Pentax K10D User Manual [nl]

Digitale spiegelreflexcamera
Handleiding
Lees voor optimale cameraprestaties eerst de handleiding door voordat u deze camera in gebruik neemt.
Fijn dat u hebt gekozen voor deze PENTAX q digitale camera. Lees deze handleiding voor gebruik door om de functies van de camera optimaal te kunnen benutten. De handleiding is een waardevol hulpmiddel om inzicht te krijgen in alle mogelijkheden van de camera. Bewaar hem daarom een veilige plaats.
Geschikte objectieven
Voor deze camera zijn alle DA, D FA en FA J-objectieven en objectieven met een s-stand (automatisch) op de diafragmaring geschikt. Zie pagina 58 en 210 als u een ander objectief of accessoire wilt gebruiken.
Auteursrechten
Met de q gemaakte opnamen die voor elk ander doel dan strikt persoonlijk gebruik zijn bestemd, mogen niet worden gebruikt zonder toestemming volgens de rechten zoals neergelegd in de auteursrechtwetgeving. Houd altijd rekening met het volgende: in sommige gevallen is zelfs het fotograferen voor persoonlijk gebruik aan beperkingen gebonden, zoals bij demonstraties, voorstellingen of presentaties. Opnamen die zijn gemaakt met het doel om auteursrechten te verkrijgen, kunnen ook niet worden gebruikt buiten het gebruiksbereik van het auteursrecht zoals beschreven in de auteursrechtwetgeving. Ook hiermee dient men rekening te houden.
Handelsmerken
PENTAX en smc PENTAX zijn handelsmerken van PENTAX Corporation.
Het SD-logo en het SDHC-logo zijn handelsmerken.
Het DNG-logo is een wettig gedeponeerd handelsmerk of handelsmerk van Adobe Systems
Incorporated in de Verenigde Staten en/of andere landen.
Alle overige merk- of productnamen zijn handelsmerken of wettig gedeponeerde handelsmerken van hun betreffende eigenaren.
Aan de gebruikers van deze camera
• De kans bestaat dat opgenomen gegevens worden gewist of dat de camera niet naar behoren functioneert bij gebruik in omgevingen met installaties die sterke elektromagnetische straling of magnetische velden opwekken.
• Het paneel met vloeibare kristallen in het LCD is gemaakt met behulp van extreem hoge­precisietechnologie. Hoewel het percentage werkende pixels 99,99% of hoger is, dient u er rekening mee te houden dat 0,01% of minder van de pixels niet oplicht of juist wel oplicht wanneer dat niet zou moeten. Dit heeft echter geen effect op het opgenomen beeld.
Dit product ondersteunt PRINT Image Matching III. Met digitale fotocamera’s, printers en software die PRINT Image Matching ondersteunen, kunnen fotografen opnamen produceren die hun bedoelingen beter benaderen. Sommige functies zijn niet beschikbaar op printers die PRINT Image Matching III niet ondersteunen. Copyright 2001 Seiko Epson Corporation. Alle rechten voorbehouden. PRINT Image Matching is een handelsmerk van Seiko Epson Corporation. Het PRINT Image Matching-logo is een handelsmerk van Seiko Epson Corporation.
Meer over PictBridge
Met PictBridge kan de gebruiker de digitale camera rechtstreeks aansluiten op een printer, waarbij gebruik wordt gemaakt van de universele standaard voor de rechtstreekse uitvoer van opnamen. Met een paar eenvoudige handelingen kunt u opnamen rechtstreeks vanuit de camera afdrukken.
• De illustraties en het weergavescherm van de LCD-monitor in deze handleiding kunnen afwijken van het feitelijke product.
VEILIG GEBRUIK VAN UW CAMERA
We hebben de grootst mogelijke aandacht besteed aan de veiligheid van dit product. Bij gebruik van dit product vragen we om uw speciale aandacht voor zaken die zijn aangeduid met de volgende symbolen.
1
Waarschuwing
Pas op
Dit symbool geeft aan dat het niet in acht nemen van deze waarschuwing ernstig persoonlijk letsel kan veroorzaken.
Dit symbool geeft aan dat het niet in acht nemen van deze waarschuwing minder ernstig tot gemiddeld persoonlijk letsel of materiële schade kan veroorzaken.
OVER DE CAMERA
Waarschuwing
• Probeer de camera niet uit elkaar te halen of te veranderen. De camera bevat onderdelen die onder hoogspanning staan, waardoor er gevaar voor elektrische schokken bestaat.
• Mocht het binnenwerk van de camera open liggen, bijvoorbeeld doordat de camera valt of anderszins wordt beschadigd, raak dan nooit het vrijgekomen gedeelte aan, aangezien er gevaar is voor een elektrische schok.
• Houd de SD-geheugenkaart buiten bereik van kleine kinderen om het risico te vermijden dat de kaart per ongeluk wordt ingeslikt. Mocht de kaart toch worden ingeslikt, ga dan onmiddellijk naar een arts.
• De camerariem om uw nek wikkelen kan gevaarlijk zijn. Pas vooral op dat kinderen de riem niet om hun nek wikkelen.
• Kijk niet rechtstreeks naar de zon door de camera, omdat uw ogen bij blootstelling aan direct zonlicht beschadiging kunnen oplopen. Kijk niet recht in de zon door een teleobjectief, aangezien dit kan leiden tot blindheid.
• Bewaar batterijen altijd buiten het bereik van kinderen. Mocht een kind per ongeluk een batterij inslikken, dan moet u onmiddellijk een arts raadplegen.
• Gebruik uitsluitend de exclusief voor dit product ontwikkelde netvoedingsadapter met het juiste vermogen en de juiste spanning. Gebruik van een netvoedingsadapter met andere specificaties dan voorgeschreven voor dit product, kan brand, elektrische schokken of schade aan de camera veroorzaken.
• Als zich tijdens het gebruik onregelmatigheden voordoen, zoals rook of een vreemde geur, houd dan onmiddellijk op de camera te gebruiken. Verwijder de batterijen of de netvoedingsadapter en neem contact op met het dichtstbijzijnde PENTAX Service Center. Verder gebruik van de camera kan brand of elektrische schokken veroorzaken.
• Schakel tijdens onweer de netvoedingsadapter uit en haal deze uit het stopcontact. Onweer kan storing in de apparatuur, brand of elektrische schokken veroorzaken.
2
Pas op
• Probeer nooit de batterijen kort te sluiten of aan vuur bloot te stellen. Demonteer de batterijen nooit. De batterijen kunnen exploderen of vlam vatten.
• Als de batterijen heet worden of beginnen te roken, moet u deze onmiddellijk uit de camera halen. Pas op dat u zichzelf niet brandt bij het verwijderen van de batterij.
• Sommige delen van de camera worden tijdens het gebruik heet. Als dergelijke onderdelen lang worden vastgehouden, is er gevaar voor lichte verbrandingen.
• Leg uw vingers of een kledingstuk niet over de flitser wanneer u deze gebruikt. Uw huid of kleding kan verbranden.
BATTERIJGEBRUIK
• Gebruik alleen de aangegeven batterij in deze camera. Het gebruik van andere batterijen kan brand of ontploffing veroorzaken.
• Houd snoeren, haarspeldjes en andere metalen voorwerpen uit de buurt van de plus­en minpolen van de batterij. Als u de batterij buiten de camera bewaart, bevestig dan het meegeleverde beschermingskapje op de batterij om kortsluiting te voorkomen.
• Demonteer de batterijen nooit. Demonteren van batterijen kan explosies en lekkage veroorzaken.
• Mocht het lekkende materiaal van de batterij in contact komen met uw ogen, wrijf ze dan niet uit. Spoel uw ogen met schoon water en ga onmiddellijk naar een arts.
• Mocht het lekkende materiaal van de batterij in contact komen met uw huid of kleding, was de betroffen gebieden dan grondig schoon met water.
• Als de batterijen heet worden of beginnen te roken, moet u deze onmiddellijk uit de camera halen. Pas op dat u zichzelf niet brandt bij het verwijderen van de batterij.
RICHTLIJNEN VOOR GEBRUIK BATTERIJLADER
• Gebruik alleen de batterijlader D-BC50 die wordt meegeleverd met de camera. Gebruik het product uitsluitend met de voorgeschreven spanning. Gebruik met een andere stroombron of een andere spanning dan voorgeschreven, kan resulteren in brand of een elektrische schok. De voorgeschreven spanning is 100 - 240 V AC (wisselstroom).
• Gebruik de batterijlader uitsluitend voor het opladen van de oplaadbare lithium­ionbatterij D-LI50. Het opladen van andere batterijen kan een explosie of brand veroorzaken, of een defect aan de camera.
• Probeer het product niet uit elkaar te halen of te veranderen. Dit kan resulteren in brand of een elektrische schok.
• Als er rook of een vreemde geur uit het product komt, of in geval van welke andere onregelmatigheid dan ook, houd dan onmiddellijk op de camera te gebruiken en neemt u contact op met het dichtstbijzijnde PENTAX Service Center. Verder gebruik van de camera kan brand of elektrische schokken veroorzaken.
• Mocht er water binnendringen in het product, neem dan contact op met een PENTAX Service Center. Verder gebruik van het product kan brand of een elektrische schok veroorzaken.
• Als het tijdens het gebruik van de batterijlader gaat onweren, haal het netsnoer dan uit het stopcontact en gebruik het product niet verder. Als u het product toch verder gebruikt, kan dit resulteren in beschadiging van de apparatuur, brand of een elektrische schok.
• Veeg de stekker van het netsnoer schoon als hij met stof bedekt is. Stof kan brand veroorzaken.
• Verminder de kans op ongelukken: gebruik uitsluitend een stroomsnoer met CSA/UL­certificering, snoertype SPT-2 of zwaarder, minimaal AWG-koper NO.18, met aan het ene uiteinde een gegoten mannelijke stekker (met een gespecificeerde NEMA­configuratie), en aan het andere uiteinde een gegoten vrouwelijke connector (met een gespecificeerde IEC-configuratie van een niet-industrieel type) of een gelijkwaardig stroomsnoer.
Aandachtspunten tijdens het gebruik
• Neem, als u op reis gaat, het document Worldwide Service Network mee dat deel uitmaakt van het pakket. Dit komt van pas bij problemen in het buitenland.
• Wanneer de camera lange tijd niet is gebruikt, ga dan na of alles nog goed werkt, vooral als u er belangrijke opnamen mee wilt maken (bijvoorbeeld huwelijksfoto’s of opnamen op reis). Opnamen kunnen niet worden gegarandeerd als opnemen, weergeven of het overzetten van de gegevens naar een computer enz. niet mogelijk is als gevolg van een defect aan de camera of aan de opnamemedia (SD-geheugenkaart) enz.
• Maak het product niet schoon met organische oplosmiddelen zoals verfverdunner, alcohol of wasbenzine.
• Stel de camera niet bloot aan hoge temperaturen of hoge luchtvochtigheid. Laat de camera niet achter in een voertuig, omdat met name in auto’s de temperatuur zeer hoog kan oplopen.
• Berg de camera niet op een plaats op met conserveermiddelen en chemicaliën. Opslag in ruimten met hoge temperaturen en een hoge luchtvochtigheid kan schimmelvorming veroorzaken. Haal de camera uit de tas en berg deze op een droge en goed geventileerde plaats op.
• Stel de camera niet bloot aan zware trillingen, schokken of druk. Gebruik een kussen om de camera te beschermen tegen trillingen van een motor, auto of schip.
• Het temperatuurbereik voor gebruik van de camera is 0° tot 40° C (32°F tot 104°F).
• Het LCD kan zwart worden bij hoge temperaturen, maar wordt weer normaal bij een normale omgevingstemperatuur.
• De reactiesnelheid van het LCD kan traag worden bij lage temperaturen. Dit ligt aan de eigenschappen van de vloeistofkristallen en is geen defect.
3
4
• Laat de camera om de één tot twee jaar nakijken teneinde de prestaties van het product op peil te houden.
• Plotselinge temperatuurschommelingen veroorzaken condensvorming aan de binnen- en buitenkant van de camera. Doe de camera in de draagtas of een plastic zak en haal deze er pas uit als het temperatuurverschil tussen de camera en de omgeving minimaal is geworden.
• Vermijd contact met afval, modder, zand, stof, water, gifgassen of zouten, aangezien de camera hierdoor defect kan raken. Als er regen- of waterdruppels op de camera komt, veeg deze dan droog.
• Zie “Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van een SD-geheugenkaart” (p.49) voor meer informatie over de SD-geheugenkaart.
• Verwijder stof dat zich op het objectief of de zoeker heeft verzameld met een lenskwastje. Gebruik nooit een spuitbus voor het schoonmaken, omdat het objectief hierdoor beschadigd kan raken.
• Neem contact op met het servicecentrum van PENTAX voor professionele reiniging van de CCD. (Hieraan zijn kosten verbonden.)
• Druk niet met kracht op de LCD-monitor. De kans bestaat dat de monitor hierdoor breekt of niet meer naar behoren functioneert.
Informatie over registratie van uw product
Wij willen u graag optimaal van dienst zijn. Daarom vragen wij u vriendelijk om uw product te registreren. Het formulier hiervoor kunt u vinden op de bijgeleverde CD-ROM of op de website van PENTAX. Bij voorbaat dank voor uw medewerking. Zie de bedieningshandleiding PENTAX PHOTO Browser 3/PENTAX PHOTO Laboratory 3 voor meer informatie (Windows-gebruikers: p.9, Mac OS-gebruikers: p.10) voor meer informatie.
