Toyota Rav4 2014 Owner's Manual [nl]

1 BEKNOPTE HANDLEIDING 13
2 AUDIOSYSTEEM 25
3 Bluetooth® HANDSFREE-SYSTEEM 81
4 SPRAAKCOMMANDOSYSTEEM 119
INDEX 293
Raadpleeg de handleiding voor meer informatie over de volgende items.
BrandstofverbruikPersoonlijke voorkeursinstellingen auto
PZ49X-NV004-NL
1
Inleiding
INFORMATIE
AANWEZIGHEID VAN NAVIGATIEMOGELIJKHEDEN
De aanwezigheid van navigatiemogelijkheden kan als volgt worden gecontro­leerd:
Deze afbeelding is voor auto's met linkse besturing.
De positie en vorm van toetsen kunnen iets afwijken bij auto's met rechtse besturing.
De positie van het display en de toetsen kunnen per systeem verschillend zijn.
2
Auto's met Smart entry-systeem en startknop
Multimediasysteem Navigatiesysteem
1 Wanneer het contact in stand ACC of AAN wordt gezet, wordt het opstart-
scherm weergegeven en treedt het systeem in werking.
Auto's zonde r Smart entry-systeem en startknop
1 Wanneer het contact in stand ACC of AAN wordt gezet, wordt het opstart-
scherm weergegeven en treedt het systeem in werking.
Eén van de volgende schermen wordt weergegeven.
SYMBOLEN IN AFBEELDINGEN
Waarschuwingssymbool
Het symbool van een cirkel met een schuine streep erdoor betekent dat er iets niet mag worden gedaan of mag gebeuren.
Pijlen die handelingen aangeven
Geeft de handeling aan voor het bedienen van schakelaars en dergelijke (drukken, draaien, enz.).
3
GEBRUIK VAN DEZE HANDLEIDING
2. BEDIENING TELEFOON
1. BELLEN MET EEN Bluetooth®-TELEFOON
1Geef het menuscherm Telefoon weer
en selecteer Contacten.
U kunt bellen met behulp van de tele­foonboekgegevens van de aange­sloten mobiele telefoon. Het telefoon­boek wijzigt afhankelijk van welke tele­foon is aangesloten.
z Selecteer om de informatie over
de vermelding weer te geven en te bewerken.
INFORMATIE
Wanneer een telefoon voor de eerste
keer wordt verbonden, moet het tele­foonboek worden gedownload. Indien het telefoonboek niet kan worden gedownload, wordt er een pop-upven­ster weergegeven.
Indien er voor het contact geen telefoon-
nummer is opgeslagen, wordt die ver­melding gedimd weergegeven.
Het telefoonboekoverzicht kan worden
bijgewerkt.
Nr. Naam Beschrijving
Beschrijving bediening
Belangrijkste handelingen
Verwante handelingen
Er wordt een beschrijving gegeven van de bediening.
De stappen van een handeling worden uitgelegd.
Er wordt uitleg gegeven over de aanvullende handelingen op de belangrijkste handelingen.
Informatie Er wordt voor de gebruiker nuttige informatie gegeven.
HANDLEIDING NAVIGATIESYSTEEM
In deze handleiding wordt de werking van het navigatie-/multimediasysteem uit­gelegd. Lees deze handleiding door en volg de aanwijzingen nauwkeurig op, zodat u de mogelijkheden op de juiste wijze kunt benutten. Bewaar deze hand­leiding altijd in uw auto.
De afbeeldingen in dit document wijken mogelijk af van de daadwerkelijke af­beeldingen op het navigatiesysteem, afhankelijk van het bestaan van de func­ties en/of een contract en de beschikbaarheid van kaartgegevens op het moment van productie van dit document.
De inhoud van deze handleiding verschilt in sommige gevallen mogelijk van het navigatie-/multimediasysteem, bijvoorbeeld wanneer de systeemsoftware is bij­gewerkt.
4
NAVIGATIESYSTEEM
Het navigatiesysteem is één van de technologisch meest geavanceerde acces­soires die ooit voor de auto ontwikkeld zijn. Het systeem ontvangt satellietsig­nalen van het Global Positioning System (GPS) van het ministerie van Defensie van de Verenigde Staten van Amerika. Met behulp van deze signalen en sen­soren in de auto kan het systeem de positie van uw auto berekenen en u helpen bij het vinden van uw bestemming.
Het navigatiesysteem is ontworpen om een efficiënte route te bepalen van uw vertrekpunt naar uw bestemming. Daarnaast is het navigatiesysteem ontwor­pen om u op een efficiënte manier naar een voor u onbekende bestemming te brengen. Het systeem is ontwikkeld door “Harman International” met behulp van kaarten van NAVTEQ. De berekende routes zijn niet altijd de kortste routes of routes zonder verkeersopstoppingen. Met uw persoonlijke kennis van de si­tuatie ter plaatse of door een stuk van de berekende route “af te snijden” kunt u soms sneller uw bestemming bereiken.
