Gebruiks- en montagehandleiding
SmartLine-werkbladdampkap
Lees altijd eerst de gebruiks- en montagehandleiding voordat u uw
toestel plaatst, installeert en in gebruik neemt. Dat is veiliger voor uzelf
en u voorkomt schade aan uw toestel.
nl-BEM.-Nr. 10 760 380
Inhoud
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen.....................................................4
Uw bijdrage aan de bescherming van het milieu ........................................... 14
Deze werkbladdampkap voldoet aan de geldende veiligheidsvoorschriften. Onjuist gebruik kan echter persoonlijk letsel of materiële
schade tot gevolg hebben.
Lees de gebruiks- en montagehandleiding aandachtig door voordat u de werkbladdampkap in gebruik neemt. Daarin vindt u belangrijke richtlijnen met betrekking tot de inbouw, de veiligheid, het
gebruik en het onderhoud. Zo beschermt u zichzelf en vermijdt u
schade aan de werkbladdampkap.
In overeenstemming met de norm IEC60335-1 adviseert Miele u
uitdrukkelijk om het hoofdstuk over de installatie van de werkbladdampkap en de veiligheidsinstructies en waarschuwingen te lezen
en op te volgen.
Wanneer de veiligheidsrichtlijnen en waarschuwingen niet worden
opgevolgd, kan Miele niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die hieruit voortvloeit.
Bewaar de gebruiks- en montagehandleiding en geef ze door aan
een eventuele volgende eigenaar.
Lees voor de veiligheid ook de gebruiks- en montagehandleidingen van de bijbehorende SmartLine-elementen en kookplaten.
4
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Verantwoord gebruik
Deze werkbladdampkap is uitsluitend bestemd voor particulier
huishoudelijk gebruik (of daarmee vergelijkbaar).
Deze werkbladdampkap mag niet buiten worden gebruikt.
Deze werkbladdampkap is uitsluitend bestemd voor het afzuigen
van dampen en geuren die bij de bereiding van levensmiddelen vrijkomen.
Gebruik voor andere doeleinden is niet toegestaan.
Personen die op grond van hun fysieke of psychische gesteldheid,
hun onervarenheid of gebrek aan kennis van de werkbladdampkap
niet in staat zijn om deze veilig te bedienen, mogen de werkbladdampkap alleen onder toezicht gebruiken.
Deze personen mogen de werkbladdampkap alleen zonder toezicht
gebruiken als ze weten hoe ze deze veilig moeten bedienen. Ze moeten de eventuele risico's van een foutieve bediening kunnen inzien
en begrijpen.
5
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Kinderen in het huishouden
Houd kinderen onder acht jaar op een afstand van de werkblad-
dampkap, tenzij u voortdurend toezicht houdt.
Kinderen vanaf acht jaar mogen de werkbladdampkap alleen zon-
der toezicht gebruiken als ze weten hoe ze de werkbladdampkap
veilig moeten bedienen. Kinderen moeten de eventuele risico's van
een foutieve bediening kunnen inzien en begrijpen.
Kinderen mogen de werkbladdampkap niet zonder toezicht reini-
gen of onderhouden.
Houd kinderen in de gaten wanneer zij zich in de buurt van de
werkbladdampkap bevinden. Laat kinderen nooit met de werkbladdampkap spelen.
Verstikkingsgevaar. Kinderen kunnen zich tijdens het spelen in
verpakkingsmateriaal wikkelen (bijvoorbeeld in folie) of het materiaal
over hun hoofd trekken en stikken. Houd verpakkingsmaterialen weg
van kinderen.
6
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Technische veiligheid
Door ondeskundig uitgevoerde installatie-, onderhouds- of repara-
tiewerkzaamheden kan de gebruiker aanzienlijke risico's lopen. Installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden mogen alleen
door een door Miele geautoriseerde deskundige worden uitgevoerd.
De werkbladdampkap mag alleen in combinatie met de door Miele
aangegeven SmartLine-elementen en kookplaten worden gemonteerd en gebruikt.
Schade aan de werkbladdampkap kan uw veiligheid in gevaar
brengen. Controleer hem op zichtbare schade. Gebruik nooit een beschadigde werkbladdampkap.
De werkbladdampkap kan alleen betrouwbaar en veilig functione-
ren, als deze op het openbare elektriciteitsnet is aangesloten.
De werkbladdampkap mag niet op wisselrichters worden aange-
sloten die bij autonome stroomvoorzieningen worden toegepast, zoals zonne-energie. Als de werkbladdampkap wordt ingeschakeld,
kan deze bij spanningspieken om veiligheidsredenen worden uitgeschakeld. De elektronica kan daarbij beschadigd raken.
De elektrische veiligheid van de werkbladdampkap is uitsluitend
gegarandeerd, als deze wordt aangesloten op een aardingssysteem
dat volgens de geldende voorschriften is geïnstalleerd. Aan deze
fundamentele veiligheidsvoorwaarde moet worden voldaan. Laat de
elektrische aansluiting bij twijfel door een elektricien inspecteren.
De aansluitgegevens (spanning en frequentie) op het typeplaatje
van de werkbladdampkap moeten beslist met de waarden van het
elektriciteitsnet overeenkomen, om beschadiging van de werkbladdampkap te voorkomen.
Vergelijk deze gegevens voordat u het toestel aansluit. Raadpleeg bij
twijfel een elektricien.
7
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Stopcontactenblokken of verlengkabels bieden niet voldoende
veiligheidsgaranties (gevaar voor brand). Sluit de werkbladdampkap
hiermee niet op het elektriciteitsnet aan.
Gebruik de werkbladdampkap alleen als deze is ingebouwd, zodat
de veiligheid is gewaarborgd.
Deze werkbladdampkap mag niet op een niet-stationaire locatie
(zoals een boot) worden gebruikt.
Wanneer onderdelen worden aangeraakt die onder spanning
staan of wanneer elektrische of mechanische onderdelen worden
veranderd, is dit gevaarlijk voor de gebruiker. Het kan er tevens toe
leiden dat de werkbladdampkap niet meer goed functioneert.
Open de ommanteling alleen als dit voor de montage en reiniging
nodig is. Open nooit andere onderdelen van de ommanteling.
De garantie vervalt als de werkbladdampkap niet wordt gerepa-
reerd door een technicus die door Miele is geautoriseerd.
Enkel bij gebruik van originele Miele-onderdelen garandeert Miele
dat aan de veiligheidseisen wordt voldaan. Defecte onderdelen mogen alleen door originele Miele-onderdelen worden vervangen.
De werkbladdampkap mag niet worden gebruikt met een externe
schakelklok of een systeem dat op afstand werkt.
Als de stekker van de aansluitkabel wordt verwijderd of als de
aansluitkabel geen stekker heeft, mag de werkbladdampkap uitsluitend door een vakman op het elektriciteitsnet worden aangesloten.
Als de aansluitkabel beschadigd is, moet deze door een elektri-
cien worden vervangen door een speciale aansluitkabel (zie het
hoofdstuk “Installatie”, paragraaf “Elektrische aansluiting”).
8
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Bij installatie-, onderhouds- en reparatiewerkzaamheden moet de
werkbladdampkap volledig van het elektriciteitsnet zijn losgekoppeld. Ga daarvoor als volgt te werk:
– schakel de zekeringen van de elektrische aansluiting uit of
– draai de zekeringen van de elektrische aansluiting er helemaal uit
of
– trek de stekker (indien aanwezig) uit de stopcontact. Trek daarbij
niet aan de elektriciteitskabel, maar aan de netstekker.
9
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Gelijktijdig gebruik met een toestel dat lucht uit dezelfde ruimte verbruikt
Dit kan levensgevaarlijk zijn!
Wees heel voorzichtig als u de werkbladdampkap tegelijk gebruikt
met verbrandingssystemen die de lucht uit hetzelfde vertrek gebruiken of die gebruik maken van dezelfde afvoerinstallatie.
