Leica Digilux 1 Instruction Manual [nl]

LEICA DIGILUX 1
Notice d’utilisation / Gebruiksaanwijzing
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
1.6
1.7
1.34
1.35
1.36
1.37
1.16
1.17
1.18
1.9
1.8
1.15
1.14
1.13
1.12
1.11
1.10
1.23
1.24
1.25
1.26
1.27
1.28
1.29
1.30
1.31
1.40
1.41
1.38
1.39
1.22
1.21
1.20
1.19
1.32
1.33
1.42
LEICA DIGILUX 1
Gebruiksaanwijzing
Waarschuwing
Gebruik uitsluitend aanbevolen accessoires om storingen, kortsluiting of elektrische schokken te voorkomen. Stel het toestel niet bloot aan vocht of regen. Probeer niet delen van de behuizing (afsluitdeksels) te verwijderen. Vakkundige repara­ties kunnen alleen in bevoegde serviceposten wor­den uitgevoerd.
Aanwijzing Enkele onderdelen van dit toestel bevatten geringe hoeveelheden kwik of lood. Voor de afvalverwijde­ring van deze onderdelen gelden in uw land moge­lijk speciale voorschriften ter bescherming van het milieu. Wend u voor informatie over de voor­geschreven afvalverwijdering of recycling tot de bevoegde instanties of tot een vertegenwoordiging van de aanbieders en fabrikanten van elektroni­sche producten. (http://www.eiae.org)
Neem zorgvuldig de wetgeving op het gebied van auteursrechten in acht. Het opnemen van reeds opgenomen media als banden, cd’s of ander gepu­bliceerd of uitgezonden materiaal voor andere doeleinden dan persoonlijk gebruik kan in strijd zijn met de auteursrechten. Bij bepaald materiaal kunnen zelfs voor het opnemen voor privé-doelein­den beperkingen gelden.
Het SD-logo is een handelsmerk. Andere namen, bedrijfs- en productnamen die in deze handleiding worden genoemd, zijn handels­merken of gedeponeerde handelsmerken van de betreffende bedrijven.
Waarschuwing / 98
Geleverde onderdelen
Voordat u de LEICA DIGILUX 1 in bedrijf stelt, moet u controleren of de meegeleverde acces­soires volledig zijn.
A. 64 MB SD-geheugenkaart B. Accu C. Voedingseenheid/acculader met netsnoer D. USB-verbindingskabel E. A/V-kabel F. Draagriem G. Handlus H. Lensdop met beveiligingskoord I. Lichtschacht voor LCD-monitor J. 2 cd-rom’s
Waarschuwing / 99
Inhoudsopgave
Benaming van de onderdelen
102 Camerabody 104 De indicaties in het LCD-gegevensveld 105 De indicaties op de LCD-monitor 108 De menupunten
Beknopte handleiding
113 Voorinstellingen 113 Fotograferen/video-opnamen 113 Bekijken van de opnamen
Uitvoerige handleiding
Voorbereidingen
114 Aanbrengen van de draagriem 114 Aanbrengen van de handlus 115 Plaatsen van de monitor-lichtschacht 115 Openen van de lichtschacht 115 Sluiten van de lichtschacht 115 Plaatsen van de lensdop 116 Plaatsen en verwijderen van de accu 116 Laden van de accu 117 Netvoeding 118 Plaatsen en verwijderen van de
geheugenkaart
De belangrijkste instellingen/ bedieningselementen
119 In-/uitschakelen van de camera 119 De optische zoeker 119 De dioptrieëninstelling 119 De markeringen 120 De LED-indicaties 120 Omschakelen van de monitorindicaties 120 De indicaties bij opnamemodus 121 De indicaties bij weergavemodus 122 Selectie van de menupunten 123 Instellen van tijd en datum 124 De hendel voor opname-/weergavekeuze 124 Het belichtingsmodusselectie-wiel 125 De ontspanner
De opnamemodus
126 Gebruiken van de optische zoom 126 Gebruiken van de digitale zoom 127 Opnamen met de modus
AUTO
128 Video-opnamen 129 Gebruiken van de automatische
beeldweergave (
AUTO REVIEW)
129 Controle van de laatst gemaakte
opname (
REVIEW)
130 Wissen van de opname tijdens het bekijken 131 Fotograferen met het ingebouwde
flitsapparaat
132 Fotograferen met de zelfontspanner
Inhoudsopgave / 100
Andere functies, opnamemodus
134 Serieopnames 134 Opnames met geluid 135 Fotograferen met automatische
programma-instelling
(P)
136 Fotograferen met automatische
diafragma-instelling
(T)
136 Fotograferen met automatische
tijdsinstelling
(A)
137 Fotograferen met handmatige instelling
van sluitertijd en diafragma
(M)
138 De keuze van de belichtingsmetings
methode 139 De meetwaarde-opslag 139 Belichtingscorrecties 140 Fotograferen met de automatische
belichtingsreeks 141 Gebruiken van de autofocus-spotmeting 142 Opnamen met de macrofunctie 143 Opnamen met handmatige instelling
van de scherpte 144 Fotograferen met de automatische
focusreeks 145 Fotograferen met flitssynchronisatie op
het einde van de belichtingstijd 146 Flits-belichtingscorrecties 147 Gebruiken van een extra flitsapparaat 148 Instellen van de resolutie 148 Instellen van het compressiepercentage
150 Instellen van de witafregeling 151 Instellen van de ISO-gevoeligheid 152 Instellen van de beeldeigenschappen
(contrast, scherpte, kleurverzadiging)
153 Gebruiken van optische aanzetstukken
De weergavemodus
155 De weergave van enkele opnamen 155 De weergave van enkele opnamen
met geluid
