Daikin RXYQQ8U7Y1B*, RXYQQ10U7Y1B*, RXYQQ12U7Y1B*, RXYQQ14U7Y1B*, RXYQQ16U7Y1B* Installer reference guide [nl]

...
Uitgebreide handleiding
voor de installateur en de
gebruiker
VRV IV Q+-reeks warmtepomp
RXYQQ8U7Y1B* RXYQQ10U7Y1B* RXYQQ12U7Y1B* RXYQQ14U7Y1B* RXYQQ16U7Y1B* RXYQQ18U7Y1B* RXYQQ20U7Y1B*
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
VRV IV Q+-reeks warmtepomp
Nederlands

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave
1 Algemene veiligheidsmaatregelen 3
1.1 Over de documentatie ............................................................... 3
1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen ....... 3
1.2 Voor de gebruiker...................................................................... 4
1.3 Voor de installateur ................................................................... 4
1.3.1 Algemeenheden.......................................................... 4
1.3.2 Plaats van installatie ................................................... 5
1.3.3 Koelmiddel .................................................................. 5
1.3.4 Pekel ........................................................................... 6
1.3.5 Water .......................................................................... 6
1.3.6 Elektrisch .................................................................... 6
2 Over de documentatie 7
2.1 Over dit document ..................................................................... 7
Voor de installateur 8
3 Over de doos 8
3.1 Overzicht: Over de doos............................................................ 8
3.2 De buitenunit uitpakken............................................................. 8
3.3 Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen ................... 8
3.4 Accessoireleidingen: Diameters ................................................ 9
3.5 Transportbeveiliging verwijderen............................................... 9
4 Over de units en opties 9
4.1 Overzicht: Over de units en opties ............................................ 9
4.2 Identificatielabel: Buitenunit....................................................... 9
4.3 Over de buitenunit ..................................................................... 9
4.4 Systeemlay-out.......................................................................... 10
4.5 Units en opties combineren....................................................... 10
4.5.1 Over combinaties van units en opties......................... 10
4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits ...................... 10
4.5.3 Mogelijke combinaties van buitenunits ....................... 10
4.5.4 Mogelijke opties voor de buitenunit............................. 11
5 Voorbereiding 11
5.1 Overzicht: Voorbereiding........................................................... 11
5.2 Installatieplaats voorbereiden.................................................... 11
5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit
geïnstalleerd wordt...................................................... 11
5.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van
de buitenunit in koude klimaten .................................. 12
5.2.3 Voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken........... 13
5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden ....................................... 14
5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen ....................... 14
5.3.2 Leidingmaat selecteren............................................... 14
5.3.3 Koelmiddelaftaksets selecteren .................................. 16
5.3.4 Over de leidinglengte.................................................. 16
5.3.5 Leidinglengte: Alleen VRV DX .................................... 16
5.3.6 Meerdere buitenunits: Mogelijke lay-outs ................... 18
5.4 De elektrische bedrading voorbereiden..................................... 18
5.4.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading . 18
5.4.2 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit.. 19
5.4.3 Vereisten voor beveiligingen....................................... 19
6 Installatie 20
6.1 Overzicht: Installatie .................................................................. 20
6.2 De units openen ........................................................................ 20
6.2.1 De buitenunit openen.................................................. 20
6.2.2 Elektrische componentenkast van de buitenunit
openen ........................................................................ 20
6.3 De buitenunit monteren ............................................................. 21
6.3.1 De installatiestructuur voorzien................................... 21
6.4 Koelmiddelleidingen aansluiten................................................. 21
6.4.1 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
koelmiddelleidingen ..................................................... 21
6.4.2 Over het aansluiten van de koelmiddelleidingen ......... 22
6.4.3 Koelmiddelleidingen leggen ......................................... 22