Het navigatiesysteem beschikt over categorieën POI's (nuttige adressen), zoals hotels en restaurants, met behulp waarvan u snel en gemakkelijk uw bestem­ming kunt selecteren. Als uw bestemming niet in de database is opgenomen, kunt u de straatnaam of een belangrijk kruispunt in de nabijheid van uw bestem­ming selecteren, waar het systeem u naartoe kan leiden.
Het systeem geeft zowel visuele aanwijzingen met behulp van een op het dis­play getoonde kaart als gesproken aanwijzingen. De gesproken aanwijzingen geven bij het naderen van een verkeersknooppunt de nog af te leggen afstand en de richting die u moet volgen aan. Dankzij deze gesproken aanwijzingen kunt u uw volle aandacht bij het verkeer houden en hebt u genoeg tijd om van richting te veranderen, van rijbaan te wisselen of snelheid te minderen.
Houd er rekening mee dat alle actuele navigatiesystemen hun beperkingen hebben en niet onder alle omstandigheden feilloos zullen functioneren. De nauwkeurigheid waarmee de actuele locatie van de auto wordt weergegeven, is afhankelijk van de conditie van de satellieten, de ligging van de wegen, de conditie van de auto en andere omstandigheden. Zie voor meer informatie over de beperkingen van het systeem bladzijde 256.
5
BELANGRIJKE INFORMATIE OVER DEZE HANDLEIDING
WAARSCHUWING
OPMERKING
Deze handleiding geeft onderwerpen die uit veiligheidsoverwegingen bijzonde­re aandacht vragen, op de volgende wijze aan.
Dit is een waarschuwing tegen iets wat mensen letsel kan toebrengen als de waarschu­wing wordt genegeerd. U wordt geïnformeerd over wat u moet doen of niet moet doen, om het risico op letsel voor uzelf en voor anderen te verminderen.
Dit is een waarschuwing tegen iets wat schade aan de auto of uitrusting ervan kan ver-
oorzaken als de waarschuwing wordt genegeerd. U wordt geïnformeerd over wat u moet doen of niet moet doen om schade aan uw auto en de uit rustin g ervan te vermi jden of he t risico hierop te verminderen.
6
VEILIGHEIDSINSTRUCTIE
WAARSCHUWING
(MULTIMEDIASYSTEEM)
Houd u aan de volgende instructies om dit systeem zo veilig mogelijk te gebruiken.
Gebruik de functies van dit systeem zoda­nig dat ze geen afleiding vormen en een veilige rit niet beletten. De veiligheid tij­dens het rijden moet altijd als eerste priori­teit gezien worden. Neem tijdens het rijden altijd de verkeersregels in acht.
Voordat u het systeem gaat gebruiken, moet u eerst de werking en mogelijkheden goed leren kennen. Lees eerst de volledi­ge handleiding van het navigatiesysteem door om er zeker van te zijn dat u het sys­teem begrijpt. Laat anderen geen gebruik­maken van het systeem tot ze de aanwijzingen in deze handleiding gelezen en begrepen hebben.
Uit veiligheidsoverwegingen zijn sommige mogelijkheden niet beschikbaar als de auto rijdt. De toetsen die niet beschikbaar zijn, worden gedimd weergegeven.
Wees extra voorzichtig wanneer u het multimediasysteem tijdens het rijden bedient. Onvoldoende aandacht voor de weg, het verkeer of de weersomstandig­heden kan leiden tot een ongeval.
VEILIGHEIDSINSTRUCTIE (NAVIGATIESYSTEEM)
Houd u aan de volgende instructies om dit systeem zo veilig mogelijk te gebruiken.
Het systeem is bedoeld om u te assisteren bij het bereiken van uw bestemming en zal dit, mits goed gebruikt, ook doen. U bent als bestuurder verantwoordelijk voor het veilig functioneren van uw auto en voor de veiligheid van uw passagiers.
Gebruik de functies van dit systeem zoda­nig dat ze geen afleiding vormen en een veilige rit niet beletten. De veiligheid tij­dens het rijden moet altijd als eerste priori­teit gezien worden. Neem tijdens het rijden altijd de verkeersregels in acht.
Voordat u het systeem gaat gebruiken, moet u eerst de werking en mogelijkheden goed leren kennen. Lees eerst de volledi­ge handleiding van het navigatiesysteem door om er zeker van te zijn dat u het sys­teem begrijpt. Laat anderen geen gebruik­maken van het systeem tot ze de aanwijzingen in deze handleiding gelezen en begrepen hebben.
Uit veiligheidsoverwegingen zijn sommige mogelijkheden niet beschikbaar als de auto rijdt. De toetsen die niet beschikbaar zijn, worden gedimd weergegeven.
