Roland FC-300 APPLICATIONS GUIDE [nl]

Gebruikershandleiding
201a
Voordat u dit apparaat in gebruik neemt, raden wij u aan u de volgende secties zorgvuldig
door te lezen: ‘HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN’ (p. 2) en
‘BELANGRIJKE OPMERKINGEN’ (p. 4). In deze secties vindt u belangrijke informatie over het
juiste gebruik van het apparaat. Daarnaast dient deze gebruikershandleiding in zijn geheel
gelezen te worden, zodat u een goed beeld krijgt van alle mogelijkheden, die uw nieuwe
apparaat te bieden heeft. Bewaar deze handleiding om er later aan te kunnen refereren.
202
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze publicatie mag zonder schriftelijke toestemming
van ROLAND CORPORATION op enigerlei wijze gereproduceerd worden.
het apparaat op een veilige manier gebruiken
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN
INSTRUCTIES OM BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF LICHAMELIJK LETSEL TE VOORKOMEN
Over
WAARSCHUWING en
VOORZICHTIG opmerkingen
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij
WAARSCHUWING
de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van overlijden of zwaar letsel, wanneer het apparaat niet op juiste wijze gebruikt wordt.
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij de gebruiker attent gemaakt wordt op het risico van letsel of materiële schade, wanneer het apparaat niet op juiste
VOORZICHTIG
wijze gebruikt wordt.
* Materiële schade verwijst naar schade
of andere ongunstige effecten, die ten aanzien van het huis en al het aanwezige meubilair, en tevens aan huisdieren kunnen optreden.
WAARSCHUWING WAARSCHUWING WAARSCHUWING
001
• Voordat u het apparaat in gebruik neemt, leest u onder­staande instructies en de gebrui­kershandleiding.
.......................................................................
002c
• Maak het apparaat niet open, en voer geen interne modificaties uit. Dit geldt tevens voor de adapter.
.......................................................................
003
• Tracht het apparaat niet te repareren of onderdelen in het apparaat te vervangen (behalve wanneer daartoe specifieke instructies in de handleiding staan). Ga voor alle onderhoud naar uw handelaar, het dichtst­bijzijnde Roland Service Centrum of een erkende Roland distributeur, die u op de ‘Infor­matie’ pagina kunt vinden.
.......................................................................
004
• Gebruik of berg het apparaat nooit op, op plaatsen die:
• aan extreme temperaturen
onderhevig zijn (bijvoorbeeld in direct zonlicht, in een afgesloten voertuig, dichtbij een warmtekanaal of bovenop warmte genererende apparatuur of die
• vochtig zijn (bijvoorbeeld
badkamers, wasruimtes of natte vloeren hebben of die
• aan regen worden blootge-
steld of die
• stoffig zijn of die
• aan een hoge mate van vibratie onder-
hevig zijn.
.......................................................................
Over de symbolen
Het symbool wijst de gebruiker op belangrijke instructies of waarschuwingen. De specifieke betekenis van het symbool wordt bepaald door het teken, dat zich binnen de driehoek bevindt. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat dit teken voor algemene voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen, of aanduidingen van gevaar wordt gebruikt.
Het symbool wijst de gebruiker op onderdelen, die nooit verplaatst mogen worden (verboden). De specifieke handeling, die niet uitgevoerd mag worden, wordt aangegeven door het symbool, dat zich binnen de cirkel bevindt. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat het apparaat nooit uit elkaar gehaald mag worden.
Het wijst de gebruiker op onderdelen, die verwijderd moeten worden. De specifieke handeling, die uitgevoerd moet worden, wordt door het symbool binnen de cirkel aangegeven. Het symbool, dat zich in dit geval aan de linkerkant bevindt, geeft aan dat het netsnoer uit de daarvoor bestemde aansluiting getrokken moet worden.
NEEM ALTIJD HET VOLGENDE IN ACHT
013
• Zorg, dat u het apparaat zodanig plaatst dat het waterpas staat en stabiel zal blijven. Plaats het nooit op standaards, die kunnen wiebelen of op hellende opper­vlakken.
......................................................................
013
013
• Gebruik alleen de gespecifi­ceerde adapter (PSA serie). Ook moet het voltage van de instal­latie overeenkomen met het ingangsvoltage dat op de behuizing van adapter wordt vermeld. Andere adapters kunnen een andere polariteit hebben of op een ander voltage ontworpen zijn, waardoor gebruik van dergelijke adapters tot beschadiging, storing of elektrische schok kan leiden.
......................................................................
009
• Buig of draai het netsnoer niet overmatig, en plaats er geen zware objecten bovenop. Hierdoor kan het snoer beschadigen, waardoor afgebroken elementen en kortsluiting geproduceerd kan worden. Beschadigde snoeren betekenen een risico op brand en schokken!
......................................................................
011
• Zorg, dat er geen objecten (bijvoorbeeld brandbaar materiaal, munten of spelden) of vloeistoffen (water, frisdrank, enz.) in het apparaat terecht­komen.
......................................................................
013
• In huishoudens met kleine kinderen moet een volwassene toezicht houden, totdat het kind in staat is de regels die essentieel zijn voor een veilige bediening van het apparaat op te volgen.
.......................................................................
014
• Bescherm het apparaat tegen zware schokken. (Laat het niet vallen!)
.......................................................................
016
• Voordat u dit apparaat in het buitenland gaat gebruiken, neemt u contact op met uw verkoper, het dichtstbijzijnde Roland Service Centrum of een erkend Roland distributeur. Deze zijn te vinden op de ‘Infor­matie’ pagina.
.......................................................................
012c
• Zet direct de stroom uit, haal het netsnoer uit het stopcontact en breng het apparaat voor onderhoud naar uw handelaar, het dichtst-bijzijnde Roland Service Centrum of een erkend Roland distributeur, te vinden op de ‘Informatie’ pagina, indien:
• Het netsnoer of de stekker is
beschadigd, of
• Er rook of een ongewone geur optreedt
• Er objecten of vloeistof in het apparaat
terecht zijn gekomen, of
• Het apparaat in de regen heeft gestaan
(of op andere wijze nat is geworden), of
• Het apparaat niet normaal schijnt te
functioneren of een duidelijke veran­dering in werking laat zien.
.......................................................................
2
WAARSCHUWING
013
• Steek het netsnoer van dit apparaat niet in een stopcontact, waar een buitensporig aantal andere apparaten gebruik van maakt. Wees in het bijzonder voorzichtig bij het gebruik van verlengsnoeren – de totale hoeveelheid stroom die door alle aangesloten apparaten wordt gebruikt, mag nooit de stroom classificatie (watts/ampères) van het verlengsnoer overschrijden. Door overmatige ladingen kan de isolatie van het snoer verhit raken, en uiteindelijk smelten.
019
• Batterijen mogen nooit opnieuw opgeladen, verhit, uit elkaar gehaald of in vuur of water gegooid worden.
.......................................................................
VOORZICHTIG
101b
• Het apparaat dient op een zodanige wijze geplaatst te worden, dat er voldoende venti­latieruimte beschikbaar is.
.......................................................................
102d
• Wanneer de stekker in het stopcontact of in dit apparaat word gestoken of eruit wordt gehaald, houdt u deze altijd bij de stekker zelf vast.
.......................................................................
103b
• Haal de adapter regelmatig uit het stopcontact, en maak deze met een droge doek schoon om stof en andere opeenhopingen te verwijderen. Verwijder de adapter ook uit het stopcontact, wanneer u het apparaat langere tijd niet zult gebruiken. Ophoping van stof tussen de stekker en het stopcontact kan tot verminderde isolatie leiden en brand veroorzaken.
.......................................................................
104
• Probeer het in elkaar verwikkeld raken van snoeren en kabels te voorkomen. Bovendien zouden alle snoeren en kabels buiten het bereik van kinderen geplaatst moeten worden.
.......................................................................
106
• Ga nooit boven op dit apparaat staan, en plaats er geen zware objecten op.
.......................................................................
VOORZICHTIG VOORZICHTIG
107d
• Wanneer de stekker in het stopcontact of in dit apparaat word gestoken of eruit wordt gehaald, mogen uw handen nooit nat zijn.
......................................................................
108b
• Voordat u het apparaat gaat verplaatsen, haalt u het netsnoer uit het stopcontact, en koppelt u de snoeren van alle apparaten los.
......................................................................
109b
• Voordat u het apparaat gaat schoonmaken, zet u de stroom uit, en haalt u het netsnoer uit het stopcontact (p. 13).
......................................................................
110b
• Indien er onweer in uw omgeving wordt verwacht, haalt u het netsnoer uit het stopcontact.
......................................................................
112
• Gebruikte batterijen moeten in overeenstemming met de voorschriften in uw regio worden weggegooid.
......................................................................
112
• Bij onjuist gebruik kunnen batte­rijen exploderen of lekken, en schade of letsel veroorzaken. In het belang van veiligheid, hanteert u de volgende voorzorgsmaatregelen (p. 11).
• Volg nauwgezet de plaatsing
instructies voor batterijen, en zorg ervoor dat u rekening houdt met de juiste polariteit.
• Vermijd het gebruik van
nieuwe batterijen in combi­natie met gebruikte. Voorkom ook het door elkaar gebruiken van verschillende soorten batterijen.
• Verwijder de batterijen, als
het apparaat geruime tijd niet gebruikt zal worden.
5.....................................................................
