4-230-661-54(1)
MiniDisc Deck
Gebruiksaanwijzing
MDS-PC3
2000 Sony Corporation
WAARSCHUWING
Stel het apparaat niet bloot aan regen of vocht, om gevaar voor brand of een elektrische schok te voorkomen.
Plaats het apparaat niet in een gesloten ruimte, zoals een boekenrek of ingebouwde kast.
Dit apparaat is geclassificeerd als een KLASSE 1 LASER product.
Het CLASS 1 LASER PRODUCT label bevindt zich aan de onderkant van het apparaat.
In het apparaat bevindt zich het onderstaande label.
Dit apparaat bevat voor memory back-up een batterij die niet vervangen hoeft te worden tijdens de levensduur van het apparaat.
Raadpleeg uw leverancier indien na zeer intensief of langdurig gebruik de batterij vervangen moet worden. Om gevaar of schade door kortsluiting te voorkomen mag de batterij alleen vervangen worden door vakbekwaam servicepersoneel.
Gooi de batterij niet weg, maar lever hem in als KCA.
Welkom!
Dank u voor uw aanschaf van deze Sony minidiscrecorder. Lees, alvorens het apparaat in gebruik te nemen, de gebruiksaanwijzing aandachtig door en bewaar deze voor eventuele naslag.
Omtrent de gebruiksaanwijzing
Deze gebruiksaanwijzing beschrijft de bediening van de MDS-PC3 minidisc-recorder.
Afspraken
•De aanwijzingen in deze handleiding beschrijven de toetsen op de afstandsbediening; u kunt tevens de toetsen op de minidiscrecorder gebruiken met dezelfde naam of hetzelfde symbool; waar de naam afwijkt, wordt deze in de aanwijzingen tussen haakjes genoemd.
Voorbeeld: Druk op de x toets (of op de x/Z toets op het voorpaneel).
•z Dit symbool markeert handige tips die de bediening vereenvoudigen.
2
Inhoudsopgave |
|
Plaats en functie van de |
|
bedieningsorganen |
|
Beschrijving van de bedieningsorganen op |
|
het voorpaneel ........................................... |
4 |
Beschrijving van de afstandsbediening ....... |
5 |
Informatie in het uitleesvenster ................... |
6 |
Voorbereidingen |
|
Voordat u begint met aansluiten .................. |
8 |
Aansluiten .................................................... |
9 |
Opnemen op minidiscs |
|
Opmerkingen betreffende het opnemen .... |
11 |
Opnemen op een minidisc ......................... |
12 |
Instellen van het opnameniveau ................ |
14 |
Extra-lange opnamen ................................. |
15 |
Handige tips voor opname ......................... |
16 |
Aanbrengen van muziekstuk-nummers |
|
tijdens het opnemen |
|
(Muziekstuk-markeringsfunctie) ............ |
18 |
Synchroon-opname met een gewenste |
|
geluidsbron |
|
(Synchroon-muziekopname) ................... |
20 |
Afspelen van minidiscs |
|
Afspelen van een minidisc ........................ |
21 |
Opzoeken van een gewenst muziekstuk .... |
22 |
Opzoeken van een gewenste |
|
muziekpassage ........................................ |
22 |
Herhaaldelijk afspelen van |
|
muziekstukken ........................................ |
23 |
Afspelen van de muziekstukken in een |
|
willekeurige volgorde |
|
(Willekeurige weergave) ......................... |
24 |
Afspelen van de muziekstukken in een zelf |
|
gekozen volgorde |
|
(Programma-weergave) .......................... |
25 |
Nuttige tips voor het opnemen van minidiscs |
|
op cassette ............................................... |
27 |
Montage van opgenomen |
|
|
minidiscs |
|
|
Wissen van muziekstukken ....................... |
|
29 |
Splitsen van muziekstukken ...................... |
|
31 |
Samenvoegen van muziekstukken ............. |
33 |
|
Verplaatsen van muziekstukken |
................ |
34 |
Naamgeving van muziekstukken en discs . 35 |
||
Ongedaan maken van de laatste |
|
|
bewerking ................................................ |
|
38 |
Aanpassen van de geluidssterkte na het |
|
|
opnemen (S.F Edit volumecorrectie) ...... |
39 |
|
Extra functies |
|
|
In/uit-faden van de opname/weergave ....... |
42 |
|
Overige informatie |
|
|
Voorzorgsmaatregelen ............................... |
|
43 |
Behandeling van minidiscs ........................ |
|
44 |
Beperkingen van het systeem .................... |
|
44 |
Verhelpen van storingen ............................ |
|
46 |
Technische gegevens ................................. |
|
47 |
Meldingen in het uitleesvenster ................. |
|
48 |
Overzicht van het “Edit Menu” |
|
|
(montagemenu) ....................................... |
|
49 |
Overzicht van het “Setup Menu” |
|
|
(instelmenu) ............................................ |
|
50 |
Zelfdiagnosefunctie ................................... |
|
51 |
Index ........................................ |
Achterpagina |
3
In dit hoofdstuk wordt informatie verschaft omtrent de plaats en functie van de diverse bedieningsorganen op het voorpaneel en op de bijgeleverde afstandsbediening. Zie voor nadere bijzonderheden de bladzijden die tussen haakjes zijn vermeld. Bovendien wordt informatie gegeven over de aanduidingen die u in het uitleesvenster ziet.