7
WAARSCHUWING
Wees extra voorzichtig wanneer u het navigatiesysteem tijdens het rijden bedient. Onvoldoende aandacht voor de weg, het verkeer of de weersomstandig­heden kan leiden tot een ongeval.
Houd u tijdens het rijden aan de ver­keersregels en let op de toestand van d e weg. Als een verkeerssituatie recentelijk gewijzigd is, kan het routebegeleidings­systeem u van verkeerde informatie voorzien, zoals het advies om een een­richtingsweg in te rijden.
Luister tijdens het rijden zo veel mogelijk naar de stembegeleiding en werp alleen een blik op het scherm als de wegsituatie dit toelaat. Vertrouw echter nooit volledig op de informatie van de stembegeleiding. Gebruik deze alleen als referentie. Het is mogelijk dat u onjuiste, verlate of geen stembegeleiding hoort als het systeem de actuele positie niet kan vaststellen.
De gegevens in het systeem zijn soms niet volledig. De wegsituatie, inclusief beper­kingen (niet linksaf slaan, straten afgeslo­ten, enz.) wijzigt regelmatig. Kijk daarom, voordat u een instructie van het systeem gaat opvolgen, of deze handeling veilig en legitiem kan worden uitgevoerd.
Het systeem kan u niet waarschuwen voor zaken als de veiligheid van een gebied, de toestand van het wegdek en de beschik­baarheid van hulpdiensten. Als u niet over­tuigd bent van de veiligheid van een bepaald gebied, rijd dit gebied dan niet in. Het systeem ondersteunt de bestuurder, maar vervangt nooit diens persoonlijke be­oordeling.
Gebruik dit systeem alleen waar dit wette­lijk toegestaan is.
8
9
INHOUDSOPGAVE
BEKNOPTE HANDLEIDING
1
1. BEKNOPTE HANDLEIDING........... 14
INDEX SYSTEEMFUNCTIES............... 14
2. BEDIENING EN KENMERKEN....... 16
OVERZICHT TOETSEN........................ 16
HANDELINGEN TOUCHSCREEN........ 18
TOUCHSCREEN-BEDIENING.............. 19
AUDIOSYSTEEM
2
1. BASISHANDELINGEN.................... 26
KORTE UITLEG.................................... 26
BASISHANDELINGEN.. ..................... ... 28
2. RADIOBEDIENING.......................... 31
AM/FM/DAB-RADIO ...... ..................... ... 31
3. BEDIENING MEDIA......................... 39
CD......................................................... 39
USB-GEHEUGEN................................. 45
iPod....................................................... 51
AUX....................................................... 57
Bluetooth
®
-AUDIO ................................ 60
4. AFSTANDSBEDIENING
AUDIOSYSTEEM........................... 67
STUURWIELTOETSEN ........................ 67
5. TIPS VOOR BEDIENING VAN
HET AUDIOSYSTEEM................... 70
BEDIENINGSINFORMATIE.................. 70
Bluetooth® HANDSFREE-
3
SYSTEEM
1. BASISINFORMATIE....................... 82
KORTE UITLEG .................................... 82
HANDSFREE-SYSTEEM...................... 85
EEN VERMELDING REGISTREREN.... 90
2. BEDIENING TELEFOON................ 95
BELLEN MET EEN Bluetooth®-
TELEFOON......................................... 95
GESPREK AANNEMEN MET
EEN Bluetooth
PRATEN VIA EEN Bluetooth
TELEFOON....................................... 102
®
-TELEFOON............ 101
®
-
3. SMS-FUNCTIE.............................. 106
SMS-FUNCTIE.................................... 106
4. WAT MOET U DOEN ALS............ 112
PROBLEMEN OPLOSSEN ................. 112
SPRAAKCOMMANDO-
4
SYSTEEM
1. BEDIENING SPRAAK-
COMMANDOSYSTEEM.............. 120
SPRAAKCOMMANDOSYSTEEM....... 120
INSTELLINGEN
5
1. INSTELLEN................................... 124
KORTE UITLEG .................................. 124
ALGEMENE INSTELLINGEN .............. 126
DISPLAY-INSTELLINGEN .................. 129
Bluetooth CONNECTIVITEITSINSTELLINGEN .. 139
TELEFOONINSTELLINGEN ............... 156
AUDIO-INSTELLINGEN...................... 157
®
-INSTELLINGEN ................ 131
10
PERIPHERAL MONITORING-
6
SYSTEEM
1. REAR VIEW MONITOR-
SYSTEEM.................................... 162
REAR VIEW MONITOR-SYSTEEM .... 162
VOORZORGSMAATREGELEN REAR
VIEW MONITOR-SYSTEEM............. 166
ZAKEN DIE U DIENT TE WETEN....... 171
2. TOYOTA PARKING ASSIST
MONITOR .................................... 173