156 De gelijktijdige weergave van maximaal
negen enkele opnamen
157 Zoomen en beeldfragmentselectie bij de
weergave van enkele opnamen
157 Vergroten van de opname en keuze van
het beeldfragment 158 De weergave van video-opnamen 159 Wissen van opnamen 161 Formatteren van de geheugenkaart 162 Beveiligen van opnamen 165 Afdruktaak-
(DPOF-)instellingen op de
geheugenkaart
Andere functies, weergavemodus
170 Toevoegen van geluid aan reeds gemaakte
opnamen (audio dubbing) 171 Naderhand verminderen van de resolutie 173 Naderhand wijzigen van het beeldfragment
176 Aanmaken van nieuwe mapnummers 176 Automatische sequentiële beeldweergave
(
SLIDE SHOW – diavoorstelling)
178 Instellen van de helderheid van de
LCD-monitor 178 Instellen van de terugmeldingsgeluiden 179 Instellen van de automatische
uitschakeling 180 Weergave met televisietoestellen 181 Gegevensoverdracht naar een computer 182 Het Epson PIM-(Print Image Matching-)
formaat
Varia
183 Opbergen van de camera 183 Veiligheids- en onderhoudsinstructies 183 Algemene veiligheidsinstructies 184 Onderhoudsinstructies 184 Voor de camera 184 Voor de accu 185 Voor geheugenkaarten 185 Opbergen 185 Gegevensstructuur op de geheugenkaart 186 De waarschuwingsmeldingen 187 Storingen en het verhelpen ervan
188
Technische gegevens
Inhoudsopgave / 101
Benaming van de onderdelen
Camerabody
Vooraanzicht
1.1 Venster van de autofocus-sensoren
1.2 Kijkvenster van de optische zoeker
1.3 Flitsbelichtingsmeetcel
1.4 Flitsreflector
1.5 Zelfontspanner-lichtdiode
1.6 Keuzehendel voor de scherpte­instellingsmodus (
E/L/+)
1.7 Objectief LEICA DC VARIO-SUMMICRON 1 : 2–2,5/7–21mm ASPH.
Bovenaanzicht
1.8 Afschroefbare voorring
1.9 Ring voor handmatige scherpte-instelling
1.10 Zoomhendel
1.11 Ontspanner
1.12 Zelfontspannerknop (
Q)
1.13 Knop voor keuze van de flitsmodus (
!)
1.14 De hendel voor opname-/weergavekeuze
J/Ü/ü)
1.15 Keuzewiel voor de belichtingsmodi
(
AUTO/P/A/T/M/K)
1.16 Microfoon
1.17 Flitsapparaatschoen
1.18 LCD-gegevensveld
Achteraanzicht
1.19 Dioptrieën-instelrol
1.20 Rode LED
1.21 Groene LED
1.22 Zoekervizier
1.23 Knop voor belichtingscorrecties, auto­matische belichtingsreeksen, automatische focusreeksen en flitsbelichtingscorrecties (
AE MENU)
1.24 Knop voor keuze van de belichtingsmeet­methode (
U)
1.25 Hoofdschakelaar
(ON/OFF)
1.26 Knop voor keuze van de monitorindicaties
(DISPLAY)
1.27 Knop voor het in- en uitschakelen van de menubesturing
(MENU)
1.28 Afdekklep over de geheugenkaart-schacht
1.29 4-wegs-kanteltoets
1.30 Luidspreker
1.31 Knop voor beeldweergave en invoerbe­vestiging
(VIEW/SET)
1.32 LCD-monitor
1.33 Afdekklep over de aansluitbussen
Zijaanzicht links
1.34 Draagriemoog
1.35 USB-bus (5-polig, voor verbinding met computers)
1.36 A/V OUT-bus (voor verbinding met televisie)
1.37 DC IN-bus (voor externe spanningsvoeding)
Benaming van de onderdelen / 102
Zijaanzicht rechts
1.38 Draagriemoog
1.39 Geheugenkaart-schacht
Onderaanzicht
1.40 Vergrendelingshendel voor deksel accuvak
1.41 Deksel accuvak
1.42 Schroefdraad voor aansluiting statief
Benaming van de onderdelen / 103
De indicaties in het LCD-gegevensveld
De weergegeven functies komen overeen met die van de LCD-monitor.
2.1 Flitsmodus a.
N: automatische flits-inschakeling
b.
B: automatische flits-inschakeling met voorflits
c.
1: automatische flits-inschakeling
d.
V: handmatige flits-inschakeling met voorflits
e.
C: automatische flits-inschakeling met voorflits en langere sluitertijden (afhanke­lijk van instelling met synchronisatie op het begin of het einde van de belich­tingstijd)
f.
X: handmatige flits-uitschakeling
2.2 Geluidsopname
2.3 Accustatus (verschijnt niet bij werking van de camera op de voedingseenheid/accu­lader)
2.4 Handmatige scherpte-instelling
2.5 Spot-autofocus
2.6 Ingestelde belichtingsmeetmethode
2.7 Resterende aantal foto’s/opnametijd
2.8 Ingestelde belichtingscorrectie
2.9 Ingestelde witafregeling-modus (verschijnt niet bij modus
AUTO)
2.10 Ingestelde automatische focusreeks
2.11 Ingestelde automatische belichtingsreeks
2.12 Ingestelde resolutie/
PLAY: Indicatie van
de weergavemodus
2.13 Ingestelde percentage beeldgegevenscom­pressie
2.14 Ingestelde ISO-gevoeligheid
2.15 Ingestelde flits-belichtingscorrectie
2.16 Ingestelde zelfontspannermodus (2 of 10 seconden voorlooptijd te kiezen)
2.17. Ingestelde macro-modus
Benaming van de onderdelen / 104
2.4
2.2
2.3
2.5
2.6
2.7
2.8
2.9
2.12
2.10
2.11
2.1
2.17
2.15
2.16
2.14
2.13
De indicaties op de LCD-monitor In de opnamemodi
3.1 Belichtingsmodus a.
AUTO: volautomatisch
b.
P: automatische programma-instelling
c.
A: automatische tijdsinstelling
d.
T: automatische diafragma-instelling
e.
M: handmatige instelling van sluitertijd
en diafragma f.
