Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze publicatie mag zonder schriftelijke toestemming
van ROLAND CORPORATION op enigerlei wijze gereproduceerd worden.
het apparaat op een veilige manier gebruiken
HET APPARAAT OP EEN VEILIGE MANIER GEBRUIKEN
INSTRUCTIES OM BRAND, ELEKTRISCHE SCHOK OF LICHAMELIJK LETSEL TE VOORKOMEN
Over
WAARSCHUWING en
VOORZICHTIG opmerkingen
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij
WAARSCHUWING
de gebruiker attent gemaakt wordt op
het risico van overlijden of zwaar letsel,
wanneer het apparaat niet op juiste
wijze gebruikt wordt.
Wordt gebruikt bij instructies, waarbij
de gebruiker attent gemaakt wordt op
het risico van letsel of materiële schade,
wanneer het apparaat niet op juiste
VOORZICHTIG
wijze gebruikt wordt.
* Materiële schade verwijst naar schade
of andere ongunstige effecten, die ten
aanzien van het huis en al het
aanwezige meubilair, en tevens aan
huisdieren kunnen optreden.
WAARSCHUWINGWAARSCHUWINGWAARSCHUWING
001
• Voordat u het apparaat in
gebruik neemt, leest u onderstaande instructies en de gebruikershandleiding.
• Tracht het apparaat niet te
repareren of onderdelen in het
apparaat te vervangen (behalve
wanneer daartoe specifieke
instructies in de handleiding
staan). Ga voor alle onderhoud
naar uw handelaar, het dichtstbijzijnde Roland Service
Centrum of een erkende Roland
distributeur, die u op de ‘Informatie’ pagina kunt vinden.
• Gebruik of berg het apparaat
nooit op, op plaatsen die:
• aan extreme temperaturen
onderhevig zijn (bijvoorbeeld
in direct zonlicht, in een
afgesloten voertuig, dichtbij
een warmtekanaal of bovenop
warmte genererende
apparatuur of die
• vochtig zijn (bijvoorbeeld
badkamers, wasruimtes of
natte vloeren hebben of die
Het symbool wijst de gebruiker op belangrijke
instructies of waarschuwingen. De specifieke betekenis
van het symbool wordt bepaald door het teken, dat zich
binnen de driehoek bevindt. Het symbool, dat zich in dit
geval aan de linkerkant bevindt, betekent dat dit teken
voor algemene voorzorgsmaatregelen, waarschuwingen,
of aanduidingen van gevaar wordt gebruikt.
Het symbool wijst de gebruiker op onderdelen, die
nooit verplaatst mogen worden (verboden). De
specifieke handeling, die niet uitgevoerd mag worden,
wordt aangegeven door het symbool, dat zich binnen
de cirkel bevindt. Het symbool, dat zich in dit geval aan
de linkerkant bevindt, betekent dat het apparaat nooit
uit elkaar gehaald mag worden.
Het wijst de gebruiker op onderdelen, die verwijderd
moeten worden. De specifieke handeling, die uitgevoerd
moet worden, wordt door het symbool binnen de cirkel
aangegeven. Het symbool, dat zich in dit geval aan de
linkerkant bevindt, geeft aan dat het netsnoer uit de
daarvoor bestemde aansluiting getrokken moet worden.
NEEM ALTIJD HET VOLGENDE IN ACHT
013
• Zorg, dat u het apparaat zodanig
plaatst dat het waterpas staat en
stabiel zal blijven. Plaats het
nooit op standaards, die kunnen
wiebelen of op hellende oppervlakken.
• Gebruik alleen de gespecificeerde adapter (PSA serie). Ook
moet het voltage van de installatie overeenkomen met het
ingangsvoltage dat op de
behuizing van adapter wordt
vermeld. Andere adapters
kunnen een andere polariteit
hebben of op een ander voltage
ontworpen zijn, waardoor
gebruik van dergelijke adapters
tot beschadiging, storing of
elektrische schok kan leiden.
• Buig of draai het netsnoer niet
overmatig, en plaats er geen
zware objecten bovenop.
Hierdoor kan het snoer beschadigen,
waardoor afgebroken elementen en
kortsluiting geproduceerd kan worden.
Beschadigde snoeren betekenen een risico
op brand en schokken!
• Zorg, dat er geen objecten
(bijvoorbeeld brandbaar
materiaal, munten of spelden) of
vloeistoffen (water, frisdrank,
enz.) in het apparaat terechtkomen.
• In huishoudens met kleine
kinderen moet een volwassene
toezicht houden, totdat het kind
in staat is de regels die essentieel zijn
voor een veilige bediening van het
apparaat op te volgen.
• Voordat u dit apparaat in het
buitenland gaat gebruiken,
neemt u contact op met uw
verkoper, het dichtstbijzijnde
Roland Service Centrum of een
erkend Roland distributeur.
Deze zijn te vinden op de ‘Informatie’ pagina.
• Zet direct de stroom uit, haal het
netsnoer uit het stopcontact en
breng het apparaat voor
onderhoud naar uw handelaar,
het dichtst-bijzijnde Roland
Service Centrum of een erkend
Roland distributeur, te vinden op
de ‘Informatie’ pagina, indien:
• Het netsnoer of de stekker is
beschadigd, of
• Er rook of een ongewone geur optreedt
• Er objecten of vloeistof in het apparaat
terecht zijn gekomen, of
• Het apparaat in de regen heeft gestaan
(of op andere wijze nat is geworden),
of
• Het apparaat niet normaal schijnt te
functioneren of een duidelijke verandering in werking laat zien.