• Als een batterij heeft gelekt, gebruik
dan een zacht stukje doek of papier, om lekkage uit het batterijvak te vegen. Plaats vervolgens nieuwe batte­rijen. Om brandwonden te voorkomen, vermijdt u contact tussen de ontla­dingrestanten en handen of huid. Let er bijzonder goed op, dat niets van de ontladingrestanten in de buurt van uw ogen komt. Spoel het getroffen gedeelte direct overvloedig met water uit als lekkage in de ogen terecht is gekomen.
......................................................................
107d
• Bewaar batterijen nooit samen met metalen voorwerpen, zoals ballpoint pennen, kettinkjes, haarspelden, etc.
.......................................................................
NL
Voor EU-landen
3
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
291a
Naast de onderdelen die onder “Het apparaat op een veilige
manier gebruiken’ op pagina 2 worden genoemd, raden wij u
aan het volgende te lezen en in acht nemen:
Stroomvoorziening: gebruik van batterijen
• Verbind dit apparaat niet met een stopcontact dat tevens wordt gebruikt voor elektrische apparatuur die is voorzien van een inverter (zoals een koelkast, wasma­chine, magnetron of airconditioner) of die gebruik maakt van een motor. Afhankelijk van hoe deze apparatuur wordt gebruikt, kan stroomruis leiden tot storing of een hoorbare ruis. Als het praktisch gezien onmogelijk is om een ander stopcontact te kiezen, dan plaatst u een stroom­filter tussen het stopcontact en dit instrument.
• De adapter zal na vele uren opeenvolgend gebruik warmte gaan genereren. Dit is normaal en niets om u zorgen over te maken.
• Het gebruik van een adapter is raadzaam, aangezien het stroomverbruik van het apparaat relatief hoog is.
• Bij het plaatsen of vervangen van batterijen, schakelt u de stroom van dit apparaat altijd uit, en ontkoppelt u aange­sloten apparaten. Op deze manier voorkomt u schade aan speakers of andere apparatuur.
• Er worden batterijen met het apparaat meegeleverd. De levensduur hiervan is echter beperkt, aangezien het mogelijk maken van testen het voornaamste doel is.
• Voordat dit apparaat op andere apparaten wordt aange­sloten, zet u de stroom van alle apparaten uit. Dit zal storingen en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten helpen voorkomen.
Plaatsing
• Dit apparaat kan de ontvangst van radio of televisie verstoren. Gebruik dit apparaat niet in de nabijheid van dit soort ontvangers.
• Stel dit apparaat niet aan direct zonlicht bloot, plaats het niet bij apparaten, die warmte verspreiden, laat het niet in een afgesloten voertuig achter en stel het niet aan extreme temperaturen bloot. Door overmatige hitte kan het apparaat misvormen of verkleuren.
• Wanneer het apparaat naar een andere locatie wordt verplaatst, waar de temperatuur en/of vochtigheid verschilt van de vorige locatie, kunnen binnen het apparaat waterdruppels (condensatie) vormen. Als u het apparaat in deze staat gebruikt, kunnen schade of storingen ontstaan. Voordat u het apparaat op de nieuwe locatie gaat gebruiken, laat u het enige uren acclimati­seren, totdat de condensatie volledig is verdampt.
• Afhankelijk van het materiaal en de temperatuur van het oppervlak, waarop u het apparaat plaatst, kunnen de rubberen voetjes ervan de ondergrond beschadigen of verkleuren.
Onderhoud
• Voor het dagelijks schoonmaken van het apparaat gebruikt u een droge, zachte doek of één die enigszins vochtig is. Voor het verwijderen van hardnekkig vuil, gebruikt u een doek met een mild, niet schurend schoon-
maakmiddel. Daarna veegt u het apparaat met een zachte, droge doek goed af.
• Gebruik nooit wasbenzine, verdunner, alcohol of oplos­middelen om kans op verkleuring en/of misvorming te voorkomen.
Reparatie en data
• Wees er op bedacht, dat de inhoud van het geheugen verloren kan gaan als u het apparaat laat repareren. Van belangrijke gegevens moet u altijd een reservekopie maken, in een ander MIDI apparaat (bijvoorbeeld een sequencer), computer of op papier opgeschreven (indien mogelijk). Tijdens reparaties wordt getracht het verlies van data te vermijden. Echter, in bepaalde gevallen (wanneer het schakelsysteem van het geheugen zelf niet meer werkt) kan data helaas niet meer hersteld worden. Roland is niet verantwoordelijk voor dataverlies.
Aanvullende voorzorgsmaatregelen
• Wees er op bedacht, dat de inhoud van het geheugen door storingen of onjuist gebruik van het apparaat onher­stelbaar verloren kan gaan. Om uzelf tegen het risico van verlies van belangrijke gegevens te beschermen, raden wij u aan om van tijd tot tijd een reservekopie van belangrijke gegevens, die u in het geheugen van het apparaat heeft opgeslagen, te maken.
• De inhoud van data die in een ander MIDI apparaat (bijvoorbeeld een sequencer) of computer is opgeslagen, kan helaas niet meer hersteld worden, wanneer deze verloren is gegaan. Roland Corporation is niet verant­woordelijk voor dit soort dataverlies.
• Behandel de knoppen, schuifregelaars of andere regelaars van dit apparaat met gepaste voorzichtigheid. Dit geldt ook voor het gebruik van de stekkers en aansluitingen. Ruwe behandeling kan tot storing leiden.
• Sla nooit op het beeldscherm, en voer er geen hoge druk op uit.
• Tijdens het aansluiten en/of loskoppelen van alle kabels, houdt u deze bij de aansluiting zelf vast – trek nooit aan de kabel. Op deze manier vermijdt u kortsluiting of schade aan de interne elementen van de kabel.
• Om te vermijden, dat u uw buren stoort, probeert u het volume van dit apparaat op een redelijk niveau te houden. U kunt ervoor kiezen om een koptelefoon te gebruiken, zodat u zich geen zorgen om de personen in uw naaste omgeving hoeft te maken (‘s nachts in het bijzonder.)
• Aangezien geluidstrillingen sterker dan verwacht door plafonds en muren heen kunnen trillen, dient u ervoor te zorgen, dat dit bij uw buren geen overlast veroorzaakt. Dit geldt in het bijzonder ’s nachts en bij het gebruik van een koptelefoon.
• Wanneer u het apparaat moet vervoeren, verpakt u het in de originele doos (inclusief schokabsorberend materiaal). Anders zult u soortgelijk verpakkingsmateriaal moeten gebruiken.
• Gebruik alleen het gespecificeerde expressie pedaal (Roland EV-5, BOSS FV-500L of FV-500H; apart verkrijgbaar). Als u andere expressie pedalen aansluit, riskeert u storingen en/of schade aan het apparaat.
4
Inhoud
Introductie ...............................................................................................7
Hoofdkenmerken........................................................................................................................................ 7
Paneelbeschrijving...................................................................................................................................... 7
Display (scherm) ............................................................................................................................. 7
Bovenpaneel (toetsen) .................................................................................................................... 8
Bovenpaneel (pedalen)...................................................................................................................9
Achterpaneel.................................................................................................................................. 10
Verbindingen maken ............................................................................................................................... 11
Te maken verbindingen als u de FC-300 als een MIDI voetbediening gebruikt ................. 11
Te maken verbindingen als u de FC-300 als aangewezen voetbediening voor een
RRC2 IN apparaat gebruikt (zoals de VG-99)........................................................................... 12
De stroom aan en uitzetten .....................................................................................................................13
De FC-300 als MIDI voetschakelaar gebruiken ........................................................................ 13
Bij gebruik van de FC-300 als een aangewezen voetbediening van een RRC2 IN
apparaat (zoals de VG-99)............................................................................................................ 13
Over modus instellingen ......................................................................................................................... 14
Standard modus (p. 16) ................................................................................................................ 14
Control Change modus (p. 21) ....................................................................................................14
System Exclusive modus (p. 28)..................................................................................................14
Patch modus (p. 29) ...................................................................................................................... 14
Van modus wisselen ................................................................................................................................15
Over de modus indicators ........................................................................................................... 15
Standaard modus..................................................................................16
Program Change berichten verzenden.................................................................................................. 16
Instellen hoe klanken worden gewisseld................................................................................... 16
Control Change berichten verzenden.................................................................................................... 17
De expressie pedalen gebruiken ................................................................................................. 17
De regel pedaal en expressie pedaal schakelaar gebruiken.................................................... 17
De externe regel pedalen en expressie pedalen gebruiken..................................................... 18
