mijd contact van benzine met de huid en
inademing van dampen; zuig geen benzine op en breng de benzine niet over van
één vat in een ander met behulp van een
slang.
LOOS BRANDSTOF NIET IN HET MILIEU.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN HOUDEN.
.
Gebruik uitsluitend superbenzine (4 Stars
), in overeenstemming met de norm
U
DIN 51600, min. octaangetal 98
(N.O.R.M.) en 88 (N.O.M.M.).
2 Gebruik uitsluitend loodvrije benzine,
in overeenstemming met de norm DIN
51607, min. octaangetal 95 (N.O.R.M.) en
85 (N.O.M.M.).
+
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine, in
overeenstemming met de norm DIN
51607, min. octaangetal 95 (N.O.R.M.) en
85 (N.O.M.M.).
Schroef de brandstoftankdop (1) los en
verwijder hem.
◆
Tank bij.
L
aWAARSCHUWING
Plaats na het bijvullen de dop (1) in de
juiste positie terug.
◆
Plaats de dop terug (1).
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
25
3-%%2-)$$%,%.
aWAARSCHUWING
Olie kan leiden tot ernstige beschadiging van de huid bij dagelijkse en langdurige aanraking.
Na gebruik van olie uw handen goed
wassen.
Het is aangeraden latex handschoenen
te gebruiken om onderhoudswerken uit
te voeren.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN HOUDEN.
LOOS OLIE NIET IN HET MILIEU.
aOPGELET
Ga voorzichtig te werk.
Mors geen olie!
Let op dat onderdelen, de plaats waar u
werkt of de onmiddellijke omgeving niet
worden besmeurd.
Veeg oliesporen zorgvuldig op.
aOPGELET
Neem in geval van lekkages of defecten
contact op met een officiële APRILIAdealer.
SMEEROLIE
Vul het olie reservoir elke 500 km (312 mi).
Het voertuig is voorzien van een gescheiden mengsysteem, dat ervoor zorgt dat de
benzine met olie gemengd wordt voor de
smering van de motor, zie pag. 84 (x
SMEERMIDDELENTABEL) of pag. 85 (z{ SMEERMIDDELENTABEL).
De reserve wordt aangeduid door het oplichten van het waarschuwingslampje van
de oliereserve “
pag. 16 e 17 (UBPLAATSING VAN DE INSTRUMENTEN / INSTRUMENTEN EN
CONTROLELAMPJES)
j” op het dashboard,zie
aOPGELET
Wanneer u het voertuig zonder olie gebruikt, wordt er zware schade aan de
motor toegebracht.
Wanneer de olie in het oliereservoir geheel is opgeraakt of als de olieleiding is
verwijderd, wend u dan tot een officiële
APRILIA-dealer, die het systeem zal ontluchten.
Dit is absoluut noodzakelijk, want lucht
in het oliemengsysteem kan zware
schade aan de motor toebrengen.
Ga als volgt te werk om het oliereservoir bij
te vullen:
Plaats na het bijvullen de dop (1) in de
juiste positie terug.
◆
Plaats de dop terug (1).
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
26
.
VERSNELLINGBAKOILE
Laat het peil van de versnellingsbakolie
om de 4000 km (2500 mi) controleren of
om de 12 maanden.
De versnellingsbakolie moet worden
ververst na de eerste 500 km (312 mi) en
daarna telkens of om de 12000 km (7500
mi) of om de 2 jaar.
Neem contact op met een officiële aprilia-
dealer om het oliepeil te controleren en de
olie te verversen.
+
VERSNELLINGBAKOILE
Laat het peil van de versnellingsbakolie
om de 4000 km (2500 mi) controleren of
om de 12 maanden.
De versnellingsbakolie moet worden
ververst na de eerste 1000 km (625 mi) en
daarna telkens om de 12000 km (7500 mi)
of om de 24 maanden.
Neem contact op met een officiële apriliadealer om het oliepeil te controleren en de
olie te verversen.
2%-6,/%)34/&AANBEVELINGEN
aWAARSCHUWING
Plotselinge weerstand of verschillen in
speling op de remhendel kunnen te wijten zijn aan onregelmatigheden in het
hydraulische systeem.