TOYOTA PARKING ASSIST
MONITOR ......................................... 173
WEERGAVEMODUS GESCHATTE
KOERSLIJN ...................................... 178
PARKING ASSIST-HULPRIJLIJN-
WEERGAVEMODUS ........................ 180
VOORZORGSMAATREGELEN
TOYOTA PARKING ASSIST
MONITOR ......................................... 182
ZAKEN DIE U DIENT TE WETEN....... 187
NAVIGATIESYSTEEM
7
1. BASISINFORMATIE..................... 192
KORTE UITLEG................................... 192
NAVIGATIESCHERM
WEERGEVEN................................... 197
INDEX FUNCTIES
NAVIGATIESYSTEEM...................... 200
2. BEDIENING KAARTSCHERM
EN KAARTICONEN .................... 202
BEDIENING KAARTSCHERM............. 202
KAARTICONEN................................... 206
3. ZOEKEN VAN BESTEMMING...... 215
INDEX ZOEKEN VAN
BESTEMMING.................................. 215
ZOEKEN.............................................. 216
4. ROUTEBEGELEIDING ................. 223
STARTEN VAN
ROUTEBEGELEIDING..................... 223
ROUTEBEGELEIDING ....................... 226
INSTELLEN EN WISSEN
VAN DE ROUTE............................... 229
5. MIJN BESTEMMINGEN................ 238
EEN VERMELDING
REGISTREREN................................ 238
INFORMATIE OVER DE VERMELDING
WEERGEVEN EN WIJZIGEN.......... 244
VERSTUREN EN HERSTELLEN
VAN OPGESLAGEN CONTACTEN
MET BEHULP VAN EEN
USB-GEHEUGEN............................. 247
6. NAVIGATIE-INSTELLINGEN........ 249
KAARTINSTELLINGEN ...................... 249
ROUTE-INSTELLINGEN..................... 252
INSTELLINGEN VOOR
VERKEERSMELDINGEN................. 253
7. INFORMATIE
NAVIGATIESYSTEEM ................ 256
BEPERKINGEN VAN HET
NAVIGATIESYSTEEM ..................... 256
DATABASE-UPDATES
NAVIGATIESYSTEEM ..................... 259
1
2
3
4
5
6
7
8
11
INHOUDSOPGAVE
APPLICATIE
8
1. BEDIENING APPLICATIES .......... 262
KORTE UITLEG.................................. 262
DIAVOORSTELLING
AFBEELDINGEN.............................. 265
E-MAIL ................................................ 267
KALENDER......................................... 269
MirrorLink™......................................... 271
TOYOTA EUROCARE ........................ 272
2. EXTRA DIENSTEN........................ 274
OVERZICHT EXTRA DIENSTEN ....... 274
VÓÓR GEBRUIK VAN EXTRA
DIENSTEN........................................ 278
ONLINE ZOEKEN............................... 281
Street View.......................................... 286
Panoramio........................................... 288
POI'S/ROUTES LADEN...................... 289
EEN APPLICATIE BEDIENEN
MET BEHULP VAN EXTRA
DIENSTEN........................................ 290
INDEX
ALFABETISCHE INDEX.................294
12
1
BEKNOPTE HANDLEIDING
BEKNOPTE HANDLEIDING
1
1. INDEX SYSTEEMFUNCTIES........ 14
BEDIENING EN KENMERKEN
2
1. OVERZICHT TOETSEN ................ 16
1
2
3
4
5
2. HANDELINGEN
TOUCHSCREEN......................... 18
3. TOUCHSCREEN-BEDIENING ...... 19
BEDIENING INVOERSCHERM............ 20
SCROLLEN........................................... 21
6
7
8
13
1. BEKNOPTE HANDLEIDING
*: Indien aanwezig
1. INDEX SYSTEEMFUNCTIES
AUDIOSYSTEEM
Druk op de toets MEDIA om het audiosys­teem in te schakelen. Het audiobedie­ningsscherm wordt weergegeven.
Bluetooth® HANDSFREE­SYSTEEM
Druk om toegang te krijgen tot het Bluetooth
wordt gedrukt, wijzigt het scherm tussen de menuschermen “Telefoon” en “Extra's”/ “Toyota online”. De bestuurder kan bellen of een gesprek aannemen zonder dat hij zijn handen van het stuurwiel hoeft te ne­men. (Blz. 81)
®
handsfree-systeem op de toets
. Elke keer dat op de toets
SPRAAKCOMMANDO­SYSTEEM*
Druk op de toets op het stuurwiel voor toegang tot het spraakcommandosys-
teem. Met een spraakcommando kunt u het systeem bedienen. (Blz. 119)
VOERTUIGINFORMATIE
Druk op de toets CAR om toegang te krij­gen tot het voertuiginformatiesysteem. Het brandstofverbruikscherm wordt weergege­ven. (Handleiding)
14
1. BEKNOPTE HANDLEIDING
*: Indien aanwezig
INSTELLINGEN
Druk op de toets SETUP om de persoonlij­ke voorkeursinstellingen te wijzigen.