Controller nummers voor elk pedaal......................................................................................... 18
De pedaalinstellingen wijzigen ..............................................................................................................19
Control Change modus ........................................................................21
Over de Control Change modus ............................................................................................................ 21
Control Change berichten verzenden.................................................................................................... 21
Numeriek pedaal (1/6-5/10)....................................................................................................... 21
[ ] [ ] Pedaal .......................................................................................................................... 21
De expressie pedalen gebruiken ................................................................................................. 22
De regel pedaal en expressie pedaal schakelaar gebruiken.................................................... 22
Aanvullende voetschakelaars en expressie pedalen gebruiken............................................. 23
Controller nummers van de pedalen .........................................................................................23
De pedaalinstellingen wijzigen ..............................................................................................................24
Controller nummers die aan de pedalen zijn toegekend bewaren (Pedaal instellingen).............. 26
Controller nummers die aan de pedalen zijn toegekend gelijktijdig wisselen ............................... 26
Een pedaalinstelling verwijderen........................................................................................................... 27
System Exclusive modus.....................................................................28
Patch modus .........................................................................................29
Over de Patch modus............................................................................................................................... 29
Over de Patch................................................................................................................................. 29
Control Change berichten verzenden.................................................................................................... 30
De expressie pedalen gebruiken ................................................................................................. 30
De regel pedaal en expressie pedaal schakelaar gebruiken.................................................... 30
De externe regel pedalen en expressie pedalen gebruiken..................................................... 31
Controller nummers voor elk pedaal......................................................................................... 31
Patch data verzenden............................................................................................................................... 32
Patches aanmaken .................................................................................................................................... 33
MIDI Streams bewerken .............................................................................................................. 34
5
Het kopiëren van MIDI Streams ................................................................................................. 39
MIDI Streams verwijderen........................................................................................................... 40
De timing voor verzenden van OFF MIDI Streams instellen ................................................. 40
Amp Control instellen .................................................................................................................. 41
De pedaalinstellingen wijzigen ..............................................................................................................42
De Patch naam instellen ..........................................................................................................................44
Patches bewaren (opslaan)...................................................................................................................... 44
Patches verwijderen ................................................................................................................................. 45
Overige kenmerken...............................................................................46
De systeem parameterss instellen .......................................................................................................... 46
Het LCD contrast regelen ............................................................................................................ 46
Batterijverbruik verminderen (Economy modus) .................................................................... 46
De methode voor het in Standard modus verzenden van Program Change berichten
instellen (PC modus) .................................................................................................................... 47
De [ ] [ ] pedalen gebruiken om instellingen vast te leggen .........................................48
Het bereik van te wisselen banken beperken (Bank Extent)................................................... 48
De [ ] [ ] pedaal stapgrootte instellen ............................................................................... 49
Instellen hoe nummers worden aangegeven ............................................................................ 49
De polariteit van de AMP CONTROL Jacks instellen ............................................................. 50
De rol van een EXP PEDAL/CTL Jack bepalen ....................................................................... 50
De functie van de MODE pedaal Jack wisselen ....................................................................... 51
Wisselen hoe de pedaalindicators oplichten............................................................................. 51
Het MIDI verzendkanaal instellen .............................................................................................52
De Device ID instellen .................................................................................................................. 52
De Bank Select Output instellen .................................................................................................52
De Bank Select waarde instellen .................................................................................................53
Data verzenden naar een extern MIDI apparaat (Bulk Dump).............................................. 53
Data van een extern MIDI apparaat ontvangen (Bulk Load) .................................................54
Appendix................................................................................................55
De fabrieksinstellingen herstellen (Factory Reset) ..............................................................................55
Het expressie pedaal aanpassen............................................................................................................. 56
Foutmeldingen.......................................................................................................................................... 57
Battery Low!................................................................................................................................... 57
Memory Full! .................................................................................................................................57
MIDI Buffer Full!........................................................................................................................... 57
MIDI Offline!.................................................................................................................................. 57
RRC2 Buffer Full! ..........................................................................................................................57
RRC2 Offline!................................................................................................................................. 57
Problemen oplossen ................................................................................................................................. 58
MIDI Implementatie ...............................................................................59
Roland System Exclusive berichten....................................................................................................... 59
1. Gegevens Format voor Exclusive Messages ......................................................................... 59
2. Adres-mapped Data Transfer.................................................................................................. 59
3. Procedure voor een eenrichtingstransfer.............................................................................. 60
1. Herkende ontvangst data................................................................................................................... 62
2. Verzonden data.................................................................................................................................... 62
Verzonden berichten..................................................................................................................... 62
3. Exclusive Communications................................................................................................................. 64
4. Parameter adres overzicht (Model ID = 00H 00H 20H)................................................................. 64
Specificaties ..........................................................................................68
FC-300 : MIDI FOOT CONTROLLER ...................................................................................................68
Index.......................................................................................................69
6