K: video-opnamen
3.2 Flitsmodus
a. geen indicatie: automatische
flits-inschakeling
b.
3: automatische flits-inschakeling met voorflits
c. 1: automatische flits-inschakeling d.
4: handmatige flits-inschakeling met voorflits
e.
5: automatische flits-inschakeling met voorflits, langere sluitertijden en met synchronisatie op het begin van de belich­tingstijd
f.
6: automatische flits-inschakeling met voorflits, langere sluitertijden en met syn­chronisatie op het einde van de belich­tingstijd (verschijnt alleen als deze functie is ingesteld)
g.
2: handmatige flits-uitschakeling
3.3. Gebruik van een (tele-, macro- of groot­hoek-)voorzetlens (functie dient ook met de digitale adapter bij gebruik op Leica spot­tingscopes ingesteld worden)
3.4 Scherpte-instellingsmodus
a. geen indicatie: autofocus b.
+: macro-instelling
c.
MF: handmatige instelling
3.5.Spot-AF
3.6.Geluidsregistratie
3.7. Resolutie
a. 2240: 2240x 1680
b. 1600: 1600x 1200 c. 1120: 1120x 840 d. 640: 640 x 480
3.8. Percentage beeldgegevenscompressie
a. y: Fine (laag compressiepercentage) b.
Y: tandard (normaal compressie-
percentage) c.
TIFF: geen compressie
3.9 Accu-laadtoestand
a.
s: voldoende capaciteit
b.
S: afnemende capaciteit
c.
D: onvoldoende capaciteit
d.
d: vervangen of weer opladen van de accu vereist
3.10 Resterende aantal foto’s/opnametijd
(bij video-opnamen)
Benaming van de onderdelen / 105
3.13
3.5
3.11
3.6
3.7
3.8
3.9
3.10
3.12
3.26
3.17
3.18
3.19
3.20
3.21
3.4
3.29
3.3
3.2
3.30
3.1
3.31
3.14/
3.27/
3.28
3.15/
3.16
3.24
3.23
3.25
3.22
3.11 ISO-gevoeligheid a. geen indicatie:
AUTO
(automatische instelling) b. ISO 100 c. ISO 200 d. ISO 400
3.12
* Signaal voor registratie op de geheugen­kaart (knipperend)
3.13 Witafregeling a. geen indicatie: automatische instelling b.
$: voor daglicht
c.
%: voor bewolkte lucht
d.
&: voor halogeenverlichting
e.
/: voor verlichting met TL-buizen
f.
(: voor flitslicht
g.
): voor handmatige instelling
3.14 Positie van het zoomobjectief (evt. met digitaal zoombereik)
3.15 Zelfontspannermodus a.
W: 2 seconden voorlooptijd
b.
q: 10 seconden voorlooptijd
3.16 Signaal voor geactiveerde spot-belichtings-
meting
3.17 Markering van het spot-afstandsmeetveld
3.18 Markering van het (normale)
afstandsmeetveld
3.19 Lichtschaal voor handmatige
belichtingsinstelling
3.20 Sluitertijd
3.21 Diafragmawaarde
3.22 Symbool voor belichtingsmeetmethode
3.23 Signaal voor geactiveerde belichtings­correctie inclusief correctiewaarde
3.24 Signaal voor geactiveerde automatische belichtingsreeks
3.25 Tijd en datum
3.26 Signaal voor instelling op oneindig.
3.27
; Signaal voor uitgevoerde scherpte-instelling
3.28
ß Scherpte-instellingshulp bij handmatige instelling
3.29 Signaal voor geactiveerde automatische focusreeks
3.30 Flitsfuncties
a. Signaal voor geactiveerde flits-belich-
tingscorrectie inclusief correctiewaarde
b. Signaal voor erop gezet en ingeschakeld
extern flitsapparaat ba.
9: met automatische besturing van de camera (
PRESET)
bb.
0: met handmatige besturing van de camera (
MANUAL)
3.31 Signaal voor geactiveerde serieopname­functie
Benaming van de onderdelen / 106
De indicaties op de LCD-monitor In de weergavemodus
3.32 j: Signaal voor geactiveerde
weergavemodus
3.33
v: Signaal voor opname met afdruk­taak-instelling (
DPOF)