In geval van twijfel met betrekking tot
het goed functioneren van het remsysteem en als u niet in staat bent de normale controles zelf uit te voeren, moet u
te rade gaan bij uw officiële APRILIAdealer.
aWAARSCHUWING
Besteed bijzondere aandacht aan de
remschijf en het wrijvingsmateriaal en
controleer of ze niet vuil zijn of besmeurd met olie, vooral na onderhoudswerkzaamheden of inspecties.
Controleer of de remleiding niet verdraaid of versleten is.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN HOUDEN.
LOOS VLOEISTOF NIET IN HET MILIEU.
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
27
3#()*&2%--%.
aWAARSCHUWING
De remmen zijn de belangrijkste onderdelen voor uw veiligheid, dus moeten zij
te allen tijde in perfecte staat verkeren;
controleer ze voor elke rit.
Een vuile schijf verontreinigt de remblokjes, wat zal resulteren in een verminderde remkracht. Vuile remblokjes
moeten worden vervangen; vuile schijven moeten worden gereinigd met een
ontvettingsmiddel van hoge kwaliteit.
De remvloeistof moet om de twee jaar
worden ververst door een officiële
APRILIA-dealer.
Aarzel niet uw officiële APRILIA-dealer te
raadplegen ingeval u twijfelt of het remsysteem wel goed functioneert en als u
zelf niet in staat bent de normale controles uit te voeren.
Deze voertuig is uitgerust met hydraulische
schijfremmen.
OPMERKING Voor het model met
trommelrem achteraan, is de volgende informatie enkel van toepassing op de
schijfrem vooraan.
3
Wanneer de remblokjes slijten, daalt het niveau van de remvloeistof, om de slijtage
automatisch te compenseren.
Het remvloeistofreservoir (1) bevindt zich
naast de koppeling van de voorremhendel.
Controleer regelmatig het remvloeistofpeil
in het reservoir (1) en de slijtage van de
remblokjes, zie pag. 51 (CONTROLE SLIJTAGE REMBLOKJES).
aWAARSCHUWING
Rijd niet met het voertuig als er vloeistof uit het remsysteem lekt.
CONTROLE
Controleer het remvloeistofpeil als volgt:
OPMERKING Zet het voertuig op een
stevige en effen ondergrond.
MIN = minimumniveau.
◆
Zet het voertuig op de middenstandaard.
◆
Draai het stuur zo dat de vloeistof in het
remvloeistofreservoir evenwijdig staat
met de “MIN”-markering op het peilglas
(2).
◆
Controleer of de vloeistof in het reservoir
boven het “MIN”-streepje op het glas (2)
staat.
Als de vloeistof niet minstens tot het “MIN”-
streepje reikt:
aOPGELET
Naarmate de remblokjes afslijten,
neemt het vloeistofpeil af om de slijtage
automatisch te compenseren.
◆
Controleer de slijtage van de remblokjes,
zie pag. 51 (CONTROLE SLIJTAGE
REMBLOKJES) en van de schijf.
Als de remblokjes en/of de schijf niet moeten worden vervangen:
◆
Neem contact op met een officiële
aprilia-dealer om vloeistof te laten bijvullen.
aOPGELET
Controleer de werking van de remmen.
Neem in geval van overmatige speling
van de remhendel of een verminderde
werking van de remmen contact op met
een officiële APRILIA-dealer, aangezien
in dit geval het systeem mogelijk moet
worden ontlucht.
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
28
42/--%,2%-!#(4%2
aWAARSCHUWING
De remmen zijn de belangrijkste onderdelen voor uw veiligheid, dus moeten zij
te allen tijde in perfecte staat verkeren;
controleer ze voor elke rit.
Aarzel niet uw officiële APRILIA-dealer te
raadplegen ingeval u twijfelt of het remsysteem wel goed functioneert en als u
zelf niet in staat bent de normale controles uit te voeren.
AFSTELLEN VAN DE REM
◆
Meet de grootste afstand tussen de remhendel in uitgangspositie en het punt
waarop de aangetrokken remhendel de
feitelijke remwerking begint uit te oefenen. De speling moet ongeveer 10 mm
zijn.