Introductie

Hoofdkenmerken

• Beschikt over vier modi (Standaard modus, Control Change modus, System Exclusive modus, Patch modus)
• Dit apparaat bevat twee expressie pedalen en twee bedieningspedalen.
U kunt de bediening zelfs uitbreiden tot drie externe expressie pedalen of zes externe bedieningspedalen.
• Beschikt over LCD met 2 regels van 16 tekens
• Beschikt over RRC2 OUT aansluiting; maakt verbinding met RRC2 IN ondersteunende apparaten mogelijk middels één kabel
• Beschikt over twee afzonderlijke versterker controle kanalen
• Beschikt over drieweg stroomvoorziening (adapter, batterijen, RRC2)

Paneelbeschrijving

Display (scherm)

1
2
3
1
MODE indicator
De huidige modus wordt hier aangegeven. (p. 15)
2
BANK/NUMBER display
De momenteel geselecteerde bank en nummer worden hier aangegeven.
3
Liquid Crystal display (LCD)
Er wordt een verscheidenheid aan informatie op dit scherm getoond.
7
Introductie

Bovenpaneel (toetsen)

1
4
2
5
3
6
1
PARAMETER toets [] []
Druk hierop, om parameters te selecteren.
2
UTILITY toets / INS (insert) toets
Druk hierop, bij het wijzigen van systeeminstellingen. In het Edit scherm gebruikt u deze toets om MIDI berichten en spaties in te voegen.
3
MODE toets / DEL (delete) toets
Druk hierop, om de operationele modus van de FC-300 te wijzigen. In het Edit scherm verwijdert u op deze manier een MIDI bericht of een teken op de cursor locatie.
4
VALUE toets [ ] [ ]
Gebruik deze toets bij het wijzigen van de waarden van instellingen.
5
EXIT toets
Druk hierop, om een bewerking ongedaan te maken en naar het vorige scherm terug te keren.
6
WRITE toets
Druk hierop, om instellingen vast te leggen en bewerkingen uit te voeren.
Om naar de hoofdparameters
te gaan, houdt u een van deze
toetsen ingedrukt, terwijl u op
de andere drukt. Bij
onderdelen met minder
parameters springt de FC-300
naar de laatste (of eerste)
parameter.
• Door VALUE een aantal
seconden ingedrukt te hou-
den, kan de waarde van de
instelling doorlopend wor-
den verhoogd/verlaagd.
• De waarde neemt versneld
toe, als u als u VALUE
[ ] ingedrukt houdt, en
vervolgens [ ] ingedrukt
houdt.
• De waarde neemt versneld
af, als u als u VALUE [ ]
ingedrukt houdt, en vervol-
gens [ ] ingedrukt
houdt.
8

Bovenpaneel (pedalen)

b
b
Introductie
1
[] [ ] (omlaag/omhoog) pedalen
Gebruik deze pedalen om banks te wisselen en nummers te selecteren.
Tevens kunt u van modus wisselen door de pedalen tegelijkertijd in te drukken.
2
CTL (Control) pedalen (1, 2)
U kunt de gewenste functies aan deze pedalen toekennen, en ze vervolgens voor deze functies te gebruiken.
3
Nummer pedalen (1/6 – 5/10)
Deze wisselen de Patch nummers.
4
Nummer pedaal indicators (1/6 – 5/10)
De indicator van het momenteel geselecteerde nummer licht op.
Een rode indicator licht op als een nummer van 1 tot 5 is geselecteerd. Een groene indicator licht op als een nummer van 6 tot 10 is geselecteerd.
5
EXP PEDAL (expressie pedaal) (1, 2)
Deze bedienen het volume, wah of andere aspecten van aangesloten apparaten.
6
EXP PEDAL SW (expressie pedaal schakelaar) (1, 2)
Druk de voorkant van het pedaal stevig in om het effect aan en uit te zetten.
Als u het expressie pedaal
edient, let er dan op dat uw
vingers niet klem komen te
zitten tussen het beweegbare
deel en het paneel. In
huishoudens met kleine
kinderen moet een volwassene
toezicht houden, totdat het
kind in staat is de regels die
essentieel zijn voor een veilige
ediening van het apparaat op
te volgen.
7
EXP PEDAL SW indicators (expressie pedaal schakelaar indicators) (1, 2)
Licht op, als het effect dat door de EXP PEDAL SW wordt aangestuurd aan staat, en gaat uit als het effect uitgeschakeld wordt.
9
Introductie

