Verveelvuldiging, bewerking en vertaling
zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming zijn verboden, behalve zoals
toegestaan door het auteursrecht.
De informatie in dit document kan zonder
kennisgeving worden gewijzigd.
De enige garantie voor producten en
services van HP wordt uiteengezet in de
garantieverklaring die bij dergelijke
producten en services wordt geleverd. Niets
in deze verklaring mag worden opgevat als
een aanvullende garantie. HP is niet
aansprakelijk voor technische of
redactionele fouten of weglatingen in deze
verklaring.
Artikelnummer CB376-90948
Edition 1, 12/2007
Adobe® en PostScript® zijn handelsmerken
van Adobe Systems Incorporated.
Linux is een in de Verenigde Staten
gedeponeerd handelsmerk van Linus
Torvalds.
Microsoft®, Windows® en Windows® XP
zijn in de Verenigde Staten gedeponeerde
handelsmerken van Microsoft Corporation.
UNIX® is een gedeponeerd handelsmerk
van The Open Group.
ENERGY STAR® en het ENERGY STARlogo® zijn in de Verenigde Staten
gedeponeerde merken van het Amerikaanse
Environmental Protection Agency.
Index ................................................................................................................................................................. 125
viiiNLWW
1Basisinformatie apparaat
Functies apparaat
●
Apparaatonderdelen
●
NLWW1
Functies apparaat
Afdrukken
Kopiëren
Geheugen
Papierverwerking
Scannen
Functies printerdriver
Interfaceaansluitingen
Drukt pagina's in Letter-formaat af met een snelheid van maximaal 15 pagina's per minuut
●
(ppm) en pagina's in A4-formaat met een snelheid van maximaal 14 ppm.
Drukt af met 600 dpi (dots per inch) en FastRes 1200 dpi.
●
Instellingen kunnen worden gewijzigd voor een optimale afdrukkwaliteit.
●
De gemiddelde levensduur van de standaard zwarte printcartridge is 2000 pagina's in
●
overeenstemming met ISO/IEC 19752. De werkelijke levensduur is afhankelijk van het
specifieke gebruik.
Kopieert met 600 dpi (dots per inch).
●
Voor meer informatie gaat u naar
Inclusief 32-MB RAM-geheugen.
●
Voorrangsinvoerlade voor maximaal 10 pagina's.
●
Lade 1 voor maximaal 150 vel afdrukmateriaal of 10 enveloppen.
●
Uitvoerbak voor maximaal 100 vel afdrukmateriaal.
●
Produceert kleurenscans van 1200 ppi (pixels per inch).
●
Voor meer informatie gaat u naar
FastRes 1200 levert een afdrukkwaliteit van 1200 dpi (dots per inch) voor het snel
●
afdrukken van zakelijke teksten en afbeeldingen van hoge kwaliteit.
Inclusief Hi-Speed USB 2.0-poort.
●
Kopiëren op pagina 41.
Scannen op pagina 55.
Milieuvriendelijke functies
Economisch afdrukken
Toegankelijkheid
Voldoet aan richtlijnen voor ENERGY STAR®.
●
Biedt de functie N-per-vel afdrukken (meerdere pagina's per vel afdrukken). Zie
●
pagina's afdrukken op één vel papier op pagina 33 of Meerdere pagina's afdrukken op
één vel papier (Macintosh) op pagina 36.
Inclusief EconoMode-instelling, waarin minder toner wordt verbruikt.
●
Online gebruikershandleiding kan worden geopend met programma's voor het lezen van
●
schermtekst.
Printcartridges kunnen met één hand worden geïnstalleerd en verwijderd.
●
Alle kleppen en deksels kunnen met één hand worden geopend.
●
Meerdere
2Hoofdstuk 1 Basisinformatie apparaatNLWW
Apparaatonderdelen
Voordat u de HP LaserJet M1005 in gebruik neemt, kunt u zich het beste eerst vertrouwd maken met
de onderdelen van het apparaat.
Vooraanzicht
1
6
1Klep van de flatbedscanner
2Bedieningspaneel
3Ontgrendeling van cartridgeklep
5
2
3
4
4Uitvoerbak
5Voorrangsinvoerlade
6Lade 1
Achteraanzicht
7
7Hi-Speed USB 2.0-poort
8Aan/uit-schakelaar
8
9
9Stroomaansluiting
NLWWApparaatonderdelen3
Bedieningspaneel
1
1Display van het
bedieningspaneel
2Knop Pijl naar links
3Knop Menu/Enter/OK
2
3
9
4
5
6
7
8
Geeft statusgegevens, menu's en foutberichten weer.
●
Hiermee navigeert u naar het vorige item in de lijst of vermindert u de waarde
●
van numerieke items. Wanneer u bij bepaalde items eenmaal op de knop drukt,
neemt de waarde met 1 af en wanneer u de knop ingedrukt houdt, neemt de
waarde met 10 af.
Hiermee activeert u de menu's van het bedieningspaneel.
●
Hiermee kunt u een foutmelding wissen, als deze kan worden gewist.
●
Hiermee kunt u de geselecteerde waarde voor een optie opslaan.
●
4Knop Pijl naar rechts
5Knop Annuleren
6Knop Meer
kopieerinstellingen
7Knop Lichter/donkerder
8Knop Aantal
9Knop Start kopiëren
Hiermee wordt de handeling uitgevoerd die bij de optie hoort die op het display
●
van het bedieningspaneel is gemarkeerd.
Hiermee navigeert u naar het volgende item in de lijst of vermeerdert u de
●
waarde van numerieke items. Wanneer u bij bepaalde items eenmaal op de
knop drukt, neemt de waarde met 1 toe en wanneer u de knop ingedrukt houdt,
neemt de waarde met 10 toe.
Hiermee annuleert u de afdruk-, kopieer- of scantaak die wordt uitgevoerd en
●
worden alle actieve pagina's uit de papierbaan verwijderd. De benodigde tijd
voor het annuleren van de taak is afhankelijk van de grootte van de afdruktaak.
(U hoeft slechts eenmaal op deze knop te drukken.) Ook worden herstelbare
fouten verwijderd die aan de geannuleerde taak zijn gekoppeld.
Hiermee sluit u de menu's van het bedieningspaneel af.
●
Hiermee krijgt u toegang tot de kopieerinstellingen van de huidige kopieertaak.
●
Hiermee krijgt u toegang tot de contrastinstellingen van de huidige kopieertaak.
●
Hiermee kunt u het aantal af te drukken exemplaren van de huidige
●
kopieertaak wijzigen.
Hiermee start u een kopieertaak.
●
4Hoofdstuk 1 Basisinformatie apparaatNLWW
2Software
Minimale systeemvereisten
●
Ondersteunde besturingssystemen
●
Installatie van de software
●
Printerdriver
●
Software voor Windows
●
Software voor Macintosh
●
NLWW5
Minimale systeemvereisten
Uw computer moet aan de volgende minimale vereisten voldoen om de software van het apparaat te
kunnen installeren en gebruiken:
Vereisten voor Windows
Pentium II-processor (233 MHz)
●
64 MB RAM.
●
35 MB schijfruimte
●
SVGA 800x600 16-bits kleurenmonitor
●
Vereisten voor Macintosh
G3, G4 of G5 PowerPC-processor
●
128 MB RAM
●
30 tot 50 MB schijfruimte
●
6Hoofdstuk 2 SoftwareNLWW
Ondersteunde besturingssystemen
Het apparaat wordt geleverd met software voor de volgende besturingssystemen:
Windows XP
●
Windows 2000
●
Windows Server 2003
●
Mac OS X versie 10.3 en hoger
●
NLWWOndersteunde besturingssystemen7
Installatie van de software
Als de computer aan de minimale systeemvereisten voldoet, wordt de volgende software geïnstalleerd
tijdens het installatieproces.
HP LaserJet Scan-software en -driver
●
Readiris OCR (wordt niet geïnstalleerd in combinatie met andere software, afzonderlijke installatie
●
is vereist)
Printerdrivers (Windows en Mac)
●
TWAIN-driver (Mac)
●
8Hoofdstuk 2 SoftwareNLWW
Printerdriver
Het apparaat wordt geleverd met software voor Windows en Macintosh dat door de computer wordt
gebruikt om met het apparaat te communiceren. Deze software wordt een printerdriver genoemd.
Printerdrivers bieden toegang tot functies van het apparaat zoals het afdrukken op papier van aangepast
formaat, het wijzigen van het formaat van documenten en het toevoegen van watermerken.
OPMERKING:De recentste drivers zijn beschikbaar op www.hp.com. Afhankelijk van de configuratie
van Windows-computers wordt door het installatieprogramma van de productsoftware automatisch
gecontroleerd of de computer toegang tot Internet heeft, zodat de nieuwste drivers kunnen worden
opgehaald.
Help bij de printerdriver
De Help bij de printerdriver is gescheiden van de Help bij toepassingen. De Help bij de printerdriver
bevat een uitleg van de knoppen, selectievakjes en keuzelijsten van de printerdriver. Ook bevat deze
Help aanwijzingen voor het uitvoeren van algemene afdruktaken, zoals het afdrukken op beide zijden
van de pagina, het afdrukken van meerdere pagina's op één vel papier en het afdrukken van de eerste
pagina of omslagbladen op een ander soort papier.
U opent de schermen van de Help bij de printerdriver als volgt:
WindowsMacintosh
Klik in het dialoogvenster Eigenschappen van de
●
printerdriver op de knop Help.
Klik op de toets F1 op het toetsenbord van de computer.
●
Klik op het vraagteken dat zich in de rechterbovenhoek
●
van de printerdriver bevindt.
Klik met de rechtermuisknop op een van de opties in de
●
printerdriver en klik vervolgens op Wat is dit?
Instellingen van de printerdriver wijzigen
Gebruik een van de volgende methoden om de printerdrivers op de computer te openen om instellingen
te wijzigen:
Klik in het dialoogvenster Afdrukken op de knop ?.
NLWWPrinterdriver9
Besturingssysteem
De instellingen van alle
afdruktaken wijzigen totdat
het softwareprogramma wordt
gesloten
De standaardinstellingen van
afdruktaken wijzigen
(bijvoorbeeld een bepaalde
soort of een bepaald formaat
afdrukmateriaal als
standaardinstelling
selecteren)
De configuratie-instellingen
wijzigen (bijvoorbeeld
handmatig dubbelzijdig
afdrukken in- of uitschakelen)
Windows 2000, XP
en Server 2003
Mac OS X versie
10.3 en
Mac OS X versie
10.4
1.Klik in het menu Bestand
van het
softwareprogramma op
Afdrukken.
2.Selecteer de naam van de
printer en klik op
Eigenschappen of
Voorkeuren.
De stappen kunnen variëren. Dit
is de meeste voorkomende
procedure.
1.Klik in het menu Archief op
Druk af.
2.Wijzig de gewenste
instellingen in de
verschillende popupmenu's.
1.Klik op Start, Instellingen
en klik vervolgens op
Printers of Printers en
faxapparaten.
2.Klik met de
rechtermuisknop op het
printerpictogram en
selecteer
Voorkeursinstellingen
voor afdrukken.
1.Klik in het menu Archief op
Druk af.
2.Wijzig de gewenste
instellingen in de
verschillende popupmenu's.
3.Klik in het pop-upmenu
Instellingen op Opslaan
als en typ een naam voor
de voorinstelling.
Deze instellingen worden in het
menu Instellingen opgeslagen.
Als u de nieuwe instellingen wilt
gebruiken, moet u de
opgeslagen voorinstelling
selecteren wanneer u een
programma opent en wilt
afdrukken.
1.Klik op Start, Instellingen
en klik vervolgens op
Printers of Printers en
faxapparaten.
2.Klik met de
rechtermuisknop op het
printerpictogram en
selecteer Eigenschappen.
3.Klik op het tabblad
Apparaatinstellingen.
1.Open het Printer Setup
Utility (Hulpprogramma
voor printerinstellingen)
door de vaste schijf te
selecteren, op
Programma's en
Hulpprogramma's te
klikken en vervolgens te
dubbelklikken op Printer
Setup Utility.
2.Klik op de afdrukwachtrij.
3.Klik in het menu Printers op
Toon info.
4.Klik op het menu
Installable Options
(Installatiemogelijkheden).
10Hoofdstuk 2 SoftwareNLWW
Software voor Windows
Instructies voor het installeren van deze software vindt u in de Starthandleiding en recente softwareinformatie in het Leesmij-bestand.
HP LaserJet Scan-software
De cd-rom met software bevat de HP LaserJet Scan-software. Zie het Leesmij-bestand op de cd-rom
voor meer informatie over extra software en ondersteunde talen.
Apparaatsoftware voor Windows installeren
Plaats de cd-rom met software die bij de printer is geleverd in het cd-rom-station. Volg de installatieinstructies op het scherm.
OPMERKING:Als het welkomstvenster niet wordt geopend, klikt u op Start in de taakbalk van
Windows en kiest u Uitvoeren. Typ Z:\setup (met Z wordt de letter van het cd-rom-station bedoeld)
en klikt u op OK.
Apparaatsoftware voor Windows verwijderen
1.Klik op Start en vervolgens op Alle programma's.
2.Klik op HP en vervolgens op HP LaserJet M1005 MFP.
3.Klik op HP LaserJet M1005 MFP verwijderen en volg de instructies op het scherm om de software
te verwijderen.
NLWWSoftware voor Windows11
Software voor Macintosh
In dit gedeelte wordt beschreven hoe de Macintosh-software voor het afdruksysteem wordt
geïnstalleerd.
Apparaatsoftware voor Macintosh installeren
1.Sluit een USB-kabel aan tussen de USB-poort op de printer en de USB-poort op de computer.
Gebruik een standaard USB-kabel van 2 meter.
2.Plaats de cd van de printer in het cd-romstation en start de Installer.
De Printer Setup Utility (hulpprogramma voor printerinstellingen) wordt automatisch gestart. Als
het niet wordt gestart, gaat u verder met de volgende stap.
3.Dubbelklik op het pictogram van de vaste schijf op het bureaublad.
4.Open de map Programma's en vervolgens de map Hulpprogramma's.
5.Dubbelklik op Printer Setup Utility (hulpprogramma voor printerinstellingen) en volg de instructies
op het scherm om de software te installeren.
Apparaatsoftware voor Macintosh verwijderen
1.Dubbelklik op het pictogram van de vaste schijf op het bureaublad.
2.Open de map Toepassingen en vervolgens de map Hulpprogramma's.
3.Dubbelklik op Printer Setup Utility (hulpprogramma voor printerinstellingen).
4.Selecteer het apparaat in de Printer Setup Utility en klik vervolgens op Verwijder in de werkbalk.
12Hoofdstuk 2 SoftwareNLWW
3Specificaties afdrukmateriaal
Algemene richtlijnen
●
Papier en ander afdrukmateriaal kiezen
●
Richtlijnen voor het gebruik van afdrukmateriaal
●
Ondersteunde gewichten en formaten van afdrukmateriaal
●
Omgeving voor afdrukken en opslag
●
NLWW13
Algemene richtlijnen
Het is mogelijk dat het afdrukmateriaal aan alle richtlijnen in deze handleiding voldoet en toch geen
bevredigend resultaat geeft. Dit probleem kan worden veroorzaakt door onjuist gebruik, een
onaanvaardbare temperatuur en vochtigheidsgraad of andere variabelen waarover Hewlett-Packard
geen controle heeft.
Test, voordat u een grote hoeveelheid afdrukmateriaal aanschaft, altijd een exemplaar op kwaliteit en
controleer of het afdrukmateriaal voldoet aan de vereisten in deze gebruikershandleiding en in de
HP LaserJet Printer Family Print Media Guide, die op het web beschikbaar is op
ljpaperguide. Zie Accessoires en bestelinformatie op pagina 101 voor bestelinformatie.
VOORZICHTIG:Het gebruik van afdrukmateriaal dat niet aan de specificaties van HP voldoet, kan
problemen met het apparaat veroorzaken, waardoor het moet worden gerepareerd. Deze reparaties
worden niet gedekt door de garantie of de serviceovereenkomsten van Hewlett-Packard.
Het apparaat kan diverse afdrukmaterialen verwerken, zoals losse vellen papier (met inbegrip van 100%
gerecycled kringlooppapier), enveloppen, etiketten, transparanten, glanzend papier voor LaserJet,
HP LaserJet Tough-papier en speciaal papier. Eigenschappen zoals gewicht, samenstelling, vezels en
vochtgehalte zijn belangrijke factoren die de prestaties en de kwaliteit van de uitvoer beïnvloeden.
Afdrukmateriaal dat niet aan de in deze handleiding beschreven richtlijnen voldoet, kan de volgende
problemen veroorzaken:
Slechte afdrukkwaliteit
●
Meer papierstoringen
●
www.hp.com/support/
Voortijdige slijtage van het apparaat waardoor reparaties vereist zijn
●
Papier en ander afdrukmateriaal kiezen
Eigenschappen zoals gewicht, vezels en vochtgehalte zijn belangrijke factoren die de prestaties en de
kwaliteit beïnvloeden. Gebruik alleen hoogwaardig afdrukmateriaal dat speciaal is ontworpen voor
laserprinters als u de hoogste afdrukkwaliteit wilt verkrijgen. Zie
afdrukmateriaal op pagina 16 voor uitgebreide specificaties voor papier en afdrukmateriaal.
OPMERKING:Test altijd een exemplaar van afdrukmateriaal voordat u grote hoeveelheden
aanschaft. De leverancier van uw afdrukmateriaal moet op de hoogte zijn van de vereisten die worden
vermeld in de HP LaserJet Printer Family Print Media Guide (HP-artikelnummer 5963-7863). Zie
Richtlijnen voor het gebruik van afdrukmateriaal op pagina 16 voor meer informatie.
HP-afdrukmateriaal
Wij bevelen het gebruik van HP LaserJet-afdrukmateriaal aan voor dit apparaat.