• Steek het netsnoer van dit
apparaat niet in een stopcontact,
waar een buitensporig aantal
andere apparaten gebruik van
maakt. Wees in het bijzonder
voorzichtig bij het gebruik van
verlengsnoeren – de totale
hoeveelheid stroom die door alle
aangesloten apparaten wordt
gebruikt, mag nooit de stroom
classificatie (watts/ampères) van
het verlengsnoer overschrijden.
Door overmatige ladingen kan
de isolatie van het snoer verhit
raken, en uiteindelijk smelten.
019
• Batterijen mogen nooit opnieuw
opgeladen, verhit, uit elkaar
gehaald of in vuur of water
gegooid worden.
• Haal de adapter regelmatig uit
het stopcontact, en maak deze
met een droge doek schoon om
stof en andere opeenhopingen te
verwijderen. Verwijder de
adapter ook uit het stopcontact,
wanneer u het apparaat langere
tijd niet zult gebruiken.
Ophoping van stof tussen de
stekker en het stopcontact kan tot
verminderde isolatie leiden en brand
veroorzaken.
• Probeer het in elkaar verwikkeld
raken van snoeren en kabels te
voorkomen. Bovendien zouden
alle snoeren en kabels buiten het
bereik van kinderen geplaatst moeten
worden.
• Bij onjuist gebruik kunnen batterijen exploderen of lekken, en
schade of letsel veroorzaken. In
het belang van veiligheid,
hanteert u de volgende
voorzorgsmaatregelen (p. 11).
• Volg nauwgezet de plaatsing
instructies voor batterijen, en
zorg ervoor dat u rekening
houdt met de juiste polariteit.
• Vermijd het gebruik van
nieuwe batterijen in combinatie met gebruikte. Voorkom
ook het door elkaar gebruiken
van verschillende soorten
batterijen.
• Verwijder de batterijen, als
het apparaat geruime tijd niet
gebruikt zal worden.
dan een zacht stukje doek of papier,
om lekkage uit het batterijvak te
vegen. Plaats vervolgens nieuwe batterijen. Om brandwonden te voorkomen,
vermijdt u contact tussen de ontladingrestanten en handen of huid. Let
er bijzonder goed op, dat niets van de
ontladingrestanten in de buurt van uw
ogen komt. Spoel het getroffen
gedeelte direct overvloedig met water
uit als lekkage in de ogen terecht is
gekomen.
Naast de onderdelen die onder “Het apparaat op een veilige
manier gebruiken’ op pagina 2 worden genoemd, raden wij u
aan het volgende te lezen en in acht nemen:
Stroomvoorziening: gebruik
van batterijen
• Verbind dit apparaat niet met een stopcontact dat tevens
wordt gebruikt voor elektrische apparatuur die is
voorzien van een inverter (zoals een koelkast, wasmachine, magnetron of airconditioner) of die gebruik maakt
van een motor. Afhankelijk van hoe deze apparatuur
wordt gebruikt, kan stroomruis leiden tot storing of een
hoorbare ruis. Als het praktisch gezien onmogelijk is om
een ander stopcontact te kiezen, dan plaatst u een stroomfilter tussen het stopcontact en dit instrument.
• De adapter zal na vele uren opeenvolgend gebruik
warmte gaan genereren. Dit is normaal en niets om u
zorgen over te maken.
• Het gebruik van een adapter is raadzaam, aangezien het
stroomverbruik van het apparaat relatief hoog is.
• Bij het plaatsen of vervangen van batterijen, schakelt u de
stroom van dit apparaat altijd uit, en ontkoppelt u aangesloten apparaten. Op deze manier voorkomt u schade aan
speakers of andere apparatuur.
• Er worden batterijen met het apparaat meegeleverd. De
levensduur hiervan is echter beperkt, aangezien het
mogelijk maken van testen het voornaamste doel is.
• Voordat dit apparaat op andere apparaten wordt aangesloten, zet u de stroom van alle apparaten uit. Dit zal
storingen en/of schade aan luidsprekers of andere
apparaten helpen voorkomen.
Plaatsing
• Dit apparaat kan de ontvangst van radio of televisie
verstoren. Gebruik dit apparaat niet in de nabijheid van
dit soort ontvangers.
• Stel dit apparaat niet aan direct zonlicht bloot, plaats het
niet bij apparaten, die warmte verspreiden, laat het niet in
een afgesloten voertuig achter en stel het niet aan extreme
temperaturen bloot. Door overmatige hitte kan het
apparaat misvormen of verkleuren.
• Wanneer het apparaat naar een andere locatie wordt
verplaatst, waar de temperatuur en/of vochtigheid
verschilt van de vorige locatie, kunnen binnen het
apparaat waterdruppels (condensatie) vormen. Als u het
apparaat in deze staat gebruikt, kunnen schade of
storingen ontstaan. Voordat u het apparaat op de nieuwe
locatie gaat gebruiken, laat u het enige uren acclimatiseren, totdat de condensatie volledig is verdampt.
• Afhankelijk van het materiaal en de temperatuur van het
oppervlak, waarop u het apparaat plaatst, kunnen de
rubberen voetjes ervan de ondergrond beschadigen of
verkleuren.