Achterpaneel

2
3
4
1
1
Veiligheidsslot
http://www.kensington.com/
2
MODE Jack
Sluit een optionele voetschakelaar (zoals de BOSS FS-5U) hier aan.
De functie staat meteen aan, wanneer de worden ingedrukt.
[] en [] pedalen tegelijkertijd
3
EXP PEDAL/CTL Jack
Sluit hier een optioneel expressie pedaal op aan (zoals de Roland EV-5, BOSS FV­500L/FV-500H) of voetschakelaar (zoals de BOSS FS-5U/FS-6).
4
AMP CONTROL 1, 2 Jack
Als u de AMP CONTROL functie gebruikt, sluit dan aan op de Jack, die voor het wisselen van gitaarversterker kanalen wordt gebruikt.
5
MIDI aansluitingen (OUT, IN)
Sluit een extern MIDI apparaat op deze aansluitingen aan om MIDI berichten te verzenden en te ontvangen.
6
RRC2 OUT aansluiting
U kunt een extern RRC2 IN apparaat hier aansluiten, om data tussen de apparaten te verzenden en te ontvangen. Tegelijkertijd kan de FC-300 door het externe RRC2 IN apparaat worden aangestuurd.
7
POWER schakelaar
Schakelt de stroom in en uit.
8
DC IN (AC Adaptor) Jack
Sluit de adapter (PSA serie; los verkrijgbaar) hierop aan.
5
6
Let erop, dat u de RRC2 OUT
aansluiting aansluit op een
apparaat met een RRC2 IN
aansluiting. Gebruik van de
verbinding met andere
apparaten kan leiden tot
warmteproductie en schade
aan de apparatuur.
Bij gebruik op stroom, die door
een RRC2 In apparaat wordt
geleverd, wordt de stroom
ingeschakeld ongeacht de
positie van de POWER
schakelaar.
RRC2 is een Roland standaard,
die is ontwikkeld om tweeweg
communicatie tussen RRC2 IN
apparaten en RRC2 OUT
apparaten mogelijk te maken,
terwijl het RRC2 OUT
apparaat door het RRC2 IN
apparaat van stroom wordt
voorzien, allemaal via één
kabel.
U dient alleen de PSA serie
adapter te gebruiken. Gebruik
van een andere adapter kan
leiden tot oververhitting of
storingen.
8
7
9
10
9
Snoerhaak
Draai het adaptersnoer hier omheen, om te voorkomen dat de adapterplug los raakt. Raadpleeg ‘Een adapter aansluiten’ (p. 12).

Verbindingen maken

Als u verbinding met andere apparaten maakt, zorg dan dat alle apparaten uit staan. Als u verbinding probeert te maken, terwijl de stroom aan staat, dan kunnen de instellingen van de FC-300 worden gewijzigd.

Te maken verbindingen als u de FC-300 als een MIDI voetbediening gebruikt

fig.
Adapter BOSS
PSA serie
PCS-31PCS-31
Wit RoodWit Rood
BOSS FS-5U
EV-5 etc.
BOSS FS-5U
BOSS FS-5U
BOSS
FS-6
Als u een voetschakelaar wilt gebruiken om de modus te wijzigen, sluit dan een BOSS FS-5U/FS-6 voetschakelaar (Optioneel) op de MODE Jack aan.
Als u de FS-5U of FS-6 gebruikt, stel de polariteit schakelaar dan in, zoals hieronder wordt getoond.
fig.FS-5U.eps
Aansluiten op voetschakelaar Jack
Externe geluidsmodule
Gitaarversterker etc.
BA
MIDI IN
MIDI Sequencer etc.
MIDI OUT
Introductie
921
Alvorens andere apparatuur
aan te sluiten, minimaliseert u
het volume van alle apparaten
en schakelt u ze uit. Dit
voorkomt storing en schade
aan de speakers (of andere
componenten) van aangesloten
apparaten.
Dit instrument is uitgerust met 1/4 inch TRS Jacks. De draadschema’s van deze Jacks worden hieronder getoond. Sluit aan, nadat u de draadschema’s van aangesloten apparatuur heeft gecontroleerd.
fig.XLR/TRSJack.eps
AARDE
BOSS FS-5U
BOSS FS-6
Plaats batterijen
De FC-300 bevat geen geplaatste batterijen bij de aankoop.
Als u de FC-300 met batterijen gebruikt, plaats de nieuwe batterijen dan volgens onderstaande tekening.
fig.change-battery.eps
928
• Plaats een stapeltje kranten
of bladen onder de zijkan-
ten of hoeken van het appa-
raat, als u het apparaat
omdraait. Dit voorkomt
schade aan de toetsen en
bedienings-elementen. Pro-
beer het apparaat zo te
draaien, dat er geen toetsen
of bedieningselementen
worden beschadigd.
• Als u het apparaat onderste-
boven keert, ga er dan voor-
zichtig mee om, om te voor-
komen dat u het laat vallen
of dat het omvalt.
Als de batterijspanning laag
wordt, dan verschijnt ‘Battery
Low!’ op het display. Als dit
gebeurt, plaats dan zo snel
mogelijk nieuwe batterijen.
Door op [EXIT] te drukken,
verdwijnt de boodschap van
het display.
11
Introductie
Een adapter aansluiten
Als u een BOSS PSA serie adapter gebruikt, dan sluit u het snoer als volgt aan, en zet u het aan de snoerhaak vast.
fig.CordHook.j.eps
Het snoer van de
meegeleverde adapter
Snoerhaak
Naar het stopcontact
Te maken verbindingen als u de FC-300 als aangewezen voetbediening voor een RRC2 IN apparaat gebruikt (zoals de VG-99)
fig.
PCS-31PCS-31
Wit RoodWit Rood
BOSS FS-5U
EV-5 etc.
BOSS FS-5U
BOSS FS-5U
BOSS
FS-6
* Stroom wordt geleverd door het RRC2 IN apparaat; batterijen of adapter zijn overbodig.
* Als u een commercieel verkrijgbare Ethernetkabel als RRC2 aansluitkabel gebruikt, zorg er
dan voor dat de kabel aan de volgende specificaties voldoet:
• Category 5 (Cat5) of hoger
• Maximumlengte van 15 meter
• Kabel gemaakt voor rechtstreekse verbindingen
Aansluiten op voetschakelaar Jack
Gitaarversterker etc.
RRC2 kabel
RRC2 IN apparaat
925
Gebruik alleen het
gespecificeerde expressie
pedaal (Roland EV-5, BOSS
FV-500L of FV-500H; apart
verkrijgbaar). Als u andere
expressie pedalen aansluit,
riskeert u storingen en/of
schade aan het apparaat.
Druk bij het aansluiten de
RRC2 kabel of Ethernet kabel
zorgvuldig aan tot deze stevig
in de RRC2 aansluiting zit.
Ethernet kabels, die voor
crossover verbindingen
ontworpen zijn, kunnen niet
worden gebruikt.
Stel de RRC2 kabel en de
Ethernet kabel niet bloot aan
spanning of schokken.
12

De stroom aan en uitzetten

Als de verbindingen voltooid zijn (p. 11), dan kunt u de stroom van uw diverse apparaten in de aangegeven volgorde aanzetten. Door de apparaten in de verkeerde volgorde aan te zetten, kunt u storing of schade aan de speakers (of andere componenten) van aangesloten apparaten veroorzaken.