1 2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
|
|
|
|
. > |
?/1 z |
|
|
x/Z |
|
PUSHu
g
7
1Aan/uit-schakelaar ?/1 (12, 21)
Druk op deze schakelaar om de minidisc-recorder in te schakelen. Bij inschakelen van het apparaat dooft het indicatorlampje van de schakelaar. Druk nogmaals op de schakelaar om de minidiscrecorder uit te schakelen. Het indicatorlampje wordt dan weer rood.
2Opnametoets z (13, 17, 18)
Druk op deze toets om op de minidisc op te nemen, om naar het geluid van de ingangsbron te luisteren, of om muziekstuknummers aan te brengen.
3Minidisc-insteekgleuf
Steek de minidisc op de afgebeelde wijze in de gleuf.
Met de labelzijde naar boven
4Uitleesvenster (6, 7)
Toont diverse informatie.
5Stop/uitwerptoets x/Z (13, 21, 29)
Druk op deze toets om te stoppen met afspelen of opnemen of om de ingestelde montagebewerking te laten vervallen.
Druk hierop om de minidisc te verwijderen wanneer de minidisc-recorder gestopt is.
6Zoek/instelknop ./>, weergave/ pauzetoets u (13, 21, 22, 25, 28)
Draai aan deze knop om een bepaald muziekstuk op te zoeken.
Druk op de toets om te beginnen met afspelen of om het afspelen of opnemen te pauzeren.
Druk ook hierop om de gekozen functie uit te voeren.
7Afstandsbedieningssensor
Richt de afstandsbediening bij gebruik naar deze sensor ( ).
Met de pijl naar de minidisc-recorder gericht
4
qh |
|
|
qg |
|
INPUT REC MODE 1/u |
qf |
EJECT |
|
6 |
1 |
|
|
|
PLAY MODE |
(P p 2
|
|
|
DISPLAY |
|
qd |
= + |
r |
3 |
|
|
|
|
||
|
0 |
) |
FADER MUSIC SYNC |
4 |
qs |
MENU/NO |
NAME EDIT/ |
YES |
5 |
|
|
SELECT |
+ |
|
|
|
|
|
|
qa |
REPEAT |
AyB |
CLEAR LEVEL |
6 |
|
|
|
– |
|
g
q; 987
1Aan/uit-schakelaar ?/1 (12, 21)
Druk op deze schakelaar om de minidisc-recorder in te schakelen. Bij inschakelen van het apparaat dooft het indicatorlampje van de ?/1schakelaar op het voorpaneel. Druk nogmaals op de schakelaar om de minidisc-recorder uit te schakelen. Het indicatorlampje wordt dan weer rood.
2Afspeelfunctie-keuzetoets (PLAY MODE) (24, 25)
Druk op deze toets om de willekeurige weergavefunctie of de programmaweergavefunctie in te schakelen.
3Aanduidingskeuzetoets (DISPLAY) (6, 16, 25, 35)
Druk op deze toets om de informatie te kiezen die u in het uitleesvenster wilt zien of om in te stellen op het soort lettertekens dat u wilt invoeren.
4Synchroon-muziekopnametoets (MUSIC SYNC) (20)
Druk op deze toets om de synchroonmuziekopnamefunctie in te schakelen.
5Opnamefadertoets (FADER) (42)
Druk op deze toets om het geluid aan het begin van de opname/weergave geleidelijk te laten opkomen of aan het eind van de opname/ weergave geleidelijk weg te draaien.
6Niveauregeltoetsen (LEVEL +/–) (14, 21)
Met deze toetsen kunt u het opnameniveau instellen en het uitgangsniveau via de PHONES hoofdtelefoon-aansluiting en de ANALOG OUT uitgangen.
7Ja-toets (YES) (15, 25, 28)
Druk op deze toets om de gemaakte instelling te bevestigen of om de ingestelde montagebewerking uit te voeren.
8Wistoets (CLEAR) (26, 36)
Druk op deze toets om het gekozen muziekstuk e.d. te laten vervallen.
9AyB herhaaltoets (AyB) (23)
Druk op deze toets om de A-B muziekpassageherhaalfunctie in te schakelen.
0Herhaaltoets (REPEAT) (23)
Druk op deze toets om muziekstukken herhaaldelijk weer te geven.
qa Titel/letterkeuzetoets (NAME EDIT/ SELECT) (37)
Druk op deze toets om een titel aan te brengen of om een bestaande titel van een muziekstuk of minidisc te wijzigen.
qs Menu/nee-toets (MENU/NO) (15, 25, 28)
Druk op deze toets om het “Edit Menu” (montagemenu) of “Setup Menu” (instelmenu) te laten verschijnen.
qd Weergavetoets (N) (13, 21)
Druk op deze toets om te beginnen met afspelen of opnemen.
Pauzetoets (X) (13, 21)
Druk op deze toets om het afspelen of opnemen kortstondig te onderbreken. Druk nogmaals op de toets om het afspelen of opnemen te hervatten.
Stoptoets (x) (13, 21, 29)
Druk op deze toets om te stoppen met afspelen of opnemen of om de ingestelde montagebewerking te laten vervallen.
Verspring/keuzetoetsen (./>) (13, 21, 22, 25, 28)
Gebruik deze toetsen om muziekstukken op te zoeken, om een menu-onderdeel of een letterteken voor een titel te kiezen.