Onderhoud
• Voor het dagelijks schoonmaken van het apparaat
gebruikt u een droge, zachte doek of één die enigszins
vochtig is. Voor het verwijderen van hardnekkig vuil,
gebruikt u een doek met een mild, niet schurend schoon-
maakmiddel. Daarna veegt u het apparaat met een zachte,
droge doek goed af.
• Gebruik nooit wasbenzine, verdunner, alcohol of oplosmiddelen om kans op verkleuring en/of misvorming te
voorkomen.
Reparatie en data
• Wees er op bedacht, dat de inhoud van het geheugen
verloren kan gaan als u het apparaat laat repareren. Van
belangrijke gegevens moet u altijd een reservekopie
maken, in een ander MIDI apparaat (bijvoorbeeld een
sequencer), computer of op papier opgeschreven (indien
mogelijk). Tijdens reparaties wordt getracht het verlies
van data te vermijden. Echter, in bepaalde gevallen
(wanneer het schakelsysteem van het geheugen zelf niet
meer werkt) kan data helaas niet meer hersteld worden.
Roland is niet verantwoordelijk voor dataverlies.
Aanvullende
voorzorgsmaatregelen
• Wees er op bedacht, dat de inhoud van het geheugen door
storingen of onjuist gebruik van het apparaat onherstelbaar verloren kan gaan. Om uzelf tegen het risico van
verlies van belangrijke gegevens te beschermen, raden wij
u aan om van tijd tot tijd een reservekopie van belangrijke
gegevens, die u in het geheugen van het apparaat heeft
opgeslagen, te maken.
• De inhoud van data die in een ander MIDI apparaat
(bijvoorbeeld een sequencer) of computer is opgeslagen,
kan helaas niet meer hersteld worden, wanneer deze
verloren is gegaan. Roland Corporation is niet verantwoordelijk voor dit soort dataverlies.
• Behandel de knoppen, schuifregelaars of andere regelaars
van dit apparaat met gepaste voorzichtigheid. Dit geldt
ook voor het gebruik van de stekkers en aansluitingen.
Ruwe behandeling kan tot storing leiden.
• Sla nooit op het beeldscherm, en voer er geen hoge druk
op uit.
• Tijdens het aansluiten en/of loskoppelen van alle kabels,
houdt u deze bij de aansluiting zelf vast – trek nooit aan
de kabel. Op deze manier vermijdt u kortsluiting of
schade aan de interne elementen van de kabel.
• Om te vermijden, dat u uw buren stoort, probeert u het
volume van dit apparaat op een redelijk niveau te houden.
U kunt ervoor kiezen om een koptelefoon te gebruiken,
zodat u zich geen zorgen om de personen in uw naaste
omgeving hoeft te maken (‘s nachts in het bijzonder.)
• Aangezien geluidstrillingen sterker dan verwacht door
plafonds en muren heen kunnen trillen, dient u ervoor te
zorgen, dat dit bij uw buren geen overlast veroorzaakt. Dit
geldt in het bijzonder ’s nachts en bij het gebruik van een
koptelefoon.
• Wanneer u het apparaat moet vervoeren, verpakt u het in
de originele doos (inclusief schokabsorberend materiaal).
Anders zult u soortgelijk verpakkingsmateriaal moeten
gebruiken.
• Gebruik alleen het gespecificeerde expressie pedaal
(Roland EV-5, BOSS FV-500L of FV-500H; apart
verkrijgbaar). Als u andere expressie pedalen aansluit,
riskeert u storingen en/of schade aan het apparaat.
• Beschikt over vier modi (Standaard modus, Control Change modus, System
Exclusive modus, Patch modus)
• Dit apparaat bevat twee expressie pedalen en twee bedieningspedalen.
U kunt de bediening zelfs uitbreiden tot drie externe expressie pedalen of zes
externe bedieningspedalen.
• Beschikt over LCD met 2 regels van 16 tekens
• Beschikt over RRC2 OUT aansluiting; maakt verbinding met RRC2 IN
ondersteunende apparaten mogelijk middels één kabel
• Beschikt over twee afzonderlijke versterker controle kanalen
• Beschikt over drieweg stroomvoorziening (adapter, batterijen, RRC2)
Paneelbeschrijving
Display (scherm)
1
2
3
1
MODE indicator
De huidige modus wordt hier aangegeven. (p. 15)
2
BANK/NUMBER display
De momenteel geselecteerde bank en nummer worden hier aangegeven.
3
Liquid Crystal display (LCD)
Er wordt een verscheidenheid aan informatie op dit scherm getoond.
7
Introductie
Bovenpaneel (toetsen)
1
4
2
5
3
6
1
PARAMETER toets [] []
Druk hierop, om parameters te selecteren.
2
UTILITY toets / INS (insert) toets
Druk hierop, bij het wijzigen van systeeminstellingen. In het Edit scherm gebruikt u
deze toets om MIDI berichten en spaties in te voegen.
3
MODE toets / DEL (delete) toets
Druk hierop, om de operationele modus van de FC-300 te wijzigen. In het Edit
scherm verwijdert u op deze manier een MIDI bericht of een teken op de cursor
locatie.
4
VALUE toets [] []
Gebruik deze toets bij het wijzigen van de waarden van instellingen.
5
EXIT toets
Druk hierop, om een bewerking ongedaan te maken en naar het vorige scherm terug
te keren.
6
WRITE toets
Druk hierop, om instellingen vast te leggen en bewerkingen uit te voeren.
