Alfa romeo BRERA User Manual [nl]

INSTRUCTIEBOEK
530.05.007 NL
ALFA
Geachte klant,
Wij bedanken u dat u voor een Alfa Romeo hebt gekozen.
Alfa Brera is ontworpen voor een veilige, comfortabele en rustige rit, zoals u van Alfa Romeo verwacht.
Uw
Dit instructieboek helpt u om de specificaties en werking van uw auto snel en grondig te leren kennen.
De volgende pagina’s bevatten de volledige aanwijzingen, zodat u de maximale prestaties uit uw kunt halen en alle benodigde instructies voor het op peil houden van de prestaties, de kwaliteit, de veiligheid en de zorg voor het milieu.
In de Service- en garantiehandleiding vindt u het garantiecertificaat en een gids over de door Alfa Romeo aange­boden diensten.
Belangrijke en waardevolle diensten. Als u een Alfa Romeo aanschaft, schaft u niet alleen een auto aan, maar ook de rust van een complete ondersteuning en een efficiënte, snelle en zorgvuldige organisatie.
Veel leesplezier en een goede reis.
Alfa Brera
ABSOLUUT LEZEN!
TANKEN
Benzinemotoren: tank uitsluitend loodvrije benzine met een octaangetal van minimaal 95 RON.
K
MOTOR STARTEN
PARKEREN BOVEN BRANDBARE MATERIALEN
BESCHERMING VAN HET MILIEU
Dieselmotoren: tank uitsluitend diesel voor motorvoertuigen conform de Europese specificatie EN590.
Het gebruik van andere producten of mengsels kan de motor onherstelbaar beschadigen en ervoor zorgen dat de garantie vervalt.
Benzinemotoren: trek de handrem aan, trap het koppelingspedaal volledig in zonder het gaspedaal in te
trappen, zet de versnellingspook in vrij, steek de elektronische sleutel volledig tot aan de aanslag in het contact en druk kort op de knop START/STOP.
motor: trek de handrem aan, trap het koppelingspedaal geheel in zonder het gaspedaal in te trappen, zet
Diesel
de versnellingspook in vrij, steek de elektronische sleutel tot aan de aanslag volledig in het contact. Op het instrumentenpaneel gaat het lampje motor warm is. Druk meteen nadat het lampje uit gaat kort op de knop START/STOP.
Als de motor draait, bereikt de katalysator hoge temperaturen. Parkeer de auto dus niet op gras of boven
droge bladeren, dennennaalden of ander ontvlambaar materiaal: er is dan kans op brand.
De auto is uitgerust met een diagnosesysteem, dat continu controles uitvoert op de componenten die van in-
vloed zijn op de uitlaatgasemissie; hierdoor wordt overmatige vervuiling van het milieu voorkomen.
m
branden; wacht totdat het lampje
m
uitgaat – dit gaat sneller als de
ELEKTRISCHE APPARATUUR
Als u na aanschaf van uw auto accessoires wilt installeren die stroom verbruiken (met het risico van geleidelijke
ontlading van de accu), moet u zich wenden tot een dealer van het Alfa Romeo Servicenetwerk; de dealer kan het totale opgenomen vermogen meten en controleren of de elektrische installatie van de auto geschikt is voor de extra belasting.
CODE-CARD
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
IN HET INSTRUCTIEBOEK...
(voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien)
Bewaar deze op een veilige plaats, maar niet in de auto.
Goed onderhoud van de auto is de beste manier om de prestaties en de veiligheid van de auto gedurende lan-
gere tijd te garanderen. Ook wordt hierdoor het milieu ontzien en blijven de exploitatiekosten laag.
…vindt u informatie, tips en belangrijke waarschuwingen voor het juiste gebruik, veilig rijden en het onder-
houd van uw auto. Let bijzonder goed op de symbolen
â
milieu)
(conditie van de auto).
"
(veiligheid van inzittenden)
#
(bescherming van het
Service- en garantiehandleiding
Elke klant die een nieuwe auto in ontvangst neemt, krijgt de Service- en garantiehandleiding overhandigd; hierin staan de normen voor de dienstverlening van de Alfa Romeo-dealer en de manier waarop garantieclaims kunnen worden ingediend.
De juiste uitvoering van het geprogrammeerd onderhoud, zoals voorgeschreven door de fabrikant, is de beste ma­nier om gedurende de levensduur de prestaties, de veiligheid en de lage bedrijfskosten van de auto ongewijzigd te laten en bovendien is het uitvoeren van het geprogrammeerd onderhoud nodig voor het behouden van de garantie.
Onderhoudsboek
Hierin worden de diensten van Alfa Romeo beschreven. De diensten zijn herkenbaar door de symbolen en merkte­kens van de fabrikant.
De organisatie van Alfa Romeo in Italië kan in het telefoonboek ook onder de „A” van Alfa Romeo worden gevonden. Niet alle in dit boek beschreven modellen worden in alle landen verkocht. Slechts enkele in dit boek beschreven
delen van de uitrusting zijn standaard in de auto gemonteerd. U kunt de lijst met beschikbare accessoires bij de dealer raadplegen.
DE SYMBOLEN IN DIT BOEK
De symbolen op deze pagina staan bij de onderdelen in dit boek
waar we extra aandacht voor vragen.
VEILIGHEID VAN INZITTENDEN
Let op. Het niet of niet geheel opvolgen van deze instructies kan gevaar opleveren voor personen in de auto.
Aanwijzing voor het juiste gedrag, zodat het gebruik van de auto zo min mogelijk schade aan het milieu oplevert.
BESCHERMING VAN HET MILIEU
CONDITIE VAN DE AUTO
Let op. Door het niet of onvolledig in acht nemen van deze voorschriften kunnen er ernstige beschadigingen aan het voertuig ontstaan en is het mogelijk dat de garantie vervalt.
De teksten, afbeeldingen en technische gegevens in dit boek zijn gebaseerd
op de stand van zaken bij het ter perse gaan.
Alfa Romeo streeft continu naar verbetering in de kwaliteit van haar producten en daarom behoudenwij ons het
recht voor te allen tijde, zonder voorafgaande kennisgeving, wijzigingen in de technische specificatie en de uitrusting door te voeren.
Wendt u voor meer informatie tot het Servicenetwerk.
