De informatie in deze handleiding kan
zonder voorafgaande kennisgeving worden
gewijzigd.
De enige garanties voor HP-producten en diensten worden vermeld in de specifieke
garantieverklaring bij dergelijke producten
en diensten. Niets in deze kennisgeving mag
worden geïnterpreteerd als een aanvullende
garantie. HP is niet aansprakelijk voor fouten
van technische of redactionele aard of
weggelaten informatie in deze handleiding.
Kennisgeving over de veiligheid
Lees en volg alle bedienings- en
veiligheidsinstructies voordat u de printer
start.
Handelsmerken
Microsoft® en Windows® zijn in de
Verenigde Staten gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation.
Index ............................................................................................................................... 110
ivNLWW
1Inleiding
Basisfuncties van de printer
Uw printer is een latexprinter die is ontworpen voor het afdrukken van afbeeldingen van hoge kwaliteit
op flexibele substraten met een breedte van 914 mm (36 inch) tot 3,20 m (126 inch). Hierna vindt u een
overzicht van een aantal basisfuncties van de printer:
●Afdrukken met de maximumsnelheid van m²/h (1432 ft²/h) voor afdrukken voor buiten, of 45 m²/
h (484 ft²/h) voor afdrukken voor binnen
Milieuvriendelijke, watergedragen, geurloze latexinkt in zes kleuren
●
Geen chemisch afval
●
Inktpatronen van drie liter die tijdens het afdrukken kunnen worden verwisseld
●
Inleiding
Afdrukken op een breed scala aan substraten, inclusief de meeste goedkope, ongecoate substraten
●
die geschikt zijn voor inkt met laag solventgehalte, en polyester stoffen inclusief vlaggen zonder
voering (vlaggen zonder voering worden alleen ondersteund op de LX850).
Duurzame afdrukken met maximaal drie jaar beeldgarantie indien niet gelamineerd, en vijf jaar
●
indien gelamineerd
Nauwkeurige en consistente kleurreproductie met automatische kleurkalibratie (ingebouwde
●
spectrofotometer)
HP Internal Print Server, zie
●
gebruiksvriendelijke interface, inclusief:
Afdruktaakbeheer
◦
Volledige informatie over printerstatus
◦
Printermeldingen
◦
Kalibratie en aanpassing van de printer
◦
Beheer en installatie van voorinstellingen van substraten
◦
Upgrades van printerfirmware
◦
Toegang tot het online HP Printing Knowledge Center
◦
HP Internal Print Server starten op pagina 15, biedt een
NLWW
Basisfuncties van de printer
1
Inleiding
Documentatie
De volgende documenten worden geleverd bij uw printer en kunnen ook worden gedownload vanaf
http://www.hp.com/go/LX820/manuals/ of http://www.hp.com/go/LX850/manuals/.
Handleiding voor plaatsing
●
Gebruikershandleiding
●
●Handleiding voor onderhoud en probleemoplossing
Wettelijke informatie
●
Ga voor meer informatie over nieuwe substraten naar de website met oplossingen op
http://www.hp.com/go/LX820/solutions/ of http://www.hp.com/go/LX850/solutions/. Op dit
moment wordt een nieuwe, webgebaseerde Media Finder-toepassing ontwikkeld waarmee beschikbare
substraatconfiguraties voor latexprinters worden verzameld.
Basisonderdelen
De basisonderdelen worden weergegeven op het volgende voor- en achteraanzicht van de printer.
Vooraanzicht
1.Inktpatronen
2.Toegang tot printkoppen
3.Voorpaneel
4.Scherm en toetsenbord van HP Internal Print Server
5.
Voorpaneel voor toegang tot computer en printkopreinigingsrol
6.Voorste afbuigingsrol
7.Knoppen voor noodstop
8.
Alleen LX850: Spanningsrol
9.Uitvoeras substraat
10.
Substraatlader
11. Assteunen
2Hoofdstuk 1 InleidingNLWW
Achteraanzicht
1.Aan/uit-schakelaars en -lampjes
2.
Aardlekschakelaars: ACB-1, ACB-2, ACB-3, RCB-1
3.Toegang tot printkoppen
4.Knoppen voor noodstop
5.Inktpatronen
6.Substraatdrukgrepen
Inleiding
7.Alleen LX850: As met dubbele rol, met differentieelkern (LX820 is een accessoire,
onderdeelnummer Q6705A)
8.Achterste afbuigingsrol
Inktcollectorset (alleen LX850)
1.
Inktcollectorbus
2.8 inktcollectors met vervangbaar schuimrubber
NLWW
Basisonderdelen
3
Inleiding
Printerconfiguratie
Hieronder vindt u een tabel met de configuratie van HP Scitex-printers.
Het geeft waarschuwingen en foutberichten weer die indien nodig worden vergezeld van
●
geluidssignalen.
4Hoofdstuk 1 InleidingNLWW
Het voorpaneel bestaat uit de volgende onderdelen:
Inleiding
1.
Aan/uit-toets - Hiermee zet u de printer aan of uit. Zie
op pagina 12.
2.Aan/uit-lampje - Geeft aan of de printer aan of uit staat. Als het lampje niet brandt, is de printer
uitgeschakeld. Als het groene lampje brandt, is de printer ingeschakeld. Als het groene lampje
knippert, wordt de printer in- of uitgeschakeld.
3.Statuslampje - Geeft de bedieningsstatus van de printer aan. Als het lampje niet brandt, is de printer
niet gereed. Als het groene lampje brandt, is de printer gereed en beschikbaar. Als het groene
lampje knippert, wordt de printer gebruikt voor het ontvangen, verwerken of afdrukken van
gegevens. Als het oranje lampje knippert, is uw tussenkomst vereist. Als het oranje lampje brandt,
heeft zich een ernstige fout voorgedaan.
4.Voorpaneeldisplay - Hierop worden foutberichten, waarschuwingen en informatie over het gebruik
van de printer weergegeven.
5.
Terug-toets - Hiermee gaat u terug naar de vorige stap in een procedure of handeling. Gebruik deze
toets om naar het bovenste niveau te gaan, een optie in het menu te sluiten of een optie te sluiten.
6.Omhoog-toets - Hiermee gaat u omhoog in een menu of optie, of verhoogt u een waarde.
7.OK-toets - Hiermee bevestigt u een actie in een procedure of handeling. Gebruik deze toets in een
submenu van een menu. Of selecteer een waarde voor een optie.
8.
Omlaag-toets - Hiermee gaat u omlaag in een menu of optie, of verlaagt u een waarde.
De printer in- en uitschakelen
NLWW
9.
Annuleren-toets - Hiermee annuleert u een procedure of handeling.
10. Substraat doorvoeren-toets - Hiermee schuift u het geladen substraat naar voren of achteren, of rolt
u de hele rol terug.
Als u een item op het voorpaneel wilt markeren, drukt u op de toets Omhoog of Omlaag, totdat het
item is gemarkeerd.
Als u een item op het voorpaneel wilt selecteren, markeert u het item en drukt u op de toets OK.
Wanneer in deze handleiding een reeks voorpaneelitems wordt getoond, zoals: Item1 > Item2 >Item3, betekent dit dat u eerst Item1 moet selecteren, vervolgens Item2 en ten slotte Item3.
In deze handleiding vindt u informatie over specifieke gebruikstoepassingen van het voorpaneel.
Het voorpaneel
5
Inleiding
Printersoftware
U hebt de volgende software nodig voor de printer:
●HP Internal Print Server wordt bij de printer geleverd en wordt uitgevoerd op een computer in de
printer. Hiermee kunt u de volgende taken uitvoeren:
Substraten laden en verwijderen
◦
◦Een configuratie voor het laden van substraten selecteren (online Help is beschikbaar)
Afdruktaken beheren
◦
Informatie over printerstatus weergeven
◦
◦Printermeldingen weergeven
Printer kalibreren en aanpassen
◦
Voorinstellingen van substraten installeren en beheren
◦
De printerfirmware bijwerken
◦
De website met oplossingen openen voor informatie over nieuwe substraten
◦
U moet een RIP (Raster Image Processor) uitvoeren op een afzonderlijke computer. Deze kan niet
●
worden geïnstalleerd op dezelfde computer als HP Internal Print Server.
Veiligheidsmaatregelen
Gebruik de printer op een veilige manier en lees voor gebruik de volgende veiligheidsmaatregelen door.
Gebruikers dienen een passende technische training te hebben gevolgd en moeten over voldoende
ervaring beschikken om de gevaren bij het uitvoeren van taken te onderkennen en zij moeten de juiste
maatregelen nemen om de risico's voor zichzelf en anderen zo klein mogelijk te houden.
Algemene richtlijnen voor de veiligheid
Lees de installatie-instructies voordat u de printer aansluit op netvoeding.
●
De printer bevat geen onderdelen die door gebruikers kunnen worden onderhouden. Het onderhoud
●
dient te worden uitbesteed aan gekwalificeerd onderhoudspersoneel.
Schakel de printer uit met behulp van de twee 2P-automaten in de verdeelkast van het gebouw en
●
neem in de volgende gevallen contact op met uw Service Partner:
De stroomkabel is beschadigd.
◦
Er is vocht in de printer gekomen.
◦
◦Er komt rook of een ongebruikelijke geur uit de printer.
De printer is gevallen of de droog- of uithardingsmodule is beschadigd.
◦
De geïntegreerde aardlekschakelaar (ook wel GFI genoemd) is herhaaldelijk uitgevallen.
◦
6Hoofdstuk 1 InleidingNLWW
De zekeringen zijn doorgebrand.
◦
De printer werkt niet normaal.
◦
Schakel in elk van de volgende gevallen de printer uit met behulp van de twee 2P-automaten:
●
Tijdens onweer
◦
Tijdens stroomuitval
◦
Gevaar van elektrische schokken
WAARSCHUWING!De interne circuits en de droog- en uithardingsmodules werken op hoogspanning
en kunnen ernstig persoonlijk letsel of zelfs de dood veroorzaken.
Schakel de printer uit met behulp van de twee 2P-automaten in de verdeelkast van het gebouw voordat
u de printer gaat repareren. De printer mag alleen op een geaard stopcontact worden aangesloten.
Ga als volgt te werk om het risico op elektrische schokken te vermijden:
Demonteer nooit de droog- of uithardingsmodules of de elektrische schakelkast.
●
Verwijder of open geen andere deksels of stoppen voor gesloten systemen.
●
Steek geen voorwerpen door sleuven in de printer.
●
●Test elk jaar de werking van de aardlekschakelaar (zie de onderstaande procedure).
OPMERKING:Een doorgebrande zekering kan wijzen op een storing van de elektrische circuits in het
systeem. Neem contact op met een Service Partner en probeer niet zelf de zekering te vervangen.
Inleiding
De werking van de aardlekschakelaar controleren
Het wordt aanbevolen de geïntegreerde aardlekschakelaar eenmaal per jaar te testen. De procedure is
als volgt:
1.Schakel de printer uit met de toets op het voorpaneel (schakel de printer niet uit met de netschakelaar
of de aardlekschakelaars).
2.
Nadat de printer is uitgeschakeld, drukt u op de testknop om de werking van de aardlekschakelaar
te controleren.
Als de aardlekschakelaar niet uitvalt wanneer u op de testknop drukt, geeft dit aan dat dit
●
onderdeel niet goed werkt. Het apparaat moet uit veiligheidsoverwegingen worden vervangen.
Neem contact op met HP Support om de aardlekschakelaar te verwijderen en te vervangen.
Als de aardlekschakelaar wel uitvalt, werkt deze goed. Breng de printer weer terug in originele
●
staat en zet de printer aan.
Verbrandingsgevaar
De droog- en uithardingsmodules van de printer werken bij hoge temperaturen en kunnen bij aanraking
brandwonden veroorzaken. Let op het volgende om persoonlijk letsel te voorkomen:
Raak de interne behuizing van de droog- en uithardingsmodules in de printer niet aan.
●
NLWW
Wees extra voorzichtig in de buurt van het substraatpad.
●
Veiligheidsmaatregelen
7
Inleiding
Brandgevaar
De droog- en uithardingsmodules van de printer werken bij hoge temperaturen. Neem contact op met uw
Service Partner als de geïntegreerde aardlekschakelaar herhaaldelijk uitvalt.
Let op het volgende om de kans op brand te voorkomen:
Gebruik het netstroomvoltage dat op de naamplaat is vermeld.
●
Sluit de netsnoeren aan op de toegewezen lijnen die zijn beveiligd met een installatieautomaat,
●
zoals in de Handleiding voor plaatsing is beschreven.
Steek geen voorwerpen door sleuven in de printer.
●
Mors geen vloeistof op de printer.
●
●Gebruik geen spuitbussen met brandbaar gas in of rond de printer.
Sluit of bedek de openingen van de printer niet.
●
Probeer niet de droog- of uithardingsmodule of de elektrische schakelkast van de printer te
●
demonteren.
Zorg dat de door de fabrikant aanbevolen bedrijfstemperatuur van het geladen substraat niet wordt
●
overschreden. Als deze informatie van de fabrikant ontbreekt, kunt u het beste geen substraten laden
die niet kunnen worden gebruikt bij een bedrijfstemperatuur lager dan 125°C (257°F).
Plaats geen substraten die ontbranden bij temperaturen lager dan 250°C (482°F). Zie de opmerking
●
hieronder.
OPMERKING:Testmethode gebaseerd op EN ISO 6942:2002; evaluatie van materialen en
materiaalassemblages bij blootstelling aan een stralingshittebron, methode B. De testcondities voor
het bepalen van de temperatuur waarbij het substraat vlam vat (vlam of gloed) waren als volgt:
warmtefluxdichtheid van 30 kW/m2, koperen calorimeter, thermokoppel type K.
Mechanische gevaren
De printer heeft bewegende onderdelen die letsel kunnen veroorzaken. Let als u dicht bij de printer staat
op het volgende om persoonlijk letsel te voorkomen:
Houd uw kleding en alle lichaamsdelen weg bij de bewegende delen van de printer.
●
Draag bij voorkeur geen kettingen, armbanden of andere hangende objecten.
●
●Draag lang haar in een staart om te voorkomen dat het in de printer valt.
Let ook op dat mouwen of handschoenen niet in de bewegende delen van de printer vast komen te
●
zitten.
Ga niet te dicht bij de ventilatoren staan omdat deze letsel kunnen veroorzaken. Een onderbroken
●
luchtstroom heeft ook een nadelige invloed op de afdrukkwaliteit.
Raak tijdens het afdrukken niet de tandwielen of bewegende rollen aan.
●
8Hoofdstuk 1 InleidingNLWW
Gevaar van zware substraten
Extra oplettendheid is geboden wanneer u met zware substraten werkt.
Zware substraatrollen moeten altijd door twee personen worden geladen. Het gewicht kan rugpijn
●
en/of letsel veroorzaken.
Gebruik altijd een vorkheftruck, pallettruck of ander apparaat om zware substraten te tillen.
●
Draag altijd persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals laarzen en handschoenen.
●
Werken met inkt
Voor de inkt in uw printer worden geen oplosmiddelen gebruikt en de printer levert dan ook niet de
problemen op die daarmee gepaard gaan. HP raadt u echter aan om handschoenen te dragen wanneer
u werkt met onderdelen voor het inktsysteem.
Waarschuwingen en voorzorgen
In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt om het juiste gebruik van de printer aan te
geven en om te voorkomen dat de printer beschadigd raakt. Volg de instructies die met deze symbolen
worden aangegeven.
WAARSCHUWING!Als u de instructies bij dit symbool niet opvolgt, kan dit leiden tot ernstig
persoonlijk letsel of de dood.
Inleiding
VOORZICHTIG:Als u de instructies bij dit symbool niet opvolgt, kan dit leiden tot licht persoonlijk
letsel of schade aan de printer.
Waarschuwingslabels
LabelBeschrijving
Lekstroom kan hoger zijn dan 3,5 mA.
Volg de installatie-instructies voordat u de printer op netstroom
aansluit. Controleer of het invoervoltage in het voorgeschreven
spanningsbereik van de printer valt. Voor de printer zijn twee
toegewezen leidingen nodig die zijn beveiligd met een
installatieautomaat, zoals beschreven in de Handleiding voor
plaatsing. De printer mag alleen op een geaard stopcontact
worden aangesloten.
Geeft de aardleiding aan. Deze bevindt zich in de elektrische
schakelkast.
NLWW
Veiligheidsmaatregelen
9
Inleiding
LabelBeschrijving
Gevaar van elektrische schokken. De printer heeft twee
netvoedingen. De printer bevat geen onderdelen die door
gebruikers kunnen worden onderhouden. Als de zekering moet
worden vervangen, kunnen de onderdelen van de printer die
nog onder stroom staan een gevaar opleveren. Het onderhoud
dient te worden uitbesteed aan gekwalificeerd
onderhoudspersoneel. Schakel de printer uit met behulp van de
twee 2P-automaten in de verdeelkast van het gebouw voordat
u de printer gaat repareren. Volg de installatie-instructies
voordat u de printer op netstroom aansluit.
Gevaar van elektrische schokken. Als de zekering moet worden
vervangen, kunnen de onderdelen van de printer die nog onder
stroom staan een gevaar opleveren. Zorg daarom dat de printer
volledig uit staat voordat het onderhoud wordt uitgevoerd.
Risico op brandwonden. Raak de interne behuizing van de
droog- en uithardingsmodules in de printer niet aan.
Aanbevolen wordt om handschoenen te dragen als u werkt met
inktpatronen, printkopreinigingspatronen en de
printkopreiniger.
Wanneer een substraat is geladen, zakt de wagen naar de
normale positie. Door het gewicht kan uw hand, of iets anders
dat zich onder de wagen bevindt, verbrijzeld raken.
Gevaar van beknelling van handen tussen de tandwielen
Tijdens het afdrukken beweegt de printkopwagen heen en weer
over het substraat.
Let op dit bewegende onderdeel.
10Hoofdstuk 1 InleidingNLWW
Noodstopknoppen
Op verschillende plaatsen op de printer zijn vier noodstopknoppen geplaatst. In noodsituaties drukt u op
een van deze noodstopknoppen om het afdrukken te stoppen. Er wordt een systeemfoutbericht op het
voorpaneel weergegeven en de ventilatoren werken op maximumsnelheid. Laat alle noodstopknoppen
los voordat u de printer opnieuw start.
Inleiding
NLWW
Veiligheidsmaatregelen
11
2Basisconfiguratieopties
instellingen
Persoonlijke
De printer in- en uitschakelen
De printer heeft twee stroomverbruikniveaus.
Elektronica aan: de elektronische onderdelen die relatief weinig stroom verbruiken zijn ingeschakeld.
●
Alles aan: alle onderdelen zijn ingeschakeld, inclusief de mechanische onderdelen en droogmodules
●
die meer stroom verbruiken.
Ga als volgt te werk om de printer in te schakelen:
1.Zorg dat alle aardlekschakelaars omhoog staan (ACB1, ACB2, ACB3, RCB1).
2.Draai de grote schakelaar linksachter op de printer in de stand Aan.
3.Controleer of alle vier de rode lampjes branden (drie voor de 3P-automaat en één voor de enkele
automaat). Bij normale werking moeten deze lampjes altijd branden. Als een van deze lampjes niet
brandt, moet u op het voorpaneel controleren of zich geen systeemfout heeft voorgedaan en de
Handleiding voor onderhoud en probleemoplossing raadplegen of contact opnemen met een
elektricien.
12Hoofdstuk 2 BasisconfiguratieoptiesNLWW
4.Ga naar het voorpaneel. In sommige gevallen wordt het voorpaneel automatisch gestart. Als dit niet
instellingen
gebeurt, drukt u op de Aan/uit-toets op het voorpaneel en houdt u deze toets enkele seconden
ingedrukt om de elektronische onderdelen van de printer in te schakelen.
5.Wacht totdat op het voorpaneel het volgende bericht verschijnt: “Printer waiting for rearm. Press the
power button” (Printer wacht op rearm. Druk op de aan/uit-toets).
6.
Zet de Aan/uit-schakelaar linksachter op de printer in de stand Aan. Hiermee schakelt u alle
hoogspanningssystemen van de printer in.
7.Controleer of het oranje lampje in de knop gaat branden. Bij normale werking moet dit lampje altijd
branden. Als u merkt dat dit lampje niet brandt, moet u op het voorpaneel controleren of zich geen
systeemfout heeft voorgedaan en de Handleiding voor onderhoud en probleemoplossing raadplegen
of contact opnemen met een elektricien.