Om naar de hoofdparameters
te gaan, houdt u een van deze
toetsen ingedrukt, terwijl u op
de andere drukt. Bij
onderdelen met minder
parameters springt de FC-300
naar de laatste (of eerste)
parameter.
• Door VALUE een aantal
seconden ingedrukt te hou-
den, kan de waarde van de
instelling doorlopend wor-
den verhoogd/verlaagd.
• De waarde neemt versneld
toe, als u als u VALUE
[] ingedrukt houdt, en
vervolgens [] ingedrukt
houdt.
• De waarde neemt versneld
af, als u als u VALUE []
ingedrukt houdt, en vervol-
gens [] ingedrukt
houdt.
8
Bovenpaneel (pedalen)
b
b
Introductie
1
[] [ ] (omlaag/omhoog) pedalen
Gebruik deze pedalen om banks te wisselen en nummers te selecteren.
Tevens kunt u van modus wisselen door de pedalen tegelijkertijd in te drukken.
2
CTL (Control) pedalen (1, 2)
U kunt de gewenste functies aan deze pedalen toekennen, en ze vervolgens voor
deze functies te gebruiken.
3
Nummer pedalen (1/6 – 5/10)
Deze wisselen de Patch nummers.
4
Nummer pedaal indicators (1/6 – 5/10)
De indicator van het momenteel geselecteerde nummer licht op.
Een rode indicator licht op als een nummer van 1 tot 5 is geselecteerd. Een groene
indicator licht op als een nummer van 6 tot 10 is geselecteerd.
5
EXP PEDAL (expressie pedaal) (1, 2)
Deze bedienen het volume, wah of andere aspecten van aangesloten apparaten.
6
EXP PEDAL SW (expressie pedaal schakelaar) (1, 2)
Druk de voorkant van het pedaal stevig in om het effect aan en uit te zetten.
Licht op, als het effect dat door de EXP PEDAL SW wordt aangestuurd aan staat, en
gaat uit als het effect uitgeschakeld wordt.
9
Introductie
Achterpaneel
2
3
4
1
1
Veiligheidsslot
http://www.kensington.com/
2
MODE Jack
Sluit een optionele voetschakelaar (zoals de BOSS FS-5U) hier aan.
De functie staat meteen aan, wanneer de
worden ingedrukt.
[] en [] pedalen tegelijkertijd
3
EXP PEDAL/CTL Jack
Sluit hier een optioneel expressie pedaal op aan (zoals de Roland EV-5, BOSS FV500L/FV-500H) of voetschakelaar (zoals de BOSS FS-5U/FS-6).
4
AMP CONTROL 1, 2 Jack
Als u de AMP CONTROL functie gebruikt, sluit dan aan op de Jack, die voor het
wisselen van gitaarversterker kanalen wordt gebruikt.
5
MIDI aansluitingen (OUT, IN)
Sluit een extern MIDI apparaat op deze aansluitingen aan om MIDI berichten te
verzenden en te ontvangen.
6
RRC2 OUT aansluiting
U kunt een extern RRC2 IN apparaat hier aansluiten, om data tussen de apparaten
te verzenden en te ontvangen. Tegelijkertijd kan de FC-300 door het externe RRC2
IN apparaat worden aangestuurd.
7
POWER schakelaar
Schakelt de stroom in en uit.
8
DC IN (AC Adaptor) Jack
Sluit de adapter (PSA serie; los verkrijgbaar) hierop aan.
5
6
Let erop, dat u de RRC2 OUT
aansluiting aansluit op een
apparaat met een RRC2 IN
aansluiting. Gebruik van de
verbinding met andere
apparaten kan leiden tot
warmteproductie en schade
aan de apparatuur.
Bij gebruik op stroom, die door
een RRC2 In apparaat wordt
geleverd, wordt de stroom
ingeschakeld ongeacht de
positie van de POWER
schakelaar.
RRC2 is een Roland standaard,
die is ontwikkeld om tweeweg
communicatie tussen RRC2 IN
apparaten en RRC2 OUT
apparaten mogelijk te maken,
terwijl het RRC2 OUT
apparaat door het RRC2 IN
apparaat van stroom wordt
voorzien, allemaal via één
kabel.
U dient alleen de PSA serie
adapter te gebruiken. Gebruik
van een andere adapter kan
leiden tot oververhitting of
storingen.
8
7
9
10
9
Snoerhaak
Draai het adaptersnoer hier omheen, om te voorkomen dat de adapterplug los raakt.
Raadpleeg ‘Een adapter aansluiten’ (p. 12).
Verbindingen maken
Als u verbinding met andere apparaten maakt, zorg dan dat alle apparaten uit staan.
Als u verbinding probeert te maken, terwijl de stroom aan staat, dan kunnen de
instellingen van de FC-300 worden gewijzigd.
Te maken verbindingen als u de FC-300 als een
MIDI voetbediening gebruikt
fig.
Adapter BOSS
PSA serie
PCS-31PCS-31
WitRoodWitRood
BOSS
FS-5U
EV-5 etc.
BOSS
FS-5U
BOSS
FS-5U
BOSS
FS-6
Als u een voetschakelaar wilt gebruiken om de modus te wijzigen, sluit dan een
BOSS FS-5U/FS-6 voetschakelaar (Optioneel) op de MODE Jack aan.
