Northstar EXPLORER 650 Installation and user Manual [nl]

0 (0)

Explorer 650

Kaartplotter en Fishfinder

Installatieen bedieningshandleiding

www.northstarnav.com

BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINFORMATIE

Lees voor installatie en gebruik aandachtig door.

Dit is een waarschuwingssymbool. Het wordt gebruikt om te wijzen op potentiële situaties waarin persoonlijk

DANGER letsel kan ontstaan.Volg alle veiligheidsaanwijzingen die volgen op dit symbool op, om mogelijk letsel of de dood te voorkomen.

DezeWAARSCHUWING geeft een potentiële gevaarlijke ! WARNING situatie aan die, indien niet vermeden, kan resulteren in

de dood of ernstig letsel.

LET OP, dit waarschuwingsteken geeft een potentiële ! CAUTION gevaarlijke situatie aan die, indien niet vermeden, kan

resulteren in licht of middelzwaar persoonlijk letsel.

LET OP, deze waarschuwing gebruikt zonder CAUTION waarschuwingssymbool geeft een potentieel gevaarlijke

situatie aan die, indien niet vermeden, kan resulteren in zaakschade.

FCCVerklaring

Opmerking: Deze apparatuur is getest en voldoet aan de richtlijnen voor een klasse B digitaal instrument, conform onderdeel 15 van de FCC-reglementen. Deze richtlijnen zijn ontworpen om redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke storingen

in een normale installatie. Deze instrumenten produceren, gebruiken en kunnen radiofrequentie-energie uitstralen en indien ze niet geïnstalleerd zijn in overeenkomst met de instructies, dan kunnen ze schadelijke storing m.b.t. radiocommunicatie veroorzaken. Er is echter geen garantie dat er in bepaalde installaties geen storing zal plaatsvinden. Indien deze instrumenten schadelijke storingen veroorzaken bij radioen televisieontvangst, wat kan worden bepaald door de instrumenten in en uit te schakelen, wordt de gebruiker aanbevolen een van de volgende maatregelen te nemen om de storing te verhelpen:

Heroriënteer of verplaats de ontvangstantenne.

Vergroot de afstand tussen het instrument en de ontvanger..

Sluit het instrument aan op een output van een andere stroomkring dan die waarop de ontvanger is aangesloten

Raadpleeg de leverancier of een ervaren technicus.

Een afgeschermde kabel dient te worden gebruikt wanneer perifere apparatuur op de seriële poorten wordt aangesloten.

Industrie Canada

Gebruik dient te voldoen aan de volgende twee condities: (1) dit instrument mag geen storing veroorzaken, en (2) dit instrument moet storing accepteren, inclusief storing veroorzaakt door ongewenst gebruik van het instrument.

Inhoud

1Introductie..........................................................................................................................................

10

1-1

Overzicht.......................................................................

10

1-2

Schoonmaakenonderhoud....................................................

10

1-3

C-mapinsteekkaarten..........................................................

10

1-4

Verwijderenenherplaatsenvanhetbeeldscherm..............................

11

2Normaalgebruik..................................................................................................................................

12

2-1 Gebruikvandetoetsen ........................................................12

2-2 Autopowerin-enuitschakelen ................................................13

2-3 Achtergrondlichtennachtstand................................................14

2-4 Manoverboord(MOB) .........................................................14

2-5 Alarmen........................................................................15

2-6 Simulatiestand .................................................................15

2-7 Debelangrijkstebeeldschermen...............................................16

3Navigatie:Kaart...................................................................................................................................

20

3-1 Introductietotnavigatie .......................................................20

3-2 Kaartbeeldscherm .............................................................23

3-3 Afstands-enpeilingcalculator..................................................25

3-4 Geprojecteerdekoers ..........................................................25

3-5 Trajectenentraceren...........................................................26

4Navigatie:Snelwegscherm...................................................................................................................

26

5Navigatie:Waypoints...........................................................................................................................

27

5-1

Waypoints-beeldscherm .......................................................

27

5-2

Beherenvanwaypoints ........................................................

28

6Navigatie:Routes................................................................................................................................

29

6-1

Routesbeeldscherm............................................................

29

6-2

Routesbeheren ................................................................

30

7Satellieten...........................................................................................................................................

32

7-1 Satellietbeeldscherm...........................................................33

5

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

8Sonarfishfinding:Introductie .............................................................................................................

33

8-1 DeExplorergebruiken .........................................................33

8-2 Hetbeeldschermbegrijpen ....................................................34

8-3 Hetvindenvanvismetenkeleendubbelefrequentie..........................36

8-4 Zoekenenweergevenvanvis ..................................................38

8-5 Bereik ..........................................................................40

8-6 Gainendrempel ...............................................................41

9 Sonarfishfinding:Beeldschermen.....................................................................................................

42

9-1 Sonarverledenbeeldscherm -geensplitsing...................................42

9-2 Sonarzoom-beeldscherm......................................................43

9-3 Sonarbodemweergave ........................................................43

9-4 Sonar50/200beeldscherm.....................................................44

9-5 SonarA-Scopebeeldscherm ...................................................44

10

Meterbeeldscherm............................................................................................................................

46

11

Databeeldscherm..............................................................................................................................

47

12Brandstoffunctiesen-beeldscherm...................................................................................................

48

 

12-1 Brandstoftoevoegenofverwijderen ...........................................

48

 

12-2 Brandstofbeeldscherm ........................................................

49

 

12-3Brandstofverbruikcurves .......................................................

50

13

Getijdenbeeldscherm........................................................................................................................

52

14

Gebruikerskaartbeeldscherm............................................................................................................

53

15

DSC/Maatzoeken-beeldschermen.....................................................................................................

54

 

15-1 Debeeldschermen.............................................................

55

 

15-2 Gebruikvandebeeldschermen ................................................

56

16Informatiebeeldscherm.....................................................................................................................

57

17InstellingvandeExplorer...................................................................................................................

57

17-1 Instelling>Systeem............................................................59

17-2 Instelling >Kaart...............................................................59

17-3 Instelling>Sonar...............................................................63

17-4 Instelling >GPS................................................................64

17-5 Instelling>Brandstof ..........................................................64

6

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

17-6 Instelling>Traject..............................................................66 17-7 Instelling>Log.................................................................68 17-8 Instelling>Alarmen............................................................68 17-9 Instelling>Eenheden..........................................................69 17-10Instelling>Communicatie ....................................................70 17-11Instelling>Kalibratie ..........................................................71 17-12Instelling>Tijd................................................................72 17-13Instelling >Favorieten ........................................................72 17-14Instelling>Simulatie ..........................................................73

18Installatie .........................................................................................................................................

74

18-1Installatie:WaterbijdeExplorergeleverdwordt ...............................74 18-2Installatie:Optiesenaccessoires................................................74 18-3Installatie:Hetbeeldscherm....................................................76 18-4Installatie:Stroom-/Datakabel .................................................77 18-5 Installatie:GPS-antenne .......................................................78 18-6Installatie:Sonartransducer....................................................78 18-7Installatie:Northstarbenzinesensors ...........................................79 18-9Installatie:DSCVHF-radio ......................................................79 18-10Installatie:SmartCraft .........................................................80 18-11Installatie:AndereNavBus-instrumenten......................................80 18-12Installatie:AndereNMEA-instrumenten .......................................81 18-13Installatie:Instellingentest....................................................81

AppendixA-Specificaties.......................................................................................................................

