Aprilia SR 25 User Manual [de]

© 1999 aprilia s.p.a. - Noale (VE)
Eerste editie: mei 1999
Herdruk: juni 1999, februari 2001
U herkent de officiële aprilia-bromfiets- dealer aan dit logo op de deur of etalage:
U herkent de officiële aprilia-motorfiets- dealer aan dit logo op de deur of etalage:
Vervaardigd en gedrukt door:
editing division Soave (VERONA) - Italië Tel. +39 - 045 76 11 911 Fax +39 - 045 76 12 241 E-mail: customer@stp.it www.stp.it
In opdracht van:
aprilia s.p.a.
via G. Galilei, 1 - 30033 Noale (VE) - Italië Tel. +39 - 041 58 29 111 Fax +39 - 041 44 10 54 www.aprilia.com
7!!23#(57).'3"//$ 3#(!00%.
De volgende waarschuwingen worden in heel deze handleiding gebruikt om de vol­gende boodschappen over te brengen:
Veiligheidswaarschuwing. Wan-
a
neer u dit symbool aantreft op het voertuig of in de handleiding, dient u re­kening te houden met potentieel gevaar voor persoonlijk letsel. Niet-naleving van de aanwijzingen die worden gege­ven in de boodschappen voorafgegaan door dit symbool kan resulteren in ern­stige risico’s voor de veiligheid van uzelf en anderen en voor het voertuig!
aWAARSCHUWING
Duidt op een potentieel gevaar dat kan resulteren in ernstig letsel of zelfs de dood.
aOPGELET
Duidt op een potentieel gevaar dat kan resulteren in licht persoonlijk letsel of schade aan het voertuig.
OPMERKING Het woord “OPMER-
KING” in deze handleiding gaat belangrijke informatie of richtlijnen vooraf.
).&/2-!4)%
Bewerkingen voorafgegaan door
kant van het voertuig te worden herhaald. Indien niet expliciet anders vermeld, moet u voor de montage van de onderdelen de stappen voor demontage in omgekeerde volgorde herhalen. Daar waar de termen “rechts” en “links” worden gebruikt, wordt ervan uitgegaan dat de rijder in normale rijhouding op het voertuig zit.
.
het voertuig met passagier heeft uitsluitend betrekking op landen waar het rijden met passagier is toegestaan.
In de tekst en de afbeeldingen verwijzen de symbolen door het symbool van het model (.
+
del.
Voordat u de motor start, dient u aandach­tig dit boekje te lezen, in het bijzonder het gedeelte “VEILIG RIJDEN”.
Uw veiligheid en die van anderen hangt niet alleen af van de snelheid van uw re­flexen en uw behendigheid, maar ook van de kennis van het voertuig, van de staat van onderhoud en van de basisregels voor VEILIG RIJDEN. Daarom is het belangrijk het voertuig goed te leren kennen, zodat u er zich veilig mee in het verkeer kunt bege­ven.
dit symbool dienen aan de andere
Elke verwijzing naar het gebruik van
3 1 2,
), uitsluitend naar het aangegeven mo-
7!!23#(57).'%. 6//2:/2'3-!!42%'%,%.  !,'%-%.%/0-%2+).'%.
voorafgegaan
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
2
OPMERKING Dit boekje hoort on-
losmakelijk bij de motorfiets en moet in ge­val van verkoop worden overgedragen.
aprilia heeft bij de samenstelling van dit boekje de grootste zorg aan de dag ge­legd, teneinde de gebruiker correcte en ac­tuele informatie te verschaffen. Daar apri- lia echter voortdurend het ontwerp van zijn producten verbetert, kunnen de kenmer­ken van uw motorfiets lichtjes afwijken van de in dit boekje beschreven kenmerken.
Indien u vragen heeft met betrekking tot de informatie in dit boekje, aarzel dan niet om contact op te nemen met uw officiële apri- lia-dealer.
Voor controles en reparaties die niet expli­ciet in deze publicatie staan beschreven, de aanschaf van originele aprilia-reser­veonderdelen, accessoires en andere pro­ducten, alsook specifieke adviezen, dient u zich uitsluitend te wenden tot de officiële aprilia-dealers en onderhoudscentra, die een betrouwbare en snelle service garan­deren.
Wij danken u omdat u voor aprilia heeft gekozen en wensen u veel rijplezier.
Alle rechten voor wat betreft elektronische opslag, reproductie en volledige of gedeel­telijke aanpassing, op welke manier ook, zijn voorbehouden voor alle landen.
OPMERKING In sommige landen
vereisen de van kracht zijnde milieuwetge­ving en geluidsvoorschriften periodieke in­specties.
In deze landen moet de gebruiker van het voertuig:
– contact opnemen met een officiële apri-
lia-dealer om de niet-goedgekeurde on-
derdelen te laten vervangen door onder-
delen die goedgekeurd zijn in het
betreffende land;
– voer de vereiste periodieke inspecties uit.
OPMERKING Bij aankoop van deze
motorfiets dient u in de navolgende figuur de identificatiegegevens te vermelden die op het IDENTIFICATIE-ETIKET VERVAN­GINGSONDERDELEN STAAN. Het label is aangebracht op de rechterbalk van het frame; om het te kunnen lezen, moet u het rechter inspectiedeksel verwijderen, zie pag. 55 (VERWIJDEREN VAN HET RECHTER EN HET LINKER INSPECTIE­DEKSEL).
Dit zijn identificatiegegevens van: – YEAR = bouwjaar (Y, 1, 2, ...);
– I.M. = wijzigingscode (A, B, C, ...); – LANDENCODES = land van homologa-
tie (I, UK, A, ...).
Ze dienen te worden doorgegeven aan de officiële aprilia-dealer bij de aankoop van vervangingsonderdelen of accessoires die specifiek zijn voor uw model.