Opnametoets (z) (13, 17, 18)
Druk op deze toets om op de minidisc op te nemen, om naar het geluid van de ingangsbron te luisteren, of om muziekstuknummers aan te brengen.
m/M toetsen (22, 26, 36)
Gebruik deze toetsen om een passage in een muziekstuk op te zoeken, om de inhoud van een geprogrammeerde muziekselectie te wijzigen of om de cursor te verplaatsen.
qf Uitwerptoets (EJECT Z) (13, 21)
Druk op deze toets om de minidisc te verwijderen.
qg Ingangskeuzetoets (INPUT) (12)
Druk op deze toets om de ingangsaansluiting(en) te kiezen waarop de geluidsbron is aangesloten die u wilt opnemen.
qh Opnamefunctie-keuzetoets (REC MODE) (15)
Druk op deze toets om een van de vier opnamefuncties te kiezen: Mono (mono-opname), Stereo (stereo-opname), LP2 (tweemaal zo lang opnemen) of LP4 (viermaal zo lang opnemen).
en Plaats van functie
bedieningsorganen de
5
In het uitleesvenster ziet u informatie over de minidisc en de muziekstukken. Hieronder wordt beschreven welke informatie u bij iedere gebruiksstand van de minidisc-recorder in het uitleesvenster kunt laten verschijnen.
?/1
Z
N X x
.> z DISPLAY
mM
+
–
g
Opmerking
Het soort informatie (bijv. totaal aantal muziekstukken, verstreken opnameduur, resterende speelduur, of titel van muziekstuk of disc) dat het laatst in het uitleesvenster wordt aangegeven, zal in het uitleesvenster blijven verschijnen totdat u op de DISPLAY toets drukt om andere informatie te kiezen, ook wanneer de minidisc-recorder tussentijds in een andere gebruiksstand wordt geschakeld. Als bijvoorbeeld de resterende speelduur wordt aangegeven wanneer u het apparaat in de stopstand zet, zal opnieuw de resterende speelduur worden aangegeven wanneer u weer begint met het afspelen van dezelfde of een andere CD.
Bij het plaatsen van een
minidisc
De informatie in het uitleesvenster verandert automatisch als volgt:
Disc-titel
S O N G S
Totaal aantal Totale speelduur van alle muziekstukken opgenomen muziekstukken
1 4 Tr 4 4 . 2 2
Wanneer de minidisc-recorder
in de stopstand staat
Druk herhaaldelijk op de DISPLAY toets om de informatie die in het uitleesvenster getoond wordt te wijzigen.
Telkens wanneer u op de toets drukt, verspringt de informatie als volgt:
Totaal aantal muziekstukken en totale speelduur van alle opgenomen muziekstukken (standaard-aanduiding)
1 4 Tr 4 4 . 2 2
Indrukken
Resterende opnameduur op de minidisc (alleen voor opnameminidiscs)*
- 6 3 . 5 1
Indrukken
Volgorde van de geprogrammeerde muziekstukken**
1 2 t4 t6 1
Indrukken
Aantal en totale speelduur van de geprogrammeerde muziekstukken**
3 Tr 1 2 . 5 6
Indrukken
Disc-titel
S O N G S
Indrukken
*Wordt niet aangegeven bij voorbespeelde (premastered) discs.
**Deze aanduiding verschijnt alleen wanneer de “PGM” aanduiding oplicht.
6
Tijdens opnemen op een
minidisc
Druk herhaaldelijk op de DISPLAY toets om de informatie die in het uitleesvenster getoond wordt te wijzigen.
Telkens wanneer u op de toets drukt, verspringt de informatie als volgt:
Nummer en verstreken opnameduur van het huidige muziekstuk (standaard-aanduiding)
1 5 Tr 4 4 . 2 2
Indrukken
Resterende opnameduur op de minidisc
- 6 3 . 0 2
Indrukken
Niveau van het ingangssignaal
Indrukken
Titel van muziekstuk
S O N G S
Indrukken
Tijdens afspelen van een
minidisc
Druk herhaaldelijk op de DISPLAY toets om de informatie die in het uitleesvenster getoond wordt te wijzigen.
Telkens wanneer u op de toets drukt, verspringt de informatie als volgt:
Nummer en verstreken speelduur van het huidige muziekstuk (standaard-aanduiding)
1 Tr 0 . 1 2
Indrukken
Nummer en resterende speelduur van het huidige muziekstuk
1 Tr - 2 . 5 1
Indrukken
Resterende opnameduur op de minidisc
- 4 5 . 2 5
Indrukken
Volgorde van de geprogrammeerde muziekstukken*
1 2 t4 t6 1
Indrukken
Titel van muziekstuk
T r a c k 2
Indrukken
*Deze aanduiding verschijnt alleen wanneer de “PGM” aanduiding oplicht.
en Plaats van functie
bedieningsorganen de
7
Controleren van het
bijgeleverd toebehoren
Bij deze minidisc-recorder wordt het volgende toebehoren geleverd:
•Netspanningsadapter (1)
•Audio-aansluitsnoer
(stereo ministekker × 1 ystereo ministekker × 1) (1)
•Optische kabel (1)
•Afstandsbediening RM-D52M (1)
•PC-aansluitset PCLK-MN10* (1)
*Deze aansluitadapter hebt u nodig voor de bediening van de minidisc-recorder via een personal computer. Zie de gebruiksaanwijzing die bij de PCLK-MN10 software wordt geleverd voor nadere bijzonderheden.