EN
BEDIENING
DASHBOARD
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
EN ZORG
ONDERHOUD
GEGEVENS
TECHNISCHE
REGISTER
ALFABETISCH
DDAASSHHBBOOAARRDD EENN BBEEDDIIEENNIINNG
DASHBOARD ................................................... 7
INSTRUMENTENPANEEL ..................................... 8
SYMBOLEN ..................................................... 9
ALFA ROMEO CODE ........................................... 9
ELEKTRONISCHE SLEUTEL .................................. 11
ANTIDIEFSTALSYSTEEM ..................................... 17
CONTACTSLOT .................................................. 19
INSTRUMENTEN ............................................... 22
INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ............ 26
ZITPLAATSEN ................................................... 41
HOOFDSTEUNEN .............................................. 44
STUURWIEL ..................................................... 45
SPIEGELS ........................................................ 46
KLIMAATREGELING ............................................ 49
HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING ..................... 51
AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING MET
GESCHEIDEN REGELING ..................................... 54
EXTRA VERWARMING ........................................ 64
BUITENVERLICHTING ......................................... 65
DE RUITEN REINIGEN ........................................ 68
CRUISE CONTROL ............................................. 72
PLAFONDVERLICHTING ......................................
75
G
BEDIENINGSKNOPPEN ....................................... 77
INTERIEURUITRUSTING ...................................... 80
PANORAMISCH VAST DAK .................................. 84
PORTIEREN ...................................................... 86
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING ............................. 88
BAGAGERUIMTE ............................................... 90
MOTORKAP ..................................................... 96
IMPERIAAL/SKIDRAGER ..................................... 97
KOPLAMPEN .................................................... 97
ABS ............................................................... 99
VDC-SYSTEEM ................................................. 100
EOBD-SYSTEEM ............................................... 104
AUTORADIO ..................................................... 104
EXTRA ACCESSOIRES ........................................ 105
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN MONTEREN ..................................... 105
PARKEERSENSOREN .......................................... 106
BANDENSPANNINGSCONTROLESYSTEEM
TPMS ............................................................. 109
TANKEN .......................................................... 112
BESCHERMING VAN HET MILIEU ......................... 114
6
DASHBOARD
EN
BEDIENING
DASHBOARD
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
Afb. 1
A0F0056m
1. Verstelbare en richtbare uitstroomopeningen aan zijkant – 2. Uitstroomopeningen voor ontwasemen/ontdooien zijruiten voor – 3. Bedieningshendel buitenverlichting – 4. Instrumentenpaneel – 5. Airbag bestuurderszijde en claxon – 6. Bedie­ningshendel ruitenwissers – 7. Verstelbare uitstroomopening in het midden – 8.Middelste verstelbare en regelbare uitstroom­openingen – 9. Brandstofmeter/motortemperatuurmeter/motorolietemperatuurmeter (benzine-uitvoering) of turbodrukmeter (dieseluitvoeringen) – 10. Airbag passagierszijde – 11. Knie-airbag voor passagierszijde (voor bepaalde uitvoeringen/mark­ten, waar voorzien) – 12. Dashboardkastje – 13. Autoradio – 14. Bedieningsorganen klimaatregeling – 15. Knop START/STOP voor het starten van de motor – 16. Contact – 17. Knie-airbag bestuurderszijde – 18. Bedieningsorganen op het stuur voor de autoradio (voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien) – 19. Bedieningshendel Cruise Control (voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien) – 20. Hendel motorkapontgrendeling – 21. Klep voor zekeringen- en relaiskast onder dashboard – 22. Schakelaargroep buitenverlichting, op nul zetten dagteller en koplampverstelling.
EN ZORG
ONDERHOUD
GEGEVENS
TECHNISCHE
REGISTER
ALFABETISCH
7
EN
BEDIENING
DASHBOARD
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
EN ZORG
ONDERHOUD
INSTRUMENTEN­PANEEL
A. Snelheidsmeter B. Waarschuwings-/controlelampjes C. Toerenteller D. Instelbaar multifunctioneel
display
cm
Bij dieseluitvoeringen is het bereik van de toerenteller 6000 toeren.
Lampjes alleen aanwezig bij dieseluitvoeringen
Afb. 2
A0F0198m
GEGEVENS
TECHNISCHE
REGISTER
ALFABETISCH
8
A. Snelheidsmeter B. Waarschuwings-/controlelampjes C. Toerenteller D. Instelbaar multifunctioneel
display
Afb. 2/a – uitvoeringen 1750 TURBO BENZINE
A0F0330m
SYMBOLEN
Op of in de nabijheid van enkele on­derdelen van uw voertuig zijn gekleur­de stickers aangebracht met daarop symbolen die uw aandacht vragen en die voorzorgsmaatregelen aangeven die in acht moet worden genomen als u met dit onderdeel te maken krijgt.
Bovendien is er een plaatje met het overzicht van de symbolen Afb. 3 onder de motorkap aangebracht.
Afb. 3
A0F0138m
ALFA ROMEO CODE
Voor een nog betere bescherming te­gen diefstal is de auto uitgerust met een elektronische startblokkering. Het wordt automatisch ingeschakeld door de elek­tronische sleutel uit het contact te ver­wijderen.
In elke elektronische sleutel bevindt zich een elektronisch mechanisme; dit mechanisme moduleert het signaal dat tijdens het starten door een in het con­tact geïntegreerde antenne wordt ver­zonden. Het signaal wordt bij het star­ten omgezet in een gecodeerd signaal en vervolgens aan de regeleenheid ge­zonden; als de code wordt herkend, kan de motor worden gestart.
EN
BEDIENING
DASHBOARD
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
EN ZORG
ONDERHOUD
GEGEVENS
TECHNISCHE
REGISTER
ALFABETISCH
9
EN
BEDIENING
DASHBOARD
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
EN ZORG
ONDERHOUD
GEGEVENS
TECHNISCHE
REGISTER
ALFABETISCH
WERKING
Telkens als de elektronische contact­sleutel in het contact wordt geplaatst en bij elke startpoging stuurt het Alfa CODE-systeem een code naar de regel­eenheid van de motor die, als de code wordt herkend, de blokkering van de functies opheft.
De herkenningscode wordt alleen door de regeleenheid van de Alfa CODE ver­zonden als de door de elektronische sleutel verzonden code is herkend.
Als de elektronische sleutel in het con­tact is geplaatst of als de motor wordt gestart en de code wordt niet herkend, wordt er een bericht samen met een sym­bool op het display weergegeven (zie het hoofdstuk „Lampjes en berichten”).