In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt om de verschillende versies aan te duiden:
model 50 cm
x
model 125 cm
z
model 150 cm
{
versie automatische lichtschakelaar
e
(Automatic Switch-on Device)
optie
m
vloeistofgekoeld versie
q
versie met trommelrem
t
vloeistofgekoelde versie
o
VERSIE VOOR:
Italië
I
Verenigd
U
Koninkrijk Oostenrijk
a
Portugal
p
Finland
F
België
B
Duitsland
d
Frankrijk
f
Spanje
E
Griekenland
G
Nederland
O
Zwitserland
Y
Denemarken
D
Japan
J
3
3
3
Singapore
S
Slovenië
s
Israël
i
Zuid-Korea
¬
Maleisië
M
Chili
c
Kroatië
H
Australië
A
Verenigde Staten
u
Brazilië
Ä
Zuid-Afrika
R
Nieuw-Zeeland
n
Canada
C
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
3
!,'%-%.%).(/5$
VEILIG RIJDEN ...........................................................5
BASISREGELS VOOR DE VEILIGHEID ................6
KLEDING................................................................. 9
ACCESSOIRES ....................................................10
LADING .................................................................10
PLAATSING BELANGRIJKSTE ONDERDELEN
PLAATSING BELANGRIJKSTE ONDERDELEN
UBPLAATSING VAN DE BEDIENINGSELEMENTEN /
INSTRUMENTEN EN CONTROLELAMPJES ..........16
TABEL INSTRUMENTEN
EN WAARSCHUWINGSLAMPJES .......................17
BELANGRIJKSTE BEDIENINGSELEMENTEN
BEDIENINGSELEMENTEN
OP DE LINKER STUURHELFT ............................ 18
BEDIENINGSELEMENTEN
OP DE RECHTER STUURHELFT ........................19
BELANGRIJKSTE BEDIENINGSELEMENTEN
BEDIENINGSELEMENTEN
OP DE LINKER STUURHELFT ............................20
BEDIENINGSELEMENTEN
OP DE RECHTER STUURHELFT ........................21
CONTACTSLOT.................................................... 22
STUURSLOT......................................................... 22
HULPBENODIGDHEDEN .........................................23
ONTGRENDELEN /
VERGRENDELEN ZADEL ....................................23
HELMOPBERGRUIMTE /
DOCUMENTENKASTJE ....................................... 23
ANTIDIEFSTALHAAK ...........................................23
ACCU- / GEREEDSCHAPSKASTJE .................... 24
TASSENHAAK ......................................................24
ACHTERSPATBORD ............................................24
z {
VAN DE RICHTINGAANWIJZERS .......................24
BELANGRIJKSTE ONDERDELEN ..........................25
BRANDSTOF ........................................................25
SMEERMIDDELEN ............................................... 26
REMVLOEISTOF - aanbevelingen........................ 27
SCHIJFREMMEN ..................................................28
TROMMELREM ACHTER.....................................29
x
KOELVLOEISTOF q ...................................30
BANDEN ...............................................................32
x
VERSIE MET AUTOMATISC HE
LICHTONTSTEKING
x
..................................................12
z {
............................................14
x
............................... 18
z {
VERLENGSTUKKEN
e
......................................33
........................ 20
z {
VERSIE MET AUTOMATISCHE LICHTONTSTEKING KATALYTISCHE GELUIDDEMPER
UITLAATDEMPER / UITLAATPIJP .......................34
INSTRUCTIES VOOR GEBRUIK..............................35
CONTROLES VOORAF ........................................35
STARTEN ..............................................................36
VERTREKKEN EN RIJDEN ..................................38
x
INRIJDEN........................................................40
z {
INRIJDEN .................................................40
STOPPEN .............................................................41
PARKEREN ...........................................................41
HET VOERTUIG
OP DE STANDAARD ZETTEN .............................42
SUGGESTIES TER VOORKOMING
VAN DIEFSTAL .....................................................42
ONDERHOUD ...........................................................43
x
ONDERHOUDSSCHEMA ...............................44
z {
ONDERHOUDSSCHEMA ........................46
IDENTIFICATIEGEGEVENS .................................48
x
LUCHTFILTER ................................................49
z {
LUCHTFILTER .........................................50
CONTROLE SLIJTAGE REMBLOKJES ...............51
CONTROLE SLIJTAGE REMSCHOENEN ...........51
CONTROLE VAN HET STUUR .............................52
CONTROLE MOTORSCHARNIERAS ..................52
HET STEUNELEMENT VAN HET
SCHERM VERWIJDEREN ....................................53
VERWIJDEREN VAN DE VOORSTE KAP ...........53
VERWIJDEREN
VAN DE ONDERSTE STUURKAP ........................54
GEDEELTELIJK VERWIJDEREN
VAN DE BOVENSTE STUURKAP ........................54
VERWIJDEREN VAN HET RECHTER
EN HET LINKER INSPECTIEDEKSEL .................55
x
HET VERLENGSTUK VAN HET
ACHTERSPATBORD MONTEREN ......................56
z {
DE KENTEKENPLAATSTEUN
VERWIJDEREN ....................................................56
z {
HET VERLENGSTUK VAN HET
ACHTERSPATBORD MONTEREN ......................57
z {
VERWIJDEREN VAN DE
COMPLETE RICHTINGAANWIJZER ....................58
z {
INSTALLEREN VAN DE VERLENGSTUKKEN
VAN DE RICHTINGAANWIJZERS ........................58
x
VERWIJDEREN VAN DE
ONDERSTE AFSCHERMKAP ..............................59
VERWIJDEREN
VAN DE VOORSTE BINNENKAP .........................60
DEMONTEREN VAN DE
ACHTERUITKIJKSPIEGELS .................................61
e
......................................33
o
...............34
CONTROLEREN VAN DE STANDAARD............. 61
CONTROLEREN VAN DE SCHAKELAARS ........ 61
x
BIJSTELLEN VAN HET
STATIONAIRE TOERENTAL ............................... 62
z {
BIJSTELLEN VAN HET
STATIONAIRE TOERENTAL ............................... 63
BIJSTELLEN VAN DE GASHENDEL ................... 63
BOUGIE................................................................ 64
ACCU.................................................................... 65
NA LANGE INACTIVITEIT VAN DE ACCU .......... 65
CONTROLEREN EN REINIGEN
VAN DE ACCU-AANSLUITINGEN ....................... 66
VERWIJDEREN VAN DE ACCU .......................... 66
MONTEREN VAN DE ACCU................................ 67
x
CONTROLE VAN HET PEIL
VAN HET ACCUZUUR ......................................... 67
x
OPLADEN VAN DE ACCU............................. 68
z {
OPLADEN VAN DE ACCU ...................... 68
VERVANGEN VAN DE ZEKERINGEN ................ 69
AFSTELLING VAN DE VERTICALE
LICHTBUNDEL VAN DE KOPLAMP .................... 70
GLOEILAMPEN .................................................... 70
x
VERVANGEN VAN DE
GLOEILAMPEN VAN DE KOPLAMP ................... 71
x
VERVANGEN VAN DE GLOEILAMPEN
VAN DE KOPLAMP
z {
VERVANGEN VAN DE GLOEILAMPEN
VAN DE KOPLAMP .............................................. 72
VERVANGEN VAN DE GLOEILAMPEN
VAN DE RICHTINGAANWIJZERS VOORAAN .... 73
VERVANGING GLOEILAMPEN
RICHTINGAANWIJZERS VOOR EN ACHTER .... 73
VERVANGING
GLOEILAMPJES DASHBOARD ........................... 74
VERVANGEN VAN DE GLOEILAMP
VAN HET ACHTERLICHT .................................... 75
VERVANGEN VAN DE GLOEILAMP
VAN DE KENTEKENPLAAT VERLICHTING ....... 75
VERVOER................................................................. 76
LEDIGEN VAN DE BRANDSTOFTANK ............... 76
REINIGING ............................................................... 77
LANGDURIGE STILSTAND ................................. 78
TECHNISCHE GEGEVENS...................................... 79
x
SMEERMIDDELENTABEL............................. 84
z {
SMEERMIDDELENTABEL ...................... 85
Importeurs........................................................ 88-89
ELEKTRISCH SCHEMA - SR 50.......................... 90
ELEKTRISCH SCHEMA - SR 50
Y i ¬ e
ELEKTRISCH SCHEMA - SR 50
ELEKTRISCH SCHEMA - SR 125 - SR 150 ........ 96
ELEKTRISCH SCHEMA - SR 125 - SR 150
Y i ¬ u e
..................................................... 92
.............. 71
u
................... 94
J
.. 98
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
4
veilig rijden
"!3)32%'%,3 6//2$%6%),)'(%)$
Om het voertuig te mogen besturen is het nodig dat u aan alle wettelijke verplichtin­gen voldoet (rijbewijs, geestelijke en licha­melijke gezondheid, verzekering, wegen­belasting, registratie voertuig, nummer­plaat, enz.).