82

AppendixB-Problemenoplossen...........................................................................................................

84

AppendixC-Woordenlijstennavigatiedata ...........................................................................................

88

7

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

Belangrijk

Het is de persoonlijke verantwoordelijkheid van de eigenaar om dit instrument op zodanige wijze te installeren en gebruiken dat geen ongelukken, persoonlijk letsel of zaakschade ontstaan. De gebruiker van dit product is persoonlijk verantwoordelijk voor het in acht nemen van de regels voor goed zeemanschap.

Global Positioning Systeem: Het global positioning systeem (GPS) wordt onderhouden door de regering van de Verenigde Staten, welke verantwoordelijk is voor functioneren, precisie en onderhoud. Het GPS-systeem is onderhevig aan veranderingen welke de precisie en het

functioneren van alle GPS-apparatuur ter wereld zou kunnen beïnvloeden, inclusief de Explorer. Hoewel de Northstar Explorer een precisie navigatie-instrument is, kan het verkeerd gebruikt of begrepen worden, wat onveilige situaties kan veroorzaken. Om het risico van verkeerd gebruik of verkeerd begrijpen te verkleinen dient de gebruiker deze installatieen bedieningshandleiding in zijn geheel te lezen en begrijpen. Wij raden de gebruiker ook aan alle handelingen te oefenen met de ingebouwde simulator voordat de Explorer op zee wordt gebruikt.

Elektronische kaart: De elektronische kaart die bij de Explorer wordt gebruikt is een navigatiehulp ter aanvulling en niet ter vervanging van de officiële nautische kaarten. Alleen officiële nautische kaarten die worden aangevuld met notities voor zeevarenden bevatten de informatie die nodig is voor veilige en zorgvuldige navigatie. Vul de door de Explorer geleverde informatie altijd aan met informatie van andere bronnen, zoals observaties, dieptepeilingen, radar en handkompaspeilingen. Indien de informatie niet overeenkomt, dan dient het verschil te worden opgelost voordat u verder gaat.

Sonar fishfinder: Precisie wordt door veel factoren beperkt, inclusief het type transducer, de plaats van de transducer en watercondities. Het is de verantwoordelijkheid van de gebruiker om zich ervan te verzekeren dat de Explorer correct wordt geïnstalleerd en gebruikt.

Brandstofcomputer: Brandstofverbruik kan drastisch veranderen, afhankelijk van de lading van de boot en de condities op het water. De brandstofcomputer dient nooit de enige informatiebron aan boord te zijn m.b.t. beschikbare brandstof aan boord en de elektronische informatie dient te worden aangevuld met visuele of andere controles van de brandstofvoorraad. Dit is nodig i.v.m. mogelijke bedieningsfouten zoals het vergeten te resetten van de verbruikte brandstof wanneer de tank wordt gevuld, het draaien van de motor terwijl de brandstofcomputer niet ingeschakeld is en andere bedieningsfouten die de precisie van het instrument ondermijnen. U dient er altijd zeker van te zijn dat er voldoende brandstof aan boord is voor de voorgenomen tocht, plus een reserve voor onvoorziene omstandigheden.

NORTHSTAR WIJST ALLE AANSPRAKELIJKHEID AF VOOR ENIG GEBRUIK VAN DIT PRODUCT OP EEN WIJZE DIE ONGELUKKEN OF SCHADE ZOU KUNNEN VEROORZAKEN, OF DIE IN STRIJD IS MET DE WET.

Bepalendetaal:Dezeverklaring,instructiehandleidingen,gebruikersgidsenenandereinformatiem.b.t. hetproduct(Documentatie)kunnenwordenvertaaldnaar,ofzijnvertaalduiteenanderetaal(Vertaling). AlserstrijdighedenzijntussenenigeVertalingvandeDocumentatiedanisdeEngelstaligeversievande Documentatiedeo ciëleversievandeDocumentatie.

Copyright©2006BrunswickNewTechnologiesInc. Allerechtenvoorbehouden. Northstar™iseen geregistreerdhandelsmerkvanBrunswickNewTechnologiesInc.

De Explorer is standaard ingesteld op voet, °F (Fahrenheit), VS gallons en knopen. Om de eenheden te veranderen, zie paragraaf 17-9.

1 Introductie

Kort overzicht van ingebouwde en optionele functies:

Functie

Type

Zie

Benodigd

Algemeen

Gebruik van de toetsen en de beeldschermen

2

 

 

Problemen oplossen

Appendix B

 

 

Simulatiestand

2-6

 

 

Woordenlijst met speciale namen

Appendix C

 

 

Specificaties

Appendix A

 

MOB

Man overboord-toets

2-4

 

Navigatie

Overzicht navigatiefuncties

3-1

GPS-positie (fix)

 

Het vinden van de boots positie op de kaart

3-2

 

 

Navigatie naar een punt of naar een waypoint

3-1

 

 

Navigatie over een route

3-1

 

 

Geprojecteerde koers: Een schatting van gemaakte

 

 

 

vordering

3-4

 

 

Trajecten: Registratie van waar de boot geweest is

3-5

 

 

GPS-ontvangerstatus

7

 

 

Opslaan van, en gegevens laden met,

 

 

 

een gebruikerskaart

14

Gebruikerskaart

Kaartdata

Kaartfuncties (ingebouwde wereldkaart)

3-2

 

 

Kaartdetails

3-2-4 & 5

C-MAP™kaart

 

Getijden in een haven

13

C-MAP™kaart

 

 

 

 

Alarmen

Ingebouwde alarmen

2-5

 

 

SmartCraft motoralarmen

1-1

SmartCraft

Bootdata

Data bovenaan de hoofdbeeldschermen

2-7-3

 

 

Kompas bovenaan de hoofdbeeldschermen

2-7-4

 

 

Speciaal databeeldscherm

11

 

Brandstof

Brandstofcomputer, Explorer benzinemotor

12

Brandstofsensors

 

Brandstofcomputer, SmartCraft motoren

12

SmartCraft

 

Brandstof toevoegen of verwijderen

12-1

 

Sounder

Overzicht van de dieptesounder

8

Sounder

 

Diepte, bodemkenmerken, waterkenmerken

8

Sounder

 

Fishfinder

8

Sounder

Ander boten

Maat zoeken, positie bepalen van andere boten

15

DSCVHF

 

Noodsignaal

15

DSCVHF

 

 

 

 

9

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

1-1Overzicht

De Northstar Explorer 650 is een compact, stevig, goed geïntegreerd navigatieinstrument. Het is eenvoudig te gebruiken en heeft een goed leesbaar kleurenscherm. Complexe functies kunnen worden uitgevoerd met een paar tikken op de toetsen, zodat navigeren een stuk eenvoudiger wordt.

De beschikbare functies, beeldschermen en instellingsmenu’s zijn afhankelijk van de optionele sensoren en geïnstalleerde instrumenten.

Voor sonarfuncties dient een sonartransducer geïnstalleerd te zijn.

Voor brandstoffuncties is de installatie van een of meer benzineof diesel brandstofsensor(en) nodig.