Memo
5
6
INHOUDSTAFEL
VEILIG GEBRUIK VAN UW CAMERA .............................................................. 1
OVER DE CAMERA .......................................................................................... 1
BATTERIJGEBRUIK.......................................................................................... 2
RICHTLIJNEN VOOR GEBRUIK BATTERIJLADER......................................... 2
Aandachtspunten tijdens het gebruik................................................................. 3
INHOUDSTAFEL ............................................................................................... 6
Indeling van de handleiding ............................................................................. 11
Voor u de camera gaat gebruiken 13
q Kenmerken van de camera ...................................................................... 14
De inhoud van het pakket controleren ................................................................. 16
Namen en functies van de onderdelen ................................................................. 17
Camera ............................................................................................................ 17
Opnamestand .................................................................................................. 18
Weergavestand................................................................................................ 20
Weergave van indicaties ........................................................................................ 22
LCD-monitor .................................................................................................... 22
Zoeker.............................................................................................................. 26
LCD-display ..................................................................................................... 28
Het menu gebruiken ............................................................................................... 29
Bediening van het menu .................................................................................. 29
Onderdelen van het menu [A Opname] ......................................................... 31
[Q Weergeven] Onderdelen van menu.......................................................... 31
Onderdelen van menu [R Set-up] instellen..................................................... 32
Onderdelen van het menu [A Pers.inst.] ......................................................... 33
Het functiemenu gebruiken ................................................................................... 36
Opnamestand .................................................................................................. 36
Weergavestand................................................................................................ 37
De functiekiezer gebruiken .................................................................................... 38
Voorbereidingen 41
Draagriem bevestigen ............................................................................................ 42
De batterij gebruiken .............................................................................................. 43
De batterij opladen........................................................................................... 43
De batterij plaatsen/uitnemen .......................................................................... 44
Indicatie batterijniveau ..................................................................................... 46
Geschatte opslagcapaciteit en Weergavetijd
(Speciale batterij volledig opgeladen).............................................................. 46
Gebruik van de netvoedingsadapter (optioneel).............................................. 47
De SD-geheugenkaart plaatsen/uitnemen............................................................ 48
Opnamepixels en Kwaliteitsniveau .................................................................. 50
De camera aan- en uitzetten .................................................................................. 52
Standaardinstellingen ............................................................................................ 53
De weergavetaal instellen................................................................................ 53
Datum en tijd instellen ..................................................................................... 56
Het objectief bevestigen ........................................................................................ 58
De zoekerdioptrie aanpassen ................................................................................ 60
Basisbediening 61
Basishandelingen bij opnamen............................................................................. 62
De camera vasthouden.................................................................................... 62
De camera de optimale instellingen laten bepalen .......................................... 63
Opnamen maken met behulp van de functie Bewegingsreductie ..................... 67
De functie Bewegingsreductie inschakelen ..................................................... 68
De functie Bewegingsreductie instellen ........................................................... 69
Werken met een zoomobjectief ............................................................................. 70
De ingebouwde flitser gebruiken .......................................................................... 71
Andere opnamefuncties......................................................................................... 75
Continuopnamen ............................................................................................. 75
Opnamen met de zelfontspanner .................................................................... 77
Opnamen via de afstandsbediening
(Afstandsbediening F: afzonderlijk verkrijgbaar).............................................. 81
Gebruik van de functie Spiegel omhoog om bewegingen van de camera te
voorkomen ....................................................................................................... 84
Foto’s weergeven ................................................................................................... 85
Opnamen weergeven ...................................................................................... 85
Opnamen roteren............................................................................................. 87
Vergrote weergave Opnamen.......................................................................... 88
Weergave van verscheidene opnamen ........................................................... 89
Een map weergeven........................................................................................ 91
Diavoorstelling ................................................................................................. 92
De camera aansluiten op audiovisuele apparatuur............................................. 94
7
8
Opnamen verwerken met filters ............................................................................ 95
Opnamen verwerken met digitale filters .......................................................... 95
RAW-opnamen bewerken................................................................................ 98
Opnamen wissen .................................................................................................. 100
Eén opname wissen ...................................................................................... 100
Alle opnamen wissen..................................................................................... 101
Geselecteerde opnamen wissen
(vanuit de weergave van verscheidene opnamen tegelijkertijd) .................... 102
Opnamen beveiligen tegen wissen (Beveiligen)............................................ 104
Afdrukservice instellen (DPOF)........................................................................... 106
Afzonderlijke opnamen afdrukken ................................................................. 106
Instellingen voor alle opnamen ...................................................................... 107
Afdrukken met PictBridge.................................................................................... 109
Instellen van [Transfer functie]....................................................................... 110
De camera op de printer aansluiten............................................................... 111
Afzonderlijke opnamen afdrukken ................................................................. 112
Alle opnamen afdrukken ................................................................................ 114
Opnamen laten afdrukken op basis van DPOF-instellingen .......................... 116
De USB-kabel loskoppelen............................................................................ 116
Functiereferentie 117
De bestandsindeling instellen ............................................................................. 118
JPEG-opnamepixels instellen........................................................................ 118
Het JPEG-kwaliteitsniveau instellen .............................................................. 119
Beeldtint instellen........................................................................................... 120
Kleurverzadiging/Scherpte/Contrast instellen................................................ 121
De bestandsindeling instellen ........................................................................ 122
Witbalans instellen......................................................................................... 123
Kleurgebied instellen ..................................................................................... 129
Scherpstellen ........................................................................................................ 130
De autofocus gebruiken................................................................................. 130
Het scherpstelkader instellen (AF-punt) ........................................................ 132
Scherpstelling vastzetten (Scherpstelvergrendeling)..................................... 134
Handmatig scherpstelling wijzigen
(Handmatig scherpstellen)............................................................................. 136
De = knop gebruiken.................................................................................. 137
Belichting instellen............................................................................................... 138
Effect van diafragma en sluitertijd.................................................................. 138
Gevoeligheid instellen.................................................................................... 140
De lichtmeetmethode selecteren ................................................................... 142
De belichtingsfunctie wijzigen........................................................................ 144
Belichting instellen ......................................................................................... 161
Automatisch wijzigen van de opname-instellingen
tijdens het maken van opnamen (Auto Bracket)............................................ 163
Dubbelopnamen maken................................................................................. 166
Opslaan van Gebruikersinstellingen .............................................................. 167
Compositie, belichting en scherpstellen beoordelen vóór opname ................ 169
De voorbeeldmethode selecteren.................................................................. 169
Voorbeeld weergeven.................................................................................... 170
Ingebouwde flitser gebruiken.............................................................................. 172
corrigeren van de flitsintensiteit ..................................................................... 172
Opnamen maken terwijl de flitser nog bezig is met opladen ......................... 173
Flitseigenschappen bij elke belichtingsfunctie ............................................... 173
Afstand en diafragma bij gebruik van de ingebouwde flitser ......................... 176
Compatibiliteit objectieven DA, D FA, FA J, FA en F met
de ingebouwde flitser..................................................................................... 177
Gebruik van een externe flitser (optioneel).................................................... 179
Instellingen tijdens de weergave......................................................................... 186
Weergavefunctie wijzigen ............................................................................. 186
Weergave-interval diavoorstelling instellen ................................................... 187
Camera-instellingen ............................................................................................. 188
SD-geheugenkaart formatteren ..................................................................... 188
Het geluidssignaal in- en uitschakelen .......................................................... 189
Datum/tijd en weergavestijl wijzigen .............................................................. 190
Wereldtijd instellen......................................................................................... 191
Weergavetaal instellen .................................................................................. 194
De weergavetijd voor bedieningsaanwijzingen instellen................................ 194
De helderheid van de LCD-monitor aanpassen............................................. 195
Het video-uitgangssignaal selecteren............................................................ 195
Automatisch uitschakelen instellen................................................................ 196
De mapnaam selecteren................................................................................ 196
De weergave voor Momentcontrole en Digitaal voorbeeld instellen .............. 197
Een batterij selecteren ................................................................................... 198
Opnamestandinstellingen selecteren om op te slaan
in de camera .................................................................................................. 199
Standaardinstellingen herstellen ........................................................................ 201
Menu Opname/Weergeven/Set-up herstellen ............................................... 201
Menu Pers.inst. herstellen ............................................................................ 202
9
10
Bijlage 203
Standaardinstellingen .......................................................................................... 204
Beschikbare functies bij verschillende objectiefcombinaties.......................... 208
Opmerkingen bij [Gebruik diafr.ring].................................................................. 210
De CCD schoonmaken ......................................................................................... 211
Stof verwijderen door de CCD te schudden .................................................. 211
Stof verwijderen met een blaaskwastje ......................................................... 212
Optionele accessoires.......................................................................................... 214
Foutberichten........................................................................................................ 217
Problemen oplossen ............................................................................................ 219
Belangrijkste technische gegevens.................................................................... 221
Verklarende woordenlijst ..................................................................................... 224
Index ...................................................................................................................... 228
GARANTIEBEPALINGEN ..................................................................................... 232
Indeling van de handleiding
Deze handleiding bevat de volgende hoofdstukken.
11
1 Voor u de camera gaat gebruiken
Beschrijft de kenmerken van de camera, accessoires en de namen en functies van de verschillende onderdelen.
2 Voorbereidingen
Beschrijft uw eerste stappen, van de aankoop van de camera tot het maken van opnamen. Lees dit hoofdstuk aandachtig door en volg alle aanwijzingen op.
3 Basisbediening
Legt de procedures uit voor het maken, weergeven en afdrukken van foto’s. Lees deze aanwijzingen om alle basisbedieningen te leren voor opnemen, weergeven en afdrukken.
4 Functiereferentie
Beschrijving van functies voor optimaal werken met de q.
5 Bijlage
Behandelt het oplossen van problemen en geeft een overzicht van afzonderlijk verkrijgbare accessoires en verschillende informatiebronnen.
1
2
3
4
5
De betekenis van de in deze handleiding gebruikte symbolen wordt hierna uitgelegd.
1
Geeft het nummer aan van de pagina waarnaar wordt verwezen voor een uitleg van het betreffende bedieningsonderdeel.
Geeft nuttige informatie weer.
Geeft aandachtspunten aan voor de bediening van de camera.
12
Memo
1 Voor u de camera gaat gebruiken
Controleer de inhoud van het pakket en de namen en functies van de diverse onderdelen voor het gebruik.
q Kenmerken van de camera ............................................... 14
De inhoud van het pakket controleren ........................................... 16
Namen en functies van de onderdelen .......................................... 17
Weergave van indicaties ................................................................. 22
Het menu gebruiken ........................................................................ 29
Het functiemenu gebruiken ............................................................. 36
De functiekiezer gebruiken ............................................................. 38
Bij gebruik van de menu’s en het functiemenu zijn onderdelen die niet kunnen worden gewijzigd vanwege instellingen van de camera grijs en niet selecteerbaar.
14
Voor u de camera gaat gebruiken
q Kenmerken van de camera
• Voorzien van een CCD van 23,5×15,7 mm met effectief 10,20 miljoen pixels, voor een zeer
hoge precisie en een groot dynamisch bereik.
• Voorzien van Bewegingsreductie, een systeem voor het reduceren van onscherpte door
het bewegen van de CCD. Daarmee kunt u scherpe opnamen maken die minimaal worden
1
beïnvloed door het bewegen van de camera, ongeacht het gebruikte objectief.
• Uitgerust met een 11-punts AF-sensor. Bij lichtmeting met nadruk op het midden wordt een
breed scherpstelveld met 9 scherpstelpunten gebruikt.
• Voorzien van een zoeker die vergelijkbaar is met die van een conventionele kleinbeeldcamera,
met een vergroting van 0,95× en een beeldveld van 95% voor comfortabeler handmatig scherpstellen. Bovendien uitgerust met een functie die de AF-punten in de zoeker rood doet oplichten.
• Voorzien van een grote LCD-monitor van 2,5 inch met 210.000 pixels, een grote beeldhoek,
en een helderheidsregeling voor een zo nauwkeurig mogelijke weergave.
• Voorzien van een functie Digitaal voorbeeld voor inspectie van het beeld om zeker
te weten dat het gewenste resultaat wordt bereikt.
• Er is een gebruiksvriendelijk ontwerp toegepast op verschillende delen van de camera.
De grote LCD-monitor met hoge resolutie en de gebruiksvriendelijke menu’s maken de bediening van de camera eenvoudiger.
• Instelwielen, knoppen, naden van de body en intrekbare onderdelen van de camera zijn
spatwater- en stofbestendig.
• Op de CCD is een speciale SP-coating aangebracht die stofwerend is. Bij toepassing van
de functie Sensor stofvrij wordt de CCD geschud om stof te verwijderen.
• Ondersteuning van de optionele Batterijgreep D-BG2 met verticale ontspanknop.
Als in zowel de camera als de greep een batterij (D-LI50) wordt geplaatst, wordt de batterij met het meeste vermogen gebruikt. Op die manier levert de camera gedurende langere tijd de beste prestaties. Er is bovendien een menuoptie waarmee u prioriteit voor een batterij kunt opgeven, zodat u die helemaal leeg kunt maken voordat u overschakelt op de andere batterij.
• Opnamen worden opgeslagen in de flexibele indeling JPEG of de kwalitatief
hoogwaardige maar 100 procent bewerkbare RAW-indeling. U kunt ook JPEG+RAW selecteren en opnamen in beide indelingen opslaan. RAW-opnamen kunnen gemakkelijk worden verwerkt.
• Met de modi Hyper-program en Hyper-manual kunt u opnamen maken met een vooraf
ingestelde belichting. Bovendien uitgerust met een Gevoeligheidsvoorkeuze K die diafragma en sluitertijd automatisch aanpast aan de gekozen gevoeligheid, en een Sluitertijd- en Diafragmavoorkeuze L die de gevoeligheid automatisch aanpast aan de ingestelde sluitertijd en diafragma.
Het gebied dat door de camera wordt vastgelegd (de beeldhoek) is bij de q en 35 mm-kleinbeeldreflexcamera’s verschillend, zelfs wanneer hetzelfde objectief wordt gebruikt. Dit komt doordat het formaat van kleinbeeldfilm en de CCD verschillend zijn.
Afmetingen van kleinbeeldfilm en CCD
35 mm-kleinbeeldfilm: 36×24 mm q CCD : 23,5×15,7 mm
Bij gelijke beeldhoeken moet de brandpuntsafstand van een objectief dat voor een 35 mm-kleinbeeldcamera wordt gebruikt, ongeveer 1,5 keer langer zijn dan die voor
q
de u de brandpuntsafstand van het kleinbeeldobjectief door 1,5.
Voorbeeld)Om een zelfde opname te maken als met een 150 mm-objectief op een
Omgekeerd moet de brandpuntsafstand van het gebruikte objectief op de q worden vermenigvuldigd met 1,5 om de brandpuntsafstand voor een kleinbeeldcamera te bepalen.
Voorbeeld)Wanneer een 300 mm-objectief wordt gebruikt op een q
. Om een beeldhoek te bereiken die hetzelfde gebied bestrijkt, deelt
kleinbeeldcamera 150÷1.5=100 Gebruik een 100 mm-objectief op de q.
300×1.5=450 De brandpuntsafstand is gelijk aan een 450 mm-objectief op een
kleinbeeldcamera.
15
1
Voor u de camera gaat gebruiken
16
De inhoud van het pakket controleren
Bij de camera worden de volgende accessoires geleverd. Controleer of alle accessoires zijn meegeleverd.
1
Voor u de camera gaat gebruiken
Flitsschoenbeschermer F (op de camera bevestigd)
Bodydop
(op de camera bevestigd)
Software (Cd-rom)
S-SW55
Batterijlader
D-BC50
K
Oogschelp F
(op de camera bevestigd)
USB-kabel
I-USB17
Draagriem
O-ST53
Netsnoer
D-CO2
P
ME-zoekerkapje
Videokabel
I-VC28
Oplaadbare lithium-ion
D-LI50-batterij
Bedieningshandleiding
(deze handleiding)
Namen en functies van de onderdelen
Camera
Flitsschoen
Zelfontspanner-LED/
Afstandsbedieningssensor
Spiegel
Kaartklep
Riembevestiging
17
1
Voor u de camera gaat gebruiken
Richtteken objectiefvatting
Objectiefontgrendelknop
Ingebouwde flitser
Aansluiting
draadontspanner
USB/video-aansluiting
Gelijkstroomingang
Klepje voor aansluitingen
Statiefaansluiting
batterijgreepaansluiting
Klep voor de
LCD-monitor
AF-koppeling
Objectiefinformatiec ontacten
LCD-display
Zoeker
Zelfontspanner-LED/ Afstandsbedienings­sensor
Ontgrendelknop van kaartcompartiment
LED voor lezen van/ schrijven naar kaart
Ontgrendelknop van de batterijklep
Batterijklep
18
Opnamestand
Hieronder vindt u uitleg van de knoppen tijdens de opname.
1
2
Voor u de camera gaat gebruiken
3 4
5
9
0 a
b c d e
1 Snelinstelling
Resetten van de belichtingsinstellingen (p.148) en automatisch de juiste belichting instellen in de stand a (Hyper-manual). (p.158)
2 Ontspanknop
Indrukken om opnamen te maken. (p.65)
1
8
7
6
n m
l k
j i h g f
3 Hoofdschakelaar
Bewegen om de camera aan/uit te zetten (p.52) of een voorbeeld weer te geven(p.170).
4 e-knop aan de voorzijde
De sluitertijd en de LW-correctie instellen.
5 Ontgrendelknop voor het
objectief
Indrukken om het objectief los te maken. (p.59)
6 Scherpstelfunctieknop
Schakelen tussen automatisch (k, l) (p.130) en handmatig scherpstellen (p.136).
7 | knop
JPEG- en RAW-bestand opslaan (p.122)
8 K knop
Indrukken om de ingebouwde flitser uit te klappen. (p.71)
9 Functiekiezer
Gebruiken om de belichtingsfunctie te wijzigen. (p.38)
0 Schakelaar lichtmeting
Gebruiken om de lichtmetingsfunctie te wijzigen. (p.142)
a ]
knop
Stelt belichtingsbracketing in. (p.163)
b 3 knop
Het menu [A Opname] weergeven (p.31). Druk vervolgens op de vierwegbesturing ( weergave van de menu’s [Q Weergeven] (p.31), [R Set­up] (p.32) en [A Pers.inst.] (p.33).
5) voor
c i knop
Indrukken om opnamen te verwijderen. (p.100)
d M knop
Indrukken om opnamegegevens weer te geven op de LCD-monitor. (p.23)
e Q knop
Activeert de weergavefunctie. (p.85)
f { knop
Indrukken om het functiemenu weer te geven. Druk op de vierwegbesturing (2345) om de volgende handeling te kiezen. (p.36)
g Schakelaar
Bewegingsreductie
De functie Bewegingsreductie in- en uitschakelen. (p.67)
h 4 knop
De in het menu geselecteerde instelling bevestigen.
Druk hierop als het menu niet wordt weergegeven om de op dit moment ingestelde gevoeligheid weer te geven op het LCD en in de zoeker.
i Vierwegbesturing (2345)
De cursor verplaatsen of onderdelen wijzigen in menu’s en het functiemenu.
j Kiezer voor ander
scherpstelpunt
Het scherpstelkader instellen. (p.133)
k = knop
Scherpstellen op het onderwerp voorafgaand aan lichtmeting. (p.130)
l L knop
De belichting vergrendelen voordat de opname wordt gemaakt. (p.162)
m e-knop op de achterzijde
Waarden instellen voor diafragma en gevoeligheid.
n m knop
Houd deze knop ingedrukt terwijl u aan de e-knop op de voorzijde draait om de waarde voor belichtingscorrectie in te stellen. (p.161)
19
1
Voor u de camera gaat gebruiken
20
Weergavestand
Hieronder vindt u uitleg van de knoppen tijdens de weergave.
2
1
1
Voor u de camera gaat gebruiken
3
4
9
0 a
5 6
7
8
b
c
d
21
1 Snelinstelling
Druk hierop bij Vergrote weergave voor verdere uitvergroting. (p.88)
2 Ontspanknop
Halverwege indrukken om over te gaan naar de opnamefunctie.
3 Hoofdschakelaar
Bewegen om de camera uit en aan te zetten. (p.52) Op de positie | zetten om naar de opname- en voorbeeldfunctie te gaan.
4 e-knop aan de voorzijde
De vorige en volgende opname weergeven bij uitvergrote weergave (p.88) of het digitale filter aanpassen (p.95).
5 3-knop
Indrukken om het menu [Q Weergeven] weer te geven (p.31). Druk vervolgens op de vierwegbesturing (45) voor weergave van de menu’s [R Set-up] (p.32), [A Pers.inst.] (p.31) en [A Opname] (p.31).
6 i knop
Indrukken om opnamen te verwijderen. (p.100)
7 M knop
Indrukken om opnamegegevens weer te geven op de LCD-monitor. (p.24)
8 Q knop
Indrukken om over te gaan naar de opnamefunctie.
