De FreeFlow Print Server-software biedt een gebruikersinterfacevoor de volgende functies
van uw Xerox-afdruksysteem:
• Printerbeheer
• Opdrachtbeheer
• Systeembeheer
• Wachtrijbeheer
• Kleurenafdrukkwaliteit aanpassen
De gebruikersinterfacevan FreeFlowPrint
Server
Via de interface van de FreeFlow Print Server-software kunt u alle toepassingen en
functies van uw Xerox-afdruksysteem regelen.
De gebruikersinterfacebestaatuit vensters,tabbladen en dialoogvensters die met toetsen
en menu's worden opgeroepen. De gebruikersinterface biedt ook status- en foutberichten
met informatie over de voortgang van afdrukopdrachten.
De Online help kan worden geopend via Help-inhoud of door het selecteren van de
toets Help in de diverse dialoogvensters. Meer informatie vindt u in de documentatie
op de cd-rom bij uw systeem.
Het standaardscherm
Met Opdrachtbeheer kunt u taken uitvoeren die betrekking hebben op opdrachten.
Opdrachten worden georganiseerd op basis van hun kenmerken, zoals actief,
vastgehouden, tijdelijk stopgezet, voltooid en opgeslagen. U kunt bewerkingen uitvoeren
op en opties selecteren voor individuele opdrachten of groepen opdrachten.
FreeFlow Print Server Help
1-1FreeFlow®Print Server
Info over FreeFlow Print Server
Andere toepassingen van het standaardscherm zijn:
• Menu's - toegang tot andere functies van de FreeFlow Print Server.
• Statusgebied - de status van de printerserver en printer.
• Snelkoppelingen - snelle toegang tot enkele vensters op de gebruikersinterface van
de FreeFlow Print Server, die ook via de menu's kunnen worden geopend.
Menu's
De menu's van de FreeFlow Print Server bevinden zich aan de bovenkant van de
interface en bieden toegang tot aanvullende functies van het systeem.
De menu's zijn:
• Aanmelden - toegang tot beveiligde toepassingen van de printerserver.
• Systeem - toegang tot systeembeheerfuncties, waaronder software-installatie,
opdracht-ID herstellen, testmode en het systeem starten/stoppen.
• Functies - toegang tot functies die aanvullende methoden bieden voor invoer in de
printerserver.
• Printer - hiermee kunt u de functies van de printerconfiguratiegebruiken en beheren,
waaronder het instellen van de energiespaarstand.
• Kleur - deze hulpmiddelen worden gebruikt om kleuren aan te passen en overeen te
laten komen bij het afdrukken.
• Wachtrij - hiermee kunnen het opdrachtbeheer en de toepassing van
opdrachteigenschappen geautomatiseerd worden.
• Instellingen - configuratie van randapparaten, in licentie gegeven toepassingen en
netwerkinstellingen.
• Systeembeheer - hiermee kan een systeembeheerder bronnen, fonts en
accountregistratie beheren.
• Help - toegang tot deze Help en afdrukbare documentatie.
Statusgebied
Het statusgebied van de gebruikersinterface onder de menubalk bevat informatie over
de Print Server en knoppen voor een aantal printerfuncties.
Printerberichtveld
In het printerberichtveld bovenin het venster FreeFlow Print Server worden statusberichten
over de printer weergegeven.
FreeFlow®Print Server1-2
FreeFlow Print Server Help
Info over FreeFlow Print Server
Pictogrammen voor de mode-aanduiding
De pictogrammen voor de mode-aanduiding van het systeem (tussen het
printerberichtveld en de menubalk) worden geactiveerd wanneer de printerserver in een
speciale mode staat.
Toets Uitlegtafel leegmaken
Met behulp van de toets Uitlegtafel leegmaken kunt u de printeruitlegtafelleegmaken
(voltooide afdrukken verwijderen) wanneer deze vol is voordat een nieuwe aflevering
plaatsvindt.
Knoppen voor het stoppen/hervatten van de printer
Met de knoppen Printer stopzetten en Printer hervatten wordt gewisseld tussen de
statussen Stopgezet en Hervat.
Printerpictogram
Het printerpictogram is een weergave van de printer op de gebruikersinterface van de
printerserver.In het pictogram worden Bezig, Gereed, Foutiefen Stopgezet aangegeven.
Er kan aanvullende informatie beschikbaar zijn door de cursor op een gedeelte van het
pictogram te houden.
Voortgangsbalken Afdrukken en Bezig met verwerken
De voortgang van het afdrukken en verwerken wordt in de rechterbovenhoek van de
gebruikersinterface weergegeven. De opdracht-ID, opdrachtnaam, het percentage
voltooid en het aantal voltooide pagina's, beelden of sets worden ook weergegeven.
Aanvullende informatie en instellingen bekijken
De FreeFlow Print Server biedt via pop-upmenu's, functietoegangstoetsen en tabbladen
toegang tot aanvullende informatie.
• Via pop-up menu's kunt u de functionaliteit regelen op opdracht- of wachtrijniveau.
U kunt deze menu's openen door met de rechtermuisknop te klikken of te
dubbelklikken op de opdracht of een ander item in de lijst.
• Functietoegangstoetsen: hiermee kunt u opdrachteigenschappen instellen.
Functietoegangstoetsen zijn beschikbaar op bepaalde tabbladen. Nadat selecties
voor eigenschappen zijn gemaakt, worden uw keuzen weergegeven op de
functietoegangstoets.
• Tabbladen bieden toegang tot verschillende gegevens, instellingen en
functietoegangstoetsen binnen hetzelfde venster.
Toetsenoverzicht
• OK Hiermee slaat u alle wijzigingen in een tabblad of dialoogvenster op en sluit u
het actieve venster.
FreeFlow Print Server Help
1-3FreeFlow®Print Server
Info over FreeFlow Print Server
• Toepassen Hiermee slaat u alle wijzigingen in een tabblad of dialoogvenster op
zonder het venster te sluiten. U hoeft Toepassen niet te selecteren voordat u OK
selecteert om wijzigingen op te slaan.
• Annuleren Hiermee kunt u een venster sluiten zonder gemaakte wijzigingen op te
slaan.
• Sluiten Hiermee kunt u een venster verlaten. De gemaakte wijzigingen worden
opgeslagen.
• Herstellen Deze functie is op sommige interface-schermente vinden. Met Herstellen
kunt u in het geval dat de gemaakte wijzigingen verkeerd waren, de vorige instellingen
herstellen zonder het interface-scherm te verlaten.
Pictogram schijfgebruik
Met het pictogramSchijfgebruikkunnen operateurs en systeembeheerdersde volgende
systeemschijfpartities bewaken:
• Root
• Systeemgegevens
• Gebruikersgegevens
Het pictogram in de rechterbovenhoek van de grafische gebruikersinterface geeft drie
statussen van schijfgebruik aan:
• Normaal
• Waarschuwing
• Fout
Als u de cursor op het pictogram Schijfgebruik plaatst, wordt voor iedere partitie het
percentage van de schijf weergegeven dat in gebruik is. Deze percentages veranderen
naarmate de hoeveelheid vrije ruimte toe- of afneemt.
Wanneeru dubbelklikt op het pictogram Schijfgebruik, wordt een venster geopend met
informatie over de grootte van de schijf, de gebruikte en beschikbare ruimte, het
schijfgebruikpercentage, de naam van de partitie of het pad en de huidige status van
elke partitie.
De drempelwaarden van het pictogram Schijfgebruik zijn als volgt gedefinieerd:
• Root:
•Bereik 'Normaal': 0-84%-
-Bereik 'Waarschuwing': 85-89%
-Bereik 'Fout': 90-100%
• Systeemgegevens en Gebruikersgegevens:
•Bereik 'Normaal': 0-69%-
-Bereik 'Waarschuwing': 70-89%
-Bereik 'Fout': 90-100%
FreeFlow®Print Server1-4
FreeFlow Print Server Help
Info over FreeFlow Print Server
OPMERKING
Percentages kunnen een marge van 5% in beide richtingen hebben, afhankelijk
van het systeem/station/printer of andere aanpassingen die zijn aangebracht
tijdens de software-ontwikkelingscyclus.
Waarschuwingen en foutberichten worden als volgt weergegeven:
• Waarschuwing:Weinigvrije ruimte root-schijf. Een groen pictogram geeft een bereik
'Waarschuwing' aan.
• Fout: Zeer weinig vrije ruimte root-schijf. Een rood pictogram geeft een bereik 'Fout'
aan.
Als een schijfpartitie zo intensief wordt gebruikt dat het bereik voor een waarschuwing
of fout wordt genaderd, verschijnt er ook een venster met een foutbericht in het
statusgebied. Volg de instructies op om problemen met schijfpartities op te lossen.
• Klik op Sluiten om het dialoogvenster met het foutbericht te sluiten.
Bestand wissen
Met de optie Bestanden wissen kunt u overbodige bestanden verwijderen die zijn
gemaakt toen het systeem vastliep. Met een waarschuwingspictogram wordt u gewezen
op de betreffende partitie.
Toegankelijkheid via het toetsenbord en
snelkoppelingen
Met de FreeFlow Print Server kunt u via het toetsenbord de toepassingen en functies
vooruw Xerox-afdruksysteem selecteren en beheren. U kunt door het systeem navigeren,
velden activeren in bepaalde UI-schermen en afdrukeigenschappen selecteren.
Veelgebruikte snelkoppelingen
Met snelkoppelingen kunt u veelgebruikte UI-functies snel uitvoeren met behulp van
het toetsenbord.
HandelingToetsenbordselectie
Tab
Shift+Tab
Control+Tab
Voor navigatie naar de volgende beschikbare
component.
Voor navigatie naar de vorige beschikbare
component.
Voor navigatie naar de volgende beschikbare
component, zelfs wanneer de component de
opdracht via Tab aanvaardt. Bijvoorbeeld een
tabel verlaten zodra een tabelelement
beschikbaar is geworden.
FreeFlow Print Server Help
1-5FreeFlow®Print Server
Info over FreeFlow Print Server
HandelingToetsenbordselectie
Shift+Control+Tab
Pijl links
Pijl rechts
Pijl omhoog
Pijl omlaag
Page Up
Page Down
Voor navigatie naar de vorige beschikbare
component, zelfs wanneer de component de
opdracht via Tab aanvaardt. Bijvoorbeeld een
tabel verlaten zodra een tabelelement
beschikbaar is geworden.
Voor de verplaatsing met één teken of
component naar links.
Voor de verplaatsing met één teken of
component naar rechts.
Voor de verplaatsing met één regel of
component naar boven.
Voor de verplaatsing met één regel of
component naar beneden.
Hiermee wordt een informatievenster hoger
weergegeven.
Hiermee wordt een informatievenster lager
weergegeven.
Home
End
Control+Enter of Control+Return
Enter of Return
Esc (Escape)
Spatiebalk
Voor de verplaatsing naar het begin van het
gegevensveld. In het geval van een tabel voor
de verplaatsing naar het begin van de rij.
Voor de verplaatsing naar het einde van het
gegevensveld. In het geval van een tabel voor
de verplaatsing naar de laatste cel in een rij.
Hiermee wordt de standaard opdrachttoets
geactiveerd.
Hiermee wordt het momenteel geselecteerde
commando geactiveerd
Hiermee verlaat u een menu of venster zonder
wijzigingen te maken, behalve wanneer de
focus in een tabelcel is geplaatst.
Hiermee wordt de component geactiveerd
waarop de toetsenbordfocus staat.
FreeFlow®Print Server1-6
FreeFlow Print Server Help
Info over FreeFlow Print Server
Activerings- en navigatietoetsen
U kunt met specifieke toetsaanslagen de onderdelen en toepassingen van het
afdruksysteem bereiken en activeren.
HandelingToetsenbordselectieComponenttype
deelvenster
aanduiding
F6Gesplitst
F8
Control-DMode-
Control-NStatusgebied
Hiermee wordt de focus tussen de deelvensters verplaatst
naar het eerste beschikbare element in het deelvenster.
Hiermee wordt de focus op de splitsingsbalk geplaatst. Met
de pijltoetsen, Home en End kan de balk worden verplaatst.
Met de pijltoetsen kan de verplaatsing in kleine stappen
beheerst worden. Met de toetsen Home en End kan een
volledig deelvenster aan het gezicht onttrokken worden.
Hiermee wordt de focus op de eerste mode-aanduiding
geplaatst, vanwaar u de tip kunt weergeven. U kunt een of
meerdere van de volgende modi selecteren:
• Beveiligd
• Opdrachtstoring
• Test
• Externe Print Server
• In log vastleggen
De printer wordt stopgezet.Control-PPauzetoets(en)
Hiermee wordt de scanner tijdelijk stopgezet bij
productieprintersystemen.
Control-SInhoudgebied
Tabblad
Control-Pijl
omhoog
Control-Page Up
Control-Page
Down
FreeFlow Print Server Help
Toets LeegmakenControl-U
Toets Start (Kopiëren, Scan naar bestand en Afdrukken)
wanneer het pad naar de toets Start open is.
Voor verplaatsing tussen tabbladen.PijlenDeelvenster
Hiermee wordt de focus op het geselecteerde tabblad
geplaatst.
Voorverplaatsingnaar het vorige tabblad, als voorbereiding
op de inschakeling van de eerste beschikbare component
op het tabblad.
Voor verplaatsing naar het volgende tabblad, als
voorbereidingop de inschakelingvan de eerste beschikbare
component op het tabblad.
Verplaatstdefocusvan een functietoegangstoets naar het
eerste beschikbare element in die functietoegangstoets en
andersom.
FreeFlow®Print Server1-8
FreeFlow Print Server Help
Info over FreeFlow Print Server
HandelingToetsenbordselectieComponenttype
TabTabellen
Shift-Tab
Return/Enter
Shift-Return/Shift-Enter
Pijl omhoog/Pijl
omlaag
Verplaatst de focus een cel naar rechts. Als de tabelcellen
worden geselecteerd, dient de focus van links naar rechts
te lopen tot aan het eind, van bovennaar beneden te gaan
en dan terug naar het begin van het geselecteerde gebied.
Verplaatst de focus een cel naar links. Bij celselectie
vertoont Shift-Tab hetzelfde gedrag als Tab, maar dan in
omgekeerde richting.
Hiermee wordt de focus een cel naar beneden verplaatst,
de rijselectie volgt de focus. Onderaan de tabel gaat de
focus naar het begin van een kolom. Als meer dan één cel
is geselecteerd, gaat de focus achtereenvolgens naar iedere
geselecteerde kolom en begint dan weer van voren af aan.
Hiermee wordt de focus een cel naar boven verplaatst, de
rijselectie volgt de focus. Bovenaan de tabel gaat de focus
naar het einde van een kolom. Als meer dan één cel is
geselecteerd, gaat de focus achtereenvolgens naar iedere
geselecteerde kolom en begint dan weer van voren af aan.
Hiermee wordt de huidige selectie ongedaan gemaakt,
wordt de focus een cel naar boven of beneden verplaatst,
en wordt de rijselectie in de celrij met focus hersteld.
Pijl links/Pijl
rechts
Page Up/Page
Down
Control-Page
Up/Control-Page
Down
Home/End
Hiermee wordt de huidige selectie ongedaan gemaakt en
wordt de focus een cel naar links of rechts verplaatst.
Hiermee wordt de huidige selectie ongedaan gemaakt.
Wanneer er geen verticale schuifbalk te zien is, worden de
focusen de rijselectie naar de laatste/eerste rij in een tabel
verplaatst. De cel met focus blijft in dezelfde oorspronkelijke
kolom.Wanneerer een verticale schuifbalk te zien is, wordt
de tabel een rij omhoog of omlaag geschoven en wordt de
geselecteerde rij hersteld als de laatste/eerste zichtbare rij
in de tabel. De focus wordt verplaatst binnen de huidige
kolom naar de zojuist geselecteerde rij.
Hiermee wordt de huidige selectie ongedaan gemaakt.
Wanneerde horizontale schuifbalk niet te zien is, wordt de
focusnaar de eerste/laatste cel in de rij verplaatst en wordt
de rijselectie in de cel met focus hersteld. Wanneer de
horizontale schuifbalk te zien is, wordt de tabel naar links
of naar rechts geschoven om de eerste onvolledig
weergegevenkolom zichtbaar te maken en de focus wordt
in die kolom geplaatst. De rijselectie wordt hersteld in de
celrij met focus.
Hiermee wordt de huidige selectie ongedaan gemaakt. De
focus wordt naar de eerste/laatste cel in een rij verplaatst
en de rijselectie wordt hersteld in de celrij met focus.
FreeFlow Print Server Help
1-9FreeFlow®Print Server
Info over FreeFlow Print Server
Control-Home/Control-End Hiermee wordt de huidige selectie ongedaan gemaakt. De
HandelingToetsenbordselectieComponenttype
focuswordt naar de eerste/laatste rij in de tabel verplaatst
in dezelfde kolom waar de focus oorspronkelijk was en
verder wordt de rijselectie hersteld.
Hiermee worden alle rijen in een tabel geselecteerd.Control
Tabellen
Shift-Pijl
omhoog/Shift-Pijl
omlaag
Shift-Page
Up/Shift-Page
Down
Control-ShiftHome/Control-Shift-End
Hiermee wordt de selectie een rij omhoog of omlaag in de
tabel uitgebreid.
Hiermee wordt de selectie omhoog/omlaag één
"tabelpagina" per keer uitgebreid. Wanneer er geen
verticale schuifbalk te zien is, worden de focus en de
rijselectie naar de laatste/eerste rij in de tabel verplaatst.
De cel met focus blijft in dezelfde oorspronkelijke kolom.
De rijselectie verschuift van de rij met de originele focus
naar de rij waarnaar de focus is verplaatst.
Wanneer er een verticale schuifbalk te zien is, wordt de
tabel een rij omhoog of omlaag geschoven en wordt de
focus verplaatst in de huidige kolom naar de zojuist
zichtbaar geworden rij. De rijselectie verschuift van de rij
met de originele focus naar de rij waarnaar de focus is
verplaatst.
Hiermee wordt de selectie uitgebreid van de huidige rij met
focus naar het begin/einde van de tabel. De focus wordt
niet verplaatst.
Hiermee wordt een menu geopend (indien aanwezig).Spatiebalk
Hiermee wordt de focus in een tabelkolom een kolom naar
links of rechts verplaatst in de tabel.
Hiermee wordt de selectie uitgebreid een rij omhoog of
omlaag in de tabel.
Hiermee wordt de kolom met focus gesorteerd in
oplopende/aflopende volgorde. Er wordt hier verondersteld
dat sorteren voor de tabel is geactiveerd.
FreeFlow®Print Server1-10
FreeFlow Print Server Help
Info over FreeFlow Print Server
HandelingToetsenbordselectieComponenttype
Lijsten
Pijl omhoog/Pijl
omlaag
Page Up/Page
Down
Home/End
Shift-Pijl
omhoog/Shift-Pijl
omlaag
Shift-Page
Up/Shift-Page
Down
Hiermee wordt de huidige selectie ongedaan gemaakt,
wordt de focus een element naar boven of beneden in de
lijst verplaatst, en wordt de selectie van het lijstelement
met de focus hersteld.
Hiermee wordt de huidige selectie ongedaan gemaakt.
Wanneer de verticale schuifbalk niet te zien is, worden de
focusen de elementselectie naar het laatste/eerste element
in de lijst verplaatst. Wanneer er een verticale schuifbalk
te zien is, wordt de lijst een rij omhoog of omlaag
geschoven en worden de focus en de elementselectie naar
het laatste/eerste zichtbare element in de lijst verplaatst.
Hiermee worden de focus en de selectie naar het
eerste/laatste element in de lijst verplaatst.
Hiermee worden alle elementen in een lijst geselecteerd.Control-A
Hiermee worden de selectie en focus met een lijstelement
per keer omhoog of omlaag uitgebreid.
Hiermee wordt de selectie omhoog/omlaag één
paginaweergave per keer uitgebreid. De focus wordt
verplaatst naar het begin/einde van de selectie.
Schuifbalken
Shift-Home/Shift-End
Pijl omhoog/Pijl
omlaag
Page Up/Page
Down
Home/End
Hiermee wordt de selectie uitgebreid naar het begin/einde
van de lijst. Hiermee wordt de focus verplaatst naar het
begin/einde van de lijst.
Schuif het weergavevenster één rij tegelijk omhoog of
omlaag.
Schuif het weergavevenster één paginaweergave tegelijk
omhoog of omlaag.
Schuif het weergavevenster naar de bovenkant of
onderkant van de weergegeven component (bijvoorbeeld
boomstructuur, tabel of lijst).
FreeFlow Print Server Help
1-11FreeFlow®Print Server
Info over FreeFlow Print Server
HandelingToetsenbordselectieComponenttype
Hiermee wordt het menu-item met focus geselecteerd.Spatiebalk/EnterPopup-menu's
Keuzelijst
Pijl omhoog/Pijl
omlaag
Pijl rechts
Pijl links
omlaag
Pijl
omhoog/omlaag
Pijl omhoog/Pijl
omlaag
Hiermee wordt de focus naar een vorige/volgende menuitem verplaatst.
Als de focus op een vervolgmenuelement is geplaatst, wordt
het vervolgmenu geopend.
Als de focus op een vervolgmenuelement is geplaatst, wordt
het vervolgmenu gesloten.
Pop-up-menu's afsluiten.Esc
Hiermee wordt het menu geactiveerd.Spatiebalk/Pijl
Hiermee wordt de focus verplaatst en het vorige/volgende
menu-item gevolgd.
Hiermee wordt de keuzelijst verlaten.Esc
Hiermee wordt het menu geactiveerd.F10Menubalk
Hiermee wordt de focus naar het vorige/volgende menuitem verplaatst.
Het menu-item met focus wordt geselecteerd.Spatiebalk/Enter
Hiermee wordt de menubalk verlaten.Esc
FreeFlow®Print Server1-12
FreeFlow Print Server Help
Info over FreeFlow Print Server
HandelingToetsenbordselectieComponenttype
Directorystructuur
Pijl omhoog/Pijl
omlaag
Pijl links/Pijl
rechts
Page Up/Down
Home/End
Control-Pijl
links/Control-Pijl
rechts
Control-Page
Up/Control-Page
Down
Hiermee wordt de focus en selectie een rij naar boven of
beneden verplaatst in de directorystructuur.
Hiermee wordt de focus een kolom naar links of rechts
verplaatst in de directorystructuur. Als een gesloten map
wordt geselecteerd, wordt de map met pijl rechts geopend
wanneer deze niet leeg is. Als de map open is en
geselecteerd, wordt deze met pijl links gesloten.
Hiermee wordt een paginaweergave hoger of lager
getoond. De eerste beschikbare component in beeld krijgt
de focus en wordt geselecteerd.
Hiermee wordt de focus naar het eerste/laatste element
in de structuur verplaatst.
Hiermee wordt de focus een rij naar boven of beneden
verplaatst in de directorystructuur.
Hiermee wordt een paginaweergave hoger of lager
getoond. De eerste beschikbare component in beeld krijgt
de focus en wordt geselecteerd.
ControlHome/Control-End
Spatiebalk
Control-F1Tip
Hiermee wordt de focus naar het eerste/laatste element
in de structuur verplaatst.
Hiermee wordt het element in de directorystructuur
geselecteerd waar de focus is geactiveerd.
Hiermee wordt een tip weergegeven als er een is gekoppeld
aan de component met focus.
Hiermee wordt een tip verborgen.Control-F1/Esc
Activerings- en navigatietoetsen
U kunt met specifieke toetsaanslagen de onderdelen en toepassingen van het
afdruksysteem bereiken en activeren.
HandelingToetsenbordselectieComponenttype
F6Gesplitst
deelvenster
F8
Hiermee wordt de focus tussen de deelvensters verplaatst
naar het eerste beschikbare element in het deelvenster.
Hiermee wordt de focus op de splitsingsbalk geplaatst. Met
de pijltoetsen, Home en End kan de balk worden verplaatst.
Met de pijltoetsen kan de verplaatsing in kleine stappen
beheerst worden. Met de toetsen Home en End kan een
volledig deelvenster aan het gezicht onttrokken worden.
FreeFlow Print Server Help
1-13FreeFlow®Print Server
Info over FreeFlow Print Server
HandelingToetsenbordselectieComponenttype
aanduiding
Tabblad
Control-DMode-
Control-NStatusgebied
Control-SInhoudgebied
Control-Pijl
omhoog
Hiermee wordt de focus op de eerste mode-aanduiding
geplaatst, vanwaar u de tip kunt weergeven. U kunt een of
meerdere van de volgende modi selecteren:
• MICR
• Beveiligd
• Opdrachtstoring
• Test
• Externe Print Server
• In log vastleggen
De printer wordt stopgezet.Control-PPauzetoets(en)
Hiermee wordt de scanner tijdelijk stopgezet bij
productieprintersystemen.
Toets LeegmakenControl-U
Toets Start (Kopiëren, Scannen naar bestand en Afdrukken)
wanneer het pad naar de toets Start open is.
Voor verplaatsing tussen tabbladen.PijlenDeelvenster
Hiermee wordt de focus op het geselecteerde tabblad
geplaatst.
Voorverplaatsingnaar het vorige tabblad, als voorbereiding
op de inschakeling van de eerste beschikbare component
op het tabblad.
Voor verplaatsing naar het volgende tabblad, als
voorbereidingop de inschakelingvan de eerste beschikbare
component op het tabblad.
Verplaatstdefocusvan een functietoegangstoets naar het
eerste beschikbare element in die functietoegangstoets en
andersom.