3.34
M: Signaal voor tegen wissen beveiligde opname
3.35
ö: Signaal voor opname met geluidsregistratie
3.36 Beeldnummer/totale aantal opnamen
3.37 Resolutie (zie punt 2.7)
3.38 Beeldgegevens-compressiepercentage (zie punt 2.8.)
3.39 Accu-laadtoestand (zie punt 2.9)
3.40 Map/mapnummer
3.41 Opnamegegevens (alleen indien
ingeschakeld) a. Belichtingsmeetmethode b. Diafragma c. Sluitertijd d. Instelling ISO0gevoeligheid e. Flitsmodus f. Instelling witafregeling
3.42 Opnamedatum en -tijd van de getoonde opname
Benaming van de onderdelen / 107
3.35
3.36
3.37
3.38
3.39
3.40
3.41
3.42
3.34
3.33
3.32
De menupunten Voor de opnamemodi
Met de modus AUTO
4.4 Ö AUDIO REC. Geluidsregistratie
4.5
c PICT. SIZE Resolutie
4.6
y QUALITY Compressiepercentage
4.7
i D. ZOOM Digitale zoom
4.10
# CONVERSION Optische aanzetstukken
Met de modi P, A, T, M
4.1 ? W. BALANCE Witafregeling
4.2
e SENSITIVITY ISO-gevoeligheid
4.3
Z SPOT AF Spot-autofocus
4.4
Ö AUDIO REC. Geluidsregistratie
4.5
c PICT. SIZE Resolutie
4.6
y QUALITY Compressiepercentage
4.7
i D. ZOOM Digitale zoom
4.8
7 SLOW SYNC. Flitsen met langere
sluitertijden
4.9
9 EXT. FLASH Flitsen met extra extern
flitsapparaat
4.10 # CONVERSION Optische aanzetstukken
4.11
H PICT. ADJ. Beeldeigenschappen
Benaming van de onderdelen / 108
Met de modus K (Video)
4.10 # CONVERSION Optische aanzetstukken
Voor de basisinstellingen bij opnamemodus
4.12 $ MONITOR Monitor-helderheid
4.13
o AUTO REVIEW Automatische weergave
van enkele beelden
4.14
ä BEEP Akoestische terugmel-
dingsgeluiden
4.15
A POWER SAVE Automatische uitscha-
keling
4.16
F NO. RESET Wijziging van het beeld-
nummer
4.17
f CLOCK SET Tijd en datum
Benaming van de onderdelen / 109
De menupunten Voor de weergavemodus
Voor de weergavemodus
4.18 , DELETE Wissen
4.19
M PROTECT Beveiligen
4.20
v DPOF Afdruktaak-instellingen
4.21
p SLIDE SHOW Automatische weergave
van alle beelden
4.22
Ö AUDIO DUB. Geluidsregistratie
achteraf
4.23
x RESIZE Naderhand verminderen
van de resolutie
4.24
n TRIMMING Naderhand kiezen van
het beeldfragment
4.25. b FORMAT Formatteren van de
geheugenkaart
Voor de basisinstellingen bij weergavemodus
4.11 $ MONITOR Monitor-helderheid
4.26
Ä VOLUME Geluidssterkte bij
de geluidsweergave
4.14 ä BEEP Akoestische
terugmeldingsgeluiden
4.15
A POWER SAVE Automatische
uitschakeling
4.16
f CLOCK SET Tijd en datum
4.27
l VIDEO OUT Televisiestandaard
Benaming van de onderdelen / 110
Benaming van de onderdelen / 111
Beknopte handleiding / 112
Beknopte handleiding
Houd de volgende onderdelen gereed: _ Camera _ Accu (B) _ Geheugenkaart (A) _ Voedingseenheid/acculader met netsnoer (C)
Voorinstellingen
1. Zet de hoofdschakelaar (1.25) op OFF.
2. Plaats de accu (B) in de camera (zie p. 116).
3. Sluit de voedingseenheid/acculader (C) aan om de accu te laden (zie p.116).
4. Breng de geheugenkaart (A) aan (zie p.118).
5. Schakel de hoofdschakelaar op
ON.
6. Stel datum en tijd in (zie p.123).
7. Stel de voor uw oog optimale dioptrieën-
waarde met de zoeker (1.19/1.22) in (zie p. 119).
Fotograferen/video-opnamen
8. Zet het keuzewiel voor de belichtingsmodi (1.15) en de hendel voor de opname-/weer­gavekeuze (1.14) op de gewenste modi (zie p. 124).
9. Zet de keuzehendel voor de scherpte-instel­lingsmodus (1.6) op de gewenste modus (zie p. 141).
10. Druk op de ontspanner (1.11) tot aan het eerste drukpunt om de scherpte-instelling te activeren (zie p.127).
11. Druk de ontspanner voor de opname hele-
maal door.
Bekijken van de opnamen
12. Zet de hendel voor opname-/weergavekeuze op
J (zie p. 155).
Druk op de linker- of rechterkant van de 4-wegs-kanteltoets (1.29) om de gewenste opnamen te bekijken.
Beknopte handleiding / 113
Uitvoerige handleiding / Voorbereidingen / 114
Uitvoerige handleiding
Voorbereidingen
Aanbrengen van de draagriem
Trek de driehoekige sleutelringen van de draag­riem (bijv. met een munt) zo ver uiteen dat die in de ringen aan beide kanten van de camerabody (1.34/1.38) gestoken kunnen worden.
Aanbrengen van de handlus
Als alternatief voor de draagriem kunt u ook de meegeleverde handlus gebruiken.
1. Haal daarvoor de korte lus door een van de ogen en
2. trek dan het andere uiteinde door deze lus.
Uitvoerige handleiding / Voorbereidingen / 115
Plaatsen van de monitor-lichtschacht
Bij buitenopnamen in fel zonlicht, vooral met de zon in de rug, is het monitorbeeld mogelijk slecht te zien. Met de op de monitor bevestigde licht­schacht (l, meegeleverd) kan het beeld ook onder de genoemde omstandigheden meestal aanzienlijk beter bekeken worden.
Om de monitor-lichtschacht aan te brengen
1. Klap het grotere kapgedeelte en het kleinere bodemstuk 90° uit elkaar.
2. Schuif de strip aan de bovenrand van het frame van het kapgedeelte onder de corresponderende naar beneden uitstekende rand van het zoeker­vizier (1.22).
3. Schroef de schroef in het bodemstuk van de kap (bijv. met een munt) in het statiefschroef­draad van de camera (1.42).
Openen van de lichtschacht
1. Til de strip van het lichtschachtdeksel aan de onderrand tegen de vastklikweerstand omhoog en
2. klap het deksel 90° naar boven. De beide van veren voorziene zijstukken klappen daarbij vanzelf naar links en rechts open.
Sluiten van de lichtschacht
1. Druk de beide zijstukken naar binnen op het monitoroppervlak.
2. Druk, terwijl u de zijstukken daar houdt, het deksel naar beneden tot het hoor- en voelbaar inklikt.
Aanwijzingen: De gesloten monitor-lichtschacht beschermt – in zekere mate – de LCD-monitor tegen beschadiging door invloeden van buitenaf. Hij kan – en moet daarom – ook permanent erop blijven zitten.
Omdat hij een eigen statiefschroefdraad heeft, kan de camera ook als de lichtschacht eraan vastzit op een statief worden gezet. Om de accu eruit te halen moet hij echter (tijdelijk) eraf gehaald worden.
Plaatsen/loshalen van de lensdop
De lensdop (H) moet er ter bescherming van de frontlens steeds op zitten als u niet fotografeert. Twee klauwen aan de achterkant van de lensdop houden hem vast in het schroefdraad van de objectief-voorring. Voor het op- en afzetten van de lensdop worden ze met de twee knoppen aan de rand van de lensdop naar binnen gedrukt. Om verliezen te voorkomen kan de lensdop met een koord aan de draagriem worden bevestigd.