Voor het gebruik van de bijgeleverde afstandsbediening
In de bijgeleverde afstandsbediening is al een batterij aanwezig. Voor het gebruik van de afstandsbediening trekt u het isolatievel er uit, zodat de batterij stroom kan leveren.
Voorkomen van schade als de batterij lekt
Als u de afstandsbediening geruime tijd niet gebruikt, kunt u de batterij er beter uit verwijderen, om schade en corrosie door eventuele batterijlekkage te voorkomen.
zWanneer de batterij te vervangen
Bij normaal gebruik gaan de batterijen ongeveer zes maanden mee. Vervang de batterij door een nieuwe wanneer u de minidisc-recorder niet langer op afstand kunt bedienen.
Opmerkingen over de lithiumbatterij
•Houd de lithiumbatterij vooral buiten het bereik van kinderen.
Mocht een kind de batterij inslikken, raadpleeg dan onmiddellijk een arts.
•Veeg de batterij voor het aanbrengen schoon met een droog doekje, om een optimaal contact te verzekeren.
•Let bij het inleggen van de lithiumbatterij goed op de juiste polariteit van plus en min.
•Pak de batterij nooit met een metalen tang of pincet vast, aangezien dit kortsluiting van de polen kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Bij misbruik kan de batterij ontploffen.
Niet demonteren, opladen of in het vuur werpen.
8
De minidisc-recorder is aan te sluiten op een personal computer met PC LINK aansluiting (zoals de Sony VAIO serie PC’s) en op andere apparatuur zoals draagbare CD-spelers en actieve luidsprekers. Vóór het aansluiten dient u te zorgen dat alle betrokken apparatuur is uitgeschakeld.
|
|
CD-speler of digitale satelliet- |
|||||
|
|
ontvanger e.d. met optische |
|||||
Draagbare |
digitale uitgangsaansluiting |
||||||
|
|
|
|
|
|||
CD-speler e.d. |
|
|
|
|
|||
LINE |
Ç |
OPTICAL |
Ç |
Voor de PCLK-MN10 |
|||
PC-aansluitset |
|||||||
OUT |
|
OUT |
|
|
|
||
|
ANALOG |
|
|
DIGITAL |
PC LINK |
||
PHONES |
|
(VARIABLE) |
|
|
|
! |
|
|
|
|
|
|
|||
|
IN |
OUT |
IN |
|
OUT |
DC IN |
|
|
|
|
(OPTICAL) |
9V |
|||
|
LINE |
Ç |
|
OPTICAL |
Ç |
||
|
IN |
|
|
IN |
Voor de |
||
Actieve |
|
|
|
|
|
||
|
|
|
|
|
netspanningsadapter |
||
luidsprekers |
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
|
|||
e.d. |
|
Versterker e.d. met |
|||||
|
|
||||||
|
|
optische digitale |
|||||
|
|
ingangsaansluiting |
|||||
l: Signaalstroom |
|
|
|
|
De minidisc-recorder aansluiten op een personal computer
Gebruik de PCLK-MN10 PC-aansluitset (bijgeleverd) om uw personal computer te verbinden met de PC LINK aansluiting aan de achterkant van de minidisc recorder. Via deze aansluiting op een PC kunt u het afspelen van muziek op minidiscs en allerlei bewerkingen op de minidisc-recorder bedienen via het beeldscherm van uw PC.
Zie voor nadere bijzonderheden tevens de gebruiksaanwijzing van de PC aansluitset.
De minidisc-recorder aansluiten
op andere audio-apparatuur
Deze minidisc-recorder is geschikt voor opname van zowel analoge als digitale geluidsbronnen.
Voor opnemen van een analoge geluidsbron
Vereist aansluitsnoer
Audio-aansluitsnoer (bijgeleverd)
|
Draagbare |
MDS-PC3 |
CD-speler e.d. |
ANALOG |
LINE |
(VARIABLE) |
OUT |
|
|
IN OUT |
|
Ç
l: Signaalstroom
Voor opnemen van een digitale geluidsbron
Vereist aansluitsnoer
Optische digitale kabel (bijgeleverd)
MDS-PC3 |
CD-speler e.d. met |
|
optische digitale |
||
|
DIGITAL |
uitgangsaansluiting |
|
|
OPTICAL |
IN |
OUT |
|
(OPTICAL) |
OUT |
|
|
|
|
|
|
Ç |
l: Signaalstroom |
|
wordt vervolgd
Voorbereidingen
9
Aansluiten (vervolg)
Opmerkingen
•Steek alle stekkers stevig in de aansluitbussen. Losse aansluitingen kunnen bijgeluiden veroorzaken of storing in de werking van de minidisc recorder.
•Voor het aansluiten van de optische digitale kabel neemt u eerst de dopjes van de aansluitbussen en dan steekt u de optische stekker er recht in totdat deze op zijn plaats vastklikt.
Als een optische stekker niet stevig is aangesloten, kunnen de foutmeldingen “Din Unlock” en “C71” om en om in het uitleesvenster knipperen.
Verbuig de optische kabel niet en leg er geen knoop in.
De minidisc-recorder aansluiten op actieve luidsprekers e.d.