FreeFlow®Print Server1-14
FreeFlow Print Server Help
Info over FreeFlow Print Server
HandelingToetsenbordselectieComponenttype
TabTabellen
Shift-Tab
Return/Enter
Shift-Return/Shift-Enter
Pijl omhoog/Pijl
omlaag
Verplaatst de focus een cel naar rechts. Als de tabelcellen
worden geselecteerd, dient de focus van links naar rechts
te lopen tot aan het eind, van bovennaar beneden te gaan
en dan terug naar het begin van het geselecteerde gebied.
Verplaatst de focus een cel naar links. Bij celselectie
vertoont Shift-Tab hetzelfde gedrag als Tab, maar dan in
omgekeerde richting.
Hiermee wordt de focus een cel naar beneden verplaatst,
de rijselectie volgt de focus. Onderaan de tabel gaat de
focus naar het begin van een kolom. Als meer dan één cel
is geselecteerd, gaat de focus achtereenvolgens naar iedere
geselecteerde kolom en begint dan weer van voren af aan.
Hiermee wordt de focus een cel naar boven verplaatst, de
rijselectie volgt de focus. Bovenaan de tabel gaat de focus
naar het einde van een kolom. Als meer dan één cel is
geselecteerd, gaat de focus achtereenvolgens naar iedere
geselecteerde kolom en begint dan weer van voren af aan.
Hiermee wordt de huidige selectie ongedaan gemaakt,
wordt de focus een cel naar boven of beneden verplaatst,
en wordt de rijselectie in de celrij met focus hersteld.
Pijl links/Pijl
rechts
Page Up/Page
Down
Control-Page
Up/Control-Page
Down
Home/End
Hiermee wordt de huidige selectie ongedaan gemaakt en
wordt de focus een cel naar links of rechts verplaatst.
Hiermee wordt de huidige selectie ongedaan gemaakt.
Wanneer er geen verticale schuifbalk te zien is, worden de
focusen de rijselectie naar de laatste/eerste rij in een tabel
verplaatst. De cel met focus blijft in dezelfde oorspronkelijke
kolom.Wanneerer een verticale schuifbalk te zien is, wordt
de tabel een rij omhoog of omlaag geschoven en wordt de
geselecteerde rij hersteld als de laatste/eerste zichtbare rij
in de tabel. De focus wordt verplaatst binnen de huidige
kolom naar de zojuist geselecteerde rij.
Hiermee wordt de huidige selectie ongedaan gemaakt.
Wanneerde horizontale schuifbalk niet te zien is, wordt de
focusnaar de eerste/laatste cel in de rij verplaatst en wordt
de rijselectie in de cel met focus hersteld. Wanneer de
horizontale schuifbalk te zien is, wordt de tabel naar links
of naar rechts geschoven om de eerste onvolledig
weergegevenkolom zichtbaar te maken en de focus wordt
in die kolom geplaatst. De rijselectie wordt hersteld in de
celrij met focus.
Hiermee wordt de huidige selectie ongedaan gemaakt. De
focus wordt naar de eerste/laatste cel in een rij verplaatst
en de rijselectie wordt hersteld in de celrij met focus.
FreeFlow Print Server Help
1-15FreeFlow®Print Server
Info over FreeFlow Print Server
Control-Home/Control-End Hiermee wordt de huidige selectie ongedaan gemaakt. De
HandelingToetsenbordselectieComponenttype
focuswordt naar de eerste/laatste rij in de tabel verplaatst
in dezelfde kolom waar de focus oorspronkelijk was en
verder wordt de rijselectie hersteld.
Hiermee worden alle rijen in een tabel geselecteerd.Control
Tabellen
Shift-Pijl
omhoog/Shift-Pijl
omlaag
Shift-Page
Up/Shift-Page
Down
Control-ShiftHome/Control-Shift-End
Hiermee wordt de selectie een rij omhoog of omlaag in de
tabel uitgebreid.
Hiermee wordt de selectie omhoog/omlaag één
"tabelpagina" per keer uitgebreid. Wanneer er geen
verticale schuifbalk te zien is, worden de focus en de
rijselectie naar de laatste/eerste rij in de tabel verplaatst.
De cel met focus blijft in dezelfde oorspronkelijke kolom.
De rijselectie verschuift van de rij met de originele focus
naar de rij waarnaar de focus is verplaatst.
Wanneer er een verticale schuifbalk te zien is, wordt de
tabel een rij omhoog of omlaag geschoven en wordt de
focus verplaatst in de huidige kolom naar de zojuist
zichtbaar geworden rij. De rijselectie verschuift van de rij
met de originele focus naar de rij waarnaar de focus is
verplaatst.
Hiermee wordt de selectie uitgebreid van de huidige rij met
focus naar het begin/einde van de tabel. De focus wordt
niet verplaatst.
Hiermee wordt een menu geopend (indien aanwezig).Spatiebalk
Hiermee wordt de focus in een tabelkolom een kolom naar
links of rechts verplaatst in de tabel.
Hiermee wordt de selectie uitgebreid een rij omhoog of
omlaag in de tabel.
Hiermee wordt de kolom met focus gesorteerd in
oplopende/aflopende volgorde. Er wordt hier verondersteld
dat sorteren voor de tabel is geactiveerd.
FreeFlow®Print Server1-16
FreeFlow Print Server Help
Info over FreeFlow Print Server
HandelingToetsenbordselectieComponenttype
Lijsten
Pijl omhoog/Pijl
omlaag
Page Up/Page
Down
Home/End
Shift-Pijl
omhoog/Shift-Pijl
omlaag
Shift-Page
Up/Shift-Page
Down
Hiermee wordt de huidige selectie ongedaan gemaakt,
wordt de focus een element naar boven of beneden in de
lijst verplaatst, en wordt de selectie van het lijstelement
met de focus hersteld.
Hiermee wordt de huidige selectie ongedaan gemaakt.
Wanneer de verticale schuifbalk niet te zien is, worden de
focusen de elementselectie naar het laatste/eerste element
in de lijst verplaatst. Wanneer er een verticale schuifbalk
te zien is, wordt de lijst een rij omhoog of omlaag
geschoven en worden de focus en de elementselectie naar
het laatste/eerste zichtbare element in de lijst verplaatst.
Hiermee worden de focus en de selectie naar het
eerste/laatste element in de lijst verplaatst.
Hiermee worden alle elementen in een lijst geselecteerd.Control-A
Hiermee worden de selectie en focus met een lijstelement
per keer omhoog of omlaag uitgebreid.
Hiermee wordt de selectie omhoog/omlaag één
paginaweergave per keer uitgebreid. De focus wordt
verplaatst naar het begin/einde van de selectie.
Schuifbalken
Shift-Home/Shift-End
Pijl omhoog/Pijl
omlaag
Page Up/Page
Down
Home/End
Hiermee wordt de selectie uitgebreid naar het begin/einde
van de lijst. Hiermee wordt de focus verplaatst naar het
begin/einde van de lijst.
Schuif het weergavevenster één rij tegelijk omhoog of
omlaag.
Schuif het weergavevenster één paginaweergave tegelijk
omhoog of omlaag.
Schuif het weergavevenster naar de bovenkant of
onderkant van de weergegeven component (bijvoorbeeld
boomstructuur, tabel of lijst).
FreeFlow Print Server Help
1-17FreeFlow®Print Server
Info over FreeFlow Print Server
HandelingToetsenbordselectieComponenttype
Hiermee wordt het menu-item met focus geselecteerd.Spatiebalk/EnterPopup-menu's
Keuzelijst
Pijl omhoog/Pijl
omlaag
Pijl rechts
Pijl links
omlaag
Pijl
omhoog/omlaag
Pijl omhoog/Pijl
omlaag
Hiermee wordt de focus naar een vorige/volgende menuitem verplaatst.
Als de focus op een vervolgmenuelement is geplaatst, wordt
het vervolgmenu geopend.
Als de focus op een vervolgmenuelement is geplaatst, wordt
het vervolgmenu gesloten.
Pop-up-menu's afsluiten.Esc
Hiermee wordt het menu geactiveerd.Spatiebalk/Pijl
Hiermee wordt de focus verplaatst en het vorige/volgende
menu-item gevolgd.
Hiermee wordt de keuzelijst verlaten.Esc
Hiermee wordt het menu geactiveerd.F10Menubalk
Hiermee wordt de focus naar het vorige/volgende menuitem verplaatst.
Het menu-item met focus wordt geselecteerd.Spatiebalk/Enter
Hiermee wordt de menubalk verlaten.Esc
FreeFlow®Print Server1-18
FreeFlow Print Server Help
Info over FreeFlow Print Server
HandelingToetsenbordselectieComponenttype
Directorystructuur
Pijl omhoog/Pijl
omlaag
Pijl links/Pijl
rechts
Page Up/Down
Home/End
Control-Pijl
links/Control-Pijl
rechts
Control-Page
Up/Control-Page
Down
Hiermee wordt de focus en selectie een rij naar boven of
beneden verplaatst in de directorystructuur.
Hiermee wordt de focus een kolom naar links of rechts
verplaatst in de directorystructuur. Als een gesloten map
wordt geselecteerd, wordt de map met pijl rechts geopend
wanneer deze niet leeg is. Als de map open is en
geselecteerd, wordt deze met pijl links gesloten.
Hiermee wordt een paginaweergave hoger of lager
getoond. De eerste beschikbare component in beeld krijgt
de focus en wordt geselecteerd.
Hiermee wordt de focus naar het eerste/laatste element
in de structuur verplaatst.
Hiermee wordt de focus een rij naar boven of beneden
verplaatst in de directorystructuur.
Hiermee wordt een paginaweergave hoger of lager
getoond. De eerste beschikbare component in beeld krijgt
de focus en wordt geselecteerd.
ControlHome/Control-End
Spatiebalk
Control-F1Tip
Hiermee wordt de focus naar het eerste/laatste element
in de structuur verplaatst.
Hiermee wordt het element in de directorystructuur
geselecteerd waar de focus is geactiveerd.
Hiermee wordt een tip weergegeven als er een is gekoppeld
aan de component met focus.
Hiermee wordt een tip verborgen.Control-F1/Esc
Sneltoetsen
Sneltoetsen zijn snelkoppelingen van het toetsenbord door een combinatie van de toets
Alt met de bewuste letter waarmee vaak gebruikte toepassingen kunnen worden
geactiveerd.
Items met een asterisk (*) zijn commando's van het tweede niveau die pas beschikbaar
zijn vanuit het eerste niveau. Met Alt wordt een open menu gesloten. Dit belet het
gebruik van een Alt-lettercombinatie in menu's.
BestemmingAlt + Letter
Menu's
FreeFlow Print Server Help
(Indien gemarkeerd met een *, dan opent u eerst het bovenste menu en
vervolgens gebruikt u de aangegeven toets om het item uit het
snelkoppelingsmenu te openen.)
1-19FreeFlow®Print Server
Info over FreeFlow Print Server
BestemmingAlt + Letter
Bovenste niveau van het menu AanmeldenL
*Aanmelden.*B
*Afmelden.*A
Bovenste niveau van het menu SysteemM
*Log-console.*K
*A
*H
*S
*S
*Verwerking stopzetten.
Met de combinatie Ctrl-Shift-P hoeft u niet eerst het menu Systeem te
openen.
*Verwerking hervatten
Met de combinatie Ctrl-Shift-R hoeft u niet eerst het menu Systeem te
openen.
*CD uitwerpen.*V
Opdracht-ID herstellen.*O
*Test*O
*Uitschakelen
Met de combinatie Ctrl-Shift-S hoeft u niet eerst het menu Systeemte openen.
Afsluiten.
Met de combinatie Ctrl-Q hoeft u niet eerst het menu Systeem te openen.
Tapeclient*T
IPS-opdrachtbeheer*K
Bovenste niveau van het menu PrinterI
Papierladen*A
Papierbibliotheek*B
Afwerking*A
Stapelen*S
Afdrukkwaliteit*K
Bovenste niveau van het menu KleurA
Toekenningen*A
FreeFlow®Print Server1-20
FreeFlow Print Server Help
Info over FreeFlow Print Server
BestemmingAlt + Letter
Kleurprofielen*A
Gebruikers-TRC's*T
Lijst steunkleuren*S
Bovenste niveau van het menu WachtrijW
Wachtrijbeheer*W
Opdrachten accepteren*A
Opdrachten niet accepteren*B
Opdrachten vrijgeven*V
Opdrachten niet vrijgeven*O
Bovenste niveau van het menu AanpassenU
Functieinstellingen
H
Bovenste niveau van het menu InstellingE
Bovenste niveau van het menu BeheerT
Bovenste niveau van het menu HelpH
Bovenste niveau van het menu FunctiesS
Kopiëren*K
Scannen naar bestand*S
Afdrukken uit bestand*A
Opdrachtbeheer*O
Online-beheer*O
Toets Herstellen (Kopiëren, Scannen naar bestand en Afdrukken uit
bestand)
Toets Opbouw-opdracht (Kopiëren en Scannen naar bestand)P
Toetsen Opbouw-opdracht voortzettenO
Toets Einde opbouw-opdrachtN
FreeFlow Print Server Help
1-21FreeFlow®Print Server
Info over FreeFlow Print Server
BestemmingAlt + Letter
Opbouw-opdracht annulerenEsc
Besturingselementen
subvenster
Toets OKO
Toets HerstellenH
T
Toepassen, Invoeging toevoegen, Speciale pagina toevoegen of Omslag
toevoegen
AnnulerenA
Toegang tot HelpH
FreeFlow®Print Server1-22
FreeFlow Print Server Help
2
Functie Afdrukken uit
bestand
Met de functie Afdrukken uit bestand kunt u opdrachten openen en afdrukken vanuit
de FreeFlow Print Server-interface. De opdrachten kunnen op een lokale schijf of op een
netwerkstation staan.
OPMERKING
De functie Afdrukken uit bestand verschilt van het tabblad Opgeslagen opdrachten. Op
het tabblad Opgeslagen opdrachten kunt u opdrachten die al door het systeem werden
verzonden, afgedrukt en opgeslagen opnieuw naar de printer verzenden. De functie
Afdrukken uit bestand is bedoeld als beginpunt voor het afdrukken van een opdracht
die nog niet door het systeem is geweest.
Info over het venster Afdrukken uit
bestand
In het venster Afdrukken uit bestand kunt u taken uitvoeren zoals afdrukken,
proefafdrukken maken en opdrachteigenschappen wijzigen.
De volgende opties zijn beschikbaar ongeacht het tabblad dat in het venster Afdrukken
uit bestand is geselecteerd:
• Aantal: Voer het aantal opdrachtsets in dat u wilt afdrukken.
• Wachtrij: Selecteer de wachtrij waarin u de verzonden opdracht wilt plaatsen.
• Opdrachttype: Hiermee kunt u een van de volgende opties selecteren:
-Normaal: Deze standaardinstelling wordt gebruikt voor het afdrukken van
normale opdrachten.
-n proefafdrukken maken en vasthouden: Hiermee kunt u de opdracht
controleren voordat de hele opdrachtset wordt vrijgegeven. Voorproefafdrukken
worden alle eventuele andere opdrachten die worden uitgevoerd onderbroken.
FreeFlow Print Server Help
2-1FreeFlow®Print Server
Functie Afdrukken uit bestand
-Nu afdrukken: Hiermee wordt het afdrukken van de huidige opdracht
onderbroken en wordt de geselecteerde opdracht uitgevoerd.
• Afdrukken: Hiermee wordt een opdracht verzonden.
• Herstellen: Hiermee worden de opdrachtinstellingen hersteld zoals die de laatste
keer waren opgeslagen.
• Sluiten: Het venster wordt gesloten.
Het tabblad Bestanden gebruiken
Op het tabblad Bestanden kunt u de opdracht(en) selecteren die u wilt uitvoeren plus
de pagina's die u wilt afdrukken,de opdrachtbestemming instellen, een documentindeling
selecteren en een startbericht en opdrachtaantekeningen invoeren.
1. Selecteer Bladeren... en zoek de bestanden die u wilt afdrukken.
De andere velden van het tabblad Bestanden worden actief zodra u een opdracht
selecteert.
2. Selecteer in het menu Zoeken in de locatie waar de opdracht die u wilt afdrukken
zich bevindt. U kunt ook de locatie van de opgeslagen opdracht in het veld Zoekenin typen.
U kunt de juiste opdrachtlocatie navragen bij de systeembeheerder. In sommige
gevallen worden er extra directory's gemaakt voor het afdrukken van specifieke
opdrachten, bijvoorbeeld per gebruiker, per afdeling of per andere categorie.
SMB/FTP dient eerst te worden ingeschakeld door de systeembeheerder voordat deze
optie kan worden gebruikt om opdrachten op te slaan.
3. Selecteer indien nodig de map die de opdracht of opdrachten bevat.
4. Selecteer een opdrachttype in de keuzelijst Type als u de opdrachten wilt sorteren
op indeling.
5. Selecteer een of meer bestanden uit de lijst. Als u meer dan één bestand selecteert,
worden alle bestanden met de standaardinstellingen naar de server verzonden. U
kunt op een van de volgende manieren meer dan één bestand selecteren:
• Druk op de toets CTRL (Control) en houd deze ingedrukt en selecteer iedere
afzonderlijke opdracht door met de linkermuisknop te klikken.
• Wanneer u twee of meer bestanden wilt selecteren die achter elkaar staan, drukt
u de toets SHIFT in en houdt u deze ingedrukt om vervolgens het eerste en het
laatste bestand te selecteren van de bestanden die u wilt selecteren uit de lijst.
Hiermee markeert u de regels van de eerste en de laatste bestandsnaam en alle
regels ertussen.
6. Optioneel:Als u voorbeelden van de opdrachtenwilt bekijken in het menu Bestanden,
klikt u met de rechtermuisknop op de opdracht en selecteert u Miniatuur.
7. Wanneer u de bestanden heeft geselecteerd, klikt u op OK.
Als u één bestand heeft geselecteerd, wordt de selectie ook weergegeven in het veld
Opdrachtnaam, waar deze kan worden bewerkt, en worden de overige velden van
het tabblad Bestanden actief.
FreeFlow®Print Server2-2
FreeFlow Print Server Help
Functie Afdrukken uit bestand
• Opgeslagen programmering opnieuw laden: Wanneer u wijzigingen in de
eigenschappen van een geselecteerde opdracht maakt, maar vervolgens besluit
dat u de oorspronkelijke geprogrammeerde eigenschappen wilt herstellen,
selecteert u Opgeslagen programmering opnieuw laden.
• Als u de beelden wilt afdrukken en de opdrachtprogrammering niet wilt gebruiken,
selecteert u Standaardinstellingen wachtrij laden. Alle programmering voor de
opdrachtwordt gewist en de programmeringvan de geselecteerde wachtrij wordt
gebruikt.
Uw selectie wordt weergegeven in het veld Bestandsnaam (dit veld is alleen-lezen).
8. Indien u bepaalde pagina's wilt afdrukken, wist u Alle pagina's afdrukken en voert
u in de velden Van en Tot: een paginabereik in.
9. Optioneel: Selecteer een nieuwe indeling in de keuzelijst Documentindeling. De
beschikbare opties zijn afhankelijk van de printerconfiguratie.
U kunt de indeling van een document wijzigen nadat de opdracht naar de printerserver
is verzonden. Een wijziging van PostScript in ASCII kan bijvoorbeeld gewenst zijn om
de PostScript-commando's te kunnen afdrukken.
Indien u geen geldige PostScript-licentie op het systeem heeft, wordt PostScript wel
weergegeven in de lijst met indelingsopties, maar is deze optie grijs en niet
selecteerbaar.
Een paginabeschrijvingstaal, bijvoorbeeld PostScript, kan niet door een andere,
bijvoorbeeld PCL, worden vervangen. Door een dergelijke verandering wordt de
opdracht niet volgens de verwachtingen uitgevoerd, omdat de PCL-decomposer de
PostScript-commando's niet kan interpreteren.
10. Stel PostScript-, PDF-, of ASCII-opties in.
Indien u geen geldige PostScript-licentie op het systeem heeft, kunt u geen
PostScript-opties instellen.
11. Optioneel: Wijzig de naam van de opdracht door de tekst in het veld Opdrachtnaam
te bewerken.
12. U kunt een printernaam invoeren in het veld Doelprinter of de standaardselectie
accepteren.
13. Selecteer een opdrachtbestemming.
14. Optioneel: Selecteer Opdrachtaantekeningen om informatie, waaronder een
startbericht, in te voeren die met de afdrukopdracht moet worden verzonden. U kuntook een startbericht invoeren in het daarvoor bestemde veld op het tabblad
Bestanden.
15. Optioneel: Selecteer Voorbladen afdrukken, Kenmerkenoverzicht afdrukken of
beide.
• Voorblad afdrukken:Een voorblad is een tussenpagina met specifieke informatie
over de opdracht die voor elke nieuwe opdracht wordt afgedrukt.
• Kenmerkenoverzicht afdrukken:Het Kenmerkenoverzicht is een samenvatting
ter grootte van één pagina waarin geselecteerde opdrachtinstellingen worden
vermeld,met name die kenmerken die te maken hebben met opdrachtidentificatie,
papier, aflevering en afdrukkwaliteit die voortkomen uit wachtrij-instellingen en
opdrachtprogrammering. Alle onderdrukkingsinstellingen voor Eigenschappen
wachtrij hebben voorrang op alle overige eigenschapsinstellingen.
FreeFlow Print Server Help
2-3FreeFlow®Print Server
Functie Afdrukken uit bestand
Geen: er worden geen pagina's afgedrukt.
Standaard: er wordt een door het systeem gegenereerde pagina afgedrukt.
Voor voorbladen, Beginpagina's gebruiken: Hiermee activeert u de optie Aantal
pagina's. Selecteer het gewenste aantal pagina's vanaf het begin van de opdracht
dat dienst moet doen als voorblad.
16. Selecteer een Wachtrij waarnaar u wilt afdrukken.
17. Selecteer Afdrukken om de opdracht naar het systeem te verzenden.
Tabblad Basis
Op het tabblad Basis kunt u de opties voor papier, type opdracht, nieten/afwerking en
sets of stapels selecteren.
1. Selecteer het tabblad Basis.
2. Selecteer een van de volgende opties voor Papier.
a) Selecteer een van de opties in de lijst Geplaatst papier. Deze optie garandeert
dat de opdracht een beschikbaar afdrukmateriaal vraagt.
b) Selecteer een papiernaam in de Papierlijst.
c) Selecteer Aangepast papier. Als deze optie wordt geselecteerd, selecteer dan
een optie voor Naam, Formaat/Kleur, Soort/Gewicht en Coating (indien
beschikbaar).
Selecteer de toets Gebruiksklaar instellen om alle kenmerken behalve de optie
voor het gebruiksklaar formaat in te stellen. Het systeem wordt hiermee
geïnformeerd om ieder beschikbaar papier van het juiste formaat te gebruiken.
Als u deze optie gebruikt, kunt u een formaat selecteren of het formaat laten
bepalen door het gegevensbestand. Als een papiervariant gemengde
papierformaten bevat, is het belangrijk om geen specifiek formaat in te stellen.
3. Selecteer een optie in de keuzelijst Type opdracht.
4. Selecteer een optie Nieten/afwerking.
5. Selecteer het keuzerondje Sets of Stapels in het veld Sets/stapels.
• Sets: Documenten worden achter elkaar afgedrukt en als afzonderlijke
documentensets afgeleverd. Indien u bijvoorbeeld 3 sets van een document van
drie pagina's afdrukt, worden de afdrukken gegroepeerd in de volgende
paginavolgorde: 1,2,3 1,2,3 1,2,3.
• Stapels: Documenten worden afgedruktals afzonderlijke sets van telkens dezelfde
pagina. Indien u 3 exemplaren van een document van 2 pagina's afdrukt, worden
de afdrukken gegroepeerd als drie exemplaren van pagina 1, gevolgd door drie
exemplaren van pagina 2.
FreeFlow®Print Server2-4
FreeFlow Print Server Help
Functie Afdrukken uit bestand
Tabblad Aflevering gebruiken om
opdrachteigenschappen in te stellen
1. Dubbelklik op een opdracht.
2. Selecteer het tabblad Aflevering.
3. Met Basisinstellingen kunt u het type opdracht en de sets/stapels instellen.
4. Selecteer Nieten/Afwerking om de opties van nieten, afwerking, staffelen,bijsnijden
en afleveringslocatie te selecteren. Zie Tabblad Aflevering gebruiken om
opdrachteigenschappen in te stellen in Opdrachtbeheer.
5. Selecteer Tussenschietvellen.
6. Selecteer Notities.
7. Selecteer Opmaak om het plaatsen, roteren, afsnijden en schalen van bronpagina's
op de afgedrukte pagina's te regelen. Zie voor een volledige beschrijving van
paginarangschikkingsmodellen het gedeelte Opmaakstijlen.
8. Klik op OK of ga door met het instellen van opdrachteigenschappen.
Uw selecties verschijnen op de afzonderlijke toetsen.
Tabblad Afdrukkwaliteit
Het tabblad Afdrukkwaliteitbevat opties waarmee u de afdrukkwaliteitkunt aanpassen.
Het is bij het maken van aanpassingen in de afdrukkwaliteit belangrijk dit in kleine
stappen te doen. Met grote aanpassingen kunnen er problemen ontstaan met de
afdrukkwaliteit.
Tabblad Beeld bewerken
Het tabblad Beeld bewerken bevat de functietoegangstoetsen Beeldverschuiving, Rotatie
en Achtergrondformulieren. Binnen elke functietoegangstoets zijn aanvullende opties
beschikbaar.
• Met de functietoegangstoets Beeldverschuiving kunt u aangeven waar het
paginabeeld op de pagina moet worden afgedrukt.
• Met de functietoegangstoets Rotatie kunt u de paginabeelden in een opdracht
roteren.
• Stel de opties van achtergrondformulieren in. Zie Achtergrondformulieren gebruiken
voor meer informatie.