9 M knop
Druk hierop bij Vergrote weergave voor reductie van de uitvergroting. (p.88)
0 Z knop
Indrukken om opnamen te beveiligen tegen onbedoelde verwijdering. (p.104)
a e-knop op de achterzijde
Een opname uitvergroten (p.88) of verscheidene opnamen tegelijkertijd weergeven (p.89).
b 4 knop
De in het menu of het weergavescherm geselecteerde instelling bevestigen.
c Vierwegbesturing (2345)
De cursor verplaatsen of onderdelen wijzigen in menu’s, het functiemenu en het weergavescherm.
d { knop
Indrukken om het functiemenu weer te geven. Druk op de vierwegbesturing (2345) om de volgende handeling te kiezen. (p.36)
1
Voor u de camera gaat gebruiken
22
1600
M F
AM
USER
2006
Sl.tijd & diafr. voorkeuze Auto belichting
Activeren AF
Weergave van indicaties
LCD-monitor
Afhankelijk van de camerastatus
1
Voor u de camera gaat gebruiken
kunnen de volgende indicaties op de LCD-monitor worden weergegeven.
LCD-monitor
Bij het inschakelen of gebruik van de functiekiezer
Bedieningsaanwijzingen worden gedurende 3 seconden weergegeven op de LCD-monitor als de camera wordt ingeschakeld of de functiekiezer wordt gebruikt.
Selecteer Uit bij [Hulpdisplay] in het menu [R Set-up] om geen indicaties weer te geven. (p.32)
13 14
15
1
2345 6
Sl.tijd & diafr.
Sl.tijd & diafr.
USER
USER
voorkeuze Auto
voorkeuze Auto belichting
belichting
AF
Activeren AF
Activeren AF
10101414/ 2006
/10 14/ 2006/
MF
1010: 3939AM
10: 39
AM
7
1600
1600MF
8
9
12 11 10
1 Flitsinstelling
(Actieve instelling wordt weergegeven) (p.72)
2 Transportstand/Auto bracket/
Dubbelopnamen (p.18)
3 Autobelichting (p.142) 12 Wereldtijd (p.191) 4 Scherpstelinstelling (p.130) 13 USER (gebruiker) 5 AF-punt (p.132) 14 Belichtingsfunctie 6 Witbalans (p.123) 15 Hulp bij knoppen 7 Gevoeligheid (p.140)
* Indicatie 3, 5, 6 en 7 worden alleen weergegeven wanneer er een andere dan
de standaardinstelling is geselecteerd. 12 wordt alleen weergegeven wanneer de wereldtijd is ingeschakeld.
8 Naam belichtingsfunctie (p.38)
9 Hulp e-knop 10 Batterijniveau 11 Datum en tijd (p.190)
Opnamestand
RAW+
IS O
10 0 0 0 KG2G2A1A1
Ad o b e
AUTO
2 0 0 - 1 6 0 0
USER
1 / 2 0 0 0
+ 1 . 3
F 2 . 8
1 . 0
39
AUTO
4 0 0mmmm
2006
Druk in de opnamestand op de knop M om de instellingen van de opnamefunctie gedurende 15 seconden weer te geven op de LCD-monitor.
Detailinformatie
1
USER
USER
AUTO
1010: 39
10 : 39
AUTO
400
400
AMAMAM
mm
25 Brandpuntsafstand objectief (p.67)
26 Kleurverzadiging (p.121)
1/2000
1/2000 +1.3
F2.8
F2.8
ISO
ISO 10000K G2 A1 Adobe
10000K
RAW+
RAW+
1 Belichtingsfunctie (p.38) 16 GM-correctie (p.124) 2 Gebruikersfunctie (p.167) 17 BA-correctie (p.124) 3 Autobelichting (p.142) 18 Kleurgebied 4 Flitsinstelling (p.72) 19 Bestandsindeling (p.122) 5 Transportfunctie (p.36) 20 JPEG-opnamepixels (p.118) 6 Sluitertijd (p.138) 21 JPEG-kwaliteit (p.119) 7 Diafragma (p.139) 22 Bewegingsreductie (p.67) 8 LW-correctie (p.161) 23 Scherpstelstand (p.130) 9 Flitscorrectie (p.172) 24 Instelling AF-punt (p.132)
10 Belichtingsbracket (p.163)/
Dubbelopnamen (p.166)
11 Uitgebreide bracket (p.165) 27 Scherpte (p.121) 12 Beeldtint (p.120) 28 Contrast (p.121) 13 Gevoeligheid (p.140) 29 Wereldtijd (p.191) 14 AUTO ISO correctie (p.140) 30 Datum en tijd (p.190) 15 Witbalans (p.123) 31 Batterijvoeding (p.46)
AUTO
AUTO
10
+1.3
-
1.0
-
1.0
200-1600
200-1600
Adobe
2006
/ 2006/10101414/10 14/
2345
68
13 14
15 16 17
192920
97
21 22
30 31
18
10 11 12
23
24
25
26 27 28
23
1
Voor u de camera gaat gebruiken
24
10 0 - 0 001
A1
1 / 2 0 0 0
+ 1 . 5
F 2 . 8
0 . 5
Ad o b e
RAW+
AM
2006
IS O
10 0 0 0 K
200
Weergavestand
Steeds als u tijdens weergave op de knop M drukt, schakelt de camera over naar een volgende schermweergave: Standaard, Histogram, Detail Info en Geen infoweergave (alleen opname).
1
Voor u de camera gaat gebruiken
U kunt de weergegeven informatie veranderen door op de Q-knop te drukken.
Detailinformatie
100-0001
100-0001
242424
1/2000
1/2000 F2.8
F2.8
200
200
ISO
RAW+
RAW+
1 Rotatie-informatie 17 Brandpuntsafstand objectief
2 Gemaakte opname 18 Beeldtint
3 Lichtmeting 19 Gevoeligheid
4 Flitsinstelling 20 Witbalans/Kleurtemperatuur
5 Transportstand 21 WB-correctie (GM)
6 Belichtingsbracket/Dubbelopnamen 22 WB-correctie (BA)
7 Belichtingsfunctie 23 Bestandsindeling
8 Sluitertijd 24 JPEG-opnamepixels
9 Diafragma 25 JPEG-kwaliteit
10 LW-correctie 26 Kleurgebied
11 Flitsbelichtingscorrectie 27 Datum en tijd opname
12 Mapnummer, bestandsnummer 28 Kleurverzadiging
13 DPOF-instellingen 29 Scherpte
14 Beveiligen 30 Contrast
15 Scherpstelling 31 Uitgebreide bracket
16 Instelling AF-punt
10000K
10
/ 1010: 3939AM
/10:39
2006
200610101414//10 14
+1.5
+1.5
-
0.5
-
0.5
G2G2A1
G2 A1 Adobe
Adobe
mmmmmm
AM
1
2
78
19 20 21 22 28
23 24 25 26 29
3 4 5 6
27
* De indicaties 4 (Flitsinstelling) en 11 (Flitsbelichtingscorrectie) worden alleen
weergegeven bij flitsopnamen.
10 11
31
15
131214
16
17 189
30
Histogramweergave
100 - 0 0 0 1
RGB
100 - 0 0 0 1
De q is uitgerust met twee histogramfuncties. Het “Helderheidshistogram” toont de verdeling van helderheid en het “RGB-histogram” toont de intensiteit van de kleuren. Druk op de vierwegbesturing (23) om te schakelen tussen “Helderheidshistogram” en “RGB-histogram”.
12
100-0001
100-0001
23
3
124 3
100-0001
100-0001
4
25
1
Voor u de camera gaat gebruiken
7
6
RGB
RGB
6
5
Helderheidshistogra RGB-histogram
1 Bestandstype voor opnamen 6 Schakelen tussen Helderheidshistogram/
2 Mapnummer en bestandsnummer van
opnamen (p.196, p.199)
3 Pictogram beveiliging (p.104) 8 Histogram (G)
4 DPOF-instellingen 9 Histogram (B)
5 Histogram (Helderheid) (p.186)
* Indicatie 4 (DPOF-instellingen) wordt alleen weergegeven bij opnamen met
DPOF-instellingen.
Over- of onderbelichte gebieden die knipperen als de waarschuwing [Licht/donker geb] is ingeschakeld in [Weergavefunctie] in het menu [Q Weergeven]. (p.186)
23
5
RGB-histogram
7 Histogram (R)
8
9
26
Zoeker
23
1
Voor u de camera gaat gebruiken
1
4
5 6
8
7
10 11
912
1 AF-kader (p.60)
2 Spotmeetkader (p.142)
3 AF-punt (p.132)
4 Bewegingsreductie (p.67)
Wordt weergegeven als bewegingsreductie is ingeschakeld.
5 Flitserstatus (p.71)
Wordt weergegeven wanneer de flitser gereed is en knippert wanneer het gebruik van de flitser wordt aangeraden maar deze nog niet is ingeschakeld of wordt opgeladen.
6 Sluitertijd (p.150)
Sluitertijd bij opname of instelling (onderstreept wanneer de sluitertijd kan worden gewijzigd met de e-knop op de voorzijde).
7 Diafragma (p.152)
Diafragmawaarde bij opname of instelling (onderstreept wanneer de diafragmawaarde kan worden gewijzigd met de e-knop op de achterzijde).
8 Scherpstelindicatie (p.64)
Wordt weergegeven als is scherpgesteld op het onderwerp.
9 Handmatig scherpstellen (p.136)
Wordt weergegeven wanneer de scherpstelfunctie is ingesteld op \.
10 LW-balk (p.157)
Toont de LW-correctiewaarden of het verschil tussen de optimale en ingestelde belichting als de belichtingsfunctie is ingesteld op a.
11 LW-correctie (p.161)
Wordt weergegeven wanneer de LW-correctie gereed is of gebruikt wordt.
12 Flitsbelichtingscorrectie
Wordt weergegeven wanneer de flitsbelichtingscorrectie wordt gebruikt.
13 Indicatie belichtingsgeheugen (p.162)
Wordt weergegeven wanneer het belichtingsgeheugen wordt gebruikt.
1
13 15
14
14 ISO-waarschuwing (p.141)
Wordt weergegeven bij het bereiken of overschrijden van de waarschuwingswaarde.
15 Beschikbaar aantal opnamen/LW-correctie/Gevoeligheid bevestigen
Toont het beschikbare aantal opnamen bij de huidige bestandsindeling (p.122), JPEG-opnamepixels (p.118) en JPEG-kwailteit (p.119). Geeft het aantal beschikbare continuopnamen weer. (p.35) De LW-correctiewaarde wordt weergegeven wanneer de LW-correctie wordt ingesteld. (p.147) De ISO-gevoeligheid wordt weergegeven als Gevoeligheidsvoorkeuze/Sluitertijd­en Diafragmavoorkeuze is ingesteld.
• Het AF-punt dat wordt gebruikt voor autofocus licht rood op als de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt. (p.132)
• Druk op de knop = om \ weer te geven in de zoeker als [Functie AF-knop] is ingesteld op [Cancel AF] in het menu [A Pers.inst.].
• Druk op de knop 4 om de ISO-gevoeligheid weer te geven in 14 bij andere instellingen dan Gevoeligheidsvoorkeuze/Sluitertijd- en Diafragmavoorkeuze.
27
1
Voor u de camera gaat gebruiken
28
LCD-display
De volgende informatie wordt weergegeven op het LCD op de bovenzijde van de camera.
1
Voor u de camera gaat gebruiken
14
6
5
1
2
7 8 9 12 11
3
13104
1 Sluitertijd (p.150) 6 Auto Bracket (p.163) 2 Diafragma (p.152) 3 Flitsinstelling (p.71)
b : Ingebouwde flitser is gereed 7 Flitsbelichtingscorrectie
(knipperend: flitser moet worden gebruikt of er wordt een niet­compatibel objectief gebruikt)
: Flitsen met anti rode ogen aan
> 3 : Auto ontladen
Q : Lange-sluitertijdsynchronisatie 11 ISO-waarschuwing
4 Transportfunctie (p.36) 12 1 : RAW-opname
9 : Enkelbeeld opname 1P : RAW+JPEG-opname j : Continue opname 13 Aantal beschikbare opnamen/ g : Opnamen met zelfontspanner
W : Opnamen via afstandsbediening (PC = Personal Computer (massaopslag),
5 LW-balk (p.157)
Druk op de knop m om het LCD-display te verlichten. U kunt de verlichting van het LCD-display uitschakelen met [LCD-displayverlichting] in het menu [A Pers.inst.].
(knippert als belichtingsbracket en uitgebreide bracket beide zijn ingesteld)
8 LW-correctie (p.161) 9 Batterijniveau
10 Witbalans (p.123)
(niet weergegeven indien ingesteld op Auto) O : Witbalanscorrectie
LW-correctiewaarde/PC (Pb)
Pb = PictBridge)
14 Dubbelopnamen (p.166)
Het menu gebruiken
Bediening van het menu
29
In dit gedeelte wordt het gebruik uitgelegd van de menu’s [A Opname], [Q Weergeven], [R Set-up] en [A Pers.inst.].
Het menuscherm weergeven
1
Druk op de knop 3 in de opnamefunctie.
Het menu [A Opname] verschijnt op de LCD-monitor.
Opname
10
1/2
Nederlands
1/3
2
Druk op de vierwegbesturing (5)
De menu’s [Q Weergeven], [R Set-up] en [A Pers.inst] worden opeenvolgend weergegeven, steeds als u op de vierwegbesturing drukt. (Het scherm van het menu [R Set-up] wordt rechts hiernaast weergegeven.)
JPEG opn. pixels JPEG kwal niveau Beeldtint Kleurverzadiging Scherpte Contrast
MENU
Einde
.
USER Formatteren Signaal Datum instellen Wereldtijd
MENU
Set-up
Einde
1
Voor u de camera gaat gebruiken
30
Een menuonderdeel selecteren
Hierna wordt bij wijze van voorbeeld de procedure uitgelegd voor instelling van [JPEG-kwaliteit] in het menu [A Opname].
3
1
Voor u de camera gaat gebruiken
Kies een onderdeel met de vierwegbesturing (23).
Draai aan de e-knop op de voorzijde om per pagina door het menu te bladeren.
4
Druk op de vierwegbesturing (5).
De beschikbare kwaliteitsniveaus bij het maken van JPEG-opnamen worden weergegeven.
Druk op de vierwegbesturing (5) om naar het keuzemenu te gaan als er sprake is van een keuzemenu. Als u het kwaliteitsniveau wijzigt, wordt het beschikbare aantal opnamen bij die instelling voor kwaliteit rechts boven in het scherm weergegeven.
Opname
JPEG opn. pixels JPEG kwal niveau Beeldtint Kleurverzadiging Scherpte Contrast
MENU
Einde
JPEG opn. pixels JPEG kwal niveau Beeldtint Kleurverzadiging Scherpte Contrast
MENU
Annul.
OK
1/2
128
OK
5
Selecteer een instelling met de vierwegbesturing (23).
6
Druk op de knop 4.
De camera keert terug naar het menuscherm. Stel vervolgens andere items in. Druk op de knop 3 om terug te gaan naar het de opname-
of weergavestand.
Als u op de 3-knop drukt en het menuscherm sluit maar de camera wordt verkeerd uitgeschakeld (bijvoorbeeld doordat de batterij wordt uitgenomen terwijl de camera aan staat), worden de instellingen niet opgeslagen.
• U kunt met de e-knop op de voorzijde de vorige/volgende pagina weergeven en met de e-knop op de achterzijde schakelen tussen de menu’s [A Opname], [Q Weergeven], [R Set-up] en [A Pers.inst.] als er geen keuzemenu wordt weergegeven.
• Als u in de opnamestand op de knop 3 drukt, verschijnt het menu [A Opname]. Als u in de weergavestand op de knop 3 drukt, verschijnt het menu [Q Weergeven].
Onderdelen van het menu [A Opname]
Instellingen voor het maken van opnamen geeft u op in het menu [A Opname].
Onderdeel Functie Bladzijde
Belichtingsfunctie
JPEG-opnamepixels Stelt de opnamegrootte in van JPEG-opnamen. p.118
JPEG-kwaliteit Stelt de opnamekwaliteit in van JPEG-opnamen. p.119
Beeldtint Stelt de kleurtint van opnamen in. p.120
Kleurverzadiging Stelt de kleurverzadiging in. p.121
Scherpte Maakt de contouren van een opname scherp of zacht. p.121
Contrast Stelt het contrast van de opname in. p.121
Bestandsindeling Stelt de bestandsindeling in. p.122
RAW-formaat
Uitgebreide Bracket
Dubbelopnamen Stelt dubbelopnamen in bij het maken van opnamen. p.166
Geheugen
Bewegingsreductie
Stelt de belichtingsfunctie in. *Verschijnt alleen als de functiekiezer is ingesteld op
Stelt de bestandsindeling in op RAW-formaat bij het maken van opnamen.
Stelt uitgebreide bracketing in bij het maken van opnamen.
Stelt in dat de instellingen worden opgeslagen wanneer de camera wordt uitgeschakeld.
Stelt de [Brandpuntafstand] in bij het gebruik van een objectief dat niet automatisch objectiefinformatie kan doorgeven.
A
p.167
p.122
p.165
p.199
p.69
31
1
Voor u de camera gaat gebruiken
[Q Weergeven] Onderdelen van menu
Instellingen voor weergave en bewerking van opnamen maakt u in het menu [QWeergeven].
Onderdeel Functie Bladzijde
Weergave bij Weergeven
Momentcontrole
Digitaal voorbeeld
Digitaal filter
Diavoorstelling Geeft opnamen doorlopend weer. p.187
Stelt in welke opnamegegevens worden getoond bij het weergeven van opnamen, en of de waarschuwing Licht/donker geb moet worden weergegeven.
Stelt in hoe lang Momentcontrole moet worden weergegeven, en of de waarschuwing Licht/donker geb en een histogram moeten worden weergegeven.