U wordt aangeraden zich het voertuig ge­leidelijk eigen te maken, daar waar weinig verkeer is of op terreinen die privé-eigen­dom zijn.
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
6
Het gebruiken van bepaalde medicijnen, alcohol en verdovende middelen benadeelt in aanzienlijke mate de rijveiligheid. Verzekert u zich ervan dat u geestelijk en lichamelijk goed in staat bent te rijden, en rijd vooral niet bij vermoeidheid en slape­righeid.
Het merendeel van de ongelukken is te wij­ten aan onervarenheid van de rijder.
Leen het voertuig NOOIT uit aan beginners en overtuigt u zich er in ieder geval van dat de rijder in het bezit is van de wettelijke vereisten voor het rijden.
Volg nauwgezet de verkeersaanwijzingen en houd u aan de nationale en plaatselijke verkeersregels.
Vermijd plotselinge manoeuvres die ge­vaar opleveren voor uzelf en voor anderen (bijvoorbeeld: steigeren, te hard rijden enz.), en houd altijd rekening met de toe­stand van het wegdek, het zicht, enz.
Bots niet tegen obstakels die schade aan het voertuig kunnen toebrengen of die u de controle over het voertuig kunnen doen verliezen.
Rijd niet vlak achter een ander voertuig om u mee te laten "zuigen".
Houd altijd beide handen aan het stuur en de voeten op de voetplank (of de voetsteu­nen) en neem een correcte rijhouding aan.
Vermijd absoluut rechtop te gaan staan tij­dens het rijden, of zich om te draaien.
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
7
OIL
COOLER
De berijder moet zich nooit laten af leiden of laten beïnvloeden door personen of han­delingen (niet roken, eten, drinken, lezen, enz.) tijdens het rijden.
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
8
Gebruik de voorgeschreven koelvloeistof en olie, zoals beschreven in de "SMEER­MIDDELENTABEL"; controleer steeds of de niveaus van de olie en de koelvloeistof de voorgeschreven niveaus hebben.
Controleer, als het voertuig bij een ongeluk betrokken is geweest, of de bedienings­knoppen, -kabels, -slangen, het remsys­teem en de vitale delen niet beschadigd zijn.
Laat het voertuig eventueel nakijken door een erkende officiële aprilia dealer, met speciale aandacht voor het frame, het stuur, de vering, de veiligheidsonderdelen en de onderdelen waarvan de gebruiker zelf niet in staat is te beoordelen of ze be­schadigd zijn.
Meld elk mankement bij het functioneren aan de technici/mecaniciens opdat de re­paratiewerkzaamheden vergemakkelijkt worden.
Rijd absoluut niet met het voertuig wan­neer de beschadiging de rijveiligheid in ge­vaar brengt!
Verander nooit de plaats, de stand of de kleur van: de kentekenplaat, de richtin­gaanwijzers, de lichten en de claxon.
Modificaties aan het voertuig doen de ga­rantie onherroepelijk vervallen.
Enkel voor voertuigen tot 50 cm# inbegrepen
Elke eventuele verandering van de motor of andere delen die tot doel heeft de snelheid of het vermogen van de bromfiets op te drij­ven, is bij wet verboden; elke eventuele verandering die resulteert in een verhoging van de maximumsnelheid of van het slag­volume van de motor maakt van de brom­fiets een motorfiets, wat de volgende ver­plichtingen voor de eigenaar met zich brengt:
A12
345
ONLY ORIGINALS
– nieuwe homologatie; – nieuwe inschrijving; – aangepast rijbewijs. Bovendien doen dergelijke veranderingen de dekking van de verzekering teniet, aan­gezien verzekeringspolissen het aanbren­gen van technische veranderingen met het doel het vermogen van het voertuig op te drijven, uitdrukkelijk verbieden. Om de hierboven aangehaalde redenen, is niet-naleving van het verbod op het opdrij­ven van de prestaties strafbaar met de wet­telijk voorziene sancties (waaronder inbe­slagneming van de bromfiets), die - al naar­gelang het geval - kunnen worden gecom­bineerd met de sancties voorzien voor het niet-dragen van de helm en/of het niet-ge­bruiken van de verzekeringsplaat en met de strafrechtelijke sancties voorzien voor het rijden met de bromfiets zonder brom­fietscertificaat.
Enkel voor voertuigen van meer dan 50 cm#
Elke eventuele verandering die aange­bracht wordt aan
de motorfiets of de verwij-
dering van originele delen kunnen de pres­taties negatief beïnvloeden en de veilig­heid in gevaar brengen of
de motorfiets on-
wettig maken. U wordt geadviseerd om zich altijd te hou-
den aan alle nationale en plaatselijke wet­telijke voorschriften en regels op het punt van de uitrusting van
de motorfiets.
In het bijzonder moeten technische veran­deringen vermeden worden die de presta­ties beïnvloeden of in ieder geval de oor­spronkelijke eigenschappen van
fiets
veranderen.
de motor-
Houd absoluut geen snelheidswedstrijden met het voertuig.
Vermijd het rijden op een andere onder­grond dan het wegdek.
+,%$).'
Voordat u gaat rijden dient u eraan te den­ken dat u altijd de helm op hebt; deze moet op de juiste wijze gedragen worden. Controleer of de helm gekeurd is, niet-be­schadigd is, de juiste maat heeft en het vi­zier schoon is. Draag beschermende kleding; mogelijker­wijs met een heldere en/of reflecterende kleur. Zodoende bent u goed zichtbaar voor de andere weggebruikers en beperkt u hiermee het risico aangereden te wor­den. Bij een val hebt u zodoende ook een betere bescherming. De kleding moet goed passen en aan de uiteinden gesloten zijn. Koorden, ceintuur en das of sjaal mogen niet los hangen; voorkom dat deze of an­dere objecten het rijden kunnen beïnvloe­den doordat ze verstrikt raken in bewegen­de delen of bedieningselementen.