FreeFlow Print Server Help
2-5FreeFlow®Print Server
Functie Afdrukken uit bestand
Info over het tabblad Speciale pagina's
Op het tabblad Speciale pagina's kunt u speciale pagina's, omslagen en invoegingen
beheren.
• Met behulp van speciale pagina's kunt u speciale kenmerken instellen voor bepaalde
pagina's in een opdracht.
• Omslagen geven opdrachten een verzorgd uiterlijk en worden voornamelijk gebruikt
voor ingebonden, geniete of gehechte documenten.
• Omslagen krijgen voorrang als er conflicten of meerdere programmeringen op dezelfde
pagina's bestaan. Als er meer dan één speciale pagina is geprogrammeerd voor een
pagina, wordt slechts één speciale pagina gebruikt en wordt de opdracht afgedrukt
zonder fout.
• Een pagina-invoegingis een blanco vel papier of ander materiaal dat, indien het door
de printer wordt ondersteund, wordt ingevoegd tussen gedrukte pagina's in een
opdracht.
Een batch bestanden afdrukken met de
functie Afdrukken uit bestand
1. Open de functie Afdrukken uit bestand.
2. Selecteer het tabblad Bestanden.
3. Kies in de lijst Wachtrij naar welke wachtrij de bestanden moeten worden afgedrukt.
Alleen de standaardinstellingen in de Wachtrij worden op de opdracht toegepast. U
kunt geen opdrachteigenschappen voor elk individuele bestand instellen.
4. Selecteer Bladeren.
5. Ga naar het menu Zoeken in en selecteer het UNIX-bestandssysteem, het medium
of de netwerklocatie waar de opdracht die u wilt afdrukken zich bevindt.
U kunt ook de locatie van de opgeslagen opdracht in het veld Selectie typen.
6. Als u alleen bestanden van een bepaald type wilt afdrukken, selecteert u het type in
de keuzelijst Bestandstype van het venster Bladeren.
7. Selecteer de map met de opdrachten die u wilt afdrukken. Als de opdrachten zich in
subdirectory's bevinden, selecteert u de map met de subdirectory's.
8. Afhankelijk van of uw bestanden zich in één map of in subdirectory's bevinden,
selecteert u het pictogram Batchbestanden of Batchbestanden inclusief submappen
in de linkerbovenhoek van het venster Bladeren.
9. Als u sommige bestanden in de lijst niet wilt afdrukken, selecteert u die bestanden
en gebruikt u de toets Verwijderen om ze uit de lijst te halen. U kunt op een van de
volgende manieren meer dan één bestand selecteren:
• Druk op de toets CTRL (Control) en houd deze ingedrukt en selecteer iedere
afzonderlijke opdracht door met de linkermuisknop te klikken.
FreeFlow®Print Server2-6
FreeFlow Print Server Help
Functie Afdrukken uit bestand
• Wanneer u twee of meer bestanden wilt selecteren die achter elkaar staan, drukt
u de toets SHIFT in en houdt u deze ingedrukt om vervolgens het eerste en het
laatste bestand te selecteren van de bestanden die u wilt selecteren uit de lijst.
Hiermee markeert u de regels van de eerste en de laatste bestandsnaam en alle
regels ertussen.
10. Als u de volgorde in de lijst wilt veranderen, selecteert u één bestand en gebruikt u
de toets omhoog en omlaag om de afdrukvolgorde te wijzigen.
11. Klik op OK. De bestanden staan op afdrukvolgorde in het veld Bestandsnaam.
12. Selecteer Afdrukken om de bestanden met behulp van de standaardinstellingen van
de wachtrij af te drukken.
Proefafdruk maken, een opdracht
vasthouden en Nu afdrukken
De functie Afdrukken uit bestand is bedoeld als beginpunt voor het afdrukken van een
opdracht die nog niet door het systeem is geweest. De opdrachten kunnen op een lokale
schijf of, indien beschikbaar, op een netwerkstation staan.
Nadat de afdrukopdracht is verzonden via de functie Afdrukken uit bestand, kunt u de
opdrachteigenschappen wijzigen en andere opdrachtbeheertaken uitvoeren door de
opdracht te openen in Opdrachtbeheer.
Proefafdrukken van een opdracht maken
Met deze toepassing kunt u een proefafdruk maken van een opdracht zonder dat u de
opdracht opnieuw hoeft te verzenden nadat u de inhoud en opmaak van de proefafdruk
heeft gecontroleerd.
Alle opdrachtkenmerken zijn van toepassing op de proefafdruk, met uitzondering van
het aantal. Het standaardaantal voor proefafdrukken is 1; de standaardinstelling kan
echter door de systeembeheerder worden gewijzigd in het menu Instelling >
Voorkeursinstellingen systeem.
OPMERKING
Voor proefafdrukken worden alle eventuele andere opdrachten die worden uitgevoerd
onderbroken.
1. Open de functie Afdrukken uit bestand.
2. Selecteer het tabblad Bestanden en blader naar de opdracht die u wilt uitvoeren.
3. Wanneer u de opdracht wilt controleren voordat de hele opdrachtset wordtvrijgegeven, selecteert u 1 proefafdruk en vasthouden in het menu Opdrachttype.
4. Selecteer Afdrukken.
5. Het venster Voortgang proefafdruk wordt geopend en daarin ziet u de voortgang
van de proefafdruk. U wordt erop gewezen dat u voor meer informatie over deze
proefafdruk de toets Opdrachtbeheer kunt selecteren. Tijdens het proces van de
proefafdruk kunt u een van de volgende opties selecteren:
FreeFlow Print Server Help
2-7FreeFlow®Print Server
Functie Afdrukken uit bestand
• Volgende opdracht programmeren: Hiermee wordt het venster Voortgang
proefafdruk gesloten en keert u terug naar het vorige dialoogvenster.
• Annuleren: Hiermee wordt de proefafdruk geannuleerd.
6. Na voltooiing van de proefafdruk verschijnt een dialoogvenster waarin u wordt
gevraagd of u tevreden bent met uw proefafdruk. Kies uit de volgende opties:
• Opdracht vrijgeven: De hele opdracht wordt uitgevoerd en het dialoogvenster
wordt gesloten.
• Opdracht annuleren: De opdrachtwordt geannuleerd en het dialoogvenster wordt
gesloten.
• Sluiten: Het dialoogvenster wordt gesloten. De opdracht kan worden gewijzigd
en/of vrijgegeven vanuit Opdrachtbeheer.
Nu afdrukken gebruiken
Met de toepassing Nu afdrukken kunt u een opdracht onderbreken die op dat moment
wordt uitgevoerd om een of meer andere afdrukopdrachten uit te voeren. Nadat alle
opdrachten met de status Nu afdrukken zijn voltooid, gaat de printerserver verder met
de uitvoering van de oorspronkelijke onderbroken afdrukopdracht.
1. Open de functie Afdrukken uit bestand.
2. Selecteer het tabblad Bestanden en selecteer de opdracht die u wilt uitvoeren.
3. Selecteer Nu afdrukken uit het menu Opdrachttype.
4. Selecteer Afdrukken.
De opdracht wordt naar Opdrachtbeheer verzonden. Hier kan de opdracht worden
gewijzigd en/of vrijgegeven.
OPMERKING
Een nieuw toegewezen opdrachtmet de status Nu afdrukken zal een actieve opdracht
met dezelfde status niet onderbreken. De nieuwste opdracht met de status Nu
afdrukken wordt toegevoegd aan het einde van de lijst met actieve
onderbrekingsopdrachten. Alle opdrachten met de status Nu afdrukken waarvoor
niet-beschikbare bronnen nodig zijn (zoals speciaal papier) zijn niet verwerkbaar en
worden pas als opdracht "Nu afdrukken" gepland als de bron beschikbaar is.
FreeFlow®Print Server2-8
FreeFlow Print Server Help
3
Opdrachtbeheer
Met behulp van opdrachtbeheerkunt u opdrachtbeheertaken uitvoeren zoals afdrukken,
proefafdrukkenmaken,opdrachtenvasthouden en doorsturen en opdrachteigenschappen
wijzigen.
Opdrachtbeheer
Met behulp van Opdrachtbeheer kunt u een aantal verschillende taken op opdrachtniveau
uitvoeren.U kunt alle opdrachtenin het systeem bekijken, waaronder huidige en voltooide
opdrachten, of een van de verschillende subsets van de opdrachten weergeven. Met
Opdrachtbeheer kunt u ook bewerkingen uitvoeren op en opties selecteren voor
individuele opdrachten of groepen opdrachten in het systeem.
Opdrachtbeheer is het standaardscherm op de gebruikersinterface van de printerserver.
Opdrachtbeheer
Opdrachtbeheer, ook wel Homepage genoemd, bestaat uit lijsten en tabbladen. In de
lijsten staan de opdrachten in het systeem met de status ervan. Met het tabblad Voltooid
kunt u de status van voltooide opdrachten bekijken. Met het tabblad Opgeslagen kunt
u opdrachten bekijken die op het systeem zijn opgeslagen.
U kunt de indeling van Opdrachtbeheer configureren voor het ondersteunen van uw
werkstroom.
OPMERKING
De opdrachtgegevenselementen (zoals Opdracht-ID of -type) in de opdrachtenlijsten
kunnen opnieuw worden ingedeeld door een kolomkop te selecteren en naar een andere
plaats in de kolomrij te slepen.
• Stopgezet: Als een opdracht niet kan worden uitgevoerd omdat deze wordt
vastgehouden, of vanwege een storing of een andere fout, wordt deze automatisch
naar de lijst Stopgezet verplaatst. Het totale aantaltijdelijk onderbrokenopdrachten
wordt rechts van de titel Stopgezet weergegeven. Gebruik de schuifbalk om de overige
inactieve opdrachten te zien.
FreeFlow Print Server Help
3-1FreeFlow®Print Server
Opdrachtbeheer
OPMERKING
Zodra een opdracht is opgeslagen, is deze geen actieve opdracht meer.
• Voltooid: In deze lijst worden opdrachten weergegeven die zijn voltooid. Als
PDL-bestanden behouden is ingeschakeld, wordt de PDL op het systeem bewaard
om deze op een later tijdstip in de lijst Voltooid opnieuw af te drukken.
• Opgeslagen: Deze lijst biedt toegang tot alle opdrachten die zijn afgedrukt naar de
opdrachtopslagplaatsen alsmede de opdrachten die eerder zijn afgedrukt en
opgeslagen. U kunt bepaalde opdrachtinstellingen wijzigen wanneer een opdracht
opnieuw wordt uitgevoerd.
OPMERKING
Het tabblad Opgeslagen verschilt als volgt van de functie Afdrukkenvanuit bestand:
Het tabblad Opgeslagen is bedoeld als locatie waar u opdrachtenopnieuw naar kunt
verzenden die al door het systeem zijn geweest, terwijl de functie Afdrukken vanuit
bestand is bedoeld als beginpunt voor het afdrukken van een opdracht die nog niet
op het systeem is geweest.
• Met de keuzelijst Opdrachtkunt u opdrachtbeheertakenuitvoeren zoals een voorbeeld
bekijken, opdrachten verwijderen of vasthouden en opdrachten vrijgeven voor
afdrukken. Met dit menu kunt u ook opdrachteigenschappen instellen of wijzigen.
De selecties in de keuzelijst Opdracht zijn ook beschikbaar wanneer u met de
rechtermuisknop klikt in Opdrachtbeheer of wanneer een pictogram uit de werkbalk
wordt geselecteerd.
• In de keuzelijst Bekijken staan de volgende opties:
-Kolommen: U kunt de weergave van de opdrachtenlijst aanpassen door items
in de lijst te selecteren of te wissen. Indien het item is gewist, wordt deze uit de
opdrachtenlijst verwijderd.
-Werkbalk: Wanneer deze optie wordt geselecteerd, wordt een aantal
hulpmiddelen weergegeven of verborgen, waarmee veelvoorkomende taken
kunnen worden uitgevoerd.
-Opnieuw weergeven: Met deze optie kunt u de inhoud van de opdrachtenlijst
opnieuw weergeven.
• Met werkbalkpictogrammen kunt u vaakgebruikte toepassingen activeren. Beweeg
de cursor over elk pictogram voor een beschrijving.
• In het keuzemenu Wachtrij worden opdrachten voor een geselecteerde wachtrij
weergegeven. Alle wachtrijen toont alle opdrachten in alle wachtrijen.
De opdrachtenlijsten
De kolommen van Opdrachtenlijst kunnen anders worden gerangschikt door een
kolomkop te selecteren en deze naar een andere locatie in de kolomrij te slepen.
U kunt de breedte van de kolom wijzigen door op de kolomscheider te klikken en de
linkermuisknop ingedrukt te houden terwijl u de kolomscheider naar rechts of links
versleept. Als een kolom te smal is en de inhoud van de kolom niet geheel zichtbaar is,
kunt u de cursor op die selectie laten rusten en zo de gehele inhoud van de kolom bekijken.
FreeFlow®Print Server3-2
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
U kunt bepalen welke kolommen worden weergegeven in de keuzelijst Bekijken. In
Opdrachtbeheer worden wijzigingen bijgehouden met de regelmaat die is ingesteld bij
de optie vernieuwingsinterval.
In de opdrachtenlijstenwordt standaard de volgende informatie weergegeven, afhankelijk
van de lijst die u op dat moment bekijkt:
• Opdracht-ID: Dit is het nummer dat door het systeem aan de opdracht wordt
toegewezen wanneer de opdracht wordt ontvangen. De opdracht-ID wordt altijd
weergegeven.
• Status: Geeft de status van de opdracht weer, bijvoorbeeld Wordt ontvangen, Niet
verwerkbaar of Foutief.
• Opdrachtnaam: De bestandsnaam van de opdracht.
• Wachtrij: Dit is de naam van de wachtrij waarnaar de opdracht is verzonden.
• Afzender: Dit is de aanmeldnaam van de gebruiker die de opdracht vanaf de client
of de host heeft verzonden. Een opdracht die vanuit een Hot Folder is verzonden
wordt als zodanig vermeld.
• Verzonden: De datum en het tijdstip waarop de opdracht door de printerserver is
ontvangen.
• Afgedrukt: Geeft de datum en tijd weer waarop de opdracht is verzonden om te
worden afgedrukt.
• Voltooid: Beschikbaar op het tabblad Voltooid. Hier worden de datum en tijd
weergegeven waarop het afdrukken of opslaan van de opdracht is voltooid.
• Naam: Beschikbaar op het tabblad Opgeslagen. Hier wordt de naam van de
opgeslagen opdracht vermeld. De naam van de opgeslagen opdracht wordt altijd
weergegeven.
• Type: Beschikbaar op het tabblad Opgeslagen. Hier wordt het bestandstype van de
opdracht vermeld.
• Grootte: Beschikbaar op het tabblad Opgeslagen. Hier wordt de grootte van de
opdracht in kilobytes vermeld.
• Datum gewijzigd: Beschikbaar op het tabblad Opgeslagen. Hier worden de datum
en tijd van wijziging van het bestand weergegeven.
• Pad: Beschikbaar op het tabblad Opgeslagen. Hier wordt de locatie van de opdracht
binnen deBovenliggende directory weergegeven.
Opdrachtenlijst beheren
U kunt de weergave van de opdrachtenlijstaanpassen door items in de lijst te selecteren
of de selectie daarvan juist ongedaan te maken. Indien de selectie van een item
ongedaan wordt gemaakt, wordt het item uit de opdrachtenlijst verwijderd.
1. Selecteer Kolommen in het menu Bekijken in het beginscherm.
2. Selecteer de opdrachtenlijst waarvan u kolommen wilt wijzigen.
3. Selecteer de kolomtitels die u in de opdrachtenlijst wilt laten weergeven of maak de
selectie ongedaan van titels die u uit de opdrachtenlijst wilt verwijderen.
De kolomtitel Opdracht-ID is alleen-lezen, u kunt de selectie daarvan niet ongedaan
maken.
4. Klik op OK.
3-3FreeFlow®Print Server
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
Uw wijzigingen worden onmiddellijk in de opdrachtenlijst weergegeven.
Opdrachtpreflight gebruiken
Met Preflight kunt u PDF-opdrachten controleren op ontbrekende fonts, steunkleuren,
RGB-kleursysteem en beelden met hoge of lage resolutie. Het is ook mogelijk een overzicht
te maken van de foutendie zijn ontdekt. U kunt kiezen of opdrachten waarvan preflight
is mislukt, moeten worden verwerkt of vastgehouden. Preflight kan ook automatisch
worden uitgevoerd wanneer opdrachten door een wachtrij worden verwerkt.
De functies voor opdrachtpreflight van PDF-bestanden zijn beschikbaar door in de lijst
Tijdelijk onderbroken opdrachten,Opdrachten vastgehouden in wachtrij of Voltooide
opdrachten met de rechtermuisknop op een PDF-bestand te klikken en Preflight in het
menu te selecteren.
De functies in opdrachtpreflight zijn:
• Preflight en vrijgeven - Zie Preflight-controles op een PDF-opdracht uitvoeren voor
meer informatie.
• Overzicht bekijken- Een preflight-foutenoverzicht bekijken voor meer informatie.
• PDF goedkeuren - Zie Een preflight-PDF goedkeuren voor meer informatie.
• Overzicht afdrukken- Zie Een preflight-overzicht afdrukken voor meer informatie.
• Overzicht exporteren- Zie Een preflight-overzicht exporteren voor meer informatie.
• Instelling Zie Een opdrachtpreflight instellen voor meer informatie.
Preflight-controles op een PDF-opdracht uitvoeren
U kunt preflight-controles uitvoeren op een PDF-opdracht in de lijst Tijdelijk onderbroken
opdrachten, Opdrachten vastgehouden in wachtrij of Voltooide opdrachten.
Klik met de rechtermuisknop op de opdracht en selecteer:
• Preflight > Preflight.
Preflightvoert de preflight-controle uit, maar de status van de opdracht verandert
niet. De opdracht blijft in dezelfde opdrachtlijst staan, als voordat Preflight werd
geselecteerd.
• Preflight > Preflight en vrijgeven.
Preflighten vrijgeven voert de preflight-controle uit en als er geen preflight-fouten
zijn, wordt de opdracht vrijgegeven om verder te worden verwerkt. Als er
preflight-fouten zijn, wordt de opdracht vastgehouden of verwerkt, afhankelijk
van de instelling voor Preflight Opdrachtbeleid bij fouten.
FreeFlow®Print Server3-4
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
Een preflight-foutenoverzicht bekijken
Er is een preflight-foutenoverzicht beschikbaar voor opdrachten, waarvoor Als fout
rapporteren is geselecteerd.
Klik met de rechtermuisknop op de opdracht en selecteer Preflight > Overzicht
bekijken. Het venster Preflight-overzicht wordt geopend.
• Als u de fouten wilt negeren en de PDF voor verdere verwerking wilt goedkeuren,
selecteert u PDF goedkeuren.
• Als u het foutenoverzicht wilt afdrukken, selecteert u Overzicht afdrukken.
• Als u het foutenoverzicht wilt opslaan, selecteert u Overzicht exporteren.
Een preflight-PDF goedkeuren
PDF-opdrachten die preflight-fouten bevatten worden automatisch door het systeem
vastgehouden als het Preflight Opdrachtbeleid is ingesteld op Opdracht vasthouden.
PDF-opdrachten die automatisch vanwege preflight-fouten zijn vastgehouden, kunnen
handmatig voor verdere verwerking worden goedgekeurd.
Klik met de rechtermuisknop op de opdrachten selecteer Preflight > PDF goedkeuren.
Een preflight-overzicht afdrukken
Er is een preflight-foutenoverzicht beschikbaar voor opdrachten, waarvoor Als fout
rapporteren is geselecteerd.
1. Klik met de rechtermuisknop op de opdracht en selecteer Preflight > Overzicht
afdrukken. Het venster Preflight-overzicht afdrukken wordt geopend.
2. Selecteer de wachtrij, het type opdracht en het aantal en selecteer vervolgens OK.
Een preflight-overzicht exporteren
Er is een preflight-foutenoverzicht beschikbaar voor opdrachten, waarvoor Als fout
rapporteren is geselecteerd.
1. Klik met de rechtermuisknop op de opdracht en selecteer Preflight > Overzicht
exporteren. Het venster Preflight-overzicht exporteren wordt geopend.
2. De standaarddirectory voor geëxporteerde overzichten bevindt zich in het lokale
bestandssysteem in /var/spool/XRXnps/preflightreportexportfiles/ in een map met
de naam Opdracht-ID. Als u het overzicht op een andere locatie wilt opslaan, kiest u
een directory.
3. Selecteer Exporteren om het overzicht op te slaan. De indeling van het overzicht
wordt voor wachtrijen ingesteld d.m.v. de functietoegangstoets Preflight en voor
opdrachten in het venster Preflight-instellingen.
4. Een informatievenster geeft aan dat het overzicht is geëxporteerd. Klik op OK.
5. Klik op Sluiten.
Opdrachtpreflight instellen
1. Klik met de rechtermuisknop op een opdracht en selecteer Preflight > Instellingen.
Het venster Preflight-instellingen wordt geopend.
3-5FreeFlow®Print Server
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
2. Kies onder Preflight Opdrachbeleid hoe opdrachten met preflight-fouten door het
systeem moeten worden verwerkt:
• Verdere verwerking toestaan - wanneer de opdracht door de wachtrij is
vrijgegeven, wordt de opdracht verder verwerkt.
• Opdracht vasthouden - wanneer de opdracht door de wachtrij is vrijgegeven,
wordt de opdracht door het systeem vastgehouden.
3. Kies de bestandsindeling voor geëxporteerde foutenoverzichten in de lijst
Exportindeling foutrapport. De standaardindeling voor de overzichten is Tekst. Het
wordt ten zeerste aanbevolen om preflight-overzichten in tekstindeling te genereren,
zodat eventuele verminderde RIP-prestaties bij het maken van preflight-overzichten
zo gering mogelijk zijn.
• Tekst
• XML
• PDF
4. Kies welke preflight-controles moeten worden uitgevoerd. Er moet tenminste één
controle worden uitgevoerd. U kunt bij elk van de volgende controles Als foutrapporteren kiezen, zodat er een foutenoverzicht voor de opdracht wordt gemaakt
wanneer er een fout is opgetreden.
• Ontbrekende fonts - controleert of de fonts in de PDF ook in de PDF zijn
opgenomen.
• Steunkleuren - controleert of de steunkleuren in de PDF op de printerserver zijn
gedefinieerd.
• RGB-kleursysteem - controleert of er RGB in de PDF is opgenomen.
• Beelden met lage resolutie - zoekt naar beelden met lage resolutie. Als deze optie
is geselecteerd, kiest u een resolutie in de lijst Minder dan. Er wordt een fout
gemeld als er beelden zijn met een resolutie lager dan deze waarde.
• Beelden groter dan 2400 DPI - controleert of er beelden boven2400 DPI aanwezig
zijn.
5. Klik op OK.
Menu's van Opdrachtbeheer
Met de menu's van Opdrachtbeheer kunt u opdrachtbeheertaken uitvoeren, zoals het
doorsturen, verwijderen of vasthouden van opdrachten, en het vrijgevenvan opdrachten
voorafdrukken.Met deze menu's kunt u ook opdrachteigenschappeninstellen of wijzigen.
Met de opties die worden gevolgd door de weglatingstekens (...) kunnen extra vensters
voor opdrachtbeheertaken worden geopend. U kunt een menu Opdracht openen door
een opdracht te selecteren en een van de volgende handelingen te verrichten:
• Klik met de rechtermuisknop op een opdracht in de opdrachtenlijst
• Selecteer de keuzelijst Opdracht
• Selecteer een pictogram uit de werkbalk
FreeFlow Print Server Help
FreeFlow®Print Server3-6
Opdrachtbeheer
De getoonde opties zijn afhankelijk van de lijst van Opdrachtbeheer die actief is, van
het feit of PDL-bestanden behouden is ingeschakeld en van de printerconfiguratie. De
menu's van Opdrachtbeheer kunnen onderstaande opties bevatten:
• Eigenschappen: Opent een venster dat een aantal tabbladen bevat waarin alle
huidige instellingen voorde opdrachtworden weergegeven. Veelopdrachtbeheertaken
worden uitgevoerd door het wijzigen van de opdrachteigenschappen.
• Voorbeeld: Hiermee wordt een voorbeeld gegenereerd, zodat u een idee heeft hoe
het resultaat van de opdracht eruit komt te zien. Deze toepassing is beschikbaar voor
de indelingen PostScript, PDF en TIFF. Voor toegang tot deze functie hebt u een
PostScript-licentie nodig.
• Preflight: Hiermee wordt gecontroleerd of een PDF-opdracht mogelijk problemen
veroorzaakt, waardoor de opdracht niet goed wordt afgedrukt of de prestaties
afnemen.
• Vrijgeven: Hiermee wordt de geselecteerde vastgehouden opdracht vrijgegeven om
te worden afgedrukt. De opdracht wordt onmiddellijk in de wachtrij geplaatst achter
alle opdrachten die worden verwerkt of op verwerking wachten.
• Vasthouden:Indien een opdracht is verzonden voor afdrukkenen u wilt het afdrukken
uitstellen, dan kunt u de opdracht vasthouden. De opdracht wordt verplaatst naar
de lijst Stopgezet. Wanneer een opdracht wordt vastgehouden, moet deze opnieuw
worden verwerkt voordat deze kan worden afgedrukt. Het afdrukken begint bij het
begin van de opdracht.
• Nu afdrukken: Hiermee wordt het afdrukken van de huidige opdracht onderbroken
en wordt de geselecteerde opdracht uitgevoerd.