Verwijder in dat geval de elektronische sleutel uit het contact en plaats vervol­gens de sleutel opnieuw; als de blok­kering nog niet wordt opgeheven, probeer dan de andere sleutels. Als de motor dan nog niet start, moet u contact opnemen met een dealer van het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Weergave bericht + symbool
Y
tijdens het rijden
Als het bericht met symbool
Y
op het display wordt weergegeven, betekent dit dat het systeem een zelfcontrole uit­voert (bijvoorbeeld bij een verlaging van de spanning).
Als het bericht met het symbool
Y
het display blijft staan, moet u zich tot een dealer van het Alfa Romeo Service­netwerk wenden.
WAARSCHUWING Elke elektroni­sche sleutel heeft een eigen code, die in de regeleenheid van het systeem moet worden opgeslagen. Als u nieuwe sleutels (maximaal acht) in het geheugen wilt opslaan, moet u zich tot een dealer van het Alfa Romeo Servicenetwerk wenden. Neem dan alle sleutels in uw bezit, de CODE-card, een identiteits­bewijs en de autopapieren mee. Als de opgeslagen sleutelcodes niet opnieuw worden ingevoerd als er een nieuwe sleutelcode wordt opgeslagen, worden ze uit het geheugen gewist; eventueel verloren of gestolen sleutels kunnen dan niet meer voor het starten van de motor worden gebruikt.
Bij krachtige stoten raakt de elektronische sleutel beschadigd.
Als er ongeveer 2 secon­den zijn verstreken na-
op
dat de elektronische sleutel in het contact is gestoken en het bericht en het symbool worden nog steeds op het display weergegeven, dan is de code van de sleutels niet opgeslagen en wordt de auto niet door Alfa CODE tegen diefstal beschermd. Neem in dat geval contact op met een dealer van het Alfa Romeo Servicenetwerk; die kan de sleutelcodes voor u opslaan.
10
ELEKTRONISCHE SLEUTEL
CODE CARD
(voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien)
EN
BEDIENING
DASHBOARD
VEILIGHEID
De klant krijgt samen met de sleutels van de auto een CODE CARD Afb. 4 over­handigd; hierop staat een mechanische code A en een elektronische code B.
De codes moeten op een veilige plaats worden bewaard, maar niet in de auto.
Als de auto wordt ver­kocht, moeten alle elek-
tronische sleutels en de CODE-card aan de nieuwe eigenaar worden overhandigd.
Afb. 4
A0F0023m
ELEKTRONISCHE SLEUTEL Afb. 5
Bij de auto worden twee elektronische sleutels met afstandsbediening geleverd.
Met de elektronische sleutel wordt het startmechanisme van de auto bediend.
De knop
Á
zorgt dat de portieren, de achterklep en het tankluikje centraal worden vergrendeld en dat het alarm wordt ingeschakeld (voor bepaalde uit­voeringen/markten, waar voorzien).
Als de sloten zijn vergrendeld, worden de buitenspiegels ingeklapt (voor be­paalde uitvoeringen/markten, waar voorzien); als de sleutel weer in het contact wordt geplaatst, worden de spiegels automatisch weer uitgeklapt. Deze functie kan worden uitgeschakeld (zie het deel „Buitenspiegels”).
Afb. 5
De knop
Ë
zorgt dat de portieren en
A0F0021m
het tankluikje centraal worden geopend terwijl het alarm wordt uitgeschakeld (voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien).
`
Met de knop
wordt de bagage-
ruimte ontgrendeld.
Ë
Als de portieren met de knop
worden ontgrendeld en er niet binnen 2,5 mi­nuten een portier of de achterklep wordt geopend, vergrendelt het systeem automatisch alle portieren en de achterklep van de auto.
Als de portieren worden ontgrendeld, gaat de ruit aan de bestuurderszijde iets omlaag zodat het portier gemakkelij­ker kan worden geopend. Als het por­tier niet wordt geopend, sluit de ruit na ongeveer 3 minuten automatisch. Als het portier wel wordt geopend en daar­na weer gesloten, gaat de ruit weer om­hoog.
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
EN ZORG
ONDERHOUD
GEGEVENS
TECHNISCHE
REGISTER
ALFABETISCH
11
EN
BEDIENING
DASHBOARD
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
EN ZORG
ONDERHOUD
GEGEVENS
TECHNISCHE
Afb. 6
A0F0022m
In de elektronische sleutel Afb. 6 zit een metalen baard A, die naar buiten komt als u op de knop B drukt.
De metalen baard heeft de volgende functies:
het centraal ver-/ontgrendelen van de portieren via het slot op het be­stuurdersportier (als de accu leeg is, wordt alleen het bestuurdersportier ontgrendeld);
de ruiten openen/sluiten;
de schakelaar (voor bepaalde uit­voeringen/markten, waar voorzien) voor het uitschakelen van de airbags voor en voor de knieën (voor be­paalde uitvoeringen/markten, waar voorzien) aan de passagierszijde;
het safe lock-systeem (voor bepaal­de uitvoeringen/markten, waar voorzien);
de noodontgrendeling van de elek­tronische sleutel van het start­mechanisme.
WAARSCHUWING Laat de elektro­nische sleutel niet op de grond vallen: dit kan beschadigingen veroorzaken.
WAARSCHUWING De frequentie van de afstandsbediening kan worden gestoord door radiogolven van niet aan de auto gebonden apparatuur (zoals mobiele telefoons en 27 MC-appara­tuur). In dat geval kan de afstands­bediening niet goed werken.
OPGELET
Laat de elektronische
sleutel nooit onbeheerd achter. Anders kan iemand (dit geldt in het bijzonder voor kin­deren) per ongeluk op de knop B-Afb. 6 drukken.
Afb. 7
A0F0021m
Batterij van de elektronische sleutel vervangen
Als er op één van de knoppen
`
wordt gedrukt en het commando
Ë, Á
wordt geweigerd of niet uitgevoerd, kan het nodig zijn de batterij door een nieu­we gelijkwaardige, in de normale han­del verkrijgbare, batterij te vervangen.
Als u zeker wilt weten dat de batterij moet worden vervangen, drukt u op de knoppen
Ë, Á
of
`
van een
andere elektronische sleutel. Als de bagageruimte wordt vergrendeld,
worden de controlefuncties weer uitge­voerd en knipperen de richtingaan­wijzers 1 keer.
of
REGISTER
ALFABETISCH
12
WAARSCHUWING Raak de meta­len contacten in de elektronische sleutel niet aan en houd de binnenzijde van de sleutel ver verwijderd van vloeistoffen of stof.