De FC-300 als MIDI voetschakelaar gebruiken

De stroom aanzetten
fig.power-on.eps
Controleer eerst of u correct op het externe MIDI instrument bent aangesloten. Zet de stroomschakelaar van de FC-300 vervolgens op ‘ON’.
fig.
Als de stroom aangezet wordt, start de FC-300 in Standard modus.
De stroom uitzetten
Introductie
Daarbij start het op met de
MIDI kanaalinstelling op ‘1’,
maar u kunt het opstart MIDI
kanaal wijzigen. Raadpleeg
‘Het MIDI verzendkanaal
instellen’ (p. 52).
1
Schakel de stroom van het op de FC-300 aangesloten apparaat uit.
2
Zet de POWER schakelaar van de FC-300 op OFF.

Bij gebruik van de FC-300 als een aangewezen voetbediening van een RRC2 IN apparaat (zoals de VG-99)

De stroom aanzetten
Controleer eerst of u juist op het RRC2 IN apparaat bent aangesloten. Zet vervolgens de stroomschakelaar van het RRC2 IN apparaat op ‘ON’.
fig.
2
Zet de stroom van het RRC2 IN apparaat aan.
1
Sluit de RRC2 kabel aan.
Druk bij het aansluiten de
RRC2 kabel of Ethernet kabel
zorgvuldig aan, tot deze stevig
in de RRC2 aansluiting zit.
Als de POWER schakelaar van
het RRC2 IN apparaat
ingesteld is op ON, dan
schakelt de stroom van de
FC-300 vanzelf in, ongeacht de
positie van de POWER
schakelaar van de FC-300.
De stroom uitschakelen
Zet de stroom uit van het RRC2 IN apparaat, dat op de FC-300 is aangesloten.
Hoewel de FC-300 opstart in
Standard modus, kan het
apparaat naar een andere
modus worden geschakeld,
middels instellingen, die van
een RRC2 IN apparaat worden
ontvangen.
13
Introductie

Over modus instellingen

De FC-300 beschikt over de volgende vier modi. De pedalen functioneren anders, afhankelijk van de geselecteerde modus.
Deze handleiding beschrijft elke modus afzonderlijk, waarbij de items die beschikbaar zijn in een specifieke modus worden toegelicht.

Standard modus (p. 16)

Deze modus is bedoeld voor het verzenden van Program Change berichten en Control Change berichten. U kunt de pedalen gebruiken om Program Change berichten te verzenden.

Control Change modus (p. 21)

Deze modus is bedoeld voor het verzenden van Control Change berichten.
U kunt deze modus gebruiken om de Control Change berichten te verzenden die aan de pedalen zijn toegekend, en de expressie van een muziekstuk versterken.
Tevens kunt u tot vijf sets of configuraties met instellingen vastleggen, voor alle pedalen (Pedal Setting functie).
Zie ‘Van modus wisselen’
(p. 15) voor uitleg over hoe u
een modus kunt kiezen.

System Exclusive modus (p. 28)

Deze modus is bedoeld voor het verzenden van System Exclusive berichten.
U kunt deze modus gebruiken om andere apparatuur te bedienen, die SysEx berichten van de FC-300 accepteert.

Patch modus (p. 29)

Deze modus is bedoeld voor het verzenden van meerdere MIDI berichten (MIDI Streams), die al bij Patches zijn bewaard.
Patches zijn geheugen gebieden, waar MIDI Streams worden bewaard. U kunt tot 100 Patches opslaan.
Een individuele Patch kan MIDI berichten bevatten met een maximum van ongeveer 500 bytes.
Door Patch modus te gebruiken, kunt u groepen MIDI berichten door een Patch versturen, waardoor de instellingen van meerdere apparaten tegelijk kunt wijzigen.
14

Van modus wisselen

985
U kunt op een van de volgende manieren van modus wisselen.
• Druk op [MODE]
• Druk op een voetschakelaar (BOSS FS-5U/FS-6; los verkrijgbaar), die is aangesloten op de MODE Jack
• Druk tegelijkertijd op de
fig.
Standard modus
Control Change modus
System Exclusive modus
Patch modus
[] en [] pedalen
Introductie
De toelichtingen in deze
handleiding bevatten
illustraties, die aangeven wat
er normaalgesproken op het
display wordt weergegeven.
Merk echter op, dat uw
apparaat mogelijk een een
nieuwere, verbeterde versie
van het systeem bevat, en dat
de inhoud van het display niet
altijd overeenkomt met wat er
in de handleiding staat.

Over de modus indicators

Standard modus
Control Change modus
System Exclusive modus
Patch modus
De huidige modus wordt aangegeven door de MODE indicators. U kunt alleen vanuit het eerste scherm van modus wisselen.
U kunt de manier wijzigen,
waarop de modus wordt
gewisseld bij het gebruik van
[ ] en [ ] pedaal of
voetschakelaar. Raadpleeg ‘De
functie van de MODE pedaal
Jack wisselen’ (p. 51) voor
meer informatie.
15

Standaard modus

Dit is de modus om Program Change berichten en Control Change berichten mee te verzenden.

Program Change berichten verzenden

Door op de
[] en [] pedalen en de numerieke pedalen (1/6 – 5/10) te drukken,
worden de Program Change berichten en Bank Select berichten van de bijbehorende pedalen verzonden.
1
Druk op het [] pedaal, en de getallen nemen met 5 af. Druk op het [] pedaal, en de getallen nemen met 5 toe.
Het BANK/NUMBER display en de numerieke pedaal indicators knipperen.
2
Druk op het numerieke pedaal (1/6-5/10) om het nummer te selecteren.
De indicator van het ingedrukte numerieke pedaal licht op, en het Program Change bericht wordt verzonden.
Met de fabrieksinstellingen is het verzenden van Bank Select berichten en Program Change berichten in overeenstemming met wat er op het BANK/NUMBER display wordt aangegeven, zoals hieronder wordt getoond.
BANK/NUMBER Display Bank Select bericht
(MSB) (LSB)
001–128 0 0 1–128 129–130 1 0 29–30

Instellen hoe klanken worden gewisseld

U kunt instellen op welke manier de FC-300 met de pedalen klanken wisselt en klank nummers weergeeft.
Leg de instellingen vast, in overeenstemming met de externe MIDI apparaten die u gebruikt (p. 47).
Program Change
bericht
• Met de fabrieksinstellingen
worden Program Change
berichten niet verzonden
door uitsluitend de [ ]
en [ ] pedalen in te
drukken. Om Program
Change berichten te
verzenden door uitsluitend
de [ ] en [ ] pedalen
in te drukken, raadpleegt u
‘De [] en []
pedalen gebruiken om
instellingen vast te
leggen’ (p. 48).
• U kunt op het [ ] of
[ ] pedaal drukken, om
Patchnummers met tien
tegelijk te wijzigen.
Raadpleeg ‘De [] []
pedaal stapgrootte
wijzigen’ (p. 49) voor meer
informatie.
• U kunt het bereik van te
wisselen nummers
beperken. Raadpleeg ‘Het
bereik van te wisselen
banken beperken (Bank
Extent)’ (p. 48) voor meer
informatie.
• U kunt de pedaal bank en
het nummer afzonderlijk
aangeven op het BANK/
NUMBER display.
Raadpleeg ‘Instellen hoe
nummers worden
aangegeven’ (p. 49) voor
meer informatie.
• U kunt de output van Bank
Select berichten stoppen.
Raadpleeg ‘De Bank
Select output instellen’ (p.
52) voor meer informatie.
• U kunt de Bank Select
berichten wijzigen.
Raadpleeg ‘De Bank
Select waarde instellen’
(p. 53) voor meer
informatie.
16

Control Change berichten verzenden

b
U kunt met expressie pedalen en regel pedalen Control Change berichten verzenden.