• Proefafdruk: Hiermee wordt één exemplaar van de opdracht afgedrukt en blijft de
opdracht in het systeem staan voor de overige exemplaren die moeten worden
afgedrukt.Voor proefafdrukkenworden alle eventueleandere opdrachten die worden
uitgevoerd onderbroken.
• Voorrang geven: Een opdracht voorrang geven houdt in dat u de geselecteerde
wachtende opdracht vooraan in de wachtrij kunt plaatsen. Alle andere wachtende
opdrachten schuiven een plaats op. De opdracht die voorrang heeft gekregen wordt
direct na andere eerder ingeplande afdrukopdrachten uitgevoerd.
• Doorsturen: Hiermee kan een opdracht van de ene FreeFlow Print Server naar een
tweede FreeFlow Print Server worden doorgestuurd.
• Verplaatsen: Hiermee kunt u een opdracht naar een andere wachtrij verplaatsen.
• Kopiëren: Hiermee kunt u een kopie van de opdracht(en) afdrukken terwijl de originele
opdracht bewaard blijft met de oorspronkelijke programmering.
• Verwijderen:Hiermee wordt de uitvoering van de geselecteerde opdracht beëindigd
en de opdracht uit het systeem verwijderd.
• Annuleren: Hiermee wordt de uitvoering van de geselecteerde opdracht beëindigd
en de opdracht uit het systeem verwijderd.
OPMERKING
Door het selecteren van Annuleren in het toepassingsdialoogvenster wordt de
opdracht niet uit het systeem verwijderd.
FreeFlow Print Server Help
3-7FreeFlow®Print Server
Opdrachtbeheer
• Vastleggen & overdragen: Hiermee kunt u gegevens van inactieve opdrachten,
printer- en printerserverinformatievastleggen en overdragenzonder directe toegang
tot Externe diensten.
• Alle selecteren: Beschikbaar op het tabblad Opgeslagen; wanneer deze optie wordt
geselecteerd,worden alle op dat moment actieve of inactieve opdrachten gemarkeerd.
• Alle wissen: Hiermee worden alle gemarkeerde opdrachten in de opdrachtenlijst
verwijderd.
• Opnieuw weergeven:Met deze optie kunt u de inhoud van de opdrachtenlijst opnieuw
weergeven.
Venster Opdrachteigenschappen
Het venster Opdrachteigenschappen bevat FTT's (functietoegangstoetsen) die zijn
opgenomen in de tabbladen. Ze zijn ontworpen voor de aanpassing van eigenschappen
en het versnellen van het afdrukproces.
U kunt toegang verkrijgen tot opdrachteigenschappen door op een opdracht te
dubbelklikken, of een opdracht te selecteren en een van de volgende handelingen te
verrichten:
• Klik met de rechtermuisknop op een opdracht en selecteer Eigenschappen.
• Selecteer Eigenschappen uit de keuzelijst Opdracht.
• Selecteer het pictogram Eigenschappen op de werkbalk.
Het dialoogvenster Opdrachteigenschappen bevat de volgende selectiemogelijkheden:
• Het tabblad Instellingen:Hiermee kunt u instellingen bekijken voor af te drukken
pagina's, opdrachtindeling, afdrukbestemming, opdrachtvoortgang en
informatiepagina's.
• Tabblad Papier: Hiermee kunt u papiereigenschappen voor de opdracht selecteren.
• VensterAfdrukkwaliteit:Dit venster bevat opties waarmee u de afdrukkwaliteit kunt
aanpassen.
• Tabblad Beeld bewerken: Bevat toepassingen waarmee originele beelden voor de
afdruk kunnen worden aangepast. De selecties zijn beeldverschuiving, rotatie en
achtergrondformulieren.
• Tabblad Speciale pagina's: Dit tabblad bevat toepassingen waarmee u speciale
pagina's, invoegingen en omslagen kunt maken en bewerken.
• Tabblad Tijdstempels: Details van opdrachtverzendingen bekijken.
• Tabblad Foutief: Dit tabblad is pas beschikbaar wanneer er een storing met de
opdracht optreedt. Een opdracht krijgt de status Foutief wanneer deze fouten bevat
of wanneer er een probleem is bij de verwerking ervan.
• Tabblad Niet verwerkbaar: Dit tabblad wordt actief wanneer een opdracht een bron
nodig heeft om te kunnen worden afgedrukt zoals geprogrammeerd. Een
niet-verwerkbare opdracht is een opdracht die niet kan worden uitgevoerd, omdat
er een bron ontbreekt die voor afdrukken is vereist.
FreeFlow®Print Server3-8
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
Naast de tabbladen en functietoegangstoetsen bevat het venster
Opdrachteigenschappen een paneel Inhoud dat de volgende toetsen en velden bevat,
ongeacht of het tabblad is geselecteerd of niet:
• Aantal: Hiermee wordt het aantal opdrachtsets dat moet worden afgedrukt
weergegeven.
• Opdrachtnaam:Hiermee wordt de opdrachtnaam weergegeven.Dit veld kan worden
bewerkt.
• Status: Hiermee wordt weergegeven of de opdracht wordt uitgevoerd, in de wachtrij
staat, een storing vertoont, wordt vastgehouden, voltooid is of wordt opgeslagen.
Het veld is alleen-lezen en kan dus niet worden bewerkt.
• Papierlijst voor documenten: De Papierlijst voor documenten is alleen beschikbaar
voor opdrachten die %%Document Media DSC-opmerkingen bevatten.
Toepassing Grijs maken bij conflict tussen
opties
Met de toepassing Grijs maken bij conflict tussen opties voorkomt FreeFlow Print Server
dat u toepassingen op hetzelfde tabblad selecteert, die niet verenigbaar zijn. Als u
bijvoorbeeldbij Nieten/afwerkingde optie Nieten selecteert, wordt de Afleveringslocatie
gewijzigd in een locatie die uw afwerkingsselectie ondersteunt. Het menu
Afleveringslocatie is grijs, totdat u een afwerkingsoptie selecteert die door meerdere
bronnen wordt ondersteund. Zo wordt een opdrachtstoring voorkomen en hoeft u niet
te onderzoeken welk conflict aan de storing ten grondslag ligt.
BEPERKING
Vanwege de beperkingen van Java kan deze toepassing niet worden geprogrammeerd
voor afzonderlijke selecties in een keuzelijst. Conflicten die tussen tabbladen en
keuzelijsten ontstaan, kunnen worden vastgesteld met behulp van het dialoogvenster
Programmeringsconflicten. Als er een conflict optreedt, wordt het dialoogvenster
Programmeringsconflicten geopend. Het conflict wordt beschreven en er worden
aanwijzingen gegeven voor een mogelijke oplossing.
Miniatuurafbeeldingen bekijken
Met Miniaturen kunt u in een oogopslag een opdracht op de FreeFlow Print Server
herkennen.
1. Klik met de rechtermuisknop op de opdracht en selecteer Miniatuur. Het venster
Miniaturen wordt geopend.
2. U kunt de besturingselementen onder in het venster gebruiken om door de pagina's
van de opdracht te bladeren en om de miniatuurafbeelding te roteren.
3. U kunt de miniatuurafbeelding vergroten of verkleinen door het venster te vergroten
of te verkleinen.
FreeFlow Print Server Help
3-9FreeFlow®Print Server
Opdrachtbeheer
Voorbeeld van opdracht bekijken
U kunt voorbeelden van opdrachten bekijken voordat u ze gaat afdrukken. U kunt de
hele opdracht of een bepaald bereik van pagina's eerst bekijken in het voorbeeld. Met
een voorbeeld van de opdracht kunt u bekijken hoe de opdracht eruit zal zien en kunt u
wijzigingen aanbrengen voordat de opdracht wordt verzonden voor de uiteindelijke
afdruk.
U kunt beelden van opdrachten op de FreeFlow Print Server bekijken. Er zijn drie
voorbeeldfuncties beschikbaar voor verschillende doeleinden:
• Miniatuur - hiermee wordt een voorbeeld met een hele lage resolutie verkregen,
waarmee u de opdracht in een oogopslag kunt herkennen.
• Voorbeeld- hiermee wordt een voorbeeld met een lage resolutie verkregen, waarmee
u de compositie en opmaak van de opdracht kunt controleren. Het aanmaken van
een voorbeeld duurt langer dan het aanmaken van een miniatuur.
• Geavanceerd voorbeeld - hiermee wordt een voorbeeld met een hoge resolutie
verkregen, waarmee u de afdrukkwaliteit op het scherm kunt controleren voordat u
gaat afdrukken.
Miniatuurafbeeldingen bekijken
Met Miniaturen kunt u in een oogopslag een opdracht op de FreeFlow Print Server
herkennen.
1. Klik met de rechtermuisknop op de opdracht en selecteer Miniatuur. Het venster
Miniaturen wordt geopend.
2. U kunt de besturingselementen onder in het venster gebruiken om door de pagina's
van de opdracht te bladeren en om de miniatuurafbeelding te roteren.
3. U kunt de miniatuurafbeelding vergroten of verkleinen door het venster te vergroten
of te verkleinen.
Voorbeeld van opdracht bekijken met behulp van Opdrachtbeheer
Voor toegang tot deze functie hebt u een PostScript-licentie nodig.
1. Selecteer in de lijst Stopgezet of Vastgehouden door wachtrij de opdracht waarvan
u een voorbeeld wilt zien.
2. U kunt een opdrachtvoorbeeld van 75 dpi of 600 dpi aanmaken. Om een
opdrachtvoorbeeld van 75 dpi aan te maken, klikt u met de rechtermuisknop op de
opdracht en selecteert u Voorbeeld > Voorbeeld. Om een opdrachtvoorbeeld van
1200 dpi aan te maken, klikt u met de rechtermuisknop op de opdracht en selecteert
u Voorbeeld > Geavanceerd voorbeeld.
3. U kunt ook kiezen voor een voorbeeld van een reeks pagina's in plaats van de hele
opdracht.
4. Tijdens het aanmaken van de voorbeelden kunt u met de toets Annuleren het
aanmaken stopzetten.
5. Wanneer het voorbeeldproces is voltooid, wordt de opdracht die u hebt geselecteerd
weergegeven in het venster Voorbeeld.
FreeFlow®Print Server3-10
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
a) Gebruik de besturingselementen onder in het venster om door de pagina's van
de opdracht te bladeren en om het voorbeeld te roteren.
b) Voor een geavanceerd voorbeeld gebruikt u de besturingselementen boven in
het venster om op het beeld in te zoomen of te pannen en om aan te geven
welkescheidingen u wilt weergeven. Gebruik de pipet om de CMYK-waarden van
een bepaalde pixel te bepalen. Als er steunkleurinkt wordt gebruikt, kunt u hiervan
ook een voorbeeld bekijken.
6. Als u een opdracht wijzigt waardoor de compositie of opmaak wordt gewijzigd, kunt
u met de toets Bijwerken een nieuw voorbeeld aanmaken.
Autominiaturen en eigenschappen Vastgehouden door wachtrij
bekijken
1. Klik met de rechtermuisknop op een opdracht in de lijst Vastgehouden door wachtrij.
2. Bekijk het deelvenster Opdrachtvoorbeeld. De eerste pagina van de opdracht wordt
weergegeven. Gebruik de pijl om de tweede pagina te bekijken.
3. De volgende opdrachteigenschappen worden weergegeven:
• Opdracht-ID
• Aantal
• Type opdracht
• Papiernaam
• Afzender
Voorbeeldbereik bekijken
In het vensterVoorbeeldbereik kunt u het aantal pagina's waarvanvoorbeelden worden
gemaakt, beperken. Ook kunt u kiezen tussen een voorbeeld met een lage resolutie of
een hoge resolutie.
1. Selecteer in de lijst Stopgezet of Vastgehouden door wachtrij de opdracht waarvan
u een voorbeeld wilt zien.
2. Selecteer Preview > Voorbeeld bereik.
3. Kies voor voorbeelden van alle pagina's door Alle te selecteren, of kies voor
voorbeelden van bepaalde pagina's door Voorbeeld bereik te selecteren. Voer in dat
geval het paginanummer in van de eerste en de laatste pagina waarvan u een
voorbeeld wilt zien.
4. Kies voor een voorbeeld van 75 dpi door Voorbeeld te selecteren, of kies voor een
voorbeeld van 600 dpi door Geavanceerd voorbeeld te selecteren.
5. Selecteer OK om het voorbeeld aan te maken.
6. Tijdens het aanmaken van de voorbeelden kunt u met de toets Annuleren het
aanmaken stopzetten.
7. Wanneer het voorbeeldproces is voltooid, wordt de opdracht die u hebt geselecteerd
weergegeven in het venster Voorbeeld.
FreeFlow Print Server Help
3-11FreeFlow®Print Server
Opdrachtbeheer
Een opdrachtoverzicht bekijken
Nadat voorbeelden van een opdracht zijn gegenereerd, is er een overzicht van eventueel
gegenereerde fouten beschikbaar.
1. Selecteer in het venster Voorbeeld Fouten bekijken voor een voorbeeld of Overzicht
voor een geavanceerd voorbeeld. Er wordt een lijst met fontvervangingen en andere
gegenereerde fouten weergegeven.
2. Selecteer Overzicht afdrukken om het overzicht af te drukken.
Een voorbeeld naar PDF exporteren
Een aangemaakt opdrachtvoorbeeld kan worden geëxporteerd naar PDF.
1. Klik met de rechtermuisknop op de opdracht waarvan een voorbeeld is aangemaakt
en selecteer Voorbeeld > exporteren.
2. Geef aan waar de PDF moet worden opgeslagen. U kunt de toets Tonen gebruiken
voor een lijst van PDF-bestanden die al op de geselecteerde locatie zijn opgeslagen.
3. Kies een resolutie voor de beelden die u wilt exporteren en het bereik van de pagina's
die u wilt exporteren en selecteer vervolgens Exporteren.
Opdrachten afdrukken
Met behulp van Opdrachtbeheer kunt u gemakkelijk toegang verkrijgen tot
afdrukopdrachten en het beheer van opdrachteigenschappen.
Voor bepaalde taken kunt u meer dan één opdracht op een van de volgende wijzen
selecteren:
• Druk op de toets <CTRL> (Control) en houd deze ingedrukt en selecteer iedere
afzonderlijke opdracht door met de linkermuisknop te klikken.
• Wanneer u twee of meer bestanden wilt selecteren die achter elkaar staan, drukt u
de toets <SHIFT> in en houdt u deze ingedrukt. Selecteer vervolgens het eerste en
het laatste bestand van de bestanden die u uit de lijst wilt selecteren. Hiermee
markeertu de regels van de eerste en de laatste bestandsnaam en alle regels ertussen.
Een opdracht vrijgeven om te worden afgedrukt
U kunt een opdracht vrijgeven voor afdrukkenvanuit de lijst Stopgezet of Vastgehouden
door wachtrij, of wanneer de optie PDL-bestanden behouden op het tabblad Voltooid
is geselecteerd.
Selecteer de opdracht die u wilt vrijgeven in de lijst Actief, Vastgehouden doorwachtrij of Stopgezet en voer een van de volgende handelingen uit:
• Klik met de rechtermuisknop en selecteer Vrijgeven in het menu.
• Selecteer Vrijgeven uit de keuzelijst van de opdracht.
• Selecteer het pictogram Vrijgeven op de werkbalk.
• Sleep de opdracht naar de lijst Actief en zet de opdracht neer.
FreeFlow®Print Server3-12
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
Opdrachteigenschappen wijzigen
U kunt de eigenschappen wijzigen van opdrachten die zijn verzonden naar de FreeFlow
Print Server door een van de volgende handelingen uit te voeren:
• Dubbelklik op een bepaalde opdracht om het venster Opdrachteigenschappen te
openen.
• Klik met de rechtermuisknop op een opdracht en selecteer Eigenschappen....
• Selecteer een opdracht en selecteer Eigenschappen... uit de keuzelijst Opdracht.
• Selecteer een opdracht en klik op het pictogram Eigenschappen... van de werkbalk.
Opdrachteigenschappen toepassen
Gebruikers kunnen opdrachteigenschappen toepassen op een andere opdracht in het
gedeelte Vastgehouden door wachtrij
1. Selecteer een opdracht in Vastgehouden in wachtrij.
2. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Opgeslagen eigenschappen toepassen.
Alle opgeslagen opdrachtnamen worden weergegeven.
3. Selecteer een opgeslagen opdracht met eigenschappen die u op uw geselecteerde
opdracht wilt toepassen.
Opdrachteigenschappen opslaan
Gebruikers van FreeFlow Print Server kunnen opdrachtkaarten maken en opslaan voor
later gebruik, zodat opdrachten sneller kunnen worden ingesteld.
1. Selecteer Opdracht > Nieuwe opgeslagen opdrachteigenschappen.
2. Selecteer een van de volgende opties in de vervolgkeuzelijst Opgeslagen
opdrachteigenschappen:
• Handmatig instellen - Geen wijzigingen in handmatige instellingen. Wordtgebruikt
om opdrachteigenschappen toe te passen op basis van wachtrij-instellingen.
• Origineel herstellen - De originele instellingen worden hersteld.
• Naam - Toont een lijst met alle beschikbare opdrachtnamen.
3. Selecteer de opdrachtinstellingen die u wilt opslaan en klik vervolgens op Opslaan.
Opdrachteigenschappen beheren
1. Selecteer Opdracht > Nieuwe opgeslagen opdrachteigenschappen.
2. Selecteer een van de volgende opties in de vervolgkeuzelijst Opgeslagen
opdrachteigenschappen:
• Handmatig instellen - Geen wijzigingen in handmatige instellingen. Wordtgebruikt
om opdrachteigenschappen toe te passen op basis van wachtrij-instellingen.
• Origineel herstellen - De originele instellingen worden hersteld.
• Naam - Toont een lijst met alle beschikbare opdrachtnamen.
3. Selecteer de opdracht die u wilt beheren en klik vervolgens op Beheren.
FreeFlow Print Server Help
3-13FreeFlow®Print Server
Opdrachtbeheer
Het venster Beheer opgeslagen opdrachteigenschappen verschijnt.
4. Maak selecties om de opgeslagen opdrachtkenmerkente beheren. De volgende opties
zijn beschikbaar:
• Opgeslagen opdrachteigenschappen - toont alle beschikbare opgeslagen
opdrachtnamen.
• Eigenschappen - toont de eigenschappen van de geselecteerde opdracht.
• Naam wijzigen
• Verwijderen
5. Klik op Sluiten.
Naam van een opdracht wijzigen
U kunt de naam van een opdracht wijzigen in elk van de opdrachtlijsten. In de lijst
Voltooid kan de naam van een opdracht echter alleen worden gewijzigd als
PDL-bestanden behouden in geselecteerd bij Voorkeursinstellingen systeem.
1. Selecteer de opdracht.
2. Markeer of selecteer de huidige naam in het veld Opdrachtnaam.
3. Typ de nieuwe naam van de opdracht.
4. Klik op OK.
De Papierlijst voor documenten gebruiken
De Papierlijst voor documenten is altijd beschikbaar voor gebruik binnen
Opdrachteigenschappen, maar wordt genegeerd bij het inroosteren, tenzij de
systeembeheerder de optie Papierlijst voor documenten gebruiken heeft ingeschakeld
in het menu Instelling > Voorkeursinstellingen systeem > Opdrachtverwerking. Zie
Opties voor opdrachtverwerking instellen voor meer informatie over de Papierlijst voor
documenten.
De Papierlijst voor documenten is alleen beschikbaar voor opdrachtendie %%Document
Media DSC-opmerkingen bevatten. Alle afdrukmaterialen met bijbehorende kenmerken
die zijn gedefinieerd in %%Document Media, staan vermeld in het venster Papierlijst
voor documenten.
Standaard is elk afdrukmateriaal ingesteld als zijnde ingeschakeld ten behoeve van
papieraanpassing aan de andere bronnen met afdrukmateriaal en Resource Based
Scheduling (RBS). Alle afdrukmaterialen in de lijst kunnen worden uitgeschakeld, zodat
deze niet in aanmerking worden genomen voor RBS-doeleinden. Als een opdracht
niet-verwerkbaar wordt als gevolg van het feitdat een afdrukmateriaal uit de Papierlijst
voordocumenten niet in de printer geplaatst is, kan het benodigde materiaal vervolgens
worden geplaatst om de opdracht met succes te kunnen uitvoeren.
Als het juiste papier niet in de printer is geplaatst en Automatische papiervervanging
wordt gebruikt, wordt de opdracht als foutief aangemerkt en moet het juiste papier
worden geplaatst.
1. Dubbelklik op een opdracht om de opdrachteigenschappen te openen.
FreeFlow®Print Server3-14
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
2. Klik op Papierlijst voor documenten.... Het venster Papierlijst voor documenten wordt
geopend.
3. Om een bepaald papier in of uit te schakelen, klikt u met de rechtermuisknop op een
vermeld papier en selecteert u Inschakelen of Uitschakelen.
4. Klik op OK om het venster te sluiten.
Een opdracht verwijderen
Wanneer een opdracht wordt verwijderd, wordt deze ook uit het systeem verwijderd.
1. Voer een van de volgende handelingen uit:
• Klik met de rechtermuisknop op de opdracht en selecteer Verwijderen.
• Selecteer een opdracht en kies Verwijderen in het menu Opdracht.
• Klik op het pictogram Verwijderen op de werkbalk.
2. Selecteer de opdracht die u wilt verwijderen in het beginscherm.
3. Klik op Ja om de opdracht uit het systeem te verwijderen.
De opdracht wordt volledig verwijderd uit het systeem.
Opdracht annuleren
Met het annuleren van een opdracht wordt de uitvoering van de geselecteerde opdracht
beëindigd en de opdracht naar het tabblad Voltooid verplaatst met als status
Geannuleerd door operateur.
1. Selecteer de opdracht die u wilt annuleren in het beginscherm.
2. Voer een van de volgende handelingen uit.
• Selecteer Annuleren uit de keuzelijst Opdracht.
• Klik met de rechtermuisknop op de opdracht en selecteer Annuleren.
• Selecteer het pictogram Annuleren op de werkbalk.
3. Klik op Ja om deze actie te bevestigen.
Opdracht verplaatsen
Met Opdracht verplaatsen kunt u een opdracht van de ene naar de andere wachtrij
verplaatsen.
1. Selecteer de gewenste opdracht.
2. Klik met de rechtermuisknop op een opdracht en selecteer Verplaatsen.
3. Selecteer een wachtrij uit de lijst en klik op OK. De opdracht wordt naar de
geselecteerde wachtrij verplaatst.
Een opdracht kopiëren naar Opdrachtbeheer
Alleen opdrachten in de lijst Stopgezet, Voltooid of Vastgehouden door wachtrij
kunnen worden gekopieerd. Deze toepassing is niet beschikbaar voor afgebroken of
afgewezen opdrachten of voor LCDS-overzichten.
FreeFlow Print Server Help
3-15FreeFlow®Print Server
Opdrachtbeheer
Met de toepassing Kopiëren kunt u een kopie van de opdracht afdrukken terwijl de
originele opdracht bewaard blijft met de oorspronkelijke programmering. Er kunnen
meerdere opdrachten worden geselecteerd.
1. Selecteereen of meer opdrachten, klik met de rechtermuisknop en selecteer Kopiëren.
Elke kopie van de opdracht heeft een unieke opdracht-ID. De indeling van de naam
is x!n, waarbij x de naam van de oorspronkelijke opdracht is en n het aantal kopieën
van de opdracht in het systeem aangeeft. Als u bijvoorbeeld de opdracht mijnopdracht
kopieert,wordt de naam van de kopie mijnopdracht!1. Als u vervolgensnog een kopie
maakt van mijnopdracht of mijnopdracht!1, wordt de naam van deze kopie
mijnopdracht!2.
Het venster Kopieeropdracht verschijnt.
2. Selecteer een van de volgende opties:
• Kopiëren en vasthouden: De opdracht wordt naar de wachtrij verzonden zoals
vastgelegd in de opdrachtkaart.De opdrachtwordt weergegeven in de lijst Tijdelijk
onderbroken opdrachten met de status Vastgehouden door gebruiker
• Kopiëren en vrijgeven: De opdracht wordt naar de wachtrij verzonden zoals
vastgelegd in de opdrachtkaart.De opdracht wordt weergegeven in de lijst Actieve
opdrachten.
3. Selecteer een van de volgende opties in het veld Opties:
• Opdrachtkaart gebruiken: De opdracht wordt gekopieerd en bevat dezelfde
kenmerken als voor de opdracht zijn geprogrammeerd.
• Standaardinstellingen wachtrij gebruiken: De opdracht wordt gekopieerd en
bevat de standaardkenmerken van de wachtrij.
4. Klik op OK.
Opdracht doorsturen
Om een opdracht door te kunnen sturen naar een andere printer, moet de printer zijn
ingesteld op het systeem. Zie de taak Naam van het afdruksysteem instellen voor het
doorsturen van opdrachten.
Een opdracht moet volledig zijn gespoold, voordat deze kan worden doorgestuurd.
Streaming, Snel opnieuw afdrukken, en online-opdrachten kunnen niet worden
doorgestuurd. Indien een opdracht in aanmerking komt om te worden doorgestuurd,
(hetgeen inhoudt dat het geen streaming-opdracht is), dan verandert de interface de
opdrachtstatus in Vastgehouden en verschijnt het dialoogvenster Opdracht doorsturen.
Is dit niet het geval, dan verschijnt er een foutdialoogvenster.
Door het doorsturen van een opdracht kunt u een opdracht van een FreeFlowPrint Server
naar een ander afdruksysteem sturen. U kunt voltooide opdrachten doorsturen als de
toepassing PDL-bestanden behouden is ingeschakeld.