Afdrukmateriaal om te vermijden
Het apparaat kan veel soorten afdrukmateriaal verwerken. Als u afdrukmateriaal gebruikt dat niet
voldoet aan de specificaties, neemt de afdrukkwaliteit af en neemt de kans op papierstoringen toe.
Gebruik geen afdrukmateriaal dat te ruw is.
●
Richtlijnen voor het gebruik van
Gebruik geen afdrukmateriaal dat uitsparingen of perforaties bevat, met uitzondering van
●
standaard geperforeerd papier met drie gaten.
14Hoofdstuk 3 Specificaties afdrukmateriaalNLWW
Gebruik geen meerdelige formulieren.
●
Gebruik geen papier dat een watermerk bevat als u effen patronen afdrukt.
●
Afdrukmateriaal waardoor het apparaat kan worden beschadigd
Onder speciale omstandigheden kan afdrukmateriaal het apparaat beschadigen. Gebruik niet de
volgende soorten afdrukmateriaal om mogelijke schade te voorkomen:
Materiaal met nietjes.
●
Gebruik geen transparanten die zijn ontworpen voor inkjetprinters of andere printers met lage
●
temperaturen. Gebruik alleen transparanten die geschikt zijn voor gebruik met HP LaserJetprinters.
Gebruik geen fotopapier dat bestemd is voor inkjetprinters.
●
Gebruik geen reliëfpapier of papier met coating dat niet is ontworpen voor de temperatuur van de
●
fuser. Selecteer afdrukmateriaal dat gedurende 0,1 seconde temperaturen van 200 °C kan
weerstaan. HP fabriceert afdrukmateriaal dat speciaal is ontworpen voor het apparaat.
Gebruik geen briefhoofdpapier dat is geproduceerd met kleurstoffen voor lage temperaturen of
●
thermografie. Voorbedrukte formulieren of briefhoofdpapier moet zijn gebaseerd op inkt die
gedurende 0,1 seconde temperaturen van 200 °C kan weerstaan.
Gebruik geen afdrukmateriaal dat uitstoot van gassen veroorzaakt, smelt, verkleurt of waarin de
●
inkt doorloopt wanneer het gedurende 0,1 seconde wordt blootgesteld aan een temperatuur van
200 °C.
Als u afdrukbenodigdheden voor de HP LaserJet wilt bestellen, gaat u naar
in de VS of gaat u naar
www.hp.com/ghp/buyonline.html/ als u buiten de VS woont.
www.hp.com/go/ljsupplies
NLWWPapier en ander afdrukmateriaal kiezen15
Richtlijnen voor het gebruik van afdrukmateriaal
De volgende gedeelten bevatten richtlijnen en instructies voor het afdrukken op transparanten,
enveloppen en ander speciaal afdrukmateriaal. Deze richtlijnen en specificaties zijn opgenomen om u
te helpen bij het selecteren van afdrukmateriaal dat een optimale afdrukkwaliteit biedt en om te
voorkomen dat u afdrukmateriaal gebruikt dat papierstoringen of beschadigingen kan veroorzaken.
Papier
Gebruik gewoon papier van 80 g/m2 voor optimale resultaten. Controleer of het papier van goede
kwaliteit is en geen sneden, inkepingen, scheuren, vlekken, losse deeltjes, stof of kreukels bevat en
gekrulde of omgebogen randen heeft.
Informatie over de soort papier die u gebruikt (bijvoorbeeld bankpost- of kringlooppapier) vindt u op de
verpakking.
Bepaald papier kan problemen met de afdrukkwaliteit, papierstoringen of schade aan het apparaat
veroorzaken.
AfdrukprobleemProbleem met papierOplossing
Slechte afdrukkwaliteit of toner hecht niet
goed
Problemen met invoeren
Weggevallen gedeelten, vastlopen of
krullen
Toegenomen grijze achtergrondarcering Mogelijk te zwaarGebruik lichter papier.
Sterke krulling
Problemen met invoeren
Papierstoringen of schade aan het
apparaat
Problemen met invoerenOnregelmatige randenGebruik papier van goede kwaliteit.
Te vochtig, te ruw, te glad of te veel reliëf Probeer een andere papiersoort die een
Verkeerd opgeslagenSla papier plat op in de vochtbestendige
Te vochtig, verkeerde vezelrichting of
opgebouwd uit korte vezels
Uitsparingen of perforatiesGebruik geen papier met perforaties of
gradatie voor gladheid van
100-250 Sheffield heeft en een
vochtgehalte van 4-6% heeft.
Controleer het apparaat en zorg dat de
juiste soort afdrukmateriaal is
geselecteerd.
omslag.
Gebruik papier met een lange vezel.
Controleer het apparaat en zorg dat de
juiste soort afdrukmateriaal is
geselecteerd.
papier waarin is geknipt.
OPMERKING:De toner wordt op het papier aangebracht onder invloed van hoge temperaturen en
een hoge druk. Controleer of gekleurd papier of voorbedrukte formulieren gebruikmaken van inkt die
gedurende 0,1 seconde kan worden blootgesteld aan de fuser-temperatuur van 200 °C.
Gebruik geen papier met een briefhoofd dat is gedrukt met inkt voor lage temperaturen, zoals wordt
gebruikt in bepaalde thermografische toepassingen.
Gebruik geen briefhoofd met reliëf.
Gebruik geen transparanten die zijn ontworpen voor inkjetprinters of andere printers met lage
temperaturen. Gebruik alleen transparanten die geschikt zijn voor gebruik met HP LaserJet-printers.
16Hoofdstuk 3 Specificaties afdrukmateriaalNLWW
Gekleurd papier
Gekleurd papier moet dezelfde hoge kwaliteit als wit kopieerpapier hebben.
●
De gebruikte pigmenten moeten gedurende 0,1 seconde de fuser-temperatuur van 200 °C kunnen
●
weerstaan zonder kwaliteitsvermindering.
Gebruik geen papier met een gekleurde coating die na de productie van het papier is aangebracht.
●
Afdrukmateriaal van aangepast formaat
Gebruik de hoofdinvoerlade voor meerdere vellen. Zie Ondersteunde gewichten en formaten van
afdrukmateriaal op pagina 21 voor de ondersteunde formaten afdrukmateriaal.
VOORZICHTIG:Controleer of de vellen niet aan elkaar plakken voordat u deze in de lade plaatst.
Etiketten
HP beveelt aan dat u etiketten afdrukt vanuit de voorrangsinvoerlade. Zie Afdrukmateriaal plaatsen
op pagina 24 voor meer informatie.
VOORZICHTIG:Voer een etikettenvel niet meerdere malen door het apparaat. Hierdoor neemt de
kwaliteit van het kleefmiddel af, waardoor het apparaat kan worden beschadigd.
Onderdelen
Let bij het selecteren van etiketten op de kwaliteit van de diverse onderdelen:
Kleefmiddelen: het kleefmiddel moet stabiel zijn bij de maximale fusertemperatuur van 200 °C.
●
Schikking: gebruik alleen etiketbladen waarvan het beschermblad niet zichtbaar is tussen de
●
etiketten. Als u etiketbladen gebruikt met ruimte tussen de etiketten, kunnen de etiketten tijdens
het afdrukken loslaten. Dit veroorzaakt ernstige storingen.
Krullen: voordat u begint met afdrukken, moeten de etiketten vlak liggen en niet meer dan 13 mm
●
krullen in elke richting.
Staat van het materiaal: gebruik geen etiketten met kreukels, luchtbellen of andere verschijnselen
●
waaruit blijkt dat het etiket van het ondervel is losgelaten of los kan raken.
Transparanten
Transparanten moeten de maximale fusertemperatuur van het apparaat van 200 °C kunnen weerstaan.
VOORZICHTIG:U kunt transparanten afdrukken vanuit de lade voor 150 vel (lade 1). U kunt echter
niet meer dan 75 transparanten tegelijk in een lade plaatsen.
Enveloppen
HP beveelt aan dat u enveloppen afdrukt vanuit de voorrangsinvoerlade. Zie Afdrukmateriaal plaatsen
op pagina 24 voor meer informatie.
Samenstelling
De samenstelling van enveloppen is uiterst belangrijk. Er zijn aanzienlijke verschillen tussen de
vouwlijnen van enveloppen, niet alleen bij enveloppen van verschillende fabrikanten, maar ook bij
NLWWRichtlijnen voor het gebruik van afdrukmateriaal17
enveloppen uit dezelfde doos. Of u enveloppen goed kunt bedrukken, hangt voornamelijk af van de
kwaliteit van de enveloppen. Let bij het selecteren van enveloppen op het volgende:
Gewicht: het papier van de envelop mag niet zwaarder zijn dan 90 g/m2, anders kunnen er
●
papierstoringen optreden.
Opbouw: voordat u begint met afdrukken, moeten de enveloppen vlak liggen en niet meer dan 6
●
mm krullen in elke richting. Bovendien mogen de enveloppen geen lucht bevatten. Er kunnen
problemen optreden als de enveloppen lucht bevatten. Gebruik geen enveloppen die klemmen,
knipsluitingen, koorden, vensters, gaten, perforaties, uitsparingen, synthetische materialen,
stempels of reliëf hebben. Gebruik geen enveloppen met kleefmiddelen die onder druk worden
gehecht.
Staat van het materiaal: controleer of de enveloppen niet gekreukeld of anderszins beschadigd
●
zijn. Zorg dat er geen lijm zichtbaar is op de enveloppen.
Enveloppen met dubbele naad
Bij een envelop met een dubbele naad bevinden zich aan beide zijden van de envelop verticale naden
in plaats van diagonale naden. Dergelijke enveloppen kunnen meer omkrullen. Controleer of de naden
helemaal doorlopen tot de hoek van de envelop (zie de volgende afbeelding):
1
2
1Aanvaardbare opbouw van envelop
2Onaanvaardbare opbouw van envelop
Enveloppen met plakstrips of flappen
De kleefmiddelen van enveloppen met een verwijderbare kleefstrook of enveloppen die worden
dichtgeplakt door meerdere kleppen om te vouwen, moeten bestand zijn tegen de hitte en de druk van
het apparaat: 200 °C. De extra kleppen en stroken kunnen kreuken, vouwen of papierstoringen
veroorzaken.
Enveloppen opslaan
Als u de enveloppen goed bewaart, komt dit de afdrukkwaliteit ten goede. Bewaar de enveloppen plat.
Als zich lucht in de envelop bevindt waardoor een luchtbel wordt gevormd, kan de envelop tijdens het
afdrukken gaan kreukelen.
18Hoofdstuk 3 Specificaties afdrukmateriaalNLWW
Kaarten en zwaar afdrukmateriaal
U kunt op verschillende soorten kaarten afdrukken vanuit de invoerlade, bijvoorbeeld op indexkaarten
en briefkaarten. Bepaalde kaarten leveren betere resultaten op dan andere omdat deze over een betere
opbouw beschikken voor doorvoer door een laserprinter.
Voor optimale prestaties gebruikt u papier van maximaal 157 g/m
kunnen er invoerproblemen, stapelproblemen, papierstoringen, problemen met aanbrengen van de
toner, lage afdrukkwaliteit of overmatige mechanische slijtage optreden.
OPMERKING:U kunt mogelijk op zwaarder papier afdrukken als u de invoerlade niet volledig vult en
als u papier met een gradatie voor gladheid van 100-180 Sheffield gebruikt.
Selecteer in het softwareprogramma of de printerdriver Zwaar (106 g/m2 tot 163 g/m2) of Karton (135 g/
2
tot 216 g/m2) als soort afdrukmateriaal of druk af vanuit een lade die is geconfigureerd voor zwaar
m
papier. Aangezien deze instelling van invloed is op alle afdruktaken, is het belangrijk de
standaardinstellingen van het apparaat te herstellen nadat de afdruktaak is voltooid.
Samenstelling van de kaarten
2
. Als u zwaarder papier gebruikt,
Gladheid: kaarten van 135-157 g/m
●
2
moeten over een gradatie voor gladheid van
100-180 Sheffield beschikken. kaarten van 60-135 g/m
van 100-250 Sheffield beschikken.
Opbouw: Kaarten moeten vlak liggen en minder dan 5 mm krullen.
●
Staat van het materiaal: controleer of de kaarten niet gekreukeld of anderszins beschadigd zijn.
●
Richtlijnen voor kaarten
Stel de marges in op 2 mm van de randen.
●
Gebruik lade 1 voor kaarten (135 g/m
●
2
tot 216 g/m2).
Briefhoofdpapier en voorbedrukte formulieren
Briefhoofdpapier is kwaliteitspapier, vaak met een watermerk, soms met katoenen vezels en is
beschikbaar in vele kleuren en afwerkingen met bijpassende enveloppen. Voorbedrukte formulieren
worden gemaakt van vele verschillende papiersoorten, van kringlooppapier tot kwaliteitspapier.
Veel fabrikanten produceren dit papier tegenwoordig met eigenschappen die zijn geoptimaliseerd voor
laserprinters en prijzen het papier aan als laser-compatibel of gegarandeerd voor laser. Voor sommige
ruwe oppervlakken, zoals geribbeld of geschept papier of linnen, is wellicht een van de speciale
fusermodi nodig, die op sommige printermodellen beschikbaar zijn voor het verkrijgen van voldoende
tonerhechting.
2
moeten over een gradatie voor gladheid
OPMERKING:Elke pagina kan afwijkend zijn. Dit is normaal bij het afdrukken op een laserprinter.
Deze afwijking is niet zichtbaar bij het afdrukken op gewoon papier. De afwijking is echter duidelijk
zichtbaar tijdens het afdrukken op voorbedrukte formulieren, omdat de lijnen en kaders al op het papier
zijn aangebracht.
NLWWRichtlijnen voor het gebruik van afdrukmateriaal19
Volg onderstaande richtlijnen om problemen bij het gebruik van voorbedrukte formulieren, reliëfpapier
en briefhoofdpapier te voorkomen:
Gebruik geen inkt voor lage temperaturen (het type inkt dat wordt gebruikt in bepaalde
●
thermografische toepassingen).
Gebruik voorbedrukte formulieren en briefhoofdpapier dat is gedrukt door middel van offset-
●
lithografie of graveerdruk.
Gebruik formulieren die zijn gemaakt met hittebestendige inkt die niet smelt, verdampt of
●
gevaarlijke gassen uitstoot wanneer deze gedurende 0,1 seconde wordt verhit tot 200 °C.
Doorgaans voldoet door oxidatie drogende inkt en op olie gebaseerde inkt aan deze vereiste.
Gebruikt u voorbedrukte formulieren, pas dan op dat de vochtigheidsgraad van het papier niet
●
wijzigt en gebruik geen materiaal dat de elektrische eigenschappen of verwerkingseigenschappen
van het papier wijzigt. Bewaar de formulieren in een vochtwerende verpakking zodat er tijdens de
opslag geen wijzigingen in de vochtigheidsgraad kunnen optreden.
Gebruik geen voorbedrukte formulieren met een afwerklaag of coating.
●
Gebruik geen papier met veel reliëf of een briefhoofd met reliëf.
●
Gebruik geen papier met veel structuur.
●
Gebruik geen offset-poeder of ander materiaal waarmee wordt voorkomen dat bedrukte
●
formulieren aan elkaar kleven.
OPMERKING:Als u een brief van één pagina wilt afdrukken op briefhoofdpapier, gevolgd door een
document met meerdere pagina's, voert u het briefhoofdpapier in de voorrangsinvoerlade in en plaatst
u het gewone papier in de hoofdinvoerlade (lade 1). Vervolgens wordt automatisch eerst afgedrukt
vanuit de voorrangsinvoerlade.
20Hoofdstuk 3 Specificaties afdrukmateriaalNLWW
Ondersteunde gewichten en formaten van
afdrukmateriaal
Gebruik gewoon kopieerpapier van 80 tot 90 g/m2 voor optimale resultaten. Controleer of het papier van
goede kwaliteit is en geen sneden, inkepingen, scheuren, vlekken, losse deeltjes, stof, kreukels of
gekrulde of omgebogen randen heeft.
OPMERKING:Het apparaat ondersteunt afdrukmaterialen in allerlei standaardformaten en
aangepaste formaten. De capaciteit van de laden en bakken is afhankelijk van het gewicht of de dikte
van het afdrukmateriaal en de omgevingsvoorwaarden. Gebruik alleen transparanten die zijn ontworpen
voor gebruik met HP LaserJet-printers. Inkjet- en monochrome transparanten worden niet ondersteund
voor dit apparaat.
Tabel 3-1 Specificaties voorrangsinvoerlade
AfdrukmateriaalAfmetingen
1
GewichtCapaciteit
2
PapierMinimaal: 89 x 44 mm
Maximaal: 216 x 356 mm
HP-omslagpapier
3
Dezelfde afmetingen als de
eerder vermelde minimum- en
Transparanten en
maximumformaten.
ondoorzichtige film
Etiketten
4
Enveloppen
1
Het apparaat ondersteunt afdrukmaterialen in allerlei standaardformaten en aangepaste formaten. Zie de printerdriver voor
ondersteunde formaten.
2
De capaciteit is afhankelijk van het materiaalgewicht, de dikte van het materiaal en de omgevingsomstandigheden.
3
Hewlett-Packard garandeert geen goede resultaten wanneer op andere soorten zwaar papier wordt afgedrukt.
4
Gladheid: 100 tot 250 (Sheffield).
Tabel 3-2 Specificaties lade 1
AfdrukmateriaalAfmetingen
Minimumformaat76 x 127 mm
Maximumformaat
216 x 356 mm
Letter216 x 279 mm
1
42 tot 260 g/m
2
203 g/m
2
Maximaal 10 vel papier van 80 g/
2
m
1 vel
Dikte: 0,10 tot 0,13 mm1 transparant
Dikte: max. 0,23 mm1 vel met etiketten
Max. 90 g/m
2
Max. 10
GewichtCapaciteit
60 tot 163 g/m
2
250 vel van 80 g/m2 papier
2
A4210 x 297 mm
Legal216 x 356 mm
A5148 x 210 mm
B5 (ISO)176 x 250 mm
B5 (JIS)182 x 257 mm
Executive191 x 267 mm
8,5 x 13 inch216 x 330 mm
1
Het apparaat ondersteunt afdrukmateriaal in allerlei standaardformaten. Zie de printerdriver voor ondersteunde formaten.