Als u de FS-5U of FS-6 gebruikt, stel de polariteit schakelaar dan in, zoals hieronder
wordt getoond.
fig.FS-5U.eps
Aansluiten op voetschakelaar Jack
Externe geluidsmodule
Gitaarversterker etc.
BA
MIDI IN
MIDI Sequencer etc.
MIDI OUT
Introductie
921
Alvorens andere apparatuur
aan te sluiten, minimaliseert u
het volume van alle apparaten
en schakelt u ze uit. Dit
voorkomt storing en schade
aan de speakers (of andere
componenten) van aangesloten
apparaten.
Dit instrument is uitgerust met
1/4 inch TRS Jacks. De
draadschema’s van deze Jacks
worden hieronder getoond.
Sluit aan, nadat u de
draadschema’s van
aangesloten apparatuur heeft
gecontroleerd.
fig.XLR/TRSJack.eps
AARDE
BOSS FS-5U
BOSS FS-6
Plaats batterijen
De FC-300 bevat geen geplaatste batterijen bij de aankoop.
Als u de FC-300 met batterijen gebruikt, plaats de nieuwe batterijen dan volgens
onderstaande tekening.
fig.change-battery.eps
928
• Plaats een stapeltje kranten
of bladen onder de zijkan-
ten of hoeken van het appa-
raat, als u het apparaat
omdraait. Dit voorkomt
schade aan de toetsen en
bedienings-elementen. Pro-
beer het apparaat zo te
draaien, dat er geen toetsen
of bedieningselementen
worden beschadigd.
• Als u het apparaat onderste-
boven keert, ga er dan voor-
zichtig mee om, om te voor-
komen dat u het laat vallen
of dat het omvalt.
Als de batterijspanning laag
wordt, dan verschijnt ‘Battery
Low!’ op het display. Als dit
gebeurt, plaats dan zo snel
mogelijk nieuwe batterijen.
Door op [EXIT] te drukken,
verdwijnt de boodschap van
het display.
11
Introductie
Een adapter aansluiten
Als u een BOSS PSA serie adapter gebruikt, dan sluit u het snoer als volgt aan, en zet
u het aan de snoerhaak vast.
fig.CordHook.j.eps
Het snoer van de
meegeleverde adapter
Snoerhaak
Naar het stopcontact
Te maken verbindingen als u de FC-300 als
aangewezen voetbediening voor een RRC2 IN
apparaat gebruikt (zoals de VG-99)
fig.
PCS-31PCS-31
WitRoodWitRood
BOSS
FS-5U
EV-5 etc.
BOSS
FS-5U
BOSS
FS-5U
BOSS
FS-6
* Stroom wordt geleverd door het RRC2 IN apparaat; batterijen of adapter zijn overbodig.
* Als u een commercieel verkrijgbare Ethernetkabel als RRC2 aansluitkabel gebruikt, zorg er
dan voor dat de kabel aan de volgende specificaties voldoet:
• Category 5 (Cat5) of hoger
• Maximumlengte van 15 meter
• Kabel gemaakt voor rechtstreekse verbindingen
Aansluiten op voetschakelaar Jack
Gitaarversterker etc.
RRC2 kabel
RRC2 IN apparaat
925
Gebruik alleen het
gespecificeerde expressie
pedaal (Roland EV-5, BOSS
FV-500L of FV-500H; apart
verkrijgbaar). Als u andere
expressie pedalen aansluit,
riskeert u storingen en/of
schade aan het apparaat.
Druk bij het aansluiten de
RRC2 kabel of Ethernet kabel
zorgvuldig aan tot deze stevig
in de RRC2 aansluiting zit.
Ethernet kabels, die voor
crossover verbindingen
ontworpen zijn, kunnen niet
worden gebruikt.
Stel de RRC2 kabel en de
Ethernet kabel niet bloot aan
spanning of schokken.
12
De stroom aan en uitzetten
Als de verbindingen voltooid zijn (p. 11), dan kunt u de stroom van uw diverse
apparaten in de aangegeven volgorde aanzetten. Door de apparaten in de verkeerde
volgorde aan te zetten, kunt u storing of schade aan de speakers (of andere
componenten) van aangesloten apparaten veroorzaken.
De FC-300 als MIDI voetschakelaar gebruiken
De stroom aanzetten
fig.power-on.eps
Controleer eerst of u correct op het externe MIDI instrument bent
aangesloten. Zet de stroomschakelaar van de FC-300 vervolgens op
‘ON’.
fig.
Als de stroom aangezet wordt, start de FC-300 in Standard modus.
De stroom uitzetten
Introductie
Daarbij start het op met de
MIDI kanaalinstelling op ‘1’,
maar u kunt het opstart MIDI
kanaal wijzigen. Raadpleeg
‘Het MIDI verzendkanaal
instellen’ (p. 52).
1
Schakel de stroom van het op de FC-300 aangesloten apparaat uit.
2
Zet de POWER schakelaar van de FC-300 op OFF.
Bij gebruik van de FC-300 als een aangewezen
voetbediening van een RRC2 IN apparaat (zoals de VG-99)
De stroom aanzetten
Controleer eerst of u juist op het RRC2 IN apparaat bent aangesloten. Zet vervolgens
de stroomschakelaar van het RRC2 IN apparaat op ‘ON’.
fig.
2
Zet de stroom van het RRC2 IN apparaat aan.
1
Sluit de RRC2 kabel aan.
Druk bij het aansluiten de
RRC2 kabel of Ethernet kabel
zorgvuldig aan, tot deze stevig
in de RRC2 aansluiting zit.