Dergelijke verbrandingssystemen halen de lucht die nodig is voor
de verbranding uit het vertrek waar de systemen zich bevinden en
voeren de rookgassen af via een afvoerkanaal (bijvoorbeeld via
een schoorsteen). Dit kunnen bijvoorbeeld gas-, olie-, hout- of
kolenkachels zijn, maar ook gasboilers, warmwaterketels op gas,
gaskookplaten en gasovens.
De werkbladdampkap zuigt lucht uit de keuken en de aangrenzende vertrekken. Dit geldt bij:
- luchtafvoer en bij
- luchtcirculatie met een buiten het vertrek geplaatste luchtcirculatiebox.
Als de luchtaanvoer niet voldoende is, ontstaat er onderdruk. Het
verbrandingssysteem krijgt te weinig lucht. De verbranding wordt
negatief beïnvloed.
Giftige verbrandingsgassen kunnen uit de schoorsteen of een ander luchtafvoerkanaal naar de woonvertrekken geleid worden.
Levensgevaarlijk!
10
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Het gelijktijdige gebruik van de werkbladdampkap en een verbrandingssysteem in dezelfde ruimte is ongevaarlijk als de onderdruk
niet groter is dan 4Pa (0,04mbar). In dat geval is er geen gevaar
dat verbrandingsgassen worden teruggezogen.
Er zullen geen onderdrukproblemen ontstaan als door niet-afsluitbare openingen bijvoorbeeld in deuren of ramen voldoende lucht in
het vertrek kan komen. De diameter van de opening waardoor de
lucht naar binnen stroomt, moet dan wel groot genoeg zijn. Alleen
een muurkast voor luchttoe-/luchtafvoer is meestal niet toereikend.
Bij de beoordeling van een en ander dient men altijd rekening te
houden met de totale ventilatie van de woning. Raadpleeg in ieder
geval een vakman.
Als de werkbladdampkap als luchtcirculatiesysteem wordt gebruikt, waarbij de lucht wordt teruggevoerd naar het vertrek waar
het toestel is geplaatst, dan is een gelijktijdig gebruik van de werkbladdampkap en een ander verbrandingssysteem in hetzelfde vertrek ongevaarlijk.
11
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Veilig gebruik
Bij open vuur bestaat brandgevaar.
Kook nooit met een open vlam naast de werkbladdampkap. Het
flamberen en grillen met open vlam is bijvoorbeeld niet toegestaan.
Als de werkbladdampkap ingeschakeld is, worden de vlammen in de
filter gezogen. Vetresten kunnen vlam vatten.
Olie en vet kunnen bij oververhitting vanzelf ontbranden en daarbij
de werkbladdampkap in brand steken.
Let op potten, pannen en friteuses wanneer u met olie en vet werkt.
Ook het grillen op elektrische griltoestellen moet daarom onder continu toezicht plaatsvinden.
Vetresten en verontreinigingen beïnvloeden het functioneren van
de werkbladdampkap.
Gebruik de werkbladdampkap nooit zonder vetfilter, zodat de wasem
kan worden gereinigd.
Let op dat de werkbladdampkap tijdens het koken door de hete
dampen erg heet kan worden.
Raak de ommanteling en de vetfilter pas aan als het afzuigsysteem
afgekoeld is.
Gebruik de werkbladdampkap niet als werkblad.
Vloeistoffen kunnen de werkbladdampkap beschadigen.
Houd vloeistoffen dus uit de buurt van de werkbladdampkap.
Lichte voorwerpen kunnen door de werkbladdampkap worden op-
gezogen, waardoor de afzuiging niet meer goed functioneert.
Leg geen lichte voorwerpen (zoals doekjes of papier) in de buurt van
de werkbladdampkap.
Als u het kookelement op gas direct naast een werkbladdampkap
gebruikt, moet er tussen de werkbladdampkap en het kookelement
een FlameGuard worden geplaatst.
12
Veiligheidsinstructies en waarschuwingen
Reiniging en onderhoud
De stoom van een stoomreiniger kan terechtkomen op onderdelen
die onder spanning staan en een kortsluiting veroorzaken.
Gebruik voor de reiniging van de werkbladdampkap nooit een
stoomreiniger.
Er kan brand ontstaan als het toestel niet volgens de aanwijzingen
in deze gebruiksaanwijzing wordt gereinigd.
Accessoires
Gebruik uitsluitend Miele-accessoires om te voorkomen dat ga-
rantieaanspraken vervallen. Worden er andere onderdelen gemonteerd of ingebouwd, dan vervalt het recht op waarborg en/of productaansprakelijkheid.
13
Uw bijdrage aan de bescherming van het milieu
Recycleerbare verpakking
De verpakking behoedt het toestel voor
transportschade. Er werd milieuvriendelijk en recycleerbaar verpakkingsmateriaal gekozen.
Door hergebruik van verpakkingsmateriaal wordt er op grondstoffen bespaard
en wordt er minder afval geproduceerd.
Uw vakhandelaar neemt de verpakking
in het algemeen terug.
Uw toestel afdanken
Oude elektrische en elektronische toestellen bevatten meestal nog waardevolle materialen. Ze bevatten echter ook
stoffen, mengsels en onderdelen die
nodig zijn geweest om de toestellen
goed en veilig te laten functioneren.
Wanneer u uw oude toestel bij het gewone afval doet of er op een andere
manier niet goed mee omgaat, kunnen
deze stoffen schadelijk zijn voor de gezondheid en het milieu. Doe uw oude
toestel daarom nooit bij het gewone
huisafval.
Lever het in bij een gemeentelijk inzameldepot voor elektrische en elektronische apparatuur, bij uw vakhandelaar
of bij Miele. U bent wettelijk zelf verantwoordelijk voor het wissen van eventuele persoonlijke gegevens op het af te
danken toestel.
Bij de aankoop van uw nieuw toestel
heeft u een bijdrage betaald. Die wordt
volledig gebruikt voor de toekomstige
recyclage van dat toestel. Dat bevat
trouwens nog waardevol materiaal.
Door te recycleren wordt er dan ook
minder verspild en vervuild.
Als u vragen heeft omtrent het afdanken
van uw oud toestel, neem dan contact
op met
– de handelaar bij wie u het kocht
of
– de firma Recupel,
telefoon 0800/15 880,
website: www.recupel.be
of
– uw gemeentebestuur als u uw toestel
naar een containerpark brengt.
14
Zorg er ook voor dat het toestel intussen kindveilig wordt bewaard voor u het
laat wegbrengen.
Werkbladdampkap
Overzicht
a
FlameGuard
b
Vetfilter
c
Afdekking met bedieningseenheid
d
Behuizing
e
Vetopvangschaal
f
Luchtkanaal
g
Ventilator
h
E-box
15
Overzicht
Bedieningselementen/displays
a
Werkbladdampkap in-/uitschakelen
b
Getallenreeks voor het instellen van de vermogensstand
16
Overzicht
Bijgeleverde accessoires
U kunt de bijgeleverde accessoires (en
andere accessoires) desgewenst ook
nabestellen (zie “Bij te bestellen accessoires”).
FlameGuard
Voor plaatsing tussen de werkbladdampkap en het kookelement op gas
17
SmartLine-element voor het eerst reinigen
Plak het typeplaatje dat bij de docu-
mentatie gevoegd is op de daarvoor
bestemde plaats in het hoofdstuk
“Service”.
Verwijder eventueel aanwezige be-
schermfolies en stickers.
Reinig het keramische oppervlak met
een vochtige doek en wrijf het daarna
weer droog.
18
De werkbladdampkap kan op de volgende manieren worden gebruikt:
Luchtafvoer
De aangezogen lucht wordt door het
vetfilter gereinigd en vervolgens naar
buiten afgevoerd.