2
De capaciteit is afhankelijk van het materiaalgewicht, de dikte van het materiaal en de omgevingsomstandigheden.
NLWWOndersteunde gewichten en formaten van afdrukmateriaal21
Omgeving voor afdrukken en opslag
De beste omgeving voor afdrukken en het opslaan van afdrukmateriaal is bij kamertemperatuur en niet
te droog of te vochtig. Houd er rekening mee dat papier snel vocht opneemt en verliest.
Een combinatie van warmte en vocht beschadigt papier. Door de warmte verdampt het vocht in het
papier, terwijl dit door de koude op de vellen condenseert. Verwarmingssystemen en airconditioners
verwijderen het meeste vocht uit een vertrek. Wanneer een pak papier wordt geopend en gebruikt,
verliest het papier vocht, waardoor strepen en vlekken ontstaan. Vochtig weer en drinkfonteinen kunnen
de vochtigheid in een vertrek doen toenemen. Wanneer een pak papier wordt geopend voor gebruik,
neemt het papier vocht op en ontstaan lichte afdrukken en weggevallen gedeelten. Ook kan het papier
vervormen wanneer het vocht verliest en opneemt. Dit kan tot papierstoringen leiden.
Daarom zijn de opslag en het hanteren van papier even belangrijk als het papierfabricageproces zelf.
De omgevingscondities bij papieropslag kunnen een rechtstreeks effect op de papiertoevoer hebben.
Zorg ervoor dat u niet meer papier aanschaft dan gemakkelijk in korte tijd (ongeveer drie maanden) kan
worden opgebruikt. Papier dat lange tijd opgeslagen blijft, kan aan extreme warmte en vochtigheid
worden blootgesteld, waardoor het beschadigd kan raken. Planning is belangrijk om beschadiging van
een grote voorraad papier te voorkomen.
Ongeopende riemen papier in verzegelde verpakking kunnen enkele maanden lang stabiel blijven
voordat het papier wordt gebruikt. Geopende pakken papier kunnen eerder door de omgeving worden
beschadigd, vooral als ze niet in een vochtafstotende omslag zijn gewikkeld.
De opslagomgeving voor afdrukmateriaal moet goed worden beheerd om optimale prestaties te
garanderen. De vereiste temperatuur is 20-24 °C, met een vochtigheidsgraad van 45-55%. De volgende
richtlijnen zijn nuttig bij het evalueren van de opslagomgeving:
Het afdrukmateriaal moet op of omstreeks kamertemperatuur worden opgeslagen.
●
De lucht moet niet te droog of te vochtig zijn.
●
De beste manier om een geopende riem papier op te slaan is deze weer strak in de vochtbestendige
●
omslag te wikkelen. Als er in de omgeving van het apparaat sprake is van extreme
bedrijfsomstandigheden, dient u alleen de hoeveelheid papier uit te pakken die gedurende één
dag wordt gebruikt om ongewenste veranderingen van het vochtgehalte te voorkomen.
Bewaar papier en afdrukmaterialen nooit dicht bij een verwarming of airconditioning of nabij ramen
●
en deuren die vaak open staan.
22Hoofdstuk 3 Specificaties afdrukmateriaalNLWW
4Het apparaat gebruiken
Afdrukmateriaal plaatsen
●
Afdruktaken instellen
●
Het bedieningspaneel van het apparaat gebruiken
●
NLWW23
Afdrukmateriaal plaatsen
In de volgende gedeelten wordt beschreven hoe u afdrukmateriaal in de verschillende invoerladen
plaatst.
VOORZICHTIG:Als u afdrukt op gekreukt, gevouwen of beschadigd afdrukmateriaal kunnen er
papierstoringen optreden Zie
informatie.
Documenten plaatsen om te kopiëren of te scannen
Gebruik de volgende instructies om originelen in het apparaat te plaatsen en deze te scannen.
1.Open de klep van de flatbedscanner.
2.Plaats het origineel met de afdrukzijde omlaag en met de linkerbovenhoek van het document in
de rechteronderhoek van de glasplaat van de flatbedscanner.
Richtlijnen voor het gebruik van afdrukmateriaal op pagina 16 voor meer
3.Sluit de klep voorzichtig.
Het document kan nu worden gekopieerd of gescand.
Invoerladen vullen
Voorrangsinvoerlade
In de voorrangsinvoerlade van de HP LaserJet M1005-MFP passen maximaal 10 vellen afdrukmateriaal
van 80 g/m
voren en de afdrukzijde omhoog. Stel de papiergeleiders altijd in voordat u afdrukmateriaal plaatst, om
te voorkomen dat het afdrukmateriaal vastloopt of scheeftrekt.
2
of één envelop, transparant of kaart. Voer het afdrukmateriaal in met de bovenrand naar
24Hoofdstuk 4 Het apparaat gebruikenNLWW
Hoofdinvoerlade (lade 1)
In de hoofdinvoerlade passen maximaal 150 pagina's papier van 80 g/m2 of een kleinere hoeveelheid
zwaarder afdrukmateriaal (een stapelhoogte van 15 mm of minder). Voer het afdrukmateriaal in met de
bovenrand naar voren en de afdrukzijde omlaag. Stel de papiergeleiders aan de zijkant en achterkant
altijd in voordat u afdrukmateriaal laadt, om te voorkomen dat het afdrukmateriaal vastloopt of
scheeftrekt.
OPMERKING:Wanneer u nieuw afdrukmateriaal toevoegt, verwijdert u al het afdrukmateriaal uit de
invoerlade en legt u de stapel met nieuw afdrukmateriaal recht. Hiermee voorkomt u dat meerdere vellen
afdrukmateriaal in het apparaat worden ingevoerd, waardoor er papierstoringen kunnen optreden.
NLWWAfdrukmateriaal plaatsen25
Afdruktaken instellen
In dit gedeelte worden de basisinstructies voor afdrukken beschreven. Wanneer u de afdrukinstellingen
wijzigt, volgt u de hiërarchie op basis waarvan prioriteiten worden toegekend aan wijzigingen.
OPMERKING:De namen van opdrachten en dialoogvensters zijn afhankelijk van het
softwareprogramma.
Prioriteiten voor afdrukinstellingen
Wanneer u de afdrukinstellingen wijzigt, volgt u de hiërarchie op basis waarvan prioriteiten worden
toegekend aan wijzigingen. (De namen van opdrachten en dialoogvensters zijn afhankelijk van het
softwareprogramma.)
Dialoogvenster Pagina-instelling: Dit dialoogvenster wordt geopend wanneer u op Pagina-
●
instelling of een vergelijkbare opdracht klikt in het menu Bestand van uw softwareprogramma.
Dit dialoogvenster maakt deel uit van het programma waarin u werkt. Als u hier instellingen
wijzigt, vervangen deze de instellingen die elders zijn gewijzigd.
Dialoogvenster Afdrukken: Dit dialoogvenster wordt geopend wanneer u op Afdrukken,
●
Afdrukinstellingen of een vergelijkbare opdracht klikt in het menu Bestand van uw
softwareprogramma. Het dialoogvenster maakt ook deel uit van het programma maar heeft een
lagere prioriteit dan het dialoogvenster Pagina-instelling. Als u instellingen wijzigt in het
dialoogvenster Afdrukken, worden er geen instellingen opgeheven die zijn gewijzigd in het
dialoogvenster Pagina-instelling. Als u hier instellingen wijzigt, hebben deze voorrang boven
instellingen die zijn gewijzigd in de printerdriver.
Printerdriver: De printerdriver wordt geopend wanneer u op Eigenschappen klikt in het
●
dialoogvenster Afdrukken. Als u hier instellingen wijzigt, worden er geen instellingen vervangen
die elders zijn gewijzigd. (Voor Macintosh zijn de instellingen voor printerdrivers geïntegreerd in
het dialoogvenster Druk af.)
Een bron selecteren
U kunt afdrukken op bron (lade) of op soort of formaat. Voer de volgende stappen uit om op bron af te
drukken. Bij besturingssystemen van Macintosh zijn soorten en formaten samen te vinden via het popupmenu Papierbron.
Windows: selecteer indien mogelijk de Bron (lade) in het dialoogvenster Afdrukken in uw
●
softwareprogramma. Kies anders een lade via het veld Bron is op het tabblad Papier in de
printerdriver.
Mac OS X versie 10.3 en hoger: Selecteer in het dialoogvenster Druk af de lade of de soort
●
afdrukmateriaal in het pop-upmenu Papier.
Een type of formaat selecteren
U kunt afdrukken op bron (lade) of op soort of formaat. Als u op speciale afdrukmaterialen afdrukt, zoals
zwaar papier, is het belangrijk op soort (of formaat voor enveloppen) af te drukken voor het beste
26Hoofdstuk 4 Het apparaat gebruikenNLWW
resultaat. Voer de volgende stappen uit om op soort of formaat af te drukken. Bij besturingssystemen
van Macintosh zijn soorten en formaten samen te vinden via het pop-upmenu Papierbron.
Windows: selecteer een papiersoort in het veld Type is op het tabblad Papier in de printerdriver.
●
Of kies een formaat via het veld Formaat is. Bij sommige soorten papier zoals briefhoofdpapier of
enveloppen, kiest u zowel soort als formaat.
Mac OS X versie 10.3 en hoger: Selecteer in het dialoogvenster Druk af de lade of de soort
●
afdrukmateriaal in het pop-upmenu Papier.
NLWWAfdruktaken instellen27
Het bedieningspaneel van het apparaat gebruiken
U kunt instellingen configureren via het bedieningspaneel.
De taal van het bedieningspaneel wijzigen
Als u de taal van het bedieningspaneel wijzigt, kunnen rapporten worden afgedrukt en berichten op het
bedieningspaneel van het apparaat worden weergegeven in een andere taal dan de standaardtaal voor
uw land/regio.
1.Druk op Menu/Enter.
2.Gebruik de knop < of > om Systeeminst. te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
3.Gebruik de knop < of > om Taal te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
4.Gebruik de knop < of > om de gewenste taal te selecteren.
5.Druk op Menu/Enter om de selectie op te slaan.
De standaardinstelling voor het formaat en de soort afdrukmateriaal
wijzigen
Stel het formaat en de soort in op het afdrukmateriaal dat u gewoonlijk in de invoerlade plaatst. Het
apparaat gebruikt deze instellingen voor het kopiëren en afdrukken.
Het standaardformaat afdrukmateriaal wijzigen
1.Druk op Menu/Enter.
2.Gebruik de knop < of > om Systeeminst. te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
3.Gebruik de knop < of > om Papierinstell. te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
4.Gebruik de knop < of > om St. papiergr. te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
5.Gebruik de knop < of > om het formaat te selecteren.
6.Druk op Menu/Enter om de selectie op te slaan.
De standaardsoort afdrukmateriaal wijzigen
1.Druk op Menu/Enter.
2.Gebruik de knop < of > om Systeeminst. te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
3.Gebruik de knop < of > om Papierinstell. te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
4.Gebruik de knop < of > om St. papiersoort te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
5.Gebruik de knop < of > om het type te selecteren.
6.Druk op Menu/Enter om de selectie op te slaan.
28Hoofdstuk 4 Het apparaat gebruikenNLWW
5Afdrukken
In dit gedeelte vindt u informatie over algemene afdruktaken.
Functies van de Windows-printerdriver gebruiken
●
Functies van de Macintosh-printerdriver gebruiken
●
Afdrukken op speciaal afdrukmateriaal
●
Archiefafdrukken gebruiken
●
Afdruktaken annuleren
●
NLWW29
Functies van de Windows-printerdriver gebruiken
Als u afdrukt vanuit een softwareprogramma, zijn veel van de functies van het apparaat beschikbaar
vanuit de printerdriver. Raadpleeg de Help bij de printerdriver voor volledige informatie over de
beschikbare functies. In dit gedeelte worden de volgende functies beschreven:
Snelinstellingen maken en gebruiken
●
Watermerken maken en gebruiken
●
Documenten verkleinen/vergroten
●
Een aangepast papierformaat instellen in de printerdriver
●
Voorbladen van een andere papiersoort gebruiken
●
Een lege eerste of laatste pagina afdrukken
●
Meerdere pagina's afdrukken op één vel papier
●
Afdrukken op beide zijden
●
OPMERKING:Instellingen in de printerdriver en het softwareprogramma overschrijven meestal de
bedieningspaneelinstellingen. De instellingen van het softwareprogramma hebben over het algemeen
voorrang over de instellingen van de printerdriver.
Snelinstellingen maken en gebruiken
Met snelinstellingen kunt u de huidige instellingen van de driver opslaan om deze opnieuw te gebruiken.
U kunt bijvoorbeeld instellingen voor de afdrukstand, dubbelzijdig afdrukken en de papierbron opslaan
in een snelinstelling. Snelinstellingen zijn beschikbaar op de meeste tabbladen van de printerdriver. U
kunt maximaal 10 snelinstellingen voor afdruktaken opslaan.
OPMERKING:De printerdriver meldt mogelijk dat er 10 snelinstellingen voor afdruktaken zijn
gedefinieerd, terwijl er minder dan 10 zichtbaar zijn. Bepaalde vooraf gedefinieerde snelinstellingen voor
afdruktaken, die niet van toepassing zijn op uw product, zijn in dit geval mogelijk opgenomen en opgeteld
bij het totale aantal.
Een snelinstelling maken
1.Open de printerdriver (zie
2.Selecteer de afdrukinstellingen die u wilt gebruiken.
3.Typ in het vak Snelinstellingen een naam voor de geselecteerde instellingen (bijvoorbeeld
"Kwartaalrapport" of "Mijn projectstatus").
4.Klik op Opslaan.
Snelinstellingen gebruiken
1.Open de printerdriver (zie
2.Selecteer de snelinstelling die u wilt gebruiken in de vervolgkeuzelijst Snelinstellingen.
Instellingen van de printerdriver wijzigen op pagina 9).
Instellingen van de printerdriver wijzigen op pagina 9).
3.Klik op OK. Het apparaat is nu ingesteld om af te drukken volgens de instellingen die in de
snelinstelling zijn opgeslagen.
30Hoofdstuk 5 AfdrukkenNLWW
OPMERKING:Als u de standaardinstellingen van de printerdriver wilt herstellen, selecteert u
Standaardafdrukinstellingen in de vervolgkeuzelijst Snelinstellingen.
Watermerken maken en gebruiken
Een watermerk is een mededeling, bijvoorbeeld 'Vertrouwelijk', die wordt afgedrukt op de achtergrond
van elke pagina van het document.
Een bestaand watermerk gebruiken
1.Open de printerdriver (zie Instellingen van de printerdriver wijzigen op pagina 9).
2.Klik op het tabblad Effecten op de vervolgkeuzelijst Watermerken.
3.Klik op het watermerk dat u wilt gebruiken.
4.Als u het watermerk alleen op de eerste pagina van het document wilt afdrukken, klikt u op Alleen
eerste pagina.
5.Klik op OK. Het apparaat is nu ingesteld om het door u geselecteerde watermerk af te drukken.
Als u het watermerk wilt verwijderen, klikt u op (geen) in de vervolgkeuzelijst Watermerken.
Documenten verkleinen/vergroten
Met de opties voor het wijzigen van het documentformaat kunt u de schaal van een document
aanpassen op basis van een percentage van de normale grootte. U kunt een document ook afdrukken
op een ander papierformaat, met of zonder vergroten/verkleinen.
Een document vergroten of verkleinen
1.Open de printerdriver (zie
2.Typ op het tabblad Effecten naast % van normaal formaat het percentage waarmee u het
document wilt verkleinen of vergroten.
U kunt ook de schuifbalk gebruiken om het vergrotings-/verkleiningspercentage aan te passen.
3.Klik op OK. Het apparaat is nu ingesteld om het document te vergroten of te verkleinen met het
percentage dat u hebt geselecteerd.
Een document afdrukken op een ander papierformaat
1.Open de printerdriver (zie
2.Klik op het tabblad Effecten op Document afdrukken op.
3.Selecteer het doelformaat waarop u wilt afdrukken.
4.Als u het document op een doelpagina wilt afdrukken zonder het passend te maken op de pagina,
controleert u of de optie Passend maken niet is ingeschakeld.
5.Klik op OK. Het apparaat is nu ingesteld om het document af te drukken zoals u hebt aangegeven.
Instellingen van de printerdriver wijzigen op pagina 9).
Instellingen van de printerdriver wijzigen op pagina 9).
NLWWFuncties van de Windows-printerdriver gebruiken31
Een aangepast papierformaat instellen in de printerdriver
Een aangepast papierformaat instellen:
1.Open de printerdriver (zie
2.Klik op het tabblad Paper/Quality (Papier/Kwaliteit) op Aangepast.
3.Typ de naam van het aangepaste papierformaat in het venster Aangepast papierformaat.
4.Geef de lengte en breedte van het papier op. Als u een te kleine of te grote afmeting opgeeft, stelt
de driver automatisch het minimale of maximale formaat in.
5.Indien nodig klikt u op de knop om de meeteenheid te wisselen van millimeter naar inch of
omgekeerd.
6.Klik op Opslaan.
7.Klik op Sluiten. Het apparaat is nu ingesteld om het document af te drukken op het aangepaste
papierformaat dat u hebt geselecteerd. De naam die u hebt opgeslagen, wordt in de lijst van
papierformaten weergegeven zodat u deze later opnieuw kunt gebruiken.
Instellingen van de printerdriver wijzigen op pagina 9).
Voorbladen van een andere papiersoort gebruiken
Volg deze instructies als de eerste pagina van de afdruktaak anders moet zijn dan de andere pagina's.
1.Open de printerdriver (zie
2.Selecteer op het tabblad Paper/Quality (Papier/Kwaliteit) het juiste papier voor de eerste pagina
van de afdruktaak.