Vereist aansluitsnoer
Audio-aansluitsnoer (stereo ministekker × 1 y stereo ministekker × 1) of audio-aansluitsnoer (stereo ministekker × 1 ytulpstekkers × 2)
of
Het onderstaande voorbeeld geeft aan hoe de minidisc-recorder aan te sluiten is op actieve luidsprekers met het audio-aansluitsnoer (stereo ministekker × 1 ystereo ministekker × 1) (bijgeleverd).
|
Actieve |
MDS-PC3 |
luidsprekers e.d. |
ANALOG |
LINE |
(VARIABLE) |
IN |
|
|
IN OUT |
|
|
Ç |
l: Signaalstroom |
|
De minidisc-recorder aansluiten op een versterker of stereo-installatie
Als u de minidisc-recorder aansluit op een stereoinstallatie of een versterker met optische digitale ingangsaansluitingen, kunt u de muziek op uw minidiscs beluisteren via de luidsprekers die zijn aangesloten op de versterker of de stereo-installatie.
Vereist aansluitsnoer
Optische digitale kabel (bijgeleverd)
zU kunt het uitgangsniveau voor weergave via de ANALOG OUT aansluitingen bijregelen
1 Druk met de minidisc-recorder in de stopstand tweemaal op de MENU/NO toets zodat het “Setup Menu” verschijnt.
2 Druk herhaaldelijk op de ./>toets (of draai aan de ./>knop van de minidisc-recorder) totdat er “Aout” verschijnt en druk dan op de YES toets (of op de ./>toets van de minidiscrecorder).
3 Druk herhaaldelijk op de ./>toets (of draai aan de ./>knop van de minidisc-recorder) om het uitgangsniveau naar wens in te stellen en druk dan op de YES toets (of op de ./>toets van de minidisc-recorder).
4 Druk op de MENU/NO toets.
Ook kunt u het uitgangsniveau bijregelen met de LEVEL +/– toetsen. In dat geval zal de geluidssterkte via de PHONES hoofdtelefoon-aansluiting tegelijk mee veranderen met het uitgangsniveau via de ANALOG OUT uitgangen (zie blz. 21).
Aansluiten van de
netspanningsadapter
Sluit de netspanningsadapter aan op de DC IN 9 V gelijkstroomingang van de minidisc-recorder en op een gewoon wandstopcontact.
Opmerkingen
•Sluit de netspanningsadapter niet aan op een geschakelde netuitgang achterop een ander apparaat.
•Gebruik uitsluitend de bijgeleverde netspanningsadapter. Aansluiting op een andere netspanningsadapter kan storing in de werking van de minidisc-recorder veroorzaken.
Polariteit van de stekker
10
Omtrent de aanduidingen die tijdens het opnemen in het uitleesvenster kunnen verschijnen
Als de aanduidingen “Protected” en “C11” afwisselend in het uitleesvenster oplichten
De wispreventie-uitsparing is open waardoor er niet op de minidisc kan worden opgenomen. Verschuif het wispreventienokje om de uitsparing af te dekken. Zie de paragraaf “Beveiligen van de opnamen op een minidisc tegen per ongeluk wissen” op blz. 13.
Als de aanduidingen “Din Unlock” en “C71” afwisselend in het uitleesvenster oplichten
•De digitale geluidsbron die u heeft gekozen met de INPUT keuzetoets is niet juist aangesloten. Controleer de aansluitingen.
•De gekozen digitale geluidsbron is niet ingeschakeld. Schakel de geluidsbron in.
Als er beurtelings “Cannot Copy” en “C41” in het uitleesvenster knipperen
Deze minidisc-recorder werkt volgens het SCMS één-generatie kopieersysteem (Serial Copy Management System). Minidiscs die zijn opgenomen via een digitale ingangsaansluiting kunnen niet op digitale wijze, via de digitale uitgangsaansluiting, worden gekopieerd of overgespeeld op een andere minidisc of een DATcassette. Zie “SCMS één-generatie kopieersysteem (Serial Copy Management System) op blz. 11.
Als de aanduiding “Tr” in het uitleesvenster knippert
De minidisc-recorder is bezig met het opnemen over een bestaand muziekstuk(ken) (zie “Opnemen op een minidisc” op blz. 13). De aanduiding stopt met knipperen wanneer het einde van het opgenomen gedeelte wordt bereikt.
Omtrent de aanduidingen die
na het opnemen verschijnen
Als de aanduiding “TOC” in het uitleesvenster oplicht
Het opnemen is afgelopen maar de TOC (inhoudsopgave) van de minidisc is nog niet bijgewerkt overeenkomstig de opgenomen muziek-informatie. Op dit moment mag u niet de stekker van de netspanningsadapter uit het stopcontact trekken, want dan zou de muziekinformatie verloren gaan. De TOC wordt pas bijgewerkt wanneer u de minidisc uit het apparaat neemt of als u de minidisc-recorder uitschakelt.
Als de aanduiding “TOC Writing” in het uitleesvenster knippert
De minidisc-recorder is dan bezig met het bijwerken van de TOC. Wanneer deze aanduiding knippert, mag u niet de stekker van de netspanningsadapter uit het stopcontact trekken of de minidisc-recorder verplaatsen.
Automatische omzetting van de digitale bemonsteringsfrequentie tijdens opnemen
De ingebouwde bemonsteringsfrequentie-omzetter zet automatisch de bemonsteringsfrequentie van de diverse digitale bronnen om in de 44,1 kHz bemonsterings frequentie van de minidiscrecorder. Dit betekent dat u bronnen zoals 32of 48-kHz DAT-cassettes of satellietuitzendingen kunt beluisteren en deze kunt opnemen, alsook compact discs en minidiscs.