6.4.4 Koelmiddelleiding op buitenunit aansluiten.................. 22
6.4.5 Installatie van de leidingset voor meerdere
aansluitingen................................................................ 22
6.4.6 Meerdere buitenunits: Uitbreekopeningen................... 23
6.4.7 Koelmiddelaftakset aansluiten ..................................... 23
6.4.8 Bescherming tegen verontreiniging ............................. 23
6.4.9 Het uiteinde van een buis solderen.............................. 23
6.4.10 Gebruik van de afsluiter en servicepoort ..................... 24
6.4.11 Dichtgeknepen leidingen verwijderen .......................... 24
6.5 De koelmiddelleiding controleren ............................................... 25
6.5.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen........ 25
6.5.2 Koelmiddelleiding controleren: Algemene richtlijnen ... 25
6.5.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling.................... 25
6.5.4 Lektest uitvoeren.......................................................... 26
6.5.5 Vacuümdrogen............................................................. 26
6.6 Koelmiddelleidingen isoleren...................................................... 26
6.7 Koelmiddel bijvullen.................................................................... 27
6.7.1 Voorzorgsmaatregelen voor het vullen met
koelmiddel.................................................................... 27
6.7.2 Over koelmiddel bijvullen ............................................. 27
6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden... 27
6.7.4 Koelmiddel vullen: Stroomschema............................... 29
6.7.5 Koelmiddel vullen......................................................... 30
6.7.6 Stap 6a: Koelmiddel automatisch vullen...................... 31
6.7.7 Stap 6b: Koelmiddel handmatig vullen......................... 32
6.7.8 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel ...................... 32
6.7.9 Controles na bijvullen van koelmiddel.......................... 32
6.7.10 De label voor fluorhoudende broeikasgassen
bevestigen.................................................................... 33
6.8 De elektrische bedrading aansluiten .......................................... 33
6.8.1 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van
elektrische bedrading................................................... 33
6.8.2 Lokale bedrading: Overzicht ........................................ 34
6.8.3 Over elektrische bedrading .......................................... 34
6.8.4 Richtlijnen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen.. 34
6.8.5 Transmissiebedrading routeren en bevestigen............ 35
6.8.6 Transmissiebedrading aansluiten ................................ 35
6.8.7 Transmissiebedrading voltooien .................................. 36
6.8.8 Voeding routeren en bevestigen.................................. 36
6.8.9 Voeding aansluiten ...................................................... 36
7 Configuratie 37
7.1 Overzicht: Configuratie............................................................... 37
7.2 Lokale instellingen uitvoeren ...................................................... 37
7.2.1 Over lokale instellingen................................................ 37
7.2.2 Componenten voor lokale instellingen ......................... 38
7.2.3 Toegang tot de componenten voor lokale instellingen. 38
7.2.4 Stand 1 of 2 activeren .................................................. 38
7.2.5 Gebruik van stand 1..................................................... 38
7.2.6 Gebruik van stand 2..................................................... 39
7.2.7 Stand 1: Controle instellingen ...................................... 39
7.2.8 Stand 2: Lokale instellingen ......................................... 40
7.2.9 PC-configurator aansluiten op de buitenunit................ 42
7.3 Energie besparen en optimale werking ...................................... 42
7.3.1 Mogelijke hoofdgebruiksmethoden .............................. 42
7.3.2 Mogelijke comfortinstellingen....................................... 43
7.3.3 Voorbeeld: Automatische stand bij koelen................... 44
7.3.4 Voorbeeld: Automatische stand bij verwarmen............ 44
8 Inbedrijfstelling 45
8.1 Overzicht: Inbedrijfstelling .......................................................... 45
8.2 Voorzorgsmaatregelen bij de inbedrijfstelling............................. 45
8.3 Checklist voor de inbedrijfstelling ............................................... 45
8.4 Over proefdraaien ...................................................................... 46
8.5 Proefdraaien............................................................................... 46
8.6 Correctie na abnormaal beëindigen van het proefdraaien ......... 46
8.7 Gebruik van de unit .................................................................... 46
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
2
VRV IV Q+-reeks warmtepomp
RXYQQ8~20U7Y1B
4P546229-1 – 2018.09

1 Algemene veiligheidsmaatregelen

9 Onderhoud en service 46
9.1 Overzicht: Onderhoud en service.............................................. 47
9.2 Voorzorgsmaatregelen inzake onderhoud ................................ 47
9.2.1 Elektrische gevaren voorkomen.................................. 47
9.3 Over de servicestand ................................................................ 47
9.3.1 Gebruik van de vacuümstand ..................................... 47
9.3.2 Koelmiddel aftappen ................................................... 47
10 Opsporen en verhelpen van storingen 47
10.1 Overzicht: Opsporen en verhelpen van storingen ..................... 47
10.2 Problemen op basis van storingscodes oplossen ..................... 47
10.3 Storingcodes: Overzicht ............................................................ 48
11 Als afval verwijderen 51
12 Technische gegevens 51
12.1 Overzicht: Technische gegevens .............................................. 51
12.2 Serviceruimte: Buitenunit .......................................................... 51
12.3 Schema van de leidingen: Buitenunit ........................................ 52
12.4 Bedradingsschema: Buitenunit.................................................. 53
Voor de gebruiker 55
13 Over het systeem 55
13.1 Systeemlay-out.......................................................................... 55
14 Gebruikersinterface 55
15 Voor het gebruik 55
16 Bediening 56
16.1 Werkingsgebied......................................................................... 56
16.2 Gebruik van het systeem........................................................... 56
16.2.1 Over het gebruik van het systeem .............................. 56
16.2.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en
automatische werking ................................................. 56
16.2.3 Over verwarmen ......................................................... 56
16.2.4 Gebruik van het systeem (ZONDER keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)...................................................... 57
16.2.5 Gebruik van het systeem (MET keuzeschakelaar
koelen/verwarmen op de afstandsbediening) ............. 57
16.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma............................... 57
16.3.1 Over het ontvochtigingsprogramma ............................ 57
16.3.2 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma (ZONDER keuzeschakelaar koelen/verwarmen op
de afstandsbediening)................................................. 58
16.3.3 Gebruik van het ontvochtigingsprogramma (MET keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de
afstandsbediening)...................................................... 58
16.4 Luchtstroomrichting instellen ..................................................... 58
16.4.1 Over de luchtstroomklep ............................................. 58
16.5 Master-gebruikersinterface instellen ......................................... 58
16.5.1 Over master-gebruikersinterface instellen .................. 58
16.5.2 Gebruikersinterface als master instellen (VRV DX en
Hydrobox) ................................................................... 59
16.6 Over besturingssystemen.......................................................... 59
17 Energie besparen en optimale werking 59
17.1 Beschikbare hoofdgebruiksmethoden ....................................... 59
17.2 Mogelijke comfortinstellingen .................................................... 60
18 Onderhoud en service 60
18.1 Onderhoud na een lange periode van stilstand......................... 60
18.2 Onderhoud voor een lange periode van stilstand...................... 60
18.3 Over het koelmiddel .................................................................. 60
18.4 Dienst-na-verkoop en garantie .................................................. 60
18.4.1 Garantieperiode .......................................................... 60
18.4.2 Aanbevelingen voor onderhoud en inspectie .............. 61
18.4.3 Aanbevolen onderhouds- en inspectiecycli................. 61
18.4.4 Verkorte onderhouds- en vervangingscycli ................. 61
19 Opsporen en verhelpen van storingen 62
19.1 Storingscodes: Overzicht ........................................................... 62
19.2 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn ................ 63
19.2.1 Symptoom: Het systeem werkt niet ............................. 63
19.2.2 Symptoom: Koelen/verwarmen kan niet worden
omgeschakeld.............................................................. 63
19.2.3 Symptoom: Ventileren is mogelijk, maar koelen en
verwarmen werken niet................................................ 63
19.2.4 Symptoom: De ventilatorsnelheid stemt niet overeen
met de instelling ........................................................... 63
19.2.5 Symptoom: De luchtstroomrichting stemt niet
overeen met de instelling ............................................. 63
19.2.6 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit) .................................................................. 64
19.2.7 Symptoom: Uit het toestel komt witte rook
(binnenunit, buitenunit) ................................................ 64
19.2.8 Symptoom: Op het display van de gebruikersinterface staat "U4" of "U5", de unit stopt,
en start weer na enkele minuten.................................. 64
19.2.9 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(binnenunit) .................................................................. 64
19.2.10 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(binnenunit, buitenunit) ................................................ 64
19.2.11 Symptoom: De airconditioners maken lawaai
(buitenunit) ................................................................... 64
19.2.12 Symptoom: Er komt stof uit de unit .............................. 64
19.2.13 Symptoom: De units geven een geur af....................... 64
19.2.14 Symptoom: De ventilator van de buitenunit draait
niet ............................................................................... 64
19.2.15 Symptoom: Op het scherm staat "88".......................... 64
19.2.16 Symptoom: De compressor in de buitenunit stopt
niet na een korte verwarmingscyclus........................... 64
19.2.17 Symptoom: De binnenkant van een buitenunit is
warm, zelfs wanneer de unit is gestopt........................ 64
19.2.18 Symptoom: U voelt warme lucht wanneer de
binnenunit gestopt is .................................................... 64
20 Verplaatsen 64
21 Als afval verwijderen 64
22 Technische gegevens 65
22.1 Informatievereisten voor ecologisch ontwerp ............................. 65
23 Verklarende woordenlijst 65
1 Algemene
veiligheidsmaatregelen