Luchtcirculatie
(met ombouwset DUU 1000(-1))
De aangezogen lucht wordt door de
vetfilter gereinigd. Daarna wordt de
lucht geleid in de luchtcirculatiebox
waar het verder wordt gezuiverd door
een geurfilter. Daarna komt de lucht
weer in de keuken.
Functiebeschrijving
19
Tips om energie te besparen
Deze werkbladdampkap is heel efficiënt
en energiezuinig. De volgende maatregelen ondersteunen een zuinig gebruik:
– Zorg tijdens het koken voor een
goede ventilatie van de keuken. Als er
bij de luchtafvoer niet voldoende
lucht wordt aangevoerd, werkt de
werkbladdampkap niet efficiënt en
maakt deze meer geluid.
– Kook met een zo laag mogelijk ver-
mogen. Als er weinig damp vrijkomt
bij het koken, kunt u voor de afzuiging een lagere vermogensstand kiezen. Zo verlaagt u het energieverbruik.
– Controleer de ingestelde vermogens-
stand op de werkbladdampkap.
Meestal is een lage vermogensstand
voldoende. Gebruik de boosterstand
alleen als dat nodig is.
– Schakel als er veel damp vrijkomt
tijdig naar een hogere vermogensstand. Dat is efficiënter dan door
langdurig afzuigen te proberen dampen terug te zuigen die zich al hebben verspreid.
– Schakel de werkbladdampkap na het
koken weer uit.
– Reinig of vervang de filters regelma-
tig. Sterk verontreinigde filters verminderen het vermogen, verhogen
het brandgevaar en vormen een hygienerisico.
20
Bediening
FlameGuard
Plaats de FlameGuard als u direct
naast de werkbladdampkap een
kookelement op gas gebruikt.
Werkbladdampkap inschakelen
De werkbladdampkap mag pas worden
ingeschakeld als u de FlameGuard hebt
verwijderd.
Verwijder de FlameGuard.
Raak de sensortoets aan.
De sensortoetsen lichten op.
Als u daarna geen instellingen uitvoert,
wordt de werkbladdampkap na enkele
seconden weer uitgeschakeld.
Vermogensstand instellen/wijzigen
Voor lichte tot zware kookdampen en
geuren kunt u kiezen tussen de vermogensstanden 1 tot en met 3.
Bij kortstondige sterke wasem- en geurvorming, bijv. bij het aanbraden, kunt u
de boosterstand B gebruiken.
Kies de gewenste vermogensstand.
Booster
De maximale looptijd voor de booster
bedraagt 10 minuten.
Om de booster vroeger uit te scha-
kelen stelt u een andere vermogensstand in.
Werkbladdampkap uitschakelen
Tip de sensortoets aan.
De sensortoetsen gaan uit.
Als u de werkbladdampkap niet uitschakelt, wordt deze 12uur na de
laatste bediening automatisch uitgeschakeld.
21
Bediening
Naloop
Om achtergebleven wasem en geurtjes
uit de keukenlucht te verwijderen, loopt
de werkbladdampkap na het uitschakelen nog 5minuten op de laatst ingestelde vermogensstand door. Tijdens de
nalooptijd wordt de vermogensstand
stapsgewijs verlaagd. De actuele vermogensstand knippert tijdens de nalooptijd.
Tip: Leg voor een efficiënte afvoer van
de dampen bij pannen van meer dan
15cm hoog een kooklepel tussen het
deksel en de pan.
22
Reiniging en onderhoud
Verbrandingsgevaar door hete
oppervlakken.
Na het beëindigen van het kookpro-
ces zijn de oppervlakken heet.
Schakel de werkbladdampkap en de
kookelementen uit.
Laat de oppervlakken afkoelen voor-
dat u de werkbladdampkap reinigt.
Schade door indringend vocht.
De stoom van een stoomreiniger kan
terechtkomen op onderdelen die onder spanning staan en een kortsluiting veroorzaken.
Gebruik voor de reiniging van de
werkbladdampkap nooit een stoomreiniger.
Alle oppervlakken kunnen verkleuren
of veranderen wanneer u ongeschikte reinigingsmiddelen gebruikt.
De oppervlakken zijn krasgevoelig.
Verwijder resten van reinigingsmiddelen onmiddellijk.
Gebruik geen schuurmiddelen of reinigingsmiddelen die krassen kunnen
veroorzaken.
Laat het SmartLine-element vóór elke reiniging afkoelen.
Reinig het SmartLine-element en de
accessoires na elk gebruik.
Maak het SmartLine-element na elke
vochtige reiniging weer droog om
kalkresten te voorkomen.
Ongeschikte reinigingsmiddelen
Om beschadigingen aan de oppervlakken te voorkomen, mogen de volgende
middelen niet voor de reiniging worden
gebruikt:
– afwasmiddelen
– soda-, alkali-, ammoniak-, zuur- of
chloridehoudende reinigingsmiddelen
– kalkoplossende reinigingsmiddelen
– vlek- en roestverwijderaars
– schurende reinigingsmiddelen zoals
schuurpoeder, schuurmiddelen,
schuursponsjes
– oplosmiddelhoudende reinigingsmid-
delen
– reinigingsmiddelen voor vaatwassers
– grill- en ovensprays
– glasreinigers
– schurende harde borstels en spons-
jes (zoals pannensponsjes) of gebruikte sponsjes die nog resten
schuurmiddel bevatten
– vlekkensponsjes
23
Reiniging en onderhoud
Keramische plaat
Schade door scherpe voor-
werpen.
De afdichtingstape tussen het
SmartLine-element en het werkblad
kan worden beschadigd.
Gebruik voor het reinigen geen
scherpe voorwerpen.
Met een afwasmiddel worden niet alle verontreinigingen en resten verwijderd. Er ontstaat een onzichtbare
film die tot verkleuringen van het keramische glas leidt. Deze verkleuringen kunnen niet meer worden verwijderd.
Reinig het keramische oppervlak regelmatig met een speciaal reinigingsmiddel voor keramisch glas.
Verwijder alle grove verontreinigingen
met een vochtige doek. Vastgekoekte
verontreinigingen verwijdert u met
een kookplaatkrabber.
Reinig het keramische oppervlak ver-
volgens met het Miele-reinigingsmiddel voor keramische platen en roestvrij staal (zie het hoofdstuk “Bij te bestellen accessoires”) of met een ander geschikt reinigingsmiddel voor
keramische platen. Gebruik hierbij
keukenpapier of een schone doek.
Houdt u zich aan de aanwijzingen van
de fabrikant van het reinigingsmiddel.
Reinig de keramische plaat ten slotte
met een vochtige doek en wrijf deze
daarna weer droog. Let erop dat u alle resten verwijdert.
Verwijder vlekken van kalkresten of
water met het reinigingsmiddel voor
keramische platen en roestvrij staal.
Opvangschaal
Reinig de opvangschaal als door morsen of overkoken vloeistoffen in de
werkbladdampkap zijn terechtgekomen.
Verwijder het vetfilter en reinig dit zo-
als beschreven in het hoofdstuk 'Vetfilter'.
Houd de opvangschaal vast en open
de 2 vergrendelingen (1xvoor,
1xachter). Houd de opvangschaal
horizontaal en neem de schaal voorzichtig van de ommanteling.
Giet het vocht weg.
Reinig de opvangschaal en droog de-
ze af.
Reinig ook de binnenkant van de
werkbladdampkap (voor zover u erbij
kunt) en droog deze delen weer af.
Bevestig de opvangschaal opnieuw
aan de ommanteling.
Plaats het vetfilter terug en breng de
afdekking weer aan.
24
Reiniging en onderhoud
Vetfilter
De herbruikbare metalen vetfilter in de
wasemafvoer houdt de vaste bestanddelen van de kookdampen tegen (vet,
stof, etc.) en voorkomt dat de werkbladdampkap vuil wordt. Aangekoekt vet
wordt na verloop van tijd hard en het
wordt dan steeds moeilijker om de filters schoon te krijgen. U kunt de vetfilter daarom het beste om de 3–4weken
schoonmaken.