Merk op dat u geen 22,05of 96-kHz digitale bronnen met deze minidisc-recorder kunt opnemen.
SCMS één-generatie kopieersysteem (Serial Copy Management System)
Wanneer u digitale audio-opnamen maakt van digitale media zoals CD’s, MD’s en DATcassettes, verkrijgt u kopieën van zeer hoge kwaliteit aangezien de muziek digitaal wordt verwerkt.
Om muziek waarop auteursrechten rusten te beschermen, is deze minidisc-recorder uitgerust met het SCMS één-generatie kopieersysteem, waarbij u een digitaal opgenomen bron eenmaal digitaal-naar-digitaal kunt kopiëren, maar dan niet nogmaals de kopie digitaal kunt kopiëren.
op OpnemenVoorbereidinge /Opnemennmiidiscs
minidiscs op
wordt vervolgd
11
Opmerkingen betreffende het opnemen (vervolg)
U kunt alleen een eerstegeneratie kopie* maken via de digitaal-naar-digitaal verbinding.
Hieronder volgen een aantal voorbeelden:
•U kunt een digitale kopie maken van een in de handel verkrijgbare digitale geluidsbron (bijv. een compact disc of minidisc), maar het is niet mogelijk een volgende kopie te maken van deze eerste-generatie kopie.
•U kunt een digitale kopie maken van een digitaal opgenomen, analoge geluidsbron (bijv. een grammofoonplaat of een muziekcassette) of van een digitale satellietuitzending, maar het is niet mogelijk een volgende kopie te maken van deze eerste-generatie kopie.
*Een eerste-generatie kopie is de eerste rechtstreekse opname van een digitale geluidsbron via de digitale ingangsaansluiting van de minidisc-recorder.
Wanneer u bijvoorbeeld een opname maakt vanaf een CD-speler die is aangesloten op de DIGITAL (OPTICAL) IN aansluiting, is dat een eerstegeneratie kopie.
Opmerking
De beperkingen van het SCMS één-generatie kopieersysteem zijn niet van toepassing wanneer u een opname via de analoog-naar-analoog aansluitingen maakt.
Hieronder ziet u de procedure voor het maken van een normale opname. Als er reeds materiaal op de minidisc is opgenomen, zal de minidisc-recorder automatisch beginnen met opnemen aan het einde van de reeds gemaakte opname.
|
|
|
INPUT |
|
|
|
?/1 |
Z Z |
|
?/1 |
|
X |
|
|
x |
N |
N X |
x |
|
|
|
|
|
./> |
. > |
z |
z |
|
|
|
mM
+
–
g
1 Druk op de ?/1 schakelaar om de minidisc-recorder in te schakelen.
Het indicatorlampje van de schakelaar op het voorpaneel dooft.
2 Plaats een voor opnemen geschikte minidisc in de minidisc-recorder (zie blz. 4).
3 Druk herhaaldelijk op de INPUT toets om de ingangsaansluiting (stekkerbus) te kiezen waarvan u iets wilt opnemen.
Voor het opnemen via de |
Kiest u |
DIGITAL (OPTICAL) IN |
Optical In |
aansluiting |
|
|
|
LINE (ANALOG) IN |
Analog In |
aansluitingen |
|
|
|
4 Desgewenst kunt u de opnamefunctie kiezen. Zie voor nadere bijzonderheden “Extra-lange opnamen” op blz. 15.
12
5 Zoek indien nodig het punt op de minidisc op waar u wilt beginnen met opnemen.
Ga door naar stap 6 als u op een nieuwe minidisc opneemt of als u wilt beginnen met opnemen vanaf het eind van het laatst opgenomen muziekstuk.
Voor opnemen vanaf het begin van een bestaand muziekstuk
Druk herhaaldelijk op de ./> toetsen (of draai aan de ./> knop van de minidisc-recorder) tot het nummer van het muziekstuk waarover u wilt opnemen in het uitleesvenster verschijnt.
Voor opnemen vanaf het midden van een bestaand muziekstuk
Druk herhaaldelijk op de ./> toetsen (of draai aan de ./> knop van de minidisc-recorder) tot het nummer van het muziekstuk waarover u wilt opnemen in het uitleesvenster verschijnt en druk dan op de N toets (of op de NXtoets op het voorpaneel) om te beginnen met weergeven. Druk op de X toets (of op de NXtoets op het voorpaneel) en druk dan op de z opnametoets bij het punt waar u wilt beginnen met opnemen.
6 Druk op de z opnametoets.
De minidisc-recorder schakelt in de opnamepauzestand.
7 Stel indien nodig nu het opnameniveau in.
Zie “Instellen van het opnameniveau” op blz. 14 voor nadere bijzonderheden.
8 Druk op de Nof X toets (of op de NX toets op het voorpaneel).
Het opnemen begint.