REAR VIEW MONITOR­SYSTEEM*
Door stand R in te schakelen wordt auto­matisch op het scherm weergegeven wat zich achter de auto bevindt. (Blz. 162)
NAVIGATIESYSTEEM*
Druk op de toets NAV voor toegang tot het navigatiesysteem. Telkens als op de toets NAV wordt gedrukt, wijzigt het scherm tus­sen het kaartscherm en het menuscherm “Navigatie”. (Blz. 189)
APPLICATIESYSTEEM
Druk op de toets voor toegang tot het applicatiesysteem. Elke keer dat op de
toets wordt gedrukt, wijzigt het scherm tussen de menuschermen “Tele­foon” en “Extra's”/“Toyota online”. De be­stuurder kan gebruikmaken van applicaties. (Blz. 261)
1
BEKNOPTE HANDLEIDING
TOYOTA PARKING ASSIST MONITOR*
De Parking Assist Monitor assisteert de bestuurder bij het achteruitrijden, bijvoor­beeld bij het parkeren, door het gebied achter de auto op een scherm weer te ge­ven. (Blz. 173)
15
2. BEDIENING EN KENMERKEN
1. OVERZICHT TOETSEN
Nr. Functie Bladzijde
16
Druk op deze toets om een disc uit te werpen. 30 Raak het scherm aan met uw vinger om de geselecteerde functie te be-
dienen.
Plaats een disc in deze opening. De CD-speler schakelt onmiddellijk in. 29
Druk op deze toets om de functie-instellingen aan te passen aan uw per­soonlijke voorkeur.
Draai de knop Tune/Scroll om een radiozender te selecteren of naar het volgende of vorige muziekstuk te gaan. U kunt met deze knop ook de schaal van de kaart vergroten of verklei­nen.*
Druk op deze toets om toegang te krijgen tot het Bluetooth® handsfree­systeem en de applicaties.
Druk op deze toets om toegang te krijgen tot het voertuiginformatiesys­teem.
18
123
36, 204
81, 261
Handleiding
2. BEDIENING EN KENMERKEN
INFORMATIE
Nr. Functie Bladzijde
*
Druk op deze toets om toegang te krijgen tot het navigatiesysteem. 189 Druk op de toets of om een radiozender te zoeken of om een ge-
wenst muziekstuk of bestand te beluisteren. Druk op deze toets om toegang te krijgen tot het audiosysteem. Het au-
diosysteem zal de laatst ingestelde functie activeren. Druk de AAN/UIT/volumeknop in om het navigatie-/multimediasysteem
in en uit te schakelen en draai de knop om het volume te regelen.
*: Alleen navigatiesysteem
31, 39, 45,
51, 60
26, 2829
28
Deze afbeelding is voor auto's met linkse besturing.
De positie en vorm van toetsen kunnen iets afwijken bij auto's met rechtse besturing.
1
BEKNOPTE HANDLEIDING
17
2. BEDIENING EN KENMERKEN
2. HANDELINGEN TOUCHSCREEN
U kunt het systeem bedienen door het touchscreen direct met uw vinger aan te ra­ken.
Bediening Beschrijving Belangrijkste gebruik
Aanraken
Raak het scherm kort aan.
Slepen*
Raak het scherm aan met uw vinger en beweeg het scherm naar de gewenste positie.
Swipen*
Beweeg het scherm snel door met uw vinger te swi­pen.
Wijzigen en selecteren van verschil­lende instellingen.
Scrollen door lijstenGebruik van de scrollbar in lijstenAanpassen van de schaal van de
kaart (Blz. 204)
Handmatig aanpassen van het
afstembereik voor FM en AM (Blz. 34)
Aanpassen van de weergegeven
schuifbalken op het scherm (Blz. 129)
Aanpassen van balans/fader
(Blz. 158)
Positie van onderdelen in de lijst
met tussenstops/bestemmingen wijzigen (Blz. 230, 231)
Scrollen op het hoofdschermTerugkeren naar het menuscherm
vanaf het submenuscherm (het scherm dat zich één niveau lager bevindt)
Naar de volgende/vorige afbeel-
ding gaan (Blz. 265)
Naar de volgende/vorige verkeers-
melding gaan in het gedetailleerde overzicht (Blz. 212)
Naar de volgende/vorige sectie
van de route gaan in de weergave op het volledige scherm (lijst met afslagen) (Blz. 233)
*: Bovenstaande handelingen kunnen mogelijk niet op alle schermen worden uitge-
voerd. Ook wanneer de auto op grote hoogte komt, kan het mogelijk moeilijk wor­den om bovenstaande handelingen uit te voeren.