Voor informatie over het gebruik van SmartCraft, zie de SmartCraftGateway

Installatie-enbedieningshandleiding.

Voor DSC/Maat zoeken-functies dient een Northstar DSC VHFradio met Maat zoeken-functionaliteit te zijn geïnstalleerd.

De Explorer kan data naar andere instrumenten sturen, zoals een automatische piloot, en data ontvangen van andere instrumenten.

Voor informatie over installatieopties, zie paragraaf 18-2.

Deze handleiding beschrijft hoe de Explorer geïnstalleerd en gebruikt dient te worden. Speciale termen worden in Appendix C uitgelegd. Om maximaal profijt van uw Explorer te hebben raden we aan deze handleiding voor installatie en gebruik aandachtig door te lezen. Voor meer informatie over dit instrument en andere Northstar-producten verwijzen we naar onze website, www.northstarnav.com.

1-2Schoonmaakenonderhoud

Het Explorer-scherm is bedekt met een gedeponeerde anti-reflectielaag. Om schade te voorkomen dient het scherm, als het vies is, of bedekt met zeezout, alleen met een vochtige doek en een mild afwasmiddel

te worden schoongemaakt. Gebruik geen schuurmiddelen, benzine of andere

oplosmiddelen. Indien een insteekkaart nat of vies wordt, maak deze dan schoon met een vochtige doek of een mild afwasmiddel.

Bedek of verwijder een spiegeltransducer indien de romp geverfd wordt. Indien over een ‘door-’de-romp’-transducer wordt geverfd met

anti-fouling verf, gebruik dan slechts een laag. Verwijder eerdere anti-fouling verflagen door deze licht te schuren.

Vooroptimaal functioneren dient niet over de kabels gelopen te worden en dienen de kabels en connectors niet bekneld te raken. Houd de transducer vrij van wier, verf en

wrakhout. Gebruik geen hogedrukspuit op het logwiel van een snelheidsensor omdat dit de kogellagers kan beschadigen.

Plaats de stofkap over het beeldscherm als de Explorer is uitgeschakeld.

1-3Insteekkaarten

De Explorer kan twee verschillende soorten insteekkaarten gebruiken:

C-MAP™ kaarten hebben kaartdetails die nodig zijn voor navigatie in een bepaalde regio. Indien een kaartkaart in gebruik is verschijnen de extra details automatisch op het Explorer-kaartbeeldscherm.

De Explorer kan NT, NT+ en NT-MAX- kaarten gebruiken. NT-MAX-kaarten bieden meer kaartinformatie dan eerdere kaarten, inclusief foto’s van interessante plaatsen.

C-MAP™gebruikerskaartenworden gebruikt om navigatiegegevens te bewaren. Elke gebruikerskaart is een uitbreiding van het Explorer-geheugen en maakt het eenvoudig om data van de ene naar de andere Explorer over te dragen (zie paragraaf 14).

Opmerking: De oude 5 volt-kaarten worden niet ondersteund.

10

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

Wisselenvandeinsteekkaart

Waarschuwing: Wees voorzichtig met insteekkaarten. Bewaar ze in hun beschermhoezen wanneer ze niet in de Explorer worden gebruikt.

Houdt de kaarthouder te allen tijde op zijn plaats in de Explorer om te voorkomen dat het kaartcompartiment nat wordt van binnen.

12

Schakel de Explorer uit (zie paragraaf 2-2).

Verwijder de kaarthouder uit de Explorer en neem de kaart uit de houder.

Plaats de kaart in de hoes.

Gouden contacten hieronder

34

Kaart

Houder

Druk een nieuwe kaart in de houder. Verzeker uzelf ervan dat de gouden contactjes aan de buitenkant onderaan zitten (zie bovenstaand).

Bewaar de kaarthoes.

Druk de kaarthouder volledig in de Explorer

1-4Verwijderenenherplaatsenvanhetbeeldscherm

Als het beeldscherm op een beugel is bevestigd, dan kan deze gemakkelijk verwijderd worden voor veiligheid en bescherming.

Verwijderen van het beeldscherm:

1Schakel het beeldscherm uit (zie paragraaf 2-2) en plaats de stofhoes erover.

2Maak de knop van de bevestigingsbeugel los en neem het instrument van de beugel.

3Neem de connectors uit het beeldscherm; draai ze stuk voor stuk tegen de klok in totdat u de stekker eruit kunt nemen.

4Plaats de stofhoesjes die eraan vast zitten over de uiteinden van de connectors.

5Bewaarhetbeeldschermopeenschonedroge plaats,zoalsdeoptioneleNorthstardraagtas.

Herplaatsen van het beeldscherm

1Verwijder de stofhoesjes van de connectors. Steek de connectors achterin het beeldscherm:

Zorg dat de connectorkleur en de contactkleur met elkaar overeen komen.

Steek alle connectors in hun contact en draai de sluitmoer met de klok mee totdat deze redelijk stevig is aangedraaid.

Er zal niets beschadigd worden als een kabel per ongeluk in het verkeerde contact wordt gestoken.

2Houd het beeldscherm op zijn plaats op de bevestigingsbeugel. Pas de kanteling van het beeldscherm aan voor beste zichtbaarheid en draai dan de knop van de bevestigingsbeugel met de hand stevig vast. Verwijder de stofhoes.

11

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

2 Normaal gebruik

Toetsenoverzicht

In de kaartstand wordt de kaart gecentreerd rond de boots

positie. Ga terug naar een eerder menu of beeldscherm.

Geeft een menu van de voornaamste beeldschermen weer.

Om naar een beeldscherm te gaan, selecteer van het menu

(zie paragraaf 2-7).

 

Cursortoetsen, om de cursor of de selectiemarkering te

bewegen.

 

Geeft een menu weer met de opties voor het huidige

beeldscherm. Druk nogmaals op

om het Instel-

lingsmenu weer te geven (zie paragraaf 17).

Begin een actie of accepteer een verandering.

Kaartbeeldscherm: Zoom in of uit om verschillende ge-

bieden in detail op de kaart weer te geven.

Sonarbeeldscherm:Veranderhetweergegevendieptebereik.

Veranderhetbeeldschermnaardevolgendeindefavorietenlijst

(zie paragraaf 2-7-2).

 

Man over boord (MOB, zie paragraaf 2-4).

Schakel de Explorer in en uit (zie paragraaf 2-2);

pas de achtergrondverlichting aan (zie paragraaf 2-3).

2-1Gebruikvandetoetsen

In deze handleiding betekent:

Drukken dat voor minder dan een seconde op een toets wordt gedrukt.

Vasthouden dat de toets ingedrukt blijft. De interne pieper piept wanneer een toets wordt ingedrukt (om de piep in of uit te schakelen, zie paragraaf 17-1).

Gebruikvandemenu’s

Bedien de Explorer door items van de menu’s te selecteren. Items kunnen submenus, commando’s of data zijn.

Selectie van een submenu

 

 

Een na een menu geeft een submenu weer,

bijv. een Kaart

. Druk op

of

om de

markering naar het submenu te verplaatsen en

druk dan op

.

 

 

 

Beginnen van een commando

 

Druk op

of

om de markering naar het

commando te verplaatsen, bijv. Ga naar cursor

en druk dan op

.