8.
Wacht totdat op het voorpaneel wordt aangegeven dat de printer gereed is. Dit kan enkele minuten
duren. Er klinkt een geluidssignaal als een probleem wordt aangetroffen. Als de initialisatie is
voltooid, wordt op het voorpaneel het bericht Ready (Gereed) weergegeven. Als een
systeemfoutbericht wordt weergegeven, raadpleegt u de Handleiding voor onderhoud enprobleemoplossing.
Ga als volgt te werk om de printer en de HP Internal Print Server-computer uit te schakelen:
1.
Wacht totdat op het voorpaneel wordt aangegeven dat de printer gereed is.
Persoonlijke
OPMERKING:Ga naar de volgende stap als de printer vanwege een fout niet de status Ready
(Gereed) krijgt.
2.Schakel de HP Internal Print Server-computer uit met de knop Start in Windows en wacht totdat een
zwart scherm verschijnt met het bericht No input signal (Geen invoersignaal).
VOORZICHTIG:De computer kan beschadigd raken als deze verkeerd wordt uitgeschakeld.
OPMERKING:Als op de HP Internal Print Server-computer niet het bericht No input signal
(Geen invoersignaal) wordt weergegeven vanwege een fout, gaat u naar de volgende stap.
3.
Druk op de Aan/uit-toets op het voorpaneel en wacht totdat het voorpaneeldisplay zwart wordt. Dit
duurt meestal een minuut. Na bepaalde fouten (bijvoorbeeld bij vastlopen van het substraat) kan het
echter wel vier minuten duren.
OPMERKING:Nadat alle elektronica van de printer via het voorpaneel is uitgeschakeld, werken
de ventilatoren om veiligheidsredenen op volle toeren. Dit is normaal en geen reden tot zorg.
OPMERKING:Wanneer u al vijf minuten wacht en het voorpaneeldisplay vanwege een fout nog
niet zwart is, gaat u naar de volgende stap.
4.
Draai de grote schakelaar linksachter op de printer in de stand Uit. Als het goed is, stoppen nu de
ventilatoren.
TIP:Als u de printer enkele dagen niet gaat gebruiken, kunt u het best alle inktpatroonaansluitingen
loskoppelen.
NLWW
De printer in- en uitschakelen
13
Persoonlijke
instellingen
Ga als volgt te werk om de printer uit te schakelen, maar niet de HP Internal Print Server-computer:
1.Wacht totdat op het voorpaneel wordt aangegeven dat de printer gereed is.
2.
Druk op de Aan/uit-toets op het voorpaneel en wacht totdat het voorpaneeldisplay zwart wordt. Dit
duurt meestal een minuut. Na bepaalde fouten (bijvoorbeeld bij vastlopen van het substraat) kan het
echter wel vier minuten duren.
OPMERKING:Nadat alle elektronica van de printer via het voorpaneel is uitgeschakeld, werken
de ventilatoren om veiligheidsredenen op volle toeren. Dit is normaal en geen reden tot zorg.
3.Zet de aardlekschakelaars ACB-1 (eenpolig) en ACB-3 (driepolig) omlaag. Als het goed is, stoppen
nu de ventilatoren.
Als u wel de HP Internal Print Server-computer maar niet de printer wilt uitschakelen, klikt u in Windows
op de knop Start en wacht u totdat een zwart scherm verschijnt met het bericht No input signal (Geeninvoersignaal). Zet vervolgens de aardlekschakelaar ACB-2 omlaag.
Als u de printer in een noodsituatie wilt stoppen, drukt u op een van de noodstopknoppen aan de voorof achterkant van de printer. Er wordt een systeemfoutbericht op het voorpaneel weergegeven en de
ventilatoren werken op maximumsnelheid. Laat alle noodstopknoppen los voordat u de printer opnieuw
start.
Een andere taal voor het voorpaneel selecteren
U kunt op twee manieren een andere taal voor de menu's en berichten op het voorpaneel selecteren.
Als u de huidige taal op het voorpaneel begrijpt, opent u het hoofdmenu, selecteert u het pictogram
●
Setup
selecteren) .
Als u de huidige taal op het voorpaneel niet begrijpt, zet u de printer uit. Druk op de toets OK op
●
het voorpaneel en houd deze ingedrukt. Terwijl u de toets OK ingedrukt houdt, drukt u op de Aan/
uit-toets. Houd ook deze toets ingedrukt. Houd beide toetsen ingedrukt tot het groene lampje aan de
linkerkant van het voorpaneel begint te knipperen en laat beide toetsen dan los. Een vertraging van
ongeveer één seconde is normaal. Als het groene lampje onmiddellijk begint te knipperen, moet u
mogelijk de procedure nogmaals uitvoeren.
Bij beide methoden verschijnt nu het taalselectiemenu op het voorpaneel. Markeer de gewenste taal met
de toetsen Omhoog en Omlaag en druk op de toets OK.
Wanneer u de gewenste taal hebt geselecteerd, schakelt u de printer uit met de Aan/uit-toets en schakelt
u de printer weer in. Op het voorpaneel wordt de geselecteerde taal weergegeven.
, en kiest u Front panel options > Select language (Voorpaneelopties > Taal
Een andere maateenheid selecteren
Als u de maateenheden in HP Internal Print Server wilt wijzigen, selecteert u de optie Preferences
(Voorkeuren) in het menu Tools (Extra) en klikt u op het tabblad General (Algemeen). U kunt de
maateenheid voor lengte en temperatuur wijzigen.
Als u een maateenheid wilt wijzigen op het voorpaneel, selecteert u het pictogram Setup
Front panel options > Select units (Voorpaneelopties > Eenheden selecteren) , en selecteert u
English (Engels) of Metric (Metrisch). Maateenheden zijn standaard ingesteld op Metric (Metrisch).
14Hoofdstuk 2 BasisconfiguratieoptiesNLWW
, kiest u
De zoemer in- en uitschakelen
instellingen
Als u de zoemer van de printer wilt in- of uitschakelen, opent u het hoofdmenu op het voorpaneel en
selecteert u het pictogram Setup
(Voorpaneelopties > Zoemer inschakelen) , markeert u de stand aan of uit en drukt u op de toets OK. De
zoemer is standaard ingeschakeld.
OPMERKING:Om veiligheidsredenen gaat de zoemer altijd af als de wagenbalk omlaag of omhoog
komt.
, kiest u Front panel options > Enable buzzer
Het contrast van het voorpaneel wijzigen
Als u het contrast van het voorpaneel wilt wijzigen, selecteert u het pictogram Setup , kiest u Front
u een waarde in met de toets Omhoog of Omlaag. Druk op de toets OK om de waarde in te stellen. Het
schermcontrast is standaard ingesteld op 50.
HP Internal Print Server starten
Start HP Internal Print Server vanuit het Start-menu in Windows of dubbelklik op het programmapictogram
op het bureaublad.
Persoonlijke
Een andere taal voor HP Internal Print Server
selecteren
Wanneer u HP Internal Print Server start, wordt de taal gebruikt die is ingesteld in het Configuratiescherm
van Windows. Ga als volgt te werk om een andere taal in te stellen:
1.Open het Configuratiescherm via het menu Start.
2.Als u de Categorieweergave van het Configuratiescherm gebruikt, opent u de categorie Klok, taal
en regio.
3.Klik op Land en taal.
4.
Selecteer op het tabblad Notaties de notatie voor de gewenste taal.
5.Klik op OK.
Voorkeuren voor HP Internal Print Server instellen
Als u de voorkeursinstellingen van HP Internal Print Server wilt wijzigen, selecteert u de optie
Preferences (Voorkeuren) in het menu Tools (Extra). Het venster Preferences (Voorkeuren) bevat vier
tabbladen.
NLWW
De zoemer in- en uitschakelen
15
Persoonlijke
instellingen
●Units (Maateenheden) voor lengte en temperatuur
Remarks (Opmerkingen), toevoegen als voettekst aan het af te drukken bestand
●
Font (Lettertype) van de voettekst
●
Printer IP address (IP-adres van de printer)
●
Actie als taak mislukt
●
Actie als taak wordt onderbroken
●
●Actie als taak is afgedrukt
Actie als taak is verwijderd uit de wachtrij
●
16Hoofdstuk 2 BasisconfiguratieoptiesNLWW
Maximum roll length (Maximale rollengte)
instellingen
●
Gap (Ruimte) tussen de taken
●
Margins (Marges):
●
RIP: de marges worden ingesteld zoals gedefinieerd in de RIP.
◦
◦Center (Centreren): de afbeelding wordt horizontaal gecentreerd op het geladen substraat.
Default (Standaard): de standaardmarges zijn ingesteld op 5,0 mm (0,02 inch). Een
◦
standaardwaarde voor de linkermarge kunt u instellen in het venster Job Properties
(Taakeigenschappen).
Persoonlijke
NLWW
De bovenstaande velden moeten worden ingevuld door uw Service Partner.
Voorkeuren voor HP Internal Print Server instellen
17
3Werken met substraten
substraten
Overzicht
Toepassingen
Voor elke afdruktoepassing is een geschikt substraattype beschikbaar.
POP-toepassingen
●Banieren: kunnen vrij in de ruimte worden opgehangen, horizontaal of verticaal. Meestal van vinyl,
maar ook stof is mogelijk.
Werken met
Toepassingen voor voertuigen
●Met achtergrondverlichting: meestal toegepast in een lichtbak die overdag en ´s nachts
zichtbaar is.
●Posters: platte afbeeldingen in verschillende formaten, meestal in een frame of bevestigd op een
stevig substraat.
●Borden: een stevig substraat met logo, naam, richtingaanwijzer, enzovoort. Voor lang- of
kortdurend gebruik.
●Ramen: voor het beplakken van een heel raam of een deel ervan met een mededeling of
advertentie. Meestal blootgesteld aan zonlicht.
●Vloeren: worden op de vloer geplakt als richtingaanwijzer of reclame. Bestand tegen hoge slijtage.
3D: meestal gelamineerd.
●
Auto´ s: zelfklevend vinyl waarmee (een deel van) het voertuig kan worden beplakt. Diverse
●
toepassingen, van eenvoudige belettering en vormen tot complexe grafische afbeeldingen. Kan ook
voor onregelmatige vormen worden gebruikt door het vinyl te snijden. Meestal voor één auto, soms
voor een heel wagenpark.
●Vrachtwagens: voor het beplakken van (een deel van) een vrachtwagen met een bedrijfsnaam
of reclame. Zelfklevend vinyl of flexibele schermen worden bevestigd op een stevige ondergrond.
Meestal voor een heel vrachtwagenpark.
●Treinen: zelfklevend vinyl dat op één treinstel of een hele trein wordt geplakt. Ramen worden
beplakt met doorzichtig, geperforeerd substraat.
●Bussen/taxi´ s: Sommige worden volledig beplakt, net als auto´s. Andere hebben zijkanten met
zelfklevend vinyl of ingelijste afbeeldingen van stevig of flexibel substraat.
18Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
Andere toepassingen
substraten
Lichtbakken op vliegvelden: continu van binnenuit verlicht. Formaat varieert van middelgrote
●
tot zeer grote afbeeldingen. Gebruikt voor bewegwijzering en reclame.
Bushokjes: van binnenuit verlichte lichtbak, zichtbaar bij dag en nacht. Wordt vaak verwisseld
●
(bijvoorbeeld elke week).
Straatnaamborden: verschillende materialen, van BlueBlack-papier voor billboards tot
●
lichtbakken en stevige borden. Voor kortdurend of langer durend gebruik.
Billboards: zeer grote borden bedekt met kleinere afbeeldingen, van grote afstand zichtbaar en
●
met lage beeldresolutie maar levendige kleuren. De laatste tijd is een verschuiving merkbaar van
tegels naar banieren van vinyl of polyethyleen.
●Interieurdecoratie: wanden bedekt met afbeeldingen voor een unieke sfeer. Meestal afgedrukt
op BlueBlack-papier en rechtstreeks geplakt op muren of stevige borden. Afdrukken op vinyl of stof
is ook mogelijk.
Gebouwen: delen van een gebouw worden beplakt met een substraat van vinyl of gaas, dat wordt
●
opgespannen en bevestigd in een frame. Vaak worden repen substraat aan elkaar gelast of genaaid.
Kunst: afbeeldingen van hoge kwaliteit, afgedrukt op canvas of een ander flexibel of stevig
●
substraat.
Richtingaanwijzers: wegwijzers voor kort- of langdurend gebruik, meestal op stevige borden.
●
OEM: stickers met namen of afbeeldingen van apparatuur. Gebruikt voor huis- en tuinapparatuur,
●
installaties, voertuigen, verkoopautomaten, geldautomaten, lichte en zware machines, enzovoort.
Vlaggen: banieren van stof en textiel die omlaag hangen of worden vastgezet op palen. Voor
●
gebruik binnen en buiten. Ook gebruikt als ballonnen met verschillende vormen.
Het juiste substraattype voor de gewenste toepassing selecteren
In de volgende tabel is voor elke toepassing een geschikt substraattype aangegeven.
ToepassingSubstraat (zie lijst hieronder)
A B C D EF G H IJ K L M N O P Q R ST U V
POP-posters
Lichtbakken
Afbeeldingen op voertuigen
Muurafbeeldingen
Buiten- en evenementbanieren
Dubbelzijdige banieren
● ● ● ● ● ●●● ●●● ● ● ● ● ●
●● ● ●● ●
●● ●
●● ● ● ● ● ● ●●●
● ●●●● ●
●● ●●
Werken met
NLWW
Tentoonstellings- en
evenementafbeeldingen
Billboards
Textiel en tapijten
Foto's en digitale kunst
Gebouwen
●● ●● ● ● ●●
●●● ●●
● ●
●● ●
●
Overzicht
19
Lijst voor substraten
substraten
A. Frontlit
(voorgrondverlichting)
B. Opaque (ondoorzichtig)
C. Backlit
(achtergrondverlichting)
F. Vinyl Cast (gegoten vinyl)
G. Perforated Material
(geperforeerd materiaal)
H. Polyester
I. Polypropylene
(polypropyleen)
L. BlueBack (papier met
blauwe achterkant)
M. Backlit Paper (papier met
achtergrondverlichting)
N. Offset (met offset)
O. Yupo
R. Photo (foto)
S. Uncoated Tyvek (ongecoate
tyvek)
T. Surface Treated Tyvek (tyvek
met oppervlaktebehandeling)
U. Static Cling (statische folie)
Ondersteunde substraattypen
Werken met
D. Green (groen)
E. Vinyl Calendered
(gekalanderd vinyl)
J. Woven Polyester (geweven
polyester)
K. Knitted Polyester (gebreid
polyester)
P. Mesh (gaas)
Q. Canvas
V. Woven Polyethylene
(geweven polyethyleen)
Ga voor meer informatie over nieuwe substraten naar http://www.hp.com/go/LX820/solutions/ of
FilmPolyester Film – 100%, 150%, 250%NeeBushokjes, luchthavenreclame,
HP Backlit Polyester Film1 Ja
StofPolyester Fabric – 100%, 150%, 250%NeeVlaggen voor binnen,
HP Heavy Textile Banner (gecertificeerd door Oeko-Tex)
HP Light Textile Display Banner – 150%, 250% (gecertificeerd door
Oeko-Tex)
1
1
Nee
Nee
POP, straatreclame
muurafbeeldingen,
interieurdecoratie
20Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
CategorieTypeKleur
substraten
kalibr
.
Toepassingen
Papier
MeshScrim banner – 100%, 150%, 250%NeeGebouwen
Speciaal
materiaal
1
De beschikbaarheid van terugnameprogramma's voor HP media van groot formaat varieert. Sommige recycleerbare HP
papieren kunnen via algemeen beschikbare recyclingprogramma's worden hergebruikt. Recyclingprogramma's zijn mogelijk
niet aanwezig in uw regio. Zie
2
HP PVC-free Wall Paper bedrukt met HP Latexinkten is GREENGUARD Children & Schools Certified. Zie
http://www.greenguard.org/.
3
HP PVC-free Wall Paper bedrukt met HP Latex-inkten voldoen aan de AgBB-criteria voor gezondheid gerelateerde evaluatie van
VOS-uitstoot van bouwproducten voor binnen. Zie
Blue back – 100%, 150%, 250%Ja
HP Blue Back Billboard PaperJa
HP Photo-realistic Poster Paper1 Ja
HP White Satin Poster Paper1 Ja
HP PVC-free Wall Paper (gecertificeerd door FSC)2
Canvas Polyester – 100%, 150%, 250%JaKunst, grote foto´s,
POP voor binnen en buiten,
ramen, bushokjes, billboards,
muurdecoratie
vloerbedekking
De kolom Kleurkalibr. geeft voor elk substraat aan of kleurkalibratie wordt aanbevolen.
OPMERKING: De printer ondersteunt geen substraten die smaller zijn dan 914 mm (36 inch).
OPMERKING: Voor poreuze substraten is een inktcollectorset vereist.
OPMERKING: De volgende stofspecificaties worden ondersteund: Grammage > 100 g/m²; "gaas"-
stoffen met porositeit/open ruimten < 20% "gaassubstraten" met porositeit/open ruimten < 20%
elasticiteit < 5%. Kies voor de beste resultaten bij het bedrukken van textiel voor stoffen die niet uitrekken.
Het resultaat is afhankelijk van het substraat. Neem contact op met de leverancier van uw substraten voor
meer informatie over de compatibiliteit.
Werken met
NLWW
Overzicht
21
Substraattips
substraten
Algemene tips
Werken met
Behandel bedrukte en onbedrukte substraten met de grootste zorg. Gebruik bij voorkeur katoenen
handschoenen om vingerafdrukken te voorkomen. Gebruik voor zware rollen een vorkheftruck. Til altijd
met twee personen en draag veiligheidsschoenen.
Voordat een rol wordt geladen:
Controleer of de temperatuur en luchtvochtigheid in de ruimte binnen de aanbevolen waarden voor
●
de printer vallen. Zie
Controleer of de rol en kern niet zijn verbogen of vervormd. Dit kan vastlopen van het substraat in
●
de printer veroorzaken.
●Als de rol was opgeslagen in een ruimte zonder de aanbevolen omgevingscondities, moet u de rol
enige tijd in de ruimte van de printer laten liggen zodat het substraat zich kan aanpassen aan de
heersende temperatuur en luchtvochtigheid.
●Controleer wat de juiste afdrukzijde is. Dit kunt u nalezen op het label in de kern of in de
begeleidende brief in de verpakking (of zie
Controleer of het substraat goed vast zit in de invoerkern. De kwaliteit van de afdruk gaat namelijk
●
achteruit als het substraat niet goed wordt doorgevoerd.
Milieuspecificaties op pagina 105.
Tips voor specifieke substraten op pagina 23).
Het laden van een rol gaat gemakkelijker als u de wagenbalk in de hoogste positie zet.
●
Zorg dat bij het laden van een rol de bovenrand parallel en recht op de uitvoerkern ligt en gelijkmatig is
bevestigd (plak het substraat met tape aan de kern vast, vanuit het midden naar de randen toe).
Nadat een rol is geladen:
Controleer of aan beide zijden van de rol randhouders zijn geplaatst. Gebruik geen randhouders
●
van een andere printer. Gebruik alleen de houders die bij deze printer zijn geleverd. Een verkeerd
geladen rol kan golven of kreuken in het substraat veroorzaken waardoor de inkt gaat vlekken en
de printkop vastloopt.
Kijk of de wagenbalk in de juiste positie voor afdrukken staat: hoog voor dik substraat, normaal voor
●
de overige substraten. Zie
Controleer of u de juiste voorinstelling voor het substraat gebruikt in HP Internal Print Server en het
●
juiste ICC-profiel en andere instellingen in de RIP.
HP-substraten zijn speciaal ontwikkeld voor de beste resultaten op uw printer. U kunt desgewenst de
●
inktlimieten of het aantal doorgangen wijzigen. In dat geval moet u wel de temperatuur, het vacuüm
of de spanning aanpassen. U kunt een nieuwe voorinstelling voor een substraat maken door de
standaardinstelling waarmee u werkt te wijzigen.
Gebruik HP Internal Print Server om te controleren of alle vereiste kalibraties zijn uitgevoerd:
●
kleurkalibratie, compensatie van de substraatdoorvoer en uitlijning van de printkoppen. Zie de
Handleiding voor onderhoud en probleemoplossing.
Positie van de wagenbalk instellen op pagina 25.
U krijgt het beste resultaat als het substraat plat ligt en niet kreukt in de afdrukzone. Bovendien moet
●
het substraat met constante snelheid en recht worden doorgevoerd.
Snijd geen stukken af van substraat dat in de printer is geladen. Dit kan ertoe leiden dat het
●
achtergebleven substraat vastloopt.
22Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
Wacht na het afdrukken nog 24 uur voordat u het bedrukte substraat opstapelt, vouwt of oprolt.
substraten
OPMERKING: Bij het afdrukken op poreuze substraten kan de watergedragen inkt een zichtbare
damp produceren.
Meer informatie hierover kunt u vinden op internet:
Zie
●
http://www.hp.com/go/designjet/supplies/latex/ voor de specificaties en informatie over
afwerking, verwerking en garanties bij elk HP-substraat.
●Raadpleeg
http://www.hp.com/go/supplies/printpermanence/ voor informatie over HP Image
Permanence.
Er zijn diverse recycleerbare substraten verkrijgbaar, zoals HP HDPE Reinforced Banner, HP Wrinkle-
●
free Flag with liner, HP Heavy Textile Banner, HP Photo-realistic Poster Paper en HP DuPont™ Tyvek®
Banner. Niet in alle regio's bestaan echter mogelijkheden voor recycling. Neem contact op met
lokale recyclingbedrijven voor informatie over recycling van deze producten. Ga voor informatie
over HP-recyclingdiensten in de Verenigde Staten naar
Tips voor specifieke substraten
SubstraatAfdrukzijdeAfdruktips
HP Durable Frontlit Scrim
Banner
HP Outdoor Frontlit Scrim
Banner
HP HDPE Reinforced BannerBinnenzijde (matte kant)Dit substraat is gevoelig voor hoge temperaturen. Afdruk- en
Binnenzijde (gladde kant)Stel de juiste waarden in om afdrukproblemen zoals beschreven
Binnenzijde (gladde kant)Stel de juiste waarden in om afdrukproblemen zoals beschreven
http://www.hp.com/go/recycleLFmedia/.
in
Tabel 3-1 Voorinstellingen substraat op pagina 65 te
voorkomen.
in
Tabel 3-1 Voorinstellingen substraat op pagina 65 te
voorkomen.
droogtemperatuur wordt zo ingesteld dat de kans op
vervorming van het materiaal zo klein mogelijk is. Als de
omgevingstemperatuur hoog is en u merkt dat het substraat erg
vervormt, moet u de wagenbalk omhoog brengen naar de
hoogste positie. Recycleerbaar (zie boven).
Werken met
HP Permanent Gloss Adhesive
Vinyl
HP Permanent Matte Adhesive
Vinyl
HP Air Release Adhesive Gloss
Cast Vinyl
HP One View Perforated
Adhesive Window Vinyl
HP PVC-free Gloss Adhesive
Film
HP Wrinkle-free Flag with liner Buitenzijde (stofkant)Plaats het substraat op de juiste manier en maak de juiste
HP Heavy Textile BannerBinnenzijdeRecycleerbaar (zie boven).
HP Light Textile Display Banner Beide zijden; binnenzijde
Buitenzijde (glanzende kant)Stel de juiste waarden in om afdrukproblemen zoals beschreven
in
Tabel 3-1 Voorinstellingen substraat op pagina 65 te
voorkomen.
BuitenzijdeStel de juiste waarden in om afdrukproblemen zoals beschreven
Tabel 3-1 Voorinstellingen substraat op pagina 65 te
in
voorkomen.
Buitenzijde
Buitenzijde
Buitenzijde
instellingen om delaminatie van de voering tijdens het
afdrukken te voorkomen. Recycleerbaar (zie boven).
Aangeraden wordt om de plaat te reinigen nadat u 50 m (164
wordt aanbevolen
ft) substraat hebt afgedrukt.
NLWW
Substraattips
23
Werken met
substraten
Substraatconfiguraties
SubstraatAfdrukzijdeAfdruktips
HP Blue Back Billboard PaperBuitenzijde (witte kant)Stel de juiste waarden in om afdrukproblemen zoals beschreven
in
Tabel 3-1 Voorinstellingen substraat op pagina 65 te
voorkomen.
HP Photo-realistic Poster Paper Beide zijdenDit substraat is gevoelig voor hoge temperaturen. Afdruk- en
droogtemperatuur zijn zo ingesteld dat de kans op vervorming
van het materiaal wordt voorkomen.
Dit substraat is recycleerbaar: u kunt het wegwerpen in de
papiercontainer.
HP White Satin Poster PaperBuitenzijde
HP PVC-free Wall PaperBuitenzijde
HP DuPont Tyvek BannerBinnenzijdeDit substraat is gevoelig voor hoge temperaturen. Afdruk- en
droogtemperatuur wordt zo ingesteld dat de kans op
vervorming van het materiaal zo klein mogelijk is.
Recycleerbaar (zie boven).
HP Satin CanvasBuitenzijde (gladde kant)Stel de juiste waarden in om afdrukproblemen zoals beschreven
in
Tabel 3-1 Voorinstellingen substraat op pagina 65 te
voorkomen.
Het substraat kan in veel verschillende configuraties voor de gewenste toepassing worden geladen.
Voordat u het substraat laadt, gaat u naar HP Internal Print Server en selecteert u Substrate > Load/Unload (Substraat > Laden/Verwijderen. Selecteer vervolgens de gewenste configuratie.
24Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
De basisconfiguraties worden hieronder beschreven. Gebruik deze configuraties voor afdrukken met één
substraten
of twee rollen, en voor poreuze en niet-poreuze substraten. Voor poreuze substraten is een inktcollectorset
vereist: zie
●
●Rol-naar-vrijevalconfiguratie (alleen LX850) wordt gebruikt als u elke afdruk wilt afsnijden
De inktcollectorset (alleen LX850) op pagina 28.
Rol-naar-rolconfiguratie wordt gebruikt als u een hele rol wilt bedrukken zonder te snijden,
totdat de invoerrol leeg is. Het substraat kan niet halverwege worden afgesneden, tenzij u
dubbelzijdig afdrukt. Na het snijden moet de rol opnieuw worden geladen.
en verwijderen zodra deze klaar is en uit de printer rolt. Het substraat wordt onder druk gehouden
tussen de invoerrol en de spanningsrol. Achter de spanningsrol is er geen druk meer en daar kan
het substraat worden afgesneden.
●Rol-naar-vrijevalconfiguratie met collector (alleen LX850) wordt gebruikt als u het
substraat wilt afsnijden en de uitvoerrol wilt verwijderen voordat de invoerrol leeg is. Het substraat
wordt onder druk gehouden tussen de invoerrol en de spanningsrol. Achter de spanningsrol is er
geen druk meer en daar kan het substraat worden afgesneden.
Positie van de wagenbalk instellen
De positie van de wagenbalk bepaalt de verticale afstand tussen de printkoppen en de plaat. Als de
afstand te groot is, vermindert de afdrukkwaliteit. Als de afstand te klein is, bestaat het risico dat de
printkoppen in contact komen met het substraat waardoor de inkt uitloopt of het substraat beschadigt.
Als u positie van de wagenbalk wilt instellen, selecteert u op het voorpaneel het menu Substrate (Substraat)
en Substrate management (Substraatbeheer). Druk daarna op OK. Selecteer Carriage
beam position (Positie wagenbalk). Selecteer de hoogste, een aangepaste of de normale positie.
Werken met
NLWW
Positie van de wagenbalk instellen
25
Werken met
substraten
De hoogste positie wordt niet gebruikt voor afdrukken, mogelijk wel voor het laden van het substraat
●
of voor onderhoudstaken.
Een aangepaste positie wordt gebruikt voor dikke substraten of voor substraten die enigszins kreuken
●
bij verhitting.
TIP:Voorkom kreuken door alleen substraten te gebruiken die niet kunnen kreuken of door een
langzame afdrukstand te gebruiken waarvoor een lagere droogtemperatuur kan worden ingesteld.
Het is raadzaam de aangepaste positie in te stellen op de dikte van het substraat plus twee of drie
millimeter. De huidige instelling wordt op het voorpaneel aangeduid met een vinkje (√).
De normale positie is geschikt voor niet-gekreukte substraten tot een dikte van 0,7 mm ( (0,03 inch)).
●
WAARSCHUWING!Houd voldoende afstand tot de bewegende delen van de printer totdat de
wagenbalk in de nieuwe positie staat.
OPMERKING: Alleen LX850: Als u de inktcollectorset hebt geïnstalleerd, worden de normale en
laagste aangepaste positie automatisch aangepast.
Voorbereidingen voor het afdrukken
Voer de volgende stappen uit voordat u met afdrukken begint:
1.De inktcollectorset mag wel voor poreuze substraten, maar niet voor niet-poreuze substraten worden
gebruikt. Zie
2.
Start de printer. Zie
3.Ga naar HP Internal Print Server en selecteer Substrate > Load/Unload (Substraat > Laden/
Verwijderen) om het venster Printer Configuration (Printerconfiguratie) te openen.
De inktcollectorset (alleen LX850) op pagina 28.
De printer in- en uitschakelen op pagina 12.
26Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
4.Selecteer de gewenste printerconfiguratie en druk op Next (Volgende) om de Help weer te geven.
overslaan) alleen als voor de vorige opdracht dezelfde configuratie is gebruikt (zoals hetzelfde
substraat, profiel) en er een ernstige systeemfout is opgetreden waarna u de printer opnieuw moest
opstarten.
5.Laad het substraat. Aanwijzingen voor laden van het substraat worden weergegeven in HP Internal
Print Server. Zie
op pagina 39 voor meer informatie.
6.
Druk in HP Internal Print Server op de knop Load (Laden) om de substraatcontrole te starten en voer
vervolgens het substraattype in het venster Loaded Substrate (Geladen substraat) in.
TIP: Als de printer 's nachts was uitgeschakeld met geladen substraat, en is blootgesteld aan hoge of
lage temperaturen, moet u het substraat 13 tot 25 cm (5 tot 10 inch) doorvoeren voordat u het afdrukken
start om te voorkomen dat de printkop vastloopt of de inkt gaat vlekken op het substraat.
Een rol op de as plaatsen op pagina 34 en Een rol in de printer plaatsen
Randhouders van substraat
De randhouders voorkomen dat de randen van het substraat omkrullen waardoor het substraat vastloopt.
Als u voor de printer staat, ziet u de twee randhouders aan elke kant van het substraatoppervlak. Schuif
de randhouders naar de randen van het substraat, waarbij u ervoor zorgt dat ze correct zijn geplaatst
en niet ombuigen (waardoor de wagen kan vastlopen).
TIP: De randhouders kunnen gemakkelijk worden geplaatst als de wagenbalk in de hoogste positie
staat.
Werken met
NLWW
Randhouders van substraat
27
Werken met
substraten
Verwijderen en vervangen
De juiste positie wordt hieronder aangegeven, waarbij (1) de rand van het substraat aangeeft. Het
substraat moet vrij kunnen bewegen en niet de uiteinden van de randhouder raken.
VOORZICHTIG:Verkeerd geplaatste randhouders kunnen de printkoppen en de wagen beschadigen.
Wanneer de printer is afgeleverd, zijn de randhouders al op de printplaat geïnstalleerd en hoeven niet
te worden verwijderd. Als ze niet nodig zijn, kunnen ze gewoon naar de zijkant worden geduwd. De
middelste randhouders die voor dubbele rollen worden gebruikt, moeten wel worden verwijderd wanneer
u wilt afdrukken met een enkele rol of wanneer u textiel bedrukt op de LX 850, omdat dan ook de
inktcollectorset moet worden geïnstalleerd.
Als u een enkele randhouder wilt installeren, gaat u voor de printer staan en bevestigt u de achterkant
van de randhouder aan de achterkant van de plaat. Vervolgens trekt u de voorkant van de randhouder
naar u toe en bevestigt u deze aan de voorkant van de plaat.
VOORZICHTIG:Buig de randhouder niet. Zorg dat de randhouder helemaal recht blijft omdat anders
de printkoppen en de wagen kunnen beschadigen
De inktcollectorset (alleen LX850)
Voordat u gaat afdrukken op poreuze substraten zoals textiel, moet u de inktcollectorset installeren die
bij de printer is meegeleverd. Deze set beschermt de printer tegen inkt die door het substraat spuit.
Verwijder de set weer als u wilt afdrukken op niet-poreuze substraten.
28Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
Onderdelen van de set
substraten
1.Inktcollectorbus
2.
8 inktcollectors met vervangbaar schuimrubber
De set installeren
Wanneer u wilt afdrukken op poreuze substraten, moet u eerst de inktcollectorset installeren.
WAARSCHUWING!Raak bij de installatie van de inktcollectorset de interne behuizing van de
droogmodules in de printer niet aan. Deze kan heet zijn en brandwonden veroorzaken.
VOORZICHTIG: Voordat u de inktcollectorset installeert, moet u de configuratie definiëren in HP
Internal Print Server.
1.Verwijder eventueel geladen substraat.
2.Breng de wagenbalk omhoog in de hoogste positie.
3.Verwijder de randhouders uit het substraatpad.
4.Reinig indien nodig de plaat en droogplaten met een doek die is bevochtigd met een allesreiniger.
5.
Open de inktcollectorcontainer en controleer of de schuimblokken van de inktcollector droog zijn.
6.
Volg de aanwijzingen in HP Internal Print Server om de installatie te voltooien. Lees voor meer
informatie de stappen hieronder.
VOORZICHTIG: Als u de set niet goed installeert, kan de printer beschadigd raken.
Werken met
NLWW
De inktcollectorset (alleen LX850)
29
Werken met
substraten
7.Als de wagenbalk helemaal omhoog is gekomen, gaat u achter de printer staan en controleert u de
configuratie van de inktcollector. Verwijder de uitsparingen in de schuimblokken van de inktcollector
zodat de gaten precies in de markeringen op de inktcollector passen. Plaats de eerste inktcollector
aan de linkerkant.
Er is een stop die de positie van de eerste inktcollector aangeeft.
30Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
8.Beweeg geleidelijk aan naar rechts en plaats de andere inktcollectors.
substraten
Verplaats de blauwe veerklem om de laatste inktcollector aan de rechterkant te plaatsen.
9.Controleer of alle inktcollectors met elkaar zijn uitgelijnd en of er geen openingen tussen de collectors
zijn.
10. Controleer of er geen openingen tussen de schuimblokken zijn.
11.
Controleer of de schuimblokken passen in de gemaakte uitsparingen. Vervang schuimblokken die
zijn uitgezet en niet meer passen.
12. Installeer de twee afbuigingsrollen:
Werken met
NLWW
De inktcollectorset (alleen LX850)
31
In de rol-naar-vrijevalconfiguratie hebt u de afbuigingsrollen niet nodig.
substraten
●
●In de rol-naar-rolconfiguratie kunt u het beste beide afbuigingsrollen gebruiken, maar in
sommige gevallen kunt u kreuken beperken door de positie van een afbuigingsrol te wijzigen
of een van beide afbuigingsrollen te verwijderen.
13.
Controleer of de uithardingsplaten zich in de juiste positie bevinden voor het te laden substraat
(zie
De droogplaten op pagina 33).
Werken met
De set verwijderen
14. Laad het substraat. Dit moet buiten de invoerafbuigingsrol en binnen de uitvoerafbuigingsrol worden
doorgevoerd.
15. Plaats de randhouders.
16. Ga naar HP Internal Print Server en selecteer Substrate > Load/Unload (Substraat > Laden/
Verwijderen). Zorg dat het selectievakje Ink collector (Inktcollector) in de laadconfiguratie is
ingeschakeld.
17. Laat de wagenbalk in de normale positie zakken.
18. U moet wellicht de positie van de linkerrand en de substraatbreedte opgeven in HP Internal Print
Server als de printer deze niet zelf detecteert.
U moet de inktcollectorset verwijderen als u wilt afdrukken op niet-poreuze substraten.
1.Breng de wagenbalk omhoog in de hoogste positie.
2.Verwijder eventueel geladen substraat. Zorg dat het substraat niet in aanraking komt met de
schuimblokken van de inktcollector omdat deze mogelijk nat zijn van de inkt.
3.Verwijder de randhouders en maak deze eventueel schoon.
4.Verwijder de afbuigingsrollen.
32Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
5.Verwijder de inktcollectors door te drukken op de grepen waarmee ze aan de printer vast zitten.
substraten
Verwijder de meest rechtse inktcollector door de blauwe springveer opzij te duwen.
6.Berg de inktcollectors op in de doos. Zet ze niet boven op elkaar omdat ze dan scheeftrekken.
7.Voordat u de wagenbalk in de normale positie zet, gaat u naar HP Internal Print Server en selecteert
u Substrate > Load/Unload (Substraat > Laden/Verwijderen). Schakel het selectievakje Ink
collector (Inktcollector) in de laadconfiguratie uit.
De droogplaten
Het drogen en uitharden van substraat gaat het beste als u de droogplaten voor textiel en substraten met
achtergrondverlichting in de stand omhoog zet (horizontaal) en voor alle overige substraten in de stand
omlaag (naar beneden wijzend).
Textielsubstraat en substraat met achtergrondverlichting
Als u een droogplaat in de horizontale stand wilt zetten, tilt u deze op; de plaat klikt dan vast.
Werken met
NLWW
De droogplaten
33
Alle andere substraten
substraten
Als u een droogplaat in de hellende positie wilt laten zakken, moet u aan de zwarte knoppen onder de
plaat trekken.
TIP: Als een bepaald substraat niet voldoende droogt wanneer de droogplaten in de stand omlaag
staan, kunt u proberen om deze in de horizontale positie te zetten.
Een rol op de as plaatsen
Werken met
Afdrukken met een enkele rol en dubbelzijdig afdrukken
De as heeft een pneumatische connector aan de ene kant en een drijfwerk aan de andere kant.
1.Plaats de rol op de assteunen.
2.Controleer of het drijfwerk zich aan de goede kant bevindt (afhankelijk van de gewenste
draairichting).
3.Plaats de as in de rol.
TIP:De as is heel zwaar om te zorgen dat het substraat goed opgespannen blijft en niet gaat
scheeftrekken en kreuken. Plaats de as daarom bij voorkeur met twee personen. Als u de as alleen
plaatst, kunt u de rol het beste op de assteunen plaatsen, het ene uiteinde van de as optillen en dit
vervolgens in de rol schuiven. Til daarna voorzichtig het andere uiteinde op zodat het eerste uiteinde
er niet uit valt en duw de as in de invoerrol.
4.
Sluit het luchtpistool aan op de pneumatische connector op de as en blaas de as op zodat deze
onbeweeglijk in de rol vastzit.
34Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
5.Let op de positie van het uiteinde van de rol op de schaalverdeling die te vinden is op het
substraten
aangedreven uiteinde van de as. De positie mag niet minder zijn dan 3,2 cm (1,25 inch) op die
schaal, omdat het substraat anders buiten de afdrukzone valt en tegen de printerkleppen loopt. De
invoer- en uitvoerassen moeten op identieke wijze op de respectievelijke assen worden geplaatst.
TIP:Als u zware rollen met niet-elastisch substraat laadt die ongeveer de helft van de aslengte in
beslag nemen, kunt u het substraat het beste in het midden van de as laden om het risico op
scheeftrekken, kreuken en het telescoopeffect te verlagen.
TIP: Als het telescoopeffect zich voordoet op de invoerrol, kan het substraat vastlopen en schade aan
de printkoppen veroorzaken. Probeer voordat u het substraat in de printer laadt de randen van het
substraat recht te trekken om het telescoopeffect op de invoerrol te voorkomen.
TIP: Controleer of het substraat goed vast zit in de invoerkern.
De rol is nu klaar en kan in de printer worden geladen.
TIP: Als u regelmatig van substraattype verandert, kunt u de rollen sneller vervangen door verschillende
typen rollen vooraf op verschillende assen te plaatsen. Extra assen kunnen afzonderlijk worden
aangeschaft, zie
Accessoires op pagina 100.
Afdrukken met dubbele rol
U kunt op twee rollen tegelijk afdrukken. Gebruik hiervoor de assen met dubbele rol die bij uw LX850printer zijn geleverd. Deze assen zijn ook beschikbaar als accessoire bij uw LX820-printer.
De as met dubbele rol is zodanig gemarkeerd dat deze u helpt bij het plaatsen van de differentieelkern.
Werken met
NLWW
Een rol op de as plaatsen
35
De assen met dubbele rol laden
substraten
Werken met
1.
Plaats de assen in de assteunen en zorg dat de differentieelkernen op de invoer- en uitvoerassen met
elkaar zijn uitgelijnd.
2.Als de beide differentieelkernen in de juiste positie zitten, gebruikt u inbussleutel 4 om de schroeven
aan te draaien en vast te zetten. Als een differentieelkern niet vast zit, kan het substraat scheef raken
tijdens het afdrukken.
TIP:U moet de schroef aandraaien totdat de sluitring tegen de bout zit. Als u de gele veer nog
kunt zien, draait u de schroef nog verder aan.
TIP:Het laden van de rol op de as is gemakkelijker als u de differentieelkern vergrendelt.
3.Draai met behulp van inbussleutel 4 de buitenste delen van de kern los aan beide uiteinden van de
as, en verwijder deze delen.
36Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
4.Draai het binnenste deel van elke kern los en verwijder deze.
substraten
5.Plaats de eerste rol op de as.
Werken met
NLWW
6.Plaats de kern opnieuw en zet deze vast met de inbussleutel.
7.Plaats de tweede rol op de as.
8.Plaats de kern opnieuw en zet deze vast met de inbussleutel.
Een rol op de as plaatsen
37
Werken met
substraten
9.Zorg dat het uiteinde van de rol aan de rechterkant zich binnen de maximaal toegestane afstand
bevindt van het rechteruiteinde van de as. Deze moet zich tussen het drijfwerk en de stippellijn
bevinden.
10. Controleer of de rolkern precies op de differentieelkern zit.
11. Controleer of de rolkern precies op de differentieelkern zit.
12.
Plaats de as aan de achterkant van de printer, en zet de asvergrendelingen vast.
13. Volg dezelfde procedure om de uitvoeras op de voorkant van de printer te plaatsen, maar laad de
as met twee lege kernen om het afgedrukte substraat te ontvangen.
38Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
Een rol in de printer plaatsen
substraten
Bij het laden van het substraat is het de bedoeling om een gelijkmatige druk langs de breedte en over het
hele substraatpad te krijgen, zodat het risico op scheeftrekken, kreuken en het telescoopeffect minimaal
is. Voor het laden van het substraat in de printer kunt u een van de drie configuraties gebruiken:
Rol-naar-rolconfiguratie
●
Dubbele rol-naar-rolconfiguratie (alleen LX850, accessoire voor de LX820)
●
Rol-naar-vrijevalconfiguratie (alleen LX850)
●
In elk van deze configuraties is een Substraatlader beschikbaar die u kunt gebruiken om het substraat
sneller en eenvoudiger te laden. Zie
Een rol plaatsen (rol-naar-rolconfiguratie)
De substraatrol wordt bevestigd op de achterste as en wordt opgevangen op de voorste as. Het substraat
gaat van de achterste as (1) via de hoofdrol (2), de plaat (3) en de voorste rol (4) naar de voorste as (5).
Een rol plaatsen met de substraatlader op pagina 57
OPMERKING: De voorgaande illustratie geeft het geladen substraat aan met de afdrukzijde naar
buiten op zowel de invoer- als de uitvoerrol. U kunt het substraat ook laden met de afdrukzijde naar binnen
op een of beide assen. In dat geval draait de as in de tegenovergestelde richting. De printer vraagt naar
de juiste draairichting indien deze niet automatisch wordt herkend.
Elke as heeft een eigen motor. De motoren zorgen voor constante druk op het substraat. Op het niveau
van de plaat wordt vacuüm toegepast om het substraat vlak te houden. Het substraat wordt naar voren
bewogen door de aandrijfrolmotor die is voorzien van een geleidermechanisme dat voorkomt dat het
substraat slipt. De geleiders moeten omhoog staan als de wagenbalk wordt bewogen, en omlaag tijdens
het afdrukken of het controleren van het substraat, anders wordt een bericht weergegeven. De doorvoer
wordt gecontroleerd met een doorvoersensor. Bij substraten die de sensor niet kan detecteren, wordt de
doorvoer gecontroleerd door de beweging van de hoofdrol te volgen.
Voordat u een rol in de printer plaatst, moet u eerst een rol op de as plaatsen (de invoerrol) en een lege
kern op een andere as (de uitvoerrol). Zie
Een rol op de as plaatsen op pagina 34.
Werken met
NLWW
OPMERKING: Gebruik voor de uitvoerrol een enkele lege kern van dezelfde lengte als de invoerkern.
Plaats niet twee of meer kortere kernen op dezelfde as. Dit kan problemen geven met de doorvoer van
het substraat.
Een rol in de printer plaatsen
39
Werken met
substraten
TIP: De as zelf is vrij zwaar en een rol substraat kan nog zwaarder zijn. U kunt het beste een vorkheftruck
of een ander hulpmiddel gebruiken om het substraat op zijn plaats te krijgen. Als u alleen bent, tilt u eerst
het ene uiteinde van het substraat in de printer en daarna het andere uiteinde.
1.
Ga naar de HP Internal Print Server en selecteer Substrate > Load/Unload (Substraat > Laden/
verwijderen). Selecteer vervolgens de gewenste printerconfiguratie.
2.Verwijder de substraatrandhouders van de afdrukplaat of schuif ze opzij, zodat ze niet in de weg
zitten bij het laden van het substraat.
VOORZICHTIG: Als u het substraat bovenop de randhouders laadt, kan dit de printkoppen en
de wagen beschadigen.
3.Til de substraatdrukgrepen aan de achterkant van de printer omhoog.
4.Ga naar het voorpaneel en selecteer Carriage beam position > Move to highest position
(Positie wagenbalk > Verplaatsen naar hoogste positie).
De wagenbalk komt omhoog, zodat u het substraat gemakkelijker kunt plaatsen. Dit proces duurt
ongeveer twee minuten. Ondertussen kunt u de in- en uitvoerrollen plaatsen.
OPMERKING:Terwijl de wagenbalk omhoog komt, kunt u deze stopzetten door op de toets
Cancel (Annuleren) te drukken.
TIP:Als u de substraatlader gebruikt, hoeft u de wagenbalk niet omhoog te brengen.
5.Plaats de as met de nieuwe rol op de achterkant van de printer, met het aangedreven uiteinde van
de as aan de linkerkant.
6.Plaats de uiteinden van de as op de daarvoor bestemde platforms aan de achterkant van de printer.
De kunststof kussentjes absorberen de schokken.
40Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
7.Open de vergrendeling aan beide kanten van de as (als deze gesloten waren) en druk de rol op de
substraten
as in de printer.
8.Zet de vergrendelingen weer vast om de as op zijn plaats te houden.
TIP:Als u vergrendeling aan de achterkant niet kunt vastzetten, probeert u de as naar de zijplaat
te schuiven om te controleren of de eindflens niet op de lagers rust.
9.Plaats op dezelfde wijze de as met de lege kern op de voorkant van de printer. In dit geval moet de
aandrijfkant van de as aan de rechterkant zitten.
10.
Controleer of de wagenbalk helemaal omhoog is gekomen.
11. Controleer of de uithardingsplaten zich in de juiste positie bevinden voor het te laden substraat
(zie
De droogplaten op pagina 33).
12.
Leid de voorrand van het substraat door de printer naar de uitvoerrol.
Werken met
NLWW
Een rol in de printer plaatsen
41
Werken met
substraten
13. Als u voor de printer staat en merkt dat u te weinig substraat hebt afgerold, selecteert u Start main
roller motion (Hoofdrol starten) in het voorpaneel om meer substraat af te rollen. Het substraat
wordt afgerold als u eraan trekt.
14.
Als u vinylsubstraat laadt op een LX850-printer, wordt aanbevolen de uitvoerafbuigingsrol van de
inktcollectorset te gebruiken om kreuken te voorkomen.
15. Controleer aan de achterzijde van de printer de afstand tussen de linkerzijplaat van de printer en
de linkerrand van het substraat. Deze afstand mag niet minder zijn dan 145 mm (5,7 inch) omdat
de rand van het substraat anders buiten de afdrukzone valt en tegen de printerkleppen loopt.
16. Aan de voorzijde van de printer moet de rechterrand van het substraat op de lege kern zich op
dezelfde afstand (A) van de rechterplaat bevinden als de afstand die wordt gemeten aan de
invoerzijde.
OPMERKING:Als u niet-elastische substraten laadt, is een verschil van 2 tot 3 mm (0,01 inch)
tussen de meting vanaf de zijplaat aan de achterkant en de zijplaat aan de voorkant van de printer
acceptabel en zorgt niet voor scheeftrekken of kreuken.
AchterVoor
TIP:Het is belangrijk dat de spanning over de breedte van het substraat gelijk is. Een manier om
dat te bereiken is de voorrand van het substraat in het midden te pakken en enkele malen afwisselend
naar rechts en links te schudden terwijl u tegelijkertijd aan het substraat trekt totdat de kern van de
uitvoeras zichtbaar is.
17. Wanneer het substraat gelijkmatig gespannen is, bevestigt u het met plakband aan de lege kern van
de invoeras. Plak vanuit het midden naar de randen toe en let op dat u het substraat niet te veel
aantrekt of juist laat kreuken.
42Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
18. Ga naar het voorpaneel en selecteer Carriage beam position > Move to printing
substraten
(normal) (Positie wagenbalk > Verplaatsen naar afdrukpositie (normaal)) om de wagenbalk te laten
zakken naar de normale positie, dichtbij het substraat. Dit proces duurt ongeveer twee minuten.
OPMERKING: In de afdrukpositie Move to printing (custom) (Verplaatsen naar afdrukpositie
(aangepast)) kunt u de afstand van de printkop tot het substraat instellen voor dikke substraten of
substraten die kunnen kreukelen in de afdrukzone, om inktvegen te voorkomen. Denk erom dat u een
slechtere afdrukkwaliteit krijgt als de printkop te ver boven het substraat zit.
WAARSCHUWING!Plaats nooit uw handen of andere objecten in de printer terwijl de
wagenbalk zakt.
19. Duw de substraatdrukgrepen aan de achterkant van de printer omlaag. Er klinkt een signaal als u
dit vergeet.
20. Als u wilt werken met FullBleed-papier, gebruikt u niet de substraatrandhouders, maar kiest u Move
to printing (custom) (Verplaatsen naar afdrukpositie (aangepast)) om de wagenbalk omhoog te
brengen. Verwijder de randhouders niet, maar duw ze opzij aan de uiteinden van de plaat.
21. Als u niet met FullBleed-papier wilt werken, gebruikt u de randhouders om te voorkomen dat de
randen van het substraat omkrullen waardoor het substraat vastloopt. Zie
substraat op pagina 27.
22. Ga naar HP Internal Print Server en druk op de knop Load (Laden). Beide rollen worden gedraaid
om de diameters te controleren. De printer controleert ook de breedte van de rol, de draairichting,
het vacuüm en de kalibratie van het substraatdoorvoermechanisme (dit duurt 1- 2 minuten).
OPMERKING: Sommige substraten (zoals transparante substraten) kunnen niet op deze manier
worden gemeten door de printer. In deze gevallen wordt u gevraagd om de vereiste gegevens
handmatig in te voeren. Gebruik de schaal op de uithardmodule om de waarde te lezen van de
rechterrand, die u handmatig moet invoeren in HP Internal Print Server.
Randhouders van
Werken met
NLWW
Een rol in de printer plaatsen
43
Werken met
substraten
23. Kies in de lijst met substraattypen van HP Internal Print Server het type dat u hebt geladen.
De inhoud van het venster Loaded Substrate (geladen substraat) wordt automatisch bijgewerkt
wanneer het substraat is geladen en gecontroleerd. Als de printer de randen van het substraat echter
niet herkent (bijvoorbeeld bij een transparent substraat), moet u zelf de afstand meten tussen de
linkerrand van het substraat en de zijplaat van de printer, en de velden Left Edge (Linkerrand) en
Width (Breedte) invullen.
Zie
Substraattips op pagina 22 voor meer informatie over wanneer u de positie van de wagenbalk
kunt wijzigen.
Op dit punt kunt u een waarschuwing ontvangen in verband met de tracering van de
substraatdoorvoer. Zie
de Handleiding voor onderhoud en probleemoplossing voor meer informatie over het uitschakelen
van de automatische volgfunctie.
De instellingen voor een nieuwe voorinstelling verfijnen op pagina 68 en
De printer is nu klaar om afdrukken te maken.
Een rol plaatsen (dubbele rol-naar-rolconfiguratie)
De twee substraatrollen worden bevestigd op de achterste as en worden opgevangen op de voorste as.
Het substraat gaat van de achterste as via de hoofdrol, de plaat en de voorste rol naar de voorste as.
44Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
OPMERKING: U kunt het substraat laden met de afdrukzijde naar binnen of naar buiten op de as. In
substraten
dat geval draait de as in de tegenovergestelde richting. De printer vraagt naar de juiste draairichting
indien deze niet automatisch wordt herkend.
Voordat u twee rollen in de printer plaatst, moet u eerst beide rollen op de achterste as plaatsen en twee
lege kernen op de voorste as. Zie
1.Ga naar de HP Internal Print Server en selecteer Substrate > Load/Unload (Substraat > Laden/
verwijderen). Selecteer vervolgens de gewenste printerconfiguratie.
2.Verwijder de substraatrandhouders van de afdrukplaat of schuif ze opzij, zodat ze niet in de weg
zitten bij het laden van het substraat.
VOORZICHTIG: Als u het substraat bovenop de randhouders laadt, kan dit de printkoppen en
de wagen beschadigen.
3.Til de substraatdrukgrepen aan de achterkant van de printer omhoog.
4.Als u de wagenbalk omhoog wilt brengen, gaat u naar het voorpaneel en selecteert u Carriage
beam position > Move to highest position (Positie wagenbalk > Verplaatsen naar hoogste
positie). Dit proces duurt ongeveer twee minuten.
Een rol op de as plaatsen op pagina 34.
De wagenbalk komt omhoog, zodat u het substraat gemakkelijker kunt plaatsen. Dit proces duurt
ongeveer twee minuten. Ondertussen kunt u de in- en uitvoerrollen plaatsen.
OPMERKING: Terwijl de wagenbalk omhoog komt, kunt u deze stopzetten door op de toets
Cancel (Annuleren) te drukken.
5.Het is wellicht handig om tijdens het laden de differentiëlen op de invoer- en uitvoerassen te
vergrendelen.
6.Plaats de as met de nieuwe rollen op de achterkant van de printer, met het aangedreven uiteinde
van de as aan de linkerkant.
Werken met
NLWW
Een rol in de printer plaatsen
45
Werken met
substraten
7.Als de twee rollen ongelijk van lengte zijn, moet de langste rol aan de rechterkant zitten, gezien
vanaf de voorkant van de printer, of aan de linkerkant gezien vanaf de achterkant.
8.Plaats de uiteinden van de as op de daarvoor bestemde platforms aan de achterkant van de printer.
De kunststof kussentjes absorberen de schokken.
9.
Open de vergrendeling aan beide kanten van de as (als deze gesloten waren) en druk de rol op de
as in de printer.
10.
Zet de vergrendelingen weer vast om de as op zijn plaats te houden.
TIP:Als u vergrendeling aan de achterkant niet kunt vastzetten, probeert u de as naar de zijplaat
te schuiven om te controleren of de eindflens niet op de lagers rust.
11.
Plaats op dezelfde wijze de as met de lege kernen op de voorkant van de printer. In dit geval moet
de aandrijfkant van de as aan de rechterkant zitten.
12. Controleer of de wagenbalk helemaal omhoog is gekomen.
46Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
13. Leid de voorranden van beide rollen door de printer naar de uitvoeras.
substraten
TIP:U wordt aangeraden deze handeling uit te voeren met twee personen (één per rol).
14.
Als u voor de printer staat en merkt dat u te weinig substraat hebt afgerold, selecteert u Start main
roller motion (Hoofdrol starten) in het menu Substrate (Substraat) op het voorpaneel
substraat af te rollen. Het substraat wordt afgerold als u eraan trekt.
15. Voordat u de voorranden van de twee substraatrollen vastplakt op de lege kernen van de uitvoeras,
moet u nameten of deze op de invoeras en de uitvoeras in dezelfde positie zitten.
om meer
16.
Plak de voorranden van beide rollen vast op de lege kernen op de uitvoeras.
17. Installeer de vier randhouders. Zie
Randhouders van substraat op pagina 27.
Werken met
NLWW
Een rol in de printer plaatsen
47
18. Ontgrendel de differentiëlen op de invoer- en uitvoeras.
substraten
19.
Ga naar het voorpaneel en selecteer Carriage beam position > Move to printing
(normal) (Positie wagenbalk > Verplaatsen naar afdrukpositie (normaal)) om de wagenbalk te laten
zakken naar de normale positie, dichtbij het substraat. Dit proces duurt ongeveer twee minuten.
OPMERKING:In de afdrukpositie Move to printing (custom) (Verplaatsen naar afdrukpositie
(aangepast)) kunt u de afstand van de printkop tot het substraat instellen voor dikke substraten of
substraten die kunnen kreukelen in de afdrukzone, om inktvegen te voorkomen. Denk erom dat u een
slechtere afdrukkwaliteit krijgt als de printkop te ver boven het substraat zit.
Werken met
WAARSCHUWING! Plaats nooit uw handen of andere objecten in de printer terwijl de
wagenbalk zakt.
OPMERKING: Als u afdrukt op een zware rol, zoals zelfklevend vinyl, wordt aanbevolen een
uitvoerafbuigingsrol te gebruiken en het vacuüm te verhogen om vastlopen van substraten te
voorkomen.
20.
Ga naar HP Internal Print Server en druk op de knop Load (Laden). De rollen worden gedraaid om
de diameters te controleren. De printer controleert ook de breedte van de rol, de draairichting, het
vacuüm en de kalibratie van het substraatdoorvoermechanisme (dit duurt 1-2 minuten).
OPMERKING:Sommige substraten (zoals transparante substraten) kunnen niet op deze manier
worden gemeten door de printer. In deze gevallen wordt u gevraagd om de vereiste gegevens
handmatig in te voeren. Gebruik de schaal op de uithardmodule om de waarde te lezen van de
rechterrand, die u handmatig moet invoeren in HP Internal Print Server.
48Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
21. Kies in de lijst met substraattypen van HP Internal Print Server het type dat u hebt geladen.
substraten
De inhoud van het venster Loaded Substrate (geladen substraat) wordt automatisch bijgewerkt
wanneer het substraat is geladen en gecontroleerd. Als de printer de randen van het substraat echter
niet herkent (bijvoorbeeld bij een transparent substraat), moet u zelf de afstand meten tussen de
linkerrand van het substraat en de zijplaat van de printer, en de velden Left Edge (Linkerrand) en
Width (Breedte) invullen.
Zie
Substraattips op pagina 22 voor meer informatie over wanneer u de positie van de wagenbalk
kunt wijzigen.
Op dit punt kunt u een waarschuwing ontvangen in verband met de tracering van de
substraatdoorvoer. Zie
de Handleiding voor onderhoud en probleemoplossing voor meer informatie over het uitschakelen
van de automatische volgfunctie.
De printer is nu klaar om afdrukken te maken.
De instellingen voor een nieuwe voorinstelling verfijnen op pagina 68 en
Een rol plaatsen (rol-naar-vrijevalconfiguratie) (alleen LX850)
De substraatrol wordt bevestigd op de achterste as. Het bedrukte substraat wordt op de vloer voor de
printer afgezet. Het substraat gaat van de achterste as (1) via de hoofdrol (2), de plaat, de voorste rol
(5) en de spanningsrol (7) naar de vloer. De afbuigingsrollen (2 en 6) en de inktcollectors (4) worden
geïnstalleerd als u afdrukt op poreuze substraten.
Werken met
NLWW
Een rol in de printer plaatsen
49
Werken met
substraten
OPMERKING: U kunt het substraat laden met de afdrukzijde naar binnen of naar buiten op de as. In
dat geval draait de as in de tegenovergestelde richting. De printer vraagt naar de juiste draairichting
indien deze niet automatisch wordt herkend.
Voordat u een rol in de printer plaatst, moet u de rol op de invoeras plaatsen. Zie Een rol op de as
plaatsen op pagina 34.
TIP: De as zelf is vrij zwaar en een rol substraat kan nog zwaarder zijn. U kunt het beste een vorkheftruck
of een ander hulpmiddel gebruiken om het substraat op zijn plaats te krijgen. Als u alleen bent, tilt u eerst
het ene uiteinde van het substraat in de printer en daarna het andere uiteinde.
1.
Ga naar de HP Internal Print Server en selecteer Substrate > Load/Unload (Substraat > Laden/
verwijderen). Selecteer vervolgens de gewenste printerconfiguratie.
2.
Verwijder de substraatrandhouders van de afdrukplaat of schuif ze opzij, zodat ze niet in de weg
zitten bij het laden van het substraat.
VOORZICHTIG: Als u het substraat bovenop de randhouders laadt, kan dit de printkoppen en
de wagen beschadigen.
3.Til de substraatdrukgrepen aan de achterkant van de printer omhoog.
4.Ga naar het voorpaneel en selecteer Carriage beam position > Move to highest position
(Positie wagenbalk > Verplaatsen naar hoogste positie).
De wagenbalk komt omhoog, zodat u het substraat gemakkelijker kunt plaatsen. Dit proces duurt
ongeveer twee minuten. Ondertussen kunt u de invoerrol plaatsen.
OPMERKING:Terwijl de wagenbalk omhoog komt, kunt u deze stopzetten door op de toets
Cancel (Annuleren) te drukken.
5.Plaats de as met de nieuwe rol op de achterkant van de printer, met het aangedreven uiteinde van
de as aan de linkerkant.
6.Plaats de uiteinden van de as op de daarvoor bestemde platforms aan de achterkant van de printer.
De kunststof kussentjes absorberen de schokken.
50Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
7.Open de vergrendeling aan beide kanten van de as (als deze gesloten waren) en druk de rol op de
substraten
as in de printer.
8.Zet de vergrendelingen weer vast om de as op zijn plaats te houden.
TIP:Als u vergrendeling aan de achterkant niet kunt vastzetten, probeert u de as naar de zijplaat
te schuiven om te controleren of de eindflens niet op de lagers rust.
9.Controleer of de wagenbalk helemaal omhoog is gekomen.
10. Controleer aan de achterkant van de printer of de hendel van de spanningsrol omhoog staat.
OPMERKING: De hendel van de spanningsrol moet altijd omhoog staan, tenzij de spanningsrol
in gebruik is.
Werken met
NLWW
Een rol in de printer plaatsen
51
Werken met
substraten
11. Leid de voorrand van het substraat door de printer, via de hoofdrol en de voorste rol naar de
spanningsrol.
12. Als u voor de printer staat en merkt dat u te weinig substraat hebt afgerold, selecteert u Start main
roller motion (Hoofdrol starten) om meer substraat af te rollen. Het substraat wordt afgerold als u
eraan trekt.
TIP:Als u de voorrand van het substraat achter de spanningsrol leidt, moet u opletten dat er niet
te veel substraat tussen de voorste rol en de spanningsrol achterblijft. Te veel substraat vóór de voorste
rol is in dit stadium niet erg. Zodra de de voorrand van het substraat achter de spanningsrol is geleid,
kunt u stijf substraat omlaag naar de voorste rol trekken of flexibel substraat onder de spanningsrol
door via de gaten in de substraatgeleider om de rol wikkelen.
13. Controleer aan de achterzijde van de printer de afstand tussen de linkerzijplaat van de printer en
de linkerrand van het substraat. Deze afstand mag niet minder zijn dan 145 mm (5,7 inch) omdat
de rand van het substraat anders buiten de afdrukzone valt en tegen de printerkleppen loopt.
14. Aan de voorzijde van de printer moet de rechterrand van het substraat op de spanningsrol zich op
dezelfde afstand (A) van de rechterplaat bevinden als de afstand die wordt gemeten aan de
invoerzijde.
OPMERKING:Vóór de spanningsrol in de rechter zijplaat vindt u een vierkante inkeping. Meet
de afstand tussen de substraatrand en het midden van deze inkeping.
OPMERKING:Als u niet-elastische substraten laadt, is een verschil van 2 tot 3 mm (0,01 inch)
tussen de meting vanaf de zijplaat aan de achterkant en de zijplaat aan de voorkant van de printer
acceptabel en zorgt niet voor scheeftrekken of kreuken.
52Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
AchterVoor
substraten
15.
Als de substraatrand goed is geplaatst en het substraat gelijkmatig gespannen is, brengt u de hendel
van de spanningsrol omlaag.
16.
Ga naar het voorpaneel en selecteer Carriage beam position > Move to printing
(normal) (Positie wagenbalk > Verplaatsen naar afdrukpositie (normaal)) om de wagenbalk te laten
zakken naar de normale positie, dichtbij het substraat. Dit proces duurt ongeveer twee minuten.
OPMERKING: In de afdrukpositie Move to printing (custom) (Verplaatsen naar afdrukpositie
(aangepast)) kunt u de afstand van de printkop tot het substraat instellen voor dikke substraten of
substraten die kunnen kreukelen in de afdrukzone, om inktvegen te voorkomen. Denk erom dat u een
slechtere afdrukkwaliteit krijgt als de printkop te ver boven het substraat zit.
WAARSCHUWING!Plaats nooit uw handen of andere objecten in de printer terwijl de
wagenbalk zakt.
17. Duw de substraatdrukgrepen aan de achterkant van de printer omlaag. Er klinkt een signaal als u
dit vergeet.
Werken met
NLWW
Een rol in de printer plaatsen
53
Werken met
substraten
18. Als u wilt werken met FullBleed-papier, gebruikt u niet de substraatrandhouders, maar kiest u Move
to printing (custom) (Verplaatsen naar afdrukpositie (aangepast)) om de wagenbalk omhoog te
brengen. Verwijder de randhouders niet, maar duw ze opzij aan de uiteinden van de plaat.
19.
Als u niet met FullBleed-papier wilt werken, gebruikt u de randhouders om te voorkomen dat de
randen van het substraat omkrullen waardoor het substraat vastloopt. Zie
substraat op pagina 27.
20.
Ga naar HP Internal Print Server en druk op de knop Load (Laden). De invoerrol wordt gedraaid
om de diameter te controleren. De printer controleert ook de breedte van de rol, de draairichting,
het vacuüm en de kalibratie van het substraatdoorvoermechanisme (dit duurt 1-2 minuten).
OPMERKING:Sommige substraten (zoals transparante substraten) kunnen niet op deze manier
worden gemeten door de printer. In deze gevallen wordt u gevraagd om de vereiste gegevens
handmatig in te voeren. Gebruik de schaal op de uithardmodule om de waarde te lezen van de
rechterrand, die u handmatig moet invoeren in HP Internal Print Server.
21. Kies in de lijst met substraattypen van HP Internal Print Server het type dat u hebt geladen.
Randhouders van
De inhoud van het venster Loaded Substrate (geladen substraat) wordt automatisch bijgewerkt
wanneer het substraat is geladen en gecontroleerd. Als de printer de randen van het substraat echter
niet herkent (bijvoorbeeld bij een transparent substraat), moet u zelf de afstand meten tussen de
linkerrand van het substraat en de zijplaat van de printer, en de velden Left Edge (Linkerrand) en
Width (Breedte) invullen.
Zie
Substraattips op pagina 22 voor meer informatie over wanneer u de positie van de wagenbalk
kunt wijzigen.
Op dit punt kunt u een waarschuwing ontvangen in verband met de tracering van de
substraatdoorvoer. Zie
de Handleiding voor onderhoud en probleemoplossing voor meer informatie over het uitschakelen
van de automatische volgfunctie.
De printer is nu klaar om afdrukken te maken.
De instellingen voor een nieuwe voorinstelling verfijnen op pagina 68 en
Een rol plaatsen (rol-naar-vrijevalconfiguratie met collector) (alleen
LX850)
54Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
Deze configuratie lijkt op de rol-naar-vrijevalconfiguratie, maar met gebruik van een collectierol en een
substraten
lusvormer.
De volgende afbeelding laat een configuratie met een rol poreus substraat zien waarvoor de
inktcollectorset is geïnstalleerd.
TIP: Laad of verwijder de collector niet tijdens het afdrukken.
Voordat u het substraat laadt, selecteert u een lusvormer van de goede lengte die even breed is als het
substraat. Voor het samenstellen van lusvormers van elke gewenste lengte worden de volgende slangen
meegeleverd.
Een slang van 152 mm (6 inch)
●
Twee slangen van 203 mm (8 inch)
●
Een slang van 305 mm (12 inch)
●
Een slang van 610 mm (24 inch)
●
Twee slangen van 1067 mm (42 inch)
●
●Twee eindflenzen voor elk uiteinde om laterale verplaatsing van de lusvormer tijdens het afdrukken
te voorkomen
U kunt bijvoorbeeld de volgende lusvormers maken.
●914 mm (36 inch): slangen van 610 mm (24 inch) en 305 mm (12 inch)
1016 mm (40 inch): een slang van 610 mm (24 inch) en twee slangen van 203 mm (8 inch)
●
1270 mm (50 inch): slangen van 1067 mm (42 inch) en 203 mm (8 inch)
●
●1372 mm (54 inch): slangen van 1067 mm (42 inch) en 305 mm (12 inch)
1524 mm (60 inch): slangen van 1067 mm (42 inch), 305 mm (12 inch) en 152 mm (6 inch)
●
1829 mm (72 inch): slangen van 1067 mm (42 inch), 610 mm (24 inch) en 152 mm (6 inch)
●
Werken met
NLWW
1981 mm (78 inch): een slang van 1067 mm (42 inch), 610 mm (24 inch) en twee slangen van
●
152 mm (6 inch)
2032 mm (80 inch): slangen van 1067 mm (42 inch), 610 mm (24 inch), 203 mm (8 inch) en 152
●
mm (6 inch)
2489 mm (98 inch): twee slangen van 1067 mm (42 inch), 203 mm (8 inch) en 152 mm (6 inch)
●
Een rol in de printer plaatsen
55
Werken met
substraten
2642 mm (104 inch): twee slangen van 1067 mm (42 inch), 305 mm (12 inch) en 203 mm (8 inch)
●
3200 mm (126 inch): twee slangen van 1067 mm (42 inch), 610 mm (24 inch), 305 mm (12 inch)
●
en 152 mm (6 inch)
1.Volg de laadprocedure die is beschreven bij de rol-naar-vrijevalconfiguratie.
2.Plaats een lege substraatkern op de collectoras. Indien u afdrukt met dubbele rollen, laadt u twee
substraatkernen met dezelfde diameter op één as (het wordt niet aanbevolen om een as met dubbele
rol als de collector te gebruiken).
3.Gebruik de toetsen op het voorpaneel om de voorrand van het substraat naar voren te bewegen tot
deze de kern op de collector raakt.
4.Zet het substraat zodanig vast dat het gelijkmatig gespannen is. Plak vervolgens de voorrand met
tape op de kern vast. Werk vanuit het midden naar de randen toe. Zorg dat het substraat niet kreukt
of te slap staat.
5.Gebruik de knoppen op het voorpaneel opnieuw om het substraat naar voren te bewegen, zodat er
een substraatlus ontstaat tussen de spanningsrol en de collector.
6.Plaats de lusvormer in de substraatlus.
OPMERKING:Lusdetectie wordt aan de rechterkant van de printer uitgevoerd. Plaats dus niet uw
voet of een ander voorwerp onder de collector aan de rechterkant.
7.Ga naar HP Internal Print Server en druk op de knop Enable collector (Collector inschakelen).
8.
Selecteer de draairichting: Outwards (Naar buiten draaien) is de aanbevolen richting omdat u
een uitvoerrol met een diameter tot 230 mm (9 inch) kunt gebruiken. Als u Inwards (Naar binnen
draaien) selecteert, kan alleen een uitvoerrol met een diameter van maximaal 150 mm (5,9 inch)
worden gebruikt.
56Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
OPMERKING: De draairichting kan tijdens het afdrukken niet meer worden gewijzigd: de
substraten
collector moet eerst worden uitgeschakeld en vervolgens weer ingeschakeld.
Een rol plaatsen met de substraatlader
Met de substraatlader kunt u het substraat sneller in de printer laden omdat de wagenbalk niet omhoog
gebracht hoeft te worden. In het volgende voorbeeld worden de substraten via het pad geladen, maar
de lader kan ook worden gebruikt om het substraat te laden via de rol-naar-vrijevalconfiguratie.
1.Gebruik de toetsen op het voorpaneel om de voorrand van het substraat naar voren te bewegen tot
deze de vloer raakt.
2.De substraatlader is voorzien van kleppen die vastzitten met magneten. Open de kleppen en plaats
de voorrand van het substraat onder de kleppen.
3.Sluit de kleppen over de voorrand van het substraat.
OPMERKING: Buig de randhouders van het substraat opzij voordat u het substraat door het
substraatpad voert.
Werken met
NLWW
Een rol plaatsen met de substraatlader
57
Werken met
substraten
4.Duw de tab van de substraatlader in het substraatpad en blijf duwen totdat de tab aan de andere
kant tevoorschijn komt. U kunt meer substraat doorvoeren met de toets Move substrate (Substraat
doorvoeren) of door handmatig aan de invoeras te draaien.
5.Trek de tab van de substraatlader door het substraatpad. Het substraat wordt doorgevoerd. Als u
meer substraat nodig hebt, kunt u dit doorvoeren met de knop Move substrate (Substraat doorvoeren).
WAARSCHUWING! Trek niet aan het gat in de tab van de lader, maar houd de tab vast aan
de randen.
6.
Trek de tab van de substraatlader door het substraatpad. Zodra het substraat volledig is doorgevoerd
via het substraatpad, opent u de magnetische kleppen om het substraat los te maken.
58Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
U kunt de substraatlader onder de printer bewaren.
substraten
Dubbelzijdig afdrukken
Als u de optie voor dubbelzijdig afdrukken selecteert, kunt u tijdens het laden de aanwijzingen voor
dubbelzijdig afdrukken volgen.
De rol-naar-rolconfiguratie wordt aanbevolen voor dubbelzijdig afdrukken. U kunt niet dubbelzijdig
afdrukken als de as met dubbele rol of de inktcollectorset wordt gebruikt.
Een dubbelzijdige job afdruk moet worden gedefinieerd als een paar afbeeldingen.
Zijde A is de eerste afbeelding die wordt gedrukt.
●
●Zijde B is de tweede afbeelding die wordt gedrukt, op de achterzijde van zijde A.
Op zijde A wordt na elke rij afbeeldingen automatisch een ononderbroken lijn afgedrukt, de zogenaamde
registratielijn: (a) en (b) hieronder. Deze registratielijnen worden gebruikt om bij het bedrukken van zijde
B registratiefouten in de richting van de substraatdoorvoer te minimaliseren.
Nadat zijde A volledig is bedrukt, wordt een tussenruimte (c) opengelaten voor kalibraties (het substraat
is al opgewarmd) en wordt een tweede tussenruimte (d) opengelaten zodat het substraat kan worden
geladen voor het bedrukken van zijde B. Deze tussenruimtes zijn echter optioneel: u kunt ze uitschakelen.
Zijde A: laden en afdrukken
1.Laad de rol-naar-rolconfiguratie: zie Een rol plaatsen (rol-naar-rolconfiguratie) op pagina 39.
OPMERKING: Bij dubbelzijdige afdruktaken kunnen de as met dubbele rol en de inktcollectorset
niet worden gebruikt.
2.
Voordat u gaat afdrukken op zijde A, kunt u het beste de standaardkalibraties uitvoeren, zoals de
kalibratie van de substraatdoorvoer en de dynamische kleurenregistratie (zie de Handleiding vooronderhoud en probleemoplossing).
Werken met
NLWW
3.
Geef de voorkeuren op voor zijde A (zie
(Afdrukken).
Dubbelzijdig op pagina 90) en klik op de knop Print
Dubbelzijdig afdrukken
59
Werken met
substraten
4.Voordat u het substraat verwijdert, klikt u op de knop Load/Unload (Laden/Verwijderen) in de
IPS, selecteert u How to unload side A (Hoe zijde A verwijderen) en volgt u de instructies op het
scherm.
OPMERKING:Afdruktaken moeten zijn gedefinieerd voor dubbelzijdig afdrukken, zijde A en
zijde B, deze informatie is tijdens het afdrukken beschikbaar in Print Properties
(Afdrukeigenschappen).
OPMERKING:Het wordt aanbevolen om de selectievakjes Side B: loading space (Zijde B:
laadruimte) en Side B: Calibrations space (Zijde B: kalibratieruimte) in te schakelen. Zie
Dubbelzijdige afdruktaak definiëren op pagina 91.
Zijde A: Verwijderen
1.
Snijd het substraat vlak langs de uitvoerrol af.
60Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
2.Verzamel het substraat op de uitvoeras. Controleer of het substraat goed op de as wordt gerold om
substraten
een telescoopeffect te voorkomen.
3.Verwijder de invoeras.
4.
Verwijder de uitvoeras (1), breng deze in dezelfde stand naar de invoerzijde (2) en plaats de as in
de invoerpositie (3). Houd dezelfde stand aan: de linkerrand links, zoals hierna aangegeven
met de kleuren blauw en rood.
Werken met
NLWW
5.Als u klaar bent, bevestigt u dit door op Done (Gereed) te klikken in het IPS-venster.
Dubbelzijdig afdrukken
61
Zijde B: laden en afdrukken
substraten
1.De rol plaatsen in rol-naar-rolconfiguratie Een rol plaatsen (rol-naar-rolconfiguratie) op pagina 39.
OPMERKING:Standaard wordt de linkerrand van het substraat gedetecteerd om bij dubbelzijdig
afdrukken registratiefouten langs de scanas te verminderen. Als u afdrukt op doorschijnend substraat
of substraattypen met onregelmatige randen, kunt u deze optie uitschakelen door te klikken op
2.Lijn de registratielijn uit met het begin van de plaat.
Als Side B: Calibration space (Zijde B: kalibratieruimte) is geselecteerd:
●
Lijn uit op de stippellijn.
◦
Voer de kalibraties: Dynamic Color Registration (Dynamische kleurenregistratie) en
◦
Substrate Advance Compensation (Compensatie van substraatdoorvoer) uit (raadpleeg de
Handleiding voor onderhoud en probleemoplossing).
62Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
Lijn uit op de lijn voor afbeeldingsregistratie (ononderbroken lijn).
substraten
●
OPMERKING: Voor het uitlijnen kunt u het best met pen of potlood een markering aanbrengen
op de registratielijn (1), maar alleen op zijde B (2). Breng geen markering aan door te knippen
met een schaar, aangezien dit tot gevolg kan hebben dat het substraat in aanraking komen met de
printkoppen.
3.Definieer zijde B (zie Dubbelzijdig op pagina 90) en druk op de knop Print (Afdrukken).
OPMERKING: Controleer voordat u op Print (Afdrukken) drukt, of de juiste zijde is geselecteerd.
De printer detecteert automatisch de registratielijn en de afbeelding op zijde B wordt zo geplaatst
dat registratiefouten worden geminimaliseerd. Deze detectie wordt automatisch uitgevoerd als een
nieuwe rij wordt gedetecteerd, en de plaatsing wordt vervolgens aangepast.
4.Verwijder de rol (zie de procedure hierna).
Een rol verwijderen
1.
Ga naar HP Internal Print Server en selecteer Substrate > Load/Unload > Unload (Substraat
> Laden/Verwijderen > Verwijderen).
2.
Til de substraatdrukgrepen aan de achterkant van de printer omhoog.
3.Als u de wagenbalk omhoog wilt brengen, gaat u naar het voorpaneel en selecteert u Carriage
beam position > Move to highest position (Positie wagenbalk > Verplaatsen naar hoogste
positie). De wagenbalk komt omhoog. Dit proces duurt ongeveer twee minuten.
TIP:Als de wagenbalk hoog genoeg staat, kunt u deze stopzetten door op de toets Cancel
(Annuleren) te drukken.
TIP:Deze stap is optioneel. Sommige substraten kunnen gemakkelijker worden verwijderd zonder
de wagenbalk omhoog te bewegen.
Werken met
NLWW
4.Snijd het substraat af als de wagenbalk omhoog staat.
5.Selecteer op het voorpaneel Turn output spindle (Uitvoeras draaien) om het substraat om de
uitvoerrol te draaien. Druk op de toets Cancel (Annuleren) om het draaien te stoppen.
6.Open de vergrendelingen aan de voorkant en verwijder de uitvoerrol.
7.
Verwijder de as uit de rol.
Een rol verwijderen
63
Informatie over het substraat weergeven
substraten
Voorinstellingen substraat
Werken met
8.Selecteer op het voorpaneel Turn input spindle (Invoeras draaien) om het substraat weer om de
invoerrol te draaien. Druk op de toets Cancel (Annuleren) om het draaien te stoppen.
9.Open de vergrendelingen aan de achterkant en verwijder de invoerrol.
10. Verwijder de as uit de rol.
De printer is nu klaar en u kunt nieuwe invoer- en uitvoerrollen plaatsen.
Onder in het hoofdscherm van HP Internal Print Server wordt informatie weergegeven over het geladen
substraat.
Selecteer het menu Substrate (Substraat) en de optie Settings (Instellingen) als u meer informatie wilt
zien.
Elk ondersteund substraattype heeft zijn eigen kenmerken. Voor de beste afdrukkwaliteit past de printer
de afdrukprocedure aan het gebruikte substraattype aan. Sommige typen hebben bijvoorbeeld meer inkt
nodig en andere hogere temperaturen voor drogen en uitharden. Daarom moet de printer een beschrijving
krijgen van de vereisten van elk substraattype. Deze beschrijving wordt een voorinstelling genoemd. De
printer wordt geleverd met voorinstellingen van bepaalde substraattypen, evenals voorinstellingen van
enkele algemene substraattypen. Elke algemene voorinstelling heeft drie varianten: met inktdichtheid van
100%, 150% en 250%.
Aangezien het onhandig is om te bladeren in een lijst met alle substraattypen die beschikbaar zijn voor
uw printer, bevat de printer alleen voorinstellingen van veelvoorkomende substraattypen.
Substraatinstellingen van veel leveranciers zijn verzameld op
solutions/ en http:// www.hp.com/go/LX820/solutions/. Met de beschikbare Media Finder-toepassing
kunt u de beschikbaarheid van substraten controleren.
Als u de voorinstelling van een gedownload nieuw substraat wilt installeren, gaat u naar HP Internal Print
Server en selecteert u Substrate > Presets management (Substraat > Beheer voorinstellingen).
http://www.hp.com/go/LX850/
Een nieuwe voorinstelling voor een substraat
maken
Wanneer u een nieuw substraattype in de printer laadt, moet u een voorinstelling voor dit substraat
selecteren.
1.
Selecteer indien mogelijk een voorinstelling voor het substraattype dat u wilt laden.
2.Als geen specifieke voorinstelling beschikbaar is, selecteert u een algemene voorinstelling die
overeenkomt met het specifieke type dat u wilt laden. U krijgt wellicht een beter resultaat als u een
specifieke voorinstelling voor uw substraattype maakt.
3.Als u geen geschikte algemene voorinstelling hebt, selecteert u een voorinstelling die er het meest
op lijkt. U krijgt wellicht een beter resultaat als u een specifieke voorinstelling voor uw substraattype
maakt.
64Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
Een nieuwe voorinstelling maken heeft diverse voordelen.
substraten
U kunt zelf een naam toewijzen aan een bepaald substraat.
●
U kunt de voorinstelling wijzigen en aanpassen aan de precieze kenmerken van uw substraat.
●
U kunt de voorinstelling aanpassen aan uw gebruik van het substraat, van de beste afdrukkwaliteit
●
tot conceptuitvoer.
OPMERKING: U kunt alleen de voorinstellingen wijzigen die u zelf hebt gemaakt. De meegeleverde
voorinstellingen van HP kunnen niet worden gewijzigd.
Voordat u een nieuwe voorinstelling maakt, is het handig wat u iets meer weet over hoe de printer werkt.
De volgende tabel bevat enkele instellingen die beschikbaar zijn.
Tabel 3-1 Voorinstellingen substraat
InstellingIndien te laagIndien te hoog
Aantal doorgangen
Het aantal doorgangen geeft aan
hoeveel keer de printkoppen afdrukken
op hetzelfde gebied op het substraat.
Uithardtemperatuur
Uitharden is nodig om het latex te laten
samensmelten waardoor een polymere
film ontstaat die werkt als beschermlaag.
Tegelijkertijd worden de overblijvende
co-solventen van de afdruk verwijderd.
Uitharden is essentieel om de
duurzaamheid van de afdruk te
garanderen.
Droogtemperatuur
De warmte in het afdrukgebied verwijdert
het water en fixeert de afbeelding op het
substraat.
De printer kan niet voldoende inkt op een
bepaald gebied afzetten, waardoor de
kleuren worden gedempt. Omdat grotere
substraatdoorvoerwaarden zijn vereist en
de inkt sneller op het substraat moet
komen, zijn de grenzen tussen de
printdoorgangen zichtbaarder en kunnen
als horizontale lijnen op de afbeelding te
zien zijn. De afdruksnelheid is relatief
hoog.
De afdruk is niet volledig droog waardoor
inktvegen ontstaan als u het substraat met
uw vingers aanraakt. De afdruk lijkt na
het afdrukken droog en blijkt bij
aanraking na enkele seconden toch nat te
zijn. Als de uithardtemperatuur heel laag
is, wordt geen latexfilm gevormd
waardoor de duurzaamheid drastisch
terugloopt.
Problemen met afdrukkwaliteit, zoals
uitvloeien en coalescentie van de inkt,
kunnen voorkomen. Grenzen tussen
kleuren zijn vervaagd. Gebieden met
effen kleur zijn niet gelijk: de inkt
concentreert zich aan de randen of in
bundels van het gebied.
Kleuren zijn levendig, afdrukkwaliteit is
hoog en de printkoppen werken
probleemloos. De afdruksnelheid is
relatief laag.
Het substraat kan kreuken op de plaat en
daardoor verticale strepen of inktvegen
veroorzaken. In extreme gevallen kan het
substraat zelfs vastlopen. Dunne
substraten kunnen beschadigd raken.
Het substraat kan sporen van de warmte
vertonen, in de vorm van verticale strepen
in bepaalde kleuren. Het substraat kan
kreuken op de plaat en daardoor
verticale strepen of inktvegen
veroorzaken. In extreme gevallen kan het
substraat zelfs vastlopen.
Werken met
NLWW
Substraatspanning
De spanning wordt aan de invoer- en
uitvoerzijde toegepast. Het substraat
moet gelijkmatig over de hele breedte van
de rol zijn gespannen. Het laden van het
substraat is dus heel belangrijk.
TIP: De invoerspanning moet hoger zijn
dan de uitvoerspanning.
TIP: De uitvoerspanning moet worden
verhoogd zodra de vacuümdruk hoger
wordt.
Het substraat wordt mogelijk slecht op de
uitvoerrol gedraaid, het zakt bijvoorbeeld
door of trekt scheef, waardoor het
afdrukgebied meer gekreukt is.
Bovendien kan de substraatdoorvoer
onregelmatig zijn waardoor horizontale
strepen ontstaan.
Een nieuwe voorinstelling voor een substraat maken
Het vooraf ingestelde substraat is
beschadigd of ontbreekt.
65
Tabel 3-1 Voorinstellingen substraat (vervolg)
substraten
InstellingIndien te laagIndien te hoog
Werken met
Luchtstroom
De luchtstroom die door de ventilatoren in
de uithardmodule wordt gegenereerd is
in twee luchtlagen verdeeld. Een
luchtlaag komt tot aan de afdrukzone en
de tweede tot het eind van de
uithardzone. Dit is nodig om het vocht en
solventen te verwijderen terwijl het
substraat in de droog- en uithardmodules
wordt verhit.
Vacuümdruk
Het vacuüm dat op het substraat in de
afdrukzone wordt toegepast helpt het
substraat op de printplaat te houden,
zodat de afstand tot de printkoppen gelijk
blijft.
Inktbeperkingen
Een manier om de maximumhoeveelheid
te bepalen van elke inktkleur die op het
substraat kan worden gelegd.
Positie wagenbalk
De afstand tussen de printkoppen en het
substraat is bepalend voor de
afdrukkwaliteit. Deze kan worden
aangepast door de hoogte van de
wagenbalk boven de plaat in te stellen.
De inkt droogt minder goed in de printer.
In bepaalde omstandigheden (snelle
afdrukmodi met minder dan 5
doorgangen en inktdichtheden onder de
150%), kunnen zich problemen met de
afdrukkwaliteit voordoen, zoals uitvloeien
en coalescentie van de inkt en/of
onvoldoende droge afdrukken.
Het substraat kan van de plaat los komen
en de printkoppen raken. Hierdoor loopt
de inkt uit, loopt het substraat vast en
kunnen zelfs de printkoppen
beschadigen.
Sommige kleuren kunnen te bleek zijn.Coalescentie van inkt, kreuken en
Het substraat kan de printkoppen raken.
Hierdoor loopt de inkt uit, loopt het
substraat vast en kunnen zelfs de
printkoppen beschadigen.
Bij bepaalde substraten en
afdrukcondities, kan een te hoge
luchtstroom in de afdrukzone problemen
met de afdrukkwaliteit veroorzaken,
zoals verticale strepen. Ook kan een te
hoge luchtstroom bij bepaalde substraten
zorgen dat de printer de gewenste droogen/of uithardtemperatuur niet haalt,
waardoor problemen met de
stroomvoorziening kunnen ontstaan.
In bepaalde kleuren ontstaan verticale
strepen. Bij substraten met kleeflaag kan
de wrijving te hoog worden en de
substraatdoorvoer onregelmatig,
waardoor horizontale strepen ontstaan.
onvoldoende uitharden van het substraat,
afhankelijk van het substraat en andere
instellingen.
Problemen met afdrukkwaliteit, zoals
korreligheid, schaduwen en donkere
strepen, kunnen voorkomen.
De printer voorbereiden voor een nieuw substraat
1.Zorg waar mogelijk dat de printer in optimale staat is voordat u een nieuwe voorinstelling maakt:
voer eventuele wachtende onderhoudstaken uit, vooral controles van printkoppen en uitlijning.
2.
Stop de afdrukwachtrij en wacht totdat de huidige afdruktaak is voltooid. Verzend geen volgende
taken meer naar de printer totdat de voorinstellingen van het nieuwe substraat klaar zijn.
3.Laad het nieuwe substraat. Het laden van het substraat in de printer is volledig onafhankelijk van
het substraattype. Volg de juiste laadprocedure en zorg dat de rolbreedte wordt opgegeven, ofwel
automatisch door de printer of door uzelf. U krijgt een slechter resultaat als er grote verschillen zijn
tussen de opgegeven en actuele rolbreedte.
OPMERKING:Het wordt aanbevolen de rol-naar-rolconfiguratie te gebruiken als u een nieuwe
voorinstelling maakt.
4.Stel de wagenbalk op de juiste positie in: zie Positie van de wagenbalk instellen op pagina 25.
Een nieuwe voorinstelling maken en deze een naam geven
Als u een nieuwe voorinstelling maakt, kopieert u een bestaande voorinstelling, geeft u deze een nieuwe
naam en brengt u de gewenste wijzigingen aan.
1.
Selecteer Substrate > Create (Substraat > Maken) in HP Internal Print Server.
66Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
2.Geef het substraat de gewenste naam.
substraten
TIP:Gebruik de naam van de fabrikant om verwarring te voorkomen.
TIP:Als u meerdere inktdichtheden voor dit substraat wilt gebruiken, of meerdere
printdoorgangen, kunt u de inktdichtheid en/of het aantal doorgangen in de naam verwerken.
3.Selecteer het bovenliggende substraat. Gebruik Show details (Details weergeven) om een
vergelijkbaar substraat te selecteren. Als u een algemeen substraat selecteert, stelt u de inktdichtheid
af op de verwachte werking en toepassingen voor uw substraat.
TIP:Gebruik 100% inktdichtheid voor substraten als PVC Scrim Banner Frontlit, Green Banner,
Vinyl-Calendared, Vinyl-Cast, Blue back en Scrim banner.
TIP:Gebruik 150% of 250% inktdichtheid voor substraten als PVC Scrim Banner Backlit, Perforated
Vinyl, Polyester Film, Polyester Fabric, Canvas Polyester en Tyvek.
Werken met
NLWW
4.Klik op de knop Create (Maken) om een nieuwe vermelding in de substratenlijst te maken, in de
categorie Custom substrates (Aangepaste substraten). Het nieuwe substraat heeft alle kenmerken
Een nieuwe voorinstelling voor een substraat maken
67
van het bovenliggende substraat overgenomen. Klik op Finish (Voltooien) als u nu geen instellingen
substraten
voor het substraat wilt wijzigen.
Bedenk hoe u het nieuwe substraat gaat gebruiken. Als u een hoge afdrukkwaliteit wilt, moet u meer
doorgangen plannen. Als u snel wilt afdrukken, hebt u minder doorgangen nodig. Maak een lijst met de
afdrukmodi die u waarschijnlijk gaat gebruiken.
De instellingen voor een nieuwe voorinstelling verfijnen
In het deelvenster Settings (Instellingen) kunt u diverse instellingen voor het afdrukken wijzigen.
OPMERKING: De wijzigingen in het deelvenster Settings (Instellingen) zijn alleen van toepassing op
de gemarkeerde afdrukmodus. U moet elke afdrukmodus dus afzonderlijk instellen. Gewijzigde
instellingen worden aangegeven met een sterretje (*).
1.Selecteer het aantal doorgangen dat u wilt gebruiken. Voor kleurkalibratie hebt u zes doorgangen
met 100% inktdichtheid nodig, acht doorgangen met 150% inktdichtheid of veertien doorgangen
met 250% inktdichtheid. Aanbevolen wordt om een voorinstelling te maken die geschikt is voor
kleurkalibratie. Voor normale afdrukken kunt u andere voorinstellingen met een ander aantal
doorgangen maken.
De aanbevolen afdrukmodi voor normaal drukken zijn als volgt.
Werken met
Maximale inktdichtheidAfdrukkwaliteitDoorgangen
High quality plus18
250%
150%
100%
85%Production4
70%
50%Draft1
High quality14
Production plus10
High quality plus10
High quality8
Production plus6
High quality plus8
High quality6
Production plus5
Billboard plus3
Billboard2
2.Druk op de knop Print test (Testafdruk) met de aangepaste instellingen van het bovenliggende
substraat. Kijk of zich mogelijk problemen voordoen, zoals:
Kans op vastlopen van de printkop of uitlopen van de inkt tussen de wagen en het substraat.
●
Annuleer de taak en/of schakel de printer uit om beschadiging van de printkoppen of andere
kwetsbare onderdelen te voorkomen.
Kans op vervorming en/of kreuken van het substraat door te hoge temperatuur.
●
TIP:Ga voor een beter zicht op het afdrukgebied achter de printer staan en kijk via de drukrollen
naar de printplaat: zo kunt u meteen zien of het substraat kreukt of vervormt of de inkt uitloopt.
68Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
3.Wacht vijf minuten nadat het laatste deel van de testafdruk uit de printer is gekomen.
substraten
4.
Beoordeel de testafdruk in het uitvoergebied:
Veeg met een vinger over de vierkantjes bovenaan. De inkt moet droog zijn en stevig verbonden
●
met het substraat.
Werken met
NLWW
Zoek naar coalescentieproblemen in het midden van de testafdruk (zie de Handleiding voor
●
onderhoud en probleemoplossing).
Zoek naar problemen met het uitlopen van inkt onder aan de testafdruk (zie de Handleiding
●
voor onderhoud en probleemoplossing).
U wordt aangeraden om de testafdruk te controleren en de instellingen in de volgende volgorde te
wijzigen. Wijzig alle gewenste instellingen en maak een nieuwe testafdruk om het resultaat van de nieuwe
instellingen te zien.
Een nieuwe voorinstelling voor een substraat maken
69
1.Als u bericht krijgt dat de substraatdoorvoer voor het huidige substraat niet automatisch kan worden
substraten
gedetecteerd, selecteert u Substrate > Settings (Substraat > Instellingen) en stelt u de optie
Automatic tracking (OMAS) (Automatisch volgen) in op Off (Uit). Pas de substraatdoorvoer
handmatig aan (zie de Handleiding voor onderhoud en probleemoplossing).
OPMERKING:Dit bericht verschijnt als de doorvoersensor vuil is. Zie de Handleiding voor
onderhoud en probleemoplossing.
Werken met
2.Als u problemen hebt met vastlopende printkoppen, uitlopende inkt, vervorming, kreuken of
rimpelvorming van het substraat, kunt u de volgende aanpassingen in de vermelde volgorde
proberen:
a.
Controleer of het substraat correct is geladen.
b.Alleen LX850: Installeer de uitvoerafbuigingsrol als u zelfklevend vinyl bedrukt en dit vinyl
kreukt.
c.Verlaag de droog- en uithardingstemperatuur. Gebruik de volgende tabel als richtlijn.
Uitharden (°C)8080858590909595100100
Drogen (°C)55605560556055605560
d.Verhoog de waarde voor Vacuum (Vacuüm)en/of Tension (Spanning).
Als u de waarde voor vacuüm verhoogt, moet u ook de waarde voor spanning verhogen. De
invoerspanning moet gelijk zijn aan de uitvoerspanning + 15 N/m.
i.
Verhoog de waarde voor Vacuum (Vacuüm) met 10 mmH
ii.
Verhoog de waarde voor Tension (Spanning) met 10 N/m.
0.
2
iii. Verhoog de waarde voor Tension (Spanning) nogmaals met 10 N/m.
iv.
Verhoog de waarde voor Vacuum (Vacuüm) met nogmaals 5 mmH
0.
2
e.Breng de wagenbalk omhoog in de hoogste positie.
3.Als de testafdruk vochtig is of snel krast, kunt u de volgende aanpassingen in de aangegeven
volgorde proberen:
a.Controleer of de omgevingstemperatuur in het optimale bereik valt. Zie
Milieuspecificaties
op pagina 105.
70Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
b.Verhoog de droog- en uithardingstemperatuur, tenzij u deze waarde in een vorige stap hebt
substraten
verlaagd. Gebruik de volgende tabel als richtlijn.
Uitharden (°C)8080858590909595100100
Drogen (°C)55605560556055605560
c.Verlaag de waarde voor luchtstroom in stappen van 20%. Als de randen van het substraat nog
niet volledig zijn uitgehard, schakelt u de uithardingsventilatoren uit met de schakelaar aan de
kant van de ventilatoren.
d.Als uw huidige inktdichtheid 150% of hoger is, verlaagt u de waarde voor luchtstroom in
stappen van 20%.
e.
Als alle testafdrukblokken vochtig zijn in de kolommen 100% tot 80%, past u de totale inktlimiet
in de RIP aan of gebruikt u de inktbeperkingen in het deelvenster Color (Kleur).
f.Als een bepaald testafdrukblok vochtig is in de kolommen 70% tot 10%, verhoogt u het aantal
doorgangen.
g.Verlaag de waarde voor inktdichtheid door de totale inktlimiet in de RIP aan te passen of
gebruik de inktbeperkingen in het deelvenster Color (Kleur).
4.Als u uitvloeien of coalescentie van de inkt waarneemt, zoals de coalescentie hierna, kunt u de
volgende instellingen wijzigen, in de aangegeven volgorde:
a.
Controleer of de omgevingstemperatuur in het optimale bereik valt. Zie
Milieuspecificaties
op pagina 105.
Werken met
NLWW
b.Controleer of de juiste uithardingstemperatuur is ingesteld.
Een nieuwe voorinstelling voor een substraat maken
71
Werken met
substraten
c.Als de uithardingsventilatoren zijn uitgeschakeld met de schakelaar aan de zijkant, schakelt u
deze weer in. Als de luchtstroom nog niet is ingesteld op 100%, verhoogt u de luchtstroom in
stappen van 20% en controleert u de uithardstatus na elke stap.
d.Verhoog de droogtemperatuur in stappen van 5 graden, tenzij u deze waarde in een vorige
stap hebt verlaagd.
e.
Als de huidige inktdichtheid 100% is, verhoogt u de waarde in stappen van 20%.
f.Verhoog het aantal doorgangen.
g.Verlaag de waarde voor inktdichtheid door de totale inktlimiet in de RIP aan te passen of
gebruik de inktbeperkingen in het deelvenster Color (Kleur).
5.Als u verticale strepen ziet, kunt u de volgende aanpassingen in de aangegeven volgorde proberen:
a.
Verlaag de waarde voor Vacuum (Vacuüm) in stappen van 5 mmH
in een vorige stap hebt verhoogd.
b.Verlaag de droogtemperatuur, tenzij u deze waarde in een vorige stap hebt verhoogd.
c.Verlaag de waarde voor luchtstroom in stappen van 20%, tenzij u deze waarde in een vorige
stap hebt verlaagd.
6.
Als u horizontale strepen ziet, controleert u het substraatdoorvoerpatroon op de testafdruk (de fijne
horizontale lijnen).
0, tenzij u deze waarde
2
Als u boven de zwarte lijnen magenta ziet, klikt u op de knop Print adjustment
●
(Printafstellingen) in het venster Create Substrate (Substraat maken) en verhoogt u de instelling
voor substraatdoorvoer.
Als u onder de zwarte lijnen magenta ziet, klikt u op de knop Print adjustment
●
(Printafstellingen) in het venster Create Substrate (Substraat maken) en verlaagt u de instelling
voor substraatdoorvoer.
Als u alleen zwarte lijnen ziet, gaat u naar de volgende stap.
●
72Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
7.Als u onregelmatige horizontale strepen ziet, kunt u de volgende aanpassingen in de aangegeven
substraten
volgorde proberen:
a.
Verlaag de waarde voor Vacuum (Vacuüm) in stappen van 5 mmH
in een vorige stap hebt verhoogd.
b.
Pas de substraatspanning aan en houd rekening met het volgende:
De invoerspanning moet gelijk zijn aan de uitvoerspanning + 15 N/m.
●
Verhoog eerst de spanning in stappen van 20 N/m. Als het resultaat onbevredigend is,
●
verlaagt u de spanning in stappen van 10 N/m.
c.Verhoog het aantal doorgangen.
8.Als de kleuren slecht zijn uitgelijnd, kunt u proberen de printkoppen handmatig uit te lijnen. Zie
de Handleiding voor onderhoud en probleemoplossing.
Als u de instellingen voor een afdrukmodus hebt gewijzigd, kunt u nog de instellingen voor andere
printmodi aanpassen. U hoeft dat niet allemaal tegelijk te doen: u kunt de voorinstelling van een substraat
op elk gewenst moment wijzigen. Selecteer hiertoe in HP Internal Print Server Substrate > Edit (Substraat
> Bewerken).
TIP: Let op de instellingen die u voor de eerste afdrukmodus hebt gebruikt. U kunt waarschijnlijk dezelfde
instellingen voor de andere modi gebruiken.
0, tenzij u deze waarde
2
Het is ook mogelijk de instellingen tijdens het afdrukken te wijzigen (als de geselecteerde voorinstelling
een aangepaste voorinstelling is). Dit kan tijdens het afdrukken gebeuren. Klik hiervoor op de knop PrintAdjustment (Printafstellingen) en pas de gewenste instellingen aan. Sommige instellingen hebben na
wijziging tijd nodig voordat ze effect hebben (bijvoorbeeld een verhoging of verlaging van de
temperatuur).
De afdrukstroom aanpassen voor optimale kleurprestaties
1.Controleer de kleurkalibratie van uw substraat en kalibreer opnieuw als dit wordt aangeraden. Kies
hiertoe Substrate > Color calibration (Substraat > Kleurkalibratie) in HP Internal Print Server.
Zie voor meer informatie het hoofdstuk over printerkalibratie in de Handleiding voor onderhoud enprobleemoplossing.
2.Maak ICC-profielen voor uw substraat. Zie de RIP-documentatie voor instructies. Normaal gesproken
stelt u hierbij de totale inktlimiet in en maakt u de profielen. Als u de totale inktlimiet instelt in de RIP,
moet u rekening houden met de volgende problemen: uitvloeien en coalescentie van de inkt, en
vochtige afdrukken door onvolledig uitharden.
Nieuwe voorinstelling en profielen exporteren
De eigenschappen van uw substraat zijn gedefinieerd vanuit de printer en de RIP: een voorinstelling voor
een substraat is aanwezig in de printer, en een of meer ICC-profielen staan op de RIP-computer.
Raadpleeg uw RIP-documentatie voor informatie over het exporteren van ICC-profielen. Als u de
voorinstelling voor uw substraat wilt exporteren, gaat u naar HP Internal Print Server en voert u de
volgende stappen uit:
2.Selecteer het tabblad Import (Importeren) en selecteer het juiste bestand met de extensie .oms.
Als u de technische eigenschappen van een aangepast substraattype wilt wijzigen, gaat u naar HP Internal
Print Server en kiest u Substrate > Edit (Substraat > Bewerken). Hiermee kunt u de instellingen wijzigen
op dezelfde manier als bij het maken van een nieuwe voorinstelling. Zie
voorinstelling verfijnen op pagina 68.
OPMERKING: U kunt alleen aangepaste voorinstellingen wijzigen.
Als u een voorinstelling wilt verwijderen, gaat u via uw printer naar HP Internal Print Server en selecteert
u Substrate > Remove (Substraat > Verwijderen). Selecteer vervolgens de categorie en het type
substraat dat u wilt verwijderen in een lijst met substraten die kunnen worden verwijderd.
De instellingen voor een nieuwe
74Hoofdstuk 3 Werken met substratenNLWW
4Werken met het inktsysteem
Onderdelen van het inktsysteem
Inktpatronen
Inktpatronen bevatten inkt en zijn verbonden met de printkoppen waaruit de inkt op het substraat wordt
afgezet. Zie
Inktpatronen bestellen op pagina 81 voor informatie over de aanschaf van inktpatronen.
VOORZICHTIG: Neem de veiligheidsmaatregelen in acht wanneer u met inktpatronen werkt omdat
de patronen gevoelig zijn voor ESD (zie de
pennen, geleiders en het circuit.
Elke inktpatroon bevat 3 liter HP-latexinkt waarvoor geen speciale ventilatie nodig is en die geen chemisch
afval produceert. De inktpatroon bestaat uit een zak in een recycleerbare kartonnen doos.
Printkoppen
De inkt uit de inktpatronen wordt via de printkoppen op het substraat afgezet. Zie Inktpatronen
bestellen op pagina 81 voor informatie over de aanschaf van printkoppen.
Woordenlijst op pagina 107). Voorkom contact met de
Inkt en printkoppen
NLWW
Onderdelen van het inktsysteem
75
VOORZICHTIG:Neem de veiligheidsmaatregelen in acht wanneer u met printkoppen werkt omdat
deze gevoelig zijn voor ESD (zie de
geleiders en het circuit.
Het schrijfsysteem van de printer bevat zes kleuren en bestaat uit drie printkoppen met elk twee kleuren
en in totaal 31.680 spuitmonden (5280 per kleur).
Printkopreinigingsrol
De printkopreinigingsrol is een rol absorberend materiaal waarmee na elke doorgang de overtollige inkt
van de printkoppen wordt geveegd.
Zie de Handleiding voor onderhoud en probleemoplossing voor informatie over het vervangen van de
rol. U vindt een nieuwe rol in de onderhoudsset (zie
TIP: Raak de reinigingsrol voor de printkoppen alleen aan als u deze moet vervangen. Elk contact met
de rol kan tot gevolg hebben dat de printer het verbruik van de rol niet meer bijhoudt, zodat ten onrechte
foutmeldingen verschijnen en een afdruktaak mogelijk onnodig wordt geannuleerd.
Aerosolfilters
De printkoppen produceren veel fijne inktdruppeltjes die voor het overgrote deel op het substraat
terechtkomen. Een klein deel van deze druppels komt echter naast de printer terecht. Aan elke kant van
de printkopwagen wordt dan ook een aerosolfilter geplaatst om deze druppels op te vangen.
Woordenlijst op pagina 107). Voorkom contact met de pennen,
Inktpatronen bestellen op pagina 81).
Inktreservoirs
Inkt en printkoppen
Werken met de onderdelen van het inktsysteem
Een inktpatroon verwijderen
Zie de Handleiding voor onderhoud en probleemoplossing voor informatie over het vervangen van de
filters. U vindt nieuwe filters in de onderhoudsset (zie
Als u de status van de printkopspuitmonden controleert, produceert de printer enkele druppels inkt uit elk
spuitmondje op elke printkop, die worden opgevangen in het inktreservoir. Dit gebeurt aan het begin van
elke afdruktaak, wanneer een printkop wordt vervangen en wanneer u een printkopcontrole uitvoert in
HP Internal Print Server.
Zie de Handleiding voor onderhoud en probleemoplossing voor informatie over het schoonmaken van de
inktreservoirs.
Inktpatronen die leeg of over datum zijn, moeten worden verwijderd en vervangen. Als een inktpatroon
leeg is, ontvangt u een bericht in HP Internal Print Server en gaat een oranje lampje naast de betreffende
inktpatroon knipperen. U kunt een inktpatroon ook verwijderen als deze te weinig inkt bevat en u lange
tijd ononderbroken wilt afdrukken.
De printer blijft minimaal 20 minuten zonder inktpatronen werken, afhankelijk van de afdrukmodus en de
afdruktaak. U kunt de inktpatronen dus tijdens het afdrukken vervangen. Als u een nieuwe afdruktaak
start, moet een werkende inktpatroon aanwezig zijn.
Inktpatronen bestellen op pagina 81).
1.Ga naar de inktpatroon die u wilt verwijderen. De zwarte, gele en cyaan inktpatronen bevinden
zich aan de voorkant van de printer. De magenta, lichtmagenta en lichtcyaan inktpatronen bevinden
zich aan de achterkant.
76Hoofdstuk 4 Werken met het inktsysteemNLWW
2.Koppel de inktpatronen los door de tabjes aan elke kant van de patroon in te drukken en rustig naar
u toe te trekken.
3.Verwijder de lege inktpatroon uit de printer.
4.
Als patroon niet leeg lijkt, raadpleegt u de Handleiding voor onderhoud en probleemoplossing.
Houd rekening met gemorste inkt, dit kan 2% tot 5% van de oorspronkelijke inhoud bedragen.
Een inktpatroon plaatsen
1.Controleer of de nieuwe inktpatroon van de juiste kleur is.
2.Plaats de inktpatroon op een vlakke ondergrond en draai deze viermaal rond (360 graden draaien)
zoals aangegeven op het etiket, om te zorgen dat de inkt voor gebruik goed gemengd is.
3.Verwijder het gekleurde etiket en verwijder vervolgens de verpakking en de rode beschermkap.
4.
Duw de nieuwe patroon op zijn plaats in de printer. De zwarte, gele en cyaan inktpatronen bevinden
zich aan de voorkant van de printer. De magenta, lichtmagenta en lichtcyaan inktpatronen bevinden
zich aan de achterkant.
5.
Controleer of het rubberen gedeelte rond de naald in de inktpatroonaansluiting schoon is. Maak dit
gedeelte indien nodig schoon.
Inkt en printkoppen
NLWW
Werken met de onderdelen van het inktsysteem
77
6.Sluit de inktpatroonaansluiting aan op de inktpatroon.
OPMERKING:De aansluitingen kunnen niet worden aangesloten op inktpatronen van het
verkeerde type of de verkeerde kleur. Als de de aansluiting niet goed op de patroon past, moet u
controleren of u wel de goede patroon hebt.
7.Controleer of de knoppen aan de zijkant van de aansluiting in de stand 'out (uit)' staan. De patroon
is dan goed aangesloten.
8.Enkele seconden nadat u de patroon hebt aangesloten, gaat het groene lampje branden. Als dit
lampje na 10 seconden nog niet brandt, moet u de patroon opnieuw aansluiten. Als de patroon over
datum of van het verkeerde type is, gaat het rode lampje branden. Ga naar HP Internal Print Server
of het voorpaneel voor meer informatie en voor de juiste oplossing.
Een printkop verwijderen
Inkt en printkoppen
Als een printkop een elektrische storing krijgt of oververhit raakt, ontvangt u een bericht dat u de printkop
moet vervangen of opnieuw moet plaatsen. U kunt de printkop ook vervangen als de garantieperiode is
verlopen of als u merkt dat de printkop niet goed meer werkt.
1.Zorg dat op de printer niets wordt afgedrukt: stop de afdrukwachtrij.
2.
Selecteer op het voorpaneel het pictogram Ink System (Inktsysteem)
printheads (Printkoppen vervangen).
3.Open de toegang tot de printkoppen aan de zijkant van de printer.
en vervolgens Replace
78Hoofdstuk 4 Werken met het inktsysteemNLWW
4.Til de afdekplaat van de wagen op.
5.
Til de afdekplaat op van de printkop die u wilt verwijderen. Deze wordt aangegeven met een
knipperend rood lampje.
6.Breng de hendel op de printkop omhoog en til de hendel voorzichtig omhoog om de printkop los te
koppelen van de wagen, zoals in de afbeelding hieronder.
OPMERKING: De gele/magenta printkop is lastiger te verwijderen omdat deze zich gedeeltelijk
onder de wagenbalk bevindt. Verwijder ook deze printkop voorzichtig.
7.Verwijder de printkop uit de printer. De verpakking van de nieuwe printkop kunt u gebruiken om de
oude printkop af te voeren of voor het geval een printkop moet worden geretourneerd aan HP.
Een printkop plaatsen
1.Controleer of de nieuwe printkop de juiste kleuren heeft.
OPMERKING: Elke printkop heeft een unieke vorm en kan niet in een andere sleuf worden
geplaatst.
Inkt en printkoppen
NLWW
Werken met de onderdelen van het inktsysteem
79
2.Schud de printkop volgens de instructies op de verpakking.
3.Verwijder de verpakking en de beschermkapjes.
TIP: U kunt de beschermkapjes bewaren voor als u een printkop tijdelijk uit de printer wilt
verwijderen.
Inkt en printkoppen
4.Duw de nieuwe printkop op zijn plaats in de printer en duw de hendel omlaag.
VOORZICHTIG: Plaats de printkop langzaam en verticaal, recht omlaag. Als u de kop te snel of
onder een bepaalde hoek plaatst, of als u deze bij het plaatsen roteert, kan de kop beschadigd
raken.
5.Sluit de afdekplaat van de printkop.
6.Sluit de afdekplaat van de wagen.
80Hoofdstuk 4 Werken met het inktsysteemNLWW
7.Sluit de toegang tot de printkop. De plaatsing van de printkop wordt door de printer gecontroleerd
en u kunt de printkop desgewenst uitlijnen.
8.
Hervat de afdrukwachtrij.
De status van het inktsysteem controleren
De statuslampjes voor elke inktpatroon (links) geven een snelle indicatie van de status van elke patroon.
●Groen lampje brandt: geen problemen.
Groen lampje knippert langzaam: inktpatroon wordt gebruikt, niet aanraken.
●
Oranje lampje knippert: inktpatroon is leeg.
●
Rood lampje brandt: er is een probleem. Ga voor meer informatie naar HP Internal Print Server.
●
Alle lampjes uit: geen inktpatroon, de inktpatroon is niet aangesloten of onbekend probleem.
●
Het inktniveau van elke kleur wordt rechtsonder in het hoofdscherm van HP Internal Print Server
weergegeven. Selecteer Information > Supplies (Informatie > Benodigdheden) voor informatie over
de status van de inktpatroon en printkop.
Op het voorpaneel kunt u het inktniveau van elke kleur weergegeven. Selecteer hiertoe het pictogram Ink
System (Inktsysteem)
OPMERKING: De nauwkeurigheid van deze schattingen is niet gegarandeerd.
. Dit scherm wordt meestal standaard weergegeven.
Inktpatronen bestellen
U kunt op verschillende manieren benodigdheden voor uw printer bestellen.
Ga naar
●
Neem contact op met uw Service Partner (zie de Handleiding voor onderhoud en
●
probleemoplossing) of ga naar uw wederverkoper.
http://www.hp.com/go/scitexlx_order/.
Inkt en printkoppen
NLWW
In sommige landen kunnen klanten gebruikmaken van HP Direct.
●
U kunt de volgende inktbenodigdheden bestellen voor uw printer.
Tabel 4-1 Inktpatronen
PatroonOnderdeelnummer
HP LX610 3-liter Black Latex Scitex Ink CartridgeCN673A
Inktpatronen bestellen
81
Tabel 4-1 Inktpatronen (vervolg)
PatroonOnderdeelnummer
HP LX610 3-liter Cyan Latex Scitex Ink CartridgeCN670A
HP LX610 3-liter Magenta Latex Scitex Ink CartridgeCN671A
HP LX610 3-liter Yellow Latex Scitex Ink CartridgeCN672A
HP LX610 3-liter Light Cyan Latex Scitex Ink CartridgeCN674A
HP LX610 3-liter Light Magenta Latex Scitex Ink CartridgeCN675A
Tabel 4-2 Printkoppen
PrintkopOnderdeelnummer
HP LX610 Yellow/Magenta Scitex PrintheadCN667A
HP LX610 Cyan/Black Scitex PrintheadCN668A
HP LX610 Lt Magenta/Lt Cyan Scitex PrintheadCN669A
Tabel 4-3 Reinigings- en onderhoudssets
Inkt en printkoppen
Benodigdheden recyclen
NaamProductnummer
HP Scitex LX Printer Cleaning KitCK832A
HP LX600 Maintenance KitCC591A
Zie de Handleiding voor onderhoud en probleemoplossing voor meer informatie over de sets voor
schoonmaak en onderhoud.
Ga voor meer informatie over het recyclen van printerbenodigdheden naar http://www.hp.com/
recycle/.
82Hoofdstuk 4 Werken met het inktsysteemNLWW
5Afdrukopties
Menu's in HP Internal Print Server
HP Internal Print Server heeft de volgende menu's.
Het menu File (Bestand)
Add New Job (Nieuwe taak
●
toevoegen)
●Add Existing Job (Bestaande
taak toevoegen)
Edit Job (Taak bewerken)
●
Delete Job (Taak verwijderen)
●
Exit (Afsluiten)
●
Het menu Substrate
(Substraat)
●Load/Unload (Laden/
Verwijderen)
Rename (Naam wijzigen)
●
Find new presets (Nieuwe
●
voorinstellingen zoeken)
Het menu Information
(Informatie)
●Alerts (Meldingen)
●Supplies (Benodigdheden)
●Service information (Service-
informatie)
Maintenance (Onderhoud)
●
Accounting (Telgegevens)
●
Het menu Tools (Extra)
Preferences (Voorkeuren)
●
●Proactive Support
Firmware update (Firmware
●
bijwerken)
CallMe@HP
●
Het menu Printer
Printing adjustments
●
(Printerafstellingen)
Printhead alignment
●
(Printkoppen uitlijnen)
●Printhead cleaning (Printkoppen
reinigen)
Advance calibration (Doorvoer
●
kalibreren)
Dynamic color registration
●
(Dynamische kleurenregistratie)
Enable/Disable collector
●
(Collector in-/uitschakelen)
Het menu Help
About (Info)
●
NLWW
●Properties (Eigenschappen)
●Create (Maken)
Edit (Bewerken)
●
Remove (Verwijderen)
●
Color calibration
●
(Kleurkalibratie)
Presets management
●
(Voorinstellingen beheren)
Settings (Instellingen)
●
Menu's in HP Internal Print Server
Afdrukken
83
Afdruktaken beheren
Een taak uit de RIP toevoegen
Wanneer in de RIP een afdruktaak is gegenereerd, bevat de uitvoermap minimaal drie bestanden:
Een XML-bestand met de instellingen voor de afdruktaak
●
●Een TIFF-bestand met lage resolutie voor gebruik in voorbeeldweergaven
Minimaal één TIFF-bestand met hoge resolutie met de af te drukken afbeelding
●
De uitvoermap moet de gedeelde map zijn op de HP Internal Print Server-computer, die tijdens de
installatie van de printer is gemaakt. HP Internal Print Server kan niet rechtstreeks bestanden ophalen uit
het netwerk omdat de toegang niet snel genoeg is.
1.Ga naar HP Internal Print Server.
Afdrukken
84Hoofdstuk 5 AfdrukoptiesNL
WW
2.Selecteer het pictogram Add New Job (Nieuwe taak toevoegen) of selecteer File > Add New
Job (Bestand > Nieuwe taak toevoegen). Navigeer in het netwerk naar de map met deafdruktaakbestanden en klik op Open (Openen) om de taak te importeren in HP Internal Print Server.
3.In het volgende dialoogvenster wordt informatie over de taak weergegeven.