9 Start de weergave van de geluidsbron.
Beschikbare bedieningsfuncties tijdens opnemen
U wilt Druk op
Stoppen met opnemen x (of op x/Z op de
|
minidisc-recorder) |
|
|
Het opnemen |
X(of NX op het |
kortstondig |
voorpaneel) |
onderbreken (pauzeren)
Het opnemen hervatten N of X (of NX op het vanuit de pauzestand voorpaneel)
De minidisc uitnemen EJECT Z(of op x/Z op de minidisc-recorder) nadat het opnemen is gestoptr
Wanneer u het opnemen kortstondig onderbreekt
Er wordt dan een nieuw muziekstuknummer aangebracht. Wanneer u bijvoorbeeld het opnemen onderbreekt tijdens het opnemen van muziekstuk 4, zal de rest van het muziekstuk bij hervatting van de opname nummer 5 krijgen en als afzonderlijk muziekstuk gaan gelden.
Beveiligen van de opnamen op een minidisc tegen per ongeluk wissen
Om de opnamen op een minidisc te beveiligen, schuift u het wispreventienokje in de richting van de pijl (zie de onderstaande afbeelding), zodat er een opening ontstaat. Schuif het nokje dicht om opnemen weer mogelijk te maken.
Achterkant van de |
|
minidisc |
Wispreventienokje |
Schuif het nokje in de richting van de pijl
z Weergave van de zojuist opgenomen muziekstukken
Druk, onmiddellijk nadat het opnemen is stopgezet, op de N toets (of op de NX toets op het voorpaneel).
De weergave start nu vanaf het eerste muziekstuk van het materiaal dat zojuist is opgenomen.
wordt vervolgd
op Opnemen minidiscs
13
Opnemen op een minidisc (vervolg)
z Na opnemen direct de weergave starten vanaf het eerste muziekstuk van de minidisc
1 Druk nadat het opnemen gestopt is, nogmaals op de x toets (of op x/Z op de minidisc-recorder).
2 Druk op de Ntoets (of op de NX toets op het voorpaneel).
De weergave start vanaf het eerste muziekstuk van de minidisc.
Opmerking
Opnemen over een bestaand muziekstuk heen is niet mogelijk als de willekeurige weergavefunctie (blz. 24) of programma-weergavefunctie (blz. 25) is ingeschakeld. U ziet in dat geval de aanduiding “Impossible” in het uitleesvenster.
Volg de onderstaande aanwijzingen om het opnameniveau in te stellen.
?/1
Z |
|
|
N X |
x |
|
. > |
z |
DISPLAY |
mM
+
LEVEL +/–
–
g
1 Volg de aanwijzingen in de stappen 1 t/ m 6 onder “Opnemen op een minidisc” op blz. 12 en 13.
2 Speel het gedeelte met de luidste passages (het krachtigste ingangssignaal).
3 Druk herhaaldelijk op de DISPLAY toets totdat de piekniveaumeters verschijnen.
4 Druk, terwijl u naar het geluid luistert, herhaaldelijk op de LEVEL +/– toetsen (of draai aan de ./> knop van de minidisc-recorder) om het opnameniveau zo in te stellen dat de piekniveaumeters zo hoog mogelijk uitslaan, zonder dat de meest rechtse metersegmenten blijven oplichten.
De rechter metersegmenten mogen wel af en toe oplichten.
Zorg dat de rechter metersegmenten niet steeds blijven oplichten.
5 Stop de weergave van de opnamegeluidsbron.
14
6 Om te beginnen met opnemen, volgt u de aanwijzingen vanaf stap 8 onder “Opnemen op een minidisc” op blz. 13.
z U kunt het opnameniveau ook tijdens opnemen en in de opnamepauzestand instellen
Druk meerdere malen op de LEVEL +/– toetsen.
z Aangeven van het niveau van het krachtigste ingangssignaal
Gebruik de piek-vasthoudfunctie om het hoogste ingangssignaalniveau continu in het uitleesvenster aan te geven.
Ga als volg te werk om de piek-vasthoudfunctie in te schakelen.
1 Druk tweemaal op de MENU/NO toets terwijl de minidisc-recorder in de stopstand staat, zodat “Setup Menu” in het uitleesvenster verschijnt.
2 Druk herhaaldelijk op de ./> toetsen (of draai aan de ./> knop van de minidiscrecorder) totdat “P.Hold” in het uitleesvenster verschijnt en druk dan op de YES toets (of op
./> op de minidisc-recorder).
3 Druk herhaaldelijk op de ./> toetsen (of draai aan de ./> knop van de minidiscrecorder) om de “P.Hold On” instelling te kiezen en druk dan op de YES toets (of op ./> op de minidisc-recorder).
4 Druk op de MENU/NO toets.
Om de piek-vasthoudfunctie uit te schakelen, herhaalt u de bovenstaande aanwijzingen en kiest dan in stap 3 “P.Hold Off”.
z U kunt het ingangsniveau van de ANALOG IN aansluitingen en de DIGITAL IN aansluiting ook instellen via het “Setup Menu”
1 Druk met de minidisc-recorder in de stopstand tweemaal op de MENU/NO toets zodat het “Setup Menu” verschijnt.
2 Druk herhaaldelijk op de ./> toets (of draai aan de ./> knop van de minidisc-recorder) totdat er “Ain” (voor het analoge ingangsniveau) of “Opt” (voor het digitale ingangsniveau) verschijnt en druk dan op de YES toets (of op de ./> toets van de minidisc-recorder).
3 Druk herhaaldelijk op de ./> toets (of draai aan de ./> knop van de minidisc-recorder) om het gekozen ingangsniveau naar wens in te stellen en druk dan op de YES toets (of op de ./ > toets van de minidisc-recorder).