 

 

 

Verandering van data

 

 

 

Druk eerst op

of

om de markering te

verplaatsen naar de te veranderen data en

vervolgens:

 

 

 

 

 

12

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

aOm een aanvinkvakje te veranderen

betekent Aan of Ja

betekent Uit of Nee.

Druk of fom het aanvinkvakje te veranderen.

bOm een optie te selecteren

1Drukomdemenu-optiesweertegeven.

2Druk of om de markering te verplaatsen naar de gewenste optie en druk vervolgens op .

cOm een naam of nummer te veranderen:

1Druk op om een naam of nummer weer te geven:

2Druk op of om een letter of cijfer die/dat veranderd moet worden te selecteren. Druk op of om een letter of cijfer te veranderen.

Herhaal dit om andere letters of cijfers te veranderen.

3Druk op om de nieuwe waarde te

accepteren. Of druk op om de veranderingen te negeren.

dOm een glijdende waarde te veranderen

Druk op om de waarde te verlagen of om de waarde te verhogen.

2-2Autopowerin-enuitschakelen

Handmatiginschakelen Auto-power

Druk indien de Explorer niet aangesloten

is via auto power-bedrading op om het instrument in te schakelen. Indien nodig kan het beeldscherm worden aangepast zodat het goed leesbaar is (zie paragraaf 2-3).

Opmerking: Indien de Explorer niet aangesloten is via auto power-bedrading registreert de Explorer geen motoruren en misschien ook geen brandstofverbruik (zie paragraaf 18-4).

Handmatiguitschakelen

Indien de Explorer niet aangesloten is via auto power-bedrading of als de contactschakelaar uit staat, houdt dan a ingedrukt totdat het beeldscherm inschakelt.

Indien de Explorer aangesloten is via auto power-bedrading (zie paragraaf 18-4), dan:

Zal de Explorer automatisch inschakelen als het contact van de boot ingeschakeld wordt.

Kan de Explorer niet worden uitgeschakeld als het contact nog aan is.

Indien Auto power uit (zie paragraaf 17-1)

is , dan zal de Explorer automatisch uitschakelen wanneer het contact van de motor uitgeschakeld wordt.

Indien Auto power uit (zie paragraaf 17-1)

is , dan blijft de Explorer automatisch ingeschakeld wanneer het contact van de motor uitgeschakeld wordt. De Explorer kan nu handmatig worden uitgeschakeld.

13

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

2-3Achtergrondlichtennachtstand

Druk om naar het achtergrondlichtscherm te

Nachtstand

 

gaan kort op .

 

 

In de nachtstand wordt het palet voor alle

 

 

 

Achtergrondverlichting

 

 

beeldschermen ingesteld.

 

Het beeldscherm en de toetsen zijn verlicht.

Normaal palet, voor overdag

 

Selecteer om het achtergrondlichtniveau te

Een palet dat is geoptimaliseerd voor ‘s

veranderen Achtergrondlicht, druk dan op

nachts.

 

om te dimmen of op voor feller licht.

Markeer Nachtstand om de stand te

 

Druk wanneer u klaar bent op

.

 

veranderen en druk dan op of

.

Tip: Druk twee keer op

voor het felste

Om alleen het kaartpalet te veranderen, zie

licht, met maximaal achtergrondlicht en de

paragraaf 17-2.

 

nachtstand uitgeschakeld.

2-4Manoverboord(MOB)

De MOB-functie bewaart de positie van de boot en navigeert vervolgens terug naar dit punt.

Waarschuwing: MOB functioneert niet indien de Explorer geen GPS-positie heeft.

1Druk op .

De Explorer bewaart de positie van de boot als een waypoint, MOB genaamd.

2De Explorer wisselt naar het kaartbeeldscherm, met het geselecteerde waypoint in het midden van de kaart.

De kaart zoomt in voor accurate navigatie. Indien de kaart de benodigde kleine schaal niet weer kan geven, wisselt de Explorer naar de plotterstand (een wit beeldscherm met kruisarcering zonder kaartdetails, zie paragraaf 17-2).

3De Explorer stelt het MOB-waypoint in als de bestemming waar naar toe genavigeerd moet worden.

Indien de NMEA-output (automatische piloot) is uitgeschakeld (zie paragraaf 1710) gebruik de Explorer dan om handmatig naar het MOB-bestemmings-waypoint te navigeren (zie paragrafen 3-1-1 en 3-1-2).

IndiendeNMEAoutput(automatische piloot)isingeschakeld,danvraagtde Explorerofdeautomatischepilootactiefis.

Selecteer:

Nee: Gebruik de Explorer om handmatig naar het MOB-bestemmings-waypoint (zie paragrafen 3-1-1 en 3-1-2) te navigeren.

Ja: De Explorer vraagt of de boot naar het MOB-waypoint dient te varen.

Selecteer:

Ja: om onmiddellijk naar het MOBwaypoint te gaan navigeren.

Waarschuwing: Dit kan resulteren in een plotselinge en gevaarlijke draai.

Nee: schakel de automatische piloot uit en gebruik de Explorer om handmatig naar het MOB-waypoint te varen (zie paragrafen 3-1-1 en 3-1-2).

Om de MOB te annuleren of een andere MOB in te stellen

1Druk nogmaals op om een menu weer te geven.

2Selecteer een optie van het menu.

14

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

2-5Alarmen

Als de Explorer een alarmconditie waarneemt geeft het een waarschuwingsboodschap weer op het scherm, de interne pieper gaat af en externe piepers en lichten treden in werking.

Druk op om het alarm uit te schakelen. Het alarm zal weer afgaan als de alarmconditie zich opnieuw voordoet.

De Explorer heeft alarmen die door de gebruiker worden ingesteld (zie paragraaf 17-8).

2-6 Simulatiestand

In de simulatiestand negeert de Explorer data van de GPS-antenne en andere transducers en sensors. De Explorer genereert deze data dan zelf. Voor de rest functioneert de Explorer normaal.

Er zijn twee simulatiestanden:

Normaal: Stelt de gebruiker in staat om op de wal aan de Explorer te wennen.

Demo: Simuleert een boot die zich over een route beweegt en geeft automatisch verschillende Explorer functies weer.

OmdeSimulatiestandtebeginnenenteeindigen envoormeerinformatie,zieparagraaf17-14.Inde simulatiestandflikkerendewoordenSimulatieof Demo onder in beeld.

Waarschuwing: De simulatiestand van de Explorer dient nooit tijdens navigatie op het water te worden gebruikt.

15

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

2-7Debelangrijkstebeeldschermen

Om naar een beeldscherm te gaan, druk op

, druk op of om het weer te geven beeldschermtype te selecteren, druk op

of om het beeldscherm van een lijst te selecteren en druk vervolgens op .

Kaartmenuen-beeldschermen

De beschikbare beeldschermen zijn afhankelijk van de optionele sensoren en instrumenten die zijn geïnstalleerd (zie paragraaf 1-1).

Opmerking

Voor een sonar beeldscherm dient sonar geïnstalleerd te zijn.

16

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

Sonarmenuenbeeldschermen

Opmerking

Druk op om van een SmartCraftbeeldscherm terug te gaan naar het laatste kaartof sonarscherm.

Voor een sonar beeldscherm dient sonar geïnstalleerd te zijn.