Brandgevaar door vuile vetfilters.
Vet dat is opgehoopt in de vetfilter
kan ontbranden.
Reinig de vetfilter regelmatig.
Vetfilter verwijderen
Verwijder de FlameGuard indien van
toepassing.
Verwijder de vetfilter voorzichtig. Let
erop dat u de vetfilter niet kantelt.
Giet het verzamelde vocht uit de vet-
filter.
Vetfilter handmatig reinigen
Reinig het vetfilter met een afwasbor-
stel en wat warm water met een mild
afwasmiddel. Gebruik geen geconcentreerd afwasmiddel.
Vetfilter in de vaatwasser reinigen
Plaats het vetfilter met de onderkant
naar boven in het onderrek. Let erop
dat de sproeiarm vrij kan bewegen.
Houd er bij reiniging van het vetfilter in
de vaatwasser rekening mee dat gebruik van sommige reinigingsmiddelen
tot verkleuringen van het metaal van
het vetfilter kan leiden. Dit heeft geen
nadelig effect op de werking van het
vetfilter.
Vetfilter plaatsen
Plaats de vetfilter zo dat de rechte
kant van de filter zich aan de kant van
de aansluiting van het luchtkanaal bevindt.
Binnenkant ommanteling
Reinig ook de delen van de omman-
teling waar u bij kunt als het vetfilter
is verwijderd. Zo voorkomt u dat aangekoekt vet op de dampkap zou kunnen ontbranden.
Gebruik een reinigingsmiddel dat ge-
schikt is voor huishoudelijk gebruik.
Kies een programma met een tempe-
ratuur tussen de 50°C en 65°C.
25
Nuttige tips
De meeste storingen en defecten, die bij het dagelijks gebruik kunnen optreden,
kunt u zelf verhelpen. U bespaart daarmee niet alleen tijd, maar ook kosten, omdat
u Miele niet hoeft in te schakelen.
De volgende tabellen helpen u de oorzaken van een probleem te achterhalen en te
verhelpen.
ProbleemOorzaak en oplossing
Het SmartLine-element
kan niet worden ingeschakeld.
De vermogensstanden 1
tot B lichten na elkaar
op.
Het SmartLine-element heeft geen stroom.
Controleer of de zekering van de elektrische instal-
latie doorgeslagen is. Neem contact op met een
elektricien of met Miele (minimale sterkte van de
zekering: zie typeplaatje).
Er is mogelijk sprake van een technische storing.
Maak het het SmartLine-element ca.1minuut
spanningsvrij. Doe dit als volgt:
– schakel de schakelaar van de betreffende zeke-
ring uit of draai de zekering eruit of
– schakel de verliesstroomschakelaar uit.
Schakel daarna de zekering resp. de verlies-
stroomschakelaar weer in. Kunt u het SmartLineelement dan nog niet in gebruik nemen, neem dan
contact op met een elektricien of met de Miele
Service.
Na een stroomstoring wordt een automatische reset
uitgevoerd.
26
Bij te bestellen accessoires
Speciaal voor uw toestellen levert Miele
een uitgebreid assortiment aan toebehoren, alsook reinigings- en onderhoudsmiddelen.
U kunt deze producten heel eenvoudig
via de Miele-webshop bestellen.
De producten zijn ook verkrijgbaar bij
Miele (zie einde van deze gebruiksaanwijzing) en bij uw Miele-handelaar.
FlameGuard
Voor plaatsing tussen de werkbladdampkap en het kookelement op gas
Reinigingsmiddel voor keramische platen en roestvrij staal
250ml
Voor het verwijderen van verontreinigingen, kalk- en aluminiumvlekken
Microvezeldoekje
Voor het verwijderen van vingerafdrukken en lichte verontreinigingen
27
Klantendienst
Contact bij storingen
Voor storingen die u niet zelf kunt verhelpen, waarschuwt u uw Miele vakhandelaar
of de Miele klantendienst.
De Miele klantendienst kunt u online op www.miele.com/service boeken.
Het telefoonnummer van de Miele klantendienst vindt u achteraan in dit document.
De Miele klantendienst heeft het type toestel en het fabricagenummer nodig (Fabr./
SN/Nr.). Beide gegevens vindt u op het typeplaatje.
Typeplaatje:
Plak hier het bijgaande typeplaatje. Controleer of het type toestel overeenkomt met
het type dat op de achterkant van dit document staat.
Garantie
De garantietermijn voor dit toestel bedraagt 2 jaar.
Voor meer informatie, zie de bijgevoegde garantievoorwaarden.
28
*INSTALLATION*
Installatie
Veiligheidsinstructies voor het inbouwen
Schade door ondeskundige inbouw.
Het SmartLine-element kan beschadigd raken door ondeskundige inbouw.
Laat het SmartLine-element uitsluitend inbouwen door een gekwalificeerd vak-
man.
Schade door vallende voorwerpen.
Bij de montage van bovenkastjes kan het SmartLine-element beschadigd raken.
Plaats het SmartLine-element pas na montage van de bovenkastjes.
De aansluitkabel mag na de inbouw van het SmartLine-element
niet in aanraking komen met de beweegbare delen van de keukenelementen (zoals een lade) en mag ook niet worden blootgesteld aan
mechanische belastingen.
Combinatie met gastoestellen
Naast de werkbladdampkap mogen alleen CS 7xxx-gastoestellen
van Miele worden ingebouwd.
Neem de veiligheidsafstanden genoemd op de volgende pagina's
in acht.
Gebruik voor de luchtafvoerleiding enkel buizen of slangen van
onbrandbaar materiaal. Die zijn bij uw Miele-handelaar of via de
Technische Dienst van Miele verkrijgbaar.
De lucht mag niet worden afgevoerd via een afvoerschoorsteen
die wordt gebruikt voor de afvoer van rook of gas, noch via een
schacht die wordt gebruikt voor de ontluchting van ruimten waarin
wordt gestookt.
Wanneer de lucht moet worden afgevoerd via een schoorsteen die
niet meer in gebruik is, dan dient u eerst de officiële voorschriften te
raadplegen.
29
*INSTALLATION*
Installatie
Inbouwmogelijkheden
Luchtcirculatie
Luchtafvoer
30
*INSTALLATION*
Installatie
Vlak
Aanwijzingen voor het inbouwen –
vlak
Afdichting tussen SmartLine-element
en werkblad
Als u voegenkit gebruikt, kunnen het
SmartLine-element en het werkblad
beschadigd raken als het element
moet worden verwijderd.
Gebruik daarom geen voegenkit tussen het SmartLine-element en het
werkblad.
De dichting onder de rand van het
toestel is toereikend als afdichting
tussen toestel en werkblad.
Werkblad met tegels
De voegen en het gearceerde gedeelte onder de rand van het SmartLine-element moeten glad en vlak zijn,
zodat het SmartLine-element gelijkmatig aansluit en de afdichting onder de
rand van de bovenkant van het toestel
de afdichting met het werkblad waarborgt.
Afdichtingstape
Als het SmartLine-element voor onderhoud wordt gedemonteerd, kan
de afdichtingstape onder de rand
van het SmartLine-element beschadigd raken.
Vervang de afdichtingstape steeds
voordat de kookplaat weer wordt ingebouwd.
31
*INSTALLATION*
Installatie
Inbouw van meerdere
SmartLine-elementen
De voegen tussen de afzonderlijke
SmartLine-elementen moeten met een
temperatuurbestendige (min. 160°C) siliconenkit worden gevuld. Bij vlakke inbouw moet ook de voeg tussen het/de
SmartLine-element(en) en het werkblad
met een temperatuurbestendige
(min.160°C) siliconenkit worden gevuld.