1. Steek daarvoor het uiteinde van het koord waar geen knoop zit door de opening in de dop en
2. Trek dan het andere uiteinde van het koord door de lus die ontstaat.
3. Haal het vrije uiteinde van het koord door een van de sleutelringen en
4. Trek dan de lensdop door deze lus.
Als u de draagriem niet gebruikt, kan hij in plaats van aan een van de sleutelringen worden vastgemaakt aan een van de draagriem-ogen (1.34/1.38).
Aanwijzing: Haal de lensdop eraf als u de camera bij een van de opnamemodi inschakelt. Anders volgt een fout­melding (zie p. 119).
Plaatsen en verwijderen van de accu
De LEICA DIGILUX 1 wordt via een krachtige en snel oplaadbare lithium-ionenaccu voorzien van de nodige energie. Uitsluitend dit accutype mag in de camera gebruikt worden en de accu mag uitsluitend met de speciaal daarvoor bedoelde apparaten worden geladen.
1. Zet de hoofdschakelaar (1.25) op
OFF.
2. Open het deksel van het accuvak (1.41) door de vergrendelingshendel (1.40) naar rechts te draaien. Het deksel staat onder veerspanning en springt vanzelf omhoog.
3. Plaats de accu met zijn contacten vooraan in het vak. Druk hem zo ver in het vak dat de verende lichtgrijze vergrendelingsschuif (1.44) als beveiliging over de accu heen schuift.
4. Sluit het deksel van het accuvak en draai de vergrendelingshendel naar links.
Ga voor het verwijderen van de accu in omge­keerde volgorde te werk. De verende lichtgrijze vergrendelingsschuif in het accuvak moet daarbij opzijgeduwd worden om de accu te ontgrendelen.
Aanwijzingen: Verwijder de accu als u de camera langere tijd niet gebruikt. Schakel daarvoor eerst de camera met de hoofdschakelaar uit. Elke keer dat u de accu plaatst, moeten datum en tijd opnieuw ingesteld worden, tenzij dit binnen 5 min. gebeurt (zie p. 123). De meegeleverde accu is uitsluitend bedoeld voor gebruik met deze camera. Gebruik hem niet in een ander apparaat.
Laden van de accu
1. Zet de hoofdschakelaar (1.25) op OFF.
2. Plaats de accu (A) erin.
3. Open de afdekkap (1.33) voor de aansluit­bussen. Schuif de klep voor het ontgrendelen eerst een stukje naar achteren. De klep staat onder veerspanning en springt vanzelf omhoog.
4. Steek – eerst – de stekker van de voedingseen­heid/acculader (C) in de onderste, met „DC-IN” aangeduide bus (1.37) van de camera, dan de kleinere stekker van het netsnoer in de voe­dingseenheid/acculader en pas als laatste de netstekker in een stopcontact.
De groene lichtdiode (1.21) begint daarop te knipperen als teken dat hij aan het laden is. Als het laden is voltooid, gaat het knipperen eerst over in constant branden voordat de LED ten slotte uitgaat.
Uitvoerige handleiding / Voorbereidingen / 116
Nadat het laden is voltooid – na ca. 2 uur -, moet de voedingseenheid/acculader van het lichtnet en de camera – in deze volgorde – worden losge­haald. Gevaar voor te veel laden is er echter niet. Met de geleverd 64 MB SD-geheugenkaart zijn daarna de volgende opnametijden resp. aantal opnamen beschikbaar:
Met ingeschakelde monitor
Ca. 120 min/240 opnamen
Met uitgeschakelde monitor
Ca. 180 min/360 opnamen
5. Sluit de klep weer door hem aan te drukken en naar voren te schuiven tot hij vastklikt.
Laadtoestand-indicaties
De laadtoestand van de accu wordt zowel in het LCD-gegevensveld (1.18) als op de LCD-monitor (1.32) aangegeven (echter niet als de voedings­eenheid/acculader is aangesloten).
s voldoende capaciteit S afnemende capaciteit D onvoldoende capaciteit d vervangen of weer opladen van de
accu vereist
Aanwijzingen: Lithium-ionenaccu’s als de LEICA DIGILUX 1 ont­wikkelen geen „memory-effect”. Ze kunnen dan ook te allen tijde en onafhankelijk van de laadtoe­stand worden geladen. Als de accu bij het begin
van het laden slechts ten dele is ontladen, wordt de volledige lading dienovereenkomstig sneller bereikt. Laad de accu alleen als de temperatuur van de accu en van de ruimte ca. 10–35°C bedraagt. Als de groene lichtdiode na begin van het laden sneller dan met ca. 2Hz (2x per seconde) knip­pert, duidt dit op een laadfout. Haal in zo’n geval de voedingseenheid/acculader los van het lichtnet en de camera en haal de accu eruit. Het volstaat niet om de camera met de hoofdschakelaar alleen maar uit en in te schake­len. Zorg dat aan de boven vermelde tempera­tuurvoorwaarden is voldaan en start dan het laden opnieuw. Mocht het probleem zich blijven voordoen, wend u dan tot uw leverancier, de Leica-vertegenwoordiging in uw land of de Leica Camera AG.
Netvoeding
U kunt de camera ook met de voedingseenheid/ acculader op het lichtnet laten werken, zodat u niet afhankelijk bent van de accucapaciteit. De aansluiting komt overeen met de beschrijving onder „Laden van de accu”.
Aanwijzing: Tijdens de werking met de netaansluiting wordt de camera warm – dat is normaal en geen werkingsfout.