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
9
Zorg ervoor dat u geen objecten in uw zak­ken hebt die mogelijk gevaar opleveren bij een val, zoals puntige objecten als sleu­tels, pennen, glazen voorwerpen (hetzelf­de geldt voor de eventuele passagier).
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
10
!##%33/)2%3
De gebruiker is persoonlijk verantwoorde­lijk voor de keuze van de installatie en het gebruik van de accessoires. Denkt u er tij­dens de montage aan dat geen onderdelen zoals de lichten of onderdelen die dienen voor het aangeven van de richting of voor geluidssignalen bedekt worden, waardoor deze onderdelen geheel of gedeeltelijk hun functie verliezen; belemmer ook niet de uit­slag van de vering en de stuurhoek en de werking van de bedieningselementen. Vermijd het gebruik van accessoires die de toegang tot de bedieningselementen be­lemmeren, omdat zo de reactietijd in nood­gevallen langer kan worden. De grote kappen en windschermen van het voertuig kunnen aërodynamische krachten doen ontstaan die de stabiliteit van het voertuig beïnvloeden, vooral bij hoge snel­heid.
Controleer of de accessoires op degelijke wij­ze bevestigd zijn aan het voertuig en geen ge­vaar opleveren tijdens het rijden. Niets toe­voegen aan de elektrische installatie of hier iets aan veranderen, waardoor het maximale vermogen van het voertuig overschreden zou kunnen worden. Hierdoor zou het voertuig tij­dens het rijden plotseling kunnen stoppen of er zou zich een gevaarlijk stroomtekort kun­nen voordoen, zodat de claxon en de lichten
aprilia
niet meer functioneren. bruik van originele accessoires aan (
beveelt het ge-
aprilia
genuine accessoires).
,!$).'
Wees voorzichtig bij het opladen van bagage en vervoer niet te veel lading. De bagage moet zich zo dicht mogelijk bij het zwaarte­punt van het voertuig bevinden en evenwich­tig verdeeld zijn naar beide zijden van het voertuig zodat er een optimale balans is.
KG!
Bevestig absoluut geen grote, zware en/of gevaarlijke voorwerpen aan het stuur, de spatborden en de vorken; dit kan de reac­tiesnelheid van het voertuig in de bochten vertragen en de controle tijdens het rijden hinderen.
Bevestig niet teveel ruimte innemende ba­gage aan de zijkant van het voertuig, aan­gezien deze tegen personen of voorwer­pen zou kunnen stoten, waardoor u de controle over het voertuig zou kunnen ver­liezen.
Vervoer geen bagage die niet goed beves­tigd is aan het voertuig of die teveel uit de bagageruimtes steekt.
Denk eraan dat de bagage niet voor of over de verlichting, de akoestische en visu­ele signalering hangt.
Vervoer geen dieren of kinderen op het do­cumentenkastje of op de duozit.
Overschrijd niet de limiet voor vervoer die geldt voor iedere specifieke bagagedrager.
Teveel lading beïnvloedt de stabiliteit en de manoeuvreerbaarheid van het voertuig.
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
11
0,!!43).'"%,!.'2)*+34% /.$%2$%,%.
,%'%.$!
1) Dop expansietank koelvloeistof
2) Tassenhaak
3) Deksel van het accu-/gereedschapssetvak
4) Brandstoftank
5) Brandstoftankdop
1
.
6) Zadelslot
7) Kickstarter
8) Luchtfilter
9) Linkse inspectiekap
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
12
,%'%.$!
1) Dop oliereservoir
2) Oliereservoir
3) Contactslot / stuurslot
4) Rechtse inspectiekap
5) Zekeringkastje
6) Claxon
7) Accu
8) Onderste afschermkap
9) Antidiefstalhaak (voor gepantserde
kabel “Body-Guard” aprilia
10) Middenstandaard
&)
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
13
0,!!43).'"%,!.'2)*+34% /.$%2$%,%.
,%'%.$!
1) Tassenhaak
2) Deksel van het accu-/gereedschapsset­vak
3) Brandstoftank
4) Brandstoftankdop
5) Zadelslot
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
14
+
6) Luchtfilter
7) Kickstarter
8) Linker voetsteun duopassagier
9) Zekeringkastje
10) Linkse inspectiekap
,%'%.$!
1) Dop oliereservoir
2) Oliereservoir
3) Helmopbergruimte / Documentenkastje
4) Contactslot / stuurslot
5) Rechtse inspectiekap
6) Remvloeistofreservoir (voorrem)
7) Claxon
8) Accu
9) Bougie
10) Antidiefstalhaak (voor gepantserde
kabel “Body-Guard” aprilia
11) Middenstandaard
12) Rechter voetsteun duopassagier
&)
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
15
5"0,!!43).'6!. $% ).3425-%.4%.).3425-%.4%.%.#/.42/,%,!-0*%30,!!43).'6!. $% "%$)%.).'3%,%-%.4%.).3425-%.4%.%.#/.42/,%,!-0*%3
,%'%.$!
1) Elektrische bedieningselementen op de linker stuurhelft
2) Hendel achterrem
3) Linker achteruitkijkspiegel
4) Instrumenten en waarschuwingslampjes
5) Rechter achteruitkijkspiegel
6) Hendel voorrem
7) Gashendel
8) Elektrische bedieningselementen op de rechter stuurhelft
9) Contactslot/stuurslot (
n - m - s)
10) Brandstofmeter (
11) Snelheidsmeter
12) Kilometertotaalteller
. Meter koelvloeistoftemperatuur (h) 1
13)
14) Groen waarschuwingslampje richtingaanwijzers (c)
15) Rood waarschuwingslampje oliereserve (
. Groen waarschuwingslampje dimlicht (b)
16) 16a). Blauw waarschuwingslampje grootlicht (a)
C % K - _
17)
18) Ambergeel waarschuwingslampje reserve benzine (g)
+ Blauw waarschuwingslampje grootlicht (a)
g)
j)
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
16
4!"%,).3425-%.4%.%.7!!23#(57).'3,!-0*%3
Beschrijving Functie
Waarschuwingslampje richtingaanwijzers (c) Knippert als de richtingaanwijzers in werking zijn.
Licht op zodra de contactschakelaar in de stand “n” wordt gedraaid en de start-
r” wordt ingedrukt, om te zien of het lampje goed functioneert.
knop “ Als het lampje tijdens het starten niet oplicht, moet het vervangen worden.
Waarschuwingslampje oliereserve (
Kilometertotaalteller Geeft het totale aantal gereden kilometers aan.
Snelheidsmeter Geeft de rijsnelheid aan.
.
Waarschuwingslampje dimlicht (b) Licht op wanneer de koplamp in de stand voor het dimlicht staat.
. Waarschuwingslampje grootlicht C % K - _
 +
Waarschuwingslampje reserve benzine (
Waarschuwingslampje grootlicht (a) Licht op wanneer de koplamp in de stand voor het grootlicht staat.
j)
(a)
a
OPGELET
het oplicht terwijl de motor gewoon draait, betekent dit dat de oliereserve wordt aangesproken; vul in dit geval het oliereservoir bij, zie pag. 26 (SMEEROLIE).