De SmartLine-elementen moeten na de
inbouw van onderaf goed toegankelijk
zijn, zodat de bodemplaat voor onderhoudsdoeleinden kan worden verwijderd. Als de SmartLine-elementen niet
van onderaf toegankelijk zijn, moet de
voegenkit worden verwijderd om de
toestellen te kunnen uitbouwen.
Werkbladdiepte
De werkbladdampkap kan naar keuze
met een aansluiting voor een luchtkanaal rechts of links worden ingebouwd.
Minimale werkbladdiepte bij
– aansluiting rechts 600mm
– aansluiting links 665mm
32
*INSTALLATION*
Uitsparing werkblad – vlak
Installatie
Aanwijzingen voor het berekenen van de uitsparing
De elementen liggen 10mm boven het werkblad.
Bij inbouw van meerdere elementen moet tussen de afzonderlijke elementen een
afstand van 2mm worden aangehouden.
Berekening uitsparingB
1 element=breedte van het element min 10mm rechts, min 10mm links
Meerdere elementen=totale breedte van de elementen plus 2mm afstand tussen
de elementen, min 10mm rechts, min 10mm links.
De achterste wand van de behuizing moet voor eventuele werkzaamheden demonteerbaar zijn.
Voor de plaatsing van het afvoerluchtkanaal moet tussen de wand van de behuizing en een aangrenzende muur of kast een minimumafstand van 110mm
worden aangehouden.
b
De uitneembare opvangschaal moet na de inbouw toegankelijk zijn.
Voor het verwijderen, moeten de 2 snelkoppelingen vooraan en achteraan worden losgemaakt.
c
De lengte van het kanaal moet worden aangepast aan de hoogte van de kast.
Standaardlevering 500mm
d
Sokkelventilator
38
*INSTALLATION*
Vooraanzicht
Installatie
Bovenaanzicht
39
*INSTALLATION*
Installatie
Afmeting luchtkanaal – vlak – werkbladdiepte groter dan 600mm
Zijaanzicht – aansluiting luchtkanaal rechts
a
De achterste wand van de behuizing moet voor eventuele werkzaamheden demonteerbaar zijn.
Voor de plaatsing van het afvoerluchtkanaal moet tussen de wand van de behuizing en een aangrenzende muur of kast een minimumafstand van 110mm
worden aangehouden.
b
Variabele lengte van het tussenstuk
c
De uitneembare opvangschaal moet na de inbouw toegankelijk zijn.
Voor het verwijderen, moeten de 2 snelkoppelingen vooraan en achteraan worden losgemaakt.
d
De lengte van het kanaal moet worden aangepast aan de hoogte van de kast.
Standaardlevering 500mm
e
Sokkelventilator
x Het aantal mm dat het werkblad dieper is dan 600mm.
40
*INSTALLATION*
Vooraanzicht – aansluiting luchtkanaal rechts
Installatie
Bovenaanzicht – aansluiting luchtkanaal rechts
41
*INSTALLATION*
Installatie
Als u het luchtkanaal links van de werkbladdampkap wilt installeren, moet de
diepte van het werkblad ten minste 665mm bedragen.
Vooraanzicht – aansluiting luchtkanaal links
Bovenaanzicht – aansluiting luchtkanaal links
42
*INSTALLATION*
Installatie
Inbouw – vlak
Als de dikte van het werkblad meer
dan 24mm bedraagt, moet het werkblad aan de inbouwkant (rechts of
links) aan de onderkant uitgesneden
worden.
a
Werkblad
b
Maximaal 24mm
c
12mm
Hoek bevestigen
1 hoek (bijgevoegd bij de tussenstrook)
moet overeenkomstig de inbouwkant in
het midden aan de rechter- of linkerkant
van de uitsparing bevestigd worden.
Werkblad van hout
Leg de hoek evenwijdig met de bo-
venrand van de uitsparing.
Bevestig de hoek met de bijgevoegde
houtschroeven 3,5x25mm.
Werkblad van natuursteen
Voor het bevestigen van de hoek moet
u sterk dubbelzijdige plakband gebruiken (niet meegeleverd).
Bevestig de plakband langs de bo-
venrand van de uitsparing.
Leg de hoek evenwijdig met de bo-
venrand van de uitsparing.
Druk de hoek stevig aan.
43
*INSTALLATION*
Installatie
Voorbereiding werkblad
Maak de uitsparing in het werkblad.
Neem de veiligheidsafstanden in acht
(zie hoofdstuk “Installatie”, paragraaf
“Veiligheidsafstanden”).
De snijvlakken van houten werk-
bladen moeten met speciale lak, sili-
conenkit of giethars worden afgewerkt om te voorkomen dat het werkblad door vocht wordt aangetast. Het
dichtingsmateriaal moet temperatuurbestendig zijn.
Deze producten mogen niet op het
oppervlak van het werkblad terechtkomen.
Verbindingsstrips monteren
Gebruik de middelste schroefgaten als
rechts of links naast de verbindingsstrip
de volgende SmartLine-elementen worden ingebouwd: CS7611, CS 7641,
CS7101(-1), CS7102(-1)
Werkblad van hout
Plaats de verbindingsstrips gelijk met
de bovenrand van de uitsparing.
Bevestig de verbindingsstrips met de
bijgeleverde houtschroeven
3,5x25mm.
Werkblad van natuursteen
Voor het bevestigen van de verbindingsstrips moet u sterk dubbelzijdige
plakband gebruiken (niet meegeleverd).
44
Bevestig de plakband langs de bo-
venrand van de uitsparing.
Plaats de verbindingsstrips gelijk met
de bovenrand van de uitsparing.
Druk de verbindingsstrips stevig aan.
*INSTALLATION*
Werkbladdampkap inbouwen
De werkbladdampkap kan naar keuze
met een aansluiting voor een luchtkanaal rechts of links worden ingebouwd.
Installatie
Haal de vetopvangschaal los van de
behuizing.
a
Aansluitstuk luchtkanaal rechts
b
Aansluitstuk luchtkanaal links
Plak de bijgeleverde afdichttape on-
der de rand van de afdekking. Breng
de afdichttape niet aan terwijl het element onder spanning staat.
Plaats de klemmen op de verbin-
dingsstrips.
Geleid de aansluitkabel voor de be-
diening tussen de verbindingsstrips
door naar beneden.
Plaats de afdekking op de verbin-
dingsstrips.
Bevestig de ommanteling van binnen
met de schroeven rechts en
links (telkens3).
Bevestig de vetopvangschaal.
Monteer het luchtkanaal.
Het luchtkanaal mag na de inbouw
niet onder mechanische spanning
staan.
45
*INSTALLATION*
Installatie
E-box
a
Aansluitkabel
b
Aansluiting venstercontact
c
Aansluitbus leiding werkspanning
ventilator
d
Aansluitbus leiding besturing ventilator
e
Aansluitbus leiding bedieningseenheid
Aansluiting aan venstercontact, indien nodig
De aansluiting voor het venster-
contact staat onder spanning.
Lichamelijk letsel door elektrische
schok.
Maak de werkbladdampkap span-
ningsvrij, voordat het schakelsysteem wordt aangesloten.
De aansluitkabel van het schakelsysteem mag alleen door een elektricien
worden aangesloten.
De aansluitkabel van het schakelsysteem moet overeenkomen met type
H03VV-F 2x0,75mm 2 en mag
maximaal 2,0m lang zijn.
Het schakelsysteem moet met een
potentiaalvrij sluitcontact uitgerust
zijn dat geschikt is voor 230V, 1A. In
geopende schakeltoestand is de afzuiging buiten werking.
Gebruik enkel DIPT-toegelaten en
goedgekeurde draadloze schakelsystemen (bijv. venstercontactschakelaar, onderdruksensor) en laat deze
door geautoriseerd, gespecialiseerd
personeel (geautoriseerde schoorsteenveger) goedkeuren.
Het schakelsysteem moet geschikt
zijn voor gebruik met een BLDC-motor.