Uitvoerige handleiding / Voorbereidingen / 117
Plaatsen en verwijderen van de geheugenkaart
De LEICA DIGILUX 1 slaat de opnamegegevens op een uiterst compacte SD-(Secure Digital – veilige digitale) kaart op. In plaats hiervan kunt u ook MultiMediaCards gebruiken. SD-geheugenkaarten en MultiMediaCards zijn kleine, lichte en ver­wisselbare externe opslagmedia. SD-geheugen­kaarten, met name die met hoge capaciteit, bie­den een duidelijk snellere registratie en weergave van de gegevens. Ze hebben een schrijfbeveili­gingsschakelaar waarmee ze tegen onbedoeld opslaan en wissen kunnen worden geblokkeerd. Deze schakelaar is als schuif op de niet afge­schuinde kant van de kaart uitgevoerd; in de onderste, met „LOCK” aangeduide stand zijn de gegevens beveiligd. SD-geheugenkaarten en MultiMediaCards worden door verschillende aanbieders en met verschillende capaciteit geleverd. Met de LEICA DIGILUX 1 wordt een 64MB SD-geheugenkaart meegeleverd.
Aanwijzing: Bij het gebruik van MultiMediaCards kan het monitorbeeld tijdens video-opnamen tijdelijk verdwijnen, dit is echter geen werkingsfout.
1. Zet de hoofdschakelaar (1.25) uit/op
OFF.
2. Open de afdekkap (1.28) boven de geheugen­kaart-schacht. Schuif de klep voor het ontgrendelen eerst een stukje naar achteren.
De klep staat onder veerspanning en springt vanzelf omhoog.
3. Plaats de geheugenkaart (A) met de contacten naar achteren en met de afgeschuinde hoek naar onderen in de schacht. Schuif hem tegen de veerweerstand in geheel naar binnen tot hij hoorbaar inklikt.
4. Sluit de klep weer door hem aan te drukken en naar voren te schuiven tot hij vastklikt.
Ga voor het verwijderen van de geheugenkaart in omgekeerde volgorde te werk. Voor de ontgrende­ling moet de kaart – zoals in de klep aangegeven – eerst nog iets verder naar binnen geschoven worden.
Aanwijzingen: Raak de contacten van de geheugenkaart niet aan. Als het erin zetten van de geheugenkaart niet lukt, moet u controleren of hij goed recht zit. Als de klep na uitnemen van de geheugenkaart niet meer dichtgaat, moet u het nog eens proberen nadat u de geheugenkaart er opnieuw in gestopt en uit gehaald hebt. Als u de afdekklep (1.28) opent of de geheugen­kaart eruit haalt, knippert de groene lichtdiode (1.21); bij het opnieuw plaatsen brandt tijdens het inlezen van de gegevens de rode LED (1.20). Open de klep niet en neem geheugenkaart en accu er niet uit zolang de rode lichtdiode knippert, d.w. z. terwijl opnamegegevens worden opgeslagen. Anders kunnen de gegevens op de kaart worden vernietigd en de camera gebrekkig functioneren. Omdat elektromagnetische velden, elektrostati­sche lading en defecten aan camera en kaart tot beschadiging of verlies van gegevens op de geheu­genkaart kunnen leiden, verdient het aanbeveling de gegevens ook op een computer over te zetten
Uitvoerige handleiding / Voorbereidingen / 118
en daar op te slaan (zie p.181). Om dezelfde reden is het raadzaam de kaart in principe in het meegeleverde gele, antistatische kunststof-zakje te bewaren.
De belangrijkste instellingen/ bedieningselementen
In-/uitschakelen van de camera
De camera wordt met de hoofdschakelaar (1.25) in- en uitgeschakeld. Daarvoor wordt hij in de betreffende, met
ON en OFF aangeduide
standen gedraaid. Voorzover de hendel voor de keuze van opname­en weergavefuncties (1.14) bij het inschakelen op een van de opnamemodi is gezet, gaat het objec­tief van de ruststand over in de stand-by-stand en gaat de groene LED (1.21) branden. Als de lensdop er echter nog op zit, kan het objec­tief niet in de stand-by-stand overgaan en ver­schijnt op de LCD-monitor (1.32) dan ook de fout­melding
REMOVE LENS CAP AND PRESS SET
BUTTON
. Haal in dat geval de lensdop eraf en
druk vervolgens op de knop
VIEW/SET (1.31).
Bij het in- en uitschakelen mogen zich geen voor­werpen onmiddellijk voor het objectief bevinden, anders kan het niet in de betreffende posities gaan staan. In die gevallen volgt de boven beschreven foutmelding. Als de hendel voor de opname-/weergavekeuze daarentegen op weergave is gezet, kan lensdop bij
het inschakelen van de camera zolang blijven zitten tot overgeschakeld wordt op een opname­modus.
De optische zoeker
De LEICA DIGILUX 1 heeft een optische zoeker waarmee, zoals bij gewone camera’s, het beeld­fragment bij het wijzigen van de brandpuntsaf­stand kan worden gekozen en het beeld kan worden vormgegeven. Hij is met name dienstig als volautomatisch (
AUTO, zie p. 127) wordt gefo-
tografeerd.
Aanwijzing: Een visuele controle van de scherpte-instelling is alleen op de LCD-monitor (1.32) mogelijk.
De dioptrieëninstelling
Om het motief en de strepen in de optische zoeker optimaal te bekijken is het noodzakelijk de dioptrieëninstelling aan te passen aan uw oog.
Stel daarvoor met de inklikkende rol (1.19) links naast het zoekervizier (1.22) het zoekerbeeld zo in dat u dit inclusief de strepen scherp ziet.
De markeringen
In de optische zoeker zijn er 2 groepen strepen: _ in het midden een dradenkruis om het motief te
focussen met het autofocus-meetveld en
_ twee horizontale strepen links en rechts aan de
bovenrand ten behoeve van de parallax-afrege­ling, d. w. z. als aanduiding van de begrenzing van het beeldveld bij opnameafstanden tussen 70 cm en 1m met de tele-stand van het zoom­objectief.
Uitvoerige handleiding / De belangrijkste instellingen/bedieningselementen / 119
De LED-indicaties
De LED’s (Light Emitting Diode – lichtdiode) dienen als status- en waarschuwingsindicaties. De groene LED (1.21) knippert bij het laden van de accu om aan te geven dat deze nog bezig is met laden of dat de capaciteit van de accu bijna verbruikt is. Hij brandt constant als de accu is geladen, maar de voedingseenheid/acculader nog is aangesloten (zie p.117). De groene LED gaat ook branden na inschakelen van de camera als bevestiging dat deze klaar is voor gebruik. Om te bevestigen dat de scherpte-instelling auto­matisch is uitgevoerd (autofocus, zie p.127) knippert hij eenmaal, waarna hij constant blijft branden. Als de autofocus echter niet kan scherp­stellen, bijv. bij te korte afstanden, knippert hij. Hij knippert eveneens als de afdekklep van de geheugenkaart-schacht (1.28) is geopend of als geen geheugenkaart is aangebracht. De rode LED (1.20) knippert zo lang als het ingebouwde flitsapparaat wordt geladen, d.w. z. nog niet (opnieuw) bedrijfsklaar is. Zelfs als de flitsfunctie is uitgeschakeld, knippert hij als het beschikbare licht voor een voldoende belichte opname zonder gebruik van flitsapparaat niet toereikend is. Hij brandt constant als het ingebouwde flitsappa­raat bij drukpuntschakelen van de ontspanner (1.11) wordt geactiveerd en bedrijfsklaar is (zie p.131). Hij gaat eveneens branden (afhankelijk van het ingestelde compressiepercentage met verschillen-
de duur, zie p.148) na de opname, terwijl de beeldgegevens overgebracht worden naar de geheugenkaart.
Omschakelen van de monitorindicaties
Met de knop voor de keuze van de monitorindica­ties (
DISPLAY, 1.26) kan het monitorbeeld in de
opnamemodi in- en uitgeschakeld worden of kan gekozen worden of het met of zonder functie-indi­caties verschijnt. In de weergavemodus kan gekozen worden tussen het monitorbeeld zonder of met functie-indicaties resp. met uitgebreide functie-indicaties. De indicatievarianten zijn in een oneindige lus geschakeld en kunnen zo door één- of tweemaal drukken op de knop geselecteerd worden.
De opeenvolgende keuzemogelijkheden: Bij opnamemodus: Monitorbeeld met functie-indicaties – zonder func­tie-indicaties – uitgeschakeld Bij weergavemodus: Monitorbeeld met functie-indicaties – met uitge­breide functie-indicaties – zonder functie-indica­ties
De indicaties bij opnamemodus
1. Monitorbeeld met functie-indicaties a. Belichtingsmodus b. Flitsmodus (niet bij fabrieksinstelling: auto-
matische flitsinschakeling)
c. Scherpte-instellingsmodus (alleen bij macro
en handmatige instelling, bij de laatste evt. ook
ß (elektronische scherpte-instellings-
bevestiging) of
w (oneindig))
d. Resolutie e. Percentage beeldgegevenscompressie f. Accu-laadtoestand g. Resterende aantal foto’s/opnametijd h. Markering van het afstandsmeetveld
Na inschakelen van de camera of na omschakelen van de belichtingsmodus (slechts kort, ca. 6s)
i. Datum en tijd
Extra bij drukpuntschakelen met de ontspanner en bij ingestelde autofocus
j. Scherpte-instellingssignaal (
;); knipperend
bij niet mogelijke of onjuiste instelling, constant brandend bij correcte instelling. Constant branden geeft eveneens een opgeslagen instelling aan.
Extra bij de belichtingsmodi
P, A, T en M
k. Instelling witafregeling l. Belichtingsmeetmethode
Extra indien functie is ingesteld
m. Markering voor meetbereik van de spot-
belichtingsmeting
Extra bij de belichtingsmodi
A, T en M
n. ISO-gevoeligheid (niet bij fabrieksinstelling:
AUTO)
Uitvoerige handleiding / De belangrijkste instellingen/bedieningselementen / 120
Extra (en uitsluitend) bij de belichtingsmodus P en drukpuntschakeling met de ontspanner
o. De automatisch gestuurde sluitertijd- en dia-
fragmawaarden
Extra (en uitsluitend) bij de belichtingsmodi
A en T
en drukpuntschakeling met de ontspanner
p. De handmatig ingestelde sluitertijd- (bij
A) en
diafragmawaarden (bij
T). Gele pijlen links en
rechts naast de getalswaarden geven de mogelijke verstelrichtingen aan: naar boven en/of naar beneden bij automatische tijdsin­stelling voor grotere of kleinere diafragma­waarden, alsmede naar links en/of naar rechts bij automatische diafragma-instelling voor kortere of langere sluitertijden.
Extra (en uitsluitend) bij de belichtingsmodus
M
en drukpuntschakeling met de ontspanner
q. De handmatig ingestelde sluitertijd- en
diafragmawaarden alsmede de lichtschaal
Nadat een opname is gemaakt en tijdens video­opnamen
r. Knipperende rode punt
Indien geluidsopname is ingesteld
s. Betreffend symbool
Bij modus video-opnamen verschijnen uitsluitend de indicaties a, b, c, f, g, r en s. Tijdens de video­opname knipperen a en q
2. Monitorbeeld zonder functie-indicaties
3. Monitorbeeld uitgeschakeld (niet mogelijk als digitale zoom is geactiveerd)
De indicaties bij weergavemodus
1. Monitorbeeld met functie-indicaties a.
j voor weergavemodus
b. Resolutie c. Percentage beeldgegevenscompressie d. Accu-laadtoestand e. Opnamenummer/totale aantal
opnamen/ mapnummer/opnamenummer in betreffende map
f. Datum en tijd van onstaan van de opname
2. Monitorbeeld met uitgebreide functie-indicaties Extra bij de indicatie a tot e en k: g. Belichtingsmeetmethode h. Diafragma i. Sluitertijd j. ISO-gevoeligheid k. Flitsmodus l. Instelling witafregeling (niet bij instelling
op
AUTO)
3. Monitorbeeld zonder functie-indicaties
Aanwijzingen: Alleen in de opnamemodi
(REC) blijven de
functies/modi die u hebt ingesteld, ook na uit- en weer inschakelen van de camera behouden. Als de digitale zoomfunctie (
i D. ZOOM, zie
p. 126) is ingesteld, kan het monitorbeeld niet worden ingeschakeld. Als de onmiddellijke weergave van de opnamen (
o AUTO REVIEW, zie p. 129) is ingeschakeld,
verschijnt – voor korte tijd, ca 2s. – het monitor­beeld zelfs als de monitor is uitgeschakeld. Daarna verdwijnt het echter weer. Na een opname en na drukken op de knop voor beeldweergave en invoerbevestiging (
VIEW/SET,
1.31) verschijnt het monitorbeeld zelfs als de monitor is uitgeschakeld. Na korte tijd verdwijnt het echter weer (zie p.129). Als de menubesturing is ingeschakeld, kan de monitor niet worden uitgeschakeld.
Uitvoerige handleiding / De belangrijkste instellingen/bedieningselementen / 121
Selectie van de menupunten
Veel modi en functies van de LEICA DIGILUX 1 worden via een menubesturing bediend, die over­zichtelijk en stap voor stap op de LCD-monitor (1.32) wordt weergegeven. Door de betreffende menupunten te selecteren kunt u de verschillende functies binnen de opname- en weergavemodi instellen. Bovendien kunnen met deze menubesturing ook alle andere functies zoals bijv. datum en tijd of de geluidssterkte van de terugmeldingsgeluiden inge­steld worden. De hieronder opgesomde menupunten moet u voor de oefening overeenkomstig met de camera langslopen of selecteren.
1. Druk op de knop om het menu weer te geven (
MENU, 1.27).
In de opnamemodi enkele en serieopnamen ver­schijnt daarop het opnamemenu, in de weergave­modus het weergavemenu (zie p.110). Na het oproepen ervan bevinden de menu’s zich eerst steeds in hun – geel aangegeven – uitgangspositie: a REC in de opnamemodus en j PLAY in de weergavemodus.
Aanwijzing: In de opnamemodus
AUTO kunnen slechts 5 van
de in totaal 11 functies worden geselecteerd (zie p. 108), bij video-opnamen slechts één (zie p. 109).
2. Vanuit deze uitgangsposities kunt u dan ofwel: door op de boven- of onderrand van de 4-wegs­kanteltoets te drukken (1.29) de verschillende menupunten selecteren of:
door op de rechterrand van de 4-wegs-kanteltoets te drukken naar de betreffende basisinstellings­menu’s (
hSETUP) gaan.
Door op de linkerrand van de 4-wegs-kanteltoets te drukken kunt u dit menugedeelte weer verlaten.
De geactiveerde menupunten worden steeds geel gemarkeerd.
Uitvoerige handleiding / De belangrijkste instellingen/bedieningselementen / 122
Bedenk dat er de in de opname- en weergaveme­nu’s meer functies zijn (11 resp. 8, zie p.108) dan de 6 die tegelijkertijd op de monitor kunnen worden weergegeven. Deze menupunten bereikt u eenvoudig door aanhoudend op de onderrand van de 4-wegs-kanteltoets te drukken.
3. Door vervolgens op de rechterrand van de 4-wegs-kanteltoets te drukken kunt u de functie van het betreffende geselecteerde menupunt instellen.
Let daarbij op het volgende: Binnen het opnamemenu: De pijlen die links en/of rechts naast de functie­varianten verschijnen, geven daarbij aan met welke kant(en) van de 4-wegs-kanteltoets de mogelijke verdere instellingen worden gekozen. De 1ste functie (
? WHITE BALANCE – witafre-
geling, 4.1) biedt 5 instellingen, waarvan echter slechts de eerste 3 tegelijkertijd op de monitor worden weergegeven. De beide andere functie­varianten bereikt u eenvoudig door aanhoudend op de onderrand van de 4-wegs-kanteltoets te drukken. De laatste, 11de functie (
H PICT. ADJ. – instel-
len van de beeldeigenschappen, 4.11) heeft een submenu, waarin de instellingen echter in principe op dezelfde wijze worden aangebracht als boven is beschreven.
Binnen het weergavemenu hebben de meeste functies eveneens submenu’s. De functievarianten van dit submenu worden in principe weer op dezelfde manier ingesteld als boven is beschreven – met behulp van de hier gele pijlen, dikwijls echter in combinatie met de MENU (1.27) en VIEW/SET (1.31)-knoppen.
4. Uw instellingen slaat u op door op de boven- of onderrand van de 4-wegs-kanteltoets te druk­ken en zo een andere functie te kiezen of door opnieuw op de
MENU-knop te drukken en daar-
mee de menubesturing te verlaten.
De menubesturing kunt u te allen tijde verlaten door nogmaals op de
MENU-knop te drukken.
Instellen van tijd en datum
De datum kan binnen het bereik van 2001 tot 2099 ingesteld worden. Voor de tijdsweergave wordt het 24-uurssysteem gebruikt.
Instellen van de gegevens
1. Druk op de
MENU-knop (1.27). Daarbij maakt
het niet uit of dat binnen de opname- of weer­gavemodi gebeurt.
2. Druk daarna op de rechterkant van de 4-wegs­kanteltoets (1.29) om in het basisinstellings­menu (h SETUP) te komen.
3. Kies door op de onderrand van de 4-wegs­kanteltoets te drukken (6x) het menupunt f CLOCK SET (instellen van de tijd).
4. Druk op de rechterrand van de 4-wegs-kantel­toets.
5. Druk opnieuw op de rechterrand van de 4­wegs-kanteltoets om de eerste gegevensgroep te selecteren, die moet worden ingesteld.
Uitvoerige handleiding / De belangrijkste instellingen/bedieningselementen / 123
Loading...
+ 67 hidden pages