Licht op wanneer de koplamp in de stand voor het grootlicht staat.
g) Licht op als er in de brandstoftank nog ongeveer 2 L brandstof over is.
Als het waarschuwingslampje oplicht en niet uit­gaat na het loslaten van de startknop “r”, of als
Brandstofmeter (g)
.
Meter koelvloeistoftemperatuur
1
(h)
Geeft bij benadering het niveau van de brandstofvoorraad in de brandstoftank aan.
Geeft bij benadering de temperatuur van de koelvloeistof in de motor aan. Wanneer de wijzer boven het “min”-niveau staat, is de temperatuur voldoende om met het voertuig te rijden. Het temperatuurbereik voor normaal rijden wordt aangeduid door de middelste zone op de schaal. Als de wijzer zich in de rode zone bevindt, moet u de motor stoppen en het koelvloeistofpeil controleren, zie pag. 30 (
aOPGELET
kan de motor ernstige schade oplopen.
Als de maximaal toegestane temperatuur wordt overschreden (rode “max”-zone van de schaal),
.
KOELVLOEISTOF 1).
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
17
"%,!.'2)*+34%"%$)%.).'3%,%-%.4%.
.
"%$)%.).'3%,%-%.4%. /0$%,).+%234552(%,&4
OPMERKING De elektrische onderdelen werken enkel
wanneer de contactschakelaar in de stand “
n” staat.
OPMERKING De lichten werken enkel wanneer de motor
draait.
1) DRUKKNOP CLAXON (
De claxon treedt in werking wanneer de drukknop wordt inge­drukt.
2) CHOKE-HENDEL (
De choke voor het koud starten van de motor wordt inge­schakeld door de hendel omlaag te draaien. Zet de hendel weer in zijn oorspronkelijke stand om de choke uit te schakelen
f)
e)
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
18
3) SCHAKELAAR RICHTINGAANWIJZERS (
Druk de schakelaar naar links om aan te geven dat u links gaat afslaan; druk de schakelaar naar rechts om aan te ge­ven dat u rechts gaat afslaan. Wanneer u op de schakelaar drukt, schakelt u de richtingaan­wijzer uit.
4) DIMLICHTSCHAKELAAR (
(in de landen waar de motorstopschakelaar is vereist m
- n”) In de stand “ verlichting en het dimlicht altijd. In de stand “
b” branden de parkeerlichten, de dashboard-
a” brandt het grootlicht.
a - b)
c)
OPMERKING De lichten kunnen enkel worden gedoofd
door de motor af te zetten.
"%$)%.).'3%,%-%.4%. /0$%2%#(4%234552(%,&4
OPMERKING De elektrische onderdelen werken enkel
wanneer de contactschakelaar in de stand “n” staat.
OPMERKING De lichten werken enkel wanneer de motor
draait.
1) LICHTSCHAKELAAR (b - •) (niet voorzien op de _ ver-
sie)
Wanneer de lichtschakelaar in de stand “ ten uit; wanneer de schakelaar in de stand “b” staat, bran­den het achterste parkeerlicht en het dimlicht.
1a) LICHTSCHAKELAAR (
Wanneer de lichtschakelaar in de stand “•” staat, zijn de lich­ten uit; wanneer de schakelaar in de stand “b” staat, bran­den het dimlicht en de parkeerlichten; wanneer hij in de
a” staat, branden het grootlicht en de parkeerlichten.
stand “
1b) DIMLICHTSCHAKELAAR (
(niet voorzien voor landen waar de motorstopschake-
m - n” vereist is).
laar
Wanneer de dimlichtschakelaar in de stand “b” staat, bran­den het dimlicht en de parkeerlichten; in de stand “a” bran­den het grootlicht en de parkeerlichten.
a - b -
a - b) _
” staat, zijn de lich-
) C % K
OPMERKING De lichten kunnen enkel worden gedoofd
door de motor af te zetten.
1c) MOTORSTOPSCHAKELAAR (
(in de landen waar dit is vereist)
n - m)
aWAARSCHUWING
Bedien de motorstopschakelaar “n - m” niet tijdens ge­woon rijden.
Dit is een veiligheids- of noodschakelaar. Met de schakelaar in de stand “ stopt door de schakelaar in de stand “m” te zetten.
n” kan de motor worden gestart; de motor wordt ge-
aOPGELET
Bij gestopte motor en met de contactschakelaar in de stand “n”, kan de accu ontladen worden. Wanneer het voertuig tot stilstand is gekomen nadat de mo­tor is gestopt, moet u de contactschakelaar in de stand “ zetten.
2) STARTKNOP (r)
Wanneer de startknop wordt ingedrukt en tegelijkertijd een van de remhendels wordt aangetrokken (voor of achter), doet de startmotor de motor draaien. Voor de startprocedure, zie pag. 36 (STARTEN).
m
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
19
"%,!.'2)*+34%"%$)%.).'3%,%-%.4%.
+
"%$)%.).'3%,%-%.4%. /0$%,).+%234552(%,&4
OPMERKING De elektrische onderdelen werken enkel
wanneer de contactschakelaar in de stand “n” staat.
1) DRUKKNOP CLAXON (
De claxon treedt in werking wanneer de drukknop wordt inge­drukt.
2) DIMLICHTSCHAKELAAR ( (niet voorzien op de
Wanneer de lichtschakelaar in de stand “ dimlichtschakelaar in de stand “ a” staat, brandt het groot­licht; als hij in de stand “
3) SCHAKELAAR RICHTINGAANWIJZERS (
Druk de schakelaar naar links om aan te geven dat u links gaat afslaan; druk de schakelaar naar rechts om aan te ge­ven dat u rechts gaat afslaan. Wanneer u op de schakelaar drukt, schakelt u de richtingaan­wijzer uit.
f)
a - b)
versie)
_
o” staat: als de
b” staat, brandt het dimlicht.
c)
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
20
"%$)%.).'3%,%-%.4%. /0$%2%#(4%234552(%,&4
OPMERKING De elektrische onderdelen werken enkel
wanneer de contactschakelaar in de stand “
1) KOPLAMPSCHAKELAAR ( de
J
versie)
o - p -
n” staat.
) (niet voorzien op
OPMERKING Controleer of de dimlichtschakelaar ( a -
b ) in de stand “b” staat alvorens de lichtschakelaar te be-
dienen.
Wanneer de lichtschakelaar in de stand “ ten uit; wanneer de schakelaar in de stand “ den de parkeerlichten en de dashboardverlichting; wanneer de schakelaar in de stand “ ten, de dashboardverlichting en het dimlicht. Het grootlicht ( schakelaar.