U hebt de overeenkomstige documenten van het externe schakelsysteem nodig om een ongevaarlijke
aansluiting en werking uit te voeren.
46
*INSTALLATION*
Installatie
Maak het vergrendelingsnokje los en
trek de stekker uit.
Maak de schroef van de trekont-
lasting los en ontgrendel de ommanteling aan beide zijden .
Open de ommanteling.
Verwijder de stop.
Vervang de brug door de aansluit-
kabel van het schakelsysteem.
E-box aansluiten
Sluit de kabels van de werkspanning
en besturing van de ventilator op de
e-box en de ventilator aan.
Sluit de kabel van de bedieningseen-
heid op de e-box aan.
De aansluitingen zijn zo geconstrueerd
dat ze niet kunnen worden verwisseld.
Sluit de werkbladdampkap op het
elektriciteitsnet aan.
Controleer of de werkbladdampkap
goed functioneert.
Voegen afdichten
De voegen tussen de afzonderlijke
SmartLine-elementen en bij vlakke inbouw tussen de SmartLine-elementen en het werkblad moeten met
een temperatuurbestendige
(min.160°C) siliconenkit worden gevuld.
Een ongeschikte voegenkit kan natuursteen beschadigen.
Gebruik voor natuursteen en tegels
van natuursteen uitsluitend een voor
natuursteen geschikte siliconenkit.
Neem de aanwijzingen van de fabrikant in acht.
Sluit de ommanteling.
Draai de schroef van de trekontlasting
opnieuw vast.
Plaats de stekker terug.
47
*INSTALLATION*
Installatie
Naadloos aansluitend
Aanwijzingen voor het inbouwen –
naadloos aansluitend
Een vlakke inbouw is alleen mogelijk
bij natuurstenen (graniet, marmer),
massief houten en betegelde werkbladen. Als uw werkblad van een ander materiaal is gemaakt, informeer
dan bij de fabrikant of het werkblad
geschikt is voor vlakke inbouw.
De breedte van de onderkast moet ten
minste zo groot zijn als de uitsparing
in het werkblad. (Zie hoofdstuk “Installatie”, paragraaf “Inbouwmaten –
naadloos aansluitend”). Zo is het
SmartLine-element ook na de inbouw
van onderaf goed toegankelijk. Een
technicus moet de onderkant van de
kookplaat kunnen verwijderen. Als het
element na de inbouw niet van onderaf toegankelijk is, moet de voegenkit
worden verwijderd om het element te
kunnen uitbouwen.
Natuurstenen werkbladen
Het SmartLine-element wordt
rechtstreeks in de opening geplaatst.
Massief hout, werkbladen met tegels
en glazen werkbladen
Het SmartLine-element wordt in een
houten lijst in de opening geplaatst. Deze lijsten worden niet bij het toestel
meegeleverd en moeten ter plaatse beschikbaar zijn.
Afdichtingstape
Als het SmartLine-element voor onderhoud wordt gedemonteerd, kan
de afdichtingstape onder de rand
van het SmartLine-element beschadigd raken.
Vervang de afdichtingstape steeds
voordat de kookplaat weer wordt ingebouwd.
48
*INSTALLATION*
Installatie
Inbouw van meerdere
SmartLine-elementen
De voegen tussen de afzonderlijke
SmartLine-elementen moeten met een
temperatuurbestendige (min. 160°C) siliconenkit worden gevuld. Bij vlakke inbouw moet ook de voeg tussen het/de
SmartLine-element(en) en het werkblad
met een temperatuurbestendige
(min.160°C) siliconenkit worden gevuld.
De SmartLine-elementen moeten na de
inbouw van onderaf goed toegankelijk
zijn, zodat de bodemplaat voor onderhoudsdoeleinden kan worden verwijderd. Als de SmartLine-elementen niet
van onderaf toegankelijk zijn, moet de
voegenkit worden verwijderd om de
toestellen te kunnen uitbouwen.
Werkbladdiepte
De werkbladdampkap kan naar keuze
met een aansluiting voor een luchtkanaal rechts of links worden ingebouwd.
Minimale werkbladdiepte bij
– aansluiting rechts 600mm
– aansluiting links 665mm
49
*INSTALLATION*
Installatie
Uitsparing werkblad – naadloos aansluitend
Werkblad van natuursteenHouten werkblad
0,5
+
* 7
mm bij de CS7611FL
Aanwijzingen voor het berekenen van de uitsparing
De elementen liggen 10mm boven het werkblad.
Bij inbouw van meerdere elementen moet tussen de afzonderlijke elementen een
afstand van 2mm worden aangehouden.
Berekening uitsparingA
1 element=breedte van het element plus 2mm rechts, plus 2mm links.
Meerdere elementen=totale breedte van de elementen plus 2mm afstand tussen
de elementen, plus 2mm rechts, plus 2mm links
Berekening uitsparing B=uitsparingA min 12mm rechts, min 12mm links.
Hierna volgen enkele voorbeelden.
50
*INSTALLATION*
Inbouw met werkbladdampkap
Installatie
CombinatievoorbeeldenAantalxbreedte [mm]Afme-
Kookelemen-
ten
Werkblad-
dampkap
1x3781x120
2x3781x120
1x378
2x120
tingA
[mm]
504
884
1248
+1
+1
1x620
3x3782x120
2x378
2x120
1386
1628
1x620
4x3782x120
1x6202x120
1766
868
+1
+1
+1
+1
+1
AfmetingB
[mm]
480
860
1224
1362
1604
1742
844
+1
+1
+1
+1
+1
+1
+1
51
*INSTALLATION*
Installatie
Inbouw zonder werkbladdampkap
Combinatievoorbeelden
Aantalxbreedte
[mm]
Kookelementen
1x378
2x378
1x378
1x620
3x378
2x378
1x620
4x378
AfmetingA
[mm]
+1
382
+1
762
+1
1004
+1
1142
+1
1384
+1
1522
AfmetingB
[mm]
+1
358
+1
738
+1
980
+1
1118
+1
1360
+1
1498
52
*INSTALLATION*
Verbindingsstrips – naadloos aansluitend
Bij inbouw van meerdere SmartLine-elementen moet tussen de afzonderlijke elementen telkens een verbindingsstrip worden geplaatst.
De bij de verbindingsstrips gevoegde klemmen zijn alleen nodig bij de inbouw
van een CSDA700xFL.
De achterste wand van de behuizing moet voor eventuele werkzaamheden demonteerbaar zijn.
Voor de plaatsing van het afvoerluchtkanaal moet tussen de wand van de behuizing en een aangrenzende muur of kast een minimumafstand van 110mm
worden aangehouden.
b
De uitneembare opvangschaal moet na de inbouw toegankelijk zijn.
Voor het verwijderen, moeten de 2 snelkoppelingen vooraan en achteraan worden losgemaakt.
c
De lengte van het kanaal moet worden aangepast aan de hoogte van de kast.
Standaardlevering 500mm
d
Sokkelventilator
55
*INSTALLATION*
Installatie
Vooraanzicht
Bovenaanzicht
56
*INSTALLATION*
Afmeting luchtkanaal – naadloos aansluitend – werkbladdiepte
groter dan 600mm
Zijaanzicht – aansluiting luchtkanaal rechts
Installatie
a
De achterste wand van de behuizing moet voor eventuele werkzaamheden demonteerbaar zijn.
Voor de plaatsing van het afvoerluchtkanaal moet tussen de wand van de behuizing en een aangrenzende muur of kast een minimumafstand van 110mm
worden aangehouden.
b
Variabele lengte van het tussenstuk
c
De uitneembare opvangschaal moet na de inbouw toegankelijk zijn.
Voor het verwijderen, moeten de 2 snelkoppelingen vooraan en achteraan worden losgemaakt.
d
De lengte van het kanaal moet worden aangepast aan de hoogte van de kast.