De expressie pedalen gebruiken

Standaard modus
Control Change berichten, waarvan de controller nummers voor elk pedaal zijn ingesteld, worden achtereenvolgens verzonden, naarmate het expressie pedaal wordt ingedrukt.
Elk pedaal is vanuit de fabriek als volgt ingesteld.
Expressie pedaal CC# Bereik
EXP PEDAL 1 7 0–127 EXP PEDAL 2 1 0–127

De regel pedaal en expressie pedaal schakelaar gebruiken

Als u regel pedalen gebruikt, dan kunt u deze gebruiken om Control Change berichten te verzenden voor de Controller nummers, die aan elk van de pedalen zijn toegekend.
Daarnaast kunt u de expressie pedaal schakelaar activeren, door het uiteinde van het pedaal stevig in te drukken.
Control Change berichten met de Controller nummers, die voor elk pedaal zijn vastgelegd, worden verzonden.
Elk pedaal is vanuit de fabriek als volgt ingesteld:
Pedaal CC# Bereik Modus
CTL pedaal 1 80 0–127 LATCH CTL pedaal 2 81 0–127 LATCH EXP PEDAL SW 1 82 0–127 LATCH EXP PEDAL SW 2 83 0–127 LATCH
Voor meer informatie over alle
parameters en het wijzigen van
instellingen, raadpleegt u ‘De
pedaalinstellingen wijzigen’
(p. 19).
Het regel pedaal is een
pedaaltype met een directe
schakeling, dat een ON bericht
verzendt wanneer het wordt
ingedrukt, en een OFF bericht
wanneer het wordt losgelaten.
U kunt dit wijzigen naar een
pedaaltype met vertraging, dat
ij elke keer indrukken een ON
of OFF bericht stuurt – zie
‘Modus’ (p. 20).
U kunt de schakelaar van het
regel pedaal en het expressie
pedaal gebruiken, om de AMP
CONTROL Jacks te wisselen –
zie ‘De pedaalinstellingen
wijzigen’ (p. 19).
17
Standaard modus

De externe regel pedalen en expressie pedalen gebruiken

U kunt los verkrijgbare voetschakelaars en expressie pedalen aansluiten, en externe pedalen net als de pedalen van de FC-300 gebruiken om Control Change berichten, Realtime berichten, en soortgelijke data te verzenden.
Voor meer informatie over alle
parameters en het wijzigen van
instellingen, raadpleegt u ‘De
pedaalinstellingen wijzigen’
(p. 19).
Als een BOSS FS-5U, FS-6 voetschakelaar is aangesloten en is toegekend aan CTL pedaal:
Deze functioneren net als de ingebouwde regel pedalen van de FC-300.
Sluit een regel pedaal op de EXP PEDAL/CTL Jack aan, en stel de FC-300 in om van het pedaal gebruik te maken. (p. 50)
* Als u twee FS-5U pedalen heeft of een FS-6 pedaal dat met een speciale PCS-31
aansluitkabel (van Roland; los verkrijgbaar) op de CTL3,4 Jack is aangesloten, dan bedient de voetschakelaar, die is verbonden met de plug met de witte ring de instelling van CONTROL 3, en de voetschakelaar die is verbonden met de plug met de rode ring bedient de instelling van CONTROL 4.
* Als er slechts een voetschakelaar is aangesloten op de CTL3,4 Jack, dan zijn de CONTROL
3 instellingen actief.
* Als een FS-6 met een optionele aansluitkabel (stereo 1/4’ Jack
CTL3,4 Jack is aangesloten, dan functioneert pedaalschakelaar B aan de hand van de CONTROL 3 instellingen, en pedaalschakelaar A aan de hand van de CONTROL 4 instellingen.
←→
stereo 1/4’ Jack) op de
Zie ‘Verbindingen maken’
(p. 11) voor informatie over het
instellen van de polariteit
schakelaar en modus
schakelaar van het aangesloten
pedaal.
Als een Roland EV-5, BOSS FV-500L of FV-500H is aangesloten, toegekend aan Expression Pedal:
Deze functioneren op dezelfde manier als de ingebouwde expressie pedalen van de FC-300.
Sluit een expressie pedaal op de EXP PEDAL/CTL Jack aan, en stel de FC-300 in, om van het pedaal gebruik te kunnen maken. (p. 50)
* Deze functioneren niet als expressie pedaal schakelaars.
* Als u een BOSS FV-500L/FV-500H aansluit, sluit dan het pedaal aan met een optionele
aansluitkabel (stereo 1/4’ Jack
←→
stereo 1/4’ Jack).

Controller nummers voor elk pedaal

Elk pedaal is in de fabriek ingesteld zoals hieronder wordt getoond:
Pedaal CC# Bereik Modus
CTL3 76 0–127 LATCH CTL4 75 0–127 LATCH CTL5 10 0–127 LATCH CTL6 91 0–127 LATCH CTL7 11 0–127 LATCH CTL8 64 0–127 LATCH EXP PEDAL 3 76 0–127 ­EXP PEDAL 4 10 0–127 ­EXP PEDAL 5 11 0–127 -
Voor meer informatie over alle
parameters en het wijzigen van
instellingen, raadpleegt u ‘De
pedaalinstellingen wijzigen’
(p. 19).
18