1. Om een opdracht door te sturen klikt u met de rechtermuisknop op de opdracht in
de lijst Actief of Stopgezet en selecteert u Doorsturen. U kunt ook een opdracht
selecteren en Doorsturen selecteren in het menu Opdracht.
2. Voer een van de volgende handelingen uit om meerdere opdrachten door te sturen:
FreeFlow®Print Server3-16
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
a) Druk de toets CTRL (Control) in en houd deze ingedrukt en selecteer iedere
afzonderlijke opdracht. Klik met de rechtermuisknop in de selectie en selecteer
Doorsturen.
b) Als u meerdere opdrachten wilt selecteren die achter elkaar staan, drukt u de
toets SHIFT in en houdt u deze ingedrukt terwijl u de eerste en de laatste
opdracht selecteert die u wilt selecteren. Alle opdrachten - van de eerste tot de
laatste die u heeft geselecteerd - worden gemarkeerd. Klik met de
rechtermuisknop in de selectie en selecteer Doorsturen.
3. Selecteerde locatie waarnaar de opdracht wordt doorgestuurd uit de keuzelijst Naam
van het afdruksysteem in het dialoogvenster Opdracht doorsturen.
4. Typ de Wachtrijnaam in het overeenkomstige tekstveld.
5. Indien u wilt dat de opdracht na het doorsturen op de oorspronkelijke printerserver
blijft staan, selecteert u Opdracht bewaren na doorsturen. Als u de opdracht van
de oorspronkelijke printerserver wilt verwijderen nadat deze is doorgestuurd, wist u
Opdracht bewaren na doorsturen.
Bij een storing kunnen doorgestuurde opdrachten niet worden hersteld. Indien er dus
sprake is van een netwerk- of connectiviteitsprobleem wanneer een opdracht wordt
doorgestuurd, dan geeft het bronsysteem geen foutbericht. Bewaar een kopie van
belangrijke opdrachten op de oorspronkelijke printerserver.
6. Selecteer desgewenst Opdrachtkaart. De toepassing Opdracht doorsturen biedt nu
de mogelijkheid de Xerox-opdrachtkaart al dan niet bij te sluiten wanneer de opdracht
naar een andere printer wordt doorgestuurd. Het voordeel van deze optie is dat u
kunt bepalen welke opdrachtkenmerken van de bronprinter worden doorgestuurd
naar de bestemmingsprinter.
Een voorbeeld voor het bijsluiten van de opdrachtkaart is wanneer een opdracht
wordt doorgestuurd naar een DocuSP of FreeFlow Print Server op niveau 3.x of hoger
als de opdracht is geprogrammeerd met een Xerox-opdrachtkaart of wanneer deze
speciale programmeringsinstructies zoals speciale pagina's of kleurkenmerkenbevat.
Voorbeelden voor het niet bijsluiten van de opdrachtkaart zijn:
• bij het doorsturen naar een printer die niet wordt ondersteund door DocuSP of
FreeFlow Print Server, die het XPIF-opdrachtkaartformaat niet begrijpt;
• bij het doorsturen naar een printer met een DocuSP-versie 2.x of ouder die het
XPIF-opdrachtkaartformaat niet begrijpt.
• als de opdracht PDL-programmeringinformatie bevat, zoals het commando
setpagedevice in PostScript,
• als opdrachten subsetafwerking bevatten
7. Klik op Doorsturen. De status van de opdracht wordt weergegeven in het veld Status
van Doorsturen.
Naam van het afdruksysteem instellen voor het doorsturen van
opdrachten
Voordateen opdracht wordt doorgestuurd, dient de systeembeheerder een ontvangend
afdruksysteem opgeven.
3-17FreeFlow®Print Server
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
U kunt voltooide opdrachten doorsturen als de toepassing PDL-bestanden behouden is
ingeschakeld.
Nadat het ontvangend afdruksysteem is opgegeven, kan het worden bewerkt of
verwijderd.
1. Klik met de rechtermuisknop op de opdracht in de lijst Voltooid of Stopgezet en
selecteer Doorsturen. Het venster Opdracht doorsturen verschijnt.
2. Selecteer Instellingen.
3. Klik op Toevoegen.
4. Voer de naam van het afdruksysteem in.
5. Voer de hostnaam of het IP-nummer van het ontvangende systeem in. IP-nummers
zonder naam worden niet ondersteund en er is een naam van het afdruksysteem
nodig. Bij Opdracht doorsturen wordt de printernaam gebruikt voor het opzoeken
van het IP-adres van het ontvangende systeem.
6. Selecteer Toepassen. De informatie over het afdruksysteem wordt weergegeven in
het dialoogvenster Printerinstellingen.
7. Selecteer tweemaal Sluiten om de vensters te sluiten en terug te keren naar het
venster Opdracht doorsturen.
Afdruksysteem voor het doorsturen van opdrachten bewerken
1. Klik met de rechtermuisknop op de opdracht in de lijst Voltooid of Stopgezet enselecteer Doorsturen. Het venster Opdracht doorsturen verschijnt.
2. Selecteer Instellingen.
3. Klik met de rechtermuisknop op een afdruksysteem en selecteer Bewerken. U kuntook een naam van een afdruksysteem selecteren en Bewerken selecteren.
4. Breng de benodigde wijzigingen aan en klik op OK. De wijzigingen worden
weergegeven in het venster Printerstatus.
5. Selecteer tweemaal Sluiten om de vensters te sluiten en terug te keren naar het
venster Opdracht doorsturen.
Naam van afdruksysteem voor het doorsturen van opdrachten
verwijderen
1. Klik met de rechtermuisknop op de opdracht in de lijst Voltooid of Stopgezet enselecteer Doorsturen. Het venster Opdracht doorsturen verschijnt.
2. Selecteer Instellingen.
3. Klik met de rechtermuisknop op een afdruksysteemen selecteer Verwijderen.U kuntook een naam van een afdruksysteem selecteren en op de toets Verwijderen klikken.
4. Bevestig uw voornemen door op Ja te klikken. Het afdruksysteem wordt verwijderd
uit het venster Printerstatus.
5. Selecteer tweemaal Sluiten om de vensters te sluiten en terug te keren naar het
venster Opdracht doorsturen.
FreeFlow®Print Server3-18
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
Beperkingen van en opmerkingen over het doorsturen van opdrachten
Voor de toepassing Opdracht doorsturen gelden de volgende beperkingen en
opmerkingen:
• Bij een storing kunnen doorgestuurde opdrachten niet worden hersteld. Indien er dus
sprake is van een netwerk- of connectiviteitsprobleem wanneer een opdracht wordt
doorgestuurd, dan geeft het bronsysteem geen fout aan. Bewaar daarom bij
belangrijke opdrachten een kopie op het bronsysteem.
• Het doorsturen van opdrachten waarvoor verwijzingen naar een bestand nodig zijn,
wordt niet ondersteund door Opdracht doorsturen. Beelden waarnaar wordt verwezen
worden niet verzameld en verplaatst.
-FreeFlow-opdrachten (*.rdo)
-VIPP-opdrachten
-GetTiff Macro-opdrachten
-Snel opnieuw afdrukken (FRF)-opdrachten. Deze opdrachten kunnen via
gemeenschappelijke punten tussen systemen worden doorgestuurd.
• IP-nummers zonder naam worden niet ondersteund; er is een naam van het
afdruksysteem nodig. Bij Opdracht doorsturen wordt de printernaam gebruikt voor
het opzoeken van het IP-adres van de ontvangende printerserver. De namen en
adressen van de ontvangende printerservers moeten zich in het bestand /etc/hosts
van de versturende printerserver bevinden indien er geen namen zijn.
• Opdrachten doorsturen is automatisch ingeschakeld voor de systeembeheerder en
de operateur.
• Opdrachten die worden doorgestuurd naar systemen zonder bepaalde toepassingen,
bijvoorbeeld een opdracht met inbinden die wordt doorgestuurd naar een printer die
geen inbinden ondersteunt, wordt weergegeven met een opdrachtkaartfout waarin
wordt vermeld dat de functie niet beschikbaar is op het ontvangende apparaat.
• U kunt het doorsturen niet via de printerserver annuleren, als dit proces eenmaal is
gestart.
• Accountregistratie wordt niet ondersteund. De printerserver voor doorsturen houdt
niet bij welke opdrachten zijn doorgestuurd.
• Specifieke bronnen, waaronder fonts, formulieren, JDL's, JDE's en TIFF-beelden, van
een opdracht worden niet doorgestuurd.
FreeFlow Print Server Help
3-19FreeFlow®Print Server
Opdrachtbeheer
Opdracht verwerken en vasthouden
U kunt met de rechtermuisknop op een PDF-kleurenopdracht klikken en de opdrachtoptie
voor het verwerken en vasthouden van de opdracht selecteren. De opdracht mag niet
actief zijn, en kan worden verwerkt en vastgehouden totdat deze wordt vrijgegeven voor
afdrukken. Als een opdracht eenmaal is verwerkt, kan een voorbeeldworden gegenereerd
en een proefafdruk worden gemaakt. Grote opdrachten die van te voren zijn verwerkt,
kunnen sneller worden afgedrukt. De proefafdruk van de opdracht komt overeen met
de uiteindelijke afdruk, aangezien de parameters die tijdens de verwerking worden
toegepast, ook worden toegepast tijdens het afdrukken. Gebruik deze optie om
opdrachten gereed te maken voor snel afdrukken en opnieuw afdrukken.
1. Selecteer de opdracht die u wilt verwerken en klik met de rechtermuisknop.
2. Selecteer Opdracht verwerken.
3. U kunt nu een voorbeeld van de verwerkte opdracht bekijken.
• Voorbeeld
• Geavanceerd voorbeeld
• Voorbeeld bereik
• Exporteren naar PDF
• Voorbeeld verwijderen
Nu afdrukken
Met de toepassing Nu afdrukken kunt u een opdracht onderbreken die op dat moment
wordt uitgevoerd om een of meer andere afdrukopdrachten uit te voeren. Nadat alle
opdrachten met de status Nu afdrukken zijn voltooid, gaat de printerserver verder met
de uitvoering van de oorspronkelijke onderbroken afdrukopdracht. U kunt Nu afdrukken
gebruiken door een opdracht te selecteren en een van de volgende handelingen te
verrichten:
• Klik met de rechtermuisknop op de opdracht en kies Nu afdrukken in het menu.
• Selecteer Nu afdrukken uit de keuzelijst Opdracht.
• Selecteer het pictogram Nu afdrukken op de werkbalk.
OPMERKING
Een nieuw toegewezen opdrachtmet de status Nu afdrukken zal een actieve opdracht
met dezelfde status niet onderbreken. De nieuwste opdracht met de status Nu
afdrukken wordt toegevoegd aan het einde van de lijst met actieve
onderbrekingsopdrachten. Alle opdrachten met de status Nu afdrukken waarvoor
niet-beschikbare bronnen nodig zijn, zoals speciaal papier of een speciale afwerking,
zijn niet verwerkbaar en worden pas als opdracht "Nu afdrukken" gepland als de bron
beschikbaar is.
FreeFlow®Print Server3-20
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
Opdracht voorrang geven
Een opdracht voorrang geven houdt in dat u de geselecteerde wachtende opdracht
vooraan in de wachtrij kunt plaatsen. Alle andere wachtende opdrachten schuiven een
plaats op. De opdracht die voorrang heeft gekregen wordt direct na andere eerder
ingeplande afdrukopdrachten uitgevoerd.
OPMERKING
Indien u een opdracht onmiddellijk wilt uitvoeren, kunt u de toepassing Nu afdrukken
gebruiken.
Klik in de lijst Actief met de rechtermuisknop op de wachtende opdracht die u voorrang
wilt geven en selecteer Voorrang geven in het menu.
• In een enkele wachtrij: De opdracht die u voorrang geeft wordt voor alle andere
wachtende opdrachten geplaatst.
• Meerdere wachtrijen: Wanneer 20 opdrachten zijn gepland om te worden
uitgevoerd vanuit een andere wachtrij dan de wachtrij die u heeft gebruikt om
uw opdracht voorrangte geven, dan zal de opdrachtdie u voorrang heeft gegeven
als 21e opdracht worden uitgevoerd.
Proefafdrukken van een opdracht maken
Met deze toepassing kunt u een proefafdruk maken van een opdracht die uit meer dan
een exemplaar bestaat zonder dat u de opdracht opnieuw hoeft te verzenden nadat u
de inhoud en/of opmaak van de proefafdruk heeft gecontroleerd.
Alle opdrachtkenmerken zijn van toepassing op de proefafdruk, met uitzondering van
het aantal. Het standaardaantal voor een proefafdruk is 1 (één); de standaardinstelling
kan echter worden gewijzigd in de systeemvoorkeursinstellingen door de
systeembeheerder.
OPMERKING
Ook kunt u een wachtrij zodanig instellen dat er automatisch proefafdrukken worden
gemaakt van elke opdracht die naar deze wachtrij wordt verzonden. De huidige opdracht
wordt aan het einde van een pagina onderbroken indien het afdrukken niet is voltooid
of bij een ingestelde grens indien de onderbroken opdracht is voltooid. De verwerking
van opdrachten in de wachtrij waarvan geen proefafdruk gemaakt hoeft te worden,
wordt uitgesteld totdat alle opdrachten waarvan wel een proefafdruk gemaakt moet
worden, zijn verwerkt.
1. Selecteer een opdracht in de lijst Actief of Stopgezet en voer een van de volgende
handelingen uit:
• Klik met de rechtermuisknop op de opdracht en kies Proefafdruk in het menu.
• Selecteer Proefafdruk uit de keuzelijst Opdracht.
• Selecteer het pictogram Proefafdruk op de werkbalk.
2. Er wordt een proefafdruk van de geselecteerde opdracht gemaakt.
FreeFlow Print Server Help
3-21FreeFlow®Print Server
Opdrachtbeheer
Een nieuw toegewezen proefafdruk van een opdracht onderbreekt niet het afdrukken
van een huidige proefafdruk. De nieuwste proefafdruk wordt in de wachtrij geplaatst
achter de actieve proefafdrukken. Alle proefafdrukopdrachten waarvoor
niet-beschikbare bronnen nodig zijn (zoals speciaal papier) zijn niet verwerkbaar en
worden pas als onderbrekende proefafdruk gepland wanneer de bron beschikbaar
is.
3. Zodra de proefafdruk is gecontroleerd, kunt u de opdracht vrijgeven voor afdrukken.
Afdrukken met een JDF-opdrachtkaart
Met een JDF-opdrachtkaart (Job Definition Format) waarnaar wordt verwezen in het
PDL-documentbestand kunnen gebruikers opdrachtinstellingen koppelen aan hun
afdrukopdrachten. De JDF-toepassing gebruikt een Hot Folder-mechanisme voor het
accepteren van opdrachten in het systeem voor verwerking en retourneert bijgewerkte
JDF-opdrachtkaarten die algemene opdrachtstatusinformatie en verwerkingstijden
bevatten. Wanneer een JDF-kaart wordt verzonden naar een Hot Folder, wordt de
JDF-kaart geparst, worden opdrachtkenmerken toegewezen en ingesteld op
FFPS-gegevensstructuren, en wordt het PDL-bestand gebruikt om een nieuwe opdracht
aan te maken, die op het systeem wordt ingepland. Nadat de opdracht in het systeem
is ingepland, wordt de JDF-opdrachtkaart bijgewerkt met de verwerkingstijd en status
en verplaatst naar de uitvoersubdirectory of de foutsubdirectory als tijdens de
opdrachtverzending een fout wordt gedetecteerd.
De opdrachtnaam die wordt weergegeven op de FreeFlow Print Server is gewijzigd.
Voorheen was het de naam van het JDF-kaartbestand. Nu is deze gebaseerd op de
interne JDF-gegevens, wat resulteert in een zinvollere FFPS-opdrachtnaam.
JDF 1.3-kaarten en oudere JDF-kaarten van het volgende type worden ondersteund:
• Productbeschrijving (gewenst)
• Procedure voor gecombineerd digitaal afdrukken
Verwante onderwerpen:
Afdrukken met JDF-opdrachtkaarten
JDF-foutverwerking
Beperkingen ten aanzien van JDF-afdrukken
Afdrukken met JDF-opdrachtkaarten
Dankzij JDF-opdrachtkaarten bij PDL-documentbestanden kunnen opdrachtverzenders
opdrachtinstellingen koppelen aan hun afdrukopdrachten.
1. Plaats het PDL-bestand van de opdracht in een bestandslocatie die toegankelijk is
voor de FreeFlow Print Server.
Gewoonlijk wordt het PDL-bestand in de submap "pdl" in de Hot Folder-directory
geplaatst, maar het kan ook in een andere lokale bestandslocatie of op een externe
HTTP-server worden geplaatst.
2. Plaats een JDF-opdrachtkaart die naar het PDL-bestand verwijst in de Hot
Folder-directory. De verwijzing naar het PDL-bestand in de JDF-kaart kan elk van de
volgende vormen hebben:
• Relatiefpad van waaruit de JDF-opdrachtkaartwordt opgeslagen (gewoonlijk een
submap van de Hot Folder-directory): ./pdl/manual.pdf
• HTTP-adres (het gegevensbestand waarnaar wordt verwezen wordt opgehaald
en lokaal opgeslagen in een http-gegevensdirectory voordat de afdrukopdracht
wordt aangemaakt in FFPS): http://www.mywebsite.com/filestoprint/manual.pdf
De Hot Folder verwerkt de JDF-kaart en verzendt het gegevensbestand dat aan de
opdrachtkaart is gekoppeld naar de printer. Als de JDF-opdrachtkaart ongeldig is of
het Hot Folder-systeem de opdracht niet kan aanmaken, krijgt de gebruiker een
melding te zien.
Verwante onderwerpen:
Afdrukken met een JDF-opdrachtkaart
JDF-foutverwerking
Beperkingen ten aanzien van JDF-afdrukken
Beperkingen ten aanzien van JDF-afdrukken
• De hot folder voor FreeFlow Print Server verwijdert niet automatisch de ingevoerde
PDL's die handmatig zijn gemaakt en in de hot folder-subdirectory'szijn opgeslagen.
U kunt deze locatie het beste regelmatig handmatig leegmaken.
• De FreeFlow Print Server JDF-functie biedt geen ondersteuning voor meerdere
invoerbestanden. Een JDF-kaart die naar meerdere invoeronderdelen (bijvoorbeeld
een vooromslag, hoofdgedeelte en achteromslag) verwijst, moet naar één bestand
wijzen waarin voor elk onderdeel een paginabereik is gedefinieerd en alle onderdelen
opeenvolgend zijn gerangschikt. Bijvoorbeeld: Vooromslag: pagina's 1-2,
hoofdgedeelte: pagina's 3-98, Achteromslag: pagina's 99-100.
Verwante onderwerpen:
Afdrukken met een JDF-opdrachtkaart
Afdrukken met JDF-opdrachtkaarten
JDF-foutverwerking
JDF-foutverwerking
JDF-foutberichtenworden weergegeven in het veld Status van de lijst Stopgezet wanneer
er een parsingfout van een JDF-kaartheeft plaatsgevondenof wanneer het PDL-bestand
waarnaar wordt verwezen niet toegankelijk is.
Klik om informatie over de fout te bekijken met de rechter muisknop op de opdracht en
selecteer Eigenschappen > Foutief.
3-23FreeFlow®Print Server
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
Verwante onderwerpen:
Afdrukken met een JDF-opdrachtkaart
Afdrukken met JDF-opdrachtkaarten
Beperkingen ten aanzien van JDF-afdrukken
Tabblad Opgeslagen
Het tabblad Opgeslagen biedt toegang tot alle opdrachten die zijn afgedrukt naar de
opdrachtopslagplaatsenalsmede de opdrachten die eerder zijn afgedrukt en opgeslagen.
Wanneer u opnieuw afdrukt, kunt u de opdrachteigenschappen wijzigen, maar die
wijzigingen hebben geen gevolgen voor de eigenschappen die zijn ingesteld en
opgeslagen met de opdracht. Via het tabblad Opgeslagen is het niet mogelijk een eerder
uitgevoerde maar niet opgeslagen opdracht opnieuw uit te voeren. Als u opdrachten
die al zijn afgedrukt maar niet zijn opgeslagen opnieuw wilt uitvoeren, gebruikt u het
tabblad Voltooid.
OPMERKING
Het tabblad Opgeslagen opdrachten verschilt als volgt van het tabblad Afdrukken uit
bestand: Het tabblad Opgeslagen opdrachten is bedoeld als locatie waar u opdrachten
opnieuw naar kunt verzenden die al door het systeem zijn geweest, terwijl de functie
Afdrukken uit bestand is bedoeld als beginpunt voor het afdrukken van een opdracht
die nog niet op het systeem is geweest.
Opdracht opslaan
Alleen opgeslagen opdrachten zijn toegankelijk op het tabblad Opgeslagen.
OPMERKING
Niet alle opdrachtparameters zijn geschikt om te worden opgeslagen bij een opdracht.
Lijn vetter maken en resolutie worden bijvoorbeeld niet bij een opdracht opgeslagen.
1. Selecteer de opdracht die u wilt opslaan en open de eigenschappen.
2. Selecteer het tabblad Instellingen.
3. Selecteer de functietoegangstoets Bestemming.
4. Selecteer Afdrukken & opslaan, Opslaan of Opslaan als achtergrondformulier.
5. Indien er geen opslaglocatie beschikbaar is gesteld door de systeembeheerder, kunt
u een map selecteren waarin u de opdracht kunt opslaan.
a) Controleer de juiste opslaglocatie door contact op te nemen met de
systeembeheerder of door Opslaglocatie te bekijken in het menu Instelling >Voorkeursinstellingen systeem > Opslaan (tabblad).
In sommige gevallen worden er extra opslagdirectory's gemaakt voor specifieke
opdrachten, bijvoorbeeld per gebruiker, per afdeling of per andere categorie.
6. Selecteer Opslaglocatie.... Het venster Opslaglocatie wordt geopend.
7. Ga naar het menu Zoeken in en selecteer het UNIX-bestandssysteem, het medium
of de netwerklocatie waar de opdracht moet worden opgeslagen. U kunt de locatie
ook in het veld Directory typen.
FreeFlow®Print Server3-24
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
8. Selecteer indien nodig de opslagmap.
9. Klik op OK wanneer het volledige pad in het veld Selectie is verschenen.
10. Als u probeert een opdracht op te slaan met een naam die al in gebruik is in de
opslaglocatiemap, zijn er drie mogelijke scenario's. Wat er gebeurt is afhankelijk van
de optie die is ingeschakeld door de systeembeheerder in het menu Instelling >Voorkeursinstellingen systeem > Standaardopslagdirectory:
• Naamextensie automatisch genereren: De opdracht wordt automatisch opgeslagen
en hierbij wordt een versienummer aan de naam toegevoegd. Bijvoorbeeld,
MijnOpdracht.ps.001.frf, gevolgd door MijnOpdracht.ps.002.frf, enz..
• Opdracht overschrijven: U kunt de opdrachtoverschrijven, opslaan met een andere
naam of u kunt de opdracht annuleren.
• Opdracht afbreken: U kunt de naam van de opdracht wijzigen of u kunt de opdracht
annuleren.
11. Selecteer in de keuzelijst Opslagindeling de indeling waarin de opdracht moet worden
opgeslagen.
• Single-page TIFF: Hiermee wordt elke pagina in de opdracht opgeslagen als een
afzonderlijk TIFF-bestand.
• Multi-page TIFF: Hiermee wordt de hele opdrachtals één TIFF-bestand opgeslagen.
• PDF: Hiermee wordt de opdrachtals PDF (Portable Document Format)opgeslagen.
• Snel opnieuw afdrukken (FRF): De opdracht wordt met voltooide decompositie
opgeslagen, zodat relatief grote kleurenopdrachtensneller opnieuw kunnen worden
uitgevoerd.
12. Selecteer desgewenst DRI's opslaan.
13. Wijzig desgewenst overige eigenschappen en klik op OK. De opdracht wordt op de
gespecificeerde opslaglocatie geplaatst, vanwaar de opdracht voor afdrukken wordt
vrijgegeven.
Beeld voor weergaveresolutie gebruiken
Beelden voor weergaveresolutie, DRI's, kunnen met de afdrukopdracht worden
opgeslagen om het aanpassen en bekijken van beelden in de opdracht mogelijk te
maken. DRI's zijn gewoonlijk kleinere bestanden dan beelden met volledige resolutie,
hetgeen het bekijken en bewerken van opdrachten versnelt.
1. Dubbelklik op een opdracht.
2. Selecteer het tabblad Instellingen.
3. Selecteer de functietoegangstoets Bestemming.
4. Het selectievakje DRI's opslaan moet zijn ingeschakeld.
5. Selecteerdesgewenst Nu verzamelenom de componenten voor de DRI te verzamelen.
6. Klik op OK om de selecties op te slaan of ga door met het instellen van de
opdrachteigenschappen.
FreeFlow Print Server Help
3-25FreeFlow®Print Server
Opdrachtbeheer
Een opgeslagen opdracht uitvoeren
U wilt wellicht een opdracht opnieuw afdrukken die is opgeslagen op het systeem of,
indien beschikbaar, een netwerklocatie. U wilt bijvoorbeeld wijzigingen aanbrengen in
de opdracht of extra afdrukken maken. Om een opdracht opnieuw te kunnen afdrukken,
moet deze als Bestemming de instelling Opslaan of Afdrukken en opslaan hebben.
1. Selecteer het tabblad Opgeslagen.
2. Dubbelklik op de opdracht.
3. Maak desgewenst de nodige aanpassingen in de eigenschappen van de opdracht.
Sommige eigenschappen, zoals Opmaak, kunnen niet worden gewijzigd in een
opgeslagen opdracht.