1.1 Over de documentatie

▪ De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle
andere talen zijn vertalingen.
▪ Alle in dit document vermelde voorzorgen betreffen zeer
belangrijke punten en dienen dus steeds nauwgezet te worden nageleefd.
▪ De installatie van het systeem en alle in de installatiehandleiding
en de uitgebreide handleiding voor de installateur beschreven handelingen MOETEN door een erkende installateur worden uitgevoerd.

1.1.1 Betekenis van de waarschuwingen en symbolen

GEVAAR
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg heeft.
RXYQQ8~20U7Y1B VRV IV Q+-reeks warmtepomp 4P546229-1 – 2018.09
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
3
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
Duidt op een situatie die elektrocutie kan veroorzaken.
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Duidt op een situatie die brandwonden kan veroorzaken als gevolg van extreem hoge of lage temperaturen.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Duidt op een situatie die een ontploffing kan veroorzaken.
WAARSCHUWING
Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL
VOORZICHTIG
Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben.
OPMERKING
Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
INFORMATIE
Duidt op nuttige tips of bijkomende informatie.
Symbool Verklaring
Lees de montagehandleiding, de gebruiksaanwijzing en het instructievel voor de bedrading alvorens te beginnen met de installatie.
Lees de servicehandleiding alvorens onderhouds­en servicewerkzaamheden uit te voeren.
Voor meer informatie, zie de uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker.