Ga als volgt te werk om de speling af te
stellen:
◆
Regel met de stelschroef (1).
◆
Rem herhaaldelijk en controleer of het
wiel vrij ronddraait wanneer de rem losgelaten is.
◆
Controleer of de rem naar behoren werkt.
aWAARSCHUWING
Indien de stelmoer (1) geheel kan worden aangedraaid, zijn de remschoenen
versleten. Zie in dat geval pag. 51 (CONTROLE SLIJTAGE REMBLOKJES).
OPMERKING De verhitting van de re-
mschoenen die door de werking van de remmen wordt veroorzaakt, kan de speling
tussen het wrijvingsmateriaal en de trommel veranderen. Daarom verdient het
aanbeveling de speling te controleren, zelfs wanneer de schoenen op bedrijfstemperatuur zijn.
◆
Maak een proefrit en bedien de achterrem
twee tot drie maal.
aWAARSCHUWING
Voer deze test uit met de motor in rusttoestand.
◆
Breng het voertuig tot stilstand, zie
pag. 41 (STOPPEN).
◆
4 Zet de motorstopschakelaar (2) in de
stand “m” (in de landen waar dit is vereist).
◆
Verdraai de sleutel (3) en zet de contactschakelaar (4) in de stand “
◆
Zet het voertuig op de middenstandaard.
◆
Controleer of het wiel ongehinderd draait.
Indien nodig:
m”.
aWAARSCHUWING
Let op dat u zich niet verbrandt wanneer
u bij hete motor de volgende handelingen uitvoert.
◆
Draai de stelschroef (1) los, ervoor zorgend dat het wiel ongehinderd ronddraait.
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
29
+/%,6,/%)34/&
.
1
aOPGELET
Gebruik het voertuig niet als het koelvloeistofpeil onder het voorgeschreven
“MIN” ligt.
Controleer het koelvloeistofpeil om de
2000 km (1250 mi) en na lange ritten; laat
de koelvloeistof om de 2 jaar verversen
door een officiële aprilia-dealer.
aWAARSCHUWING
De koelvloeistof is giftig: slik ze niet in;
als de koelvloeistof in contact komt met
de huid of de ogen, kan dit leiden tot
ernstige irritatie.
Als de koelvloeistof in contact komt met
de huid of de ogen, overvloedig spoelen
met water en een arts raadplegen. Als
de koelvloeistof wordt ingeslikt, het braken opwekken, mond en keel overvloedig spoelen met water en onmiddellijk
een arts raadplegen.
LOOS VLOEISTOF NIET IN HET MILIEU.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN HOU-
DEN.
Let op dat u geen koelvloeistof morst
op de hete onderdelen van de motor: de
vloeistof kan vlam vatten en onzichtbare vlammen veroorzaken.
Het is aangeraden latex handschoenen
te gebruiken om onderhoudswerken uit
te voeren.
Laat de koelvloeistof verversen door
een officiële APRILIA-dealer.
De koelvloeistof is samengesteld uit 50%
water en 50% antivries. Dit mengsel is ideaal voor de meeste motortemperaturen en
garandeert een goede bescherming tegen
roest.
Het is handig hetzelfde mengsel ook in de
zomer te gebruiken, aangezien zo het verlies ten gevolge van verdamping tot een minimum wordt beperkt, zodat het niet nodig is
zeer regelmatig bij te vullen.
Op die manier neemt de aanwezigheid van
minerale zoutresten in de radiator veroorzaakt door verdampt water af en is de goede werking van het koelsysteem verzekerd.
Als de buitentemperatuur minder dan 0°C
bedraagt, moet u het koelcircuit regelmatig
controleren en zo nodig de concentratie van
antivries verhogen (tot maximum 60%).
Gebruik voor de koeloplossing gedistilleerd
water, om schade aan de motor te voorkomen.
aWAARSCHUWING
Verwijder de radiatordop niet als de motor nog heet is (1), aangezien de koelvloeistof onder druk staat en zeer warm
is.
Contact met de huid of met kleding kan
ernstige brandwonden en/of schade
veroorzaken.
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
30
Loading...
+ 70 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.