Stelt in of de waarschuwing Licht/donker geb en het histogram moeten worden weergegeven bij het digitale voorbeeld.
Wijzigt de kleurtint van opnamen, past de filters Soft en Vlak toe, of past de helderheid aan.
p.186
p.197
p.198
p.95
32
Onderdelen van menu [R Set-up] instellen
Camera-instellingen geeft u op in het menu [R Set-up].
1
Voor u de camera gaat gebruiken
Onderdeel Functie Bladzijde
USER
Formatteren Formatteert de SD-geheugenkaart. p.188
Signaal Schakelt het geluidssignaal in/uit. p.189
Datum instellen Stelt de datumindeling en de tijd in. p.190
Wereldtijd
Language/
Hulpdisplay Geeft indicaties al dan niet weer op de LCD-monitor. p.194
Helderheid Wijzigt de helderheid van de LCD-monitor. p.195
Videosignaal
Transfer functie
Auto Uitsch.
Bestandsaam
Batterij kiezen
Sensor stofvrij Reinigt de CCD door die te schudden. p.211
Sensor reinigen
Reset
* Raadpleeg p. 11 van de “Handleiding PENTAX PHOTO Browser 3/ PENTAX PHOTO
Laboratory 3” voor informatie over aansluiting van de camera op een computer.
*
Registreert de huidige camera-instellingen voor USER (gebruiker).
Stelt in om de plaatselijke tijd weer te geven wanneer u naar het buitenland reist.
Wijzigen van de taal waarin menu’s en berichten worden weergegeven.
Stelt het uitgangssignaal in voor weergave op een televisie.
Stelt de USB-kabelverbinding in (computer of printer). p.110
Stelt de tijd in waarna de camera automatisch wordt uitgeschakeld.
Stelt de methode in die wordt gebruikt voor het toewijzen van mapnamen voor het opslaan van opnamen.
Stelt de prioriteit voor een batterij in als de batterijgreep is gemonteerd.
Zet de spiegel vast in de omhooggeklapte stand om de CCD te kunnen reinigen.
Zet alle instellingen terug op hun standaardwaarden, behalve Datum instellen, Language, Videosignaal en Wereldtijd.
p.167
p.191
p.194
p.195
p.196
p.196
p.198
p.211
p.201
Onderdelen van het menu [A Pers.inst.]
Stel in het menu Pers. inst. aangepaste functies in om volledig gebruik te maken van de functionaliteit van de spiegelreflexcamera. In de standaardinstelling wordt het menu Pers. inst. niet gebruikt. De instellingen in het menu [A Pers.inst.] worden geactiveerd wanneer [Instellen], het eerste onderdeel, O (aan) is.
Onderdeel Functie Bladzijde
Instellen
Programmalijn Stelt het type Programmalijn in. -
LW-stappen Stelt de aanpassingsstappen voor de belichting in. p.162
ISO­gevoeligheidsstappen
ISO-waarschuwing
Bedrijftijd lichtmtr Stelt de bedrijftijd voor de belichtingsmeter in. p.143
AE-L met AF lock
Koppelt belicht. + AF
Volgorde A Bracketing Stelt de volgorde in voor opnamen met bracketing. p.163
Auto LW-correctie
Witbalans bij gebruik flitser
Fijnafstemming als AWB is ingesteld
Functie AF-knop
AF bij half indrukken
AF-punt weergeven
Instellen om het menu met Persoonlijke instellingen te gebruiken.
Stelt de aanpassingsstappen voor de ISO­gevoeligheid in.
Stelt het maximale gevoeligheidsniveau in. Wanneer dit niveau wordt overschreden, wordt er een ISO-waarschuwing gegeven.
Instelling voor het vastzetten van de belichtingswaarde wanneer er is scherpgesteld.
Stelt in of AE en scherpstelveld bij meervlaks lichtmeting op basis van AF-punt moeten worden aangepast.
Stelt in of de belichting automatisch moet worden gecorrigeerd als een juiste belichting niet kan worden vastgesteld.
Stelt in of de witbalans moet worden gecorrigeerd als de flitser wordt geactiveerd.
Stelt in of fijnafstemming beschikbaar is als de witbalans is ingesteld op Auto.
Stelt in of automatisch moet worden scherpgesteld als op de knop = wordt gedrukt als de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt.
Stelt in of automatisch moet worden scherpgesteld als de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt.
Instelling voor het al dan niet weergeven van het AF-punt (scherpstelstand) in de zoeker.
-
p.140
p.141
p.135
p.143
-
-
p.124
-
-
p.132
33
1
Voor u de camera gaat gebruiken
34
Onderdeel Functie Bladzijde
Stelt in of Autofocus moet worden gebruikt bij het maken van opnamen met de afstandsbediening. De sluiter ontspant nadat de autofocus actief is, wanneer de ontspanknop wordt bediend vanaf
AF met afstandbed
1
Voor u de camera gaat gebruiken
Ruisonderdrukking
Kleurgebied Stelt het te gebruiken kleurgebied in. p.129
Instellen kleurtemp. stappen
e-knop in Programma Stelt de e-knoppen in de stand e (Hyper-program) in. -
e-knop in K-functie
e-knop in b-functie
e-knop in c-functie
Green-knop in Hndmtg
Eén-klik RAW + JPEG
LCD-displayvrlichtng Stelt in of het LCD-display moet worden verlicht. p.123
Ontspant bij opladen
Voorbeeldmethode
de afstandsbediening en deze aan staat. De sluiter kan niet worden ontspannen voordat er is scherpgesteld. De autofocus wordt niet actief door het gebruik van de ontspanknop op de afstandsbediening wanneer deze uit staat.
Stelt in of ruisonderdrukking moet worden gebruikt bij opnamen met een lange sluitertijd.
Stelt de aanpassingsstappen voor de kleurtemperatuur in.
Stelt de e-knoppen in de stand K (Gevoeligheidsvoorkeuze) in.
Stelt de e-knoppen in de stand b (Sluitertijdvoorkeuze) in.
Stelt de e-knoppen in de stand c (Diafragmavoorkeuze) in.
Selecteert de methode voor belichtingscorrectie als op de knop Snelinstelling wordt gedrukt in de stand a (Hyper-manual).
Stelt in of één keer een RAW+JPEG-opname moet worden gemaakt of dat de instelling wordt vastgehouden als op de knop | wordt gedrukt.
Stelt de mogelijkheid in om de sluiter te ontspannen terwijl de ingebouwde flitser nog bezig is met opladen.
Stelt Digitaal voorbeeld of Optisch voorbeeld in als de hoofdschakelaar in de voorbeeldstand (|) wordt gezet. Aan de hand van een digitaal voorbeeld kunt u compositie, belichting en scherpstelling op de LCD-monitor beoordelen voordat u de opname maakt. Aan de hand van een optisch voorbeeld kunt u de scherptediepte controleren door de zoeker.
-
p.159
p.127
-
-
-
p.158
p.122
p.173
p.169
Onderdeel Functie Bladzijde
Stelt in dat de weergave van het resterende aantal
Resterend aantal opn
Inzoomen op weergave
Auto opnamerotatie
Rotatie-info opslaan
Gebruik diafr. ring
Reset pers.inst.
opnamen in LCD en zoeker wordt veranderd in het aantal mogelijke continuopnamen wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt.
Stelt de aanvangsvergroting van de zoomweergave in. Kies uit [1,2 keer], [2 keer], [4 keer], [8 keer] en [16 keer]. De standaardinstelling is [1,2 keer].
Stelt in dat opnamen automatisch worden geroteerd bij weergave.
Stelt in of rotatie-informatie moet worden opgeslagen bij het maken van opnamen.
Instelling voor het inschakelen van de ontspanknop wanneer de diafragmaring in een andere positie staat dan s.
Zet alle instellingen in het menu Persoonlijke instellingen terug op hun standaardwaarde.
-
-
-
-
p.210
p.202
35
1
Voor u de camera gaat gebruiken
36
AUTO
Einde
Het functiemenu gebruiken
1
Voor u de camera gaat gebruiken
Opnamestand
Druk tijdens de weergave op de knop {. Het functiemenu verschijnt.
Druk op de vierwegbesturing (2345) om een handeling te kiezen.
Vierweg-
besturing
2
3
4
5
Onderdeel Functie Bladzijde
Transportfunctie
Flitsinstelling Wijzigt de flitsfunctie. p.72
Witbalans
Gevoeligheid Stelt de gevoeligheid in. p.140
Selecteert Continuopname, Zelfontspanner of Afstandsbediening.
Wijzigt de kleurbalans in overeenstemming met de kleur van de lichtbron die het onderwerp verlicht.
Fn
OK
OK
p.75, p.77,
p.81
p.123
AUTO
AUTO
Einde
Einde
Weergavestand
Einde
37
Druk tijdens de weergave op de knop {. Het functiemenu verschijnt.
Druk op de vierwegbesturing (2345) om een handeling te kiezen.
Vierweg-
besturing
2
4
5
3
• RAW-weergave (3) kan niet worden geselecteerd als een JPEG-opname wordt weergegeven.
• DPOF-instellingen (2) en Digitaal filter (4) kunnen niet worden geselecteerd als een RAW-opname wordt weergegeven.
Onderdeel Functie Bladzijde
DPOF-instellingen Stelt de DPOF-instellingen in. p.106
Digitaal filter
Diavoorstelling Geeft opnamen doorlopend weer. p.92
RAW-weergave
Wijzigt de kleurtint van opnamen, past de filters Soft en Vlak toe, of past de helderheid aan.
Converteert RAW-opnamen naar JPEG-indeling.
Fn
OK
OK
Einde
Einde
p.95
p.98
1
Voor u de camera gaat gebruiken
38
De functiekiezer gebruiken
1
Voor u de camera gaat gebruiken
Functie-indicatie
U kunt de belichtingsfunctie wijzigen door een pictogram op de functiekiezer tegenover het indexstreepje te zetten.
Onderdeel Functie Bladzijde
A (USER)
B
(Snelinstelling)
e (Hyper-program)
K (Gevoeligheidsvoorkeuze)
(Sluitertijdvoorkeuze)
b
c (Diafragmavoorkeuze)
Voor het maken van opnamen met instellingen die u zelf vastlegt.
De sluitertijd en de diafragmawaarde worden automatisch ingesteld in overeenstemming met Programmalijn voor het maken van opnamen met de juiste belichting.
De sluitertijd en de diafragmawaarde worden automatisch ingesteld in overeenstemming met Programmalijn voor het maken van opnamen met de juiste belichting. Wijzig met de e-knoppen aan de voor- en achterzijde de sluitertijd en het diafragma onder handhaving van de juiste belichting.
Stelt de sluitertijd en de diafragmawaarde automatisch in voor de juiste belichting in overeenstemming met de ingestelde gevoeligheid.
Instelling van de gewenste sluitertijd voor het vastleggen van de beweging van bewegende onderwerpen. Maak opnamen van snelbewegende onderwerpen die lijken stil te staan of onderwerpen die lijken te bewegen.
Instelling van het gewenste diafragma voor controle over de scherptediepte. Gebruik deze instelling voor een onscherpe of scherpe achtergrond.
p.167
p.146
p.147
p.148
p.150
p.152
Onderdeel Functie Bladzijde
L (Sluitertijd- en Diafragmavoorkeuze)
a (Hyper-manual)
p (Tijdopname)
M (X-sync-snelheid vandeflitser)
Stelt de gevoeligheid automatisch zo in dat sluitertijd en de diafragmawaarde de juiste belichting opleveren in overeenstemming met de helderheid van het onderwerp.
Instelling van sluitertijd en diafragma voor het maken van creatieve opnamen.
Instelling voor het maken van opnamen waarvoor lange sluitertijden nodig zijn, zoals vuurwerk en nachtopnamen.
Stelt de sluitertijd vast in op 1/180 seconde Maak hier gebruik van als u werkt met een externe flitser die de sluitertijd niet automatisch aanpast.
p.154
p.156
p.159
p.160
39
1
Voor u de camera gaat gebruiken
40
Memo
2 Voorbereidingen
In dit hoofdstuk worden de eerste stappen, van de aankoop van de camera tot het maken van opnamen beschreven. Lees dit hoofdstuk aandachtig door en volg alle aanwijzingen op.
Draagriem bevestigen ..................................................................... 42
De batterij gebruiken ....................................................................... 43
De SD-geheugenkaart plaatsen/uitnemen ..................................... 48
De camera aan- en uitzetten ........................................................... 52
Standaardinstellingen ..................................................................... 53
Het objectief bevestigen .................................................................. 58
De zoekerdioptrie aanpassen ......................................................... 60
42
Draagriem bevestigen
1
Trek het uiteinde van de riem door de riembevestiging en maak de riem vast aan de binnenkant van de gesp.
2
Voorbereidingen
2
Haal het andere uiteinde van de riem door de andere riembevestiging van de camera en maak de riem vast aan de binnenkant van de gesp.
De batterij gebruiken
Plaats de batterij in de camera. Gebruik uitsluitend D-LI50-batterijen.
De batterij opladen
43
D-LI50-batterij
Indicatielampje
Laad de batterij op als u die voor het eerst gebruikt, of als de batterij lange tijd niet is gebruikt, of als het bericht [Batterij leeg] verschijnt.
1
Sluit het netsnoer aan op de batterijlader.
2
Sluit het netsnoer aan op een stopcontact.
3
Houd de 2 markering op de speciale batterij naar boven
Batterijlader D-BC50
Netsnoer D-CO2
en plaats de batterij in de batterijlader.
Tijdens het opladen licht het indicatielampje rood op. Als de batterij volledig is opgeladen, gaat het indicatielampje uit.
4
Neem de batterij uit de batterijlader, als de batterij volledig is opgeladen.
2
Voorbereidingen
• Gebruik de batterijlader uitsluitend voor het opladen van de oplaadbare lithium-ionbatterij D-LI50. Het opladen van andere batterijen kan schade en hitte veroorzaken.
• De batterij is defect als de batterij op de juiste manier in de batterijlader is geplaatst, maar het indicatielampje licht niet op. Plaats een nieuwe batterij in de camera.
44
• Volledig opladen duurt maximaal ca. 180 minuten. Laad de batterij op in een ruimte met een temperatuur tussen 0°C en 40°C. (De oplaadtijd is afhankelijk van de temperatuur en het resterende vermogen van de batterij.)
• Als de gebruikstijd te wensen over laat, zelfs nadat de batterij op de juiste manier is opgeladen, heeft de batterij het einde van zijn levensduur bereikt. Plaats een nieuwe batterij in de camera.
2
De batterij plaatsen/uitnemen
Voorbereidingen
Als u een batterij voor de eerste keer gebruikt, laad hem dan op voordat u hem in de camera plaatst.
• Open de batterijklep niet en neem de batterij niet uit het compartiment als de camera aan staat.
• Neem de batterij uit de camera als u die langere tijd niet gebruikt. De batterij kan anders gaan lekken.
• Als datum en tijd niet juist zijn wanneer u na langere tijd een nieuwe batterij in de camera plaatst, volgt u de procedure voor “Datum en tijd instellen”. (p.56)
• Plaats de batterij op de juiste manier in het compartiment. Als de batterij verkeerd is geplaatst, kan de camera defect raken. Veeg de contactpunten van de batterij met een zacht, droog doek schoon alvorens de batterij te plaatsen.
1
Open de batterijklep.
Til de ontgrendelknop van de batterijklep op, draai hem naar OPEN (1) om te ontgrendelen en trek vervolgens de klep open (2).
2
1
2
Houd de 2 markering op de batterij op de LCD-monitor gericht, duw de batterijvergrendelingsknop in de richting van de pijl (1) en plaats de batterij.
Duw de batterij aan tot hij vastklikt. Als u de batterij wilt uitnemen, duwt
u de batterijvergrendelingsknop in de richting van de pijl (1). De batterij komt iets omhoog. Neem de batterij uit het compartiment.
3
Sluit de batterijklep (1) en draai
1
Batterijvergrendelingsknop
de ontgrendelknop van de batterijklep naar CLOSE (2) om te vergrendelen.
Berg de ontgrendelknop van de batterijklep weg als u het compartiment hebt vergrendeld.
1
2
45
2
Voorbereidingen
Gebruik bij langdurig cameragebruik de netvoedingsadapter D-AC50 (optioneel). (p.47)
46
Indicatie batterijniveau
U kunt de resterende levensduur van de batterij aflezen aan het symbool { op het LCD-display.
{ brandt : Batterij is vol.
} brandt : Batterij raakt leeg.
2
? brandt : Batterij is bijna leeg.
Voorbereidingen
? knippert : De camera schakelt zichzelf na deze melding uit.
Geschatte opslagcapaciteit en Weergavetijd (Speciale batterij volledig opgeladen)
Batterij
D-LI50
De opslagcapaciteit (normaal flitsergebruik 50%) is gebaseerd op meetomstandigheden die in overeenstemming zijn met CIPA-normen en de andere waarden zijn gebaseerd op meetomstandigheden bij PENTAX. In de praktijk kunnen afwijkingen van deze waarden optreden, al naar gelang de opnamefunctie en opnameomstandigheden.
(temperatuur)
(23°C) 500 480 350 330 minuten ( 0°C) 470 420 320 300 minuten
• De prestaties van de batterijen kunnen bij lage temperaturen tijdelijk afnemen. Houd bij gebruik van de camera in een koud klimaat extra batterijen bij de hand, die u warm houdt in uw zak. Bij het bereiken van kamertemperatuur worden de batterijprestaties weer normaal.