Als de POWER schakelaar van
het RRC2 IN apparaat
ingesteld is op ON, dan
schakelt de stroom van de
FC-300 vanzelf in, ongeacht de
positie van de POWER
schakelaar van de FC-300.
De stroom uitschakelen
Zet de stroom uit van het RRC2 IN apparaat, dat op de FC-300 is aangesloten.
Hoewel de FC-300 opstart in
Standard modus, kan het
apparaat naar een andere
modus worden geschakeld,
middels instellingen, die van
een RRC2 IN apparaat worden
ontvangen.
13
Introductie
Over modus instellingen
De FC-300 beschikt over de volgende vier modi. De pedalen functioneren anders,
afhankelijk van de geselecteerde modus.
Deze handleiding beschrijft elke modus afzonderlijk, waarbij de items die
beschikbaar zijn in een specifieke modus worden toegelicht.
Standard modus (p. 16)
Deze modus is bedoeld voor het verzenden van Program Change berichten en
Control Change berichten. U kunt de pedalen gebruiken om Program Change
berichten te verzenden.
Control Change modus (p. 21)
Deze modus is bedoeld voor het verzenden van Control Change berichten.
U kunt deze modus gebruiken om de Control Change berichten te verzenden die aan
de pedalen zijn toegekend, en de expressie van een muziekstuk versterken.
Tevens kunt u tot vijf sets of configuraties met instellingen vastleggen, voor alle
pedalen (Pedal Setting functie).
Zie ‘Van modus wisselen’
(p. 15) voor uitleg over hoe u
een modus kunt kiezen.
System Exclusive modus (p. 28)
Deze modus is bedoeld voor het verzenden van System Exclusive berichten.
U kunt deze modus gebruiken om andere apparatuur te bedienen, die SysEx
berichten van de FC-300 accepteert.
Patch modus (p. 29)
Deze modus is bedoeld voor het verzenden van meerdere MIDI berichten (MIDI
Streams), die al bij Patches zijn bewaard.
Patches zijn geheugen gebieden, waar MIDI Streams worden bewaard. U kunt tot
100 Patches opslaan.
Een individuele Patch kan MIDI berichten bevatten met een maximum van ongeveer
500 bytes.
Door Patch modus te gebruiken, kunt u groepen MIDI berichten door een Patch
versturen, waardoor de instellingen van meerdere apparaten tegelijk kunt wijzigen.
14
Van modus wisselen
985
U kunt op een van de volgende manieren van modus wisselen.
• Druk op [MODE]
• Druk op een voetschakelaar (BOSS FS-5U/FS-6; los verkrijgbaar), die is
aangesloten op de MODE Jack
• Druk tegelijkertijd op de
fig.
Standard modus
Control Change modus
System Exclusive modus
Patch modus
[] en [] pedalen
Introductie
De toelichtingen in deze
handleiding bevatten
illustraties, die aangeven wat
er normaalgesproken op het
display wordt weergegeven.
Merk echter op, dat uw
apparaat mogelijk een een
nieuwere, verbeterde versie
van het systeem bevat, en dat
de inhoud van het display niet
altijd overeenkomt met wat er
in de handleiding staat.
Over de modus indicators
Standard modus
Control Change modus
System Exclusive modus
Patch modus
De huidige modus wordt aangegeven door de MODE indicators. U kunt alleen
vanuit het eerste scherm van modus wisselen.
U kunt de manier wijzigen,
waarop de modus wordt
gewisseld bij het gebruik van
[] en [] pedaal of
voetschakelaar. Raadpleeg ‘De
functie van de MODE pedaal
Jack wisselen’ (p. 51) voor
meer informatie.
15
Standaard modus
Dit is de modus om Program Change berichten en Control Change berichten mee te
verzenden.
Program Change berichten verzenden
Door op de
[] en [] pedalen en de numerieke pedalen (1/6 – 5/10) te drukken,
worden de Program Change berichten en Bank Select berichten van de bijbehorende
pedalen verzonden.
1
Druk op het [] pedaal, en de getallen nemen met 5 af. Druk op het []
pedaal, en de getallen nemen met 5 toe.
Het BANK/NUMBER display en de numerieke pedaal indicators knipperen.
2
Druk op het numerieke pedaal (1/6-5/10) om het nummer te selecteren.
De indicator van het ingedrukte numerieke pedaal licht op, en het Program Change
bericht wordt verzonden.
Met de fabrieksinstellingen is het verzenden van Bank Select berichten en Program
Change berichten in overeenstemming met wat er op het BANK/NUMBER display
wordt aangegeven, zoals hieronder wordt getoond.
BANK/NUMBER Display Bank Select bericht
(MSB)(LSB)
001–128001–128
129–1301029–30
Instellen hoe klanken worden gewisseld
U kunt instellen op welke manier de FC-300 met de pedalen klanken wisselt en klank
nummers weergeeft.
Leg de instellingen vast, in overeenstemming met de externe MIDI apparaten die u
gebruikt (p. 47).
Program Change
bericht
• Met de fabrieksinstellingen
worden Program Change
berichten niet verzonden
door uitsluitend de []
en [] pedalen in te
drukken. Om Program
Change berichten te
verzenden door uitsluitend
de [] en [] pedalen
in te drukken, raadpleegt u
‘De [] en []
pedalen gebruiken om
instellingen vast te
leggen’ (p. 48).