4 Druk op de MENU/NO toets.
Opmerking
Het maximale opnameniveau is +18,0 dB voor / digitale opname en +12,0 dB voor analoge opname. Het maximale opnameniveau kan nog wel eens onvoldoende zijn voor een goede opname als het uitgangsniveau van de geluidsbron erg gering is.
Naast de normale stereo opname biedt deze |
|
||||
minidisc-recorder twee extra-lange |
|
||||
opnamefuncties: LP2 en LP4. Met de LP2 |
|
||||
opnamefunctie kunt u tweemaal zo lang opnemen |
|
||||
en met de LP4 opnamefunctie zelfs viermaal zo |
|
||||
lang. Bovendien is de opnameduur voor mono |
|
||||
|
|||||
opnamen ongeveer tweemaal zo lang als voor |
|
||||
normale stereo opnamen. |
Opnemen |
||||
minidisc-spelers die geschikt zijn voor het MD LP |
|||||
Opmerking |
|
|
|
|
|
Minidiscs die zijn opgenomen met de LP2 of LP4 |
|
||||
opnamefunctie kunnen alleen worden afgespeeld op |
op |
||||
formaat. De meeste minidisc-spelers zijn niet geschikt |
|||||
|
|||||
voor weergave van LP2 of LP4 opnamen. |
minidiscs |
||||
|
?/1 |
REC MODE |
|||
Z |
|
|
|
||
N X |
x |
|
|||
. > |
z |
|
mM
+
–
g
1 Volg de aanwijzingen van 1 t/m 3 onder “Opnemen op minidiscs” op blz. 12.
2 Druk enkele malen op de REC MODE toets om de gewenste opnamefunctie te kiezen.
Voor opnemen in |
Stelt u in op |
stereo (fabrieksinstelling) |
geen aanduiding |
|
|
LP2 stereo |
LP2 |
|
|
LP4 stereo |
LP4 |
|
|
mono |
Mono |
|
|
3 Volg de aanwijzingen van 5 t/m 9 onder “Opnemen op minidiscs” op blz. 13.
wordt vervolgd
15
Extra-lange opnamen (vervolg)
Opmerkingen
•Tijdens het opnemen en in de opnamepauzestand kunt u niet met de REC MODE toets overschakelen op een andere opnamefunctie.
•Ook al kiest u de mono opnamefunctie, dan nog geven de luidsprekers het geluid weer zoals het van de geluidsbron komt (m.a.w. oorspronkelijk stereo geluid wordt in stereo weergegeven).
z Gebruik van de LP Stamp identificatie bij de LP2 of LP4 opnamefunctie
Elk muziekstuk dat wordt opgenomen met de LP2 of LP4 opnamefunctie krijgt een identificatiecode die alleen wordt aangegeven als u probeert dat muziekstuk af te spelen op een minidisc-speler die niet geschikt is voor extra-lange opnamen. Dan verschijnt er “LP:” in het uitleesvenster. Om deze identificatie uit te schakelen, gaat u als volgt te werk. 1 Druk tijdens afspelen of in de stopstand tweemaal
op de MENU/NO toets.
Het “Setup Menu” verschijnt in het uitleesvenster. 2 Druk enkele malen op de ./> toets (of draai aan de ./> knop van de minidisc-recorder) totdat er “LPstamp On” verschijnt en druk dan op de YES toets (of op ./>op de minidisc-
recorder).
3 Druk weer enkele malen op de ./> toets (of draai aan de ./> knop van de minidiscrecorder) om in te stellen op “LPstamp Off” en druk dan weer op YES toets (of op ./> op de minidisc-recorder).
4 Druk op de MENU/NO toets.
Om de LP Stamp identificatie weer in te schakelen, kiest u voor “LPstamp On” in de bovenstaande stap 3.
Opmerkingen
•De aanduiding “LP:” verschijnt niet bij afspelen van het muziekstuk op een minidisc-speler die wel geschikt is voor extra-lange opnamen.
•Zolang de LP Stamp identificatie is ingeschakeld, zal het maximaal aantal letters dat u kunt vastleggen op de minidisc iets minder zijn.
•Als u een muziekstuk dat is opgenomen met de LP Stamp identificatie in tweeën splitst, wordt de “LP:” code gekopieerd en gaat dus voor beide delen gelden.
INPUT
?/1
Z Z
r
N X x
./> . > z
DISPLAY
mM
MENU/NO |
+ |
YES |
|
– |
|
|
|
g |
Controleren van de resterende
opnametijd op de minidisc
Druk herhaaldelijk op de DISPLAY toets.
Gebruiksstand |
De volgende informatie |
|
wordt getoond |
In de stopstand |
Totaal aantal muziekstukken |
|
en totale gebruikte opnametijd |
|
t Resterende opnametijd op |
|
de minidisc t Volgorde van |
|
de geprogrammeerde |
|
muziekstukken t Aantal en |
|
totale speelduur van de |
|
geprogrammeerde |
|
muziekstukkent Disc-titel |
|
|
Tijdens opnemen |
Verstreken opnametijd van |
|
huidige muziekstuk t |
|
Resterende opnametijd op de |
|
minidisc t Aanduiding van |
|
ingangsniveau t Titel van |
|
muziekstuk |
|
|
Zie blz. 6 en 7 voor nadere bijzonderheden.
16