1a) DIMLICHTSCHAKELAAR (
In de stand “b” branden de parkeerlichten, de dashboard­verlichting en het dimlicht altijd. In de stand “
2) STARTKNOP (
Wanneer de startknop wordt ingedrukt en tegelijkertijd een van de remhendels wordt aangetrokken (voor of achter), doet de startmotor de motor draaien. Voor de startprocedure, zie pag. 36 (STARTEN).
a - b) kan worden bediend met de dimlicht-
a” brandt het grootlicht.
r)
o” staat, branden de parkeerlich-
a - b)
” staat, zijn de lich-
p” staat, bran-
_
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
21
Stand Functie
Sleutel
verwijderen
#/.4!#43,/4
Het contactslot bevindt zich aan de rech­terzijde, naast de stuurkolom.
OPMERKING De sleutel (1) bedient
de contact-/stuurslotschakelaar, het slot van het accu-/gereedschapssetvak en het zadelslot. Bij het voertuig worden twee sleutels gele­verd (één reserve).
OPMERKING Bewaar de reserve-
sleutel en het plaatje met het codenummer niet op het voertuig.
345523,/4
aWAARSCHUWING
Zet de sleutel tijdens het rijden nooit in de stand “ controle over het voertuig verliest.
WERKING
Om het stuur te vergrendelen:
Draai het stuur volledig naar links.
Draai het sleuteltje (1) in de stand m en druk het in.
Laat de sleutel los.
OPMERKING Verdraai de sleutel en
hanteer tegelijk het stuur.
Draai de sleutel (1) linksom en hanteer het stuur langzaam tot de sleutel (1) de stand “
Trek de sleutel uit.
s”, om te vermijden dat u de
s” bereikt.
s
Stuurslot
m
n
Het stuur is ge­blokkeerd. De motor kan niet worden gestart en de lichten kunnen niet worden ontstoken.
U kunt noch de motor starten, noch de lichten ontsteken.
De motor kan worden aange­zet en de lich­ten kunnen worden ontsto­ken.
De sleutel kan uit het contact wor­den getrok­ken.
De sleutel kan uit het contact wor­den getrok­ken.
De sleutel kan niet uit het contact worden ge­trokken.
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
22
(5,0"%./$)'$(%$%.
/.4'2%.$%,%. 6%2'2%.$%,%.:!$%,
Ga als volgt te werk voor het ontgrendelen en omhoogzetten van het zadel:
Zet het voertuig op de standaard.
Steek de sleutel in het zadelslot (1).
Draai de sleutel rechtsom en zet het za­del (2) omhoog.
OPMERKING Controleer voordat u het
zadel omlaagzet en vastklikt of u niet per on­geluk de sleutel in de helmopbergruimte / het documentenkastje heeft laten liggen.
Om het zadel te vergrendelen, moet het omlaaggezet en aangedrukt worden (zon­der het te forceren), totdat het dichtklikt.
aWAARSCHUWING
Controleer voor het vertrek of het zadel goed vergrendeld is.
(%,-/0"%2'25)-4% $/#5-%.4%.+!34*%
Dankzij de helmopbergruimte / het docu­mentenkastje hoeft u niet telkens wanneer u parkeert uw helm en allerlei kleinere din­gen met u mee te nemen.
De ruimte bevindt zich onder het zadel. U kunt erbij komen door:
Het zadel (2) omhoog te zetten, zie hier­naast (ONTGRENDELEN / VERGREN­DELEN ZADEL).
OPMERKING Plaats de helm met de
opening naar onder gericht, zoals aange­geven op de afbeelding.
aWAARSCHUWING
Overlaad de helmopbergruimte / het do­cumentenkastje niet.
Maximaal toegestaan gewicht: 2,5 kg.
!.4)$)%&34!,(!!+
De antidiefstalhaak (3) bevindt zich op de rechterzijde van het voertuig, naast de voetsteun van de rijder.
Om diefstal van het voertuig te voorkomen, is het raadzaam hem vast te maken met de gepantserde kabel “Body-Guard” aprilia
& (4), die kan worden besteld bij uw offi-
ciële aprilia-dealer.
aWAARSCHUWING
Gebruik de haak niet om het voertuig op te tillen en evenmin voor enig ander doel dan voor het vastmaken van het voertuig wanneer u hem ergens par­keert.
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
23
!##5'%2%%$3#(!03+!34*%
Dit kastje bevindt zich op het onderste deel van het voertuig, tussen de voetsteunen.
U kunt er als volgt bij komen:
Steek de sleutel (1) in het slot.
Draai de sleutel (1) rechtsom, trek eraan en verwijder de klep (2).
De gereedschapsset (3) bestaat uit: – n. 1 gereedschapstasje
– n. 1 bougiesleutel van 21 mm – n. 1 stang voor dopsleutel – n. 1 dubbele kruiskopschroevendraaier
type PH nummer 2 – n. 1 handvat voor schroevendraaier – n. 1 – n. 1
24
inbussleutel van 4 mm
.
dopsleutel van 8/10 mm
.
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
4!33%.(!!+
aWAARSCHUWING
Hang geen tassen of pakjes aan de haak die teveel ruimte innemen, omdat dit de bestuurbaarheid van het voertuig of de bewegingsvrijheid van uw voeten ern­stig kan belemmeren.
De tassenhaak (4) bevindt zich vooraan op de binnenkant van het schild
Maximaal toegestaan gewicht: 1,5 kg.
!#(4%230!4"/2$
Het verlengstuk van het achterspatbord (5) is voorzien als standaarduitrusting en kan worden gemonteerd als het voertuig op natte wegen wordt gebruikt. Het vermindert immers het opspattend water van het ach­terwiel.
OPMERKING het verlengstuk van het
achterspatbord (5) wordt, compleet met schroeven en bijbehorende moeren, gele­verd als standaarduitrusting en is onderge-
bracht in het valhelm-/handschoenenkastje. Monteer het verlengstuk van het achter­spatbord als volgt, zie pag. 56 (x HET VERLENGSTUK VAN HET ACHTERSPA­TBORD MONTEREN), pag. 57 (z { HET VERLENGSTUK VAN HET ACHTER­SPATBORD MONTEREN).
 +6%2,%.'345++%.6!.
$%2)#(4).'!!.7)*:%23
In de landen waar het formaat van de ken­tekenplaat 280x280 mm is, moeten ge­schikte verlengstukken (6) voor de richtin­gaanwijzers worden gemonteerd.
OPMERKING De verlengstukken van
de richtingaanwijzers (6) worden, compleet met moeren en schroeven, geleverd als standaarduitrusting en bevinden zich in het valhelm-/handschoenenopbergvak.
Voor de installatie, zie pag. 58 ( INSTALLEREN VAN DE VERLENGS­TUKKEN VAN DE RICHTINGAANWIJ­ZERS).
 +
"%,!.'2)*+34%/.$%2$%,%.