• U kunt op het [] of
[] pedaal drukken, om
Patchnummers met tien
tegelijk te wijzigen.
Raadpleeg ‘De [] []
pedaal stapgrootte
wijzigen’ (p. 49) voor meer
informatie.
• U kunt het bereik van te
wisselen nummers
beperken. Raadpleeg ‘Het
bereik van te wisselen
banken beperken (Bank
Extent)’ (p. 48) voor meer
informatie.
• U kunt de pedaal bank en
het nummer afzonderlijk
aangeven op het BANK/
NUMBER display.
Raadpleeg ‘Instellen hoe
nummers worden
aangegeven’ (p. 49) voor
meer informatie.
• U kunt de output van Bank
Select berichten stoppen.
Raadpleeg ‘De Bank
Select output instellen’ (p.
52) voor meer informatie.
• U kunt de Bank Select
berichten wijzigen.
Raadpleeg ‘De Bank
Select waarde instellen’
(p. 53) voor meer
informatie.
16
Control Change berichten verzenden
b
U kunt met expressie pedalen en regel pedalen Control Change berichten
verzenden.
De expressie pedalen gebruiken
Standaard modus
Control Change berichten, waarvan de controller nummers voor elk pedaal zijn
ingesteld, worden achtereenvolgens verzonden, naarmate het expressie pedaal
wordt ingedrukt.
Elk pedaal is vanuit de fabriek als volgt ingesteld.
Expressie pedaalCC#Bereik
EXP PEDAL 170–127
EXP PEDAL 210–127
De regel pedaal en expressie pedaal schakelaar
gebruiken
Als u regel pedalen gebruikt, dan kunt u deze gebruiken om Control Change
berichten te verzenden voor de Controller nummers, die aan elk van de pedalen zijn
toegekend.
Daarnaast kunt u de expressie pedaal schakelaar activeren, door het uiteinde van het
pedaal stevig in te drukken.
Control Change berichten met de Controller nummers, die voor elk pedaal zijn
vastgelegd, worden verzonden.
Elk pedaal is vanuit de fabriek als volgt ingesteld:
De externe regel pedalen en expressie pedalen gebruiken
U kunt los verkrijgbare voetschakelaars en expressie pedalen aansluiten, en externe
pedalen net als de pedalen van de FC-300 gebruiken om Control Change berichten,
Realtime berichten, en soortgelijke data te verzenden.
Voor meer informatie over alle
parameters en het wijzigen van
instellingen, raadpleegt u ‘De
pedaalinstellingen wijzigen’
(p. 19).
Als een BOSS FS-5U, FS-6 voetschakelaar is aangesloten
en is toegekend aan CTL pedaal:
Deze functioneren net als de ingebouwde regel pedalen van de FC-300.
Sluit een regel pedaal op de EXP PEDAL/CTL Jack aan, en stel de FC-300 in om van
het pedaal gebruik te maken. (p. 50)
* Als u twee FS-5U pedalen heeft of een FS-6 pedaal dat met een speciale PCS-31
aansluitkabel (van Roland; los verkrijgbaar) op de CTL3,4 Jack is aangesloten, dan bedient
de voetschakelaar, die is verbonden met de plug met de witte ring de instelling van
CONTROL 3, en de voetschakelaar die is verbonden met de plug met de rode ring bedient
de instelling van CONTROL 4.
* Als er slechts een voetschakelaar is aangesloten op de CTL3,4 Jack, dan zijn de CONTROL
3 instellingen actief.
* Als een FS-6 met een optionele aansluitkabel (stereo 1/4’ Jack
CTL3,4 Jack is aangesloten, dan functioneert pedaalschakelaar B aan de hand van de
CONTROL 3 instellingen, en pedaalschakelaar A aan de hand van de CONTROL 4
instellingen.
←→
stereo 1/4’ Jack) op de
Zie ‘Verbindingen maken’
(p. 11) voor informatie over het
instellen van de polariteit
schakelaar en modus
schakelaar van het aangesloten
pedaal.
Als een Roland EV-5, BOSS FV-500L of FV-500H is
aangesloten, toegekend aan Expression Pedal:
Deze functioneren op dezelfde manier als de ingebouwde expressie pedalen van de
FC-300.
Sluit een expressie pedaal op de EXP PEDAL/CTL Jack aan, en stel de FC-300 in, om
van het pedaal gebruik te kunnen maken. (p. 50)
* Deze functioneren niet als expressie pedaal schakelaars.
* Als u een BOSS FV-500L/FV-500H aansluit, sluit dan het pedaal aan met een optionele
aansluitkabel (stereo 1/4’ Jack
←→
stereo 1/4’ Jack).
Controller nummers voor elk pedaal
Elk pedaal is in de fabriek ingesteld zoals hieronder wordt getoond:
U kunt de instellingen van elk pedaal naar wens wijzigen.
1
In het beginscherm van Standard modus, drukt u op PARAMETER [>].
2
Druk op PARAMETER [] [] om de pedaalinstelling schermen weer te
geven.
Standaard modus
3
VALUE [] [] om de waarde te wijzigen.
MIDI berichten
Dit selecteert de te verzenden MIDI berichten.
fig.05-009
MIDI bericht
• OFF
Deze verzenden geen MIDI berichten.
• CC#1–CC#31, CC#33–CC#95
Deze verzenden Control Change berichten.