Wanneer u opnieuw afdrukt, kunt u de opdrachteigenschappen wijzigen, maar die
wijzigingen hebben geen gevolgen voor de eigenschappen die zijn ingesteld en
opgeslagen met de opdracht.
4. Selecteer Afdrukken.
5. Klik op OK om het venster Informatie te sluiten.
6. Klik op Sluiten om het venster Afdrukeigenschappen te sluiten.
Opgeslagen opdracht kopiëren
Met de toepassing Kopiëren kunt u een kopie van de opdracht opslaan naar een extern
bestandssysteem of media terwijl de originele opdracht bewaard blijft met de
oorspronkelijke programmering. Er kunnen meerdere opdrachten worden geselecteerd.
1. Selecteer in het gebied Opgeslagen opdracht in het beginscherm de opdracht die u
wilt kopiëren.
2. Klik met de rechtermuisknop en selecteer Kopiëren.
3. Selecteer in het menu Zoeken in het bestandssysteem of het medium. Selecteer
indien nodig de directory waar de opdracht moet worden opgeslagen.
4. Klik op OK om de opgeslagen opdracht te kopiëren.
5. Klik op OK om het venster Bestanden worden gekopieerd te sluiten nadat het kopiëren
is voltooid.
Opdracht opslaan als achtergrondformulier
Een achtergrondformulier is een TIFF-beeld waaroverheen een afdrukopdracht wordt
afgedrukt. Achtergrondformulieren kunnen worden gemaakt vanuit alle ondersteunde
PDL's behalve LCDS. Het achtergrondformulier wordt als een single-page TIFF op de
printerserver opgeslagen.
1. Selecteer de opdracht die u als achtergrondformulier wilt opslaan.
2. Selecteer op het tabblad Instellingen de functietoegangstoets Bestemming.
3. Selecteer Opslaan als achtergrondformulier.
4. Selecteer Opslaglocatie.... De standaardmap voor achtergrondformulieren wordt
weergegeven. Klik op OK om het achtergrondformulier op die locatie op te slaan. Als
u het achtergrondformulier op een andere locatie wilt opslaan, voert u het volgende
uit:
FreeFlow®Print Server3-26
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
a) Selecteer in het menu Directory de locatie waar u het achtergrondformulier wilt
opslaan.
b) Wanneer de volledige opslaglocatie wordt weergegeven in het veld Selectie, klikt
u op OK.
c) Klik op OK om uw invoer te accepteren en het dialoogvenster met
opdrachteigenschappen te sluiten, of klik op Toepassen om door te gaan met
het instellen van opdrachteigenschappen.
5. Om een achtergrondformulier bij een afdrukopdracht te gebruiken, selecteert u het
tabblad Beeld bewerken bij opdrachteigenschappen en selecteert u het
achtergrondformulier. Achtergrondformulierenkunnen ook via de printerdriver worden
geselecteerd voorafgaand aan de verzending.
Een opgeslagen opdracht bewerken
Alleen een PDF-bestand kan worden bewerkt. U kunt bijvoorbeeld de paginavolgorde
wijzigen, pagina's uit een opdracht verwijderen, pagina's binnen een opdracht kopiëren,
en extra pagina's importeren vanuit andere opdrachten in PDF-formaat.
1. Selecteer het tabblad Opgeslagen.
2. Klik met de rechtermuisknop op de PDF-opdracht die u wilt bewerken en selecteer
Editor.
Met de pijltoetsen kunt u door de pagina's van de opdracht schuiven.
3. Maak de gewenste selecties en klik op OK om de bewerkte opdracht op te slaan. In
het menu Bestand vindt u de volgende opties:
a) Informatie: Onder deze optie vindt u informatie over de opdracht.
Het dialoogvenster Informatiebevat zeven velden, waarin de volgende informatie
is opgenomen:
• Titel: bevat de opdrachtnaam.
• Auteur: bevat de naam van de verzender.
• Pad: bevat het directorypad waarin het bestand is opgeslagen.
• Producent: dit veld bevat FreeFlow Print Server, aangezien de FreeFlow Print
Server de producent van het bestand is.
• Gemaakt: bevat de datum waarop het bestand werd gemaakt.
• Gewijzigd: indien het bestand werd gewijzigd, staat in dit veld de datum
waarop dat gebeurde.
• Bestandsgrootte: hierin staat hoe groot het PDF-bestand is.
b) Importeren: pagina's van de ene opgeslagen opdracht kunnen worden
geïmporteerd in de opdracht die op dat moment is geopend in de Document
Editor.
c) Opslaan: hiermee kunt u de gewijzigde opdracht opslaan.
d) Opslaan als: hiermee kunt u de bewerkte opdracht onder een andere naam
opslaan om te voorkomen dat de huidige opdracht wordt overschreven.
e) Afsluiten: hiermee sluit u het venster Document Editor af.
f) Bewerken:
In het menu Bewerken vindt u de volgende opties:
FreeFlow Print Server Help
3-27FreeFlow®Print Server
Opdrachtbeheer
• Ongedaan: met deze optie kunt u de laatste handeling ongedaan maken.
• Hernummeren: met deze optie kunt u de paginavolgorde in de opdracht
wijzigen.
• Verwijderen: als u deze optie selecteert, kunt u een of meer pagina's uit de
opdracht verwijderen.
Het importeren van beelden is alleen beschikbaar vanuit andere PDF-opdrachten
Tabblad Instellingen
Met het tabblad Instellingen kunt u de volgende taken uitvoeren:
• Met behulp van Pagina's/indeling kunt u de pagina's die u wilt afdrukken en de
opdrachtindelingsoptiesselecteren en opdrachtaantekeningenbekijken en bewerken.
• Gebruik Bestemming om aan te geven of u een opdracht wilt afdrukken of een
opdracht wilt opslaan om deze later opnieuw af te drukken.
• Bekijk de voortgang van afdrukopdrachten door Opdrachtvoortgang te selecteren.
• Informatiepagina's gebruiken: Informatiepagina's zijn optionele pagina's die samen
met de opdracht worden afgedrukt.Zie Informatiepagina's voor opdrachten gebruiken
voor meer informatie.
Tabblad Instellingen gebruiken om opdrachteigenschappen in te
stellen
Dubbelklik op de opdracht en selecteer vervolgens het tabblad Instellingen om de
instellingen voor opdrachteigenschappen te bekijken en te bewerken.
• Met Opdrachtaantekeningen kunt u informatie invoeren die samen met de opdracht
moet worden verzonden. Alle gebruikers kunnen Opdrachtaantekeningen bekijken.
U kunt opdrachtaantekeningen bekijkenen bewerkendoor Opdrachtaantekeningen
te selecteren.
U kunt de gewenste informatie in de volgende velden bekijken of invoeren:
-Naam verzender: Dit is de naam van de persoon die de opdracht heeft verzonden.
Dit veld kan niet worden bewerkt.
-Gebruikers-ID: Het identificatienummer van de gebruiker die de opdracht heeft
verzonden.
-Naam ontvanger: Dit is de naam van de persoon voor wie de opdracht bestemd
is. Indien u de naam niet weet, kunt u een locatie invoeren.
-Bronbestand:Dit is de padnaam vooreen bestand waarnaar op de opdrachtkaart
werd verwezen en dat niet rechtstreeks naar de printer werd verzonden. Een
opgeslagen opdrachtkaart bevat bijvoorbeeldeen verwijzing naar het opgeslagen
opdrachtbestand.
-Accountinfo: Hiermee kunnen de accountactiviteiten voor klanten worden
bijgehouden, zodat hen het gebruik van de printer in rekening kan worden
gebracht.
FreeFlow®Print Server3-28
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
-Account-ID: Dit veld kan een intern factureringsnummer, een creditcardnummer
of andere registratie- of tellernummers bevatten.
-Extra accountopdrachtgegevens: Bevat alle eventuele aanvullende
accountgegevens.
-Bericht op voorblad: Dit is informatiedie op het voorbladvan de afdrukopdracht
afgedrukt moet worden.
-Startbericht: Speciale instructies of informatie voor de printeroperateur. Het
Startbericht wordt weergegeven op het tabblad Instellingen.
• Met de functietoegangstoets Opdrachtvoortgang kunt u de volgende
opdrachtvoortgangsinformatie bekijken.
-Verwerkte bytes
-Verwerkte beelden
-Totaal aantal opgeslagen/afgedrukte pagina's
-Aantal voltooide sets
De informatie over de opdrachtverwerking wordt op gezette tijden en bij belangrijke
gebeurtenissen bijgewerkt. Het vernieuwingsinterval kan worden ingesteld in de
opdrachtverwerkingsopties.
Pagina's/indeling gebruiken
Gebruik Pagina's/indeling om het bereik in te stellen van de pagina's die u wilt afdrukken
of om de indeling van een document te wijzigen. U kunt de indeling van een PostScript-,
PDF- of ASCII-document wijzigen nadat het document naar de printerserver is verzonden.
Een wijziging van PostScript in ASCII kan bijvoorbeeld gewenst zijn om de
PostScript-commando's te kunnen afdrukken.
OPMERKING
Als u geen geldige PostScript-licentie op het systeem heeft, wordt de optie PostScript
grijs weergegeven en kan deze niet worden geselecteerd.
1. Het bereik instellen van de pagina's die u wilt afdrukken:
a) De standaardinstelling is alle pagina's afdrukken. Als u een bepaald bereik van
pagina's wilt afdrukken, dient u Alle pagina's afdrukken te wissen.
b) Voer in de velden Van en t/m een paginabereik in.
2. Kies een indeling uit de keuzelijst Indeling. De beschikbare opties zijn afhankelijk van
de printerconfiguratie.
3. Indien PostScript, PDF of ASCII wordt geselecteerd als opdrachtindeling, wordt de
toets Instellingen... beschikbaar. Selecteer Instellingen... om toegang te krijgen tot
PostScript/PDF-en ASCII-opties. Zie Instellingen PostScript/PDF-indeling of ASCII-fonts
voor meer informatie.
Een paginabeschrijvingstaal, bijvoorbeeld PostScript, kan niet door een andere,
bijvoorbeeld PCL, worden vervangen. Door een dergelijke verandering wordt de
opdracht niet volgens de verwachtingen uitgevoerd, omdat de PCL-decomposer de
PostScript-commando's niet kan interpreteren.
FreeFlow Print Server Help
3-29FreeFlow®Print Server
Opdrachtbeheer
4. Klik op OK of ga door met het instellen van opdrachteigenschappen. Uw selectie
wordt weergegeven op Pagina's/indeling.
Bestemminggebruikenom een afdrukopdrachtuit te voeren en/of
op te slaan
1. Selecteer Afdrukken en opslaan, Opslaan of Opslaan als achtergrondformulier. De
velden Opslaglocatie en Opslagindeling worden actief.
2. Controleerde juiste opslaglocatie door contact op te nemen met de systeembeheerder
of door Opslaglocatie te bekijken in het menu Instelling > Voorkeursinstellingensysteem (tabblad) > Opslaan. In sommige gevallen worden er extraopslagdirectory's
gemaakt voor specifieke opdrachten, bijvoorbeeld per gebruiker, per afdeling of per
andere categorie.
3. Selecteer Opslaglocatie.... Het dialoogvenster Opslaglocatie wordt geopend.
4. Selecteerin het menu Zoeken in het UNIX-bestandssysteem of de medialocatie waar
de opdracht moet worden opgeslagen of typ de locatie in het veld Directory.
5. Als de opslaglocatie het UNIX-bestandssysteem of een medialocatie is, gaat u door
naar de volgende stap. Als er een netwerklocatie is geselecteerd, raadpleegt u
Netwerkopslag gebruiken.
6. Selecteer indien nodig de opslagmap.
7. Klik op OK wanneer het volledige pad in het veld Selectie is verschenen.
8. Selecteer uit de keuzelijst Opslagindeling een van de volgende opties:
• Single-page TIFF: Hiermee wordt elke pagina in de opdracht opgeslagen als een
afzonderlijk TIFF-bestand.
• Multi-page TIFF: Hiermee wordt de hele opdrachtals één TIFF-bestand opgeslagen.
• PDF: Hiermee wordt de opdrachtals PDF (Portable Document Format)opgeslagen.
• Snel opnieuw afdrukken (FRF): De opdracht wordt met voltooide decompositie
opgeslagen, zodat relatief grote kleurenopdrachtensneller opnieuw kunnen worden
uitgevoerd.Selecteer desgewenst DRI's opslaan. Zie Beeld voor weergaveresolutie
gebruiken voor meer informatie.
9. Klik op OK of ga door met het instellen van opdrachteigenschappen.
Informatiepagina's
Informatiepagina'szijn optionele pagina's die samen met de opdracht worden afgedrukt.
Informatiepagina'sbestaanuit het voorblad, de foutpagina en het kenmerkenoverzicht.
De systeembeheerder of operateur kan opties voor informatiepagina's instellen.
Er kunnen verschillende informatiepagina's worden ingesteld voor elke wachtrij, maar
er kan ook één informatiepagina worden gemaakt voor een groep wachtrijen.
OPMERKING
Instellingen voor informatiepagina'svoorstandaardpapier van Voorblad en Foutpagina,
systeembericht en fontinstellingen,type opdracht en randbehandeling zijn toegankelijk
via het menu > Printerinstellingen.
FreeFlow®Print Server3-30
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
OPMERKING
Wanneer u het pictogram Onderdrukken inschakelt, heeft elke instelling voorrang op
andere selecties die in Opdrachtbeheer zijn gemaakt of in de opdracht zijn
geprogrammeerd. Als u bijvoorbeeld een voorblad en/of een kenmerkenoverzichtin een
bepaalde wachtrij wilt afdrukken, schakelt u het pictogram Onderdrukken in.
Voorblad
Een voorblad is een tussenpagina met specifieke informatie over de opdracht die voor
elke nieuwe opdracht wordt afgedrukt.
Op een voorblad wordt de volgende informatie weergegeven:
• Opdrachtnaam: Specificeert de naam van de opdracht; deze wordt gebruik om de
opdracht in de wachtrij te identificeren en te volgen.
• Naam verzender: Dit is de naam van de persoon die de opdracht heeft verzonden.
Dit veld kan niet worden bewerkt.
• Naam ontvanger: Dit is de naam van de persoon voor wie de opdracht bestemd is.
Indien u de naam niet weet, kunt u een ontvangstlocatie invoeren.
• Bericht op voorblad: Informatie die u op het voorblad afgedrukt wilt hebben.
• Afdrukdatum en -tijd: Geeft aan wanneer de opdracht is afgedrukt.
• Aantal afdrukken: Het aantal exemplaren van de opdracht dat is afgedrukt.
• Productnaam en huidige softwareversie
• Accountnummer: Dit kan een nummer zijn dat wordt gebruikt voor
factureringsdoeleinden.
• Opdracht-ID: De opdracht-ID die op de printerserver is ingesteld.
• Server- en wachtrijnaam: Identificeert de server en de wachtrij
Foutpagina
Er wordt een foutpagina afgedrukt bij de opdracht als de pagina door de
systeembeheerder is ingeschakeld. De foutpagina bevat opdrachtinformatieen fouten
of waarschuwingen die zijn gegenereerd toen de opdracht werd verwerkt.
Kenmerkenoverzicht afdrukken
Het Kenmerkenoverzicht is een samenvatting ter grootte van één pagina waarin
geselecteerde opdrachtinstellingen worden vermeld, met name die kenmerken die te
maken hebben met opdrachtidentificatie, papier, aflevering en afdrukkwaliteit die
voortkomen uit wachtrij-instellingen en opdrachtprogrammering. Alle
onderdrukkingsinstellingen voor Eigenschappen wachtrij hebben voorrang op alle
overige eigenschapsinstellingen.
Opties voor voorbladen instellen
De optie Voorblad, een optionele informatiepagina, wordt gebruikt om een tussenpagina
af te laten drukken voor elke nieuwe opdracht.
1. Kies uit de volgende methoden om Informatiepagina's te openen:
• Dubbelklik op een wachtrij of opdracht en selecteer Eigenschappen >
Instellingen > Informatiepagina's.
FreeFlow Print Server Help
3-31FreeFlow®Print Server
Opdrachtbeheer
• Als u Afdrukken uit bestand gebruikt, selecteer dan het tabblad Bestanden en
selecteer de gewenste informatiepagina.
• Klik bij het opnieuw afdrukken van een opgeslagen opdracht met de
rechtermuisknop op de opgeslagen opdracht en selecteer Afdrukken >
Instellingen > Informatiepagina's.
2. Kies uit de volgende opties:
• Geen: er worden geen pagina's afgedrukt.
• Standaard: er wordt een door het systeem gegenereerde pagina afgedrukt.
• Beginpagina's gebruiken: Hiermee activeert u de optie Aantal pagina's. Selecteer
het gewenste aantal pagina's vanaf het begin van de opdracht dat dienst moet
doen als voorblad.
3. Klik op OK of ga door met het instellen van eigenschappen.
Opties voor foutpagina's instellen
Op de foutpagina, een optionele informatiepagina die bij de opdracht wordt afgedrukt,
staan fouten of waarschuwingen vermeld die zijn gegenereerd toen de opdracht werd
verwerkt.
1. Kies uit de volgende methoden om Informatiepagina's te openen:
• Dubbelklik op een wachtrij of opdracht en selecteer Eigenschappen >
Instellingen > Informatiepagina's.
• Als u Afdrukken uit bestand gebruikt, selecteer dan het tabblad Bestanden en
selecteer de gewenste informatiepagina.
• Klik bij het opnieuw afdrukken van een opgeslagen opdracht met de
rechtermuisknop op de opgeslagen opdracht en selecteer Afdrukken >
Instellingen > Informatiepagina's.
2. Kies uit de volgende opties:
• Geen: er worden geen pagina's afgedrukt.
• Standaard: er wordt een door het systeem gegenereerde pagina afgedrukt.
3. Klik op OK of ga door met het instellen van eigenschappen.
Opties voor Kenmerkenoverzicht instellen
Het Kenmerkenoverzicht, een optionele informatiepagina die met de opdracht wordt
afgedrukt, is een samenvatting van de opdrachtinstellingen.
1. Kies uit de volgende methoden om Informatiepagina's te openen:
• Dubbelklik op een wachtrij of opdracht en selecteer Eigenschappen >
Instellingen > Informatiepagina's.
• Als u Afdrukken uit bestand gebruikt, selecteer dan het tabblad Bestanden en
selecteer de gewenste informatiepagina.
FreeFlow®Print Server3-32
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
• Klik bij het opnieuw afdrukken van een opgeslagen opdracht met de
rechtermuisknop op de opgeslagen opdracht en selecteer Afdrukken >
Instellingen > Informatiepagina's.
2. Kies uit de volgende opties:
• Geen: er worden geen pagina's afgedrukt.
• Standaard: er wordt een door het systeem gegenereerde pagina afgedrukt.
3. Klik op OK of ga door met het instellen van eigenschappen.
Info over instellingen PostScript/PDF-indeling
De vereiste startstring voor VIPP-opdrachten kan automatisch worden geladen en
geopend. Het initialisatiebestand kan door de systeembeheerder worden ingesteld voor
een bepaalde wachtrij of per afzonderlijke opdracht.
Om opties in te stellen met betrekking tot variabele gegevens voor PS/PDF-opdrachten,
selecteert u een initialisatiebestand in de keuzelijst. Indien er geen initialisatiebestand
beschikbaar is, is de standaardinstelling Geen.
De beschikbare opties voor variabele gegevens zijn:
Selecteer een optie voor Na opdrachtvoltooiing:
De fonts voor een ASCII-opdracht kiezen
Wanneer uw afdrukopdracht een ASCII-opdracht is, dient u eerst het font te selecteren
dat voor het afdrukken dient te worden gebruikt. De fontnaam, richting en grootte
dienen te worden geselecteerd.
1. Selecteer de ASCII-opdracht en selecteer Eigenschappen.
2. Zorg dat de Indeling is ingesteld op ASCII en selecteer Instelling.
3. Selecteer in de lijst Fonts de naam van het font dat u wilt gebruiken voor de
ASCII-opdracht.Indien er geen font is geselecteerd, wordt het standaardfont Courier
gebruikt.
4. Selecteer de beeldrichting in het menu Fontrichting. Wanneer u geen keuze maakt,
wordt standaard de richting Portret gebruikt.
5. Selecteer een fontgrootte in het vak Fontgrootte.
6. Selecteer OK.
Netwerkopslag via SMB gebruiken
SMB-toegang dient eerst te worden ingeschakeld door de systeembeheerder voordat
deze optie kan worden gebruikt om opdrachten op te slaan. De systeembeheerder
programmeert de aanmeldingsgegevens voor de SMB-server die nodig zijn om toegang
te krijgen tot netwerkbestanden.
Als deze informatie nog niet door de systeembeheerder is geprogrammeerd, verschijnt
er een dialoogvenster waarin om deze informatie wordt gevraagd als SMB-opslag wordt
geopend.
1. Voer uw gebruikersnaam en toegangscode in.
3-33FreeFlow®Print Server
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
2. Typ de domeinnaam of selecteer Bladeren om de domeinnaam te zoeken en klik op
OK.
3. Typ de servernaam of selecteer Bladeren om de servernaam te zoeken en klik op OK.
4. Typ indien nodig het sharepad of selecteer Bladeren om het sharepad te zoeken enklik op OK.
5. Klik na het invoeren van alle vereiste gegevens op OK om het dialoogvenster
Opslaglocatie te sluiten. Het dialoogvenster Netwerkcontrole wordt geopend als het
langer dan twee seconden duurt om de netwerkverbindingsgegevenste controleren.
6. Klik op OK als de controle is gelukt.
7. Volg de weergegeven instructies of neem contact op met de systeembeheerder als
de controle niet is gelukt.
Netwerkopslag via FTP/SFTP gebruiken
FTP- of SFTP-toegang dient eerst te worden ingeschakeld door de systeembeheerder
voordatdeze optie kan worden gebruikt om opdrachten op te slaan. De systeembeheerder
programmeert de aanmeldgegevens die nodig zijn om toegang te krijgen tot
netwerkbestanden.
Als deze informatie nog niet door de systeembeheerder is geprogrammeerd, verschijnt
er een dialoogvenster waarin om deze informatie wordt gevraagd als FTP-opslag wordt
geopend.
1. Voer uw gebruikersnaam en toegangscode in.
2. Typ de servernaam of selecteer Bladeren om de servernaam te zoeken en klik op OK.
3. Klik na het invoeren van alle vereiste gegevens op OK om het dialoogvenster
Opslaglocatie te sluiten. Het dialoogvenster Netwerkcontrole wordt geopend als het
langer dan twee seconden duurt om de netwerkverbindingsgegevenste controleren.
4. Klik op OK als de controle is gelukt.
5. Volg de weergegeven instructies of neem contact op met de systeembeheerder als
de controle niet is gelukt.
Tabblad Papier
Het tabblad Papier bevat papier- en ladeselecties voor uw opdracht. Tot de selecties
behoren onder ander de toetsen Formaat/Kleur en Soort/Gewicht. Afhankelijk van het
systeem kunnen ook de toetsen Coating en Vezelrichting beschikbaar zijn.
Met het tabblad Papier kunt u de volgende taken uitvoeren:
• Een papiervariant opgeven voor een opdracht.
• Papier programmeren voor een opdracht met behulp van de optie Aangepast in elke
willekeurige keuzelijst.
Het tabblad Papier gebruiken om opdrachteigenschappen in te
stellen
1. Open Opdrachtbeheer.
2. Dubbelklik op de opdracht die u wilt bekijken.
FreeFlow®Print Server3-34
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
3. Selecteer het tabblad Papier.
Een pictogram met een grafische weergave geeft de papiereigenschappen weer.
OPMERKING
Afhankelijk van de configuratie van uw systeem, kan het zijn dat niet alle beschreven
functies beschikbaar zijn.
4. Kies uit de volgende opties:
a) Laat de papierinstellingen ongewijzigd. Kenmerken die niet zijn gespecificeerd
door de verzender of in het gegevensbestand worden gebaseerd op de
standaardinstellingen voor de wachtrij.
b) Selecteer een van de opties in de lijst Geplaatst papier. Deze optie garandeert
dat de opdracht een beschikbaar afdrukmateriaal vraagt.
c) Selecteer de toets Gebruiksklaar instellen om alle kenmerken behalve de optie
voor het gebruiksklaar formaat in te stellen. Het systeem wordt hiermee
geïnformeerd om ieder beschikbaar papier van het juiste formaat te gebruiken.
Als u deze optie gebruikt, kunt u een formaat selecteren of het formaat laten
bepalen door het gegevensbestand.
Als de opdracht gemengde paginaformaten bevat, is het belangrijk om geen
specifiek formaat in te stellen.
d) Selecteer Niet gespecificeerd in het menu Naam en programmeer de
papierkenmerken.Als Niet gespecificeerd wordt geselecteerd, kunt u de toetsen
Formaat/ Kleur, Soort / Gewicht en Coating gebruiken om papiereigenschappen
te selecteren. Als Aangepast wordt geselecteerd in het menu Formaat, worden
de velden Breedte en Hoogte geactiveerd.
Als deze kenmerken niet beschikbaar zijn in de printer wanneer de opdracht
gereed is om af te drukken, krijgt de opdracht de status "niet verwerkbaar" of
wordt de foutmelding "Papier niet geplaatst" weergegeven.
e) Selecteer een papiernaam in de lijst Naam of in de lijst Papier.
Wanneer u een papiernaam gebruikt, wordt het aanbevolen om altijd te kiezen
uit de lijst met kenmerken in de lijst voor zowel de opdracht/wachtrij als de
papierlade, om er zeker van te zijn dat de kenmerken overeenkomen voor het
afdrukken.