SmartCraft-menuen-beeldschermen

Voor SmartCraft beeldschermfuncties dient een SmartCraftsysteem geïnstalleerd te zijn. Voor informatie over het gebruik van SmartCraft, zie de SmartCraftGatewayInstallatie-en bedieningshandleiding.

Opmerking

Druk op om van een SmartCraftbeeldscherm terug te gaan naar het laatste kaartof sonarscherm.

17

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

Northstar EXPLORER 650 Installation and user Manual

Anderemenu’senbeeldschermen

Opmerking

Druk op terug te gaan van een ander beeldscherm naar het laatste kaartof sonarbeeldscherm.

Voor het DSC/Maat zoeken-beeldscherm dient een VHF-radio geïnstalleerd te zijn.

18

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

2-7-1Gesplitstebeeldschermen

De Explorer kan twee schermen tegelijkertijd weergeven, bijv. kaart + meter. Een van de beeldschermen, het actieve beeldscherm, heeft een gele rand en wordt door de gebruiker gebruikt (Snelweg kan nooit het actieve beeldscherm zijn). Om van actief beeldscherm te wisselen, druk twee keer op . Bijvoorbeeld:

Indien Kaart het actieve beeldscherm is, druk op om de opties voor Kaart weer te geven; druk tweemaal op

om van Meters het actieve beeldscherm te maken.

Kaartbeeldscherm is actief

Indien Meters het actieve beeldscherm is, druk op om de opties voor Meters weer te geven; druk tweemaal op om van Kaart het actieve beeldscherm te maken.

Opmerking: De splitingsratio van de kaart of sonar en meters kan niet veranderd worden.

Om het relatieve formaat van de twee schermen aan te passen:

1 Druk op en selecteer Splitsingsratio.

2 Druk op of om het formaat aan te passen en druk dan op .

Kaartbeeldscherm is niet actief

Gele rand

Druk op n

Druk op n

Gele rand

Meterbeeldscherm is niet actief

2-7-2Favorietebeeldschermen

De Explorer heeft een lijst van veel gebruikte beeldschermen, favoriete beeldschermen genaamd. Er zijn maximaal zes favoriete beeldschermen en drie daarvan kunnen door de gebruiker worden ingesteld (zie paragraaf 17-13).

Om het beeldscherm naar de volgende favoriet te veranderen, druk op . Bijvoorbeeld, met vier favorieten:

Meterbeeldscherm is actief

Kaart, eerste favoriet

Druk op

Sonar, tweede favoriet

Druk op

Kaart + sonar, derde favoriet

Druk op

Vierde favoriete beeldscherm

Druk op

19

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

2-7-3Datatitel

De kaarten snelwegbeeldschermen kunnen data bovenaan het scherm weergeven.

De datatitel kan anders zijn voor elk beeldscherm. Om de datatitel voor een beeldscherm te veranderen:

1Ga naar het beeldscherm, druk op en selecteer Datatitel.

2Om de datatitel uit of in te schakelen: i Selecteer Data.

ii Selecteere of .

3Om het formaat van de data te selecteren: i Selecteer Formaat.

ii Selecteer Klein, Medium of Groot.

4Om de weergegeven data te veranderen: i Selecteer Data-instelling.

iiVerander een dataveld:

a Druk op de cursortoetsen om een veld te markeren.

b Druk op kom een menu van data-items weer te geven.

c selecteer een data-item dat beschikbaar is op het systeem of selecteer Geen om het veld blank te laten.

iiiHerhaal bovenstaande stap om andere datavelden in te stellen.

Tip: Indien alle velden op een lijn Geen zijn, dan zal de lijn niet weergegeven worden en de datatitel zal minder ruimte op het beeldscherm in beslag nemen.

5Druk op om naar het beeldscherm terug te keren.

2-7-4Kompas

De kaarten snelwegbeeldschermen kunnen

1

Druk op

en selecteer Data-titel

bovenaan het scherm een kompas weergeven.

2

Stel kompas in op of .

 

Het kompas laat altijd de boots koers over

 

 

 

 

grond (COG) zien, een rood symbool in het

 

 

 

 

midden. Wanneer de boot naar een punt

 

 

 

 

navigeert geeft het kompas ook de peiling

 

 

 

 

van de bestemming (BRG) weer, een zwart

 

 

 

 

symbool.

 

 

 

 

In dit voorbeeld is BRG [###]° en COG [###]°.

 

 

 

 

Om het kompas in of uit te schakelen

 

 

 

 

 

 

 

 

3 Navigatie: Kaart

Het kaartbeeldscherm geeft de kaart, de positiekoers van de boot en navigatiedata weer.

3-1Introductietotnavigatie

De Explorer kan op twee manieren navigeren: rechtstreeks naar een punt of via een route.

20

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

3-1-1Naareenpuntnavigeren

Wanneer de Explorer naar een punt navigeert geven de kaarten snelwegbeeldschermen navigatiedata weer:

ADe positie van de boot.

BHet punt van bestemming wordt met een cirkel gemarkeerd.

CDe boots geplotte koers naar de bestemming.

Dtwee CDI-lijnen, parallel aan de boots geplotte koers, die de maximaal verwachte koersafwijking van de geplotte koers weergeven.

Zie appendix C voor meer informatie.

Indien de Explorer op een automatische piloot is aangesloten, dan stuurt de Explorer data naar deze automatische piloot om de boot naar de bestemming te sturen. Start de automatische piloot voordat de navigatie naar het punt begint.

Indien de Explorer geen automatische piloot heeft dient de boot handmatig gestuurd te worden:

agebruik de boots positie en bestemming op het kaartof snelwegscherm

bof gebruik de navigatiedata die in de

B

C

A

datatitel wordt weergegeven (zie paragraaf 2-7-3)

cof gebruik COG en BRG op het kompas (zie paragraaf 2-7-4).

Opmerking:

1Indien het XTE-alarm is ingeschakeld, dan zal een alarm afgaan wanneer de boot te veel afwijkt van haar voorgenomen koers (zie paragraaf 17-8).

2Indien het aankomstradiusalarm is ingeschakeld, dan zal het alarm afgaan om aan te geven dat de boot haar bestemming heeft bereikt.

(zie paragraaf 17-8).

3-1-2Naareenwaypointofeenpuntopdekaartgaan

Waypoint - Een positie die ingesteld kan worden op de Explorer-kaart, bijv. een visplek of een punt op een route (zie paragraaf 5).

Naar een waypoint gaan vanuit het kaartbeeldscherm

1Ga naar het kaartbeeldscherm.

2Beweeg de cursor naar het waypoint: gebruik de cursortoetsen of de zoekfunctie (zie paragraaf 3-2-5).

3Druk op en selecteer Ganaar.

Naar een waypoint gaan vanuit het waypoint-beeldscherm

1Ga naar het waypoint-beeldscherm.

2Druk op of om het waypoint waar u naar toe wilt te markeren.

3 Druk op en selecteer Ganaar.

Naar een punt op de kaart gaan

1Verander naar het kaartbeeldscherm.

2Beweeg de cursor naar het punt van bestemming: gebruik de cursortoetsen of de zoekfunctie (zie paragraaf 3-2-5).

3 Druk op

en selecteer Ganaar

cursor.

 

Waarschuwing: Verzeker uzelf ervan dat de koers niet over land of door gevaarlijk water gaat.