18
2. BEDIENING EN KENMERKEN
OPMERKING
INFORMATIE
3. TOUCHSCREEN-BEDIENING
Dit systeem wordt hoofdzakelijk be­diend met behulp van de schermtoet­sen.
Als een schermtoets wordt aange­raakt, klinkt er een pieptoon. (Voor het instellen van een piepsignaal, Blz. 126.)
Raak, om beschadiging van het scherm
te voorkomen, de schermtoetsen licht aan met uw vinger.
Raak het scherm niet met iets anders
dan uw vinger aan.
Verwijder vingerafdrukken op het
scherm met een brillendoekje. Gebruik geen chemische reinigingsmiddelen om het scherm te reinigen aangezien deze het touchscreen kunnen beschadigen.
Wanneer de motor niet draait, laat dan
het systeem niet langer ingeschakeld dan nodig is, om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Als het systeem niet reageert op de aan-
raking van uw vinger, neem uw vinger dan van het scherm en probeer het nog­maals.
Schermtoetsen die gedimd worden
weergegeven, kunnen niet worden bediend.
Het beeld kan donker zijn en de bewe-
gende beelden kunnen iets vervormd zijn als het display nog koud is.
Bij extreem lage temperaturen kan het
scherm wellicht niet worden weergege­ven en kunnen gegevens die door de gebruiker worden ingevoerd, gewist worden. Ook kan het moeilijker zijn dan normaal om de schermtoetsen te bedie­nen.
Wanneer u naar het scherm kijkt door
gepolariseerd materiaal zoals een gepo­lariseerde zonnebril, wordt het scherm mogelijk donker en moeilijk te zien. Kijk in dat geval vanuit een andere hoek naar het scherm, en wijzig de schermin­stellingen (Blz. 129) of zet uw zonne­bril af.
Selecteer om terug te keren
naar het vorige scherm.
1
BEKNOPTE HANDLEIDING
19
2. BEDIENING EN KENMERKEN
INFORMATIE
BEDIENING INVOERSCHERM
Als u zoekt naar een naam, kunt u de letters en cijfers, enz. invoeren via het scherm.
INVOEREN VAN LETTERS EN CIJFERS
1 Selecteer de toetsen om letters of cij-
fers in te voeren.
Nr. Functie
Hiermee kunt u één letter verwijde­ren. Houd uw vinger op deze toets om meerdere letters te verwijderen.
Hiermee kunt u symbolen invoeren.
Wanneer een karakter wordt ingevoerd,
verschijnt er een suggestie met een mogelijke overeenkomst voor het woord dat wordt gezocht.
Schermtoetsen die op dat moment niet
beschikbaar zijn, worden gedimd weer­gegeven.
Wanneer een vermelding te lang is om
in het tekstveld weer te geven, wordt het laatste deel van de ingevoerde tekst weergegeven en wordt het eerste deel weergegeven als “...”.
In de volgende gevallen wordt de invoer-
functie automatisch gewijzigd tussen hoofdletters en kleine letters.
• Wanneer de lay-out van het toetsen­bord wordt gewijzigd naar invoer van hoofdletters, wijzigt de lay-out automa­tisch terug naar invoer van kleine let­ters nadat er één letter is ingevoerd.
• Wanneer /, &, . of ( wordt ingevoerd, wijzigt de lay-out van het toetsenbord automatisch naar invoer van hoofdlet­ters.
• Wanneer alle karakters worden gewist, wijzigt de lay-out van het toetsenbord automatisch naar invoer van hoofdlet­ters.
2 Selecteer OK.
20
Hiermee kunt u kleine letters en hoofdletters invoeren.
Hiermee kunt u van type toetsen­bord wisselen.
2. BEDIENING EN KENMERKEN
INVOEREN VANUIT DE LIJST MET OVEREENKOMSTIGE VERMELDINGEN
Op bepaalde schermen wordt een mo­gelijke invoertekst of een automatische aanvulling weergegeven op basis van de ingevoerde letters. Het gewenste item kan worden geselecteerd en inge­voerd.
1 Voer letters in.
Als er een mogelijke invoertekst wordt
weergegeven in het invoerveld en dit de door u gezochte tekst is, selecteer dan OK of de mogelijke invoertekst.
Selecteer om de lijst met
mogelijke invoerteksten weer te geven. Het aantal overeenkomstige items wordt weergegeven. Er kunnen maximaal 300 items worden weergegeven.
De lijst wordt automatisch weergegeven
wanneer er 5 of minder overeenkomstige vermeldingen zijn.
2 Selecteer het gewenste item.
SCROLLEN
Selecteer, wanneer een lijst wordt weergegeven, de juiste schermtoets om door de lijst te scrollen.