EN
BEDIENING
DASHBOARD
Afb. 8
A0F0035m
Vervang van de batterij Afb. 8 als volgt:
klap de metalen baard A uit door op de knop B te drukken;
maak het geklemd gemonteerde rode vakje B-Afb. 9 met behulp van de metalen baard A van de elektronische sleutel op het aange­geven punt open;
Afb. 9
verwijder de batterij D-Afb. 8 uit het vakje; onthoud de polariteit (in de afgebeelde stand bevindt de pluspool zich aan de onderzijde);
plaats de nieuwe batterij in het vak­je – houd daarbij rekening met de polariteit;
plaats het vakje geheel in de zitting en klap de metalen baard in.
A0F0242m
Lege batterijen zijn schadelijk voor het mi-
lieu en moeten in daar­voor bestemde containers wor­den weggegooid. Ze kunnen ook worden ingeleverd bij een dealer van het Alfa Romeo Servicenetwerk, dat de batte­rijen verwerkt.
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
EN ZORG
ONDERHOUD
GEGEVENS
TECHNISCHE
REGISTER
ALFABETISCH
13
EN
BEDIENING
DASHBOARD
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
EN ZORG
ONDERHOUD
SAFE LOCK-SYSTEEM
(voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien
Dit is een veiligheidssysteem dat ervoor zorgt dat de binnenhandgrepen van de auto niet werken.
Het safe lock-systeem biedt de best mo­gelijke bescherming tegen pogingen tot diefstal. Daarom raden wij u aan om het systeem altijd in te schakelen als u de auto verlaat.
OPGELET
Als het safe lock-sys-
teem wordt ingescha­keld, is het niet meer mogelijk de portieren vanuit de auto te openen. Controleer voordat u uit de auto stapt of er geen personen in de auto achterblij­ven.
OPGELET
Als de batterij van de
elektronische sleutel leeg is, kan het systeem alleen worden uitgeschakeld door de metalen baard in het bestuur­dersportierslot te draaien of de elektronische sleutel in het contact te steken.
OPGELET
Als de accu leeg is, kan
het systeem alleen worden uitgeschakeld door de metalen baard van de elektro­nische sleutel in het bestuur­dersportierslot te draaien: de functie op het portier aan de passagierszijde blijft inge­schakeld.
GEGEVENS
TECHNISCHE
REGISTER
ALFABETISCH
14
Afb. 10
A0F0021m
Het systeem inschakelen
De functie wordt in de volgende geval­len automatisch bij alle portieren inge­schakeld:
als de metalen baard van de elek­tronische sleutel twee maal in het bestuurdersportier naar de vergren­delstand wordt gedraaid;
als de knop
Á
op de elektronische
sleutel twee maal wordt ingedrukt.
Als het systeem wordt ingeschakeld, gaat het lampje op het bestuurders­portierpaneel drie keer knipperen en, alleen als het systeem is ingeschakeld
Á
met de knop
van de elektronische
sleutel, de richtingaanwijzers. Het systeem schakelt niet in als een
of meerdere portieren niet goed zijn gesloten: zo wordt er voorkomen dat een persoon via het geopende portier in de auto kan stappen en de auto niet meer kan verlaten als het portier ver­volgens wordt gesloten.
Het systeem uitschakelen
Het systeem wordt in de volgende gevallen automatisch op alle portieren/ deuren uitgeschakeld:
als de portieren worden ontgrendeld;
als alleen het bestuurdersportier wordt ontgrendeld (waar voorzien);
als de elektronische sleutel in het contact wordt geplaatst.
EN
BEDIENING
DASHBOARD
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
EN ZORG
ONDERHOUD
GEGEVENS
TECHNISCHE
REGISTER
ALFABETISCH
15
Hierna worden de belangrijkste functies van de elektronische sleutel of de metalen baard uitgelegd:
EN
BEDIENING
DASHBOARD
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
EN ZORG
ONDERHOUD
GEGEVENS
TECHNISCHE
REGISTER
ALFABETISCH
16
Elektronische sleutel
Metalen baard
Knipperen
Ontgrendelen
portieren,
bagageruimte
en
tankluikje
Kort drukken
op de knop
Elektronische
sleutel
rechtsom draaien
(*)
×
knipperen
2
Vergrendelen
portieren,
bagageruimte
en tank-
luikje
Knop
Ë
(*)
Á
kort
indrukken
Elektronische
sleutel
linksom draaien
×
knipperen
1
Ruiten
omlaag
Langer
drukken
(langer dan
2 seconden)
op de knop
Elektronische
sleutel
langer dan
2 seconden
rechtsom draaien
×
knipperen
2
Ë
Ruiten sluiten
Langer
drukken
(langer dan
2 seconden)
op de knop
Elektronische
sleutel langer dan 2 seconden linksom draaien
×
knipperen
1
Á
1 seconde linksom
Safe lock
(voor bepaalde
uitvoeringen/
markten/waar
voorzien)
Twee keer
drukken (binnen
1 seconde)
op de knop
Elektronische
sleutel twee
keer binnen
draaien
×
knipperen
3
Á
Ontgrendelen bagageruimte
Kort drukken
op de knop
`
×
knipperen
2
richtingaanwijzers
Lampje portier bestuurderszijde
Bewakingslampje
uit
3 seconden
continu branden
envervolgens
knipperen
bewakingslampje
Doven
bewakingslampje
Permanent bran-
den gedurende 3 seconden en
vervolgens
knipperen
Twee keer
knipperen en
vervolgens
knipperen
bewakingslampje
bewakingslampje
(*) de functie „Bestuurdersportier onafhankelijk ontgrendelen” kan met behulp van het „Setup-menu” van de auto worden ingesteld (zie het deel „Instel-
baar multifunctioneel display” in dit hoofdstuk). Als er in dat geval op de knop wordt gedraaid, wordt alleen het bestuurdersportier ontgrendeld. Als u alle portieren wilt ontgrendelen, moet u twee keer binnen 1 seconde op de knop
Ë
drukken of moet u de metalen baard van de elektronische sleutel twee keer linksom draaien.
WAARSCHUWINGDe ruiten gaan open als de portieren worden ontgrendeld. De ruiten worden gesloten als de portieren worden vergrendeld.