5. Selecteer Toepassen.
6. Selecteer OK.
Verwante onderwerpen:
Tabblad Papier gebruiken om wachtrij-eigenschappen in te stellen
Hoe gebruik ik de optie Gebruiksklaar instellen?
Extra lang papier programmeren
U kunt afdrukken op vellen van maximaal 26 inch lang, bijvoorbeeld A4 boekomslagen
en kalenders. Deze optie is alleen beschikbaar vooropdrachten met enkelzijdig afdrukken,
beeldzijde naar boven en een resolutie van 600 x 600 x 8.
1. Definieer een aangepaste papiervariant in Papierbibliotheek.
2. Plaats papier in lade 5.
3. Open Wachtrijbeheeren stel de resolutie in op 600 x 600 x 8 onder PDL-instellingen.
4. Klik op het tabblad Papier in Opdracht- of Wachtrijbeheer en selecteer de aangepaste
papiervariant.
U ziet deze aangepaste papiervariant ook op het tabblad Basis onder Papier.
5. Geef de opdracht vrij. De afdrukken worden afgeleverd in een bovenste opvangbak.
Tabblad Aflevering
Gebruik het tabblad Aflevering om verschillende afdrukopties te selecteren om op de
opdracht toe te passen. Afhankelijk van waar u het tabblad Aflevering opent, zijn
sommige toepassingen mogelijk niet beschikbaar. Afleveringsopties kunnen bijvoorbeeld
worden ingesteld voor afzonderlijke opdrachten, voor de wachtrij of voor een
kopieeropdracht als het systeem beschikt over de functie Kopiëren.
OPMERKING
Wanneeru het pictogram Onderdrukken in Wachtrijbeheer voor een wachtrij-eigenschap
inschakelt, geldt deze selectie voor alle opdrachten die naar die wachtrij worden
verzonden en krijgt deze selectie voorrang op alle eventuele eigenschappen die zijn
ingesteld in Opdrachtbeheer of die in de opdracht zijn geprogrammeerd.
Tabblad Aflevering gebruiken om opdrachteigenschappen in te
stellen
1. Dubbelklik op een opdracht.
2. Selecteer het tabblad Aflevering.
3. Met Basisinstellingen kunt u het type opdracht en de sets/stapels instellen.
4. Selecteer Nieten/Afwerking om de opties van nieten, afwerking, staffelen,bijsnijden
en afleveringslocatie te selecteren.
5. Selecteer Tussenschietvellen.
6. Selecteer Notities.
7. Selecteer Opmaak om het plaatsen, roteren, afsnijden en schalen van bronpagina's
op de afgedrukte pagina's te regelen. Zie voor een volledige beschrijving van
paginarangschikkingsmodellen het gedeelte Opmaakstijlen.
8. Klik op OK of ga door met het instellen van opdrachteigenschappen.
Uw selecties verschijnen op de afzonderlijke toetsen.
FreeFlow®Print Server3-36
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
Basiseigenschappen instellen
Als de basisuitvoereigenschappen worden ingesteld vooreen wachtrij, kan het pictogram
Onderdrukken worden geselecteerd om deze instelling alle eventuele programmering
die bij een opdracht hoort te laten onderdrukken.
1. Met de optie Type opdracht kunt u aangeven of de pagina's van de opdrachten die
naar de wachtrij worden verzonden op één of op beide zijden dienen te worden
afgedrukt. Type opdracht wordt vaak "plex" genoemd. U kunt kiezen of de opdracht
1-zijdig of 2-zijdig wordt afgedrukt. Als de opdracht 2-zijdig moet worden afgedrukt,
kunt u de tweede zijde roteren om deze kop/staart af te drukken.
2. Met Sets/stapels bepaalt u de volgorde waarin pagina's in een opdracht worden
afgedrukt. Sets/Stapels is standaard ingeschakeld. Kies uit:
De toets Nieten/afwerking gebruiken
Afwerking is een algemene term voor de processen (zoals nieten, inbinden, hechten,
vouwen en perforeren) die op een opdracht kunnen worden toegepast nadat deze is
uitgevoerd. Welke afwerkopties beschikbaar zijn, hangt af van de mogelijkheden van
de printer (en eventueel aangesloten afwerkeenheden). Indien er geen afwerkeenheid
beschikbaar is, is de standaardinstelling Geen.
Een eventuele Square Fold Trimmer wordt gebruikt samen met de katernmodule. Deze
wordt aangesloten aan het einde van de katernmodule. De Square Fold vouwt de rug
van het katern plat, zodat het katern dunner is en een keurig ingebonden boekje lijkt.
De instellingen voor de opties lopen van 2 tot -2 en dat is een aanwijzing voor de kracht
of druk die op de vouw wordt uitgeoefend. Als de optie In tweeën vouwen/Meerdere
vellen is geselecteerd en de Square Fold Trimmeris aanwezig, dan kunt u een drukwaarde
selecteren en de optie Buitenste rand bijsnijden selecteren om de rand van de vouw bij
te snijden. Als de optie In tweeën vouwen/Meerdere vellen is geselecteerd en de Two
Sided Trimmer is aanwezig, dan kunt u de optie Boven/onder snijden selecteren om de
onder- en bovenrand bij te snijden. Zo kunt u een afloop maken (afdrukken zonder
witranden) bij gebruik van de katernmodule en Square Fold.
1. Dubbelklik op een opdracht.
2. Selecteer het tabblad Aflevering.
3. Selecteer de toets Nieten/afwerking.
4. Selecteer een optie in het menu Nieten/afwerking. U kunt kiezen uit:
• Nieten - 1, 2 of 4 nieten, of Middennietje.
• Perforeren - 2 of 3 gaten.
• Vouwen: Vouwen wordt gebruikt voor het produceren van geniete en ongeniete
katernen, en voor het vouwen van losse vellen (als C vouwen en als Z vouwen). De
vouwopties bestaan uit:
-Als Z vouwen Binnenzijde bedrukken - Bij een Z-vouw worden twee parallelle
vouwen gemaakt om zes stroken van gelijke grootte te maken, drie stroken
aan iedere zijde van het papier. De twee vouwen worden in tegenovergestelde
richting gemaakt, zodat er een Z-vorm ontstaat. Zijde 1 bevindt zich aan de
binnenzijde van de vouw.
FreeFlow Print Server Help
3-37FreeFlow®Print Server
Opdrachtbeheer
-Als Z vouwen Buitenzijde bedrukken - Bij een Z-vouw worden twee parallelle
vouwen gemaakt om zes stroken van gelijke grootte te maken, drie stroken
aan iedere zijde van het papier. De twee vouwen worden in tegenovergestelde
richting gemaakt, zodat er een Z-vorm ontstaat. Zijde 1 bevindt zich aan de
buitenzijde van de vouw.
-Als C vouwen Binnenzijde bedrukken - Bij een C-vouw worden tweeparallelle
vouwen gemaakt om zes stroken van ongeveer gelijke grootte te maken, 3
stroken aan iedere zijde van het papier. De buitenste stroken worden naar
elkaar toe gevouwen, zodat ze overlappen. Zijde 1 bevindt zich aan de
binnenzijde van de vouw.
-Als C vouwen Buitenzijde bedrukken - Bij een C-vouw worden twee parallelle
vouwen gemaakt om zes stroken van ongeveer gelijke grootte te maken, 3
stroken aan iedere zijde van het papier. De buitenste stroken worden naar
elkaar toe gevouwen, zodat ze overlappen. Zijde 1 bevindt zich aan de
buitenzijde van de vouw.
OPMERKING
Vouwen is niet mogelijk bij gebruik van transparanten, voorgesneden
tabbladen, etiketten en gecoat papier.
-In tweeën vouwen Binnenzijde bedrukken - Wordt gebruikt om een enkel
vel te vouwen. Zijde 1 bevindt zich aan de binnenzijde van de vouw. Als de
Two Sided Trimmer beschikbaar is, kunt u Boven-/onderrand snijden
selecteren. Als de Square FoldTrimmerbeschikbaar is, kunt u Buitenste rand
bijsnijden selecteren.
-In tweeën vouwen Buitenzijde bedrukken - Wordt gebruikt om een enkel
vel te vouwen. Zijde 1 bevindt zich aan de buitenzijde van de vouw. Als de
Two Sided Trimmer beschikbaar is, kunt u Boven-/onderrand snijden
selecteren. Als de Square FoldTrimmerbeschikbaar is, kunt u Buitenste rand
bijsnijden selecteren.
-In tweeën vouwen/Meerdere vellen - Wordt gebruikt voor het vouwen van
meerdere vellen, zoals een katern. Als de Two Sided Trimmer beschikbaar is,
kunt u Boven-/onderrand snijden selecteren. Als de Square Fold Trimmer
beschikbaar is, kunt u Buitenste rand bijsnijden selecteren en de optie om
een platte vouw te maken bij verschillende drukken.
-In tweeën vouwengeniet/Meerdere vellen - Wordt gebruikt voorhet vouwen
en nieten van meerdere vellen, zoals een katern. Als de Two Sided Trimmer
beschikbaar is, kunt u Boven-/onderrand snijden selecteren. Als de Square
Fold Trimmer beschikbaar is, kunt u Buitenste rand bijsnijden selecteren en
de optie om een platte vouw te maken bij verschillende drukken.
-Half vel met Z-vouw - Hiermee kunt u de optie Half vel met Z-vouw Linksinbinden of Half vel met Z-vouw Rechts inbinden selecteren.
• Meerdere afwerkopties - Hiermee kunt u verschillende afwerkingsopties selecteren,
zoals nieten en perforeren
FreeFlow®Print Server3-38
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
• Snijden - Hiermee kunt u Boven/ondersnijden selecteren: Hiermee kunt u de optiesHoogte bijsnijden en Positieverschuiving selecteren. U kunt inch of millimeter
selecteren. Hiermee verwijdert u de boven- en onderrand van het vel.
5. Selecteer een plaatsingsoptie voor de geselecteerde afwerkoptie.
6. Selecteer desgewenst een optie Staffelen in het menu Staffelen:
• Geen: de aflevering wordt niet gestaffeld. Dit is de standaardselectie.
• Elke set: de aflevering wordt tussen iedere afgedrukte set gestaffeld.
• Elke stapel: de aflevering wordt tussen iedere afgedrukte stapel gestaffeld.
• Elke set en stapel: de aflevering wordt tussen elke afgedrukte set of stapel
gestaffeld.
7. Als u Elke set of Elke set en stapel selecteert, wordt de optie Verschuivingsinterval
gestaffelde sets weergegeven. Selecteer een waarde om het aantal sets dat
tegelijkertijd moet worden verschoven, te wijzigen. De standaardinstelling is 1.
8. Selecteer een Afleveringslocatie waar u de afdrukopdracht wilt afleveren. De
beschikbare opties zijn afhankelijk van uw printerconfiguratie.
• Systeembepaald: Dit is de standaardselectie. Het systeem bepaalt de meest
geschikte bestemming van de betreffende opdracht.
• Bovenste opvangbak: Deze wordt gebruikt voor eenvoudige opdrachten, waarbij
geen afwerking of staffelenvan sets nodig is. Deze opvangbak wordt ook gebruikt
als bestemming voor foutieve afdrukken.
• Hoofdopvangbak of Uitlegtafel: Wordt gebruikt voor de meeste opdrachten
waarbij stapelen of nieten nodig is.
• Overbruggingstransport: Opdrachten worden door een geïnstalleerd
afwerkingsapparaat van derden gevoerd.
• Inbinden: Met behulp van de inbindeenheid kunt u afdrukopdrachten afwerken
door een inbindband toe te voegen.
• Vouwen: Wordt gebruikt voor het produceren van geniete en ongeniete katernen
en het vouwen van losse vellen (Als C vouwen en Als Z vouwen). Er kunnen
maximaal 15 vellen normaal of lichtgewicht papier worden gevouwen.
Indien u een afwerkingsoptie selecteert die in conflict is met de selectie
Afleveringslocatie, wordt de afleveringslocatie automatisch gewijzigd in een selectie
die uw afwerkingskeuze kan verwerken.
9. Opties in Afleveringsvolgorde zijn alleen beschikbaar als de selectie bij
Afleveringslocatie gestaffelde aflevering kan verwerken. De afleveringsvolgorde
bepaalt in welke volgorde de afgedrukte pagina's worden aangeleverd bij een
afleveringsapparaat: van de eerste tot de laatste of van de laatste tot de eerste. De
afleveringsvolgorde specificeren is belangrijk voor bepaalde soorten afwerking. Kies
uit de volgende opties:
• Systeembepaald: Met deze optie bepaalt het systeem wat de meest geschikte
volgorde is voor de betreffende opdracht.
• 1 - N (oplopend): Van de afgedrukte pagina's wordt eerst de eerste afgeleverd
en ligt de laatste pagina bovenop.
FreeFlow Print Server Help
3-39FreeFlow®Print Server
Opdrachtbeheer
• N - 1 (aflopend): De afgedrukte pagina's worden in volgorde van laatst tot eerst
afgeleverd, waarbij de eerste pagina bovenop ligt.
10. Aflevering komt goed van pas wanneer de afdrukken in een bepaalde volgorde
dienen te worden opgehaald of wanneer bepaalde typen afwerking vereist zijn. Kies
uit de volgende opties:
• Systeembepaald: Het systeem bepaalt de meest geschikte afleveringsoptie voor
de opdracht.
• Beeldzijde omhoog: Elk vel wordt met zijde 1 omhoog afgeleverd.
• Beeldzijde omlaag: Elk vel wordt met zijde 1 omlaag afgeleverd.
11. Bij Afleveringsopties subset zijn de opties Afwerking en Gestaffelde subset alleen
beschikbaar indien de geselecteerde afleveringslocatie staffelopdrachten kan
verwerken.
• Afwerking: Het selectievakje Afwerking wordt beschikbaar voor alle selecties van
Nieten/afwerking, met uitzondering van Geen, Perforeren, Als C vouwen of Als Z
vouwen. Selecteer Afwerking en stel de waarde voor Pagina's per subset in.
• Gestaffelde subset: Er kan een subset worden geprogrammeerd voor staffelen
van zowel sets als stapels. In beide gevallen worden de afdrukken gestaffeldnadat
het opgegeven aantal pagina's in elke set of stapel is afgeleverd.
• Selecteer Gestaffelde subset en stel de waarde voor Pagina's per subset in.
12. De toepassing Blok afdrukkenis beschikbaar voor alle printers met een inbindeenheid
en wordt gebruikt om blokken enkelbladige formulieren te maken.
• Vellen per blok: Typ of selecteer het gewenste aantal pagina's per blok.
• Aantal blokken: Typ of selecteer het gewenste aantal blokken.
• U kunt eventueel het selectievakje Achteromslag toevoegen inschakelen en het
Papier selecteren dat voor de achteromslag van het blok moet worden gebruikt.
Voor meer informatie over subsets en afwerkingsopties raadpleegt u de volgende
tabellen: Vereiste toepassingsopties voor gebruik van Subsetafwerking en Staffelen.
Tussenschietvellen inschakelen
Tussenschietvellen zijn vellen papier of ander materiaal die worden ingevoegd tussen
de verschillende sets in een afdrukopdracht. Tussenschietvellen verschillen van
invoegingen omdat tussenschietvellen de ene opdrachtset van de andere scheiden,
terwijl invoegingen pagina's in één opdracht scheiden.
1. Selecteer Tussenschietvellen.
2. Selecteer Inschakelen om tussenschietvellen te gebruiken.
3. Het veld Tussenschietvellen wordt actief. In het menu Tussenschietvellen staan
papierkeuzemogelijkheden. Binnen elk keuzemenu is een schuifbalk te zien als er
meer dan acht papiervarianten beschikbaar zijn.
4. Kies in de keuzelijst Tussenschietvellen uit de volgende opties:
FreeFlow®Print Server3-40
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
• Geplaatst papier: Geeft papier weer dat op dit moment voor de printer beschikbaar
is. Selecteer een papiervariant en klik op OK.
• U kunt een papiervariant selecteren en de eigenschappen ervan controleren door
een papiervariant te selecteren en op OK te klikken.
• Aangepast papier: maak keuzes voor Formaat/Kleur, Soort/Gewicht en, indien
beschikbaar, Coating. Als Aangepast wordt geselecteerd in het menu Formaat,
worden de velden Breedte en Hoogte geactiveerd.
OPMERKING
Controleer of de kenmerken die u selecteert, worden ondersteund door het
afdruksysteem.
5. Klik op OK om wijzigingen toe te passen en het dialoogvenster te sluiten.
Opmaakstijlen instellen
Met de toepassing Opmaak kunt u het plaatsen, roteren, afsnijden en schalen van
bronpagina's op de afgedrukte pagina's regelen. Dit proces wordt gewoonlijk
paginarangschikking genoemd.
De opmaakstijlen negeren PostScript-programmering op paginaniveau. Na de
paginarangschikkingworden diverse verschillende beeldspatiëringsinstellingen toegepast.
In sommige gevallen leidt dit tot onverwachte en ongewenste resultaten. Zie
Waarschuwingen bij het gebruik van de toepassing Opmaak.
Het wordt aanbevolen om een proefafdruk van de opdracht te maken voordat u de
opdracht voor afdrukken verzendt, zodat u kunt controleren of de geselecteerde
opmaakstijlen en -instellingen overeenkomen met de verwachte aflevering.
1. Dubbelklik op de opdracht die u wilt wijzigen.
2. Selecteer het tabblad Aflevering.
3. Selecteer Opmaak.
4. Selecteer de gewenste opmaakstijl uit het menu Opmaakstijl. Het bijbehorende
informatiepictogram bevat tips voor de opmaakstijl. Zie voor een beschrijving van
de beschikbare opmaakstijlen de tabel voor opmaakstijlen.
5. Selecteer de Origineelrichting die overeenkomt met uw gewenste afdruk.
• Portret (Links inbinden of Rechts inbinden)
• Landschap (Boven inbinden of Onder inbinden)
6. Selecteer de gewenste Opdeling katernen.
• Automatisch opdelen als u wilt dat het systeem het aantal vellen per katern
bepaalt.
• Met Aangepast opdelen kunt u het aantal vellen per katern opgeven.
• Selecteer het maximumaantal vellen per katern.
7. Selecteer de optie Pagina's op velzijde voor de gewenste aflevering. Het beeld op
het scherm wordt gewijzigd om aan te geven hoe de beelden op de pagina worden
geplaatst op basis van uw selecties.
3-41FreeFlow®Print Server
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
• Selecteer Herhaald om meerdere kopieën van dezelfde afbeelding op een pagina
te plaatsen.
• Selecteer Opeenvolgend als de beelden opeenvolgend dienen te worden
opgemaakt.
• Selecteer Wisselend om een briefkaartopmaak te krijgen.
• Selecteer Knippen en stapelen om een document te maken dat door midden kan
worden geknipt en kan worden gebruikt om één opdracht te maken.
8. Selecteerbij Geavanceerde instellingen Instellen om de volgende opties in te stellen:
• Met Verkleinenen vergroten stelt u de grootte van het afdrukbeeldin ten opzichte
van het invoerbeeld.
• Met Kantlijnen stelt u de grootte van de bindrug in voor de opmaakstijlen waarvoor
bindrug is vereist.
• Met Buitenmarge stelt u de grootte van de marges aan de buitenkant van de
afdrukken in.
• Met Snijgrootte stelt u de grootte van het uiteindelijke beeld in als het beeld
groter is dan het uiteindelijke document. Beelden met uitvloeiranden bijvoorbeeld
dienen een ingestelde snijgrootte te hebben.
• Met Uitsnijmarkeringen bepaalt u of er uitsnijmarkeringen op het afdrukbeeld
worden geplaatst zodat u het beeld na het afdrukken langs deze markeringen
kunt uitsnijden. Als de optie 2-zijdig afdrukken of Katern is geselecteerd, kunnen
er uitsnijmarkeringen op zowel zijde 1 als zijde 2 van de afdruk worden geplaatst.
• Stel de Eenheden in op inches of millimeters, afhankelijk van de maateenheid die
voor u gebruikelijk is.
9. Klik op OK om de instellingen toe te passen op de opdracht.
10. Selecteer Opslaan als... om de opmaakinstellingen op te slaan in een bestand, zodat
u de stijl voor toekomstige opdrachten kunt hergebruiken. Als u de opmaakinstellingen
opslaat, bespaart u dat tijd bij het instellen van toekomstige opdrachten waarbij een
veelgebruikte stijl wordt gebruikt.
Geavanceerde instellingen voor opmaak
Bindrug
Voor alle andere opmaakstijlen dan 1-op-1, kunt u de hoeveelheid witruimte, of de
bindrug, tussen gearrangeerdebeelden programmeren.U specificeert één bindrugwaarde,
die zowel in de X- als Y-richting wordt toegepast (als er voldoende beelden op de
gearrangeerde pagina zijn om een bindrug in beide richtingen toe te passen). Deze
bindrug staat in verhouding tot het ongeschaalde formaat van het originele document.
Bijvoorbeeld: een origineel document op US Letter (8,5x11 inch) formaat,
FreeFlow®Print Server3-42
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
geprogrammeerd voor 2-op-1 opmaak op US Letter-papier, met 50% verkleining. Als
een bindrug van 1 inch wordt geprogrammeerd, wordt de bindrug met 50% verkleind
omdat het originele document met 50% wordt verkleind. Hierdoor blijft een bindrug
van 0,5 inch over tussen de beelden. Wanneer uitsnijmarkeringen worden
geprogrammeerd in combinatie met een bindrug, worden de markeringen langs de
buitenkant van het beeldgebied geplaatst, aan beide zijden van de bindrug.
Buitenmarge
Wanneer aangepaste paginarangschikking N-op-1 wordt opgegeven of wanneer
Auto-formaat wordt geselecteerd, kunt u de hoeveelheid witruimte rond de buitenkant
van het gearrangeerde afdrukbeeld (de buitenmarge) opgeven. Net als bij de bindrug
kunt u de grootte van één buitenmarge specificeren, die vervolgens wordt toegepast als
de minimaal toegestane hoeveelheid witruimte langs de buitenrandvan het beeldgebied
aan alle vier de zijden. Afhankelijk van verschillende factoren, zoals het
schalingspercentage, beeldformaat of bindrug, is er mogelijk meer buitenmarge dan
geprogrammeerd. In tegenstelling tot bij de bindrug, is de buitenmarge de werkelijke
hoeveelheid witruimte op het afgedrukte vel, en staat deze niet in verhouding tot het
niet-geschaalde formaat van het originele document. Als u een buitenmarge van 1 inch
programmeert, wordt er ten minste 1 inch witruimte aan de rand van alle vier de randen
van het afgedrukte vel vrijgelaten.
Uitvloeien/snijden
Voor alle opmaakstijlen kunt u beelduitvloeiing in het originele document opgeven.
Indien uitvloeiing wordt opgegeven, moet u de snijgrootte opgeven. De snijgrootte is
de snijgrootte van het originele document, niet die van het afgedrukte beeld na
verkleining of vergroting. Als u een snijgrootte opgeeft die groter is dan het automatisch
herkende formaat van het originele document, wordt het beeld gecentreerd binnen het
grotere snijvak. De uitvloeiing en snijgrootte worden gebruikt om uitsnijmarkeringen op
het afgedrukte vel te plaatsen. Wanneer uitsnijmarkeringen zijn gespecificeerd, worden
deze langs de randen van het snijvak geplaatst. Wanneereen bindrug en/of buitenmarge
zijn gespecificeerd in combinatie met uitvloeiing, verschijnt het uitvloeiingsbeeld binnen
de witruimte van de bindrug en/of buitenmarge, met de juiste uitsnijmarkeringen.
Beelduitvloeiing verwijderen
Wanneer uitvloeiing en snijgrootte zijn geprogrammeerd voor katernopmaakstijlen,
zoals Rugniet en Perfect katern, kunt u de hoeveelheid beelduitvloeiing specificeren, die
langs de vouwlijn in het midden van het afgedrukte katernvel moet worden verwijderd.
U kunt Uitvloeien tot vouw selecteren of een aangepaste hoeveelheid uitvloeiing instellen.
Wanneer Uitvloeien tot vouw wordt geselecteerd, wordt het gehele uitvloeiingsgebied
vanaf de rechterrand van het linkerbeeld verwijderd en wordt het hele uitvloeiingsgebied
vanaf de linkerrand van het rechterbeeld, langs de vouwlijn in het midden, verwijderd.
De twee beeldsnijvlakken liggen tegen elkaar langs de vouwlijn. Als aangepaste uitvloeiing
wordt geselecteerd, kunt u handmatig het uitvloeiingsgebied opgeven dat moet worden
FreeFlow Print Server Help
3-43FreeFlow®Print Server
Opdrachtbeheer
verwijderd van elk beeld langs de vouwlijn in het midden, waardoor in feite elk van de
snijvlakken in de opgegeven mate naar binnen wordt verplaatst in de richting van de
vouwlijn.De hoeveelheid aangepaste uitvloeiing staat in verhouding tot het ongeschaalde
formaat van het originele document. Uitvloeiing voor katernopdrachten en bindruggen
sluiten elkaar over en weer uit. Als uitvloeiing is geselecteerd, kan geen bindrug worden
geprogrammeerd. U kunt nog wel Katernverschuiving selecteren.