Standaardlevering 500mm
e
Sokkelventilator
x Het aantal mm dat het werkblad dieper is dan 600mm.
57
*INSTALLATION*
Installatie
Vooraanzicht – aansluiting luchtkanaal rechts
Bovenaanzicht – aansluiting luchtkanaal rechts
58
*INSTALLATION*
Als u het luchtkanaal links van de werkbladdampkap wilt installeren, moet de
diepte van het werkblad ten minste 665mm bedragen.
Vooraanzicht – aansluiting luchtkanaal links
Installatie
Bovenaanzicht – aansluiting luchtkanaal links
59
*INSTALLATION*
Installatie
Inbouw – naadloos aansluitend
Als de dikte van het werkblad meer
dan 28mm bedraagt, moet het werkblad aan de inbouwkant (rechts of
links) aan de onderkant uitgesneden
worden.
a
Werkblad
b
Maximaal 24mm
c
12mm
Hoek bevestigen
1 hoek (bijgevoegd bij de tussenstrook)
moet overeenkomstig de inbouwkant in
het midden aan de rechter- of linkerkant
van de uitsparing bevestigd worden.
Werkblad van hout
Leg de hoek evenwijdig met de bo-
venste rand van het onderste gedeelte van de trapsgewijze uitsparing.
Bevestig de hoek met de bijgevoegde
houtschroeven 3,5x25mm.
Werkblad van natuursteen
Voor het bevestigen van de hoek moet
u sterk dubbelzijdige plakband gebruiken (niet meegeleverd).
60
Breng de plakband aan de bovenste
rand van het onderste gedeelte van
de trapsgewijze uitsparing aan.
Leg de hoek evenwijdig met de bo-
venste rand van het onderste gedeelte van de trapsgewijze uitsparing.
Druk de hoek stevig aan.
*INSTALLATION*
Installatie
Voorbereiding werkblad
Maak de uitsparing in het werkblad.
Neem de veiligheidsafstanden in acht
(zie hoofdstuk “Installatie”, paragraaf
“Veiligheidsafstanden”).
De snijvlakken van houten werk-
bladen moeten met speciale lak, sili-
conenkit of giethars worden afgewerkt om te voorkomen dat het werkblad door vocht wordt aangetast. Het
dichtingsmateriaal moet temperatuurbestendig zijn.
Deze producten mogen niet op het
oppervlak van het werkblad terechtkomen.
Bevestig bij houten werkbladen de
houten lijsten 5,5mm onder de bovenkant van het werkblad.
Bij de CS7611FL moet de houten
lijst 7mm onder de bovenkant van
het werkblad worden bevestigd.
Verbindingsstrips monteren
Gebruik de middelste schroefgaten als
rechts of links naast de verbindingsstrip
de volgende SmartLine-elementen worden ingebouwd: CS7611, CS 7641,
CS7101(-1), CS7102(-1)
Werkblad van hout
Plaats de verbindingsstrips gelijk met
het onderste gedeelte van de trapsgewijze uitsparing.
Bevestig de verbindingsstrips met de
bijgeleverde houtschroeven
3,5x25mm.
Werkblad van natuursteen
Voor het bevestigen van de verbindingsstrips moet u sterk dubbelzijdige
plakband gebruiken (niet meegeleverd).
Bevestig de plakband langs het on-
derste gedeelte van de trapsgewijze
uitsparing.
61
*INSTALLATION*
Installatie
Plaats de verbindingsstrips gelijk met
het onderste gedeelte van de trapsgewijze uitsparing.
Druk de verbindingsstrips stevig aan.
Werkbladdampkap inbouwen
De werkbladdampkap kan naar keuze
met een aansluiting voor een luchtkanaal rechts of links worden ingebouwd.
Haal de vetopvangschaal los van de
behuizing.
a
Aansluitstuk luchtkanaal rechts
b
Aansluitstuk luchtkanaal links
Plak de bijgeleverde afdichttape on-
der de rand van de afdekking. Breng
de afdichttape niet aan terwijl het element onder spanning staat.
Plaats de klemmen op de verbin-
dingsstrips.
Geleid de aansluitkabel voor de be-
diening tussen de verbindingsstrips
door naar beneden.
Plaats de afdekking op de verbin-
dingsstrips.
62
Bevestig de ommanteling van binnen
met de schroeven rechts en
links (telkens3).
Bevestig de vetopvangschaal.
Monteer het luchtkanaal.
Het luchtkanaal mag na de inbouw
niet onder mechanische spanning
staan.
*INSTALLATION*
Installatie
E-box
a
Aansluitkabel
b
Aansluiting venstercontact
c
Aansluitbus leiding werkspanning
ventilator
d
Aansluitbus leiding besturing ventilator
e
Aansluitbus leiding bedieningseenheid
Aansluiting aan venstercontact, indien nodig
De aansluiting voor het venster-
contact staat onder spanning.
Lichamelijk letsel door elektrische
schok.
Maak de werkbladdampkap span-
ningsvrij, voordat het schakelsysteem wordt aangesloten.
De aansluitkabel van het schakelsysteem mag alleen door een elektricien
worden aangesloten.
De aansluitkabel van het schakelsysteem moet overeenkomen met type
H03VV-F 2x0,75mm 2 en mag
maximaal 2,0m lang zijn.
Het schakelsysteem moet met een
potentiaalvrij sluitcontact uitgerust
zijn dat geschikt is voor 230V, 1A. In
geopende schakeltoestand is de afzuiging buiten werking.
Gebruik enkel DIPT-toegelaten en
goedgekeurde draadloze schakelsystemen (bijv. venstercontactschakelaar, onderdruksensor) en laat deze
door geautoriseerd, gespecialiseerd
personeel (geautoriseerde schoorsteenveger) goedkeuren.
Het schakelsysteem moet geschikt
zijn voor gebruik met een BLDC-motor.
U hebt de overeenkomstige documenten van het externe schakelsysteem nodig om een ongevaarlijke
aansluiting en werking uit te voeren.
63
*INSTALLATION*
Installatie
Maak het vergrendelingsnokje los en
trek de stekker uit.
Maak de schroef van de trekont-
lasting los en ontgrendel de ommanteling aan beide zijden .
Open de ommanteling.
Verwijder de stop.
Vervang de brug door de aansluit-
kabel van het schakelsysteem.
E-box aansluiten
Sluit de kabels van de werkspanning
en besturing van de ventilator op de
e-box en de ventilator aan.
Sluit de kabel van de bedieningseen-
heid op de e-box aan.
De aansluitingen zijn zo geconstrueerd
dat ze niet kunnen worden verwisseld.
Sluit de werkbladdampkap op het
elektriciteitsnet aan.
Controleer of de werkbladdampkap
goed functioneert.
Voegen afdichten
De voegen tussen de afzonderlijke
SmartLine-elementen en bij vlakke inbouw tussen de SmartLine-elementen en het werkblad moeten met
een temperatuurbestendige
(min.160°C) siliconenkit worden gevuld.
Een ongeschikte voegenkit kan natuursteen beschadigen.
Gebruik voor natuursteen en tegels
van natuursteen uitsluitend een voor
natuursteen geschikte siliconenkit.
Neem de aanwijzingen van de fabrikant in acht.
Sluit de ommanteling.
Draai de schroef van de trekontlasting
opnieuw vast.
Plaats de stekker terug.
64
*INSTALLATION*
Installatie
Luchtafvoerleiding
Gelijktijdig gebruik van de werk-
bladdampkap en een toestel dat
lucht in diezelfde ruimte verbruikt kan
gevaarlijk zijn! Er kunnen giftige gassen vrijkomen!
Neem beslist het hoofdstuk “Veiligheidsinstructies en waarschuwingen”
in acht.
Laat in ieder geval door de plaatselijke schoorsteenveger controleren of
een veilig gebruik van de luchtafvoer
gewaarborgd is.