Navigeren De Explorer navigeert naar het punt zoals beschreven in paragraaf 3-1-1.

Navigatie annuleren

Ga naar een kaartbeeldscherm, druk op en selecteer Ganaar annuleren.

Tip: Creëer voordat u begint waypoints bij punten van belang. Creëer een waypoint aan het begin van de tocht waarnaar terug genavigeerd kan worden (zie paragraaf 5-2-1).

21

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

3-1-3Eenroutevolgen

Voorbereiding

Een route is een lijst met waypoints die de boot kan volgen (zie paragraaf 6).

Om waypoints aan te maken voordat een route wordt gecreëerd, zie paragraaf 5-2-1.

Om een route te creëren, zie paragraaf 6-2-1.

Een route starten vanuit het kaartbeeldscherm:

1Ga naar het kaartbeeldscherm.

2Druk op MENU en selecteer Start Route

3Druk OP of NEER om de te volgen route te markeren. Druk op ENT.

4De Explorer vraagt in welke richting de route gevolgd dient te worden. Selecteer Vooruit (de volgorde waarin de route gecreëerd werd) of Achteruit.

5De Explorer geeft de kaart weer met de gemarkeerde route en begint te navigeren vanaf het begin van de route.

Een route starten vanuit het routesbeeldscherm:

1Ga naar het routesbeeldscherm.

2Volg vervolgens stap 3 zoals in een route starten van het kaartbeeldscherm bovenstaand.

Navigeren

De Explorer navigeert achtereenvolgens naar elk waypoint op de route zoals beschreven in paragraaf 3-1-1.

De Explorer stopt navigatie naar het waypoint aan het eind van de huidige etappe en begint de volgende etappe van de route:

awanneer de boot binnen een straal van 0,025 nm van het waypoint komt

b of wanneer de boot het waypoint passeert

cofwanneerhetwaypointwordtovergeslagen.

Een waypoint overslaan

Om een waypoint over te slaan, ga naar

kaartbeeldscherm, druk op

en

selecteer Overslaan. De Explorer begint rechtstreeks naar het volgende waypoint op de route te navigeren.

Waarschuwing: Het overslaan van een waypoint met de automatische piloot kan resulteren in een plotselinge koersverandering.

Een route annuleren

Wanneer de boot het laatste waypoint heeft bereikt, of om de route die de boot volgt te stoppen, dient de route geannuleerd te

worden. Ga naar een kaartbeeldscherm, druk op en selecteer Route annuleren.

22

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

3-2Kaartbeeldscherm

Om naar het Kaartbeeldscherm te gaan:

druk een of meerdere keren op totdat de kaart wordt weergegeven of druk op , selecteer Kaart, en selecteer dan Kaart.

Een normaal kaartscherm geeft weer:

A

 

 

B

C

 

 

H

 

J

E

K

D

 

F

 

G

I

ADatatitel. Om de data in of uit te schakelen of om te veranderen welke data wordt weergegeven zie paragraaf 2-7-3)

BKompas (zie paragraaf 2-7-4)

CKaartschaal (zie paragraaf 3-2-3)

D Positie van de boot (zie paragraaf 3-2-1)

ETraject van de boot (zie paragraaf 3-5)

FKoers van de boot en CDI-lijnen (zie Appendix C, CDI). De boot gaat naar een waypoint, FISH6 genaamd

G Afstandenpeilingvandecursorvandeboot

H Land

IZee

JDe cursor (zie paragraaf 3-2-1)

K Een normaal waypoint (zie paragraaf 5)

Opmerking:

Om de op de kaart weergegeven informatietypes te veranderen, zie paragraaf 17-2.

Om naar een perspectief overzicht van de kaart te wisselen, zie paragraaf 3-2-6.

23

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

3-2-1Kaartstanden

De kaart heeft twee standen:

Boot in het midden-stand

OmnaardeBootinhetmidden-standtewisselen opdekaart,drukop.Debootisinhet middenvandekaart.Wanneerdebootdoorhet waterbeweegt,scrolltdekaartautomatischom debootinhetmiddenvandekaarttehouden. Decursor(zieonderstaand)isuitgeschakeld.

Cursorstand

De toetsen en worden cursortoetsen genoemd. Houd, om op het kaartbeeldscherm naar de cursorstand te wisselen,eencursortoetsingedrukt.Decursor verschijntenbeweegtzichbijdebootvandaan.

Druk op de toets die in de richting wijst waarin de cursor zal bewegen; druk bijv. op om de cursor naar beneden te bewegen.

Druk midden tussen twee van de cursortoetsen om de cursor diagonaal te bewegen.

Houd een cursortoets ingedrukt om de cursor over het beeldscherm te blijven bewegen.

In de cursorstand:

Worden afstand (DST) en richting (BRG) van de cursor vanaf de boot weergegeven in de linker benedenhoek van het beeldscherm.

Scrolltdekaartnietalsdebootbeweegt.

Zal de kaart scrollen als de cursor de rand van het beeldscherm bereikt.

Bijv.: Houd ingedrukt om de cursor naar de rechterkant van het beeldscherm te bewegen en de kaart zal naar links scrollen.

3-2-2Latitudeenlongitude (Breedte-enLengtegraad)

Breedte-enLengtegraadkunnenworden weergegevenindedata-titel.Deweergaveisin gradenenminutentotdriegetallenachterde komma,eenresolutievanongeveer2m.Normaal gesprokenisdepositiedepositievandebooten delatitudeenlongitudezijnvoorzienvaneen bootsymboolomditaantegeven:

36° 29,637’ N of Z Breedtegraad

175° 09,165’ O of W Lengtegraad

Als de cursor in de laatste 10 seconden bewogen heeft, dan is de positie de cursorpositie, en de

latitude en longitude zijn voorzien van een cursorsymbool om dit aan te geven:

36° 29,637’ N of Z Latituder

175° 09,165’ O of W Longitudee

Waarschuwing: Wanneer u de bootpositie bekijkt, verzeker uzelf er dan van dat deze positie niet de cursorpositie is.

3-2-3Kaartschaal

Druk op om in te zoomen en een kleiner gebied op de kaart in meer detail weer te geven. Druk op om uit te zoomen en een groter gebiedopdekaartinminderdetailweertegeven.

De kaartschaal wordt weergegeven in de linker bovenhoek van de kaart:

3-2-4Kaartsymbolenen-informatie

De kaart geeft verschillende symbolen weer, zoals waypoints, havens, jachthavens, boeien en bakens. Druk indien nodig op of om een kaartschaal te kiezen waarop het symbool wordt weergegeven.

Om opgeslagen informatie over een symbool te zien:

1Beweeg de cursor naar het symbool op de

kaart en wacht twee seconden of gebruik Zoeken om de cursor naar een symbool voor een haven of een dienst te bewegen (zie paragraaf 3-2-5).

2Onderaan het scherm verschijnt een venster met informatie over het symbool.

3Om meer details van een symbool te zien of een lijst met items die bij het symbool horen, druk op :

i Selecteer een weer te geven item.

Indien er meer items zijn dan op het scherm passen, druk op of om op of neer te scrollen.