• Zorg dat u extra batterijen bij u hebt als u een verre reis maakt, opnamen maakt in een koud klimaat of een groot aantal opnamen maakt.
Normale
opnamen
Flitsfotografie
50% gebruik 100% gebruik
Weergavetijd
Gebruik van de netvoedingsadapter (optioneel)
12
We adviseren u gebruik te maken van de netvoedingsadapter D-AC50 (optioneel) als u de LCD-monitor langdurig gebruikt of de camera aansluit op de computer.
1
Zorg dat de camera uit staat alvorens de klep van de aansluitingen te openen.
2
Sluit de gelijkstroomstekker van de netvoedingsadapter aan op de gelijkstroomingang van de camera.
47
2
Voorbereidingen
3
Sluit het netsnoer aan op de netvoedingsadapter.
4
Sluit het netsnoer aan op een stopcontact.
• Zorg dat de camera is uitgeschakeld alvorens de netvoedingsadapter aan te sluiten of los te maken.
• Zorg dat de aansluitingen tussen de camera, de netvoedingsadapter, de connector voor het netsnoer en het stopcontact goed zijn. Als een aansluiting losraakt terwijl de camera bezig is met het vastleggen of lezen van gegevens op de SD-geheugenkaart, raken de gegevens beschadigd.
• Lees vóór gebruik de handleiding van de netvoedingsadapter D-AC50.
• Bij gebruik van de netvoedingsadapter worden de batterijen in de camera niet opgeladen.
48
De SD-geheugenkaart plaatsen/uitnemen
Opnamen worden opgeslagen op een SD-geheugenkaart. Zorg dat de camera uit staat alvorens de SD-geheugenkaart (in de handel verkrijgbaar) te plaatsen of uit te nemen.
• Verwijder de SD-geheugenkaart niet wanneer de LED voor schrijven naar/lezen van de kaart brandt.
• Gebruik deze camera om SD-kaarten te formatteren (initialiseren) die nog niet eerder zijn gebruikt, of die in andere camera’s of digitale apparaten zijn gebruikt. Raadpleeg “SD-geheugenkaart formatteren” (p.188) voor informatie over formatteren.
2
Voorbereidingen
1
Til de ontgrendelknop (1) van het kaartcompartiment op, draai hem naar OPEN (2).
De kaartklep gaat open.
2
Schuif de kaart helemaal in het
2
1
compartiment met het etiket van de SD-geheugenkaart naar de LCD-monitor gericht.
Duw de SD-geheugenkaart iets naar binnen om deze uit te nemen.
3
Sluit de kaartklep.
Zorg ervoor dat de kaartklep goed gesloten is. De camera werkt niet als de kaartklep open is.
Voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van een SD-geheugenkaart
• De SD-geheugenkaart is voorzien van een schuifje voor schrijfbeveiliging. Als u dit schuifje op [LOCK] zet, zijn de aanwezige gegevens beveiligd. Er kunnen dan geen nieuwe gegevens worden opgeslagen, geen bestaande gegevens worden gewist en de kaart niet kan worden geformatteerd.
• Pas op wanneer u de SD-geheugenkaart meteen na gebruik van de camera uitneemt: de kaart kan dan heet zijn.
• Neem de SD-geheugenkaart niet uit en zet de camera niet uit wanneer er gegevens op de kaart worden opgeslagen of opnamen of geluidsbestanden worden weergegeven of wanneer de camera met een USB-kabel is aangesloten op een computer. Hierdoor kunnen de gegevens verloren gaan of kan de kaart beschadigd raken.
• Buig de SD-geheugenkaart niet en stel hem niet bloot aan hevige schokken. Houd de kaart uit de buurt van water en bewaar hem niet op een plaats met een hoge temperatuur.
Neem de SD-geheugenkaart niet uit tijdens het formatteren. De kaart kan hierdoor beschadigd kan raken en onbruikbaar worden.
• Onder de volgende omstandigheden kunnen de gegevens op de SD-geheugenkaart worden gewist. PENTAX aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor verwijderde gegevens in de volgende gevallen: (1) als de SD-geheugenkaart verkeerd wordt gebruikt door de gebruiker. (2) als de SD-geheugenkaart wordt blootgesteld aan statische elektriciteit
of elektrische storingen. (3) als de kaart lange tijd niet is gebruikt. (4) wanneer de kaart wordt uitgenomen of de batterij wordt uitgenomen terwijl
er gegevens op de kaart worden opgeslagen of aangesproken.
• De levensduur van de SD-geheugenkaart is eindig. Als de kaart lange tijd niet wordt gebruikt, kunnen de gegevens op de kaart onleesbaar worden. Sla regelmatig een reservekopie van belangrijke gegevens op een computer op.
• Gebruik of bewaar de kaart niet op plaatsen waar hij aan statische elektriciteit of elektrische storingen kan worden blootgesteld.
• Gebruik of bewaar de kaart niet op plaatsen waar hij wordt blootgesteld aan rechtstreeks zonlicht of aan snelle temperatuurschommelingen of condensatie.
• Wilt u informatie over SD-geheugenkaarten, bezoek dan de website van PENTAX of neem contact op met het dichtstbijzijnde PENTAX Service Center.
• Nieuwe SD-geheugenkaarten moeten worden geformatteerd. Dit geldt ook voor SD-geheugenkaarten die in andere camera’s zijn gebruikt. 1 SD-geheugenkaart formatteren (p.188)
• Als u een SD-geheugenkaart weggooit, weggeeft of verkoopt, zorg dan dat de gegevens op de kaart volledig zijn gewist of dat de kaart zelf wordt vernietigd als hij persoonlijke of gevoelige informatie bevat. Bij formattering van een SD-geheugenkaart worden de gegevens niet noodzakelijkerwijs gewist, zodat ze kunnen worden hersteld met speciale software voor gegevensherstel. Er zijn speciale programma’s voor het wissen van gegevens verkrijgbaar die de gegevens wel volledig wissen. In alle gevallen geldt dat het beheer van de gegevens op uw SD-geheugenkaart volledig voor eigen risico is.
Schrijfbeveiliging
49
2
Voorbereidingen
50
Opnamepixels en Kwaliteitsniveau
Als de bestandsindeling JPEG is
Kies het aantal pixels (grootte) en het kwaliteitsniveau (JPEG-compressiefactor) van de opnamen die passen bij wat u met de opnamen wilt gaan doen. Opnamen met een groter aantal pixels of meer E worden scherper afgedrukt. Het aantal opnamen dat kan worden gemaakt (het aantal opnamen dat op een SD-geheugenkaart past) wordt kleiner bij grotere bestanden.
2
Voorbereidingen
De kwaliteit van de opname of afdruk hangt af van het kwaliteitsniveau, de belichting, de resolutie van de printer en een aantal andere factoren. Dat betekent dat u nooit meer dan de daarvoor benodigde hoeveelheid pixels hoeft te kiezen. Wanneer u bijvoorbeeld op briefkaartformaat wilt afdrukken, is i (1824×1216) voldoende. Geef instellingen op voor opnamepixels en kwaliteitsniveau die tegemoetkomen aan het doel van de opname.
Kies het gewenste aantal opnamepixels en het kwaliteitsniveau voor JPEG-opnamen in het menu [A Opname].
1 JPEG-opnamepixels instellen (p.118) 1 Het JPEG-kwaliteitsniveau instellen (p.119)
JPEG-opnamepixels, JPEG-kwaliteitsniveau en geschatte opslagcapaciteit
voor opnamen
JPEG-kwaliteit
JPEG opn. pixels
(3872×2592)
J
(3008×2000)
P
(1824×1216)
i
• Bovenstaande tabel geeft de geschatte opslagcapaciteit en opnametijd aan bij gebruik van een SD-geheugenkaart van 512 MB.
• Bovenstaande waarden kunnen variëren, al naar gelang het onderwerp, opnameomstandigheden, opnamefunctie en SD-geheugenkaart, e.d.
C
Best
101 172 296 168 287 495 457 774 1313
D
Beter
E
Goed
Als het aantal opnamen dat kan worden opgeslagen, groter is dan 500, worden opnamen opgeslagen in mappen met steeds 500 opnamen. Als de functie Auto Bracket echter actief is, worden de opnamen in dezelfde map opgeslagen totdat het maken van opnamen gereed is, zelfs als daardoor meer dan 500 opnamen in één map terechtkomen.
Als de bestandsindeling RAW is
Met de q kunt u opnamen opslaan in de flexibele indeling JPEG of de kwalitatief hoogwaardige maar bewerkbare RAW-indeling. Als RAW-indeling kunt u kiezen voor de oorspronkelijke PEF-indeling van PENTAX of de voor algemene doeleinden bestemde DNG-indeling (Digital Negative), ontwikkeld door Adobe Systems. Op een SD-kaart met een capaciteit van 512 MB kunt u maximaal 29 opnamen opslaan in PEF-indeling of DNG-indeling. 1 De bestandsindeling instellen (p.122)
51
2
Voorbereidingen
52
De camera aan- en uitzetten
1
Zet de hoofdschakelaar op de stand aan [ON].
De camera wordt ingeschakeld. Zet de hoofdschakelaar op de stand uit [OFF]
om de camera uit te zetten.
2
Voorbereidingen
• Zet de camera altijd uit wanneer deze niet in gebruik is.
• De camera wordt automatisch uitgeschakeld als u er gedurende bepaalde tijd geen handelingen mee verricht. Als de camera automatisch wordt uitgeschakeld, schakelt u die weer in of verricht u één van de volgende handelingen.
• Druk de ontspanknop tot halverwege in.
• Druk op de knop Q.
• Druk op de knop M.
Standaard wordt de camera automatisch uitgeschakeld na 1 minuut inactiviteit. U kunt die instelling wijzigen met de optie [Auto Uitsch.] in het menu [RSet-up]. (p.196)
Standaardinstellingen
De eerste keer dat de camera na aanschaf wordt aangezet, verschijnt het scherm [Language/ ] op de LCD-monitor. Volg de onderstaande procedure om de taal die wordt weergegeven op de LCD-monitor en de actuele datum en tijd in te stellen. Als deze instellingen eenmaal zijn verricht, hoeven ze niet opnieuw te worden uitgevoerd bij het aanzetten van de camera.
53
De weergavetaal instellen
U kunt de taal kiezen waarin menu’s, foutberichten, enz. worden weergegeven. U hebt de keuze uit: Engels, Frans, Duits, Spaans, Portugees, Italiaans, Zweeds, Nederlands, Russisch, Koreaans, Chinees (traditioneel/vereenvoudigd) en Japans.
1
Gebruik de vierwegbesturing (2345) om de gewenste taal te selecteren.
De standaardinstelling is Engels.
2
Druk op de knop 4.
Het scherm [Basisinstellingen] voor de geselecteerde taal verschijnt.
Ga naar stap 6 als [Thuistijd] en [Zomertijd] niet aangepast hoeven te worden.
English Nederlands Français Deutsch Español Português Italiano Svenska
MENU
Initial Settings
New York
DST
MENU
OK
English
OK
2
Voorbereidingen
OKAnnul.
OKCancel
3
Selecteer met de vierwegbesturing (45) de plaats.
54
4
Druk op de vierwegbesturing (3).
De cursor gaat naar [Zomertijd].
5
Selecteer O (Aan) of P (Uit) met de vierwegbesturing (45).
6
Druk op de knop 4.
2
Voorbereidingen
Het scherm voor instelling van de datum en tijd verschijnt.
Als er een verkeerde taal is ingesteld
Als u nog niet bent verdergegaan naar het scherm voor het instellen van datum en tijd Als u per ongeluk in het scherm [Language/ ] een verkeerde taal selecteert, kunt u met de volgende procedure het scherm met [Basisinstellingen] in die taal oproepen, zolang u nog niet bent verdergegaan naar het scherm voor het instellen van datum en tijd.
1
Schakel de camera uit en zet hem weer aan.
2
Kies de gewenste taal met de vierwegbesturing (2345) en druk op de knop 4.
Het scherm [Basisinstellingen] voor de geselecteerde taal verschijnt. Keer terug naar stap 2 van “De weergavetaal instellen” (p.53) en voer de instellingen opnieuw uit.
Als u al bent verdergegaan naar het scherm voor het instellen van datum en tijd Als het scherm voor het instellen van datum en tijd eenmaal is weergegeven, kunnen de basisinstellingen niet opnieuw worden opgegeven. Voer de volgende stappen uit en stel de taal in op het menuscherm.
1
Schakel de camera uit en zet hem weer aan.
2
Druk op de knop 3.
3
Druk twee keer op de vierwegbesturing (5).
4
Druk zes keer op de vierwegbesturing (3).
5
Druk één keer op de vierwegbesturing (5).
Het scherm voor instelling van de taal verschijnt.
55
2
Voorbereidingen
6
Kies de gewenste taal met de vierwegbesturing (2345) en druk op de knop 4.
Het menu [R Set-up] voor de geselecteerde taal verschijnt. Raadpleeg de volgende pagina’s om zo nodig de gewenste plaats voor [Thuistijd] en datum en tijd in te stellen.
• Voor het wijzigen van de thuistijd: “De wereldtijd instellen” (p.191)
• Voor het wijzigen van datum en tijd: “Datum/tijd en weergavestijl wijzigen” (p.190)
Als u op de knop 3 drukt, worden de tot dan toe opgegeven instellingen geannuleerd en wordt het scherm [Datum instellen] weergegeven (p.56). In dat geval verschijnt het scherm [Language/ ] de volgende keer dat u de camera aanzet.
56
Datum en tijd instellen
Stel de actuele datum en tijd en de weergavestijl in.
1
Druk op de vierwegbesturing (5).
Het kader gaat naar [MM/DD/JJ].
2
Voorbereidingen
Datum instellen
Datumnotatie
Datum
Tijd
JJ/MM/DD
00 : 00
24h
2006/0101 /
MENU
2
Gebruik de vierwegbesturing (23) om de datumstijl te kiezen.
3
Druk op de vierwegbesturing (5).
Het kader gaat naar [24h].
4
Selecteer 24h (24-uurs weergave) of 12h (12-uurs weergave) met
Datum instellen
Datumnotatie
Datum
Tijd
MENU
Annuleren
JJ/MM/DD
00 : 00
de vierwegbesturing (23).
5
Druk op de vierwegbesturing (5).
Het kader gaat terug naar [Datumnotatie].
6
Druk op de vierwegbesturing (3).
Het kader gaat naar [Datum].
OK
OKAnnuleren
24h
2006/0101 /
OK
OK
7
Druk op de vierwegbesturing (5).
Het kader gaat naar de maand.
Datum instellen
Datumnotatie
JJ/MM/DD
57
24h
Datum
Tijd
MENU
Annuleren
8
Stel de maand in met de vierwegbesturing (23).
Stel de dag en het jaar op dezelfde wijze in. Stel vervolgens de tijd in. Als u [12h] selecteert bij stap 4, verandert de aanduiding in am (vóór de middag)
of pm (na de middag), al naar gelang de tijd.
9
Druk op de knop 4.
De camera is gereed voor het maken van opnamen. Als u de datum en tijd hebt ingesteld met de menubesturing, gaat u terug naar het menu [R Set-up]. Druk nogmaals op de knop 4.
Als u op de knop 3 drukt tijdens het aanpassen van de instelling voor tijd, worden de tot dan toe opgegeven instellingen geannuleerd en wordt de opnamefunctie geactiveerd. Als de camera wordt aangezet zonder dat instellingen zijn opgegeven voor datum en tijd, verschijnt het scherm [Datum instellen], mits de basisinstellingen zijn ingevoerd. U kunt de datum ook achteraf instellen met behulp van menubesturing. (p.190)
• Wanneer u klaar bent met de instellingen en op de knop 4 drukt, wordt de klok van de camera teruggezet op 00 seconden. Om de exacte tijd in te stellen, drukt u op de knop 4 wanneer het tijdsignaal (op TV, radio, e.d.) precies 00 seconden aangeeft.
• U kunt de taal-, datum- en tijdinstellingen wijzigen met de menubesturing. (p.190, p.194)
00 : 00
2006/0101 /
OK
OK
2
Voorbereidingen
58
Het objectief bevestigen
Alle belichtingsfuncties van de camera zijn beschikbaar wanneer u gebruik maakt van DA-, D FA-, FA J- of andere objectieven met een diafragmastand s (automatisch). Sommige functies zijn beperkt wanneer u het objectief niet instelt op s (automatisch). Zie ook “Opmerkingen bij [Gebruik diafr.ring]” (p.210). Andere objectieven en accessoires zijn niet beschikbaar bij de standaard fabrieksinstellingen. Om ontspannen toch mogelijk te maken bij gebruik van een objectief of accessoire dat hierboven niet wordt genoemd, stelt u [Gebruik diafr. ring] in bij Persoonlijke instellingen. (p.35)
2
Voorbereidingen
Zet de camera uit alvorens het objectief te bevestigen of te verwijderen om onverwachte bewegingen van het objectief te voorkomen.
1
Controleer of de camera is uitgezet.
2
Verwijder de bodydop (1) en de achterlensdop van het objectief (2).
Zet een los objectief altijd met de vatting omhoog neer om beschadiging van de objectiefvatting te voorkomen.
3
Zorg dat de richttekens (de rode puntjes) op de camera en het objectief tegenover elkaar liggen. Draai vervolgens het objectief met de klok mee tot het vastklikt.
Draai het objectief na bevestiging tegen de wijzers van de klok in om te controleren of het objectief goed is vergrendeld.
4
Haal de frontdop van het objectief door de aangegeven delen naar binnen te duwen.
Als u het objectief wilt loskoppelen, houdt u de ontgrendelknop voor het objectief (3) ingedrukt en draait u het objectief tegen de wijzers van de klok in.
3
• De bodydop (1) is een dop die krassen en stof voorkomt tijdens het transport. Bodydop K wordt separaat verkocht en kan worden vergrendeld.
• Pentax kan niet aansprakelijk worden gesteld voor ongelukken, problemen en defecten die het gevolg zijn van het gebruik van objectieven van een ander merk.
• De camerabody en objectiefvatting zijn voorzien van informatiecontacten en een AF-koppeling. Vuil, stof en corrosie kunnen problemen met het elektronische systeem of een incorrecte werking veroorzaken. U kunt de contacten zo nodig reinigen met een zacht, droog doek.
59
2
Voorbereidingen
60
2
Voorbereidingen
De zoekerdioptrie aanpassen
Pas de scherpte van het zoekerbeeld aan uw gezichtsvermogen aan. Wanneer u de zoekerinformatie niet goed kunt zien, schuift u de hendel voor de dioptrieaanpassing opzij. U kunt de dioptrie verschuiven van –2,5m
1
Kijk door de zoeker en richt de camera op een witte muur of een ander, vlak en helder
-1
tot +1,5m-1.
verlicht oppervlak. Verschuif vervolgens de dioptrie­correctiehendel naar links of rechts
Duw tegen de dioptriecorrectiehendel tot het AF-kader in de zoeker zo scherp mogelijk zichtbaar is.
.
AF-kader
•De FP-oogschelp is bevestigd op de zoeker wanneer de camera vanuit de fabriek wordt verzonden. De dioptrie-instelling is beschikbaar met de FP-oogschelp erop, maar is eenvoudiger wanneer u de oogschelp verwijdert. Druk één kant van de FP-oogschelp naar binnen en trek hem in de richting van de pijl om de oogschelp te verwijderen. Om de FP-oogschelp te bevestigen, schuift u hem langs de groef op de zoeker tot hij op zijn plaats zit.
• Wanneer u de zoekerinformatie niet goed kunt zien, zelfs als u de hendel voor de dioptrieaanpassing hebt ingesteld, gebruikt u de dioptriecorrectielensadapter M. U kunt die adapter echter alleen gebruiken als u de oogschelp verwijdert. (p.215)
3 Basisbediening
In dit hoofdstuk wordt de basisbediening uitgelegd voor het maken van opnamen als de functiekiezer op Snelinstelling is gezet (Automatische belichting overeenkomstig de normale programmalijn) om succesvol opnamen te maken.
Raadpleeg de hoofdstukken vanaf hoofdstuk 4 voor informatie over geavanceerde functies en instellingen voor opnamen.
Basishandelingen bij opnamen ...................................................... 62
Opnamen maken met behulp
van de functie Bewegingsreductie ................................................. 67
Werken met een zoomobjectief ...................................................... 70
De ingebouwde flitser gebruiken ................................................... 71
Andere opnamefuncties .................................................................. 75
Foto’s weergeven ............................................................................. 85
De camera aansluiten op audiovisuele apparatuur ...................... 94
Opnamen verwerken met filters ..................................................... 95
Opnamen wissen ........................................................................... 100
Afdrukservice instellen (DPOF) .................................................... 106
Afdrukken met PictBridge ............................................................. 109
62
Basishandelingen bij opnamen
De camera vasthouden
Hoe u de camera vasthoudt, is van belang bij het maken van opnamen.
• Houd de camera stevig met beide handen vast.
• Druk de ontspanknop voorzichtig helemaal in wanneer u een opname maakt.
3
Basisbediening
Horizontale positie Verticale positie
• Om te voorkomen dat de camera beweegt tijdens het maken van de opname, kunt u met de camera steun zoeken op of tegen een vast object (bijvoorbeeld een tafel, muur of boom).
• Hoewel er individuele verschillen tussen fotografen bestaan, is de sluitertijd voor een camera die in de hand wordt gehouden in de regel 1/(brandpuntsafstand ×1,5). De sluitertijd is bijvoorbeeld 1/75 seconde bij een brandpuntsafstand van 50 mm en 1/150 seconde bij een brandpuntsafstand van 100 mm. Gebruik bij langere sluitertijden een statief of de functie Bewegingsreductie (p.67).
• Door bij het maken van een opname met een teleobjectief een statief te gebruiken dat zwaarder is dan het totale gewicht van de camera en het objectief, voorkomt u dat de camera beweegt.
• Gebruik de functie Bewegingsreductie niet als u een statief gebruikt.
De camera de optimale instellingen laten bepalen
De q is uitgerust met verschillende opnamefuncties, scherpstelfuncties en transportfuncties om tegemoet te komen aan al uw wensen. In dit gedeelte wordt beschreven hoe u opnamen maakt door eenvoudigweg op de ontspanknop te drukken.
1
Zet de functiekiezer op B.
De belichtingsfunctie verandert in B (Snelinstelling). In B wordt de juiste belichting bepaald door de camera en worden sluitertijd en diafragma automatisch ingesteld. (p.146)
63
3
Basisbediening
2
Zet de scherpstelfunctieknop op l.
De scherpstelfunctie verandert in l (Autofocus/Enkelbeeld). In l werkt het objectief automatisch als de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt. Na het scherpstellen kan de sluiter worden ontspannen. (p.130)
64
3
Basisbediening
3
Kijk door de zoeker voor een beeld van het onderwerp.
U kunt een zoomlens gebruiken voor een andere grootte van het onderwerp in de zoeker. 1 Werken met een zoomobjectief (p.70)
4
Breng het onderwerp binnen het AF-kader en druk de ontspanknop tot halverwege in.
Het autofocussysteem treedt in werking. De scherpstelindicatie zodra het onderwerp is scherpgesteld. De flitser klapt niet automatisch uit. Als flitsen nodig is, knippert flitserstatus Druk op de knop handmatig uit te klappen.
1 De ontspanknop bedienen (p.65) 1 Onderwerpen waarop moeilijk automatisch
kan worden scherpgesteld (p.66)
1 De ingebouwde flitser gebruiken (p.71) 1 Het scherpstelkader instellen (AF-punt)
(p.132)
]
verschijnt in de zoeker
K
E
(p.73) om de flitser
.
U kunt een voorbeeld bekijken op de LCD-monitor en de compositie, belichting en scherpstelling beoordelen voordat u de opname maakt. (p.169)
5
Druk de ontspanknop helemaal in.
De opname wordt gemaakt.
ScherpstelindicatieFlitserstatus
6
Wi s s en
Bekijk de opname op de LCD­monitor.
Na de opname wordt deze gedurende één seconde op de LCD-monitor weergegeven (momentcontrole). Tijdens de momentcontrole kunt u de opname uitvergroten door te drukken op de e-knop aan de achterzijde. (p.89) Tijdens de momentcontrole kunt u de opname wissen door te drukken op de knop i.
1 Momentcontrole instellen (p.197) 1 Opnamen wissen (p.100) 1 Weergave van Lichte/donkere gebieden
(p.197) 1 Histogramweergave (p.197)
De ontspanknop bedienen
De ontspanknop heeft twee standen.
Wissen
Wissen
65
3
Basisbediening
Niet ingedrukt Half ingedrukt
(eerste positie)
Als u de ontspanknop tot halverwege indrukt (eerste positie), worden de indicaties in de zoeker en op het LCD ingeschakeld en werkt het autofocussysteem. Als u de ontspanknop volledig indrukt (tweede positie), wordt de opname gemaakt.
• Wanneer u een opname wilt maken, moet u de ontspanknop voorzichtig indrukken om camerabeweging te voorkomen.
• Oefen met het tot halverwege indrukken van de ontspanknop om te leren waar de eerste positie is.
• De zoekerindicaties blijven aan wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt. Ze blijven nog circa 10 seconden (standaardinstelling) zichtbaar nadat de knop is losgelaten. (p.26)
Helemaal ingedrukt
(tweede positie)
66
Onderwerpen waarop moeilijk automatisch kan worden scherpgesteld
Het autofocus-mechanisme is niet perfect. Scherpstellen kan moeilijk zijn bij het maken van opnamen onder de volgende omstandigheden ((a) tot (f) hieronder). Deze zijn ook van toepassing op handmatig scherpstellen met de scherpstelindicatie ] in de zoeker. Wanneer niet automatisch kan worden scherpgesteld op het onderwerp, stelt u de scherpstelfunctieknop in op \ en gebruikt u de handmatige scherpstelfunctie om via het matglas in de zoeker scherp te stellen op het onderwerp. (p.137)
(a) Onderwerpen met een uitzonderlijk laag contrast, zoals een witte muur,
binnen het scherpstelkader.
(b) Onderwerpen die weinig licht reflecteren binnen het scherpstelkader.
3
Basisbediening
(c) Onderwerpen die snel bewegen. (d) Sterk weerkaatst licht of sterk tegenlicht (lichte achtergrond). (e) Patronen met verticale of horizontale lijnen die binnen het scherpstelkader vallen. (f) Verscheidene onderwerpen op voor- en achtergrond binnen het scherpstelkader.
Wanneer (f) van toepassing is, is mogelijk niet scherpgesteld op het onderwerp, zelfs wanneer de ] (scherpstelindicatie) wordt weergegeven.
Opnamen maken met behulp van de functie Bewegingsreductie
U kunt gemakkelijk scherpe opnamen maken met behulp van de functie Bewegingsreductie door de schakelaar bewegingsreductie om te zetten.
Bewegingsreductie
De functie Bewegingsreductie reduceert het bewegen van de camera, wat kan voorkomen als de ontspanknop wordt ingedrukt. Dat is handig bij situaties waarin grote kans bestaat dat de camera wordt bewogen. Als de functie Bewegingsreductie is geactiveerd, kunt u opnamen maken met een sluitertijd die met ongeveer twee tot vier stappen is vertraagd zonder risico van het bewegen van de camera. De functie Bewegingsreductie is ideaal voor het maken van opnamen onder de volgende omstandigheden.
• Bij het maken van opnamen op slecht verlichte locaties, bijvoorbeeld binnenshuis, bij nacht, op bewolkte dagen en in de schaduw.
• Bij het maken van tele-opnamen
Onscherpe opname
Opname gemaakt met de functie
Bewegingsreductie
67
3
Basisbediening
• De functie Bewegingsreductie compenseert geen onscherpte die het gevolg is van een bewegend onderwerp. Als u opnamen wilt maken van bewegende onderwerpen, verhoogt u de sluitertijd.
• De functie Bewegingsreductie kan het bewegen van de camera niet altijd volledig compenseren bij het maken van close-ups. In dat geval raden we u aan de functie Bewegingsreductie uit te schakelen en een statief te gebruiken.
• De functie Bewegingsreductie zal niet goed werken bij het maken van opnamen met een langzame sluitertijd, bijvoorbeeld opnamen van een bewegend onderwerp of nachtopnamen. In dat geval raden we u aan de functie Bewegingsreductie uit te schakelen en een statief te gebruiken.
De functie Bewegingsreductie en brandpuntsafstand
De functie Bewegingsreductie is voor zijn functioneren afhankelijk van informatie over bijvoorbeeld de brandpuntsafstand die door het objectief wordt doorgegeven. Als op de camera een objectief DA, D FA, FA J, FA of F is bevestigd, wordt die informatie automatisch doorgegeven als de functie Bewegingsreductie wordt geactiveerd. [Brandpuntafstand] kan niet worden ingesteld in het menu [Bewegingsreductie] in de stand [A Opname] (u kunt de menuopties niet selecteren). Als u een ander type objectief gebruikt, wordt de objectiefinformatie niet automatisch doorgegeven, ook niet als de functie Bewegingsreductie wordt geactiveerd. In dat geval verschijnt het menu voor het instellen van de [Bewegingsreductie]. Stel de [Brandpuntafstand] handmatig in in het menu voor het instellen van de [Bewegingsreductie]. 1 De functie Bewegingsreductie instellen (p.69)
68
3
Basisbediening
De functie Bewegingsreductie inschakelen
1
Zet de schakelaar bewegingsreductie in de stand ON.
Wanneer de ontspanknop tot halverwege wordt ingedrukt, wordt k weergegeven in de zoeker en wordt de functie Bewegingsreductie ingeschakeld.
• Zet de schakelaar bewegingsreductie op OFF als u een statief gebruikt.
• De functie Bewegingsreductie wordt automatisch uitgeschakeld onder de volgende omstandigheden: bij gebruik van de zelfontspanner, zelfontspanner (2 sec), opnamen via de afstands­bediening, vertraagde opnamen (3 sec), tijdopnamen en draadloze bediening met een externe flitser
• Als u een type objectief gebruikt dat niet automatisch objectiefinformatie kan doorgeven (p.67), bijvoorbeeld de brandpuntsafstand, wordt het menu [Bewegingsreductie] weergegeven. Stel de [Brandpuntafstand] handmatig in in het menu [Bewegingsreductie]. 1 De functie Bewegingsreductie instellen (p.69)
• Zet de schakelaar bewegingsreductie in de stand OFF als u de functie Bewegings­reductie niet wilt gebruiken.
• De functie Bewegingsreductie zal de eerste twee seconden na het inschakelen van de camera of na activering uit de stand Automatisch uitschakelen, niet goed werken. Wacht tot de functie Bewegingsreductie is gestabiliseerd voordat u de ontspanknop voorzichtig indrukt om een opname te maken. Druk de ontspanknop tot halverwege in. De camera is gereed voor het maken van opnamen als k wordt weergegeven in de zoeker.
• Bewegingsreductie is beschikbaar bij elk PENTAX-objectief dat compatibel is met de q. Als de diafragmaring echter anders is ingesteld dan s (Auto) of als een objectief zonder s (Auto) stand wordt gebruikt, zal de camera niet werken, tenzij [Gebruik diafr.ring] is ingesteld op [Toegestaan] in het menu [A Pers.inst.] (zie p.35; zie p.29 en 30 voor bedieningsmethode). Stel dat van tevoren in. Voor sommige functies gelden beperkingen als [Gebruik diafr.ring] is ingesteld op [Toegestaan] in het menu [A Pers.inst.]. Zie “Opmerkingen bij [Gebruik van een diafragmaring]” (p.210) voor details.
De functie Bewegingsreductie instellen
Het menu voor het instellen van de [Bewegingsreductie] wordt weergegeven als de camera wordt ingeschakeld terwijl de schakelaar bewegingsreductie in de stand ON staat en er een objectief is bevestigd dat niet automatisch objectiefinformatie zoals de brandpuntsafstand doorgeeft (p.67). Gebruik het menu voor het instellen van de [Bewegingsreductie] om de [Brandpuntafstand] in te stellen.
• Het menu voor het instellen van de [Bewegingsreductie] verschijnt niet als u een objectief gebruikt dat het automatisch doorgeven van objectiefinformatie zoals de brandpuntsafstand, ondersteunt, omdat [Brandpuntafstand] dan automatisch wordt ingesteld.
• Als u een objectief gebruikt zonder een positie s op de diafragmaring, of als
• de diafragmaring is ingesteld op een andere positie dan s, stelt u [Gebruik diafr.ring] in het menu [A Pers.inst.] in op [Toegestaan].
1
Gebruik de vierwegbesturing (45) om de [Brandpuntafstand] in te stellen.
U kunt kiezen uit de volgende 34 waarden voor brandpuntsafstand. (De standaardinstelling is 35.)
8 101215182024283035
40 43 50 55 65 70 77 85 100 120 135 150 180 200 250 300 350 400 450 500 550 600 700 800
Bewegingsreductie
Brandpuntafstand
120
135
100
MENU
Annul. OK
OK
69
3
Basisbediening
• Als de brandpuntsafstand van uw objectief hierboven niet wordt genoemd, kiest u de waarde die het dichtst ligt bij de werkelijke brandpuntsafstand (bijvoorbeeld: [18] voor 17 mm en [100] voor 105 mm).
• Als u een zoomlens gebruikt, kiest u de eigenlijke brandpuntsafstand bij de zoominstelling op dezelfde manier.
• Het effect van bewegingsreductie is afhankelijk van de opnameafstand en de informatie over de brandpuntsafstand. De functie Bewegingsreductie werkt wellicht niet zoals verwacht bij het maken van opnamen op korte afstand.
2
Druk op de knop 4.
De camera is gereed voor het maken van een opname.
Kies [Bewegingsreductie] in het menu [A Opname] om de instelling voor [Brandpuntafstand] te wijzigen. (p.31)
70
Werken met een zoomobjectief
Vergroot het onderwerp (tele-opname) of leg een groter gebied vast (groothoek) met een zoomobjectief. Stel het in op de gewenste grootte en maak de opname.
1
Draai de zoomring rechtsom of linksom.
Draai de zoomring met de klok mee naar de telestand of tegen de klok in naar de groothoekstand.
3
Basisbediening
• De beeldhoek wordt groter naarmate de brandpuntsafstand kleiner wordt. Hoe groter het getal, des te sterker het beeld wordt vergroot.
• Power Zoom (automatisch zoomen) is beschikbaar als bij deze camera een met Power Zoom compatibel FA-objectief wordt gebruikt.
Groothoek Tele
De ingebouwde flitser gebruiken
Als u de flitser wilt gebruiken bij weinig licht of tegenlicht, drukt u op de knop K om de flitser uit te klappen. Kies een flitsfunctie die past bij wat u wilt gaan doen, op het scherm voor flitseropties in het functiemenu. U kunt de flitsintensiteit aanpassen met de e-knop op de achterzijde bij alle belichtingsinstellingen met uitzondering van de Snelinstelling. De ingebouwde flitser werkt optimaal bij een afstand van circa 0,7 m tot 4 m tot het onderwerp. Bij een afstand van minder dan 0,7 m wordt de belichting niet juist ingesteld en kan er vignettering optreden (deze afstand varieert enigszins, afhankelijk van het gebruikte objectief en de ingestelde gevoeligheid (p.176)).
Compatibiliteit van ingebouwde flitser en objectief
Afhankelijk van het gebruikte objectief en de opnamecondities kan vignettering optreden (de hoeken van de opname worden zwart vanwege een gebrek aan licht). Wij raden u aan een testopname te maken om dit te controleren. 1 Compatibiliteit objectieven DA, D FA, FA J, FA en F met de ingebouwde flitser (p.177)
• Verwijder de zonnekap wanneer u de ingebouwde flitser gebruikt.
• Bij objectieven die geen functie hebben voor het instellen van de diaframaring
op het objectief op s (automatisch), flitst de ingebouwde flitser volledig.
71
3
Basisbediening
C
Auto ontladen
Auto + Anti Rode
D
Ogen
E
Flits aan De flitser gaat elke keer automatisch af.
Flitser aan + rode
F
ogen
Schakelt de flitser automatisch in als het donker is of bij tegenlicht.
Er wordt een voorflits gegeven (anti rode ogen) voordat de flitser automatisch afgaat.
Er wordt een voorflits gegeven (anti rode ogen) voordat de flitser afgaat bij de stand Flitser aan.
Afhankelijk van het omgevingslicht wordt een langere sluitertijd ingesteld. Gebruik deze functie als u een
G
Lange-sluitertijdsync
portretopname maakt voor een zonsondergang of een ander landschap om persoon en achtergrond beide voldoende belicht op de opname te krijgen.
H
Lange-sltrtd+r ogen
Er wordt een voorflits gegeven (anti rode ogen) voordat de flitser afgaat bij de stand Lange-sluitertijdsync.
Geeft een flits af onmiddellijk voordat het sluitergordijn
I
2e sluitergordijn-sync
wordt gesloten. Daarmee maakt u opnamen van bewegende onderwerpen die een spoor achterlaten.
Bij gebruik van Lange-sluitertijdsync of Lange-sltrtd+r ogen wordt afhankelijk van het omgevingslicht een langere sluitertijd ingesteld. Gebruik de functie Bewegingsreductie (p.67) of bevestig de camera op een statief om{U8194}bewegingen van de camera te voorkomen.
72
AUTO
Einde
0 . 0
F l i ts i n st e ll i n g
F l i ts a an
O K
De flitsinstelling selecteren
1
Druk op de knop {.
Het functiemenu verschijnt.
Fn
3
Basisbediening
2
Druk op de vierwegbesturing (3).
Het scherm voor flitseropties verschijnt.
• Als de functiekiezer is ingesteld op B, kunnen C en D worden geselecteerd, als hij is ingesteld op b, kunnen L, a of p, E, F en I worden geselecteerd, en wanneer hij is ingesteld op M, kunnen E en F worden geselecteerd. Bij elke andere instelling kunnen E, F, G, H en I worden geselecteerd.
• Als de functiekiezer is ingesteld op A, is het afhankelijk van de opgeslagen instellingen welke flitsinstellingen beschikbaar zijn.
3
Kies een flitsfunctie met de vierwegbesturing (45).
Als de B (Snelinstelling) niet actief is, draait u de e-knop op de achterzijde voor flitscorrectie. U kunt een correctie instellen van –2,0 tot +1,0.
Flitsinstelling
Flitsinstelling
Flits aan
Flits aan
0.0
0.0
OK
OK
AUTO
AUTO
Einde
Einde
OK
OK
OK
4
Druk op de knop 4.
U keert terug naar het functiemenu.
5
Druk op de knop {.
De camera is gereed voor het maken van een opname.
De ingebouwde flitser gebruiken
1
Druk op de K knop.
De ingebouwde flitser klapt uit en wordt opgeladen. Wanneer de flitser volledig is opgeladen, verschijnt E op het LCD en in de zoeker. (p.23, p.26, p.28)
2
Druk de ontspanknop tot halverwege in.
Wanneer er is scherpgesteld, wordt de scherpstelindicatie ] in de zoeker weergegeven.
73
3
Basisbediening
3
Druk de ontspanknop helemaal in.
De opname wordt gemaakt.
• Als de functiekiezer is ingesteld op B, gaat de flitser niet af als de lichtomstandigheden dat niet vereisen, zelfs niet als de flitser niet is uitgeklapt.
• Flits aan wordt gebruikt als de flitser uitgeklapt is bij een stand van de functiekiezer anders dan B.
4
Druk op het afgebeelde deel van de flitser om deze in te klappen.
74
Anti rode ogen gebruiken Flitser
Wanneer in een donkere omgeving opnamen met de flitser worden gemaakt, kunnen de ogen van het onderwerp rood overkomen. Dit wordt veroorzaakt door de weerspiegeling van de elektronische flitser in het netvlies. Deze weerspiegeling treedt op doordat pupillen in het donker wijder zijn. U kunt rode ogen niet voorkomen, maar met de volgende maatregelen kunt u er wel iets tegen doen.
• Maak de omgeving lichter voor de opname.
• Stel in op een grote hoek en maak de opname van dichterbij wanneer u een zoomobjectief gebruikt.
• Gebruik een flitser die anti rode ogen ondersteunt.
• Wanneer u een externe flitser gebruikt, zet u deze zo ver mogelijk weg van de camera.
De functie tegen rode ogen van deze camera vermindert het rode-ogeneffect door tweemaal
3
te flitsen. Met anti rode ogen wordt er een voorflits gegeven net voordat de sluiter ontspant.
Basisbediening
Dit vermindert de verwijding van pupillen. De hoofdflits wordt vervolgens gegeven op het moment dat de pupillen kleiner zijn, waardoor het rode-ogeneffect wordt verminderd. U gebruikt deze functie door D (Auto + anti rode ogen) in te stellen in de Snelinstelling of F (Flits aan + rode ogen) of H (Lange-sltrtd+r ogen) in te stellen bij andere flitsfunctie­instellingen.
Opnamen met daglichtsynchronisatie
Bij daglicht voorkomt de flitser schaduwen wanneer u een portretfoto maakt van iemand met schaduwen over het gezicht. Het gebruik van de flitser op deze manier wordt daglicht­synchronisatie genoemd. Bij daglichtsynchronisatie wordt de functie Flitser aan gebruikt.
Opnamen maken (Hyper-program)
1
Klap de flitser handmatig uit en controleer of de flitsfunctie is ingesteld op E (Flitser aan). (p.73) 2 Controleer of de flitser volledig is opgeladen. 3 Maak de opname.
Als de achtergrond te helder is, kan de opname worden overbelicht.
Zonder daglichtsynchronisatie Met daglichtsynchronisatie
Andere opnamefuncties
AUTO
Einde
Continuopnamen
U kunt diverse opnamen achter elkaar maken door de ontspanknop ingedrukt te houden.
1
Druk op de knop {.
75
3
Basisbediening
Het functiemenu verschijnt.
Fn
OK
OK
AUTO
AUTO
Einde
Einde
76
O K
Tr an s p or t fu n ct i e
E n k el b e el d o p na m e
O K
Tr an s p or t fu n ct i e
C o n ti n u e o pn a m e
2
Druk op de vierwegbesturing (2).
Het scherm met opties voor de transportfunctie verschijnt.
3
Basisbediening
3
Selecteer j met de vierwegbesturing (45).
4
Druk op de knop 4.
U keert terug naar het functiemenu.
5
Druk op de knop 4.
De camera is gereed voor het maken van opnamen.
Transportfunctie
Transportfunctie
Enkelbeeld opname
Enkelbeeld opname
OK
OK
OK
Transportfunctie
Transportfunctie
Continue opname
Continue opname
OK
OK
OK
6
Druk de ontspanknop tot halverwege in.
Het autofocussysteem treedt in werking. De scherpstelindicatie ] verschijnt in de zoeker zodra het onderwerp is scherpgesteld.
Stel [Resterend aantal opn] in het menu [A Pers.inst.] in op [Resterend aant.cont.]. Het mogelijke aantal continuopnamen (buffergeheugen) wordt weergegeven wanneer u de ontspanknop tot halverwege indrukt. (p.35)
7
Druk de ontspanknop helemaal in.
Zolang de ontspanknop ingedrukt wordt gehouden, worden er achter elkaar opnamen gemaakt. Haal uw vinger van de ontspanknop om de continuopname te stoppen.
De instelling voor continuopnamen blijft bewaard wanneer de camera wordt uitgeschakeld. Open het functiemenu en stel de camera in op 9 (enkelbeeldopnamen) om de continuopname te stoppen.
77
• Als de timer voor de belichtingsmeting is ingesteld (de ontspanknop wordt tot
halverwege ingedrukt) en de scherpstelfunctie is ingesteld op l (Eén opname), wordt de scherpstelling aangepast telkens wanneer de sluiter ontspant. (p.130)
• De scherpstelling is continu actief wanneer de scherpstelfunctie is ingesteld op k (continu). In de stand k wordt de sluiter ontspannen als de ontspanknop helemaal wordt ingedrukt, zelfs als het scherpstellen nog niet is voltooid.
• Bij gebruik van de ingebouwde flitser kan pas een opname worden gemaakt wanneer de flitser volledig is opgeladen. Als u de sluiter wilt kunnen ontspannen voordat de ingebouwde flitser gereed is, moet u een gebruikersfunctie instellen. (p.173)
Opnamen met de zelfontspanner
Deze camera heeft twee zelfontspannerfuncties: g en Z.
De sluiter ontspant na circa 12 seconden. Gebruik deze functie om als fotograaf ook
g
op de foto te komen.
Onmiddellijk nadat de ontspanknop is ingedrukt, wordt de spiegel opgeklapt. De sluiter ontspant na circa 2 seconden. Gebruik deze functie om te voorkomen dat
Z
de camera beweegt wanneer de ontspanknop wordt ingedrukt.
1
Bevestig de camera op een statief.
3
Basisbediening
78
AUTO
Einde
O K
Tr an s p or t fu n ct i e
E n k el b e el d o p na m e
3
Basisbediening
2
Druk op de knop {.
Het functiemenu verschijnt.
3
Druk op de vierwegbesturing (2).
Het scherm met opties voor de transportfunctie verschijnt.
Fn
OK
Transportfunctie
Transportfunctie
Enkelbeeld opname
Enkelbeeld opname
OK
AUTO
AUTO
Einde
Einde
OK
OK
OK
4
O K
Tr an s p or t fu n ct i e
Z e l fo n t sp a nn e r ( 1 2s e c)
Gebruik de vierwegbesturing (45) om g of Z te selecteren.
5
Druk op de knop 4.
U keert terug naar het functiemenu.
6
Druk op de knop 4.
De camera is gereed voor het maken van opnamen.
7
Kijk in de zoeker of het onderwerp zichtbaar is en druk de ontspanknop tot halverwege in.
De scherpstelindicatie []] verschijnt in de zoeker wanneer op het onderwerp is scherpgesteld.
79
Transportfunctie
Transportfunctie
Zelfontspanner (12sec)
Zelfontspanner (12sec)
OK
OK
OK
3
Basisbediening
80
3
Basisbediening
8
Druk de ontspanknop helemaal in.
Voor g begint de zelfontspanner-LED op de voorzijde en de achterzijde langzaam te knipperen en vervolgens twee seconden snel voordat de sluiter wordt ontspannen. Het geluidsignaal is hard en de frequentie neemt toe. Ongeveer 12 seconden nadat de ontspanknop helemaal is ingedrukt, wordt de opname gemaakt. Bij Z wordt de opname ongeveer 2 seconden nadat de ontspanknop helemaal is ingedrukt, gemaakt.
• Het geluidssignaal kan worden uitgeschakeld(p.189).
• Als er licht binnendringt in de zoeker, kan dit de belichting beïnvloeden. Bevestig het meegeleverde ME-zoekerkapje of gebruik de belichtingsgeheugenfunctie (p.162). (U kunt het binnendringende licht negeren wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op a (Hyper-manual) (p.156).)
Oogschelp FP verwijderen Het ME-zoekerkapje bevestigen
• Kies een andere instelling dan g of Z in het scherm met opties voor de transportfunctie om het maken van opnamen met de zelfontspanner te annuleren. De instelling wordt geannuleerd als de camera wordt uitgezet terwijl [Transportfunctie] in [Geheugen] van [A Opname] (p.199) is ingesteld op P (Uit).
Opnamen via de afstandsbediening
AUTO
Einde
(Afstandsbediening F: afzonderlijk verkrijgbaar)
De ontspanknop kan ook worden bediend via de optionele afstandsbediening. U kunt kiezen uit h (afstandsbediening) en i (drie seconden vertraging) bij opnamen via de afstandsbediening.
De sluiter wordt onmiddellijk ontspannen nadat de ontspanknop op de afstandsbediening
h
is ingedrukt.
De sluiter wordt circa drie seconden nadat de ontspanknop op de afstandsbediening
i
is ingedrukt, ontspannen.
1
Bevestig de camera op een statief.
2
Druk op de knop {.
81
3
Basisbediening
Het functiemenu verschijnt.
Fn
OK
OK
AUTO
AUTO
Einde
Einde
82
O K
Tr an s p or t fu n ct i e
A f s ta n d sb e di e ni n g
3
Basisbediening
3
Druk op de vierwegbesturing (2).
Het scherm met opties voor de transportfunctie verschijnt.
4
Selecteer h of i met de vierwegbesturing (45).
De zelfontspanner-LED knippert, ten teken dat de camera zich in de wachtstand voor de afstandsbediening bevindt.
5
Druk op de knop 4.
U keert terug naar het functiemenu.
Transportfunctie
Transportfunctie
Afstandsbediening
Afstandsbediening
OK
OK
OK
6
Druk op de knop 4.
De camera is gereed voor het maken van opnamen.
7
Druk de ontspanknop tot halverwege in.
Het autofocussysteem treedt in werking. De scherpstelindicatie ] verschijnt in de zoeker zodra het onderwerp is scherpgesteld.
U kunt bij standaardinstellingen niet scherpstellen via de afstandsbediening. Stel eerst scherp op het onderwerp voordat u de afstandsbediening gebruikt. U kunt [Af met afstandbediening] inschakelen via de functie Persoonlijke instellingen. (p.34)
8
Richt de afstandsbediening op de afstandsbedieningssensor op de voorzijde of achterzijde van de camera en druk de ontspanknop van de afstandsbediening in.
De afstandsbediening kan gebruikt worden tot een afstand van circa 5 m vanaf de voorzijde of de achterzijde van de camera. Bij h wordt de opname onmiddellijk nadat de ontspanknop helemaal is ingedrukt, gemaakt.
Bij i wordt de opname ongeveer 3 seconden nadat de ontspanknop helemaal is ingedrukt, gemaakt. Wanneer de opname wordt gemaakt, brandt het lampje van de zelfontspanner twee seconden en gaat dan weer knipperen.
• Als er licht binnendringt in de zoeker, kan dit de belichting beïnvloeden. Bevestig het meegeleverde ME-zoekerkapje of gebruik de belichtingsgeheugenfunctie (p.162) (u kunt het binnendringende licht negeren wanneer de belichtingsfunctie is ingesteld op a (Hyper-manual) (p.156)).
5m
5m
83
3
Basisbediening
Oogschelp FP verwijderen Het ME-zoekerkapje bevestigen
• Kies een andere instelling dan h of i in het scherm met opties voor de transportfunctie om de bediening met de afstandsbediening te annuleren nadat die is geactiveerd. De instelling wordt geannuleerd als de camera wordt uitgezet terwijl [Transportfunctie] in [Geheugen] van [A Opname] (p.199) is ingesteld op P (Uit).
• De afstandsbediening werkt mogelijk niet bij tegenlicht.
• De afstandsbediening werkt niet wanneer de flitser bezig is op te laden.
• Als u gebruik wilt maken van de ingebouwde flitser, klap deze dan eerst uit.
• Wanneer de afstandsbediening vijf minuten niet wordt gebruikt, keert de camera automatisch terug naar de enkelbeeldopnamefunctie.
• De batterij van de afstandsbediening heeft capaciteit voor het verzenden van ongeveer
30.000 afstandsbedieningssignalen. Neem contact op met een PENTAX service center om de batterij te vervangen (hieraan zijn kosten verbonden).
84
Gebruik van de functie Spiegel omhoog om bewegingen van de camera te voorkomen
Gebruik de functie Spiegel omhoog wanneer de camera duidelijk beweegt, ook wanneer de draadontspanner (optioneel) of de afstandsbediening (optioneel) wordt gebruikt. Bij gebruik van de zelfontspanner (2 sec) klapt de spiegel op en wordt de sluiter ontspannen twee seconden nadat u op de ontspanknop drukt, zodat trillen van de spiegel wordt voorkomen. Volg de onderstaande procedure om een opname te maken met de functie Spiegel omhoog.
1
3
Basisbediening
Bevestig de camera op een statief.
2
Selecteer Z (zelfontspanner (2 sec)) met behulp van de knop { en de vierwegbesturing (2).
1 Opnamen met de zelfontspanner (p.77)
3
Druk de ontspanknop tot halverwege in.