Als het pedaal als expressie pedaal wordt gebruikt, dan worden achtereenvolgende
waarden met de Range instelling verzonden. Als het pedaal wordt gebruikt als een
regel pedaal of ander soort schakelaar, dan wordt de maximale waarde verzonden
als de schakelaar aan is, en de minimale waarde als de schakelaar uit is.
Dit verzendt MIDI Realtime berichten en MMC berichten.
Indien toegekend aan een expressiepedaal, worden berichten verzonden als het
pedaal tot onder het halverwege punt wordt ingedrukt, indien toegekend aan een
controlepedaal of andere schakelaar, worden de berichten verzonden als de
schakelaar aan is.
• P.BEND / CH.PRS
Deze verzenden diverse Pitch Bend berichten en Channel Pressure berichten.
Indien toegekend aan een expressiepedaal, worden achtereenvolgende waarden
verzonden binnen het bereik dat met de Range parameter is ingesteld. Bij
toekenning aan een controlepedaal wordt de maximale waarde verzonden als de
schakelaar aan is, en wordt de minimale waarde verzonden als de schakelaar uit is.
19
Standaard modus
Bereik
Dit stelt het bereik in van verzonden waarden.
fig.05-009
Minimum Maximum
Modus
Dit stelt de schakelmodus in.
fig.05-009
WaardeToelichting
LATCHDe ON en OFF wisselen bij elke druk op het pedaal.
MOMENTARYDe waarde zal ON zijn, als u het pedaal indrukt, en OFF wanneer u
het pedaal loslaat.
AMP Ctl Op (Amp Control Operation)
Dit selecteert of de AMP CONTROL Jack bediend wordt.
fig.05-009
De Range parameter is actief,
indien CC#, P.BEND of
CH.PRS geselecteerd zijn.
De Mode parameter en AMP
Ctl Op parameter zijn actief,
indien een regel pedaal of
andere schakelaarfunctie
geselecteerd is. Deze
parameter wordt genegeerd als
het pedaal als expressie pedaal
wordt gebruikt.
AMP CONTROL
1 jack
AMP CONTROL
2 jack
Als u de instellingen heeft vastgelegd, druk dan op [EXIT] om naar het beginscherm
terug te keren.
fig.05-009
Als het pedaal is ingesteld op OFF
Gitaarversterker
(wissel Jack van versterker kanaal)
Als het pedaal is ingesteld op ON
Gitaarversterker
(wissel Jack van versterker kanaal)
Gesloten
FC-300
(AMP CONTROL jack)
Open
FC-300
(AMP CONTROL jack)
4
Als u de instellingen heeft vastgelegd, druk dan op [EXIT] om naar het
beginscherm terug te keren.
De instellingen worden opgeslagen, en de FC-300 keert terug naar het beginscherm.
U kunt de polariteit van de
AMP CONTROL Jacks
wijzigen. Raadpleeg ‘De
polariteit van de AMP
CONTROL Jacks instellen’
(p. 50), voor meer informatie.
20
Control Change modus
Over de Control Change modus
Dit is de modus, waarin u Control Change berichten verstuurt.
In deze modus kunnen alle pedalen worden gebruikt om Control Change berichten
te verzenden. U dient deze modus te gebruiken, als u een grote hoeveelheid Control
Change berichten wilt verzenden.
Nummer pedaalinstelling
U kunt tevens tot vijf sets of configuraties met instellingen voor alle pedalen in het
geheugen van de FC-300 vastleggen. Onder de naam pedaalinstellingen kunnen
deze configuraties waar nodig worden gewisseld (p. 26).
Control Change berichten verzenden
Door op de verschillende pedalen te drukken, worden de Control Change berichten
die voor het betreffende pedaal zijn ingesteld, over het geselecteerde MIDI kanaal
verzonden.
Numeriek pedaal (1/6-5/10)
Control Change berichten met voor elk pedaal ingestelde controller nummers
worden verzonden.
Elk pedaal is in de fabriek ingesteld, zoals hieronder wordt getoond.
Dit stelt de numerieke pedalen in, om te functioneren als pedalen 1-5.
Dit stelt de numerieke pedalen in, om te functioneren als pedalen 6-10.
Voor meer informatie over alle
parameters en het wijzigen van
instellingen, raadpleegt u ‘De
pedaalinstellingen wijzigen’
(p. 24).
Als het [] pedaal wordt ingedrukt, dan licht de [] pedaalindicator op, en de
functies voor de numerieke pedalen 1-5 worden bestuurbaar.
Als het
functies voor de numerieke pedalen 6-10 worden bestuurbaar.
[] pedaal wordt ingedrukt, dan licht de [] pedaalindicator op, en de
21
Control Change modus
b
De expressie pedalen gebruiken
Control Change berichten waarvan de controller nummers voor elk pedaal zijn
ingesteld worden achtereenvolgens verzonden, naarmate het expressie pedaal
wordt ingedrukt.
Elk pedaal is vanuit de fabriek als volgt ingesteld:
Expressie pedaalCC#Bereik
EXP PEDAL 170–127
EXP PEDAL 210–127
De regel pedaal en expressie pedaal schakelaar
Voor meer informatie over alle
parameters en het wijzigen van
instellingen, raadpleegt u ‘De
pedaalinstellingen wijzigen’
(p. 24).
gebruiken
Control Change berichten met de Controller nummers die voor elk pedaal zijn
vastgelegd worden verzonden.
Elk pedaal is vanuit de fabriek als volgt ingesteld: