Nu u eigenaar bent van een KIA krijgt u waarschijnlijk veel
vragen over uw auto en over het bedrijf, zoals “Wat is een
KIA?”, “Wie is KIA?” en “Wat betekent ‘KIA’?”.
Hier volgen enige antwoorden. Ten eerste, KIA is de oudste
autoproducent in Korea. Het bedrijf bestaat uit duizenden
werknemers die zich concentreren op het bouwen van auto's met
een hoge kwaliteit tegen een redelijke prijs.
De eerste lettergreep, KI, in het woord “KIA” betekent
“opkomende zon”. De tweede lettergreep, A, betekent “Azië”.
Dus het woord KIA, betekent “opkomende zon uit Azië”.
Veel plezier met uw auto!
i
Hartelijk dank voor het kiezen van een KIA.
Onthoud dat voor onderhoud uw dealer de aangewezen
persoon is. Uw dealer heeft door de importeur getrainde
monteurs in dienst, beschikt over de aanbevolen speciale
gereedschappen, originele KIA-onderdelen en zal er alles
aan doen u optimaal van dienst te zijn.
Bewaar het instructieboekje in de auto voor een
eventuele volgende eigenaar.
Dit instructieboekje zal u vertrouwd maken met de
bediening, het onderhoud en de veiligheidsaspecten van
uw nieuwe auto. Bij het instructieboekje hoort een
garantie- en onderhoudsboekje waarin u informatie vindt
over de garantie. We raden u aan om deze informatie
zorgvuldig te lezen en de daarin opgenomen
aanwijzingen zorgvuldig op te volgen, zodat u veilig en
probleemloos van uw nieuwe auto kunt genieten.
KIA rust zijn talrijke modellen uit met een grote
verscheidenheid aan opties, componenten en kenmerken.
Het is dan ook mogelijk dat de uitrusting die in dit
instructieboekje beschreven staat en die op illustraties
afgebeeld is, niet allemaal van toepassing is op uw auto.
De in dit instructieboekje opgenomen informatie en
specificaties golden ten tijde van het ter perse gaan. KIA
behoudt zich te allen tijde het recht voor wijzigingen
door te voeren zonder voorafgaande kennisgeving. Als u
vragen heeft, kunt u zich te allen tijde tot uw KIA-dealer
wenden.
Wij zullen er alles aan doen om u optimaal en tot volle
tevredenheid van uw nieuwe KIA te laten genieten.
reproductie op wat voor manier dan ook, elektronisch of
mechanisch, inclusief kopiëren, vastleggen via een
systeem voor het opslaan en terughalen van informatie,
of vertalen is niet toegestaan zonder schriftelijke
toestemming van KIA Motors Corporation.
Gedruk in Korea
Voorwoord
ii
1
2
3
4
5
6
7
8
I
Introductie
Uw auto in één oogopslag
Veiligheidsysteem van uw auto
Kenmerken van uw auto
Rijden met uw auto
Wat te doen in een noodgeval
Onderhoud
Specificaties & Consumenteninformatie
Index
INHOUDSOPGAVE
1
Gebruik van dit instructieboekje / 1-2
Vereiste brandstof / 1-3
Inrijprocedure / 1-5
Controlelampjes in het instrumentenpaneel / 1-6
Introductie
Introductie
21
A010000AUN
Wij willen u helpen om het meeste
rijplezier van uw auto te krijgen. Het
instructieboekje kan daar op vele
manieren toe bijdragen. Wij raden u ten
zeerste aan het complete
instructieboekje door te lezen. Om de
kans op letsel te beperken, moet u met
name de gedeeltes met
WAARSCHUWING en OPMERKING
door het gehele instructieboekje lezen.
De afbeeldingen vormen een
waardevolle aanvulling op de tekst. In uw
instructieboekje vindt u informatie over
de kenmerken, over belangrijke
veiligheidsaspecten en over het rijden
onder diverse omstandigheden.
De algemene indeling van het
instructieboekje vind u in de
INHOUDSOPGAVE. De index vormt een
goede ingang om de gewenste passage
te vinden.
Hoofdstukken: Dit instructieboekje heeft
acht hoofdstukken en een index. Elk
hoofdstuk begint met een korte
inhoudsopgave, zodat u direct kunt zien
of het gewenste hoofdstuk de gewenste
informatie bevat.
U vindt verschillende
WAARSCHUWINGEN, OPMERKINGEN
en AANWIJZINGEN in dit
instructieboekje. Deze dienen ter
vergroting van uw persoonlijke veiligheid.
Lees ALLE procedures en
aanbevelingen in deze
WAARSCHUWINGEN, OPMERKINGEN
en AANWIJZINGEN nauwkeurig door en
neem ze in acht.
✽✽
AANWIJZING
OPMERKING geeft aan dat er
interessante of nuttige informatie wordt
gegeven.
GEBRUIK VAN DIT INSTRUCTIEBOEKJE
WAARSCHUWING
Een WAARSCHUWING wijst u erop
bijzonder voorzichtig te zijn ter
voorkoming van schade en ernstig
letsel.
OPMERKING
Informatie waar VOORZICHTIG bij
staat, dient ervoor om te voorkomen
dat u een fout maakt waardoor uw
auto beschadigd zou kunnen raken.
13
Introductie
Benzinemotor
A020101AUN
Loodvrij
Gebruik voor optimale prestaties van uw
auto loodvrije benzine met een
octaangetal van 95 RON/91 AKI of
hoger.
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine met
een octaangetal van 91 RON of meer
voor uw nieuwe KIA.
Bij gebruik van LOODVRIJE BENZINE
zijn de prestaties maximaal en de
uitlaatgassen het schoonst en wordt
vervuiling van de bougies tegengegaan.
A020102AUN
Loodhoudende benzine
(indien van toepassing)
In sommige landen moet er
loodhoudende benzine worden gebruikt.
Neem contact op met een officiële KIAdealer om te informeren of uw auto
geschikt is voor het gebruik van
loodhoudende benzine of niet.
Het vereiste octaangetal voor
loodhoudende benzine is gelijk aan dat
voor loodvrije benzine.
A020103AUN
Benzine die alcohol en methanol
bevat
In sommige landen is naast benzine ook
gasohol verkrijgbaar. Dit is een mengsel
van benzine en ethanol of methanol.
Gebruik dit mengsel niet met meer dan
10% ethanol en gebruik geen benzine of
mengsel dat methanol bevat. Deze
brandstoffen kunnen rijproblemen en
schade aan het brandstofsysteem
veroorzaken.
Gebruik gasohol niet langer wanneer er
rijproblemen optreden.
Schade aan de auto of rijproblemen
vallen mogelijk niet onder de
fabrieksgarantie wanneer ze veroorzaakt
worden door het gebruik van:
1. Benzinemengsels met meer dan 10%
ethanol.
2. Benzine of gasohol die methanol
bevat.
3. Loodhoudende benzine.
VEREISTE BRANDSTOF
WAARSCHUWING
• Probeer de tank niet verder te
vullen nadat het vulpistool
automatisch is afgeslagen.
• Controleer altijd of de tankdop
goed vastgedraaid is, om morsen
van brandstof in geval van een
aanrijding te voorkomen.
OPMERKING
GEBRUIK NOOIT LOODHOUDENDE
BENZINE. Loodhoudende benzine
is schadelijk voor de katalysator en
de lambdasensor van het
motorregelsysteem en zal de
emissieregeling nadelig
beïnvloeden.
Voeg nooit brandstofadditieven
producten toe aan het
brandstofsysteem. (Neem voor
details contact op met een officiële
KIA-dealer.)
OPMERKING
Gebruik nooit benzinemengsels die
methanol bevatten.Gebruik
gasoholproducten niet langer
wanneer er rijproblemen optreden.
Introductie
41
A020104AUN
Gebruik van MTBE
Geadviseerd wordt geen brandstof in uw
auto te gebruiken die meer dan 15,0
volumeprocent MBTE (Methyl Tertiair
Butyl Ether) (zuurstofmassa 2,7%) bevat.
Brandstof die meer dan 15,0
volumeprocent MBTE (zuurstofmassa
2,7%) bevat kan de prestaties van de
auto in negatieve zin beïnvloeden en
dampvorming of slecht aanslaan
veroorzaken.
A020105AUN
Gebruik geen methanol
Uw auto is niet geschikt voor het gebruik
van methanol (methylalcohol). Dit type
brandstof heeft een negatieve invloed op
de prestaties van uw auto en kan schade
aan het brandstofsysteem veroorzaken.
A020106AUN
Benzines die het milieu minder
belasten
Om een bijdrage te leveren aan het
tegengaan van luchtverontreiniging,
wordt geadviseerd benzine te gebruiken
die reinigende additieven bevat. Deze
benzines helpen inwendige
verontreiniging te voorkomen. Dit soort
benzine zorgt ervoor dat de motor
minder schadelijke stoffen uitstoot en
verbetert de prestaties van het
emissieregelsysteem.
A020107AUN
Rijden in het buitenland
Als u van plan bent om met uw auto naar
het buitenland te gaan:
• Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan
de in dat land geldende wettelijke
voorschriften met betrekking tot
registratie en verzekering.
• Informeer of de juiste brandstof
verkrijgbaar is.
Dieselmotor
A020201AUN
Dieselbrandstof
Gebruik voor de dieselmotor alleen bij
het bemzinestation verkrijgbare
dieselbrandstof die aan de EN 590-norm
of vergelijkbaar voldoet. (EN staat voor
"European Norm"). Gebruik geen
dieselbrandstof die bestemd is voor de
scheepvaart, lichte stookoliën of nietgoedgekeurde brandstoftoevoegingen,
aangezien dit de slijtage zal
bespoedigen en de motor en het
brandstofsysteem kan beschadigen. Het
gebruik van niet-goedgekeurde
brandstoffen en/of
brandstoftoevoegingen heeft een
beperking van de garantie tot gevolg.
Het cetaangetal van de dieselbrandstof
voor uw auto moet hoger zijn dan 52. Als
er twee soorten diesel leverbaar zijn,
moet afhankelijk van de temperatuur
worden gekozen voor zomer- of
winterdiesel.
• Boven -5°C (23°F)…zomerdiesel.
• Beneden -5°C (23°F)... winterdiesel.
OPMERKING
Schade aan het brandstofsysteem
van uw auto of het verhelpen van
problemen met betrekking tot de
prestaties van de auto worden niet
door de garantie gedekt indien ze
veroorzaakt worden door brandstof
die methanol bevat of brandstof die
meer dan 15,0 volumeprocent
MTBE (Methyl Tertiair Butyl Ether)
(zuurstofmassa 2,7%) bevat.
15
Introductie
Houd het brandstofpeil zorgvuldig in de
gaten : als de motor afslaat bij gebrek
aan brandstof, moet het complete
brandstofsysteem worden ontlucht
alvorens de motor opnieuw gestart kan
worden.
A020202AUN
Biodiesel
Indien uw auto aan de EN 14214-norm of
vergelijkbaar voldoet, mag bij het
benzinestation verkrijgbare
biodieselmengsels met niet meer dan
5% biodiesel, algemeen bekend als "B5biodiesel" worden gebruikt. (EN staat
voor "European Norm").
Het gebruik van biobrandstoffen van
koolzaadmethylester (RME), vetzuur
methylester (FAME), plantaardige
methylester (VME), enz.of een
diesel/biodieselmengsel zal de slijtage
bespoedigen en kan de motor of het
brandstofsysteem beschadigen.
Reparatie of vervanging van versleten of
beschadigde onderdelen als gevolg van
het gebruik van niet-goedgekeurde
brandstoffen valt niet onder de
fabrieksgarantie.
A030000AUN
U hoeft de auto niet gedurende een
bepaalde periode in te rijden. U kunt
echter door het opvolgen van een paar
eenvoudige aanwijzingen gedurende de
eerste 1.000 km de prestaties, het
brandstofverbruik en de levensduur van
uw auto in positieve zin beïnvloeden.
• Voer het toerental van de motor niet te
hoog op.
• Houd tijdens het rijden het
motortoerental tussen de 2.000 - 4.000
omw/min.
• Rijd niet gedurende langere tijd met
een constante snelheid. Om de motor
goed in te rijden, moet het
motortoerental worden gevarieerd.
• Vermijd plotseling afremmen, behalve
in noodgevallen, om de onderdelen
van het remsysteem de gelegenheid te
geven op elkaar in te lopen.
• Laat de motor niet langer dan 3
minuten achtereen stationair draaien.
• Trek gedurende de eerste 2.000 km
(1.200 mijl) met uw auto geen
aanhanger.
INRIJPROCEDURE
OPMERKING
• Zorg ervoor dat er geen benzine
of water in de brandstoftank
terechtkomt. Als dat wel het geval
is, moet de brandstoftank worden
afgetapt en moet het
brandstofsysteem worden
ontlucht om schade aan de
brandstofpomp en de motor te
voorkomen.
• In de winter mag, om afslaan van
de motor door vlokken van de
brandstof te voorkomen,
petroleum aan de brandstof
worden toegevoegd als de
temperatuur daalt tot lager dan
10°C (50°F). Gebruik nooit meer
dan 20% petroleum.
OPMERKING
• Gebruik nooit brandstof, diesel of
B5-biodiesel, dat niet aan de
meest recente specificaties
voldoet.
• Gebruik nooit brandstoftoevoegingen en dergelijke die
niet door de fabrikant zijn
aanbevolen of goedgekeurd.
Introductie
61
CONTROLELAMPJES IN HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje
veiligheidsgordel
Controlelampje grootlicht
Controlelampjes richtingaanwijzers
Waarschuwingslampje ABS*
Waarschuwingslampje parkeerrem
en remvloeistofniveau
Losliggende voorwerpen in de
voetenruimte van de bestuurder
kunnen de werking van de pedalen
nadelig beïnvloeden en mogelijk
een ongeval veroorzaken. Plaats
niets onder de voorstoelen.
WAARSCHUWING -
Opklappen van de
rugleuning
Zorg ervoor, indien u de rugleuning
weer rechtop zet, dat u deze
vasthoudt en rustig omhoog klapt.
Als u de rugleuning niet vasthoudt
tijdens het omhoog klappen, kan de
rugleuning terugschieten waardoor
u letsel kunt oplopen.
WAARSCHUWING -
Verantwoordelijkheid van
de bestuurder voorpassagier
Rijden met de rugleuning van een
stoel neergeklapt, kan bij een
aanrijding leiden tot ernstig letsel.
Als de rugleuning neergeklapt is,
kan de persoon op de
desbetreffende stoel bij een
aanrijding onder de gordel
doorglijden, waardoor de
onderbuik zwaar belast kan
worden. Hierdoor kan ernstig letsel
ontstaan. De bestuurder moet de
passagier erop wijzen tijdens het
rijden de rugleuning altijd zo
rechtop mogelijk te houden.
WAARSCHUWING -
Bestuurdersstoel
• Probeer de stoel nooit tijdens het
rijden te verstellen. Hierdoor kunt
u de controle verliezen waardoor
een ongeluk met ernstig letsel of
schade het gevolg kan zijn.
• Zorg ervoor dat de rugleuning
altijd in de normale positie kan
staan. Als de rugleuning
vanwege hinderlijk geplaatste
voorwerpen of andere oorzaken
niet goed vergrendeld kan
worden, kan dit bij een noodstop
of aanrijding ernstig letsel tot
gevolg hebben.
• Zet voor het wegrijden de
rugleuning altijd rechtop en
plaats de heupgordel strak en zo
laag mogelijk over de heupen. In
deze positie bent u in geval van
een aanrijding het beste
beschermd.
• Ga zo ver van het stuurwiel af
zitten als mogelijk is zonder dat
dit ten koste gaat van het
bedieningscomfort om onnodig
en wellicht ernstig letsel door de
airbag te voorkomen.
Geadviseerd wordt een minimale
afstand van 250 mm tussen uw
bovenlichaam en het stuurwiel.
33
Veiligheidsysteem van uw auto
WAARSCHUWING -
Rugleuning achterbank
• De rugleuning achter moet goed
vergrendeld zijn. Als dat niet het
geval is, kunnen passagiers en
objecten in geval van afremmen
of een aanrijding plotseling naar
voren schieten, waardoor ernstig
letsel kan ontstaan.
• Bagage en andere lading moet
plat in de bagageruimte worden
gelegd. Als de objecten groot of
zwaar zijn, of moeten worden
gestapeld, moeten ze worden
vastgezet. Objecten in de
bagageruimte mogen nooit hoger
worden gestapeld dan de
rugleuning. Het niet opvolgen
van deze waarschuwingen kan
leiden tot ernstig letsel in geval
van afremmen of een aanrijding.
• In de bagageruimte mogen geen
passagiers vervoerd worden en
tijdens het rijden mogen er geen
passagiers zitten of liggen op een
neergeklapte rugleuning.Alle
passagiers moeten zitten en de
aanwezige veiligheidsgordels
dragen.
(Vervolg)
(Vervolg)
• Controleer na het terugklappen
van de rugleuning of deze goed
vergrendeld is door te proberen
hem naar voren en naar achteren
te bewegen.
• Voorkom de kans op
brandwonden en verwijder
daarom de vloerbedekking in de
bagageruimte niet.De
emissieregelsystemen onder de
vloer brengen hoge
uitlaattemperaturen met zich
mee.
WAARSCHUWING
Controleer na het afstellen van de
stoel altijd of deze goed is
vergrendeld, door te proberen deze
naar voren of achteren te schuiven
zonder de ontgrendelhendel te
gebruiken. Als de bestuurdersstoel
plotseling in beweging komt, kunt u
de controle over de auto verliezen.
OAM039002
Afstellen van voorstoel
C010101ASA
Voorwaartse/achterwaartse richting
Verstel de stoel als volgt naar voren of
naar achteren:
1. Houd de hendel voor de
langsverstelling aan de voorzijde van
de stoel omhooggetrokken.
2. Schuif de stoel in de gewenste positie.
3. Laat de hendel los en controleer of de
stoel vergrendeld is.
Stel de stoel af voordat u gaat rijden en
controleer of de stoel goed vergrendeld
is door te proberen deze handmatig naar
voren of achteren te schuiven. Als de
stoel beweegt, dan is hij niet goed
vergrendeld.
43
C010102AUN
Rugleuning
Stel de rugleuning als volgt af:
1. Leun iets naar voren en trek de hendel
van de rugleuning aan de zijkant van
de stoel naar boven.
2. Leun vervolgens voorzichtig
achterover en verstel de rugleuning in
de gewenste positie.
3. Laat de hendel los en zorg ervoor dat
de rugleuning vergrendeld is. (De
hendel MOET zijn oorspronkelijke
positie weer innemen om de
rugleuning te vergrendelen.)
OAM039004OPA039052OAM039003
C010103AUN
Afstellen van de zittinghoogte
(bestuurdersstoel)
Duw de hendel aan de zijkant van de
zitting omhoog of omlaag om de hoogte
van de zitting te veranderen.
• Duw de hendel een aantal maal
omlaag om de zitting lager af te stellen.
• Trek de hendel een aantal maal
omhoog om de zitting hoger af te
stellen.
Veiligheidsysteem van uw auto
C010104BUN
Hoofdsteun
De stoelen van de bestuurder en
voorpassagier zijn voor extra veiligheid
en comfort voorzien van een hoofdsteun.
De hoofdsteun biedt niet alleen comfort,
maar helpt tevens bij de bescherming
van hoofd en nek van de inzittenden bij
een aanrijding.
35
Veiligheidsysteem van uw auto
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming
in geval van een aanrijding moet
de hoofdsteun zo afgesteld zijn
dat het midden van de
hoofdsteun zich op dezelfde
hoogte bevindt als het
zwaartepunt van het hoofd van
de inzittende. Over het algemeen
bevindt het zwaartepunt van het
hoofd zich op dezelfde hoogte als
de bovenzijde van de ogen.
Zorg dat de hoofdsteun zich zo
dicht mogelijk bij uw hoofd
bevindt. Gebruik daarom geen
kussen waardoor het lichaam
verder van de rugleuning af komt.
• Gebruik de auto niet als de
hoofdsteunen zijn verwijderd. In
geval van een aanrijding kan dan
ernstig letsel ontstaan. Een goed
afgestelde hoofdsteun biedt
optimale bescherming tegen
nekletsel.
• Verstel de hoofdsteun van de
bestuurder niet als de auto rijdt.
Verstellen in voorwaartse/achterwaartse
richting (indien van toepassing)
De hoofdsteun kan in drie standen naar
voren worden gedrukt.Druk de
hoofdsteun vanuit de voorste positie
nogmaals naar voren om de hoofdsteun
naar achteren te plaatsen. Zorg ervoor
dat de hoofdsteun hoofd en nek goed
ondersteunt.
OAM039006OAM039005
Afstellen van de hoogte
Hoger: trek de hoofdsteun omhoog om
hem in de gewenste positie (1) te zetten.
Lager: druk de ontgrendelknop (2) in en
laat de hoofdsteun in de gewenste
positie (3) zakken.
63
Verwijderen
Trek de hoofdsteun zo ver mogelijk
omhoog en druk vervolgens de
ontgrendelknop (1) in om de hoofdsteun
te verwijderen (2). Stop, om de
hoofdsteun terug te plaatsen, de pennen
van de hoofdsteun (3) in de gaten terwijl
u de ontgrendelknop (1) indrukt. Stel de
hoofdsteun vervolgens af op de gewenste
hoogte.
WAARSCHUWING
Zorg dat de hoofdsteun wordt
vergrendeld nadat deze is versteld,
zodat de inzittenden optimaal
beschermd zijn.
HNF2041-1OAM039010OAM039007
Actieve hoofdsteun
(indien van toepassing)
De actieve hoofdsteun is ontworpen om
naar voren en boven te bewegen bij een
aanrijding van achteren. Dit voorkomt dat
het hoofd van de bestuurder of
voorpassagier naar achteren beweegt
waardoor nekletsel kan ontstaan.
Veiligheidsysteem van uw auto
C010107AUN
Stoelverwarming
(indien van toepassing)
Met de stoelverwarming kunnen de
voorstoelen bij lage buitentemperaturen
verwarmd worden. De stoelverwarming
kan worden ingeschakeld door op de
schakelaar te drukken voor de
bestuurdersstoel en/of de stoel van de
voorpassagier als het contact in stand
ON staat.
Laat de schakelaars in stand UIT staan
als de stoelverwarming niet gebruikt
hoeft te worden.
37
Veiligheidsysteem van uw auto
✽✽
AANWIJZING
Als de schakelaars voor de
stoelverwarming in stand AAN staan,
schakelt de stoelverwarming
automatisch aan of uit, afhankelijk van
de temperatuur van de stoel.
OPMERKING
• Gebruik voor het reinigen van de
stoelen geen organisch
oplosmiddel, zoals thinner,
alcohol of wasbenzine. Hierdoor
kan de stoelverwarming en de
stoel zelf beschadigd worden.
• Plaats geen dekens, kussens of
stoelhoezen over de stoel als de
stoelverwarming is ingeschakeld.
Dit kan leiden tot oververhitting.
• Plaats geen zware of scherpe
voorwerpen op stoelen die zijn
voorzien van stoelverwarming.
Hierdoor kunnen de onderdelen
van de stoelverwarming
beschadigd raken.
WAARSCHUWING -
Verbranding door de
stoelverwarming
Wees erg voorzichtig bij het
gebruik van de stoelverwarming
vanwege het gevaar voor
oververhitting, waardoor brand kan
ontstaan. Vooral de volgende
categorieën personen dienen erg
voorzichtig te zijn:
1. Kinderen,ouderen,
gehandicapten en
ziekenhuispatiënten
2. Personen met een gevoelige huid
3. Vermoeide personen
4. Dronken personen
5. Personen die onder invloed zijn
van medicijnen die het
reactievermogen verminderen of
slaap opwekken
OSA038123
C010109AVQ-C1
Armsteun (bestuurdersstoel,
indien van toepassing)
Draai de armsteun helemaal omlaag
om hem te gebruiken.
83
Veiligheidsysteem van uw auto
OUN028040/H
C010108AAM
Opbergvak in rugleuning
(indien van toepassing)
WAARSCHUWING -
Opbergvakken rugleuning
Plaats geen zware of scherpe
voorwerpen in de opbergvakken.
Bij een ongeval kunnen ze uit de
opbergvakken geslingerd worden
en inzittenden verwonden.
Afstellen van de achterbank
C010307BUN-C1
Opklappen van de achterbank
De rugleuning achter kan worden
opgeklapt om het vervoer van langere
voorwerpen mogelijk te maken of de
bagageruimte te vergroten.
WAARSCHUWING
Het doel van de opklapbare
rugleuning is het vervoer van
langere voorwerpen mogelijk te
maken waarvoor anders geen
ruimte is.
Laat nooit iemand op een
neergeklapte rugleuning zitten als
de auto rijdt omdat dat geen veilige
positie is en omdat dan de
veiligheidsgordels niet gebruikt
kunnen worden. Hierdoor kan bij
een aanrijding of een noodstop
ernstig letsel ontstaan. Voorwerpen
die op de neergeklapte rugleuning
vervoerd worden mogen niet boven
de bovenzijde van de voorstoelen
uitsteken. Als dat wel het geval is
kan de lading bij een noodstop naar
voren schuiven en letsel of schade
veroorzaken.
Neerklappen van de rugleuning achter:
1. Steek de gesp van de
veiligheidsgordel achter in de opening
tussen de rugleuning en de zitting en
plaats de gordel in de geleider om
beschadiging te voorkomen.
2. Zet de rugleuning zoveel mogelijk
rechtop en schuif indien nodig de
voorste stoel naar voren.
3. Zet de hoofdsteunen achter in de
laagste positie.
39
Veiligheidsysteem van uw auto
OAM039020
OAM039021
4.Trek aan de hendel in de rugleuning
naar buiten en klap de stoel naar
voren. Controleer na het rechtop zetten
van de rugleuning altijd of de
rugleuning goed vergrendeld is door
tegen de bovenzijde van de rugleuning
te drukken.
5. Trek om de achterbank weer in zijn
oorspronkelijke positie te zetten aan
de hendel van de rugleuningverstelling
totdat hij vastklikt. Zorg ervoor dat de
rugleuning vergrendeld is.
6. Plaats de veiligheidsgordel weer in de
juiste positie.
WAARSCHUWING
Bij het terugzetten van de
achterbank in zijn oorspronkelijke
positie nadat de bank is
neergeklapt:
Let erop dat het materiaal van de
gordel of de gesp niet beschadigd
worden. Zorg ervoor dat de gordel
of gesp niet klem komen te zitten.
Controleer of de rugleuning goed
vergrendeld is door tegen de
bovenzijde van de rugleuning te
drukken. Anders kan bij een
aanrijding of noodstop de
rugleuning naar voren klappen,
waardoor de bagage in het
passagierscompartiment terecht
kan komen en de inzittenden
ernstig letsel zouden kunnen
oplopen.
103
Veiligheidsysteem van uw auto
OPMERKING - Voorkom
beschadiging van de
veiligheidsgordels achter
Plaats de gordelsluiting in de
uitsparing tussen de zitting en de
rugleuning wanneer u de
rugleuning voorover klapt of
wanneer u bagage op de
achterbank plaatst. Hierdoor wordt
voorkomen dat de gordelsluiting
beschadigd raakt.
OPMERKING -
Veiligheidsgordels achter
Vergeet niet bij het omhoog
klappen van de rugleuning de
schoudergordels in de juiste positie
te plaatsen. Door de
veiligheidsgordel door de geleider
te leiden wordt voorkomen dat ze
achter of onder de achterbank
bekneld raken.
WAARSCHUWING -
Bagage
Bagage moet altijd worden
vastgezet om te voorkomen dat het
bij een aanrijding door de auto
wordt geslingerd, waardoor de
inzittenden letsel kunnen oplopen.
Wees extra voorzichtig met het
plaatsen van voorwerpen op de
achterstoelen, omdat ze inzittenden
voorin kunnen raken bij een
frontale aanrijding.
WAARSCHUWING -
Bagage
Zet de motor uit, zet de transmissie
in stand P (parkeren) en bedien de
parkeerrem alvorens bagage in of
uit te laden. Het niet opvolgen van
deze stappen kan ertoe leiden dat
de auto zich onbedoeld in
beweging zet als de selectiehendel
per ongeluk in een andere stand
gezet wordt.
OPA039053
C010303BPA
Hoofdsteun
De zitplaatsen achterin zijn voor extra
veiligheid en comfort van de inzittenden
voorzien van hoofdsteunen.
De hoofdsteun biedt niet alleen comfort,
maar helpt tevens bij de bescherming
van hoofd en nek van de inzittenden bij
een aanrijding.
311
Veiligheidsysteem van uw auto
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming
in geval van een aanrijding moet
de hoofdsteun zo afgesteld zijn
dat het midden van de
hoofdsteun zich op dezelfde
hoogte bevindt als het
zwaartepunt van het hoofd van
de inzittende. Over het algemeen
bevindt het zwaartepunt van het
hoofd zich op dezelfde hoogte als
de bovenzijde van de ogen.
Zorg dat de hoofdsteun zich zo
dicht mogelijk bij uw hoofd
bevindt. Gebruik daarom geen
kussen waardoor het lichaam
verder van de rugleuning af komt.
• Gebruik de auto niet als de
hoofdsteunen zijn verwijderd
omdat dan in geval van een
aanrijding ernstig letsel kan
ontstaan. Een goed afgestelde
hoofdsteun biedt een zo optimaal
mogelijke bescherming tegen
ernstig nekletsel.
OUN026043OUN028044
Afstellen van de hoogte
Hoger: trek de hoofdsteun omhoog om
hem in de hoogste positie (1) te zetten.
Lager: druk de ontgrendelknop (2) in en
zet de hoofdsteun in de laagste positie
(3).
Verwijderen
Trek de hoofdsteun zo ver mogelijk
omhoog en druk vervolgens de
ontgrendelknop (1) in om de hoofdsteun
te verwijderen (2). Stop, om de
hoofdsteun terug te plaatsen, de pennen
van de hoofdsteun (3) in de gaten terwijl
u de ontgrendelknop (1) indrukt. Stel de
hoofdsteun vervolgens af op de
gewenste hoogte.
WAARSCHUWING
Zorg dat de hoofdsteun wordt
vergrendeld nadat deze is versteld,
zodat de inzittenden optimaal
beschermd zijn.
123
VEILIGHEIDSGORDELS
C020100AUN
Veiligheidsgordels
WAARSCHUWING
• Voor een optimale bescherming
moeten de veiligheidsgordels
tijdens het rijden altijd gedragen
worden.
• De veiligheidsgordels zijn het
meest effectief als de
rugleuningen rechtop staan.
• Kinderen tot en met 12 jaar
moeten altijd plaatsnemen op de
achterbank en de gordel op de
juiste manier dragen.Laat
kinderen nooit op de
passagiersstoel meerijden.Als
een kind van 13 jaar of ouder op
de voorpassagiersstoel vervoerd
moet worden, moet hij of zij de
veiligheidsgordel op de juiste
manier dragen en moet de stoel
zover mogelijk naar achteren
worden gezet.
(Vervolg)
(Vervolg)
• Draag nooit de schoudergordel
onder de arm door of achter uw
rug. Het niet op de juiste manier
gebruiken van de schoudergordel
kan bij een aanrijding resulteren
in ernstig letsel.De
schoudergordel moet over het
midden van uw schouder worden
gedragen, over uw sleutelbeen.
• Zorg ervoor dat de
veiligheidsgordels niet gedraaid
zitten. Als de gordel gedraaid is,
werkt hij minder effectief. Bij een
aanrijding kan een gedraaide
veiligheidsgordel zelfs
snijwonden veroorzaken. Zorg er
daarom voor dat de gordel niet
verdraaid zit.
• Let erop dat het materiaal van de
gordel niet beschadigd wordt.
Laat een beschadigde
veiligheidsgordel vervangen.
Veiligheidsysteem van uw auto
WAARSCHUWING
Veiligheidsgordels zijn ontworpen
om aan te liggen tegen de
botstructuur in het lichaam en
moeten daarom zo laag mogelijk
over het bekken of het bekken, de
borst en de schouder, afhankelijk
van het type gordel, gedragen
worden; het dragen van het
heupgedeelte over de onderbuik
moet voorkomen worden.
De veiligheidsgordel moet zo strak
mogelijk tegen het lichaam aan
gedragen worden, voor zover het
comfort het toelaat, om een
maximale bescherming te kunnen
bieden.
Een loshangende veiligheidsgordel
biedt veel minder bescherming.
(Vervolg)
313
Veiligheidsysteem van uw auto
(Vervolg)
Voorkomen moet worden dat de
gordel in aanraking komt met
polijstmiddelen, olie en
chemicaliën, in het bijzonder
accuzuur. De veiligheidsgordels
kunnen op een veilige manier
gereinigd worden met een milde
zeepoplossing.De
veiligheidsgordel moet worden
vervangen als hij gerafeld,
verontreinigd of beschadigd is. De
veiligheidsgordel moet ook worden
vervangen als hij gedragen is
tijdens een zware aanrijding, ook al
is de gordel niet zichtbaar
beschadigd. Bij het dragen mag de
gordel niet gedraaid zitten. Elke
veiligheidsgordel mag maar door
één persoon gedragen worden; het
is gevaarlijk een kind op schoot te
vervoeren met de gordel om beide
personen heen.
WAARSCHUWING
Er mogen geen wijzigingen aan de
gordel worden aangebracht of
hulpmiddelen worden gebruikt die
voorkomen dat het
gordelmechanisme de gordel strak
tegen het lichaam aan kan trekken
of die het verstellen van de gordel
onmogelijk maken.
1GQA2083
C020101AAM
Waarschuwingssysteem voor de
veiligheidsgordels
Type A
Als herinnering voor bestuurder licht
telkens als het contact in stand ON wordt
gezet het waarschuwingslampje van de
veiligheidsgordels gedurende 6
seconden op, ongeacht of de gordels zijn
vastgemaakt.
Wanneer de veiligheidsgordel van de
bestuurder niet vastgemaakt is nadat het
contact in stand ON is gezet, zal het
waarschuwingslampje nogmaals
gedurende 6 seconden gaan knipperen.
143
Veiligheidsysteem van uw auto
Wanneer de veiligheidsgordel van de
bestuurder niet vastgemaakt is, zal
gedurende ongeveer 6 seconden een
waarschuwingszoemer klinken zodra het
contact in stand ON wordt gezet. Dit
gebeurt ook als de veiligheidsgordel
weer losgemaakt wordt als het contact in
stand ON staat. In dat geval stopt de
zoemer onmiddellijk als de
veiligheidsgordel is vastgemaakt. (indien
van toepassing)
Type A
Type B
OAM039043L
Type B
Voor
Als herinnering voor bestuurder en
voorpassagier brandt telkens als het
contact in stand ON wordt gezet het
waarschuwingslampje van de
veiligheidsgordels gedurende 6
seconden, ongeacht of de gordels zijn
vastgemaakt.
Wanneer de veiligheidsgordel van de
bestuurder of voorpassagier niet
vastgemaakt is als het contact in stand
ON wordt gezet, zal het
waarschuwingslampje gaan branden. Dit
gebeurt ook als de veiligheidsgordel
weer losgemaakt wordt als het contact in
stand ON staat.
Als u de veiligheidsgordel nog steeds
niet draagt en de rijsnelheid hoger wordt
dan 9 km/h, zal het brandende
waarschuwingslampje gaan knipperen
totdat de rijsnelheid lager wordt dan 6
km/h.
Als u door blijft rijden zonder dat u de
veiligheidsgordel draagt en sneller gaat
rijden dan 20 km/h, zal de
waarschuwingszoemer gedurende
ongeveer 100 seconden klinken en zal
het desbetreffende
waarschuwingslampje gaan knipperen.
✽✽
AANWIJZING
• Het waarschuwingslampje voor de
gordel voor de voorpassagier bevindt
zich in de middenconsole.
• Ook als er geen passagier op de stoel
zit, zal het waarschuwingslampje
gedurende 6 seconden knipperen of
branden.
• De waarschuwing voor de gordel van
de voorpassagier kan in werking
treden als bagage op de
voorpassagiersstoel wordt geplaatst.
315
Veiligheidsysteem van uw auto
OAM039044L
Achter (indien van toepassing)
Als het contact in stand ON wordt gezet
(motor loopt niet) als de driepuntsgordel
van de achterpassagier niet is
vastgemaakt, gaat het desbetreffende
waarschuwigslampje branden tot de
gordel is vastgemaakt.
Vervolgens gaat het desbetreffende
waarschuwingslampje gedurende
ongeveer 35 seconden branden als één
van de volgende situaties zich voordoet;
- u start de motor maar de
veiligheidsgordel achter is niet
vastgemaakt.
- u rijdt harder dan 9km/h en de
veiligheidsgordel achter is niet
vastgemaakt.
- de veiligheidsgordel achter wordt
losgemaakt terwijl u langzamer dan 20
km/h rijdt.
Als de veiligheidsgordel achter wordt
vastgemaakt, zal het
waarschuwingslampje onmiddellijk
doven.
Als de veiligheidsgordel achter wordt
losgenomen bij een snelheid die hoger is
dan 20km/h, zal gedurende 35 seconden
het bijbehorende waarschuwingslampje
gaan knipperen en de
waarschuwingszoemer klinken.
Maar als de veiligheidsgordel tweemaal
losgenomen wordt binnen 9 seconden
nadat de gordel is omgedaan, zal het
waarschuwingslampje voor de
veiligheidsgordel niet werken.
163
Veiligheidsysteem van uw auto
B180A01NF-1
C020102BUN-C1
Driepuntsgordel
Vastmaken van uw gordel:
Trek de gordel uit de blokkeerautomaat
en plaats de metalen gesp (1) in de
gordelsluiting (2). Wanneer de gesp in de
gordelsluiting vergrendelt, is een klik
hoorbaar.
De veiligheidsgordel kan zich alleen
automatisch tot de juiste lengte oprollen
als u eerst handmatig het heupgedeelte
van de gordel strak over uw heupen trekt.
Als u zich langzaam voorover beweegt,
rolt de gordel af en heeft u een maximale
bewegingsruimte. Bij een noodstop of
een aanrijding echter zal de gordel
geblokkeerd worden. Daarnaast zal de
gordel blokkeren wanneer u te snel naar
voren buigt.
✽✽
AANWIJZING
Als het u niet lukt om de
veiligheidsgordel uit de
blokkeerautomaat te trekken, trek dan
krachtig aan de gordel en laat deze
vervolgens los. U kunt dan de gordel
gemakkelijk uittrekken.
Voorstoel
OUN026100
U kunt de hoogte van het bovenste
bevestigingspunt in vier standen
afstellen voor maximaal comfort en een
maximale veiligheid.
De gordel biedt geen optimale
bescherming als de veiligheidsgordel te
dicht langs de nek loopt. Het
schoudergedeelte van de gordel moet
zodanig zijn aangepast dat het over de
borst en het midden van de schouder
loopt, en nooit over de nek.
Verhoog of verlaag het bovenste
bevestigingspunt van de
veiligheidsgordel tot de juiste hoogte.
317
Loading...
+ 311 hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.