NLWW
U kunt de standaardnaam van de afdruktaak wijzigen wanneer u voor het eerst het
eigenschappenvenster opent. Zodra u de naam hebt opgeslagen, kunt u deze niet meer wijzigen.
Klik op de knop Save As (Opslaan als) om een kopie van een bestaande taak te maken met een
andere naam.
Hoewel u het substraat en de afdrukmodus in dit venster kunt wijzigen met de knop Change
(Wijzigen), kunt u dat beter niet doen omdat dit een nadelig effect op de afdrukkwaliteit heeft.
Dergelijke wijzigingen kunt u beter vanuit de RIP doorvoeren.
Gebruik het tabblad Job Info (Taakinfo) voor selectie van annotaties en speciale markeringen die
naast de afbeelding moeten worden afgedrukt.
Het veld Job Notes (Opmerkingen) kan worden gebruikt voor het eventueel toevoegen van tekst aan
de annotaties onderaan.
4.
Klik op Save (Opslaan) om de taak voor verdere verwerking op te slaan in HP Internal Print Server.
Afdruktaken beheren
Afdrukken
85
Een taak roteren
U kunt een taak 90 graden in beide richtingen roteren met de rotatiepictogrammen rechtsboven in het
venster Job Properties (Taakeigenschappen).
Afdrukken
OPMERKING: Deze optie is alleen beschikbaar als de printer niet aan het afdrukken is.
Het resultaat van de rotatie kunt u zien in het voorbeeldvenster. De taak wordt geroteerd zodra u drukt
op de knop Save (Opslaan) of Save As (Opslaan als) in het venster Job Properties (Taakeigenschappen).
Dit kan enkele minuten duren, afhankelijk van de grootte en resolutie van de afbeelding. Tijdens het
roteren kan de taak niet worden afgedrukt of bewerkt, en wordt de status aangegeven met Rotating
(Bezig met roteren). Nadat het roteren is voltooid, kan de taak worden afgedrukt.
Afdrukwachtrij beheren
In het hoofdvenster van HP Internal Print Server vindt u een overzicht van de afdruktaken en diverse
pictogrammen waarmee u de wachtrij kunt beheren.
86Hoofdstuk 5 AfdrukoptiesNLWW
Boven de afdrukwachtrij worden de volgende pictogrammen weergegeven:
Add New Job (Nieuwe taak toevoegen)
●
Add Existing Job (Bestaande taak toevoegen)
●
afgedrukt. Afgedrukte taken blijven beschikbaar totdat ze handmatig worden verwijderd.
Edit Job (Taak bewerken)
●
●Proof (Proef)
geneste taken). Gebruik deze opdracht als u de afbeelding voor het afdrukken wilt .
Activate (Activeren)
●
Hold (Onderbreken)
●
Up (Omhoog)
●
●Down (Omlaag)
●Remove (Verwijderen)
Links van de afdrukwachtrij staan de volgende knoppen:
Single (Enkele taak): hiermee kunt u één taak tegelijk selecteren en afdrukken. U kunt wel meerdere
●
exemplaren van dezelfde taak afdrukken.
: een voorbeeld van een taak in de wachtrij weergeven (niet beschikbaar voor
: de volgende taak naar boven in de wachtrij selecteren.
: de volgende taak naar beneden in de wachtrij selecteren.
: de eigenschappen van een taak in de wachtrij bewerken.
: een taak in de afdrukwachtrij activeren.
: een taak in de afdrukwachtrij onderbreken.
: de geselecteerde taak uit de afdrukwachtrij verwijderen.
: zie Een taak uit de RIP toevoegen op pagina 84.
: een taak terugsturen naar de wachtrij die al is
NLWW
Queue (Wachtrij): hiermee worden alle taken uit de lijst in de afdrukwachtrij geplaatst.
●
●Print Job/Print Queue (Taak afdrukken/Wachtrij afdrukken): hiermee kunt u één taak (als
Single (Enkele taak) was geselecteerd) of de hele wachtrij (als Queue (Wachtrij) was geselecteerd)
afdrukken.
Afdruktaken beheren
Afdrukken
87
Abort (Afbreken): het afdrukken van de huidige afdruktaak wordt direct gestopt. De status van de
●
taak verandert in Finishing (Bezig met stoppen) en de printer droogt de gedeeltelijk afgedrukte
taak voordat de volgende taak in de wachtrij wordt afgedrukt.
Klik nogmaals op Abort (Afbreken) om ook het droogproces te stoppen en de afdrukwachtrij te
onderbreken.
●Print adjustments (Printerafstellingen): geeft de compensatie van de substraatdoorvoer aan (die
u kunt wijzigen).
●Settings (Instellingen): geeft informatie over het geladen substraat aan.
Rows to Register (Te registreren rijen): met deze optie kunt u kiezen welke registratielijnen worden
●
gescand door de printer. Als u 1 selecteert (standaardwaarde), onderbreekt de printer het afdrukken
en wordt elke registratielijn gecontroleerd. Als u bijvoorbeeld 2 selecteert, scant de printer elke
tweede registratielijn waardoor de snelheid toeneemt, maar de kans op misregistratie ook groter
wordt. Als u 0 (nul) kiest, worden de registratielijnen niet gedetecteerd.
TIP:Soms moet u 0 kiezen als de substraatdoorvoersensor de registratielijnen niet kan detecteren.
In dat geval wordt systeemfout 78.7:01 weergegeven.
Een taak verwijderen
Dit is de juiste procedure om een afdruktaak te verwijderen.
Afdrukken
1.Verwijder een afdruktaak uit de wachtrij via het pictogram Remove (Verwijderen)
rechtermuisknop op het bestand en klik op Remove (Verwijderen). Als u een afdruktaak op deze
manier verwijdert, kunnen er bestanden achterblijven op de vaste schijf van de printer en kan het
bestand ook nog steeds beschikbaar zijn in de lijst in het venster Add Existing Job (Bestaande taak
toevoegen), afhankelijk van de instellingen in Tools > Preferences > Queue Rules (Extra >
Voorkeuren > Wachtrijregels) in de sectie “When removing jobs from the queue” (Als taken zijn
verwijderd uit de wachtrij).
2.Verwijder te taak met File > Delete job (Bestand > Taak verwijderen), selecteer de taak en druk
op Delete (Verwijderen). Het bestand kan niet meer worden geopend in het venster Add existing
job (Bestaande taak toevoegen).
Indeling voor afdrukken
Als u een taak importeert in HP Internal Print Server of als u met de rechtermuisknop op de wachtrij in HP
Internal Print Server klikt, wordt het venster Job Properties (Taakeigenschappen) weergegeven.
Dit venster bevat een lijst met methoden waaruit u kunt kiezen:
Simple (Enkel): een of meer exemplaren van een bepaalde taak worden achter en onder elkaar
●
afgedrukt op het substraat. U kunt een verticale ruimte tussen de exemplaren van dezelfde taak
opgeven.
●Step and Repeat (Stap en herhalen): meerdere exemplaren van een bepaalde taak worden één
voor één, over de breedte van het substraat afgedrukt, indien er voldoende ruimte is. Zie
Repeat (Stap en herhalen) op pagina 89.
of klik met de
Step and
Tiling (Naast elkaar): een enkele taak wordt afgedrukt in gedeelten die later worden
●
samengevoegd. Zie
Nesting (Multi-image) (Nesten, meerdere afbeeldingen): de geselecteerde taken worden één
●
voor één afgedrukt, over de breedte van het substraat indien er voldoende ruimte is. Gebruik het
88Hoofdstuk 5 AfdrukoptiesNLWW
Tiling (Naast elkaar) op pagina 89.
venster Advanced Nesting Arrangement (Indeling geavanceerd nesten) om de indeling handmatig
te wijzigen. Zie
voor elke indeling kunt u zelf een linkermarge opgeven die leeg blijft, of u kunt opgeven dat uw taken
gecentreerd op het substraat worden afgedrukt, zodat er aan beide kanten evenveel witruimte overblijft.
Alle indelingen kunnen ook bij afdrukken op twee rollen worden gebruikt. In dat geval krijgt u een
waarschuwing als door de indeling het gat tussen de rollen wordt bedrukt. U kunt dit bericht desgewenst
negeren.
Nesten op pagina 97.
Step and Repeat (Stap en herhalen)
Step and Repeat (Stap en herhalen) is een indeling waarbij meerdere exemplaren van een bepaalde taak
naast elkaar over de breedte van het substraat worden afgedrukt, indien er voldoende ruimte is.
Deze methode heeft de volgende opties:
Steps (Stappen): het aantal exemplaren dat u horizontaal wilt afdrukken, over de breedte van het
●
substraat.
Step gap (Tussenruimte): de horizontale tussenruimte tussen twee exemplaren.
●
Repeat gap (Herhalingsruimte): de verticale tussenruimte tussen twee exemplaren.
●
●Fit Substrate width (Aanpassen aan breedte): als deze optie is ingeschakeld, wordt het aantal
stappen ingesteld op het maximumaantal voor de substraatbreedte.
het veld Repeats (Herhalingen) (het aantal rijen met af te drukken exemplaren) wordt automatisch
berekend en kan niet rechtstreeks worden gewijzigd.
Tiling (Naast elkaar)
Tiling (Naast elkaar) is een indeling waarbij u een grote afbeelding in delen kunt afdrukken en deze delen
later kunt samenvoegen.
NLWW
Indeling voor afdrukken
Afdrukken
89
Hiermee wordt uw afbeelding automatisch in delen opgedeeld en deze delen worden afzonderlijk
afgedrukt. U kunt op nog twee manieren de grootte van deze delen instellen:
Selecteer de breedte en hoogte van elk deel. Het aantal delen wordt vervolgens automatisch
●
berekend.
●Selecteer het aantal delen horizontaal en verticaal. De breedte en hoogte van elk deel worden
vervolgens automatisch berekend.
Als u een overlap van meer dan nul instelt, wordt de grootte van elk deel vermeerderd met het opgegeven
getal zodat de afgedrukte delen blijven overlappen als u ze later samenvoegt.
Als u meerdere exemplaren afdrukt, kunt u een verticale ruimte tussen de exemplaren opgeven.
Met de keuzelijst boven in het voorbeeldveld kunt u een voorbeeld weergeven van alle delen of slechts
één deel.
Dubbelzijdig
Met dubbelzijdig afdrukken kunt u rijen afbeeldingen op beide zijden van het substraat afdrukken.
De functie dubbelzijdig afdrukken is een procedure met aanwijzingen voor dubbelzijdig afdrukken.
●
Hiermee kunt u dezelfde afbeelding of verschillende afbeeldingen afdrukken aan beide zijden van
●
het substraat.
Als deze optie is geselecteerd, wordt automatisch de positie van de plot langs beide assen
Afdrukken
90Hoofdstuk 5 AfdrukoptiesNLWW
●
gecorrigeerd (samen met de substraatbreedte en substraatdoorvoer) om registratiefouten te
minimaliseren.
Selecteer dubbelzijdig afdrukken als u afdrukt met de configuratie enkele-rol op niet-poreus substraat.
●
Gebruik alleen LX610-inkten.
OPMERKING: Bij deze optie mogen de as met dubbele rol en de inktcollectorset niet worden
gebruikt.
Hoewel bij dubbelzijdig afdrukken het substraat hetzelfde is, moet elke zijde afzonderlijk worden
●
ingesteld vanwege de verschillende mechanische eigenschappen. Dit is de belangrijkste reden
waarom het kalibreren van elke zijde nadrukkelijk wordt aanbevolen en het een eenvoudig proces
is.
OPMERKING: De afbeeldingen voor zijde A en zijde B moeten ongeveer even groot zijn. De
afbeelding die u voor elke zijde selecteert, moet voor de hele zijde dezelfde afbeelding zijn.
Een afdruktaak maken
Elke afbeelding die in de RIP is gemaakt, kan op zowel zijde A als zijde B worden afgedrukt en hoeft
niet aan bepaalde vereisten te voldoen. Zijde A en zijde B moeten wel dezelfde afmetingen hebben bij
het afdrukken op het substraat.
OPMERKING: Om registratiefouten op sommige substraten te voorkomen, wordt aanbevolen in de RIP
de krimp van het subtraat te compenseren bij het genereren van de afbeelding.
De gewenste afbeeldingen selecteren
1.Selecteer Create a double-sided job (Dubbelzijdige afdruktaak maken) in HP Internal Print
Server.
2.Klik in het venster 'Add a double-sided job' (Dubbelzijdige afdruktaak toevoegen) op de knop
Browse (Bladeren) en selecteer het bestand dat moet worden afgedrukt op zijde A (de eerste zijde
die wordt bedrukt).
3.
Klik op de onderste knop Browse (Bladeren) en selecteer het bestand dat moet worden afgedrukt
op zijde B (de tweede zijde die wordt bedrukt).
4.
Klik op Next (Volgende).
Dubbelzijdige afdruktaak definiëren
Het volgende scherm wordt weergegeven. Hier kunt u de eigenschappen van de dubbelzijdige afdruktaak
definiëren.
NLWW
Indeling voor afdrukken
Afdrukken
91
1.Selecteer in het vervolgkeuzemenu de zijde waarvan u de eigenschappen wilt definiëren of
weergeven.
OPMERKING:De zijde die u hier selecteert, is de zijde die wordt bedrukt. Als u zijde B wilt
bedrukken, selecteert u B.
●Voor zijde A kunt u de volgende eigenschappen definiëren:
Copies (Exemplaren): een of meer exemplaren van een bepaalde taak worden achter en
◦
onder elkaar afgedrukt op het substraat.
◦Repeats (Herhalingen): het veld Repeats (Herhalingen) (het aantal rijen met af te drukken
exemplaren) wordt automatisch berekend en kan niet rechtstreeks worden gewijzigd.
Steps (Stappen): het aantal exemplaren dat u horizontaal wilt afdrukken, over de breedte
◦
van het substraat.
Step gap (Tussenruimte): de horizontale tussenruimte tussen twee exemplaren.
◦
Repeat gap (Herhalingsruimte): de verticale tussenruimte tussen twee exemplaren.
Afdrukken
92Hoofdstuk 5 AfdrukoptiesNLWW
◦
Center (Centreren): voor elke indeling kunt u zelf een linkermarge opgeven die leeg blijft,
◦
of u kunt opgeven dat uw taken gecentreerd op het substraat worden afgedrukt, zodat er
aan beide kanten evenveel witruimte overblijft.
OPMERKING: Centreren van de afbeeldingen kan eventuele registratiefouten
voorkomen.
Voor zijde B kunt u de volgende eigenschappen definiëren, en alle bovenstaande
●
eigenschappen bekijken:
Rows to Register (Te registreren rijen): hiermee bepaalt u welke lijnen voor
◦
afbeeldingsregistratie in de printer worden gescand. Als u waarde 1 (de
standaardwaarde) selecteert, stopt de printer met afdrukken en wordt elke lijn voor
afbeeldingsregistratie gescand. Als u een hogere waarde selecteert, bijvoorbeeld 2, wordt
elke tweede lijn voor afbeeldingsregistratie gescand. Hierdoor wordt de taak sneller
afgedrukt, maar de kans op registratiefouten wordt groter.
◦
Rotate (Roteren): hiermee kunt u de afbeelding 180
o
draaien.
2.Op het tabblad Layout (Indeling) vindt u de volgende opties. Gebruik deze opties bij dubbelzijdig
afdrukken:
Side B calibration space (Zijde B: kalibratieruimte): als u dit selectievakje inschakelt, wordt
●
een deel van het substraat leeg gelaten nadat de afbeeldingen zijn afgedrukt (als het substraat
is opgewarmd), zodat er ruimte is voor het uitvoeren van bepaalde aanbevolen kalibraties op
zijde B, zoals dynamische kleurenregistratie en compensatie van substraatdoorvoer. Aan het
eind van de lege ruimte wordt een stippellijn afgedrukt.
Side B loading space (Zijde B: laadruimte): als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt het
●
substraat doorgevoerd zodat voldoende substraat aanwezig is voor het laden van zijde B.
Voorbeeld (afbeelding/indeling/voorbeeld van beide)
U kunt drie verschillende voorbeelden weergeven:
1.Klik op de knop Image (Afbeelding) en bekijk een voorbeeld van de geselecteerde afbeeldingen.
NLWW
Indeling voor afdrukken
Afdrukken
93
2.Klik op de knop Layout (Indeling) als u wilt bekijken hoe elke zijde wordt bedrukt.
3.Klik op de knop Preview both (Voorbeeld van beide) om een voorbeeld van de afbeeldingen op
zijde A en zijde B weer te geven. Gebruik deze simulatieweergave om de stand van de afbeeldingen
ten opzichte van elkaar te controleren.
Afdrukken
Afdrukken
1.Selecteer Side A (Zijde A) in het vervolgkeuzemenu.
2.Selecteer Save (Opslaan) of Save As (Opslaan als).
3.Se
94Hoofdstuk 5 AfdrukoptiesNLWW
lecteer Print Job (Taak afdrukken) en druk de geselecteerde afbeeldingen af.
Het aantal exemplaren wordt automatisch gedistribueerd volgens de parameters die zijn opgegeven
in stap
●
●
●Nadat zijde A is afgedrukt, wordt automatisch een gebied na de laatste ononderbroken zwarte
Dubbelzijdige afdruktaak definiëren op pagina 91 (aantal rijen, kolom, gecentreerd) .
Na elke rij afbeeldingen wordt automatisch een zwarte lijn voor afbeeldingsregistratie
afgedrukt (a). Deze registratielijn wordt gebruikt om bij het afdrukken op zijde B de rijen op
zijde B te plaatsen en het aantal registratiefouten te minimaliseren.
Aanbevolen wordt om met een markeerpen de achterkant van de laatste lijn voor
afbeeldingsregistratie (b) te markeren wanneer zijde B wordt geladen.
lijn voor afbeeldingsregistratie vrijgehouden voor kalibratie van zijde B (c) en het laden van
zijde B (d).
NLWW
OPMERKING: Het gebied voor kalibratie, tussen de ononderbroken zwarte lijn voor
afbeeldingsregistratie en de stippellijn (c), moet met dezelfde snelheid worden doorgevoerd als het
bedrukte gebied. Zorg dat ook de temperatuur hetzelfde blijft, zodat de kalibratie goed kan worden
uitgevoerd.
4.Nadat zijde A is afgedrukt, verwijdert u zijde A. Zie Zijde A: Verwijderen op pagina 60.
Indeling voor afdrukken
Afdrukken
95
5.Controleer of de doorvoersensor schoon is. Zie het hoofdstuk over het schoonmaken van de
doorvoersensor in de Handleiding voor onderhoud en probleemoplossing.
6.
Laad zijde B. Zie
OPMERKING:Selecteer Substrate Edge Detection (Substraatrand detecteren) als u
nauwkeurig wilt afdrukken.
7.Voer nadat zijde B is geladen de volgende taken uit. Zie Zijde B: laden en afdrukken
op pagina 62 voor meer informatie over deze procedures:
Zijde B: laden en afdrukken op pagina 62
Afdrukken
a.Lijn de stippellijn uit met de plaat.
b.Voer de kalibraties uit (zie de Handleiding voor onderhoud en probleemoplossing voor meer
informatie over geavanceerde kalibratie en dynamische kleurenregistratie).
c.
Selecteer Side B (Zijde B) in het vervolgkeuzemenu.
d.Zorg voordat u het afdrukken start dat de lijn voor afbeeldingregistratie is uitgelijnd met de
plaat. Start het afdrukken van zijde B.
e.
Configureer Rows to register (Te registreren rijen). Zie
definiëren op pagina 91.
f.
Selecteer Save (Opslaan) of Save As (Opslaan als).
g.Selecteer Print Job (Taak afdrukken) en druk de geselecteerde afbeelding af.
Registratielijnen worden gebruikt om bij het afdrukken op zijde B de rijen op zijde B te plaatsen
en het aantal registratiefouten te minimaliseren.
OPMERKING:Selecteer de gewenste zijde in het vervolgkeuzemenu, breng de gewenste
wijzigingen aan en klik op Save (Opslaan).
Dubbelzijdige afdruktaak
OPMERKING:Als u Print Job (Taak afdrukken) selecteert en de registratielijn niet wordt
gedetecteerd, kunt u de Handleiding voor onderhoud en probleemoplossing raadplegen.
96Hoofdstuk 5 AfdrukoptiesNLWW
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.