Instellingen van de printerdriver wijzigen op pagina 9).
3.Klik op Ander papier gebruiken.
4.Klik in de lijst op de pagina's of omslagbladen die u op ander papier wilt afdrukken.
5.Als u een omslagblad voor de voor- of achterkant wilt afdrukken, moet u ook Leeg/voorbedr.
omslagblad toevoegen selecteren.
-of-
Selecteer een papiertype of -bron voor de overige pagina's van de afdruktaak. Het apparaat is nu
ingesteld om het document af te drukken op het papier dat u hebt geselecteerd.
OPMERKING:U moet hetzelfde papierformaat gebruiken voor alle pagina's van de afdruktaak.
Een lege eerste of laatste pagina afdrukken
1.Open de printerdriver (zie Instellingen van de printerdriver wijzigen op pagina 9).
2.Klik op het tabblad Paper/Quality (Papier/Kwaliteit) op Ander papier gebruiken.
3.Klik in de keuzelijst op Voorblad of Achterblad.
4.Klik op Leeg/voorbedr. omslagblad toevoegen.
32Hoofdstuk 5 AfdrukkenNLWW
Meerdere pagina's afdrukken op één vel papier
U kunt meer dan één pagina op één vel papier afdrukken. Deze functie is in een aantal drivers
beschikbaar. Dankzij deze functie is het mogelijk conceptpagina's goedkoop af te drukken.
Om meer dan één pagina op een vel papier af te drukken, zoekt u de optie Pagina-instelling of Aantal
pagina's per vel in de driver. (Dit wordt ook wel 2 op een vel, 4 op een vel of n op een vel afdrukken
genoemd.)
1.Open de printerdriver (zie Instellingen van de printerdriver wijzigen op pagina 9).
2.Klik op het tabblad Afwerking.
3.Selecteer onder Documentopties het aantal pagina's dat u per vel wilt afdrukken (1, 2, 4, 6, 9 of
16).
4.Als het aantal pagina's meer dan 1 bedraagt, selecteert u de opties voor Paginaranden
afdrukken en Paginavolgorde.
Klik op Paginaranden afdrukken als u een rand wilt afdrukken om elke pagina op het vel.
●
Klik op Paginavolgorde, als u de volgorde en de plaats van de pagina's op het vel wilt
●
opgeven.
5.Klik op OK. Het apparaat is nu ingesteld om het aantal pagina's per vel af te drukken dat u hebt
geselecteerd.
Afdrukken op beide zijden
OPMERKING:De printerdriver biedt ook instructies en afbeeldingen voor handmatig dubbelzijdig
afdrukken.
1.Open de eigenschappen van het apparaat (printerdriver) in het softwareprogramma.
2.Op het tabblad Afwerking selecteert u Dubbelzijdig afdrukken (handmatig).
OPMERKING:Als de optie Dubbelzijdig afdrukken grijs wordt weergegeven of niet
beschikbaar is, opent u de eigenschappen van het apparaat (printerdriver). Selecteer op het
tabblad Apparaatinstellingen of Configureren de optie Handmatige duplex toestaan en klik op
OK. Herhaal stap 1 en 2.
3.Druk het document af.
NLWWFuncties van de Windows-printerdriver gebruiken33
4.Nadat een zijde is afgedrukt, verwijdert u het overgebleven afdrukmateriaal uit de invoerlade en
legt u het weg totdat de handmatige dubbelzijdige afdruktaak is voltooid.
5.Verwijder de afgedrukte stapel uit de uitvoerlade zonder de richting te veranderen en leg de stapel
recht.
6.Plaats de stapel met afdrukmateriaal opnieuw en in dezelfde richting in de invoerlade. De
afgedrukte zijde moet naar beneden gericht zijn en de bovenrand moet als eerste worden
ingevoerd in het apparaat.
7.Klik op OK op het bedieningspaneel van het apparaat en wacht totdat de tweede zijde is afgedrukt.
34Hoofdstuk 5 AfdrukkenNLWW
Functies van de Macintosh-printerdriver gebruiken
Wanneer u afdrukt vanuit een softwareprogramma, is een groot aantal functies beschikbaar via de
printerdriver. Raadpleeg de Help bij de printerdriver voor uitgebreide informatie over de functies die
beschikbaar zijn in de printerdriver. In dit gedeelte worden de volgende functies beschreven:
Voorinstellingen maken en gebruiken
●
Een voorblad afdrukken (Macintosh)
●
Meerdere pagina's afdrukken op één vel papier (Macintosh)
●
Afdrukken op beide zijden (Macintosh)
●
OPMERKING:Instellingen in de printerdriver en het softwareprogramma overschrijven meestal de
bedieningspaneelinstellingen. De instellingen van het softwareprogramma hebben over het algemeen
voorrang over de instellingen van de printerdriver.
Voorinstellingen maken en gebruiken
Gebruik voorinstellingen om de huidige instellingen van de driver op te slaan, zodat u deze later opnieuw
kunt gebruiken. U kunt bijvoorbeeld de afdrukstand, de instelling voor dubbelzijdig afdrukken en de
papierbron opslaan in een voorinstelling.
Een voorinstelling maken
1.Open de printerdriver (zie
2.Selecteer de afdrukinstellingen die u wilt gebruiken.
3.Klik in het vak Presets (Voorinstellingen) op Save as... (Bewaar als...) en typ een naam voor de
voorinstelling (bijvoorbeeld 'Kwartaalrapport' of 'Mijn projectstatus').
4.Klik op OK.
Voorinstellingen gebruiken
1.Open de printerdriver (zie
2.Selecteer in het menu Presets (Voorinstellingen) de voorinstelling die u wilt gebruiken.
OPMERKING:Als u de standaardinstellingen van de printerdriver wilt herstellen, selecteert u
Standard (Standaard) in het pop-upmenu Presets (Voorinstellingen).
Instellingen van de printerdriver wijzigen op pagina 9).
Instellingen van de printerdriver wijzigen op pagina 9).
Een voorblad afdrukken (Macintosh)
Desgewenst kunt u een afzonderlijk voorblad voor uw document afdrukken dat een bericht bevat (zoals
'Vertrouwelijk').
1.Open de printerdriver (zie
2.Selecteer in het pop-upmenu Cover Page (Voorblad) de optie Before Document (Voor document)
of After Document (Na document) om aan te geven waar het voorblad moet worden afgedrukt.
Instellingen van de printerdriver wijzigen op pagina 9).
3.Als u Mac OS X versie 10.3 of Mac OS X versie 10.4 gebruikt, selecteert u in het pop-upmenu
Cover Page Type (Type infopagina) het bericht dat u wilt afdrukken op het voorblad.
NLWWFuncties van de Macintosh-printerdriver gebruiken35
OPMERKING:Als u een leeg voorblad wilt afdrukken, selecteert u Standard (Standaard) als het
Cover Page Type (Type voorblad).
Meerdere pagina's afdrukken op één vel papier (Macintosh)
U kunt meer dan één pagina op één vel papier afdrukken. Dankzij deze functie is het mogelijk
voorbeeldpagina's goedkoop af te drukken.
1.Open de printerdriver (zie Instellingen van de printerdriver wijzigen op pagina 9).
2.Klik op het pop-upmenu Layout (Lay-out).
3.Selecteer bij Pages per Sheet (Pagina's per vel) het aantal pagina's dat u per vel wilt afdrukken
(1, 2, 4, 6, 9 of 16).
4.Als het aantal pagina's meer dan 1 is, klikt u op Layout Direction (Lay-outrichting) om de volgorde
en positie van de pagina's op het vel te selecteren.
5.Bij Borders (Randen) selecteert u het soort rand dat u om iedere pagina van het vel wilt afdrukken.
Afdrukken op beide zijden (Macintosh)
1.Selecteer in het dialoogvenster Druk af de optie Manual Duplex (Handmatig dubbelzijdig).
2.Selecteer in het gebied Manual Duplex (Handmatig dubbelzijdig) de optie Print on Both Sides
(Manually) (Dubbelzijdig afdrukken (Handmatig)).
3.Druk het document af.
4.Nadat één zijde is afgedrukt, verwijdert u het overgebleven afdrukmateriaal uit de invoerlade en
legt u het weg totdat de handmatige dubbelzijdige afdruktaak is voltooid.
36Hoofdstuk 5 AfdrukkenNLWW
5.Verwijder de afgedrukte stapel uit de uitvoerlade zonder de richting te veranderen en leg de stapel
recht.
6.Plaats de stapel met afdrukmateriaal opnieuw en in dezelfde richting in de invoerlade. De
afgedrukte zijde moet naar beneden gericht zijn en de bovenrand moet als eerste worden
ingevoerd in het apparaat.
7.Klik op OK op het bedieningspaneel van het apparaat en wacht totdat de tweede zijde is afgedrukt.
NLWWFuncties van de Macintosh-printerdriver gebruiken37
Afdrukken op speciaal afdrukmateriaal
Zorg dat het papier of het afdrukmateriaal dat u gebruikt aan de specificaties van HP voldoet. Zie
Specificaties afdrukmateriaal op pagina 13. Over het algemeen geldt: hoe gladder het papier, hoe beter
de resultaten.
1.Open de invoerlade voor afdrukmateriaal en verwijder al het afdrukmateriaal.
2.Plaats het afdrukmateriaal in de invoerlade. Controleer of de bovenste rand van het afdrukmateriaal
naar voren is gericht en de afdrukzijde boven ligt.
3.Stel de papiergeleiders af op de lengte en breedte van het afdrukmateriaal.
4.Voor Windows-printerdrivers selecteert u op het tabblad Paper (Papier) of Paper/Quality (Papier/
Kwaliteit) het desbetreffende type afdrukmateriaal in de vervolgkeuzelijst Type is:
Voor Macintosh-printerdrivers selecteert u op het tabblad Paper/Quality (Papier/Kwaliteit) of
Paper (Papier) (het tabblad Paper Type/Quality (Papiersoort/Kwaliteit) voor bepaalde Macintoshprinterdrivers) het desbetreffende type afdrukmateriaal.
VOORZICHTIG:Geef de juiste soort afdrukmateriaal op in de instellingen voor het apparaat. De
fusertemperatuur wordt aangepast in overeenstemming met de instelling voor de soort
afdrukmateriaal. Wanneer u afdrukt op speciaal afdrukmateriaal zoals transparanten of etiketten,
wordt hiermee voorkomen dat afdrukmateriaal beschadigd raakt door de fuser tijdens het
afdrukproces in het apparaat.
5.Druk het document af.
38Hoofdstuk 5 AfdrukkenNLWW
Archiefafdrukken gebruiken
Met archiefafdrukken wordt uitvoer geproduceerd die tonervegen en stofdeeltjes vermindert. Gebruik
archiefafdrukken om documenten te maken die u wilt bewaren.
1.Druk op het bedieningspaneel op Menu/Enter.
2.Gebruik de knop < of > om Service te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
3.Gebruik de knop < of > om Archiefafdrukken te selecteren, selecteer Aan of Uit en druk
vervolgens op Menu/Enter.
NLWWArchiefafdrukken gebruiken39
Afdruktaken annuleren
Als er een taak wordt afgedrukt, kunt u deze onderbreken door op Annuleren te drukken op het
bedieningspaneel van het apparaat.
VOORZICHTIG:Als u op Annuleren drukt, wordt de taak gewist die op dat moment wordt verwerkt.
Als er meer dan een proces wordt uitgevoerd, wordt het proces dat wordt weergegeven op het
bedieningspaneel gewist wanneer u op Annuleren drukt.
U kunt ook een afdruktaak annuleren vanuit een softwareprogramma of een afdrukwachtrij.
Als u een afdruktaak direct wilt onderbreken, moet u het resterende papier uit de lade van het apparaat
halen. Nadat het afdrukken is onderbroken, beschikt u over de volgende opties:
Bedieningspaneel: Als u de afdruktaak wilt annuleren, drukt u op Annuleren op het
●
bedieningspaneel en laat u de knop vervolgens los.
Softwareprogramma: doorgaans wordt er korte tijd een dialoogvenster op het scherm
●
weergegeven waarin u de afdruktaak kunt annuleren.
Afdrukwachtrij van Windows: als een afdruktaak in een afdrukwachtrij (computergeheugen) of
●
printerspooler staat, kunt u de taak daar wissen.
Windows 2000: ga naar het dialoogvenster Printer. Klik op Start, klik op Instellingen en
◦
vervolgens op Printers. Dubbelklik op het pictogram van het apparaat om het venster te
openen, selecteer de afdruktaak en klik op Verwijderen.
Windows XP: klik op Start en klik vervolgens op Printers en faxapparaten. Dubbelklik op
◦
het pictogram van het apparaat om het venster te openen, klik met de rechtermuisknop op de
afdruktaak die u wilt annuleren en klik op Annuleren.
Afdrukwachtrij van Macintosh: open de afdrukwachtrij door te dubbelklikken op het pictogram
●
van het apparaat in het Dock. Selecteer de afdruktaak en klik op Verwijder.
40Hoofdstuk 5 AfdrukkenNLWW
6Kopiëren
Kopieertaken starten
●
Kopieertaken annuleren
●
De kopieerkwaliteit aanpassen
●
De instelling voor lichter/donkerder (contrast) aanpassen
●
Kopieën verkleinen of vergroten
●
Het aantal kopieën wijzigen
●
Kopiëren op afdrukmateriaal van verschillende soorten en materialen
●
Dubbelzijdige documenten kopiëren
●
Foto's en boeken kopiëren
●
Kopieerinstellingen weergeven
●
NLWW41
Kopieertaken starten
Volg de onderstaande aanwijzingen om te kopiëren met het apparaat.
1.Open de scannerklep en plaats documenten (één pagina tegelijk) met de bedrukte zijde omlaag
en met de linkerbovenhoek van het document in de rechterbenedenhoek van de glasplaat van de
scanner.
2.Druk op Start kopiëren op het bedieningspaneel van het apparaat om te beginnen met kopiëren.
3.Herhaal deze stappen voor elke kopie.
Raadpleeg
het plaatsen van documenten die u wilt kopiëren.
Documenten plaatsen om te kopiëren of te scannen op pagina 24 voor meer informatie over
Kopieertaken annuleren
Druk op Annuleren op het bedieningspaneel van het apparaat om een kopieertaak te annuleren. Als er
meer dan een proces wordt uitgevoerd, wordt het proces dat wordt weergegeven op het
bedieningspaneel gewist wanneer u op Annuleren drukt.
OPMERKING:Als u een kopieertaak annuleert, dient u het document te verwijderen van de
flatbedscanner.
De kopieerkwaliteit aanpassen
Er zijn vijf instellingen beschikbaar voor de kopieerkwaliteit: Klad,Tekst, Gemengd, Filmfoto en
Afbeelding.
Tekst: dit is de beste instelling voor items die voornamelijk uit tekst bestaan. Dit is de
●
standaardinstelling.
Filmfoto: dit is de beste instelling voor foto's.
●
Afbeelding: dit is de beste instelling voor illustraties.
●
Gemengd: dit is de beste instelling voor documenten die uit tekst en afbeeldingen bestaan.
●
Klad: dit is de beste instelling voor het besparen van toner.
●
42Hoofdstuk 6 KopiërenNLWW
Kopieerkwaliteit voor de huidige taak aanpassen
1.Druk tweemaal op Meer kopieerinstellingen op het bedieningspaneel om de huidige
kwaliteitsinstellingen van de kopie weer te geven.
2.Gebruik de knop < of > om door de opties voor kwaliteitsinstellingen te bladeren.
3.Selecteer een instelling en druk op Start kopiëren om de selectie op te slaan en de kopieertaak
direct te starten of druk op Menu/Enter om de selectie op te slaan zonder de kopieertaak te starten.
OPMERKING:De gewijzigde instelling blijft tot ongeveer twee minuten na het voltooien van de
kopieertaak actief. Gedurende deze periode wordt Instell.=Aangep. weergegeven op het display
van het bedieningspaneel.
De standaardkopieerkwaliteit aanpassen
1.Druk op het bedieningspaneel op Menu/Enter.
2.Gebruik de knop < of > om Kopieerinst. te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
3.Druk op Menu/Enter om Stand. kwaliteit te selecteren.
4.Gebruik de knop < of > om door de opties te bladeren.
5.Druk op Menu/Enter om de selectie op te slaan.
De instelling voor lichter/donkerder (contrast) aanpassen
De instelling voor lichter/donkerder beïnvloedt het contrast van de kopie. Volg onderstaande stappen
om het contrast alleen voor de huidige kopieertaak te wijzigen.
Instellingen voor lichter/donkerder (contrast) voor de huidige taak aanpassen
1.Druk op het bedieningspaneel op Lichter/donkerder om de huidige instelling voor het contrast weer
te geven.
2.Gebruik de knop < of > om de instelling aan te passen. Verplaats de schuifbalk naar links om de
kopie lichter te maken dan het origineel of verplaats de schuifbalk naar rechts om de kopie
donkerder te maken dan het origineel.
3.Druk op Start kopiëren om de selectie op te slaan en de kopieertaak direct te starten of druk op
Menu/Enter om de selectie op te slaan zonder de taak te starten.
OPMERKING:De gewijzigde instelling blijft tot ongeveer twee minuten na het voltooien van de
kopieertaak actief. Gedurende deze periode wordt Instell.=Aangep. weergegeven op het display
van het bedieningspaneel.
De standaardinstelling voor lichter/donkerder aanpassen
OPMERKING:De instelling voor lichter/donkerder (contrast) geldt voor alle kopieeropdrachten.
1.Druk op het bedieningspaneel op Menu/Enter.
2.Gebruik de knop < of > om Kopieerinst. te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
3.Gebruik de knop < of > om St. licht/donk. te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
NLWWDe instelling voor lichter/donkerder (contrast) aanpassen43
4.Gebruik de knop < of > om de instelling aan te passen. Verplaats de schuifbalk naar links om alle
kopieën lichter te maken dan het origineel of verplaats de schuifbalk naar rechts om alle kopieën
donkerder te maken dan het origineel.
5.Druk op Menu/Enter om de selectie op te slaan.
44Hoofdstuk 6 KopiërenNLWW
Kopieën verkleinen of vergroten
Met het apparaat kunt u kopieën verkleinen tot 25 procent van het origineel of vergroten tot maximaal
400 procent van het origineel.
Instellingen voor vergroten/verkleinen
Origineel=100%
●
A4 > Ltr=94%
●
Ltr > A4=97%
●
Voll. pag.=91%
●
2 pagina's/vel
●
4 pagina's/vel
●
Aangep: 25-400%
●
OPMERKING:Raadpleeg Meerdere pagina's afdrukken op één vel papier op pagina 46 voor
informatie over het gebruik van de instelling 2 pagina's/vel of 4 pagina's/vel.
Het kopieerformaat aanpassen
Kopie voor de huidige taak verkleinen of vergroten
1.Druk op het bedieningspaneel op Meer kopieerinstellingen.
2.Gebruik de knop < of > om Verkl./vergroten te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
3.Gebruik de knop < of > om het formaat te selecteren waarnaar u de kopieën van deze taak wilt
vergroten of verkleinen.
OPMERKING:Als u Aangep: 25-400% selecteert, past u het percentage aan met behulp van
de knop < of >.
4.Druk op Start kopiëren om de selectie op te slaan en de kopieertaak direct te starten of druk op
Menu/Enter om de selectie op te slaan zonder de taak te starten.
OPMERKING:De gewijzigde instelling blijft tot ongeveer twee minuten na het voltooien van de
kopieertaak actief. Gedurende deze periode wordt Instell.=Aangep. weergegeven op het display van
het bedieningspaneel.
Het standaardpapierformaat in de invoerlade moet overeenkomen met het uitvoerformaat, anders wordt
mogelijk een deel van de kopie niet afgedrukt.
Het standaardkopieerformaat aanpassen
OPMERKING:Het standaardkopieerformaat is het formaat waartot alle kopieën standaard worden
verkleind of vergroot. Als u de fabrieksinstelling van Origineel=100% niet wijzigt, krijgen alle kopieën
hetzelfde formaat als het origineel.
1.Druk op het bedieningspaneel op Menu/Enter.
2.Gebruik de knop < of > om Kopieerinst. te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
3.Gebruik de knop < of > om St. verkl./vergr. te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
NLWWKopieën verkleinen of vergroten45
4.Gebruik de knoppen < of > om de optie voor het vergroten of verkleinen van kopieën weer te geven.
OPMERKING:Als u Aangep: 25-400% selecteert, geeft u het percentage van het originele
formaat op dat u doorgaans wilt gebruiken voor kopiëren.
Als u 2 pagina's/vel of 4 pagina's/vel selecteert, selecteert u de afdrukrichting (staand of liggend).
5.Druk op Menu/Enter om de selectie op te slaan.
Meerdere pagina's afdrukken op één vel papier
1.Druk op het bedieningspaneel op Meer kopieerinstellingen.
2.Gebruik de knop < of > om Verkl./vergroten te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
3.Gebruik de knop < of > om 2 pagina's/vel of 4 pagina's/vel te selecteren en druk vervolgens op
Menu/Enter.
4.Gebruik de knop < of > om Staand of Liggend te selecteren en druk vervolgens op Start
kopiëren.
5.Wacht tot de scanner stopt met scannen. Het bericht Volgende pagina [OK] om door te gaan
wordt weergegeven.
6.Verwijder het origineel van de flatbedscanner, plaats het volgende origineel op de scanner en sluit
de klep.
7.Druk op OK.
Als u 2 pagina's/vel hebt geselecteerd, worden twee originele pagina's op één pagina
●
gekopieerd.
Als u 4 pagina's/vel hebt geselecteerd, herhaalt u stap 6 en 7 nog tweemaal. Vier originele
●
pagina's worden op één pagina gekopieerd.
OPMERKING:De gewijzigde instelling blijft tot ongeveer twee minuten na het voltooien van de
kopieertaak actief. Gedurende deze periode wordt Instell.=Aangep. weergegeven op het display van
het bedieningspaneel.
Het standaardpapierformaat in de invoerlade moet overeenkomen met het uitvoerformaat, anders wordt
mogelijk een deel van de kopie niet afgedrukt.
46Hoofdstuk 6 KopiërenNLWW
Het aantal kopieën wijzigen
U kunt een standaardwaarde tussen 1 en 99 opgeven voor het aantal kopieën.
Het aantal exemplaren voor de huidige taak wijzigen
1.Druk op het bedieningspaneel op Aantal.
2.Gebruik de knop < of > om het aantal exemplaren aan te passen en druk vervolgens op Menu/
Enter.
3.Druk op Start kopiëren.
OPMERKING:De gewijzigde instelling blijft tot ongeveer twee minuten na het voltooien van de
kopieertaak actief. Gedurende deze periode wordt Instell.=Aangep. weergegeven op het display
van het bedieningspaneel.
De standaardinstelling voor het aantal kopieën wijzigen
1.Druk op het bedieningspaneel op Menu/Enter.
2.Gebruik de knop < of > om Kopieerinst. te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
3.Gebruik de knop < of > om St. aantal te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
4.Gebruik de knop < of > om het aantal exemplaren aan te passen (tussen 1 en 99) dat u als
standaardinstelling wilt instellen.
5.Druk op Menu/Enter om de selectie op te slaan.
OPMERKING:De fabrieksinstelling voor het aantal kopieën is 1.
NLWWHet aantal kopieën wijzigen47
Kopiëren op afdrukmateriaal van verschillende soorten en
materialen
Het apparaat is ingesteld op het kopiëren op papier van Letter- of A4-formaat, afhankelijk van het land/
de regio waarin het apparaat is aangeschaft. U kunt het formaat en de soort afdrukmateriaal waarop u
kopieert, wijzigen voor de huidige taak of voor alle kopieertaken.
Instellingen voor papierformaat
Letter
●
Legal
●
A4
●
Instellingen voor het type afdrukmateriaal
Gewoon
●
Bedrukt
●
Briefhoofd
●
Transparanten
●
Geperforeerd
●
Etiketten
●
Papier
●
Kringloop
●
Kleur
●
Licht
●
Zwaar
●
Kaarten
●
Enveloppen
●
Ruw papier
●
De standaardinstelling voor het papierformaat wijzigen
1.Druk op het bedieningspaneel op Menu.
2.Gebruik de knop < of > om Systeeminst. te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
3.Gebruik de knop < of > om Papierinstell. te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
4.Gebruik de knop < of > om St. papiergr. te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
5.Gebruik de knop < of > om een papierformaat te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
6.Druk op Menu/Enter om de selectie op te slaan.
48Hoofdstuk 6 KopiërenNLWW
De standaardinstelling voor de soort afdrukmateriaal wijzigen
1.Druk op het bedieningspaneel op Menu.
2.Gebruik de knop < of > om Systeeminst. te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
3.Gebruik de knop < of > om Papierinstell. te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
4.Gebruik de knop < of > om St. papiersoort te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
5.Gebruik de knop < of > om een soort afdrukmateriaal te selecteren en druk vervolgens op Menu/
Enter.
6.Druk op Menu/Enter om de selectie op te slaan.
NLWWKopiëren op afdrukmateriaal van verschillende soorten en materialen49
Dubbelzijdige documenten kopiëren
Een dubbelzijdig origineel kopiëren naar een enkelzijdig document
Met deze procedure worden enkelzijdige kopieën gemaakt die handmatig moeten worden gesorteerd.
1.Plaats de eerste pagina van het te kopiëren document met de bedrukte zijde omlaag op de
flatbedscanner en sluit de klep van de scanner.
2.Druk op Start kopiëren.
3.Draai de pagina op de scanner om naar de tweede pagina en sluit de klep van de scanner.
4.Druk op Start kopiëren.
5.Herhaal de stappen 1 tot en met 4 voor elke pagina totdat alle pagina's van het originele document
zijn gekopieerd.
Een dubbelzijdig origineel kopiëren naar een dubbelzijdig document
1.Plaats de eerste pagina van het te kopiëren document met de bedrukte zijde omlaag op de
flatbedscanner en sluit de klep van de scanner.
2.Druk op Start kopiëren.
3.Draai de pagina op de scanner om naar de tweede pagina en sluit de klep van de scanner.
4.Verwijder de gekopieerde pagina uit de uitvoerlade en plaats deze met de bedrukte zijde omlaag
in de voorrangsinvoerlade, waarbij u de bovenrand als eerste in het apparaat invoert.
50Hoofdstuk 6 KopiërenNLWW
5.Druk op Start kopiëren.
6.Verwijder de gekopieerde pagina uit de uitvoerlade en leg deze apart om later handmatig te
sorteren.
7.Herhaal de stappen 1 tot en met 6 en volg de paginavolgorde van het originele document totdat
alle pagina's van het origineel zijn gekopieerd.
NLWWDubbelzijdige documenten kopiëren51
Foto's en boeken kopiëren
Een foto kopiëren
1.Open de klep en plaats de foto met de afbeelding omlaag op de flatbedscanner en zorg dat de
linkerbovenhoek van de foto in de rechteronderhoek van de glasplaat ligt.
2.Sluit de klep voorzichtig.
3.Stel de kwaliteitsinstelling voor kopiëren in op Filmfoto. Zie
op pagina 42.
4.Druk op Start kopiëren.
Boeken kopiëren
1.Open de klep en plaats het boek op de flatbedscanner. Zorg dat de pagina die u wilt kopiëren, zich
in de rechteronderhoek van de glasplaat bevindt.
De kopieerkwaliteit aanpassen
52Hoofdstuk 6 KopiërenNLWW
2.Sluit de klep voorzichtig.
3.Druk de klep voorzichtig op het boek, zodat dit tegen de glasplaat wordt gedrukt.
4.Druk op Start kopiëren.
NLWWFoto's en boeken kopiëren53
Kopieerinstellingen weergeven
Gebruik de knop Meer kopieerinstellingen om de kopieerinstellingen voor de huidige kopieertaak weer
te geven.
1.Druk op Meer kopieerinstellingen om de huidige instelling voor het kopieercontrast te bekijken.
2.Druk herhaaldelijk op Meer kopieerinstellingen om door de kopieerinstellingen voor de huidige
kopieertaak te bladeren. De instellingen worden in deze volgorde weergegeven: kopieercontrast,
kopieerkwaliteit, formaat afdrukmateriaal, soort afdrukmateriaal, vergroten/verkleinen en aantal
exemplaren.
Gebruik de knop < of > om de instellingen te wijzigen en druk vervolgens op Menu/Enter.
54Hoofdstuk 6 KopiërenNLWW
7Scannen
Scanmethoden
●
Scannen met behulp van HP LaserJet Scan (Windows)
●
Scantaken annuleren
●
Scannen met andere software
●
Een foto of een boek scannen
●
Scannen met OCR-software (Optical Character Recognition)
●
Resolutie en kleur van de scanner
●
Raadpleeg
van de flatbedscanner.
De glasplaat van de scanner reinigen op pagina 67 voor meer informatie over het reinigen
NLWW55
Scanmethoden
U kunt op de volgende manieren originelen scannen.
Scannen vanaf de computer met HP LaserJet Scan (Windows): selecteer in de
●
programmagroep van het apparaat Scannen naar om HP LaserJet Scan te starten. Zie
met behulp van HP LaserJet Scan (Windows) op pagina 57.
Scannen vanuit software die compatibel is met TWAIN: het apparaat is compatibel met TWAIN
●
en werkt met Windows- en Macintosh-programma's die ondersteuning bieden voor scannen met
behulp van TWAIN. Zie
Scannen vanuit software die compatibel is met WIA (Windows Imaging Application): het
●
apparaat is compatibel met WIA en werkt met Windows-programma's die ondersteuning bieden
voor scannen met behulp van WIA. Zie
informatie.
OPMERKING:Installeer het programma Readiris vanaf de software-cd-rom als u meer wilt weten over
tekstherkenningssoftware en u deze software wilt gebruiken. Tekstherkenningssoftware wordt ook
OCR-software (Optical Character Recognition) genoemd.
Scannen
Scannen met andere software op pagina 58 voor meer informatie.
Scannen met andere software op pagina 58 voor meer
56Hoofdstuk 7 ScannenNLWW
Scannen met behulp van HP LaserJet Scan (Windows)
Raadpleeg de online Help van HP LaserJet Scan voor meer informatie over taken en instellingen die in
dit gedeelte worden beschreven.
Raadpleeg
het plaatsen van originele documenten op de flatbedscanner.
1.Klik op Start, Alle programma's, HP en vervolgens op HP LaserJet M1005 MFP.
2.Selecteer Scannen naar om HP LaserJet Scan te starten.
3.Selecteer een bestemming voor de scan.
4.Klik op Scannen.
Documenten plaatsen om te kopiëren of te scannen op pagina 24 voor meer informatie over
Scantaken annuleren
Ga als volgt te werk om een scantaak te annuleren.
Druk op het bedieningspaneel op Annuleren.
●
Klik op de knop Annuleren in het dialoogvenster.
●
Als u een scantaak annuleert, dient u het origineel te verwijderen van de flatbedscanner.
OPMERKING:Deze procedures kunnen afwijken voor Macintosh-besturingssystemen.
NLWWScannen met behulp van HP LaserJet Scan (Windows)57
Scannen met andere software
Het apparaat is compatibel met TWAIN en WIA (Windows Imaging Application). Het apparaat werkt met
Windows-programma's die ondersteuning bieden voor scanapparaten die compatibel zijn met TWAIN
of WIA en met Macintosh-programma's die ondersteuning bieden voor scanapparaten die compatibel
zijn met TWAIN.
Software gebruiken die compatibel is met TWAIN en WIA
U kunt de scanfunctie openen vanuit een TWAIN- of WIA-programma en een afbeelding direct naar het
open programma scannen. Raadpleeg het Help-bestand of de documentatie van het TWAIN- of WIAsoftwareprogramma voor meer informatie.
Scannen vanuit een TWAIN-programma
Over het algemeen is een softwareprogramma compatibel met TWAIN als het opdrachten heeft als
Ophalen, Bestand ophalen, Scannen, Nieuw object importeren, Invoegen vanuit, of Scanner. Als
u niet zeker weet of een programma compatibel is of als u de naam van de opdracht niet kent, raadpleeg
dan de Help of de documentatie van de software.
Wanneer u vanuit een TWAIN-programma scant, start het HP LaserJet Scan-softwareprogramma
mogelijk automatisch. Als het HP LaserJet Scan-programma start, kunt u wijzigingen aanbrengen terwijl
u een voorbeeld van de afbeelding bekijkt. Als het programma niet automatisch start, gaat de afbeelding
rechtstreeks naar het TWAIN-programma.
Scannen vanuit een TWAIN-programma
Start het scannen vanuit het TWAIN-programma. Raadpleeg de Help of de documentatie van het
softwareprogramma voor meer informatie over de gebruikte opdrachten en stappen.
Scannen vanuit een WIA-programma (Windows XP of Windows Server 2003)
WIA is een andere manier om een afbeelding direct naar een softwareprogramma te scannen, zoals
Microsoft Word. WIA gebruikt voor het scannen Microsoft-software in plaats van de HP LaserJet
Scan-software.
Doorgaans is een softwareprogramma compatibel met WIA als er een opdracht als Foto/Van scannerof camera in het menu Invoegen of Bestand staat. Raadpleeg de Help of de documentatie van het
softwareprogramma als u niet zeker weet of het programma compatibel is met WIA.
Scannen vanuit een WIA-programma
Start het scannen vanuit het WIA-programma. Raadpleeg de Help of de documentatie van het
softwareprogramma voor meer informatie over de gebruikte opdrachten en stappen.
of
Dubbelklik in de map Camera's en scanners op het pictogram van het apparaat. Hiermee opent u de
standaardwizard voor WIA van Microsoft waarmee u naar een bestand kunt scannen.
58Hoofdstuk 7 ScannenNLWW
Een foto of een boek scannen
Ga als volgt te werk om een foto of een boek te scannen.
Een foto scannen
1.Plaats de foto met de afbeelding omlaag op de flatbedscanner en de linkerbovenhoek van de foto
in de rechterbenedenhoek van het glas.
2.Sluit de klep voorzichtig.
3.U kunt de foto nu scannen met behulp van een van de scanmethoden. Zie
op pagina 56 voor meer informatie.
Een boek scannen
1.Open de klep en plaats het boek op de flatbedscanner. Zorg dat de pagina die u wilt kopiëren zich
in de rechteronderhoek van de glasplaat bevindt.
Scanmethoden
NLWWEen foto of een boek scannen59
2.Sluit de klep voorzichtig.
3.Druk de klep voorzichtig op het boek, zodat dit tegen de glasplaat wordt gedrukt.
4.U kunt het boek nu scannen met behulp van een van de scanmethoden. Zie Scanmethoden
op pagina 56 voor meer informatie.
Scannen met OCR-software (Optical Character
Recognition)
Met OCR-software van derde partijen kunt u gescande tekst importeren en vervolgens bewerken in de
gewenste tekstverwerker.
Readiris
Op de software-cd-rom van het apparaat kunt u het OCR-programma Readiris vinden. Als u het
Readiris-programma wilt gebruiken, installeert u dit vanaf de juiste software-cd-rom en volgt u de
instructies in de online Help.
60Hoofdstuk 7 ScannenNLWW
Resolutie en kleur van de scanner
Als de kwaliteit niet aan uw verwachtingen voldoet wanneer u een gescande afbeelding afdrukt, hebt u
in de software voor de scanner mogelijk een verkeerde instelling voor de resolutie of de kleuren
geselecteerd. De resolutie en de kleur hebben gevolgen voor de volgende kenmerken van gescande
afbeeldingen:
Helderheid van de afbeelding
●
Structuur van kleurgradaties (vloeiend of ruw)
●
Scantijd
●
Bestandsgrootte
●
De Scanresolutie wordt gemeten in pixels per inch (ppi).