De pedaalinstellingen wijzigen

U kunt de instellingen van elk pedaal naar wens wijzigen.
1
In het beginscherm van Standard modus, drukt u op PARAMETER [>].
2
Druk op PARAMETER [] [] om de pedaalinstelling schermen weer te geven.
Standaard modus
3
VALUE [] [] om de waarde te wijzigen.
MIDI berichten
Dit selecteert de te verzenden MIDI berichten.
fig.05-009
MIDI bericht
• OFF
Deze verzenden geen MIDI berichten.
• CC#1–CC#31, CC#33–CC#95
Deze verzenden Control Change berichten.
Als het pedaal als expressie pedaal wordt gebruikt, dan worden achtereenvolgende waarden met de Range instelling verzonden. Als het pedaal wordt gebruikt als een regel pedaal of ander soort schakelaar, dan wordt de maximale waarde verzonden als de schakelaar aan is, en de minimale waarde als de schakelaar uit is.
• MIDI START / MIDI STOP / MIDI CONTINUE / MMC STOP / MMC PLAY / MMC DEF PLAY / MMC FAST FWD / MMC REWIND / MMC REC STROBE / MMC REC EXIT / MMC REC PAUSE / MMC PAUSE
Dit verzendt MIDI Realtime berichten en MMC berichten.
Indien toegekend aan een expressiepedaal, worden berichten verzonden als het pedaal tot onder het halverwege punt wordt ingedrukt, indien toegekend aan een controlepedaal of andere schakelaar, worden de berichten verzonden als de schakelaar aan is.
• P.BEND / CH.PRS
Deze verzenden diverse Pitch Bend berichten en Channel Pressure berichten.
Indien toegekend aan een expressiepedaal, worden achtereenvolgende waarden verzonden binnen het bereik dat met de Range parameter is ingesteld. Bij toekenning aan een controlepedaal wordt de maximale waarde verzonden als de schakelaar aan is, en wordt de minimale waarde verzonden als de schakelaar uit is.
19
Standaard modus
Bereik
Dit stelt het bereik in van verzonden waarden.
fig.05-009
Minimum Maximum
Modus
Dit stelt de schakelmodus in.
fig.05-009
Waarde Toelichting
LATCH De ON en OFF wisselen bij elke druk op het pedaal. MOMENTARY De waarde zal ON zijn, als u het pedaal indrukt, en OFF wanneer u
het pedaal loslaat.
AMP Ctl Op (Amp Control Operation)
Dit selecteert of de AMP CONTROL Jack bediend wordt.
fig.05-009
De Range parameter is actief,
indien CC#, P.BEND of
CH.PRS geselecteerd zijn.
De Mode parameter en AMP
Ctl Op parameter zijn actief,
indien een regel pedaal of
andere schakelaarfunctie
geselecteerd is. Deze
parameter wordt genegeerd als
het pedaal als expressie pedaal
wordt gebruikt.
AMP CONTROL
1 jack
AMP CONTROL
2 jack
Als u de instellingen heeft vastgelegd, druk dan op [EXIT] om naar het beginscherm terug te keren.
fig.05-009
Als het pedaal is ingesteld op OFF
Gitaarversterker
(wissel Jack van versterker kanaal)
Als het pedaal is ingesteld op ON
Gitaarversterker
(wissel Jack van versterker kanaal)
Gesloten
FC-300
(AMP CONTROL jack)
Open
FC-300
(AMP CONTROL jack)
4
Als u de instellingen heeft vastgelegd, druk dan op [EXIT] om naar het beginscherm terug te keren.
De instellingen worden opgeslagen, en de FC-300 keert terug naar het beginscherm.
U kunt de polariteit van de
AMP CONTROL Jacks
wijzigen. Raadpleeg ‘De
polariteit van de AMP
CONTROL Jacks instellen’
(p. 50), voor meer informatie.
20

Control Change modus

Over de Control Change modus

Dit is de modus, waarin u Control Change berichten verstuurt.
In deze modus kunnen alle pedalen worden gebruikt om Control Change berichten te verzenden. U dient deze modus te gebruiken, als u een grote hoeveelheid Control Change berichten wilt verzenden.
Nummer pedaalinstelling
U kunt tevens tot vijf sets of configuraties met instellingen voor alle pedalen in het geheugen van de FC-300 vastleggen. Onder de naam pedaalinstellingen kunnen deze configuraties waar nodig worden gewisseld (p. 26).

Control Change berichten verzenden

Door op de verschillende pedalen te drukken, worden de Control Change berichten die voor het betreffende pedaal zijn ingesteld, over het geselecteerde MIDI kanaal verzonden.

Numeriek pedaal (1/6-5/10)

Control Change berichten met voor elk pedaal ingestelde controller nummers worden verzonden.
Elk pedaal is in de fabriek ingesteld, zoals hieronder wordt getoond.
Pedaal CC# Bereik Modus Pedaal CC# Bereik Modus
1 65 0–127 LATCH 6 70 0–127 LATCH 2 66 0–127 LATCH 7 71 0–127 LATCH 3 67 0–127 LATCH 8 72 0–127 LATCH 4 68 0–127 LATCH 9 73 0–127 LATCH 5 69 0–127 LATCH 10 74 0–127 LATCH

[ ] [ ] Pedaal

Deze wisselen de numerieke pedaalfuncties.
Pedaal Toelichting
[] []
Dit stelt de numerieke pedalen in, om te functioneren als pedalen 1-5.
Dit stelt de numerieke pedalen in, om te functioneren als pedalen 6-10.
Voor meer informatie over alle
parameters en het wijzigen van
instellingen, raadpleegt u ‘De
pedaalinstellingen wijzigen’
(p. 24).
Als het [] pedaal wordt ingedrukt, dan licht de [] pedaalindicator op, en de functies voor de numerieke pedalen 1-5 worden bestuurbaar.
Als het functies voor de numerieke pedalen 6-10 worden bestuurbaar.
[] pedaal wordt ingedrukt, dan licht de [] pedaalindicator op, en de
21
Control Change modus
b

De expressie pedalen gebruiken

Control Change berichten waarvan de controller nummers voor elk pedaal zijn ingesteld worden achtereenvolgens verzonden, naarmate het expressie pedaal wordt ingedrukt.
Elk pedaal is vanuit de fabriek als volgt ingesteld:
Expressie pedaal CC# Bereik
EXP PEDAL 1 7 0–127 EXP PEDAL 2 1 0–127
De regel pedaal en expressie pedaal schakelaar
Voor meer informatie over alle
parameters en het wijzigen van
instellingen, raadpleegt u ‘De
pedaalinstellingen wijzigen’
(p. 24).
gebruiken
Control Change berichten met de Controller nummers die voor elk pedaal zijn vastgelegd worden verzonden.
Elk pedaal is vanuit de fabriek als volgt ingesteld:
Pedaal CC# Bereik Mode
CTL pedaal 1 80 0–127 LATCH CTL pedaal 2 81 0–127 LATCH EXP PEDAL SW 1 82 0–127 LATCH EXP PEDAL SW 2 83 0–127 LATCH
Het regel pedaal is een
pedaaltype met een directe
schakeling, dat een ON bericht
verzendt wanneer het wordt
ingedrukt, en een OFF bericht
wanneer het wordt losgelaten.
U kunt dit wijzigen naar een
pedaaltype met vertraging, dat
ij elke keer indrukken een ON
of OFF bericht stuurt – zie
‘Modus’ (p. 20).
U kunt de schakelaar van het
regel pedaal en het expressie
pedaal gebruiken, om de AMP
CONTROL Jacks te wisselen –
zie ‘De pedaalinstellingen
wijzigen’ (p. 24).
22
Loading...
+ 50 hidden pages