Selecteer een camera-icoon om een foto van het item weer te geven. Indien

de foto niet op het scherm past, druk , , of om de foto te scrollen. Selecteer Getijhoogte Station om een getijdenkaart voor die positie weer te geven (zie paragraaf 13).

iiSelecteer andere items of druk op om naar de kaart terug te keren.

24

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

Om opgeslagen informatie over nabije

symbolen te zien, druk op en selecteer Kaartinfo. Volg dan bovenstaande stap 3.

3-2-5Eenkaartsymboolvinden

Omeenkaartsymbooltevindenenweertegeven:

1Druk op en selecteer Zoeken.

2Selecteer het symbooltype: Waypoints, Routes, Haven op naam, Havens & voorzieningen, of Getijdenstations.

3Voor havens & voorzieningen: selecteer de te vinden voorziening.

Voorhavensopnaam,drukop,,of om een naam of letter van een havennaam in te voeren en druk vervolgens op .

4Eenlijstmetitemswordtweergegeven. Indienermeeritemszijndanophet

beeldschermpassen,drukdanopof omeenpaginaomhoogofomlaagtegaan.

Voor havens op naam: om naar een andere havennaam te zoeken, druk op . Verander de naam en druk op .

5Selecteer het item en druk op . Het kaartbeeldscherm verandert om het item in het midden van het scherm weer te geven. Om opgeslagen informatie over het item te zien, druk op (zie paragraaf 3-2-4).

3-2-6Perspectiefoverzicht

Het perspectief overzicht geeft de kaart weer vanuit een schuine gezichtshoek, i.p.v. recht erboven. Om het perspectief overzicht in

of uit te schakelen, druk op en stel

Perspectief in op of .

3-3Afstands-enpeilingcalculator

Deafstands-enpeilingcalculatorkaneenkoers

 

de peiling en lengte van het etappe en ook

vaneenofmeerdereetappesplottenendepeiling

detotalelengtevandekoersweer.Drukop

enlengtevanelkeetappelatenzienalsookde

 

.

 

 

 

 

 

totalelengtevandekoers.Deafgelegdekoerskan

 

4 Om de laatste etappe van een koers te

wordenveranderdineenroute.

 

 

verwijderen, druk op

en selecteer

 

 

 

 

Om een afstandsen peilingcalculator te

 

Verwijderen.

 

 

 

gebruiken:

 

 

5 Herhaal de bovenstaande twee stappen om

 

 

 

 

1 Druk op

totdat het

 

een complete koers in te voeren.

 

kaartbeeldscherm wordt weergegeven.

 

6 Om de nieuwe koers als route te bewaren,

 

Druk op

en selecteer Afstand.

 

 

 

druk op

en selecteer Bewaren.

2 Beweeg de cursor naar het begin van de

 

Hierdoor worden ook nieuwe punten op

 

eerste etappe. Het maakt niet uit of dit

 

de koers bewaard als nieuwe waypoints

 

punt een waypoint is of niet. Druk op

.

met standaardnamen. Indien nodig kan

3 Beweeg, om een etappe aan een koers toe

 

de route worden aangepast (zie paragraaf

 

te voegen, de cursor naar het eind van het

 

6-2-2) en ook waypoints kunnen later

 

etappe. Het maakt niet uit of dit punt een

 

worden aangepast (zie paragraaf 5-2-3).

 

waypoint is of niet. Het beeldscherm geeft

 

7 Druk tot slot op

 

om terug te keren

3-4Geprojecteerdekoers

 

naar het kaartbeeldscherm.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Indien Geprojecteerde koers wordt

 

A

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ingeschakeld, dan zal de Explorer de

 

 

 

 

 

 

 

geprojecteerde positie weergeven, gebaseerd

 

B

 

 

 

 

op de koers over grond (COG), snelheid en een

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

gespecificeerde tijd. Om de Geprojecteerde

 

 

 

 

 

 

 

koers-functie in en uit te schakelen en om de

 

 

 

 

 

 

 

tijd in te stellen, zie paragraaf 17-2.

 

C

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

AGeprojecteerde positie

B Boots geprojecteerde koers

CBoots positie

25

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

3-5Trajectenentraceren

Traceren houdt met regelmatige tussenpozen de positie van de boot bij. Deze intervallen kunnen zijn:

Tijdintervallen

Of afstandsintervallen.

Het traject waar de boot langs is gevaren kan worden weergegeven op de kaart. De Explorer kan een traject weergeven terwijl een andere wordt opgeslagen.

Om met trajecten te werken, zie paragraaf 17-6. De Explorer kan vijf trajecten bewaren:

Traject 1 kan maximaal 2000 punten bewaren en is bedoeld om de normale voortgang van de boot bij te houden.

Trajecten 2, 3, 4 en 5 kunnen elk maximaal 500 punten bewaren en zijn bedoeld om onderdelen van een reis bij te houden, om later precies zo gevaren te kunnen worden, bijvoorbeeld het binnenvaren van een riviermonding.

Tip: Bewaar de trajecten als de condities goed zijn.

Als een traject wordt opgeslagen en het traject is vol, dan gaat het opslaan door en de oudste punten op het traject worden gewist. De maximale lengte van een traject is afhankelijk van de trajectinterval; een kleine interval geeft een korter, gedetailleerder traject en een lange interval geeft een langer, minder gedetailleerd traject, zoals weergegeven in deze voorbeelden:

Tijdsintervallen

Interval

Traject 1

Traject 2, 3, 4 of 5

 

 

 

 

 

1 sec

33

minuten

8

minuten

10 sec

5.5

uur

1.4

uur

1 min

33

uur

8

uur

Afstandsintervallen

 

 

Interval

Traject 1

Traject 2, 3, 4 of 5

 

 

 

 

 

0.01

20

 

5

 

1

2,000

 

500

 

10

20,000

 

5,000

 

Detrajectlengtewordtindehuidigeafstandseenheid weergegeven, Bijv. nm.

4 Navigatie: Snelwegscherm

A

B

C

D

E

FG

Het snelwegscherm geeft een globaal overzicht van de boots koers naar de bestemming.

Drukopomnaarhetsnelwegschermte gaan,selecteer Ander envervolgens Snelweg.

Het snelwegscherm geeft weer:

A Optionele datatitel (zie paragraaf 2-7-3) B Optioneel kompas (zie paragraaf 2-7-4)

CBestemmings-waypoint

D Boots geplotte koers tot bestemming

ECDI-lijnen, parallel aan de boots geplotte koers (zie Appendix C, CDI). De CDI-lijnen zijn als een snelweg over het water waarover de boot zich zal bewegen.

FCDI-schaal

GDe positie van de boot is midden onderin het beeld.

Waarschuwing:Hetsnelwegschermgeeft geenland,gevaarlijkwaterofkaartsymbolen weer.

26

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

5 Navigatie: Waypoints

Waypoint - Een positie die ingesteld kan worden op de Explorer-kaart, bijv. een visplek of een punt op een route. De Explorer kan maximaal 3000 waypoints bevatten. Een waypoint kan gecreëerd, veranderd of verwijderd worden.

 

 

 

Beschikbare iconen zijn:

 

 

 

Een positie.

 

 

 

Een kleur voor het waypoint-symbool en de

 

 

 

naam op de kaart.