1.2 Voor de gebruiker

▪ Indien u twijfels heeft over de bediening van de unit, neem contact
op met uw dealer.
▪ Dit apparaat kan worden gebruikt door kinderen vanaf een leeftijd
van 8 jaar en door personen met verminderde fysieke, zintuiglijke of mentale mogelijkheden of een gebrek aan ervaring en kennis als het gebruik van het apparaat op een veilige manier werd uitgelegd en als zij de gevaren hiervan begrijpen. Kinderen mogen NIET met het apparaat spelen. Reiniging en onderhoud door de gebruiker mag NIET worden uitgevoerd door kinderen zonder toezicht.
WAARSCHUWING
Om elektrische schokken of brand te vermijden:
▪ Spoel de unit NIET af.
▪ Bedien de unit NIET met natte handen.
▪ Plaats GEEN voorwerpen die water bevatten op de
unit.
▪ Units dragen het volgende symbool:
Dit betekent dat u GEEN elektrische en elektronische producten mag mengen met ongesorteerd huishoudelijk afval. Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen moeten door een erkende installateur conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units moeten voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld. Door ervoor te zorgen dat dit product op de juiste manier wordt weggeworpen, draagt u bij tot het voorkomen van mogelijke negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid. Voor meer informatie, contacteer uw installateur of de plaatselijke overheid.
▪ Batterijen dragen het volgende symbool:
Dit betekent dat de batterijen NIET met ongesorteerd huishoudelijk afval gemengd mogen worden. Indien onder het symbool een scheikundig symbool afgebeeld staat, betekent dit scheikundig symbool dat de batterij een zwaar metaal bevat boven een bepaalde concentratie. Mogelijke chemische symbolen: Pb: lood (>0,004%). Lege batterijen moeten voor hergebruik door een gespecialiseerde installatie worden verwerkt. Door ervoor te zorgen dat wegwerpbatterijen op de juiste manier worden weggeworpen, helpt u mogelijke negatieve gevolgen voor milieu en menselijke gezondheid te voorkomen.

1.3 Voor de installateur

1.3.1 Algemeenheden

Indien u twijfels heeft over de installatie of de bediening van de unit, neem contact op met uw dealer.
OPMERKING
Een foute installatie of bevestiging van apparatuur, uitrustingen of accessoires kan elektrische schokken, een kortsluiting, lekken, brand of schade aan de apparatuur of uitrustingen als gevolg hebben. Gebruik enkel accessoires, optionele apparatuur en uitrustingen en reserveonderdelen die door Daikin gemaakt of goedgekeurd werden.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin-documentatie).
VOORZICHTIG
Draag gepaste persoonlijke beschermingsuitrustingen (beschermende handschoenen, veiligheidsbril, enz.) wanneer u het systeem installeert of onderhoudt.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
4
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.
RXYQQ8~20U7Y1B
VRV IV Q+-reeks warmtepomp
4P546229-1 – 2018.09
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
▪ Raak tijdens of net na bedrijf GEEN
koelmiddelleidingen, waterleidingen of interne onderdelen aan. Deze kunnen te warm of te koud zijn. Geef ze de tijd om terug op een normale temperatuur te komen. Indien u deze toch moet aanraken, draag dan beschermende handschoenen.
▪ Raak per ongeluk lekkend koelmiddel NIET aan.
WAARSCHUWING
Neem gepaste maatregelen om te beletten dat de unit door kleine dieren als schuilplaats gebruikt kan worden. Kleine dieren die in contact komen met elektrische onderdelen kunnen storingen, rook of brand veroorzaken.
VOORZICHTIG
Raak de luchtinlaat of de aluminiumlamellen van de unit NIET aan.
OPMERKING
▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen
bovenop de unit.
▪ Zit, klim of sta NIET op de unit.
OPMERKING
Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen.
Volgens de relevante wetgeving kan het vereist zijn om bij het product een logboek te voorzien met minstens: informatie over onderhoud, reparaties, resultaten van tests, periodes van stand-by, …
Voorzie ook minstens de volgende informatie op een toegankelijke plaats bij het product:
▪ Instructies voor het stilleggen van het systeem in noodgevallen
▪ Naam en adres van brandweer, politie en ziekenhuis
▪ De naam, het adres en de telefoonnummers overdag en 's nachts
om onderhoud te bekomen
In Europa biedt EN378 de vereiste informatie voor dit logboek.

1.3.2 Plaats van installatie

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels, ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat lekken.