Uitsnijmarkeringen
U kunt aangeven aan welke zijde uitsnijmarkeringen moeten worden geplaatst. Wanneer
1-zijdig afdrukken wordt geselecteerd, kunt u kiezen tussen het afdrukken van geen
uitsnijmarkeringen en het afdrukken van uitsnijmarkeringen aan de voorkant van de
afdrukken. Wanneer 2-zijdig afdrukken wordt geselecteerd (2-zijdig of kop/staart), kunt
u ook kiezen voor het afdrukken van uitsnijmarkeringen aan de achterkant van de
afdrukken of aan beide zijden. Wanneer een katernopmaakstijl wordt geselecteerd, zijn
alle vier de opties voor uitsnijmarkeringen beschikbaar, ongeacht het door u
geprogrammeerde type opdracht, omdat 2-zijdig afdrukken impliciet is en onderdrukt
wordt bij katernopmaak. Wanneer Auto-formaat wordt geselecteerd, kunnen er geen
uitsnijmarkeringen worden geprogrammeerd, omdat bij Auto-formaat een waarde voor
verkleinen/vergrotenwordtberekend waarmee automatisch tot de rand van het afdrukvel
wordt afgedrukt en uitsnijmarkeringen alleen langs de buitenrand van het afdrukbeeld
worden geplaatst. Wanneer een buitenmarge is geprogrammeerd in combinatie met
Auto-formaat verkleinen/vergroten, wordt er een witte rand rondom het afdrukbeeld
geplaatst en wordt het afdrukbeeld automatisch binnen deze rand geschaald.
Uitsnijmarkeringen worden binnen de buitenmarge geplaatst.
Opdeling katernen
Wanneer een opmaakstijl is ingesteld op Boek (meerdere katernen), wordt de optie
Opdeling katernen beschikbaar. De keuzelijst bevat twee opties: Aangepast opdelen en
Automatisch opdelen. Het aantalvellen van elk katernmoet worden ingevoerd, aangezien
het systeem het document opsplitst in het ingevoerde aantal vellen. Elk katern bevat
het ingevoerde aantal pagina's. Blanco pagina's worden niet toegevoegd. Met
Automatisch opdelen wordt er automatisch in sets opgedeeld, waarbij elk katern het
gewenste aantal vellen bevat. Speciale pagina's zoals omslagen, afwijkende pagina's
en invoegingen worden niet ondersteund bij gebruik van deze toepassing. Afwerking
wordt ondersteund als de sets groot genoeg zijn voor de geselecteerde afwerking.
Aanpasbare katernverschuiving
Wanneer de toepassing Boek (meerdere katernen) wordt gebruikt en Bindrug wissen
wordt geselecteerd, kan de bindrug verder naar het midden of naar de buitenkant van
het katern worden verschoven. Gebruik deze optie voor inline-afwerkeenheden,
vouweenheden, offline-vouweenheden of inverters. U kunt de Verschuiving naar binnen
of Verschuiving naar buiten aanpassen. Zo voorkomt u pre-press werkzaamheden en
snij-aanpassingen voor uitlijning van een opdracht. Gebruik Verschuiving naar buiten
om de bindrug op elk vel te verbreden bij het afdrukken van een grote stapel. Gebruik
Verschuiving naar binnen om de bindrug op elk afdrukvel te versmallen.
FreeFlow®Print Server3-44
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
Inbinden
Een opdracht kan aan elke zijde worden ingebonden.
Met Portret links inbinden wordt een boek geproduceerd dat van links naar rechts wordt
gelezen, net als een gewoon Nederlands boek. Met Rechts inbinden wordt een boek
gemaakt dat van rechts naar links wordt gelezen, zoals een Arabisch of Japans boek.
Landschapsboekenworden van bovennaar onder gelezen. Met Landschap boven inbinden
wordt een boek geproduceerd dat van boven naar beneden wordt gelezen, zoals een
gewone kalender. Met Landschap onder inbinden wordt een boek geproduceerd waarbij
elke pagina naar onderen wordt omgeslagen.
Waarschuwingen bij het gebruik van de toepassing Opmaak
• De opdrachtprogrammering wordt toegepast nadat de pagina's zijn opgemaakt.
Deze instellingen omvatten Typeopdracht, Sets/Stapels, Beeldverschuiving en Aantal.
Het is mogelijk dat er tijdens het programmeren een conflict ontstaat in de
opmaakinstellingen. Dit kan onverwachte en onjuiste resultaten opleveren wanneer
de beelden worden afgedrukt. Indien u bijvoorbeeld de optie Sets verwijdert voor
afdrukken die u als katern wilt laten afwerken, dan krijgt u N kopieën van iedere
pagina naast elkaar in plaats van sets van 1-N, 1-N, 1-N enz. Dit kan tot problemen
leiden wanneer het katern naar de katernmodule wordt gestuurd.
• De programmeringvoor speciale pagina's, zoals invoegingen, omslagen en afwijkende
pagina's, wordt genegeerd wanneer de Opmaakfunctie wordt gebruikt. Daarnaast
worden kleurinstellingen op opdracht-of wachtrijniveau genegeerd wanneer opmaak
wordt gebruikt. Om kleurcorrecties toe te passen op opgemaakte opdrachten, uw
opmaakselecties maken en de opdracht vervolgens opslaan als een opnieuw af te
drukken bestand. Daarna kunt u kleurcorrecties toepassen op het opnieuw af te
drukken bestand.
• Met de functie Verkleinen/vergroten worden de invoerpagina's alleen automatische
vergroot of verkleind naar de uitvoermedia als de invoerpagina's allemaal hetzelfde
formaat hebben.
• De Opmaakfunctie kan alleen worden gebruikt bij afdrukopdrachten in PostScripten PDF-indeling en voor spooling-wachtrijen. PostScript-programmering in de PDL
op paginaniveau gaat verloren wanneer de opdracht wordt afgedrukt.
OPMERKING
Indien u geen geldige PostScript-licentie op het systeem heeft, kunt u geen
PostScript-opties instellen.
• Bij opdrachten met meerdere paginaformaten die in de opmaakmodus worden
afgedrukt,wordthet sjabloon gemaakt aan de hand van het papier dat is geselecteerd
in het opdrachtniveau; alle pagina's met een groter formaat worden afgesneden.
Tabblad Afdrukkwaliteit
Het tabblad Afdrukkwaliteitbevat opties waarmee u de afdrukkwaliteitkunt aanpassen.
3-45FreeFlow®Print Server
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
Het is bij het maken van aanpassingen in de afdrukkwaliteit belangrijk dit in kleine
stappen te doen. Met grote aanpassingen kunnen er problemen ontstaan met de
afdrukkwaliteit.
Kleurbalans aanpassen
Met de toepassing Kleurbalans kunt u de kleurbalans van een opdracht of paginabereik
aanpassen met behulp van eenvoudige schuifbalken. De toepassing Kleurbalans is
beschikbaar per opdracht of wachtrij.
1. De toepassing Kleurbalans kan worden toegepast op een opdracht of een wachtrij:
• Op een opdracht: Open de Eigenschappen van een opdracht en selecteer het
tabblad Afdrukkwaliteit. Om de kleurbalans vooreen paginabereik aan te passen
selecteert u het tabblad Speciale pagina's, daarna Speciale pagina... en geeft u
het bereik van speciale pagina's op.
• Op een wachtrij: Selecteer Wachtrij > Wachtrijbeheer... en dubbelklik op de
wachtrij waarop u de toepassing Kleurbalans wilt toepassen. Selecteer het tabblad
Afdrukkwaliteit.
2. Selecteer Kleuraanpassingen.
3. Selecteer in de keuzelijst Type aanpassing de optie Kleurbalans.
De toetsen Alle kleuren, C, M, Y en K worden beschikbaar. De toets C is standaard
geselecteerd.
4. Selecteer de kleurtoets voor de kleurbalansaanpassing die u wilt maken. U kunt
aanpassingen in de kleurbalans voor alle kleuren tegelijkertijd maken met de toets
Alle kleuren of alleen voor cyaan, magenta, geel of zwart na selectie van de
betreffende toets.
OPMERKING
Als u een aanpassing maakt met de toetsen C, M, Y of K, is de toets Alle kleuren niet
meer beschikbaar.
5. Maak kleurbalansaanpassingen met behulp van de volgende schuifbalken:
• Licht: Verplaats de schuifbalk omhoog (positieve waarden) om de lichte tonen in
het beeld te benadrukken. Verplaats de schuifbalk omlaag (negatieve waarden)
om de lichte tonen in het beeld lichter te maken.
• Middentoon: Verplaats de schuifbalk omhoog (positieve waarden) om de
middentonen in het beeld te benadrukken. Verplaats de schuifbalk omlaag
(negatieve waarden) om de middentonen in het beeld lichter te maken.
• Schaduw: Verplaats de schuifbalk omhoog (positievewaarden) om de schaduwen
in het beeld te benadrukken. Verplaats de schuifbalk omlaag (negatieve waarden)
om de schaduwen in het beeld lichter te maken.
De toetsen boven de schuifbalken hebben elk drie waarden die veranderenter indicatie
van het numerieke effect dat het verschuiven van de schuifbalk op die bepaalde kleur
heeft.
FreeFlow®Print Server3-46
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
Tijdens het maken van wijzigingen in de kleurbalans met behulp van de schuifbalken,
kunt u Aanpassingen weergeven selecteren om de gemaakte wijzigingen te zien in
het voorbeeldvenster. De voorbeeldfunctie van uw opdrachtbeelden is alleen
beschikbaar voor de bestandstypen PostScript, PDF en TIFF. Voor andere
bestandstypen, zoals PCL of VIPP, worden standaardbeelden als voorbeeld
weergegeven.
Als u het selectievakje Aanpassingen weergeven inschakelt en daarna uitschakelt,
kunt u het effect van de kleurbalansaanpassing tonen of verbergen om een voor- en
naweergave van de voorbeeldafbeelding te zien.
6. Selecteer Alles op nul om alle wijzigingen aan de kleurbalansschuifbalken ongedaan
te maken.
7. Als u over FreeFlow Print Server Professional Edition beschikt, kunt u Converteren
naar TRC selecteren om de schuifbalkwaarden om te zetten in TRC-waarden.
Het bewerkvenster Converteren naar TRC wordt geopend. Hier kunt u een naam
invoeren, andere bewerkingen uitvoeren en uw wijzigingen als een TRC opslaan.
Gebruikers-TRC's
Wat zijn gebruikers-TRC's?
Met behulp van toonreproductiekrommen (TRC's of Tone Reproduction Curves) kunnen
gebruikers de afdrukkleuren aanpassen voor afzonderlijke kleurscheidingen.
Gebruikers-TRC's zijn een grafische weergave van 4 krommen, één kromme voor elke
kleurscheiding (cyaan, magenta, geel en zwart).
Gebruikers-TRC'szijn de beste methode voor kleuraanpassingen wanneer de aanpassing
op de printerserver moet worden gemaakt. Gebruik de gebruikers-TRC's voor
kleuraanpassingen in plaats van de schuifbalken voor Beeldaanpassing (hierbij zijn
geen voorbeelden beschikbaar en wordt de verwerkingstijd van de opdracht aanzienlijk
verlengd) of Geavanceerde kleurinstellingen (deze zijn bedoeld voor kleurbeheer, niet
voor het aanpassen van verschuivingen op afdrukken).
Gebruikers-TRC's:
• kunnen worden gemaakt in Kleurbeheer, Wachtrijbeheer, Afdrukken uit bestand of
in een opdracht.
• kunnen worden toegepast op een wachtrij, een opdracht of een pagina. Met andere
woorden: Gebruikers-TRC's kunnen in Wachtrijbeheer of in de opdracht worden
gekozen. In een opdracht kan de gewenste gebruikers-TRCop alle of alleen bepaalde
pagina's worden toegepast.
• worden op een opdracht toegepast nadat deze is verwerkt. Dit betekent dat de
kleurreproductie van herdrukopdrachten met behulp van een TRC kan worden
aangepast. Sterker nog, de gebruikers-TRC is een van de weinige
afdrukkwaliteitsfuncties die beschikbaar zijn voor herdrukopdrachten.
• kunnen naar/uit andere FreeFlow Print Servers worden geëxporteerd/geïmporteerd.
3-47FreeFlow®Print Server
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
Voorbeeld van TRC's bekijken en TRC's bewerken
Venster Bewerken van gebruikers-TRC's openen
Gebruikers-TRC'skunnen op een opdrachtof pagina worden toegepast om de afdrukkleur
van een bepaalde opdracht aan te passen. Ze kunnen ook op een wachtrij worden
toegepast om de kleur voor alle opdrachten in de wachtrij aan te passen.
Het venster Bewerken van gebruikers-TRC's kan via één van de volgende methoden
worden geopend:
OPMERKING
Wijzigingen in gebruikers-TRC'svia één van de hieronder weergegevenmethoden worden
in alle andere methoden weergegeven.
• Vanuit Beginscherm: Dubbelklik op een opdracht, selecteer het tabblad
Afdrukkwaliteit en Kleuraanpassingen. Selecteer in de keuzelijst Type aanpassing
een gebruikers-TRC en klik op Bewerken/voorbeeld....
• Vanuit het menu Functies: Selecteer Functies > Afdrukken uit bestand. Selecteer
het tabblad Afdrukkwaliteit en Kleuraanpassingen. Selecteer in de keuzelijst Type
aanpassing een gebruikers-TRC en klik op Bewerken/voorbeeld....
• Vanuit het menu Wachtrij: Selecteer Wachtrij > Wachtrijbeheer. Dubbelklik op een
wachtrij, selecteer het tabblad Afdrukkwaliteit en Kleuraanpassingen. Selecteer in
de keuzelijst Type aanpassing een gebruikers-TRC en klik op Bewerken/voorbeeld....
• Vanuit het menu Kleur: Selecteer Kleur > Gebruikers-TRC's en dubbelklik op een
Gebruikers-TRC.
OPMERKING
In dit dialoogvenster kunt u TRC's selecteren, bewerken en voorbeelden van TRC's
bekijken. TRC's kunnen in dit venster echter niet worden toegepast op een opdracht,
pagina of wachtrij.
Venster Nieuwe TRC - Bewerken
Wanneer u Nieuwe TRC selecteert, wordt het venster Nieuwe TRC - Bewerken geopend.
De kromme Standaardwaardewordtin de grafiek weergegeven.Deze kromme beschrijft
een status waarin er geen kleurveranderingen in het kleurkanaal worden aangebracht.
OPMERKING
Om alleen de kromme te zien die u wilt bewerken, klikt u op de oogpictogrammen van
de andere drie krommen om die krommen uit te schakelen.
Iedere optie in het venster wordt als volgt gedefinieerd:
• Bewerken:Geeft aan welkekromme (Alle krommen, C, M, Y of K) kan worden bewerkt.
Als er één kromme is aangepast, kan de optie Alle krommen niet worden geselecteerd.
• Oogpictogram: Geeft aan welke kleurscheidingen aanwezig zijn in de weergavegrafiek.
FreeFlow®Print Server3-48
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
• Geselecteerd punt: Geeft de X- en Y-waarden van het momenteel geselecteerde
punt aan. Waarden kunnen worden aangepast door een nieuwe waarde te typen,
door op de vakken Invoer (X) of Uitvoer (Y) te klikken of door het geselecteerde punt
in de grafiek te verslepen.
• Verwijderen: Verwijdert het momenteel geselecteerde punt.
• Toevoegen...: Opent een venster voor de momenteel geselecteerde kromme, waarin
X- en Y-waarden rechtstreeks kunnen worden ingevoerd die als een punt worden
toegevoegd.
• Ongedaan: Maakt eventuele wijzigingen in de geselecteerde kromme ongedaan. U
kunt meerdere wijzigingen ongedaan maken.
• Opnieuw: Hiermee wordt de functie Ongedaan weer ongedaan gemaakt.
• Opties: Selecteer dit menu voor aanvullende opties:
-Standaardkromme: Stelt de geselecteerde kromme op de kromme
Standaardwaarde in.
-Alle krommen naar standaardwaarden: Stelt alle krommen op de kromme
Standaardwaarde in.
-Kromme kopiëren: Kopieert de waarden van de geselecteerde kromme naar
andere krommen in de grafiek.
-Krommen afdrukken: Drukt de door u geselecteerde krommen op de printer af
via de wachtrij van uw keuze. Gebruikers-TRC-krommen kunnen worden afgedrukt
om waarden van krommen te bevestigen of om gemaakte krommen op papier
te bewaren.
-Opmerkingen: Hier kunt u de beschrijvende informatievan de kromme invoeren.
Voorbeelden van gebruikers-TRC's bekijken
U kunt een voorbeeld bekijken van de effecten van gewijzigde TRC's voor PostScript- en
PDF-opdrachten. U kunt een voorbeeld bekijken van de TRC-aanpassingen voor een
bepaalde opdracht of voor een specifieke pagina in een opdracht. Een TRC kan worden
bewerkt en bekeken tijdens het bekijken van een voorbeeld.
OPMERKING
Standaardbeeldenworden weergegeven voor andere bestandsindelingen dan PostScript
of PDF.
1. U kunt een voorbeeld van één pagina of een reeks pagina's bekijken. Klik op
Bijwerken.. Het venster Bereik specificeren v. opdrachtvoorbeeld verschijnt. Voer een
van de volgende handelingen uit:
• Selecteer Alle om alle pagina's in de opdracht te bekijken.
• Als u een voorbeeld wilt bekijken van een reeks pagina's, schakelt u het
selectievakje Alle uit en voert u in de velden Van en T/m een paginabereik in.
• Als u een voorbeeld wilt bekijken van één pagina, voert u hetzelfde paginanummer
in in de velden Van en T/m.
2. U kunt ook bepalen hoe het voorbeeld op het scherm verschijnt. Kies uit de volgende
opties:
FreeFlow Print Server Help
3-49FreeFlow®Print Server
Opdrachtbeheer
• Aanpassingen weergeven: Schakel het selectievakjein om alle aanpassingen aan
krommen in het voorbeeld weer te geven.
• Zoom: Selecteer een waarde in het menu om het voorbeeld te vergroten of te
verkleinen.
3. Klik op OK.
Het voorbeeld wordt bijgewerkt en toont de eerste pagina die u in het geselecteerde
paginabereik heeft aangegeven.
Gebruikers-TRC's bewerken
Toonreproductiekrommen kunnen worden bewerkt en bekeken tijdens het bekijken van
een voorbeeld.
OPMERKING
Standaardbeeldenworden weergegeven voor andere bestandsindelingen dan PostScript
of PDF.
1. Selecteer de kleurscheidingskromme die u wilt gaan bewerken via de bijbehorende
toets Bewerken.
OPMERKING
Standaard wordt eerst de cyaan kromme geselecteerd om te worden bewerkt.
Standaard worden ook alle krommen weergegeven. Om een kromme te verbergen
die over de te bewerken kromme ligt, selecteert u het bijbehorende oogpictogram.
2. Plaats in het grafiekvenster Krommen de muisaanwijzer op de actieve kromme. Klik
en sleep de kromme in de gewenste vorm. Pas deze methode toe om snel initiële,
grove wijzigingen te maken.
Voer waarden in of klik op de vakken Invoer om gedetailleerde aanpassingen aan
te brengen. Dit laatste wordt aanbevolen indien u precies weet welke digitale
CMYK-aflevering u wilt hebben bij een bepaalde CMYK-invoer. Deze methode is
bedoeld voor zeer specifieke C-, M-, Y- of K-wijzigingen:
• Een besturingspunt toevoegen:
a) Beweeg de muisaanwijzer over de grafiek. De muisaanwijzer geeft een plusteken
( + ) weer om aan te geven dat er een punt aan de kromme wordt toegevoegd
als met de muis wordt geklikt.
OPMERKING
U kunt ook Toevoegen... selecteren. Er wordt een venster geopend waarin u de
waarden voor het besturingspunt kunt invoeren.
b) Om het besturingspunt te verfijnen, kunt u waarden invoeren of de vakken
(Invoer) X of (Uitvoer) Y gebruiken om de waarden aan te passen.
c) Selecteer de toets Toevoegen. Het besturingspunt wordt aan het TRC-scherm
toegevoegd.
d) Klik op Sluiten om het venster Besturingspunt toevoegen aan: af te sluiten. Voeg
desgewenst meer krommen toe.
FreeFlow®Print Server3-50
FreeFlow Print Server Help
Opdrachtbeheer
Nadat u de X- en Y-coördinaten voor het besturingspunt hebt toegevoegd of
verplaatst, ziet u een cirkel in de grafiek op de lijn. Klik en sleep de cirkel naar een
ander punt om de vorm van de curve te veranderen. U kunt ook meerdere
besturingspunten per curve instellen
• Een besturingspunt verplaatsen:
a) Selecteer het besturingspunt dat u wilt verplaatsen: De muisaanwijzer geeft een
vierpuntige pijl weer, om aan te geven dat u het besturingspunt nu kunt
verplaatsen.
b) Om de aanpassingen te verfijnen, kunt u rechtstreeks waarden invoeren in de
velden (Invoer) X en (Uitvoer) Y of de vakken (Invoer) X of (Uitvoer) Y gebruiken
om de waarden aan te passen. Het besturingspunt wordt naar het TRC-scherm
verplaatst.
c) Open iedere kromme om de beurt om deze te bewerken en voer de correcties in.
3. In het geval dat u wijzigingen wilt herstellen of standaardinstellingen wilt herstellen,
doet u het volgende:
• Selecteer de gewenste kromme via de CMYK-bewerkingstoetsen en selecteer de
pijlen Ongedaan of Opnieuw als er wijzigingen zijn gemaakt. De functies
Ongedaan en Opnieuw zijn beschikbaar tijdens het bekijken van een voorbeeld
van het beeld. Dit kan handig zijn wanneer u moet besluiten welke
besturingspuntinstellingen het beste zijn voor deze opdracht.
• U kunt ieder CMYK-besturingspunt terugzetten op een standaardwaarde door de
juiste CMYK-bewerkingstoets te kiezen en Opties > Standaardkromme te
selecteren. Selecteer Opties > Alle krommen naar standaardwaarden om alle
besturingspunten op de standaardinstelling terug te zetten.
4. In het veld Opties > Opmerkingen kunt u beschrijvende informatie invoeren die van
toepassing is op de kromme. U kunt bijvoorbeeld een beknopte omschrijving invoeren
van de kleuraanpassingen van de TRC of de opdrachten waarvoor deze wordt gebruikt.
5. Zodra het bewerkingsproces is voltooid selecteert u OK of Toepassen voor overige
opties. Kies uit de volgende opties:
• Als u de TRC heeft bewerkt, kunt u:
De huidige TRC overschrijven: De bewerkte TRC krijgt dezelfde naam als de
bestaande TRC. De wijzigingen worden opgeslagen in de huidige TRC.
Opslaan als nieuwe TRC-naam: Geef de bewerkte TRC een naam in het
desbetreffende veld. De nieuwe TRC wordt toegevoegd aan het menu
Gebruikers-TRC's.
Annuleren: Wijzigingen worden ongedaan gemaakt.
Tijdens het bewerken van een TRC dient u rekening te houden met het volgende:
FreeFlow Print Server Help
3-51FreeFlow®Print Server
Opdrachtbeheer
• Het bewerkenvan een TRC is een globale handeling. Indien meerdere opdrachten
refereren naar hetzelfdeTRC-bestanden dat bestand wordt gewijzigd, dan heeft
de wijziging invloed op al deze opdrachten. In dit geval wordt aangeraden de
TRC als een nieuw bestand op te slaan om ongewenste invloed op andere
opdrachten te voorkomen.
Gebruikers-TRC's maken
Het voornaamste toegangspunt voor het maken van een nieuwe TRC is het tabblad
Afdrukkwaliteit in Opdrachteigenschappen. U kunt ook een nieuwe Gebruikers-TRC
toevoegen via het beheervenster Gebruikers-TRC's (Kleur > Gebruikers-TRC's).
1. Voer voor het toevoegen van een nieuwe Gebruikers-TRC via het beheervenster
Gebruikers-TRC's (Kleur > Gebruikers-TRC's) een van de volgende handelingen uit:
• Klik met de rechtermuisknop op een willekeurige plek in het venster
Gebruikers-TRC's en selecteer Nieuw....
• Selecteer Nieuw... in het menu TRC.
• Selecteer het pictogram Nieuw... op de werkbalk.
2. Als u vanaf het tabblad Afdrukkwaliteit in Opdrachteigenschappen een nieuwe
gebruikers-TRC wilt toevoegen, selecteert u Kleuraanpassingen, Type aanpassing
en Nieuwe TRC.
3. Typ een unieke naam in het vak Naam in het venster Nieuwe TRC - Bewerken.
4. Selecteer de kleurscheidingskromme die u wilt gaan bewerken.
OPMERKING
Standaard wordt eerst de cyaan kromme geselecteerd om te worden bewerkt.
Standaard worden ook alle krommen weergegeven. Om een kromme te verbergen
die over de te bewerken kromme ligt, selecteert u het bijbehorende oogpictogram.
5. Plaats in het grafiekvenster Krommen de muisaanwijzer op de actieve kromme. Klik
en sleep de kromme in de gewenste vorm. Pas deze methode toe om snel initiële,
grove wijzigingen te maken.
Voer waarden in of klik op de vakken Invoer om gedetailleerde aanpassingen aan
te brengen. Dit laatste wordt aanbevolen indien u precies weet welke digitale
CMYK-aflevering u wilt hebben bij een bepaalde CMYK-invoer. Deze methode is
bedoeld voor zeer specifieke C-, M-, Y- of K-wijzigingen:
• Een besturingspunt toevoegen:
a) Beweeg de muisaanwijzer over de grafiek. De muisaanwijzer geeft een plusteken
( + ) weer om aan te geven dat er een punt aan de kromme wordt toegevoegd
als met de muis wordt geklikt.
OPMERKING
U kunt ook Toevoegen... selecteren. Er wordt een venster geopend waarin u de
waarden voor het besturingspunt kunt invoeren.
b) Om het besturingspunt te verfijnen, kunt u waarden invoeren of de vakken
(Invoer) X of (Uitvoer) Y gebruiken om de waarden aan te passen.
FreeFlow®Print Server3-52
FreeFlow Print Server Help
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.