Á
wordt gedrukt of de metalen baard van de elektronische sleutel linksom
ALARM
(voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien
INWERKINGTREDING VAN HET ALARM
Het diefstalalarm wordt in de volgende gevallen geactiveerd:
onbevoegd openen van portieren, motorkap en bagageruimte (om­trekbeveiliging);
inschakeling van het contact met een niet-geschikte elektronische sleutel;
onderbreking van de kabels van de accu;
bewegende voorwerpen in de auto (volumetrische beveiliging);
verkeerd omhoog komen/kantelen van de auto (voor bepaalde uitvoe­ringen/markten, waar voorzien);
De volumetrische beveiliging en de hellingshoekdetectie kunnen worden uitgeschakeld met de bediening op het plafondlampje voor (zie „Volumetrische beveiliging/hellingshoekdetectie” op de volgende pagina’s).
Afhankelijk van de marktuitvoering van de auto gaan bij inschakeling van het alarm de richtingaanwijzers ongeveer 26 seconden knipperen. De manier waarop het systeem werkt en het aan­tal cycli kunnen per land verschillen.
Er is een maximum aantal hoorbare/ zichtbare cycli. Als de alarmcyclus is afgelopen, gaat het systeem weer normaal werken.
WAARSCHUWINGAls de portieren in een noodgeval centraal met de elek­tronische sleutel worden ontgrendeld, wordt het alarm niet uitgeschakeld; als vervolgens een van de portieren of de bagageruimte wordt geopend, wordt de sirene ingeschakeld. Zie voor het uit­schakelen van de sirene de paragraaf „Alarm uitschakelen”.
WAARSCHUWING De blokkering van de motor door de Alfa CODE wordt automatisch ingeschakeld als de elektronische sleutel uit het contact wordt verwijderd.
Afb. 11
A0F0034m
ALARM INSCHAKELEN
Als de portieren, de bagageruimte en het tankluikje zijn gesloten en de elek­tronische sleutel uit het contact is ver­wijderd, richt de elektronische sleutel dan op de auto, druk op de knop
Á
laat de knop weer los. U hoort een geluidssignaal („BIEP”)
(behalve bij uitvoeringen voor bepaal­de markten) en de portieren worden ver­grendeld.
Als het alarm wordt ingeschakeld, wordt er eerst een zelfdiagnose uitgevoerd, waarbij het lampje A-Afb. 11 op het portier aan de bestuurderszijde met ver­schillende frequenties knippert: bij een storing klinkt er nog een geluidssignaal van het systeem.
EN
BEDIENING
DASHBOARD
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
en
NOODGEVALLEN
EN ZORG
ONDERHOUD
GEGEVENS
TECHNISCHE
REGISTER
ALFABETISCH
17
EN
BEDIENING
DASHBOARD
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
EN ZORG
ONDERHOUD
GEGEVENS
TECHNISCHE
REGISTER
ALFABETISCH
18
Bewaking
Na het inschakelen knippert het lampje A-Afb. 11 om aan te geven dat het systeem de auto bewaakt. Het lampje knippert de hele tijd dat het systeem de auto bewaakt.
WAARSCHUWINGHet alarm wordt al in de fabriek aan de normen van de diverse landen aangepast.
Zelfdiagnose en controle portieren/motorkap/ bagageruimte
Als er na het inschakelen van het alarm een tweede geluidssignaal klinkt, scha­kel het systeem dan uit door op de knop
Ë
te drukken; controleer of de portieren, de motorkap en de bagageruimte goed zijn gesloten en schakel het systeem opnieuw in door nogmaals op de knop
Á
te drukken.
Een slecht gesloten portier of motorkap wordt niet door het antidiefstalsysteem beveiligd. Als de portieren, de motor­kap en de bagageruimte goed zijn ge­sloten en er klinkt een tweede geluids­signaal, dan is er een storing in de wer­king van het systeem aanwezig. Wendt u zich in dit geval tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
DIEFSTALALARM UITSCHAKELEN
Druk op de knop
Ë
. Het volgende gebeurt (met uitzondering van bepaalde markten):
de richtingaanwijzers knipperen twee keer kort;
u hoort twee korte geluidssignalen („BIEP”);
de portieren worden ontgrendeld.
Bovendien kan het alarm worden uit­geschakeld als de elektronische sleutel in het contact wordt geplaatst.
WAARSCHUWINGAls er tijdens de bewakingsfase een diefstalpoging wordt gesignaleerd, wordt er bij bepaalde uit­voeringen, als de elektronische sleutel in het contact wordt geplaatst, een bericht op het display van het instru­mentenpaneel weergegeven.
Afb. 12
A0F0086m
VOLUMETRISCHE/ KANTELBEVEILIGING
Voor een correcte werking van de be­veiliging moeten de ruiten volledig zijn gesloten.
Deze functie kan zo nodig worden uit­geschakeld (als er bijvoorbeeld dieren in de auto worden gelaten) door op de knop A-Afb. 12 op het plafondlampje vóór te drukken, binnen 1 minuut na­dat het instrumentenpaneel is uitge­schakeld en voordat het antidiefstal­systeem wordt ingeschakeld.
Het lampje op de knop gaat branden als deze functie wordt ingeschakeld. Het uitschakelen van de volumetrische be­veiliging/kantelsensor moet telkens worden herhaald als het instrumenten­paneel uitgeschakeld is geweest.
ALARM BUITEN GEBRUIK STELLEN
Als u het alarm volledig buiten werking wilt stellen (bijvoorbeeld als de auto langdurig wordt gestald), moet de au­to worden afgesloten door de metalen baard (in de elektronische sleutel) in het bestuurdersportierslot te draaien.
OFFICIEEL GOEDGEKEURD
Afhankelijk van de wetgeving in de afzonderlijke landen wat betreft radio­frequenties heeft de fabrikant van de zender voor de markten waarvoor dat nodig is het nummer van de typegoed­keuring aangebracht op het onderdeel. Bij bepaalde uitvoeringen/markten moet de code ook op de zender en/of ontvanger worden aangebracht.
CONTACTSLOT
Het startmechanisme zich op het dashboard en bestaat uit:
lezer A-Afb. 13 van de elektro­nische sleutel (naast het stuur);
knop START/STOP (onder de lezer van de elektronische sleutel).
WAARSCHUWINGLaat de elektro­nische sleutel niet in het contact bij een uitgeschakelde auto, om te voorkomen dat de accu ontlaadt.