"2!.$34/&
aWAARSCHUWING
De brandstof die gebruikt wordt voor verbrandingsmotoren is uiterst ont­vlambaar en kan in bepaalde omstan­digheden explosief worden. Het is be­langrijk dat het tanken en de onder­houdswerkzaamheden in een goed ge­ventileerde ruimte gebeuren en met af­gezette motor. Niet roken gedurende het tanken of in de nabijheid van benzi­nedampen; in elk geval absoluut con­tact mijden met open vlammen, vonken en elke andere warmtebron, om te voor­komen dat de brandstof vlam vat of ex­plodeert.
Verder moet u ook voorkomen dat er ben­zine uit de tankopening stroomt, aange­zien ze vlam kan vatten bij contact met de gloeiende delen van de motor. Voor het geval per ongeluk benzine bui­ten de tank terechtkomt, moet u controle­ren of de plek waar de benzine is terecht­gekomen geheel droog is en voor u gaat rijden moet u er zich van vergewissen dat er geen benzine op de hals van de benzi­nemond is achtergebleven.
Loodvrije benzine zet uit onder invloed van zonnewarmte en zonnestraling. Vul de tank daarom nooit tot de rand. Mijd contact van benzine met de huid en inademing van dampen; zuig geen benzi­ne op en breng de benzine niet over van één vat in een ander met behulp van een slang.
LOOS BRANDSTOF NIET IN HET MI­LIEU.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN HOU­DEN.
.
Gebruik uitsluitend superbenzine (4 Stars
), in overeenstemming met de norm
U
DIN 51600, min. octaangetal 98 (N.O.R.M.) en 88 (N.O.M.M.).
2 Gebruik uitsluitend loodvrije benzine,
in overeenstemming met de norm DIN 51607, min. octaangetal 95 (N.O.R.M.) en 85 (N.O.M.M.).
+
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine, in overeenstemming met de norm DIN 51607, min. octaangetal 95 (N.O.R.M.) en 85 (N.O.M.M.).
INHOUD BRANDSTOFTANK (reserve in­begrepen): 8
TANKRESERVE: 2 L
Bijtanken gebeurt als volgt:
Zet het voertuig op de middenstandaard.
Zet het zadel omhoog, zie pag. 23 (ONT­GRENDELEN / VERGRENDELEN ZA­DEL).
Schroef de brandstoftankdop (1) los en verwijder hem.
Tank bij.
L
aWAARSCHUWING
Plaats na het bijvullen de dop (1) in de juiste positie terug.
Plaats de dop terug (1).
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
25
3-%%2-)$$%,%.
aWAARSCHUWING
Olie kan leiden tot ernstige beschadi­ging van de huid bij dagelijkse en lang­durige aanraking. Na gebruik van olie uw handen goed wassen.
Het is aangeraden latex handschoenen te gebruiken om onderhoudswerken uit te voeren.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN HOU­DEN.
LOOS OLIE NIET IN HET MILIEU.
aOPGELET
Ga voorzichtig te werk. Mors geen olie! Let op dat onderdelen, de plaats waar u werkt of de onmiddellijke omgeving niet worden besmeurd. Veeg oliesporen zorgvuldig op.
aOPGELET
Neem in geval van lekkages of defecten contact op met een officiële APRILIA­dealer.
SMEEROLIE
Vul het olie reservoir elke 500 km (312 mi). Het voertuig is voorzien van een geschei­den mengsysteem, dat ervoor zorgt dat de benzine met olie gemengd wordt voor de smering van de motor, zie pag. 84 (x SMEERMIDDELENTABEL) of pag. 85 (z { SMEERMIDDELENTABEL). De reserve wordt aangeduid door het op­lichten van het waarschuwingslampje van de oliereserve “ pag. 16 e 17 (UBPLAATSING VAN DE IN­STRUMENTEN / INSTRUMENTEN EN CONTROLELAMPJES)
j” op het dashboard,zie
aOPGELET
Wanneer u het voertuig zonder olie ge­bruikt, wordt er zware schade aan de motor toegebracht.
Wanneer de olie in het oliereservoir ge­heel is opgeraakt of als de olieleiding is verwijderd, wend u dan tot een officiële APRILIA-dealer, die het systeem zal ont­luchten.
Dit is absoluut noodzakelijk, want lucht in het oliemengsysteem kan zware schade aan de motor toebrengen.
Ga als volgt te werk om het oliereservoir bij te vullen:
Zet het voertuig op de middenstandaard.
Zet het zadel omhoog, zie pag. 23 (ONT­GRENDELEN / VERGRENDELEN ZA­DEL).
Verwijder de dop (1).
INHOUD OLIETANK: 1,6 TANKRESERVE: 0,5 L
Vul de mengolietank bij.
L
aWAARSCHUWING
Plaats na het bijvullen de dop (1) in de juiste positie terug.
Plaats de dop terug (1).
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
26
.
VERSNELLINGBAKOILE
Laat het peil van de versnellingsbakolie om de 4000 km (2500 mi) controleren of om de 12 maanden. De versnellingsbakolie moet worden ververst na de eerste 500 km (312 mi) en daarna telkens of om de 12000 km (7500 mi) of om de 2 jaar. Neem contact op met een officiële aprilia- dealer om het oliepeil te controleren en de olie te verversen.
 +
VERSNELLINGBAKOILE
Laat het peil van de versnellingsbakolie om de 4000 km (2500 mi) controleren of om de 12 maanden. De versnellingsbakolie moet worden ververst na de eerste 1000 km (625 mi) en daarna telkens om de 12000 km (7500 mi) of om de 24 maanden. Neem contact op met een officiële aprilia­dealer om het oliepeil te controleren en de olie te verversen.
2%-6,/%)34/&AANBEVELINGEN
aWAARSCHUWING
Plotselinge weerstand of verschillen in speling op de remhendel kunnen te wij­ten zijn aan onregelmatigheden in het hydraulische systeem.
In geval van twijfel met betrekking tot het goed functioneren van het remsys­teem en als u niet in staat bent de nor­male controles zelf uit te voeren, moet u te rade gaan bij uw officiële APRILIA­dealer.
aWAARSCHUWING
Besteed bijzondere aandacht aan de remschijf en het wrijvingsmateriaal en controleer of ze niet vuil zijn of be­smeurd met olie, vooral na onder­houdswerkzaamheden of inspecties.
Controleer of de remleiding niet ver­draaid of versleten is.
BUITEN BEREIK VAN KINDEREN HOU­DEN.
LOOS VLOEISTOF NIET IN HET MILIEU.
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
27
3#()*&2%--%.
aWAARSCHUWING
De remmen zijn de belangrijkste onder­delen voor uw veiligheid, dus moeten zij te allen tijde in perfecte staat verkeren; controleer ze voor elke rit.
Een vuile schijf verontreinigt de rem­blokjes, wat zal resulteren in een ver­minderde remkracht. Vuile remblokjes moeten worden vervangen; vuile schij­ven moeten worden gereinigd met een ontvettingsmiddel van hoge kwaliteit.
De remvloeistof moet om de twee jaar worden ververst door een officiële APRILIA-dealer.