 

 

 

Een type:

 

 

 

Normaal: Een normaal waypoint waar

 

 

 

Een waypoint heeft:

naar toe kan worden genavigeerd, of die

 

Een naam (maximaal acht letters/cijfers).

in een route kan worden opgenomen.

 

Gevaar: Een gevaar-waypoint dient

 

Een icoon dat aangeeft wat voor soort

 

te worden vermeden. Indien de boot

 

waypoint het is.

 

binnen de gevaarradius van een gevaar-

 

 

 

 

 

 

waypoint komt, dan kan het instrument

 

 

 

eenalarmaflatengaan(zieparagraaf17-8).

 

 

 

Een beeldschermoptie:

 

 

 

Regelt hoe een waypoint op de kaart wordt

5-1Waypoints-beeldscherm

weergegeven (zie paragraaf 17-2):

 

 

 

 

 

 

 

Om naar het waypoints-beeldscherm te gaan, druk op, selecteer Ander,en vervolgens Waypoints.

Het waypoints-beeldscherm is een lijst met waypoints die ingevoerd zijn, elk met waypoint-symbool, naam, latitude en

longitude, afstand en peiling van de boot, type en beeldschermoptie.

Indien er meer waypoints zijn dan op het scherm passen, druk dan op of om een pagina op of neer te scrollen.

27

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

5-2Beherenvanwaypoints

Waarschuwing: Creëer geen navigatiewaypoint op de wal of in gevaarlijk water.

5-2-1Eennieuwwaypointcreëren

Een nieuw waypoint creëren en bewerken op het kaartbeeldscherm

1Omeenwaypointtecreërenopdepositievan deboot,drukopESComnaardeboot-in-het- midden-standtewisselen.

Ofbeweeg,omopeenanderpunteenwaypoint tecreëren,decursornaardatpuntopdekaart.

2Druk op .

3Een nieuw waypoint, met een standaard naam en data wordt gecreëerd.

4Verander de waypoint-data indien nodig (zie paragraaf 5-2-7).

Een nieuw waypoint creëren in het waypoints-beeldscherm

1Druk in het waypoints-beeldscherm op en selecteer Creëren.

2Eennieuwwaypoint,meteenstandaardnaam endataisgecreëerdopdebootspositie.

3Verander de waypoint-data indien nodig (zie paragraaf 5-2-7).

Opmerking: Waypoints kunnen ook worden gecreëerd als een route wordt gecreëerd (zie paragraaf 6-2-1).

5-2-2Eenwaypointverplaatsen

Een waypoint verplaatsen in het kaartbeeldscherm

1Beweeg de cursor in het kaartbeeldscherm naar het te verplaatsen waypoint.

2 Druk op en selecteer

Verplaatsen.

3Beweeg de cursor naar de nieuwe positie en druk op .

Een waypoint verplaatsen in het waypointsbeeldscherm

Bewerk het waypoint om een waypoint in het waypoints-beeldscherm te verplaatsen, (zie paragraaf 5-2-3) en verander de latitude en longitude.

5-2-3Eenwaypointbewerken

Een waypoint bewerken in het kaartbeeldscherm

1Beweeg de cursor in het kaartbeeld-scherm naarhettebewerkenwaypoint.

2Druk,wanneerdewaypoint-datawordt weergegeven,op.

3Verander de waypoint-data (zie paragraaf 5-2-7).

Een waypoint bewerken in het waypointsbeeldscherm

1Druk in het waypoints-scherm op of

om het aan te passen waypoint te markeren. Druk op e en selecteer Bewerken.

2Verander de waypoint-data (zie paragraaf 5-2-7).

5-2-4Eenwaypointweergevenopdekaart

Dit gaat naar het kaartbeeldscherm en geeft het geselecteerde waypoint in het midden van het scherm weer.

1Druk in het waypoints-scherm op

of om het weer te geven waypoint

te markeren. Druk op

en

selecteer Weergeven.

 

Of druk op in het kaartscherm,

selecteer Zoeken, en selecteer vervolgens Waypoints. Selecteer een waypoint van

de lijst.

2De Explorer wisselt naar het kaartbeeldscherm, met het geselecteerde waypoint in het midden van de kaart.

5-2-5Eenwaypointwissen

Een waypoint kan niet gewist worden als de boot er naar toe navigeert of indien het waypoint in meer dan een route is gebruikt.

Een waypoint dat in een route wordt gebruikt kan gewist worden.

Waarschuwing: Zodra een waypoint is gewist uit een route, dient gecontroleerd te worden of de route nu niet over land of door gevaarlijk water gaat.

Een waypoint wissen van het kaartbeeldscherm

1Beweeg de cursor in het kaartbeeld-scherm naar het te wissen waypoint.

2Druk op en selecteer Wissen.

28

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

3Selecteer Ja om te bevestigen.

Een waypoint wissen in het waypointsbeeldscherm

1Druk in het waypoints-scherm op of om het te wissen waypoint te markeren. Druk op en selecteer Wissen.

2Selecteer Ja om te bevestigen.

5-2-6Allewaypointswissen

1Druk in het waypoints-beeldscherm op en selecteer wissen.

2Selecteer Ja om te bevestigen.

5-2-7Dedatavaneenwaypointveranderen

Om de waypoint-data te veranderen als dit in een venster wordt weergegeven:

1Selecteer de te veranderen data. Druk op .

Gebruik de cursortoetsen om de data te veranderen.

Druk op .

6 Navigatie: Routes

2Herhaal indien nodig te bovenstaande stap om andere data te veranderen.

3Selecteer Bewaren.

5-2-8Waypointsrangschikken

Om te veranderen hoe een waypoints-lijst wordt weergegeven:

1 Druk op

en selecteer

Rangschikken op.

2Selecteer hoe de lijst moet worden weergegeven:

Naam: In alfabetische volgorde, op naam.

Icoon: Gegroepeerd per icoontype. Afstand:Involgordevanafstandtotdeboot.

Een pijl bovenaan de kolom geeft aan hoe de waypoints worden gerangschikt.

5-2-9Navigatienaareenwaypoint

Zie paragraaf 3-1-2.

Een route is een lijst met waypoints waarover de boot kan navigeren. Routes kunnen worden gecreëerd, veranderd of verwijderd.

De Explorer kan maximaal 25 waypoints bevatten. Elke route heeft maximaal 50 waypoints.

Een route kan:

Beginnen en eindigen op hetzelfde waypoint .

Hetzelfde waypoint meer dan een keer bevatten.

6-1Routesbeeldscherm

De Explorer kan in beide richtingen over een route navigeren. Waypoints op de route kunnen worden overgeslagen.

Routes zijn een krachtige functie wanneer de Explorer is aangesloten op een automatische piloot; ze maken het mogelijk dat het vaartuig automatisch over een route wordt gevoerd.

Waarschuwing: Controleer dat routes niet over land of door gevaarlijk water gaan.

Het routesbeeldscherm geeft een lijst van ingevoerde routes weer, elk met een

routenaam, begin-waypoint, eind-waypoint, aantal etappes en de totale afstand.

Om naar het routesbeeldscherm te gaan, druk op , selecteer Ander, en selecteer dan

Routes.

Indien er meer routes zijn dan op het scherm passen druk dan op of om een pagina op of neer te scrollen.

29

Northstar

Explorer 650 Installatieen bedieningshandleiding

Loading...
+ 61 hidden pages