OPGELET
Als het contact ver-
keerd wordt gebruikt (bijvoorbeeld tijdens een dief­stalpoging), moet de werking ervan door het Alfa Romeo Servicenetwerk worden ge­controleerd, voordat er weer met de auto wordt gereden.
Afb. 13
OPGELET
Verwijder bij het ver-
laten van de auto altijd de elektronische sleutel, zodat bepaalde functies niet per ongeluk kunnen worden inge­schakeld. Vergeet niet de handrem aan te trekken. Scha­kel de eerste versnelling in als de auto op een helling omhoog staat en de achteruit bij een helling omlaag (gezien vanuit de rijrichting). Laat kinderen nooit alleen achter in de auto.
A0F0219m
EN
BEDIENING
DASHBOARD
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
EN ZORG
ONDERHOUD
GEGEVENS
TECHNISCHE
ALFABETISCH
19
REGISTER
EN
BEDIENING
DASHBOARD
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
EN ZORG
ONDERHOUD
GEGEVENS
TECHNISCHE
Afb. 14
A0F0028m
DE MOTOR STARTEN
Zie hiervoor de paragraaf „Starten van de motor” in het hoofdstuk „Starten en rijden”.
START/STOP-KNOP Afb. 14
Met de START/STOP-knop op het dashboard kunnen de elektrische systemen van de auto worden inge­schakeld en de motor worden gestart en uitgeschakeld.
De START/STOP-knop is voorzien van een verlichte rand. Deze brandt, samen met het instrumentenpaneel, als de motor kan worden gestart.
INSTRUMENTENPANEEL INSCHAKELEN
Ga als volgt te werk:
steek de elektronische sleutel in het contact;
als de elektronische sleutel is geplaatst, druk dan op de knop START/STOP zonder het koppe­lings- of rempedaal in te trappen.
Als de auto wordt verlaten, maar het instrumentenpaneel blijft per ongeluk ingeschakeld, worden de elektrische systemen na ongeveer 1 uur uitgescha­keld om te voorkomen dat de accu ont­laadt.
WAARSCHUWING Als de elektroni­sche sleutel helemaal in het contact wordt geplaatst, moet deze vergrendelen.
WAARSCHUWING Als het instru­mentenpaneel niet wordt ingeschakeld, moet u contact opnemen met een dealer van het Alfa Romeo Service­netwerk.
WAARSCHUWING Als de elektro­nische sleutel in het contact wordt
Y
geplaatst en het lampje
op het instrumentenpaneel gaat branden (bij bepaalde uitvoeringen wordt er een bericht op het display weergegeven), controleer dan of u de juiste elektroni­sche sleutel hebt en probeer de sleutel nog een keer in het contact te plaat­sen. Ga naar een dealer van het Alfa Romeo Servicenetwerk als het probleem blijft bestaan.
HET INSTRUMENTENPANEEL UITSCHAKELEN
Druk bij uitgeschakelde motor en los­gelaten koppelings- en rempedaal op de START/STOP-knop of verwijder de elektronische sleutel uit het contact.
Na enkele seconden gaat het instru­mentenpaneel geleidelijk uit.
WAARSCHUWING Ga naar een dealer van van het Alfa Romeo Servicenetwerk als het instrumenten­paneel niet wordt uitgeschakeld.
REGISTER
ALFABETISCH
20
STUURSLOT
Inschakelen
Het stuurslot wordt na ongeveer 5 seconden na het verwijderen van de elektronische sleutel uit het contact en na de controle door het systeem van de volgende omstandigheden inge­schakeld:
motor uitgeschakeld;
instrumentenpaneel uitgeschakeld bij stilstaande auto;
elektronische sleutel verwijderd uit het contact.
Uitschakelen
Het stuurslot wordt uitgeschakeld als de elektronische sleutel in het contact wordt geplaatst.
WAARSCHUWING Als de motor tijdens de rit wordt uitgeschakeld, wordt het stuurslot pas weer ingeschakeld als de motor de volgende keer bij stil­staande auto wordt uitgeschakeld. Er wordt dan een bericht op het display weergegeven.
WAARSCHUWING Bij een storing aan het stuurslot worden er een sym­bool en een bericht op het display weer­gegeven. Neem in dat geval contact op met een dealer van Alfa Romeo.
WAARSCHUWING Als u probeert het instrumentenpaneel in te schake­len en/of probeert de motor te starten en het bericht „Beschermingssysteem niet aanwezig” wordt weergegeven, herhaal de handeling met het stuur dan zodat het stuur wordt vergrendeld. De weergave van het bericht op het display heeft geen invloed op de werking van het stuurslot.
OPGELET
Het is streng verboden
om demontage-/mon­tagewerkzaamheden uit te voeren waarbij wijzigingen in de stuurinrichting of de stuur­kolom moeten worden aange­bracht (bijvoorbeeld bij mon­tage van een diefstalbeveili­ging). Hierdoor kunnen de prestaties van het systeem, de garantie en de veiligheid in ge­vaar worden gebracht en vol­doet de auto niet meer aan de typegoedkeuring.
EN
BEDIENING
DASHBOARD
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
EN ZORG
ONDERHOUD
GEGEVENS
TECHNISCHE
REGISTER
ALFABETISCH
21
EN
BEDIENING
DASHBOARD
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
EN ZORG
ONDERHOUD
INSTRUMENTEN
TOERENTELLER
De toerenteller levert informatie over het toerental van de motor. Als de wijzer van de toerenteller zich in het rode gebied be­vindt bij het einde van het bereik, draait de motor met een te hoog toerental, waardoor de mechanische onderdelen be­schadigd kunnen raken: als de toerentel­ler zich in dit gebied bevindt, moet het toerental door de bestuurder worden aan­gepast.
WAARSCHUWING Het regel­systeem voor de elektronische inspui­ting onderbreekt geleidelijk de brand­stoftoevoer als de motor met een te hoog toerental draait (de wijzer van de toerenteller staat in het rode gebied), waardoor het vermogen van de motor afneemt en het toerental weer binnen de veilige marges valt.
Afb. 15
De toerenteller kan, afhankelijk van de situatie, bij stationair toerental een kleine of herhaaldelijk voorkomende stijging van het toerental aangeven. Dit is een normaal verschijnsel dat kan op­treden als bijvoorbeeld de klimaat­regeling of de elektroventilateur wordt ingeschakeld. In deze gevallen zorgt een geringe toerentalstijging dat de accu niet ontlaadt.