De werkbladdampkap heeft een luchtafvoeraansluiting van 222x89mm.
Voor de luchtafvoer mogen alleen
gladde buizen of flexibele luchtafvoerleidingen van niet-brandbaar materiaal worden gebruikt.
Voor een zo groot mogelijk afzuigver-
mogen en een zo laag mogelijk geluidsniveau moeten de volgende punten in acht worden genomen:
– De diameter van de luchtafvoerlei-
ding mag niet kleiner zijn dan die van
de luchtafvoertuit (zie “Afmetingen”).
Let erop dat iedere barrière in de
luchtstroming de afzuigcapaciteit
vermindert en het geluidsniveau verhoogt.
Als de lucht door een schoorsteen af-
gevoerd moet worden, dan moet de
invoerbuis verticaal worden gebogen.
Als de afvoerleiding horizontaal wordt
geplaatst, moet een verval aangehouden worden. Daarmee wordt voorkomen dat er condenswater in de ventilator kan lopen.
Als de luchtafvoerleiding door koele
ruimtes, zolders enzovoort loopt,
kunnen er aanzienlijke temperatuurverschillen binnen de afzonderlijke
ruimtes optreden. Dat kan condenswater veroorzaken. De luchtafvoerleiding moet dan worden geïsoleerd.
– De luchtafvoerleiding moet zo kort en
recht mogelijk zijn.
– Alleen bochten met een grote straal
zijn toegestaan.
– Er mogen geen knikken in de luchtaf-
voerleiding komen en de luchtafvoerleiding mag niet in elkaar worden gedrukt.
– De verbindingspunten moeten stevig
zijn en mogen niet lekken.
Plak de bijgeleverde afdichttape op
het aansluitstuk van de luchtafvoer
als de afvoerleiding niet stevig op het
aansluitstuk van de luchtafvoer zit.
65
*INSTALLATION*
Installatie
Elektrische aansluiting
Aansluiting van het SmartLine-element
via een stopcontact op het elektriciteitsnet wordt aanbevolen. Dit maakt eventuele werkzaamheden van een technicus gemakkelijker. Het stopcontact
moet ook na de inbouw van het SmartLine-element goed toegankelijk zijn.
Gevaar voor letsel.
Door ondeskundig uitgevoerde installatie-, onderhouds- of reparatiewerkzaamheden kan de gebruiker
aanzienlijke risico's lopen waarvoor
Miele niet aansprakelijk kan worden
gesteld.
Miele kan niet aansprakelijk worden
gesteld voor schade die wordt veroorzaakt door een ontbrekende of
beschadigde aarddraad (bijvoorbeeld
een elektrische schok).
Als de stekker van de aansluitkabel
wordt verwijderd of als de aansluitkabel geen stekker heeft, dan moet
het SmartLine-element door een
elektricien op het elektriciteitsnet
worden aangesloten.
Als de stopcontact niet meer toegankelijk is of als er sprake is van een
vaste aansluiting, dan moet er een
schakelaar voor het loskoppelen van
de netspanning voor elke pool worden geïnstalleerd. De contactopening
in uitgeschakelde toestand moet minimaal 3mm bedragen. Geschikte
schakelaars zijn automatische veiligheidsschakelaars, zekeringen en relais. De benodigde aansluitgegevens
vindt u op het typeplaatje. Deze gegevens moeten met de aansluitgegevens van het net overeenkomen.
Na het inbouwen moet zijn gewaarborgd dat onder spanning staande
delen niet kunnen worden aangeraakt.
66
*INSTALLATION*
Installatie
Aansluitwaarde
Zie typeplaatje
Aansluitgegevens
De aansluitwaarden vindt u op het typeplaatje. Deze gegevens moeten met de
aansluitgegevens van het net overeenkomen.
Verliesstroomschakelaar
Voor extra veiligheid wordt in de EUvoorschriften en -richtlijnen voor België
geadviseerd om de huisinstallatie van
een verliesstroomschakelaar te voorzien
(30mA).
Spanningsvrij maken
Gevaar voor elektrische schok
door netspanning.
Tijdens reparatie- en/of onderhouds-
werkzaamheden kan het opnieuw inschakelen van de netspanning leiden
tot een elektrische schok.
Zorg dat de netspanning niet per ongeluk weer kan worden ingeschakeld.
Als het toestel spanningsvrij moet worden gemaakt, gaat u, afhankelijk van de
situatie, als volgt te werk:
Zekeringen
Draai de zekeringen los en neem deze
uit de houders.
Zekeringautomaten
Druk op de testknop (rood) totdat de
middelste knop (zwart) eruitspringt.
Inbouwzekeringautomaten
(Installatieautomaat, ten minste van
het typeB of C): zet de tuimelschakelaar van1 (Aan) op 0(Uit).
Verliesstroomschakelaar
Zet de hoofdschakelaar van 1 (Aan)
op 0 (Uit) of druk op de testknop.
67
*INSTALLATION*
Installatie
Aansluitkabel vervangen
Gevaar voor elektrische schok
door netspanning.
Als gevolg van een ondeskundig uit-
gevoerde aansluiting bestaat er kans
op een elektrische schok.
Laat de aansluitkabel uitsluitend vervangen door een gekwalificeerd
elektricien.
Gebruik bij de vervanging van de aansluitkabel uitsluitend het kabeltype
H05VV-F met de juiste doorsnede. De
aansluitkabel is verkrijgbaar via de fabrikant of de Miele Service.
68
Productgegevensbladen
Hieronder zijn de gegevensbladen bijgevoegd van de in deze gebruiks- en montagehandleiding beschreven modellen.
Productkaart voor huishoudelijke afzuigkappen
volgens gedelegeerde verordening (EU) Nr. 65/2014 en verordening (EU) Nr.
66/2014
MIELE
Identificatie van het modelCSDA 7000
Jaarlijks energieverbruik (AEC
Energie-efficiëntieklasseA+
Energie-efficiëntie-index (EEI
Hydrodynamische efficiëntie (FDE
Hydrodynamische-efficiëntieklasse
A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt)A
Verlichtingsefficiëntie (LE
Verlichtingsefficiëntieklasse
A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt)-
Vetfilteringsefficiëntie91,4%
Vetfilteringsefficiëntieklasse
A (meest efficiënt) tot G (minst efficiënt)B
Gemeten luchtdebiet op het beste-efficiëntiepunt
Luchtstroom (minimumsnelheid)
Luchtstroom (maximumsnelheid)
Luchtstroom (intensieve of boostmodus)
Max. luchtstroom (Q
Gemeten luchtdruk op het beste-efficiëntiepunt384 Pa
A-gewogen geluidsemissie (minimumsnelheid)44 dB
A-gewogen geluidsemissie (maximumsnelheid)66 dB
A-gewogen geluidsemissie in de intensieve of boostmodus70 dB
Gemeten elektrisch opgenomen vermogen op het beste-efficiëntiepunt 97,0W
Elektriciteitsverbruik in de uit-stand (Po)W
Elektriciteitsverbruik in de stand-by-stand (Ps)0,30W
Nominaal vermogen van het verlichtingssysteem0,0W
Gemiddelde verlichting van het verlichtingssysteem op het kookoppervlak
Tijdstoenamefactor0,8
max
afzuigkap
)
)29,3kWh/jaar
afzuigkap
)42,7
afzuigkap
)32,5
afzuigkap
)lx/W
296,1m3/h
150m3/h
440m3/h
535m3/h
535m3/h
0 Ix
69
Herstellingen aan huis en andere inlichtingen: 02/451.16.16
nv Miele België
Z.5 Mollem 480
1730 Mollem (Asse)
E-mail: info@miele.be
Internet: www.miele.be
Duitsland
Miele & Cie. KG
Carl-Miele-Straße 29
33332 Gütersloh
CSDA7000 FL
M.-Nr. 10 760 380 / 05nl-BE
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.