OPMERKING:De scanresolutie in ppi is een waarde die niet uitwisselbaar is met de afdrukresolutie
in dpi (dots per inch).
De instellingen voor kleur, grijsschaal en zwart-wit bepalen hoeveel kleuren er beschikbaar zijn. U kunt
de hardwareresolutie van de scanner instellen op maximaal 1200 ppi. Met de software kunt u een
geïnterpoleerde resolutie van maximaal 19.200 ppi verkrijgen. U kunt de kleuren en grijswaarden
instellen op 1 bit (zwart-wit) of 8 bits (256 grijstinten of kleuren) tot 24 bits (ware kleuren).
De tabel met richtlijnen voor de resolutie en de kleuren bevat eenvoudige tips voor het uitvoeren van
scantaken.
OPMERKING:Als u de resolutie en kleur op een hoge waarde instelt, kan dit grote bestanden tot
gevolg hebben die veel schijfruimte innemen en het scanproces vertragen. Bepaal voordat u de resolutie
en kleur instelt hoe u de gescande afbeelding gaat gebruiken.
Richtlijnen voor de resolutie en de kleuren
In de volgende tabellen worden de aanbevolen resolutie- en kleurinstellingen voor verschillende typen
scantaken beschreven.
Drukwerk (afbeeldingen of tekst)600 ppi voor complexe afbeeldingen of
als u het document aanzienlijk wilt
vergroten
300 ppi voor normale afbeeldingen en
tekst
150 ppi voor foto's
Weergave op scherm75 ppi
InstellingAanbevolen gebruik
KleurGebruik deze instelling voor kleurenfoto's met een hoge
kwaliteit of documenten waarin de kleur belangrijk is.
Zwart-witGebruik deze instelling voor tekstdocumenten.
GrijsschaalGebruik deze instelling als het bestand niet te groot mag
worden of als u een document of foto snel wilt scannen.
Zwart-wit voor tekst en
●
lijntekeningen
Grijsschaal voor gearceerde of
●
gekleurde afbeeldingen en foto's
Kleur, als de afbeelding in kleur is
●
Zwart-wit voor tekst
●
Grijsschaal voor afbeeldingen en
●
foto's
Kleur, als de afbeelding in kleur is
●
62Hoofdstuk 7 ScannenNLWW
8Het apparaat beheren en onderhouden
Informatiepagina's
●
Benodigdheden beheren
●
Het apparaat reinigen
●
De printcartridge vervangen
●
NLWW63
Informatiepagina's
Het geheugen van het apparaat bevat informatiepagina's. Met behulp van deze pagina's kunt u
problemen met het apparaat onderzoeken en oplossen.
PaginanaamBeschrijvingAanwijzingen
DemopaginaDe demopagina is een voorbeeldpagina
waarop u de afdrukkwaliteit van het apparaat
kunt controleren.
MenustructuurDe menustructuur biedt een overzicht van de
opdrachten van het bedieningspaneel.
Configuratierapport In het configuratierapport worden de huidige
instellingen en eigenschappen van het
apparaat vermeld.
1.Productinformatie. Hier vindt u
basisinformatie over het apparaat, zoals
de naam van het product, het
serienummer en informatie over het
geheugen
2.Productinstellingen. Hier vindt u
informatie die tijdens het installeren van
de software wordt verzameld.
1.Druk op het bedieningspaneel op Menu/Enter.
2.Gebruik de knop < of > om Rapporten te
selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
3.Druk op Menu/Enter om Demopagina te
selecteren.
1.Druk op het bedieningspaneel op Menu/Enter.
2.Gebruik de knop < of > om Rapporten te
selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
3.Gebruik de knop < of > om Menustructuur te
selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
1.Druk op het bedieningspaneel op Menu/Enter.
2.Gebruik de knop < of > om Rapporten te
selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
3.Gebruik de knop < of > om Config-rapport te
selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
3.Papierinstellingen. Hier vindt u
informatie over de soort afdrukmateriaal
voor elke lade en over de instellingen voor
elke soort afdrukmateriaal die door het
apparaat wordt ondersteund.
4.Kopieerinstellingen. Hier vindt u de
standaardkopieerinstellingen van het
apparaat.
5.Tellers. Hier vindt u het aantal afdruk-,
kopieer- en scantaken dat door het
apparaat is uitgevoerd.
6.Statuslogboek. Hier vindt u informatie
over apparaatfouten.
64Hoofdstuk 8 Het apparaat beheren en onderhoudenNLWW
Benodigdheden beheren
De status van benodigdheden controleren
Als de benodigdheden bijna op zijn, kunt u deze per telefoon of online bestellen bij uw lokale HPleverancier. Zie
www.hp.com/go/ljsupplies voor online bestellingen.
Benodigdheden bewaren
Volg deze richtlijnen voor het opslaan van printcartridges:
Verwijder de printcartridge pas uit de verpakking wanneer u klaar bent om deze te gebruiken.
●
VOORZICHTIG:Stel de printcartridge niet langer dan enkele minuten bloot aan licht. Zo
voorkomt u beschadigingen.
Zie
●
●
●
Omgevingsspecificaties op pagina 112 voor het temperatuurbereik bij gebruik en opslag.
Bewaar de artikelen in horizontale positie.
Bewaar de artikelen op een donkere, droge plaats uit de buurt van warmtebronnen en magnetische
bronnen.
Benodigdheden vervangen en hergebruiken
Accessoires en bestelinformatie op pagina 101 voor onderdeelnummers. Zie
Als u een nieuwe printcartridge van HP wilt installeren, volgt u de instructies die zijn bijgesloten in de
verpakking van de nieuwe printcartridge of raadpleegt u de starthandleiding.
Als u benodigdheden wilt recyclen, plaatst u het verbruikte onderdeel in de doos waarin het nieuwe
onderdeel is geleverd. Gebruik het bijgesloten retourlabel om het verbruikte onderdeel naar HP te
verzenden voor recycling. Voor meer informatie raadpleegt u de recyclinghandleiding, die bij elk nieuw
HP-onderdeel is bijgesloten. Raadpleeg
informatie over het recyclingprogramma van HP.
HP LaserJet-afdrukbenodigdheden op pagina 117 voor meer
Toner opnieuw verdelen
Als de afgedrukte pagina vage of lichte gebieden vertoont, kunt u de afdrukkwaliteit tijdelijk verhogen
door de toner opnieuw te verdelen.
1.Verwijder de printcartridge uit de printer.
2.Beweeg de printcartridge voorzichtig van voor naar achter om de toner opnieuw te verdelen.
VOORZICHTIG:Als er toner op uw kleding terechtkomt, veegt u deze af met een droge doek en
wast u de kleding in koud water. Als u warm water gebruikt, zet de toner zich vast in de stof.
3.Plaats de printcartridge terug in de printer en sluit de printcartridgeklep. Als de afdruk nog steeds
licht of onacceptabel is, installeert u een nieuwe printcartridge.
HP-beleid met betrekking tot benodigdheden die niet afkomstig zijn van HP
Het gebruik van benodigdheden die niet door HP zijn vervaardigd (nieuwe of bijgevulde
benodigdheden), wordt niet aanbevolen door Hewlett-Packard Company. Aangezien dit geen HPproducten zijn, heeft het bedrijf geen invloed op het ontwerp en de kwaliteit. Onderhoud of reparaties
NLWWBenodigdheden beheren65
aan de printer als gevolg van het gebruik van een onderdeel van een ander merk dan HP worden niet
gedekt door de garantie.
Fraudelijn van HP
Bel de HP-fraudelijn als op het apparaat wordt aangegeven dat de printcartridge of afbeeldingsdrum
niet van HP is terwijl deze volgens u wel authentiek is. HP helpt u te bepalen of het desbetreffende
product een echt HP product is en onderneemt stappen om het probleem op te lossen.
In de volgende gevallen beschikt u mogelijk over een printcartridge van een ander merk dan HP:
U ondervindt een groot aantal problemen bij het gebruik van de printcartridge.
●
De printcartridge ziet er anders uit dan gebruikelijk (het treklipje en de verpakking zijn bijvoorbeeld
●
anders).
In de Verenigde Staten kunt u gratis het volgende nummer bellen: 1-877-219-3183.
Buiten de Verenigde Staten kunt u op onze kosten bellen. Vraag de operator om een 'collect call' naar
dit telefoonnummer: Als u geen Engels spreekt, wordt u in uw taal te woord gestaan door een
medewerker van de HP-fraudelijn. Als er niemand aanwezig is die uw taal spreekt, wordt ongeveer een
minuut na het begin van uw telefoontje een telefonische tolk ingeschakeld. Via deze service kunt u met
de medewerker van de HP-fraudelijn in uw eigen taal communiceren.
66Hoofdstuk 8 Het apparaat beheren en onderhoudenNLWW
Het apparaat reinigen
De behuizing reinigen
Gebruik een zachte, vochtige, pluisvrije doek om stof en vlekken van de behuizing van het apparaat te
verwijderen.
De glasplaat van de scanner reinigen
Als de glasplaat vuil is als gevolg van bijvoorbeeld vingerafdrukken, vlekken of haren, kan de
verwerkingssnelheid van het apparaat afnemen en kan de nauwkeurigheid van speciale functies worden
verminderd. Dit geldt bijvoorbeeld voor de functies Aanpassen aan pagina en Kopiëren.
1.Schakel het apparaat uit, verwijder het netsnoer uit het stopcontact en open de klep.
2.Reinig de glasplaat met een zachte doek of een spons die is bevochtigd met een niet-schurende
glasreiniger.
VOORZICHTIG:Gebruik geen schuurmiddelen, aceton, wasbenzine, ammoniak, ethanol of
tetrachloorkoolstof op het apparaat. Hierdoor kan het apparaat beschadigd raken. Laat de
glasplaat niet rechtstreeks met vloeistoffen in aanraking komen. Deze kunnen onder de glasplaat
terechtkomen waardoor het apparaat beschadigd raakt.
3.Reinig de glasplaat met een zeem of spons om vlekken te voorkomen.
De binnenkant van de klep reinigen
Kleine stof- en vuildeeltjes kunnen zich ophopen op de witte documentklep aan de binnenkant van het
deksel van de scanner.
1.Schakel het apparaat uit, verwijder het netsnoer uit het stopcontact en open de klep.
NLWWHet apparaat reinigen67
2.Reinig de witte documentklep met behulp van een zachte doek of een spons die vochtig is gemaakt
met een mild reinigingsmiddel en warm water.
3.Reinig de binnenkant voorzichtig om het vuil los te maken. Boen de binnenkant niet.
4.Droog de binnenkant met een zeem of een zachte doek.
VOORZICHTIG: Gebruik geen reinigingsdoekjes op basis van papier omdat deze krassen in de
binnenkant kunnen veroorzaken.
5.Als de binnenkant hierdoor niet goed schoon wordt, herhaalt u de vorige stappen met behulp van
isopropylalcohol en veegt u de binnenkant grondig af met een vochtige doek om resterende alcohol
te verwijderen.
De papierbaan reinigen
Het apparaat beschikt over een speciale reinigingsmodus om de papierbaan te reinigen.
1.Druk op het bedieningspaneel op Menu/Enter.
2.Gebruik de knop < of > om Service te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
3.Gebruik de knop < of > om Reinigingsmodus te selecteren en druk vervolgens op Menu/Enter.
Er wordt langzaam een pagina door het apparaat gevoerd. Gooi de pagina weg nadat de procedure
is voltooid.
4.Plaats gewoon A4-papier wanneer dit wordt gevraagd.
5.Druk opnieuw op Menu/Enter om te bevestigen en te beginnen met de reinigingsprocedure.
Er wordt langzaam een pagina door het apparaat gevoerd. Gooi de pagina weg nadat de procedure
is voltooid.
68Hoofdstuk 8 Het apparaat beheren en onderhoudenNLWW
De printcartridge vervangen
1.Open de klep van de printcartridge.
2.Pak de hendel van de printcartridge en trek de cartridge vervolgens recht naar boven om deze te
verwijderen. Raadpleeg de recyclinginformatie in de verpakking van de printcartridge.
3.Haal de nieuwe printcartridge uit de verpakking, verwijder het klepje en trek het lipje in een rechte
lijn naar buiten om de beschermingstape te verwijderen.
NLWWDe printcartridge vervangen69
4.Duw de cartridge in het apparaat totdat deze stevig vastzit.
5.Sluit de klep van de printcartridge.
VOORZICHTIG:Als u toner op uw kleding krijgt, moet u de toner afvegen met een droge doek en de
kleding in koud water wassen. Als u warm water gebruikt, hecht de toner zich aan de stof.
70Hoofdstuk 8 Het apparaat beheren en onderhoudenNLWW
9Problemen oplossen
Controlelijst voor het oplossen van problemen
●
Storingen verhelpen
●
Berichten op het bedieningspaneel
●
Afdrukproblemen
●
Kopieerproblemen
●
Scanproblemen
●
Weergaveproblemen met bedieningspaneel
●
Algemene Macintosh-problemen oplossen
●
Hulpmiddelen voor het oplossen van problemen
●
NLWW71
Controlelijst voor het oplossen van problemen
Voer de volgende stappen uit wanneer u een probleem met het apparaat probeert op te lossen.
Stapnummer
1Is de aan/uit-schakelaar
2Wordt Gereed weergegeven
ControlestapMogelijke problemenOplossingen
ingeschakeld?
Wanneer het apparaat op een
geaard stopcontact is
aangesloten en wordt
ingeschakeld, wordt
Initialiseren... weergegeven
op het bedieningspaneel en
draait de hoofdmotor ongeveer
10 seconden.
op het bedieningspaneel van
het apparaat?
In normale omstandigheden
mogen er geen foutberichten
op het bedieningspaneel staan.
Geen stroom vanwege een nietfunctionerende voedingsbron, kabel,
schakelaar of zekering.
De motor draait niet.1.Controleer of de printcartridge op de
Er staat een foutbericht op het
bedieningspaneel.
1.Controleer of het apparaat op een
stopcontact is aangesloten.
2.Controleer het netsnoer en zorg ervoor
dat de aan/uit-schakelaar is
ingeschakeld.
3.Controleer de voedingsbron door het
apparaat rechtstreeks op een ander
stopcontact of een andere stekkerdoos
aan te sluiten.
juiste wijze is geïnstalleerd. Zie
printcartridge vervangen
op pagina 69.
2.Controleer of de bovenklep is gesloten.
Raadpleeg Berichten op het
bedieningspaneel op pagina 79 voor een
lijst met veelvoorkomende berichten die u
kunnen helpen om het probleem op te
lossen.
Als het probleem blijft optreden, neemt u
contact op met de klantenondersteuning
van HP. Raadpleeg
van HP op pagina 108 of de
ondersteuningsbrochure in de verpakking
van het apparaat.
Klantenondersteuning
De
3Worden de
informatiepagina's
afgedrukt?
Druk een configuratierapport
af. Zie
Informatiepagina's
op pagina 64.
Er wordt een foutbericht weergegeven op het
display van het bedieningspaneel.
Afdrukmateriaal wordt niet goed door de
papierbaan van het apparaat gevoerd.
Slechte afdrukkwaliteit.Zie Problemen de afdrukkwaliteit
Raadpleeg Berichten op het
bedieningspaneel op pagina 79 voor een
lijst met veelvoorkomende berichten die u
kunnen helpen om het probleem op te
lossen.
Controleer of het afdrukmateriaal aan de
specificaties van HP voldoet. Zie
Specificaties afdrukmateriaal op pagina 13
Reinig de papierbaan. Zie
reinigen op pagina 68.
op pagina 83 voor meer informatie.
Als het probleem blijft optreden, neemt u
contact op met de klantenondersteuning
van HP. Raadpleeg
van HP op pagina 108 of de
ondersteuningsbrochure in de verpakking
van het apparaat.
De papierbaan
Klantenondersteuning
72Hoofdstuk 9 Problemen oplossenNLWW
Stapnummer
ControlestapMogelijke problemenOplossingen
4Kunt u met het apparaat
5
kopiëren?
Plaats het configuratierapport
op de flatbedscanner en maak
een kopie.
Kunt u vanaf de computer
afdrukken met het apparaat?
Sluit de USB-kabel aan op het
apparaat en op de computer.
Gebruik een tekstverwerker om
een afdruktaak te verzenden
naar het apparaat.
Slechte kwaliteit bij kopiëren vanaf flatbed.1.Reinig de glasplaat van de
Als het probleem blijft optreden, neemt u contact op met de klantenondersteuning van HP.
Raadpleeg
de verpakking van het apparaat.
Software is niet goed geïnstalleerd of er is
een fout opgetreden tijdens de installatie van
de software.
De kabel is niet goed aangesloten.Sluit de kabel weer aan.
Verkeerde driver geselecteerd.Selecteer de juiste driver.
Er zijn andere apparaten op de USB-poort
aangesloten.
Er is een poortdriverprobleem in Microsoft
Windows.
Als het probleem blijft optreden, neemt u contact op met de klantenondersteuning van HP.
Raadpleeg
de verpakking van het apparaat.
Klantenondersteuning van HP op pagina 108 of de ondersteuningsbrochure in
Klantenondersteuning van HP op pagina 108 of de ondersteuningsbrochure in
flatbedscanner. Zie
de scanner reinigen op pagina 67.
2.Als het probleem blijft bestaan nadat u
het onderhoud hebt uitgevoerd,
raadpleegt u
op pagina 92.
Verwijder de software van het apparaat en
installeer deze opnieuw. Controleer of u de
juiste installatieprocedure en poortinstelling
gebruikt.
Koppel de andere apparaten los en probeer
nogmaals om af te drukken.
Verwijder de software van het apparaat en
installeer deze opnieuw. Controleer of u de
juiste installatieprocedure en poortinstelling
gebruikt.
De glasplaat van
Kopieerproblemen
6Kunt u vanaf het apparaat
naar de computer scannen?
Start een scan vanuit de
basissoftware op uw computer.
De kabel is niet goed aangesloten.
Software is niet goed geïnstalleerd of er is
een fout opgetreden tijdens de installatie van
de software.