Nr. Functie
Hiermee wordt de volgende of vori­ge pagina weergegeven.
Dit geeft de positie van het weerge­geven scherm weer.
Door uw vinger op of te houden,
kunt u op dit scherm omhoog of omlaag scrollen. Het scrollen stopt automatisch wanneer het begin/einde van de lijst is bereikt.
U kunt ook als volgt de pagina wijzigen:
• Selecteren van het gewenste punt op de scrollbar.
• Slepen van het merkteken van de scroll­bar naar het gewenste punt.
1
BEKNOPTE HANDLEIDING
21
2. BEDIENING EN KENMERKEN
INFORMATIE
INFORMATIE
AUTOMATISCH SCROLLEN VAN
TEKST
Vermeldingen die te lang zijn voor het tekstveld worden automatisch van rechts naar links gescrold.
Deze functie is tijdens het rijden niet beschikbaar.
Deze functie kan aan of uit worden
gezet. (Blz. 126)
SNELTOETSEN KARAKTERS IN LIJSTEN
Sommige lijsten bevatten sneltoetsen voor karakters, A-C, D-F, enz., waar­mee u direct naar lijstvermeldingen die met dezelfde letter als de sneltoets be­ginnen, kunt springen.
1 Selecteer een van de sneltoetsen voor
karakters.
Telkens als dezelfde sneltoets voor
karakters wordt gekozen, wordt de lijst die met het volgende karakter begint weergegeven.
22
2. BEDIENING EN KENMERKEN
GEBRUIK VAN DE STUURWIELTOETSEN
Lijsten op het scherm kunnen worden bediend met de toetsen op het stuur­wiel.
Nr. Functie
Wijzigen van het tabblad.
Indrukken: Cursor omhoog/omlaag Ingedrukt houden: Volgende/vorige pagina
Terugkeren naar het vorige scherm.
1
BEKNOPTE HANDLEIDING
Selecteer het door de cursor aange­wezen item.
23
BASISHANDELINGEN
1
1. KORTE UITLEG............................ 26
2. BASISHANDELINGEN.................. 28
IN- OF UITSCHAKELEN VAN
HET AUDIOSYSTEEM ....................... 28
SELECTEREN VAN EEN
AUDIOBRON ...................................... 29
PLAATSEN OF UITWERPEN
VAN EEN DISC................................... 29
USB/AUX-AANSLUITING...................... 30
RADIOBEDIENING
2
1. AM/FM/DAB-RADIO...................... 31
OVERZICHT.......................................... 31
VASTLEGGEN VAN EEN ZENDER
IN HET GEHEUGEN........................... 34
HANDMATIG AFSTEMMEN.................. 34
RDS (RADIO DATA SYSTEEM)............ 35
TIME SHIFT-BEDIENING (DAB)........... 36
RADIO-OPTIES..................................... 37
Sommige functies kunnen niet worden bediend tijdens het rijden.
24
2
AUDIOSYSTEEM
1
2
BEDIENING MEDIA
3
1. CD......................................... .. ....... 39
OVERZICHT.......................................... 39
AFSPELEN VAN EEN AUDIO-CD......... 42
AFSPELEN VAN EEN
MP3/WMA/AAC-DISC......................... 42
OPTIES AUDIO-CD OF
MP3/WMA/AAC-DISC......................... 43
2. USB-GEHEUGEN ......................... 45
OVERZICHT.......................................... 45
AFSPELEN VAN EEN
USB-GEHEUGEN ............................... 49
OPTIES USB-GEHEUGEN.................... 50
3. iPod............................................... 51
OVERZICHT.......................................... 51
iPod-AUDIO........................................... 55
AUDIO-OPTIES iPod............................. 56
4. AUX............................................... 57
OVERZICHT.......................................... 57
5. Bluetooth®-AUDIO....................... 60
OVERZICHT.......................................... 60
AANSLUITEN VAN EEN Bluetooth
AUDIOSPELER................................... 64
LUISTEREN NAAR BLUETOOTH
AUDIO................................................. 65
AUDIO-OPTIES Bluetooth
®
®
-
®
-
................... 65
AFSTANDSBEDIENING AUDIO
4
1. STUURWIELTOETSEN................. 67
TIPS VOOR BEDIENING VAN
5
HET AUDIOSYSTEEM
1. BEDIENINGSINFORMATIE .......... 70
RADIO-ONTVANGST ........................... 70
iPod....................................................... 72
GEBRUIK EN ONDERHOUD VAN
CD-SPELER EN DISCS ..................... 73
BESTANDSINFORMATIE..................... 75
CD-R'S EN CD-RW'S............................ 77
BEGRIPPEN ......................................... 77
3
4
5
6
7
8
25
1. BASISHANDELINGEN
1. KORTE UITLEG
Druk op de toets MEDIA om het audiosysteem in te schakelen. Het audiosysteem zal de laatst ingestelde functie activeren.