A0F00177m
BRANDSTOFMETER Afb. 15
De wijzer geeft de hoeveelheid brand­stof in de tank aan.
0 – tank leeg. 1 – volle tank (zie de paragraaf
„Tanken met de auto” in dit hoofdstuk). Het lampje gaat branden als er nog
ongeveer 10 liter brandstof in de brand­stoftank aanwezig is. Als de actie­radius minder dan ongeveer 50 km (of 31 mijl) bedraagt, wordt er bij bepaalde uitvoeringen een waarschuwingsbericht op het display weergegeven.
Als het lampje
K
tijdens het rijden gaat knippe­ren, moet u contact op-
nemen met een dealer van het Alfa Romeo Servicenetwerk.
GEGEVENS
TECHNISCHE
REGISTER
ALFABETISCH
22
WAARSCHUWING Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld op een steile helling) kan de meter een andere waarde aangeven dan de werkelijke hoe­veelheid in de tank en de wijzigingen kun­nen met een vertraging worden weerge­geven. Dit hoort bij de normale werking van de meter.
Afb. 16
A0F0178m
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR METER Afb. 16
De wijzer geeft de koelvloeistoftempe­ratuur weer; de aanduiding start als de temperatuur van de vloeistof hoger
°
wordt dan ongeveer 50
C.
Onder normale omstandigheden staat de wijzer in het midden van de meter. Als de wijzer in de buurt van het rode ge­bied komt, moet de bestuurder minder grote prestaties van de auto verlangen.
Als het waarschuwingslampje
u
branden (bij bepaalde uitvoeringen wordt er ook een bericht op het display weergegeven), is de koelvloeistof­temperatuur te hoog; zet in dat geval de motor uit en neem contact op met een dealer van Alfa Romeo.
WAARSCHUWINGAls de wijzer het rode gebied nadert, kan dit te maken hebben met een bijzondere situatie, zo­als het rijden met lage snelheid, op een helling, volledig beladen of met een aan­hanger of bij een hoge omgevings­temperatuur.
gaat
EN
BEDIENING
DASHBOARD
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
EN ZORG
ONDERHOUD
GEGEVENS
TECHNISCHE
REGISTER
ALFABETISCH
23
EN
BEDIENING
DASHBOARD
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
EN ZORG
ONDERHOUD
Afb. 17
A0F0179m
MOTOROLIE­TEMPERATUURMETER (benzine-uitvoeringen, behalve 1750 TURBO BENZINE) Afb. 17
De wijzer geeft de motorolietempera­tuur weer; de aanduiding start als de temperatuur van de olie hoger wordt
°
dan ongeveer 70
C.
Als de wijzer in het rode gebied komt, moeten de prestaties worden beperkt.
Als het lampje
`
tijdens het rijden gaat branden (samen met een bericht op het display) is de motorolietempe­ratuur te hoog; schakel in dat geval de motor uit en neem contact op met een dealer van het Alfa Romeo Service­netwerk.
WAARSCHUWINGAls de wijzer het rode gebied nadert, kan dit te maken hebben met een bijzondere situatie, zo­als het rijden met lage snelheid, op een helling, volledig beladen of met een aan­hanger of bij een hoge omgevings­temperatuur.
Afb. 18
A0F0180m
TURBODRUKMETER (uitvoeringen 1750 TURBO BENZINE en diesel) Afb. 18
De wijzer geeft de turbodruk aan.
GEGEVENS
TECHNISCHE
REGISTER
ALFABETISCH
24
Afb. 19
A0F0072m
KNOP VOOR OP NUL ZETTEN VAN DE DAGTELLER Afb. 19
Druk voor het op nul zetten van de dagtellerstand enkele seconden op de knop A.
DE LICHTINTENSITEIT VAN HET INSTRUMENTENPANEEL HANDMATIG INSTELLEN
Met deze functie kan de lichtintensiteit van de symbolen/het instrumenten­paneel, het autoradiodisplay, het display van de klimaatregeling, het display van het radio-/navigatiesysteem (voor be­paalde uitvoeringen/markten, waar voorzien) en de instrumenten (brand­stofmeter, olietemperatuurmeter (ben­zine-uitvoeringen) of turbodrukmeter (dieseluitvoeringen) en de koelvloei­stoftemperatuurmeter) worden ingesteld op 8 niveaus.
Druk voor het instellen van de licht­intensiteit kort op de knop + op de linkerhendel voor het verhogen of op de knop – voor het verlagen van de intensiteit: op het display worden een bericht en een getal dat de op dit moment geselecteerde lichtintensiteit aangeeft weergegeven. Dit scherm blijft enkele seconden zichtbaar en verdwijnt vervolgens.
AUTOMATISCHE REGELING VAN DE LICHTINTENSITEIT
Voor maximale zichtbaarheid en maxi­maal comfort onder alle rijomstandig­heden (bijvoorbeeld als er overdag wordt gereden met ingeschakeld licht of als er in tunnels wordt gereden) heeft de snel­heidsmeter een sensor; als de elektroni­sche sleutel in het contact wordt geplaatst en de knop START/STOP wordt ingedrukt, dan wordt de lichtintensiteit van de symbolen/het instrumenten­paneel, het autoradiodisplay, het display van de klimaatregeling, het display van het radio-/navigatiesysteem (voor be­paalde uitvoeringen/markten, waar voorzien) en de instrumenten (brand­stofmeter, motorolietemperatuurmeter (benzine-uitvoeringen) of turbodruk­meter (dieseluitvoeringen) en de koel­vloeistoftemperatuurmeter) ingesteld.
EN
BEDIENING
DASHBOARD
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
EN ZORG
ONDERHOUD
GEGEVENS
TECHNISCHE
ALFABETISCH
25
REGISTER
EN
BEDIENING
DASHBOARD
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
EN ZORG
ONDERHOUD
INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY
Op het instelbare multifunctionele display kan tijdens de rit nuttige en belangrijke informatie worden weerge­geven, zoals:
INFORMATIE OP HET BEGINSCHERM
Tijd A-Afb. 20;
Buitentemperatuur B;
Datum C;
Dagtellerstand D;
Kilometertotaalstand E;
Informatie over de status van de auto F (bijvoorbeeld geopende por­tieren of eventuele ijsvorming op het wegdek).