Het autofocussysteem treedt in werking. De scherpstelindicatie ] verschijnt in de zoeker zodra het onderwerp is scherpgesteld.
4
Druk de ontspanknop helemaal in.
De spiegel klapt op en de opname wordt twee seconden later gemaakt. Het belichtingsgeheugen is ingeschakeld met de belichtingswaarde die onmiddellijk voorafgaand aan het opklappen van de spiegel is ingesteld.
Foto’s weergeven
10 0-0 00 1
RGB
10 0-0 00 1
A1
1/ 20 00
+1 .5
F2 .8
0. 5
Ad obe
JPEG
200 6
IS O
10 000 K
200
10 0-0 00 1
1/ 20 00 F2 .8
Opnamen weergeven
U kunt opnamen weergeven op de camera.
Met de meegeleverde software PENTAX PHOTO Browser 3 kunt u opnamen weergeven op een computer. Raadpleeg de “Handleiding PENTAX PHOTO Browser 3/PENTAX PHOTO Laboratory 3” voor meer informatie.
1
Druk na het maken van een opname op de Q knop.
De laatste opname (die met het hoogste bestandsnummer) wordt weergegeven op de LCD-monitor.
Druk tijdens weergave op de knop M om informatie weer te geven, bijvoorbeeld opnamegegevens van de weergegeven opname.
Zie p.24 eb 25 voor diverse informatie over weergave.
85
3
Basisbediening
100-0001
100-0001
100-0001
100-0001
M
1/2000
1/2000 F2.8
F2.8
Standaardweergave
M
RGB
RGB
Histogramweergave
M
100-0001
100-0001
M
mmmmmm
+1.5
+1.5
-
0.5
-
0.5
G2G2A1
G2 A1 Adobe
Adobe
242424
1/2000
1/2000 F2.8
F2.8
200
200
10000K
Geen info-weergave Gedetailleerde info-weergave
10000K
ISO
ISO
10
JPEG
JPEG
10101414/////10 14 2006
2006
86
2
Druk op de vierwegbesturing (45).
4 : De vorige opname wordt weergegeven. 5 :
De volgende opname wordt weergegeven.
Het histogram gebruiken
3
Een histogram toont de helderheidsverdeling van
Basisbediening
een opname. De horizontale as vertegenwoordigt helderheid (donker aan de linkerzijde en licht aan de rechterzijde) en de verticale as vertegenwoordigt het aantal pixels. De q is uitgerust met twee histogram­functies. Het “Helderheidshistogram” toont de verdeling van helderheid en het “RGB-histogram toont de intensiteit van de kleuren. 1 Histogramweergave (p.25) De vorm van het histogram vóór en na de opname maakt duidelijk of de helderheid en het contrast al dan niet goed zijn. Op basis hiervan bepaalt u of belichtingscorrectie nodig is en u de foto opnieuw moet maken. 1 Belichting instellen (p.161)
Inzicht in helderheid
Als de helderheid goed is, vertoont de grafiek in het midden een piek. Als de opname te donker is, bevindt de piek zich links; als de opname te licht is, bevindt de piek zich rechts.
Aantal pixels
Donkere gedeelten
Helderheid(Donker) (Licht)
Lichte
gedeelten
Donkere opname Goede opname Lichte opname
Als de opname te donker is, wordt het gedeelte links afgesneden (donkere delen zonder details) en als de opname te licht is, wordt het gedeelte rechts afgesneden (lichte delen zonder details). Lichte delen knipperen rood op de LCD-monitor en donkere delen knipperen geel als Licht/ donker geb is ingeschakeld.
1 Opnamen weergeven (p.85) 1 Instellingen tijdens de weergave (p.186) 1 De weergave voor Momentcontrole en Digitaal voorbeeld instellen (p.197)
Inzicht in contrast
10 0-0 00 1
OK
OK
De piek loopt geleidelijk op als het contrast van de opname in evenwicht is. De grafiek vertoont aan beide zijden een piek die naar het midden toe sterk daalt als de opname een groot verschil in contrast vertoont en er weinig gemiddelde helderheidsniveaus zijn.
Inzicht in kleurbalans
De verdeling van de kleurenintensiteit wordt voor elke kleur weergegeven in het RGB-histogram. De rechterkant van de grafieken ziet er hetzelfde uit voor opnamen waarvoor ook de witbalans wordt aangepast. Als één kleur links disproportioneel aanwezig is, is die kleur te intens. 1 Witbalans instellen (p.123)
Opnamen roteren
87
De q is uitgerust met een functie die gebruikmaakt van een sensor om een opname te roteren en de stand van de opname te corrigeren wanneer een opname wordt gemaakt met de zijde met de ontspanknop boven en de functiekiezer onder. U kunt opnamen ook in stappen van 90° tegen de wijzers van de klok in roteren met behulp van de volgende procedure.
100-0001
100-0001
33
OK
OK
OK
1
Druk na het maken van een
OK
OK
OK
opname op de Q knop.
De laatste opname (die met het hoogste bestandsnummer) wordt weergegeven op de LCD-monitor.
2
Druk op de vierwegbesturing (3).
Bij elke druk op de knop wordt de opname
90°
tegen de klok in gedraaid.
3
Basisbediening
88
100 - 0 0 4 6
1/ 2 0 0 0 F5 . 6
3
Druk op de knop 4.
De rotatiegegevens van de opname worden bewaard.
U kunt geen opnamen roteren als [Auto opnamerotatie] in het menu [A Pers.inst.] is uitgeschakeld.
3
Basisbediening
Vergrote weergave Opnamen
U kunt opnamen in de weergavestand tot maximaal 20 keer vergroten.
1
Druk op de Q knop en selecteer een opname met de vierwegbesturing (45).
De laatste opname (die met het hoogste bestandsnummer) wordt weergegeven op de LCD-monitor.
1/2000
1/2000 F5.6
F5.6
100-0046
100-0046
2
100 - 0 0 4 6
Draai de e-knop op de achterzijde naar rechts (in de richting van y).
De opname wordt bij elke slag vergroot (1,2 keer* tot 20 keer).
Bedieningsmogelijkheden bij uitvergrote weergave
vierwegbesturing (2345) Verplaatst het uit te vergroten gebied e-knop aan de achterzijde (naar rechts)
Snelinstelling e-knop aan de achterzijde (naar links)/
m knop Knop 4 Keert terug naar de oorspronkelijke grootte M knop Schakelt de weergave van informatie
e-knop aan de voorzijde Houdt de uitvergroting en het uitvergrote
* De standaardinstelling voor de eerste klik (minimale uitvergroting) op de e-knop
op de achterzijde (naar rechts) is 1,2 keer. U kunt dit wijzigen bij [Inzoomen op weergave] in het menu [A Pers.inst.]. (p.35)
U kunt de opname uitvergroten met behulp van dezelfde procedure die u daarvoor gebruikt bij het Momentcontrole (p.65) of Digitaal voorbeeld (p.171).
Vergroot opname (tot maximaal 20 keer)
Verkleint opname (tot maximaal 1,2 keer*)
in of uit
gebied vast en geeft de volgende/vorige opname weer
100-0046
100-0046
2×2×
89
3
Basisbediening
Weergave van verscheidene opnamen
U kunt 4, 9 of 16 opnamen tegelijk weergeven op de LCD-monitor.
90
100 - 0 0 4 6
1/ 2 0 0 0 F5 . 6
100 - 0 0 4 6
1/ 2 0 0 0 F5 . 6
De standaardinstelling is weergave van 9 opnamen. U kunt het aantal opnamen voor weergave wijzigen, maar de weergave van 9 opnamen wordt hier uitgelegd.
1
Druk op de Q knop.
De laatste opname (die met het hoogste bestandsnummer) wordt weergegeven op de LCD-monitor.
1/2000
1/2000 F5.6
F5.6
3
Basisbediening
2
Draai de e-knop op de achterzijde naar links (in de richting van f).
Het scherm voor weergave van verscheidene opnamen tegelijkertijd wordt weergegeven. Er kunnen maximaal negen miniatuuropnamen worden weergegeven. Selecteer een opname met de vierwegbesturing (2345) Er verschijnt rechts op het scherm een schuifbalk. Als er een opname is geselecteerd op de onderste rij, worden bij een druk op de vierwegbesturing (3) de volgende negen opnamen weergegeven. Wanneer een opname niet kan worden weergegeven, verschijnt er een [?].
Kader
Kiezen&wissen
100-0046
100-0046
100-0046
Schuifbalk
3
Draai de e-knop op de achterzijde naar rechts (in de richting van y) of druk op de 4 knop.
Er verschijnt een volledige schermweergave van de geselecteerde opname.
1/2000
1/2000 F5.6
F5.6
100-0046
100-0046
Het aantal opnamen voor weergave selecteren
100PENTX
1 0 0
1 0 1
1 0 2
1 0 3
1 0 4
1 0 5
1
Druk in de weergave van verscheidene opnamen tegelijkertijd op de knop {.
Het scherm met opties voor weergave van verscheidene opnamen tegelijkertijd wordt weergegeven.
MENU
2
Kies het aantal opnamen dat u tegelijkertijd wilt weergeven met
OK
de vierwegbesturing (425).
4 4 opnamen
2 9 opnamen
5 16 opnamen
U keert terug naar het scherm voor weergave van verscheidene opnamen tegelijkertijd.
Een map weergeven
U kunt in het scherm voor weergave van verscheidene opnamen tegelijkertijd de inhoud van mappen weergeven.
91
3
Basisbediening
1
Draai de e-knop op de achterzijde naar links in het scherm voor
100
100 101
weergave van verscheidene opnamen tegelijkertijd (stap 3 op de vorige pagina).
2
Kies de map waarvan u opnamen wilt weergeven met de vierwegbesturing (2345) en druk op de knop 4.
De opnamen in de map worden weergegeven, steeds met het aantal opnamen tegelijkertijd dat u hebt ingesteld in het scherm met opties voor weergave van verscheidene opnamen tegelijkertijd.
103 104 105
103
101 102
104
102
105
100PENTX
100PENTX
92
100 - 0 0 4 6
1/ 2 0 0 0 F5 . 6
Einde
Diavoorstelling
U kunt alle opnamen op de SD-geheugenkaart achter elkaar weergeven. Om de doorlopende weergave te starten, gebruikt u het menuscherm op de LCD-monitor.
3
Basisbediening
1
Druk op de Q knop en selecteer de opname die u het eerst wilt weergeven met de vierwegbesturing (45).
De laatste opname (die met het hoogste bestandsnummer) wordt weergegeven op de LCD-monitor.
1/2000
1/2000 F5.6
F5.6
100-0046
100-0046
2
Druk op de knop {.
Het functiemenu verschijnt.
Fn
OK
OK
Einde
Einde
3
S t a rt e n
Druk op de vierwegbesturing (5).
Starten
Het startscherm verschijnt en de diavoorstelling begint.
Bedieningsmogelijkheden bij een diavoorstelling
Knop 4 Onderbreken Vierwegbesturing (4) Geeft de vorige opname weer Vierwegbesturing (5) Geeft de volgende opname weer Vierwegbesturing (3)Stop
Bedieningsmogelijkheden tijdens onderbreking
Knop 4 Weergave hervatten (Opnieuw starten) Vierwegbesturing (4) Geeft de vorige opname weer Vierwegbesturing (5) Geeft de volgende opname weer Vierwegbesturing (3)Stop
4
De diavoorstelling afbreken.
De diavoorstelling wordt afgebroken als u een van de volgende handelingen uitvoert tijdens weergave of onderbreking van de diavoorstelling.
• U drukt op de vierwegbesturing (3)
• U drukt de ontspanknop tot halverwege of helemaal in
• U drukt op de knop =
• U drukt op de knop Q
• U zet de hoofdschakelaar in de stand |
• U draait aan de functiekiezer
• U drukt op de knop 3
*1Als de diavoorstelling is beëindigd, keert de camera terug naar de weergavestand. *2Als de diavoorstelling is beëindigd, keert de camera terug naar de opnamestand. *3Als de diavoorstelling is beëindigd, verschijnt het menu Weergeven.
*2
*2
*3
*1
*2
*2
*2
Starten
93
3
Basisbediening
Stel de weergavetijd voor de diavoorstelling in het menu [Q Weergeven] in. U kunt de diavoorstelling ook starten vanuit het menu [Q Weergeven]. (p.187)
94
De camera aansluiten op audiovisuele apparatuur
Via de videokabel kunt u opnamen weergeven met een tv of andere apparatuur met een video-IN-aansluiting als monitor. Zorg dat zowel de tv als de camera uit staat alvorens de kabel aan te sluiten. 1 Het video-uitgangssignaal selecteren (p.195)
3
Basisbediening
1
Open het klepje voor aansluitingen en sluit de videokabel aan op de USB/video-uitgang.
2
Sluit het andere uiteinde van de videokabel aan op de video-IN­aansluiting van het audiovisuele apparaat.
3
Zet het audiovisuele apparaat en de camera aan.
• Als u van plan bent de camera langdurig continu te gebruiken, wordt gebruik van de (optionele) netvoedingsadapter D-AC50 aanbevolen. (p.47)
• Bij AV-apparatuur met meerdere video-IN-aansluitingen (zoals een tv), raadpleegt u de handleiding bij het AV-apparaat en selecteert u de video-IN-aansluiting waarop de camera wordt aangesloten.
• Afhankelijk van het land of de regio bestaat de kans dat opnamen en geluidsbestanden niet kunnen worden weergegeven als het ingestelde videosignaal afwijkt van het aldaar gebruikte signaal. Als dit het geval is, wijzigt u de instelling van het videosignaal. (p.195)
• De LCD-monitor van de camera wordt uitgeschakeld terwijl de camera op het audiovisuele apparaat is aangesloten.
Opnamen verwerken met filters
Einde
Opnamen verwerken met digitale filters
U kunt opnamen bewerken met digitale filters. De bewerkte opnamen worden onder een andere naam opgeslagen.
• RAW-opnamen kunnen niet via het digitale filter worden verwerkt.
• Stel digitale filters in via het menu [Q Weergeven].
95
3
Basisbediening
1
Druk op de knop { in de weergavestand.
Het functiemenu verschijnt.
Fn
OK
OK
Einde
Einde
96
Z w a rt - w it
O K
O K
K l e ur
V l a k
O K
2
Druk op de vierwegbesturing (4).
Het scherm voor selectie van het filter verschijnt.
Zwart-wit
Zwart-wit
3
Basisbediening
3
Selecteer een opname met de vierwegbesturing (45).
4
Selecteer een filter met de vierwegbesturing (23).
Selecteer een filter en bekijk het effect op de opname.
5
Pas het effect aan met de e-knoppen op de voorzijde en de achterzijde.
Kleur
Kleur
MENU
Kleurfilter Versmallingsfilter
OK
OK
OK
MENU
MENU
Vlak
Vlak
OK
OK
OK
OK
OK
OK
Filternaam Functie
B e e ld o ps l aa n al s
A n n ul e r en
O K
Zwart-wit
Sepia
Kleur
Soft
Vlak
Helderheid
Converteert naar zwart-witopname. Wijzigt het contrast alsof een zwart-wit­kleurenfilter is gebruikt.
Geeft uw foto’s een antiek uiterlijk door ze te converteren naar een sepiakleur. Keuze uit drie niveaus van dichtheid.
Legt een kleurfilter over de opname. Keuze uit 18 filters (6 kleuren × 3 tinten).
Creëert een zachte opname door de gehele opname lichtjes te vervagen. Keuze uit drie niveaus.
Wijzigt de horizontale en verticale verhouding van opnamen. De hoogte en breedte kunnen tot twee keer het oorspronkelijke formaat worden gewijzigd.
Wijzigt de helderheid van opnamen. Keuze uit ±8 niveaus.
e-knop aan
de voorzijde
—BW/R/G/B
Rood/Groen/ Blauw/Geel/ Magenta/Cyaan
e-knop aan
de achterzijde
Dichtheid
(3 niveaus)
Dichtheid van
elke kleur
(3 niveaus)
Zachtheid
(3 niveaus)
Links: breed
Rechts: smal
Links: donker
Rechts: licht
97
3
Basisbediening
Als u een andere opname selecteert met de vierwegbesturing (45), wordt die opname weergegeven met de ingestelde filter.
6
Druk op de knop 4.
Het bevestigingsscherm voor opslaan verschijnt.
7
Selecteer [Opslaan als] met de vierwegbesturing (2).
8
Druk op de knop 4.
De gefilterde opname wordt opgeslagen onder een andere naam.
Beeld opslaan als
Beeld opslaan als
Opslaan als
Annuleren
Annuleren
MENU
OK
OK
OK
98
Einde
D e z e o p na m e o nt w i kk e le n
O K
I n s t. w ij z ig e n
O K
RAW-opnamen bewerken
U kunt RAW-bestanden omzetten in JPEG-bestanden.
1
Druk op de knop { in de weergavestand.
Het functiemenu verschijnt.
Fn
OK
3
Basisbediening
2
Druk op de vierwegbesturing (3).
3
Druk op de knop 4.
De in het opnamebestand opgenomen parameters worden weergegeven.
Ga naar stap 7 wanneer u de huidige parameters niet wilt wijzigen.
4
Druk op de knop {.
OK
Einde
Einde
Deze opname ontwikkelen
Deze opname ontwikkelen
MENU
Fn
Inst. wijzigen
Inst. wijzigen
MENU
OK
OK
OK
OK
OK
OK
Loading...