Aarzel niet uw officiële APRILIA-dealer te raadplegen ingeval u twijfelt of het rem­systeem wel goed functioneert en als u zelf niet in staat bent de normale con­troles uit te voeren.
Deze voertuig is uitgerust met hydraulische schijfremmen.
OPMERKING Voor het model met
trommelrem achteraan , is de volgen­de informatie enkel van toepassing op de schijfrem vooraan.
3
Wanneer de remblokjes slijten, daalt het ni­veau van de remvloeistof, om de slijtage automatisch te compenseren.
Het remvloeistofreservoir (1) bevindt zich naast de koppeling van de voorremhendel. Controleer regelmatig het remvloeistofpeil in het reservoir (1) en de slijtage van de remblokjes, zie pag. 51 (CONTROLE SLIJ­TAGE REMBLOKJES).
aWAARSCHUWING
Rijd niet met het voertuig als er vloei­stof uit het remsysteem lekt.
CONTROLE
Controleer het remvloeistofpeil als volgt:
OPMERKING Zet het voertuig op een
stevige en effen ondergrond.
MIN = minimumniveau.
Zet het voertuig op de middenstandaard.
Draai het stuur zo dat de vloeistof in het remvloeistofreservoir evenwijdig staat met de “MIN”-markering op het peilglas (2).
Controleer of de vloeistof in het reservoir boven het “MIN”-streepje op het glas (2) staat.
Als de vloeistof niet minstens tot het “MIN”- streepje reikt:
aOPGELET
Naarmate de remblokjes afslijten, neemt het vloeistofpeil af om de slijtage automatisch te compenseren.
Controleer de slijtage van de remblokjes, zie pag. 51 (CONTROLE SLIJTAGE REMBLOKJES) en van de schijf.
Als de remblokjes en/of de schijf niet moe­ten worden vervangen:
Neem contact op met een officiële aprilia-dealer om vloeistof te laten bij­vullen.
aOPGELET
Controleer de werking van de remmen.
Neem in geval van overmatige speling van de remhendel of een verminderde werking van de remmen contact op met een officiële APRILIA-dealer, aangezien in dit geval het systeem mogelijk moet worden ontlucht.
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
28
42/--%,2%-!#(4%2
aWAARSCHUWING
De remmen zijn de belangrijkste onder­delen voor uw veiligheid, dus moeten zij te allen tijde in perfecte staat verkeren; controleer ze voor elke rit.
Aarzel niet uw officiële APRILIA-dealer te raadplegen ingeval u twijfelt of het rem­systeem wel goed functioneert en als u zelf niet in staat bent de normale con­troles uit te voeren.
AFSTELLEN VAN DE REM
Meet de grootste afstand tussen de rem­hendel in uitgangspositie en het punt waarop de aangetrokken remhendel de feitelijke remwerking begint uit te oefe­nen. De speling moet ongeveer 10 mm zijn.
Ga als volgt te werk om de speling af te stellen:
Regel met de stelschroef (1).
Rem herhaaldelijk en controleer of het wiel vrij ronddraait wanneer de rem los­gelaten is.
Controleer of de rem naar behoren werkt.
aWAARSCHUWING
Indien de stelmoer (1) geheel kan wor­den aangedraaid, zijn de remschoenen versleten. Zie in dat geval pag. 51 (CON­TROLE SLIJTAGE REMBLOKJES).
OPMERKING De verhitting van de re-
mschoenen die door de werking van de re­mmen wordt veroorzaakt, kan de speling tussen het wrijvingsmateriaal en de trom­mel veranderen. Daarom verdient het aanbeveling de speling te controleren, zel­fs wanneer de schoenen op bedrijfstempe­ratuur zijn.
Maak een proefrit en bedien de achterrem twee tot drie maal.
aWAARSCHUWING
Voer deze test uit met de motor in rust­toestand.
Breng het voertuig tot stilstand, zie pag. 41 (STOPPEN).
4 Zet de motorstopschakelaar (2) in de
stand “m” (in de landen waar dit is ver­eist).
Verdraai de sleutel (3) en zet de contact­schakelaar (4) in de stand “
Zet het voertuig op de middenstandaard.
Controleer of het wiel ongehinderd draait.
Indien nodig:
m”.
aWAARSCHUWING
Let op dat u zich niet verbrandt wanneer u bij hete motor de volgende handelin­gen uitvoert.
Draai de stelschroef (1) los, ervoor zor­gend dat het wiel ongehinderd ronddraait.
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
29
+/%,6,/%)34/&
.
1
aOPGELET
Gebruik het voertuig niet als het koel­vloeistofpeil onder het voorgeschreven “MIN” ligt.
Controleer het koelvloeistofpeil om de 2000 km (1250 mi) en na lange ritten; laat de koelvloeistof om de 2 jaar verversen door een officiële aprilia-dealer.
aWAARSCHUWING
De koelvloeistof is giftig: slik ze niet in; als de koelvloeistof in contact komt met de huid of de ogen, kan dit leiden tot ernstige irritatie.
Als de koelvloeistof in contact komt met de huid of de ogen, overvloedig spoelen met water en een arts raadplegen. Als de koelvloeistof wordt ingeslikt, het bra­ken opwekken, mond en keel overvloe­dig spoelen met water en onmiddellijk een arts raadplegen.
LOOS VLOEISTOF NIET IN HET MILIEU. BUITEN BEREIK VAN KINDEREN HOU-
DEN. Let op dat u geen koelvloeistof morst
op de hete onderdelen van de motor: de vloeistof kan vlam vatten en onzichtba­re vlammen veroorzaken.
Het is aangeraden latex handschoenen te gebruiken om onderhoudswerken uit te voeren. Laat de koelvloeistof verversen door een officiële APRILIA-dealer.
De koelvloeistof is samengesteld uit 50% water en 50% antivries. Dit mengsel is ide­aal voor de meeste motortemperaturen en garandeert een goede bescherming tegen roest.
Het is handig hetzelfde mengsel ook in de zomer te gebruiken, aangezien zo het ver­lies ten gevolge van verdamping tot een mi­nimum wordt beperkt, zodat het niet nodig is zeer regelmatig bij te vullen.
Op die manier neemt de aanwezigheid van minerale zoutresten in de radiator veroor­zaakt door verdampt water af en is de goe­de werking van het koelsysteem verzekerd.
Als de buitentemperatuur minder dan 0°C bedraagt, moet u het koelcircuit regelmatig controleren en zo nodig de concentratie van antivries verhogen (tot maximum 60%).
Gebruik voor de koeloplossing gedistilleerd water, om schade aan de motor te voorko­men.
aWAARSCHUWING
Verwijder de radiatordop niet als de mo­tor nog heet is (1), aangezien de koel­vloeistof onder druk staat en zeer warm is. Contact met de huid of met kleding kan ernstige brandwonden en/of schade veroorzaken.
gebruik en onderhoud SR 50 - SR 125 - SR 150
30
Loading...
+ 70 hidden pages