26
1. BASISHANDELINGEN
INFORMATIE
Functie Bladzijde
Gebruik van de radio 31 Afspelen van een audio-CD of MP3/WMA/AAC-disc 39 Afspelen van bestanden op een USB-geheugen 45 Afspelen van muziek op een iPod 51 Gebruik van de AUX-aansluiting 57 Afspelen van een Bluetooth®-apparaat 60 Gebruik van de audiotoetsen op het stuurwiel 67 Audio-instellingen 157
Deze afbeelding is voor auto's met linkse besturing.
De positie en vorm van toetsen kunnen iets afwijken bij auto's met rechtse besturing.
2
AUDIOSYSTEEM
27
1. BASISHANDELINGEN
WAARSCHUWING
OPMERKING
WAARSCHUWING: DIT PRODUCT IS EEN KLASSE 1 LA­SERPRODUCT. HET BEDIENEN OF AFSTELLEN VAN DIT APPARAAT EN HET UITVOEREN VAN PROCEDU­RES OP EEN WIJZE DIE NIET IN DEZE HANDLEIDING ZIJN BE­SCHREVEN, KAN TOT GEVOLG HEBBEN DAT U AAN GEVAARLIJKE STRALING WORDT BLOOTGE­STELD. OPEN NOOIT APPARATUUR EN VOER ZELF GEEN REPARATIES UIT. LAAT REPARATIES UITVOEREN DOOR DESKUNDIG PERSONEEL.
INFORMATIE
2. BASISHANDELINGEN
In dit deel worden een aantal basis­handelingen uitgelegd die betrekking hebben op uw audiosysteem. Mogelijk is niet alle informatie op uw audiosys­teem van toepassing.
Auto's met Smart entry-systeem en
startknop
Uw audiosysteem functioneert wan­neer het contact in stand ACC of AAN staat.
Auto's zonder Smart entry-systeem en
startknop
Uw audiosysteem functioneert wan­neer het contact in stand ACC of AAN staat.
IN- OF UITSCHAKELEN VAN HET AUDIOSYSTEEM
De AAN/UIT/volumeknop: Druk op deze knop om het audiosysteem in en uit te schakelen. Draai aan deze knop om het volume te regelen. Het systeem zal bij het inschakelen de laatst ingestelde functie activeren.
Toets MEDIA: Druk op deze toets om de schermtoetsen van het audiosysteem weer te geven.
Als het volume wordt ingesteld terwijl de
muziek tijdelijk onderbroken of onder­drukt is, zal het onderbreken of onder­drukken worden beëindigd.
Wanneer de motor niet draait, laat dan
het audiosysteem niet langer ingescha­keld dan nodig is, om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
28
1. BASISHANDELINGEN
INFORMATIE
INFORMATIE
OPMERKING
SELECTEREN VAN EEN AUDIOBRON
1 Druk op de toets MEDIA.
Het audiosysteem zal de laatst ingestelde
functie activeren.
2 Selecteer of druk op de toets
MEDIA om het keuzescherm voor de
audiobron weer te geven.
3 Selecteer de gewenste audiobron.
PLAATSEN OF UITWERPEN VAN EEN DISC
PLAATSEN VAN EEN DISC
1 Plaats de disc met het label aan de bo-
venzijde.
Als de disc goed in de opening is
geplaatst, zal de CD-speler automatisch beginnen met het afspelen van het eerste muziekstuk of het eerste muziekstuk van de eerste map op de disc.
Als de disc is geplaatst met het label
aan de onderzijde, verschijnt op het scherm de melding “Disc error occurred” (fout disc gevonden).
2
AUDIOSYSTEEM
Schermtoetsen die gedimd worden
Probeer nooit de CD-speler te demonte-
ren of onderdelen te smeren. Plaats alleen discs in de invoeropening.
weergegeven, kunnen niet worden geselecteerd.
29
1. BASISHANDELINGEN
UITWERPEN VAN EEN DISC
1 Druk op de toets .
De disc zal worden uitgeworpen.
USB/AUX-AANSLUITING
1 Open het klepje en sluit een apparaat
aan.
Wanneer een apparaat is aangesloten,
wordt automatisch begonnen met afspe­len. Zodra de speler kan worden afge­speeld, wordt automatisch het audiobe die­ningsscherm weergegeven.
Wanneer een USB-hub wordt gebruikt,
kunnen er tegelijkertijd twee apparaten worden aangesloten.
Zelfs wanneer een USB-hub wordt
gebruikt om meer dan twee USB-appara­ten aan te sluiten, worden alleen de twee apparaten herkend die als eerste werden aangesloten.
30
Loading...
+ 280 hidden pages