Schakel het apparaat uit en vervolgens weer in als het probleem opnieuw optreedt.
Als het probleem blijft optreden, neemt u contact op met de klantenondersteuning van HP.
Raadpleeg
de verpakking van het apparaat.
Klantenondersteuning van HP op pagina 108 of de ondersteuningsbrochure in
Sluit de kabel weer aan.
Verwijder de software van het apparaat en
installeer deze opnieuw. Controleer of u de
juiste installatieprocedure en poortinstelling
gebruikt.
NLWWControlelijst voor het oplossen van problemen73
Storingen verhelpen
Dit gedeelte bevat instructies voor het verhelpen van papierstoringen in het apparaat.
Oorzaken van papierstoringen
Tijdens een afdruktaak kan papier of ander afdrukmateriaal vast komen te zitten. De problemen worden
mogelijk veroorzaakt door de volgende omstandigheden:
De invoerladen zijn niet goed gevuld of bevatten te veel papier, of de papiergeleiders zijn niet goed
●
ingesteld.
Er is tijdens een afdruktaak afdrukmateriaal toegevoegd aan of verwijderd uit een invoerlade of er
●
is tijdens een afdruktaak een invoerlade verwijderd uit het apparaat.
De cartridgeklep is geopend tijdens een afdruktaak.
●
Er hebben zich te veel vellen papier in het uitvoergebied opgehoopt of vellen papier blokkeren het
●
uitvoergebied.
Het gebruikte afdrukmateriaal voldoet niet aan de specificaties van HP. Zie
●
afdrukmateriaal op pagina 13.
Het papier is beschadigd of heeft vreemde voorwerpen, zoals nietjes of paperclips.
●
De omgeving waarin het papier werd bewaard, is te vochtig of te droog. Zie
●
afdrukken en opslag op pagina 22 voor meer informatie.
Tips om storingen te voorkomen
Controleer of de invoerlade niet te vol is. De capaciteit van de invoerlade is afhankelijk van de soort
●
afdrukmateriaal die u gebruikt.
Controleer of de papiergeleiders goed zijn ingesteld.
●
Controleer of de invoerlade in de juiste positie is bevestigd.
●
Vul de invoerlade niet bij als het apparaat bezig is met afdrukken.
●
Gebruik uitsluitend afdrukmateriaal (type en formaat) dat wordt aanbevolen door HP. Zie
●
Specificaties afdrukmateriaal op pagina 13 voor meer informatie over papiersoorten.
Zorg dat de stapel papier in de uitvoerbak niet te groot wordt. De gebruikte papiersoort en de
●
hoeveelheid gebruikte toner zijn van invloed op de capaciteit van de uitvoerbak.
Controleer de voedingsaansluiting. Controleer of het netsnoer goed is aangesloten op het apparaat
●
en op het stopcontact. Sluit het netsnoer aan op een geaard stopcontact.
Specificaties
Omgeving voor
Waar moet u kijken bij papierstoringen?
Papierstoringen kunnen zich op de volgende plaatsen voordoen:
Invoerladen
●
Uitvoergebied
●
Printcartridgegebied
●
74Hoofdstuk 9 Problemen oplossenNLWW
Zoek het vastzittende papier en verwijder het volgens de instructies die op de volgende pagina's worden
vermeld. Als niet duidelijk is waar de storing is opgetreden, controleert u eerst de binnenkant van het
apparaat.
Na een papierstoring kan er losse toner in het apparaat achterblijven. Na het afdrukken van enkele
vellen is dit gewoonlijk vanzelf opgelost.
Invoerladen
VOORZICHTIG:Gebruik geen scherpe objecten, zoals een pincet of een buigtang, om storingen te
verhelpen. Schade die wordt veroorzaakt door scherpe objecten, valt niet onder de garantie.
Als u vastgelopen afdrukmateriaal wilt verwijderen, trekt u het vastgelopen afdrukmateriaal recht uit het
apparaat. Als u het afdrukmateriaal onder een hoek uit het apparaat trekt, kan het apparaat beschadigd
raken.
1.Trek zichtbaar afdrukmateriaal dat is vastgelopen uit de voorrangsinvoerlade.
2.Open lade 1 en trek zichtbaar afdrukmateriaal dat is vastgelopen uit het apparaat.
NLWWStoringen verhelpen75
3.Als er geen afdrukmateriaal zichtbaar is, opent u de klep van de printcartridge, verwijdert u de
printcartridge en trekt u het afdrukmateriaal voorzichtig naar boven en uit het apparaat.
4.Plaats de printcartridge terug en sluit de klep van de printcartridge.
5.Sluit lade 1.
Uitvoerbak
VOORZICHTIG:Gebruik geen scherpe objecten, zoals een pincet of een buigtang, om storingen te
verhelpen. Schade die wordt veroorzaakt door scherpe objecten, valt niet onder de garantie.
Pak het best zichtbare gedeelte van het afdrukmateriaal met beide handen vast en trek het materiaal
voorzichtig uit het apparaat.
76Hoofdstuk 9 Problemen oplossenNLWW
Printcartridgegebied
VOORZICHTIG:Gebruik geen scherpe objecten, zoals een pincet of een buigtang, om storingen te
verhelpen. Schade die wordt veroorzaakt door scherpe objecten, valt niet onder de garantie.
Als u vastgelopen afdrukmateriaal wilt verwijderen, trekt u het vastgelopen afdrukmateriaal recht uit het
apparaat. Als u het afdrukmateriaal onder een hoek uit het apparaat trekt, kan het apparaat beschadigd
raken.
1.Open de klep van de printcartridge en verwijder de printcartridge.
VOORZICHTIG:Stel de printcartridge niet bloot aan direct licht om beschadiging te voorkomen.
2.Pak het best zichtbare gedeelte van het afdrukmateriaal met beide handen vast en trek het
materiaal voorzichtig uit het apparaat.
NLWWStoringen verhelpen77
3.Plaats de printcartridge terug en sluit de klep van de printcartridge.
78Hoofdstuk 9 Problemen oplossenNLWW
Berichten op het bedieningspaneel
De meeste berichten op het bedieningspaneel zijn bedoeld om de gebruiker te helpen bij het gebruik
van de standaardfuncties. De berichten op het bedieningspaneel geven de status van de huidige taak
aan en bevatten indien van toepassing een paginatelling op de tweede regel van het paneel. Wanneer
het apparaat afdrukgegevens of scanopdrachten ontvangt, wordt deze status aangegeven met
berichten op het bedieningspaneel. Daarnaast geven signaalberichten, waarschuwingsberichten en
kritieke foutberichten situaties aan die mogelijk interventie vereisen.
Signaal- en waarschuwingsberichten
Er verschijnen tijdelijk signaal- en waarschuwingsberichten. Mogelijk moet u deze bevestigen door op
Menu/Enter te drukken om door te gaan of moet u op Annuleren drukken om de taak te annuleren. Bij
bepaalde waarschuwingen wordt de taak mogelijk niet volledig uitgevoerd of is de afdrukkwaliteit niet
goed. Als het signaal- of waarschuwingsbericht betrekking heeft op afdrukken en de functie Automatisch
doorgaan is ingeschakeld, wordt geprobeerd om de afdruktaak te hervatten wanneer de waarschuwing
10 seconden op het scherm staat zonder dat u deze hebt bevestigd.
Apparaatfout Druk op [OK]Er is een interne communicatiefout
Instell. gewistDe taakinstellingen zijn gewist door het
Pag. te complex Druk op [OK]De huidige pagina kan niet worden afgedrukt
Papierstoring maak baan vrijEr is een storing gedetecteerd in de
Storing in papierbaan
wordt afgewisseld met
Open de klep. Verhelp storing
opgetreden in het apparaat.
apparaat.
omdat deze te complex is.
invoerladen.
Er is een storing gedetecteerd in de
papierbaan.
Kritieke foutberichten
Kritieke foutberichten kunnen een defect aangeven. Mogelijk kunt u het probleem oplossen door het
apparaat uit en weer aan te zetten. Als een kritieke fout blijft optreden, moet het apparaat mogelijk
worden nagekeken.
Dit is alleen maar een waarschuwing.
Mogelijk wordt de uitvoer van de taak echter
beïnvloed.
Voer eventuele specifieke taakinstellingen
opnieuw in.
Druk op Menu/Enter om het foutbericht op te
heffen.
Wacht tot de taak is voltooid of druk op
Annuleren om de taak te annuleren.
Verhelp de storing die wordt weergegeven op
het bedieningspaneel van het apparaat en
volg de instructies op het bedieningspaneel.
Zie
Storingen verhelpen op pagina 74.
Verhelp de storing die wordt weergegeven op
het bedieningspaneel van het apparaat en
volg de instructies op het bedieningspaneel.
Zie
50.1 Fuser-fout Schakel uit/inEr is een interne hardwarefout opgetreden in
het apparaat.
50.2 Fuser-fout Schakel uit/inEr is een interne hardwarefout opgetreden in
het apparaat.
1.Zet het apparaat uit met de aan/uit-
schakelaar en wacht ten minste 30
seconden.
2.Als u een spanningsbeveiliging
gebruikt, koppelt u deze los. Sluit het
apparaat rechtstreeks op het
stopcontact aan.
3.Zet het apparaat aan en wacht totdat het
is geïnitialiseerd.
Als het probleem blijft optreden, neemt u
contact op met de klantenondersteuning van
HP. Raadpleeg
HP op pagina 108 of de
ondersteuningsbrochure in de verpakking
van het apparaat.
Zet het apparaat uit met behulp van de aan/
uit-schakelaar. Wacht vervolgens ten minste
30 seconden, zet het apparaat weer aan en
wacht totdat het is geïnitialiseerd.
Als u een spanningsbeveiliging gebruikt,
koppelt u deze los. Sluit het apparaat
rechtstreeks op het stopcontact aan. Zet het
apparaat aan met de aan/uit-schakelaar.
Als het probleem blijft optreden, neemt u
contact op met de klantenondersteuning van
HP. Raadpleeg
HP op pagina 108 of de
ondersteuningsbrochure in de verpakking
van het apparaat.
Klantenondersteuning van
Klantenondersteuning van
50.3 Fuser-fout Schakel uit/inEr is een interne hardwarefout opgetreden in
het apparaat.
50.8 Fuser-fout Schakel uit/inEr is een interne hardwarefout opgetreden in
het apparaat.
Zet het apparaat uit met behulp van de aan/
uit-schakelaar. Wacht vervolgens ten minste
30 seconden, zet het apparaat weer aan en
wacht totdat het is geïnitialiseerd.
Als u een spanningsbeveiliging gebruikt,
koppelt u deze los. Sluit het apparaat
rechtstreeks op het stopcontact aan. Zet het
apparaat aan met de aan/uit-schakelaar.
Als het probleem blijft optreden, neemt u
contact op met de klantenondersteuning van
HP. Raadpleeg
HP op pagina 108 of de
ondersteuningsbrochure in de verpakking
van het apparaat.
Zet het apparaat uit met behulp van de aan/
uit-schakelaar. Wacht vervolgens ten minste
30 seconden, zet het apparaat weer aan en
wacht totdat het is geïnitialiseerd.
Als u een spanningsbeveiliging gebruikt,
koppelt u deze los. Sluit het apparaat
rechtstreeks op het stopcontact aan. Zet het
apparaat aan met de aan/uit-schakelaar.
Als het probleem blijft optreden, neemt u
contact op met de klantenondersteuning van
HP. Raadpleeg
HP op pagina 108 of de
ondersteuningsbrochure in de verpakking
van het apparaat.
Klantenondersteuning van
50.9 Fuser-fout Schakel uit/inEr is een interne hardwarefout opgetreden in
het apparaat.
52 Scannerfout Schakel uit/inEr is een scanfout opgetreden in het
apparaat.
Zet het apparaat uit met behulp van de aan/
uit-schakelaar. Wacht vervolgens ten minste
30 seconden, zet het apparaat weer aan en
wacht totdat het is geïnitialiseerd.
Als u een spanningsbeveiliging gebruikt,
koppelt u deze los. Sluit het apparaat
rechtstreeks op het stopcontact aan. Zet het
apparaat aan met de aan/uit-schakelaar.
Als het probleem blijft optreden, neemt u
contact op met de klantenondersteuning van
HP. Raadpleeg
HP op pagina 108 of de
ondersteuningsbrochure in de verpakking
van het apparaat.
Zet het apparaat uit met behulp van de aan/
uit-schakelaar. Wacht vervolgens ten minste
30 seconden, zet het apparaat weer aan en
wacht totdat het is geïnitialiseerd.
Als u een spanningsbeveiliging gebruikt,
koppelt u deze los. Sluit het apparaat
rechtstreeks op het stopcontact aan. Zet het
apparaat aan met de aan/uit-schakelaar.
Als het probleem blijft optreden, neemt u
contact op met de klantenondersteuning van
HP. Raadpleeg
HP op pagina 108 of de
ondersteuningsbrochure in de verpakking
van het apparaat.
54.1C Fout Schakel uit/inEr is een interne hardwarefout opgetreden in
het apparaat.
CommunicatiefoutEr is een interne hardwarefout opgetreden in
het apparaat.
Zet het apparaat uit met behulp van de aan/
uit-schakelaar. Wacht vervolgens ten minste
30 seconden, zet het apparaat weer aan en
wacht totdat het is geïnitialiseerd.
Als u een spanningsbeveiliging gebruikt,
koppelt u deze los. Sluit het apparaat
rechtstreeks op het stopcontact aan. Zet het
apparaat aan met de aan/uit-schakelaar.
Als het probleem blijft optreden, neemt u
contact op met de klantenondersteuning van
HP. Raadpleeg
HP op pagina 108 of de
ondersteuningsbrochure in de verpakking
van het apparaat.
1.Zet het apparaat uit met de aan/uit-
schakelaar en wacht ten minste 30
seconden.
2.Als u een spanningsbeveiliging
gebruikt, koppelt u deze los. Sluit het
apparaat rechtstreeks op het
stopcontact aan.
3.Zet het apparaat aan en wacht totdat het
is geïnitialiseerd.
Als het probleem blijft optreden, neemt u
contact op met de klantenondersteuning van
HP. Raadpleeg
HP op pagina 108 of de
ondersteuningsbrochure in de verpakking
van het apparaat.
Klantenondersteuning van
Klantenondersteuning van
82Hoofdstuk 9 Problemen oplossenNLWW
Afdrukproblemen
Problemen de afdrukkwaliteit
Er kunnen soms problemen optreden met de afdrukkwaliteit. De informatie in de volgende gedeelten
helpt u deze problemen te herkennen en op te lossen.
OPMERKING:Zie Kopieerproblemen op pagina 92 wanneer u problemen hebt met kopiëren.
Afdrukkwaliteit verbeteren
Gebruik de instellingen voor de afdrukkwaliteit om problemen met de afdrukkwaliteit te voorkomen.
Instellingen voor de afdrukkwaliteit
Met de instellingen voor de afdrukkwaliteit bepaalt u hoe licht of hoe donker de afdruk is en geeft u de
opmaak op waarin de afbeeldingen worden afgedrukt. Met de instellingen voor de afdrukkwaliteit kunt
u ook de afdrukkwaliteit voor een specifiek type afdrukmateriaal optimaliseren.
U kunt de instellingen voor verschillende soorten afdruktaken wijzigen in de apparaateigenschappen.
De volgende instellingen zijn beschikbaar, afhankelijk van de printerdriver die u gebruikt:
600 dpi
●
FastRes 1200: Met deze instelling wordt dezelfde resolutie geproduceerd als met de
●
standaardinstelling, maar u kunt de schaalpatronen wijzigen.
OPMERKING:Wanneer u de resolutie wijzigt, wordt de opmaak van de tekst mogelijk gewijzigd.
Instellingen voor de afdrukkwaliteit tijdelijk wijzigen
Als u de instellingen voor de afdrukkwaliteit alleen voor het huidige programma wilt wijzigen, opent u
de eigenschappen via het menu Printerinstelling in het programma waarmee u afdrukt.
Instellingen voor de afdrukkwaliteit wijzigen voor alle toekomstige taken
OPMERKING:Zie Instellingen van de printerdriver wijzigen op pagina 9 voor meer informatie over
Macintosh-instructies.
Voor Windows 2000:
1.Klik op de taakbalk van Windows op Start, selecteer Instellingen en klik op Printers.
2.Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het apparaat.
3.Klik op Eigenschappen (in Windows 2000 kunt u ook klikken op Voorkeursinstellingen voor
afdrukken).
4.Wijzig de instellingen en klik op OK.
Voor Windows XP:
1.Dubbelklik in het Windows-systeemvak op Start en vervolgens op Printers en faxapparaten.
2.Klik met de rechtermuisknop op het pictogram van het apparaat.
NLWWAfdrukproblemen83
3.Klik op Eigenschappen of klik op Voorkeursinstellingen voor afdrukken.
4.Wijzig de instellingen en klik op OK.
Defecten bij het afdrukken herkennen en corrigeren
Gebruik de controlelijst en het overzicht van problemen met de afdrukkwaliteit in dit gedeelte om
problemen met de afdrukkwaliteit op te lossen.
Controlelijst voor afdrukkwaliteit
Algemene problemen in verband met de afdrukkwaliteit kunt u aan de hand van de volgende controlelijst
oplossen.
1.Zorg dat het papier of het afdrukmateriaal dat u gebruikt aan de specificaties van HP voldoet. Zie
Specificaties afdrukmateriaal op pagina 13. Over het algemeen geldt: hoe gladder het papier, hoe
beter de resultaten.
2.Druk altijd af op soort bij speciale afdrukmaterialen zoals etiketten, transparanten, glanzend papier
of briefpapier. Zie
Afdruktaken instellen op pagina 26.
3.Druk een configuratierapport af via het bedieningspaneel van het apparaat. Zie
op pagina 64.
Als de pagina niet correct wordt afgedrukt, ligt het probleem bij de hardware. Neem contact
◦
op met de klantenondersteuning van HP. Raadpleeg
op pagina 108 of de brochure in de verpakking van het apparaat.