Afb. 20
A0F0015m
Het middelste deel van het display met de datum C blijft altijd ingeschakeld, totdat er een functie wordt ingescha­keld die op het display moet worden weergegeven (bijvoorbeeld „Regelen lichtintensiteit”) of andere informatie over de status van de auto.
Als de sleutel is verwijderd (en er ten minste één voorportier wordt geopend), dan worden de tijd, de kilometerstand (of mijlenstand) en de buitentempera­tuur een paar seconden op het display weergegeven.
INFORMATIE OVER DE AUTO (per gebeurtenis)
Afstand tot volgende servicebeurt;
Informatie Tripcomputer;
Instelling van de lichtintensiteit;
Weergave motorolieniveau.
WAARSCHUWINGAls er een voor­portier wordt geopend, geeft het dis­play enkele seconden de tijd, de kilo­meterstand en de buitentemperatuur weer.
GEGEVENS
TECHNISCHE
REGISTER
ALFABETISCH
26
BEDIENINGSKNOPPEN
MENU
Knop kort indrukken: bevestigen van de gewenste optie en/of doorgaan naar het volgende scherm;
Knop lang indrukken: u keert te­rug naar het vorige scherm zonder dat de gekozen optie is opgeslagen;
+/voor het doorlopen naar boven/be­neden van de opties in het setup-menu of het verhogen/verlagen van de op het scherm weergegeven waarde.
Als het beginscherm op het display wordt weergegeven, wordt de intensi­teit van de instrumentenpaneelverlich­ting met de knoppen +/− geregeld.
Afb. 21
A0F0074m
„SETUP”-MENU
Bovendien is er een setup-menu aan­wezig, waarmee door het indrukken van de knop MENU en +/− (zie Afb.
21) de op de volgende pagina’s be­schreven instellingen kunnen worden uitgevoerd. Het setup-menu kan wor­den geopend door de knop MENU kort in te drukken.
Het menu bestaat uit een aantal opties die doorlopend na elkaar worden weer­gegeven Afb. 26.
Een menuoptie selecteren in het hoofdmenu zonder submenu:
als de knop MENU kort wordt in­gedrukt, kunt u een onderdeel in het hoofdmenu kiezen dat moet worden gewijzigd;
met de knop + of − (door de knop telkens in te drukken) kan de nieu­we instelling worden geselecteerd;
als de knop MENU kort wordt in­gedrukt, wordt de instelling opge­slagen en gaat u terug naar de vorige menuoptie in het hoofd­menu.
EN
BEDIENING
DASHBOARD
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
EN ZORG
ONDERHOUD
GEGEVENS
TECHNISCHE
REGISTER
ALFABETISCH
27
EN
BEDIENING
DASHBOARD
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
EN ZORG
ONDERHOUD
GEGEVENS
TECHNISCHE
Selectie van een optie in het hoofdmenu met een submenu:
als de knop MENU kort wordt ingedrukt, wordt de eerste optie in het submenu weergegeven;
met de knop + of −(door de knop telkens in te drukken) kunt u de menuopties van het submenu door­lopen;
als u de knop MENU kort indrukt, kunt u de menuoptie van het sub­menu selecteren en wordt het be­treffende instellingenmenu geopend;
met de knoppen + of (door de knop telkens in te drukken) kan de nieuwe instelling voor deze optie van het submenu worden geselecteerd;
als u de knop MENU kort indrukt,
kunt u de instelling opslaan en gaat u terug naar de eerder geselecteerde menuoptie.
„Datum” en „Klokje” selecteren:
als u de knop MENU kort indrukt, kunt u de instelling selecteren die u wilt wijzigen (bijvoorbeeld uren/ minuten of jaar/maand/dag);
met de knop + of − (door de knop telkens in te drukken) kan de nieuwe instelling worden geselecteerd;
als u de knop MENU kort indrukt, kunt u de instelling opslaan en gaat u verder naar de volgende menu­optie. Als deze menuoptie de laatste is, gaat u terug naar de eerder ge­selecteerde menuoptie.
WEERGAVE MOTOROLIENIVEAU
Als de elektronische sleutel in het con­tact wordt geplaatst, wordt het motor­olieniveau enige seconden op het dis­play weergegeven. Druk tijdens deze fase op de knop MENU om de weer­gave te wissen en door te gaan naar het volgende scherm. Bij een te laag of te hoog motorolieniveau wordt er een waarschuwing op het display weerge­geven.
WAARSCHUWING Controleer het olieniveau altijd met de peilstok (zie de paragraaf „Niveaus controleren” in het hoofdstuk „Onderhoud van de auto”).
WAARSCHUWING Voer deze con­trole nog een keer uit als de auto op een vlakke ondergrond staat, zodat u zeker weet dat de waarde juist is.
WAARSCHUWING Wacht na het plaatsen van de sleutel ongeveer 2 seconden met het starten van de motor zodat het olieniveau op de juis­te manier wordt gemeten.
REGISTER
ALFABETISCH
28
WAARSCHUWING Het motorolie­niveau kan hoger worden als de auto langere tijd niet wordt gebruikt.
Druk kort op de knop MENU om het navigatiesysteem vanuit het beginscherm te openen. Druk op de knop + of om door het menu te navigeren. Als de auto rijdt, wordt er om veiligheidsredenen alleen een beperkt menu weergegeven („Snelheidslimiet instellen”). Als de auto stilstaat, is het uitgebreide menu toegankelijk. Als er een radio-/navigatiesysteem aanwezig is, kunnen alleen de volgende functies worden ingesteld: „Snelheidslimiet”, „Gevoeligheid schemersensor” (voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien) en „Waarschuwingszoemer niet omgelegde veiligheidsgordel opnieuw inschakelen”. De andere functies worden weergegeven op het display van het radio-/navigatiesysteem en kunnen daar worden ingesteld.
RESET TRIP B
KLOK
MODUS 12/24
DATUM
SERVICE
VOL. TOETSEN
MENU VERLATEN
SNELHEID
AUTOMAT. MISTLICHT
EN
BEDIENING
DASHBOARD
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
Afb. 22
VOL. ZOEMER
TAAL
MAATEENHEDEN
VERGR. PORTIEREN
BEST.PORT.
ONTGR.
BAGAGERUIMTE
ONAFH.
HERHAAL. RADIO
A0F0218g
EN ZORG
ONDERHOUD
GEGEVENS
TECHNISCHE
REGISTER
ALFABETISCH
29
Loading...
+ 240 hidden pages