4.Druk een demopagina af via het bedieningspaneel van het apparaat. Als de pagina wel wordt
afgedrukt, ligt het probleem bij de printerdriver.
Gebruik de wizard Printer toevoegen in het dialoogvenster Printers (of Printers en
◦
faxapparaten in Windows XP) om de juiste driver te installeren.
5.Probeer af te drukken vanuit een ander programma. Als de pagina correct wordt afgedrukt, ligt het
probleem bij het programma van waaruit u afdrukt.
6.Start de computer en het apparaat opnieuw op en probeer opnieuw af te drukken. Als het probleem
niet is opgelost, raadpleegt u
Algemene problemen met de afdrukkwaliteit
In de volgende voorbeelden ziet u vellen papier van Letter-formaat die met de korte kant naar voren zijn
ingevoerd in het apparaat. In de voorbeelden worden problemen weergegeven die optreden op alle
pagina's die u afdrukt. In de volgende onderwerpen wordt beschreven wat gewoonlijk de oorzaak is van
het probleem en welke oplossing bij het voorbeeld hoort.
Algemene problemen met de afdrukkwaliteit op pagina 84.
Informatiepagina's
Klantenondersteuning van HP
84Hoofdstuk 9 Problemen oplossenNLWW
ProbleemOorzaakOplossing
Afdruk is licht of vaag.Mogelijk voldoet het afdrukmateriaal niet
aan de specificaties van HP.
De printcartridge is mogelijk bijna leeg.Vervang de printcartridge. Zie De
Als de gehele pagina licht is, is de
afdrukdichtheid te licht ingesteld of is
EconoMode mogelijk ingeschakeld.
Tonerspatten.Mogelijk voldoet het afdrukmateriaal niet
aan de specificaties van HP.
De papierbaan moet mogelijk worden
gereinigd.
Gebruik afdrukmateriaal dat voldoet aan
de specificaties van HP. Zie
afdrukmateriaal op pagina 13.
printcartridge vervangen op pagina 69.
Als de printcartridge niet bijna leeg of
leeg is, controleert u de tonerrol om na te
gaan of de rol is beschadigd. Als dat het
geval is, vervangt u de printcartridge.
Pas de afdrukdichtheid aan en schakel
EconoMode uit in de
apparaateigenschappen.
Gebruik afdrukmateriaal dat voldoet aan
de specificaties van HP. Zie
afdrukmateriaal op pagina 13.
Reinig de papierbaan. Zie De
papierbaan reinigen op pagina 68.
Specificaties
Specificaties
Er zijn delen weggevallen.Er kan één vel papier beschadigd zijn.Probeer de taak opnieuw af te drukken
Verticale strepen of banen op de
pagina.
Het vochtgehalte van het papier is niet
overal gelijk of er zitten vochtplekken op
de oppervlakte van het papier.
De partij papier is niet geschikt. De toner
hecht op bepaalde plaatsen niet aan het
afdrukmateriaal door fouten in het
productieproces.
De printcartridge is mogelijk beschadigd. Vervang de printcartridge. Zie De
De printcartridge is mogelijk bijna leeg of
beschadigd.
Probeer ander papier, zoals papier van
hoge kwaliteit voor laserprinters. Zie
Specificaties afdrukmateriaal
op pagina 13.
Probeer ander papier, zoals papier van
hoge kwaliteit voor laserprinters. Zie
Specificaties afdrukmateriaal
op pagina 13.
printcartridge vervangen op pagina 69.
Als het probleem blijft optreden, neemt u
contact op met de klantenondersteuning
van HP. Raadpleeg
Klantenondersteuning van HP
op pagina 108 of de
ondersteuningsbrochure in de
verpakking van het apparaat.
Vervang de printcartridge. Zie De
printcartridge vervangen op pagina 69.
NLWWAfdrukproblemen85
ProbleemOorzaakOplossing
Hoeveelheid achtergrondschaduw wordt
onaanvaardbaar.
Tonervegen op het afdrukmateriaal.Mogelijk voldoet het afdrukmateriaal niet
Mogelijk voldoet het afdrukmateriaal niet
aan de specificaties van HP.
De voorrangsinvoerlade is mogelijk niet
goed geïnstalleerd.
De arcering van de achtergrond kan
toenemen bij zeer droge
omstandigheden (lage
luchtvochtigheid).
De printcartridge is mogelijk bijna leeg.Vervang de printcartridge. Zie De
aan de specificaties van HP.
Als er tonervegen op de voorste rand van
het papier verschijnt, zijn de
papiergeleiders vervuild of bevindt zich
vuil in de papierbaan.
De printcartridge is mogelijk bijna leeg.Vervang de printcartridge. Zie De
Mogelijk is de fuser-temperatuur te laag. Controleer of het juiste type
Gebruik lichter (minder zwaar) papier.
Specificaties afdrukmateriaal
Zie
op pagina 13 voor meer informatie.
Controleer of de voorrangsinvoerlade
goed is bevestigd.
Controleer de omgeving van het
apparaat.
printcartridge vervangen op pagina 69.
Gebruik afdrukmateriaal dat voldoet aan
de specificaties van HP. Zie
afdrukmateriaal op pagina 13.
Reinig de papiergeleiders en de
papierbaan. Zie
op pagina 68.
printcartridge vervangen op pagina 69.
afdrukmateriaal is geselecteerd in de
printerdriver.
De papierbaan reinigen
Specificaties
Toner maakt gemakkelijk vegen bij het
aanraken.
Het apparaat is niet ingesteld op de soort
afdrukmateriaal waarop u wilt afdrukken.
Mogelijk voldoet het afdrukmateriaal niet
aan de specificaties van HP.
De papierbaan moet mogelijk worden
gereinigd.
De voedingsbron functioneert mogelijk
niet.
De printcartridge is mogelijk bijna leeg.Vervang de printcartridge. Zie De
In de printerdriver, selecteert u het
tabblad Paper (Papier) en stelt u Typeis zo in dat deze overeenkomt met de
soort afdrukmateriaal waarop u wilt
afdrukken. Bij zwaar papier kan de
afdruksnelheid lager liggen.
Gebruik afdrukmateriaal dat voldoet aan
de specificaties van HP. Zie
afdrukmateriaal op pagina 13.
Reinig het apparaat. Zie Het apparaat
reinigen op pagina 67.
Sluit het apparaat rechtstreeks aan op
een stopcontact in plaats van een
stekkerdoos.
printcartridge vervangen op pagina 69.
Specificaties
86Hoofdstuk 9 Problemen oplossenNLWW
ProbleemOorzaakOplossing
Vlekken met gelijke tussenruimten
komen telkens terug op de pagina.
De afgedrukte pagina bevat vervormde
tekens.
Het apparaat is niet ingesteld op de soort
afdrukmateriaal waarop u wilt afdrukken.
Het is mogelijk dat interne onderdelen
met toner besmeurd zijn.
De papierbaan moet mogelijk worden
gereinigd.
De printcartridge is mogelijk beschadigd. Installeer een nieuwe HP-printcartridge
Mogelijk voldoet het afdrukmateriaal niet
aan de specificaties van HP.
Als de tekens vervormd zijn en een
golvend effect hebben, moet de
laserscanner mogelijk worden
nagekeken.
Controleer of het juiste type
afdrukmateriaal is geselecteerd in de
printerdriver. Bij zwaar papier kan de
afdruksnelheid lager liggen.
Na het afdrukken van enkele vellen is dit
gewoonlijk vanzelf opgelost.
Reinig het apparaat. Zie Het apparaat
reinigen op pagina 67.
als er telkens vlekken verschijnen op
dezelfde plaats op de pagina. Zie
printcartridge vervangen op pagina 69.
Gebruik ander papier, zoals papier van
hoge kwaliteit voor laserprinters. Zie
Specificaties afdrukmateriaal
op pagina 13.
Controleer of het probleem zich ook
voordoet in het configuratierapport.
Neem in dat geval contact op met de
klantenondersteuning van HP.
Raadpleeg
HP op pagina 108 of de
ondersteuningsbrochure in de
verpakking van het apparaat.
Klantenondersteuning van
De
De afgedrukte pagina is gekruld of
gegolfd.
Het apparaat is niet ingesteld op de soort
afdrukmateriaal waarop u wilt afdrukken.
Het afdrukmateriaal heeft mogelijk te
lang in de invoerlade gelegen.
De papierbaan krult het afdrukmateriaal. Gebruik de instelling Minder
Mogelijk voldoet het afdrukmateriaal niet
aan de specificaties van HP.
Papier kan omkrullen door een
combinatie van hoge temperatuur en
vochtigheid.
Controleer of het juiste type
afdrukmateriaal is geselecteerd in de
printerdriver.
Als het probleem blijft optreden,
selecteert u een type afdrukmateriaal
waarbij een lagere fuser-temperatuur
wordt gebruikt, zoals transparanten of
licht afdrukmateriaal.
Draai de stapel afdrukmateriaal in de
lade om. Probeer het afdrukmateriaal
ook 180 graden te draaien in de
invoerlade.
omkrullen. Zie
verminderen op pagina 100.
Gebruik ander papier, zoals papier van
hoge kwaliteit voor laserprinters. Zie
Specificaties afdrukmateriaal
op pagina 13.
Controleer de omgeving van het
apparaat.
Het krullen van papier
NLWWAfdrukproblemen87
ProbleemOorzaakOplossing
Tekst of illustraties staan scheef op de
afgedrukte pagina.
De afgedrukte pagina bevat kreukels en
vouwen.
Het afdrukmateriaal is mogelijk op
onjuiste wijze geplaatst of de invoerlade
is te vol.
Mogelijk voldoet het afdrukmateriaal niet
aan de specificaties van HP.
Het afdrukmateriaal is mogelijk op
onjuiste wijze geplaatst of de invoerlade
is te vol.
Mogelijk voldoet het afdrukmateriaal niet
aan de specificaties van HP.
Controleer of het afdrukmateriaal op de
juiste manier is geplaatst en de
papiergeleiders niet te strak of juist te los
tegen de stapel aan zitten. Zie
Afdrukmateriaal plaatsen op pagina 24.
Gebruik ander papier, zoals papier van
hoge kwaliteit voor laserprinters. Zie
Specificaties afdrukmateriaal
op pagina 13.
Draai de stapel papier in de invoerlade
om. Probeer ook of het helpt om het
papier achterstevoren in de invoerlade te
leggen.
Controleer of het afdrukmateriaal op de
juiste manier is geplaatst en de
papiergeleiders niet te strak of juist te los
tegen de stapel aan zitten. Zie
Afdrukmateriaal plaatsen op pagina 24.
Gebruik ander papier, zoals papier van
hoge kwaliteit voor laserprinters. Zie
Specificaties afdrukmateriaal
op pagina 13.
Toner verschijnt uitgesmeerd rond de
afgedrukte tekens.
De papierbaan krult het afdrukmateriaal. Gebruik de instelling Minder
Enveloppen kunnen kreuken als deze
lucht bevatten.
Mogelijk is het afdrukmateriaal niet juist
geplaatst.
Als er grote hoeveelheden toner rondom
de tekens zijn terechtgekomen, kan het
zijn dat het papier een hoge weerstand
heeft.
omkrullen. Zie
verminderen op pagina 100.
Verwijder de envelop, maak deze plat en
probeer opnieuw af te drukken.
Draai de papierstapel in de lade om.
Gebruik ander papier, zoals papier van
hoge kwaliteit voor laserprinters. Zie
Specificaties afdrukmateriaal
op pagina 13.
Het krullen van papier
88Hoofdstuk 9 Problemen oplossenNLWW
ProbleemOorzaakOplossing
Een afbeelding die boven aan de pagina
staat (in helder zwart), wordt verderop op
de pagina nog eens herhaald (in grijs).
Software-instellingen kunnen het
afdrukken beïnvloeden.
De volgorde waarin de afbeeldingen
worden afgedrukt, kan het afdrukken
beïnvloeden.
Mogelijk is het apparaat beschadigd als
gevolg van een spanningspiek.
Problemen met de verwerking van afdrukmateriaal
Gebruik de informatie in dit gedeelte als er problemen met de verwerking van afdrukmateriaal optreden.
Richtlijnen voor afdrukmateriaal
Gebruik voor de beste resultaten papier van goede kwaliteit dat vrij is van sneden, inkepingen,
●
scheuren, vlekken, losse deeltjes, stof, kreukels, nietjes en gekrulde of omgebogen randen.
Wijzig via uw softwareprogramma de
kleurtoon (donkerte) van het veld waarin
de herhaalde afbeelding verschijnt.
Draai vanuit het softwareprogramma de
hele pagina 180 graden om de lichtste
afbeelding eerst af te drukken.
Wijzig de volgorde waarin afbeeldingen
worden afgedrukt. Plaats bijvoorbeeld
een lichtere afbeelding boven aan de
pagina en een donkerder afbeelding
verderop op de pagina.
Als het probleem later in een afdruktaak
optreedt, schakelt u het apparaat
gedurende tien minuten uit en zet u het
vervolgens weer aan om de afdruktaak
opnieuw te starten.
Gebruik glad papier voor afdrukken van de beste kwaliteit. Over het algemeen geldt: hoe gladder
●
het afdrukmateriaal, hoe beter de resultaten. Zie
meer informatie.
Als u niet zeker weet welke soort papier u gebruikt (zoals bankpost- of kringlooppapier), leest u
●
het etiket op de verpakking.
Gebruik geen afdrukmateriaal dat alleen voor inkjetprinters is ontworpen. Gebruik afdrukmateriaal
●
dat voor LaserJet-printers is ontworpen.
Gebruik geen briefhoofdpapier dat is bedrukt met inkt voor lage temperaturen, zoals de inkt die
●
wordt gebruikt voor sommige soorten thermografie.
Gebruik geen briefhoofdpapier met reliëfdruk.
●
De toner wordt op het papier aangebracht onder invloed van hoge temperaturen en een hoge druk.
●
Controleer of de inkt van gekleurd papier of voorbedrukte formulieren geschikt is voor deze
fusertemperatuur (200 °C gedurende 0,1 seconde).
VOORZICHTIG:Volg deze richtlijnen om papierstoringen of schade aan het apparaat te voorkomen.
Problemen met het afdrukmateriaal oplossen
Door de volgende problemen met afdrukmateriaal worden een lagere afdrukkwaliteit, papierstoringen
of schade aan het apparaat veroorzaakt.
Specificaties afdrukmateriaal op pagina 13 voor
NLWWAfdrukproblemen89
ProbleemOorzaakOplossing
Slechte afdrukkwaliteit of
toner hecht niet goed.
Weggevallen gedeelten,
vastlopen of krullen.
Sterke krulling.Het papier is te vochtig, heeft de
Papierstoringen, schade
aan het apparaat.
Problemen met invoeren. Het papier heeft onregelmatige
Afdruk is scheef.Mogelijk zijn de papiergeleiders onjuist
Het papier is te vochtig, te ruw, te
zwaar, te glad of reliëfpapier of uit een
slechte partij papier.
Het papier is niet op de juiste wijze
geplaatst.
De zijden van het papier wijken ten
opzichte van elkaar af.
verkeerde vezelrichting of een korte
vezelconstructie.
De zijden van het papier wijken ten
opzichte van elkaar af.
Het papier heeft uitsparingen of
perforaties.
randen.
De zijden van het papier wijken ten
opzichte van elkaar af.
Het papier is te vochtig, te ruw, te
zwaar, te glad of reliëfpapier of uit een
slechte partij papier.
afgesteld.
Probeer een andere papiersoort, tussen 100 en 250
Sheffield, met een vochtgehalte van 4 tot 6%.
Bewaar het papier plat in het vochtwerende
verpakkingsmateriaal.
Keer het papier om.
Gebruik papier met lange vezels of gebruik de instelling
Minder omkrullen. Zie
verminderen op pagina 100.
Keer het papier om.
Gebruik papier zonder uitsparingen of perforaties.
Gebruik papier van hoge kwaliteit voor laserprinters.
Keer het papier om.
Probeer een andere papiersoort, tussen 100 en 250
Sheffield, met een vochtgehalte van 4 tot 6% of gebruik
papier met lange vezels.
Verwijder al het papier uit de invoerlade, leg de stapel
recht en plaats het papier terug in de lade. Pas de
materiaalgeleiders aan de breedte en lengte van het
afdrukmateriaal aan en druk opnieuw af.
Het krullen van papier
Er worden meerdere
vellen tegelijk ingevoerd.
Er wordt geen
afdrukmateriaal
ingevoerd vanuit de
invoerlade.
Prestatieproblemen
Probeer de tips in dit gedeelte om te voorkomen dat er blanco pagina's worden uitgevoerd of dat er
helemaal geen pagina's worden afgedrukt.
Mogelijk is de lade voor
afdrukmateriaal te vol.
Mogelijk is het afdrukmateriaal
gekreukt, gevouwen of beschadigd.
Mogelijk staat het apparaat in de
modus voor handmatige invoer.
Mogelijk is de transportrol vuil of
beschadigd.
De papierlengtegeleider in lade 1 is
ingesteld op een lengte die groter is
dan de lengte van het afdrukmateriaal.
Verwijder een deel van het afdrukmateriaal uit de lade. Zie
Afdrukmateriaal plaatsen op pagina 24.
Controleer of het afdrukmateriaal niet is gekreukt,
gevouwen of beschadigd. Probeer opnieuw af te drukken
op materiaal uit een nieuwe of andere verpakking.
Als Handm. invoer wordt weergegeven op het
●
bedieningspaneel van het apparaat, drukt u op
Menu/Enter om de taak af te drukken.
Controleer of het apparaat niet is ingesteld op
●
handmatige invoer en druk de taak opnieuw af.
Neem contact op met de klantenondersteuning van HP.
Raadpleeg
op pagina 108 of de ondersteuningsbrochure in de
verpakking van het apparaat.
Stel de papierlengtegeleider op de juiste lengte in.
Klantenondersteuning van HP
90Hoofdstuk 9 Problemen oplossenNLWW
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.