1.3.3 Koelmiddel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET worden belast.
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
GEVAAR: ONTPLOFFINGSGEVAAR
Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil
afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit:
▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de
unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
▪ Gebruik een afzonderlijk aftapsysteem zodat de
compressor van de unit NIET moet draaien.
WAARSCHUWING
Tap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
OPMERKING
▪ Vul NIET meer koelmiddel bij dan voorgeschreven om
te voorkomen dat de compressor defect geraakt.
▪ Wanneer het koelmiddelsysteem moet worden
geopend, MOET het koelmiddel worden behandeld zoals voorgeschreven in de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Zorg ervoor dat er geen zuurstof in het systeem zit. Bovendien mag er pas koelmiddel worden bijgevuld nadat er een lekkagetest en een vacuümdroogprocedure is uitgevoerd.
▪ Zie het typeplaatje op de unit wanneer koelmiddel in het systeem
moet worden aangevuld. Daarop staan het type koelmiddel en de vereiste hoeveelheid.
RXYQQ8~20U7Y1B VRV IV Q+-reeks warmtepomp 4P546229-1 – 2018.09
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
5
1 Algemene veiligheidsmaatregelen
▪ De unit werd in de fabriek met koelmiddel gevuld en sommige
systemen moeten, afhankelijk van de maat en lengte van de leidingen, bijkomend met koelmiddel worden gevuld.
▪ Gebruik uitsluitend gereedschap dat enkel en alleen voor het soort
koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
▪ Vul als volgt met vloeibaar koelmiddel:
Als Dan
Er is een sifonbuis
(d.w.z. er zou iets zoals “Met vloeistofvulsifon” op de fles moeten staan)
Er is GEEN sifonbuis Vul bij met de ondersteboven
▪ Open koelmiddelflessen steeds traag.
▪ Vul bij met koelmiddel in vloeibare vorm. Het koelmiddel in
gasvormige fase toevoegen kan de normale werking verstoren.
VOORZICHTIG
Wanneer het bijvullen van koelmiddel is voltooid of wanneer u even pauzeert, moet u de kraan van het koelmiddelreservoir onmiddellijk dichtdraaien. Als de klep NIET onmiddellijk wordt gesloten, kan er extra koelmiddel worden bijgevuld door de resterende druk. Mogelijk gevolg: Onjuiste hoeveelheid koelmiddel.
Vul bij met rechtopstaande fles.
staande fles.

1.3.4 Pekel

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
WAARSCHUWING
De gekozen pekel MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen voor het geval pekel zou lekken. Indien pekel lekt, ventileer onmiddellijk de zone en neem contact op met uw plaatselijke verdeler.
WAARSCHUWING
De omgevingstemperatuur in de unit kan veel hoger oplopen dan die van de kamer, bv. 70°C. In geval van een pekellek kunnen hete onderdelen in de unit een gevaarlijke situatie creëren.
WAARSCHUWING
Het gebruik en de installatie van de toepassing MOETEN voldoen aan de veiligheids- en milieumaatregelen gespecificeerd in de relevante reglementering.

1.3.5 Water

Indien van toepassing. Voor meer informatie, raadpleeg de installatiehandleiding of de uitgebreide handleiding (voor de installateur) van uw toepassing.
OPMERKING
Controleer of de kwaliteit van het water voldoet aan de EU­richtlijn 98/83EC.

1.3.6 Elektrisch

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
▪ Schakel alle elektrische voedingen UIT vooraleer u het
deksel van de schakelkast verwijdert, elektrische bedrading aansluit of elektrische onderdelen aanraakt.
▪ Schakel de elektrische voeding langer dan 1minuut uit
en meet de spanning op de aansluitklemmen van de condensatoren of elektrische onderdelen van de hoofdkring vooraleer u een onderhoud uitvoert. De spanning MOET onder de 50 V DC gevallen zijn vooraleer u elektrische onderdelen mag aanraken. Raadpleeg het bedradingsschema voor de plaats van de aansluitklemmen.
▪ Raak elektrische onderdelen NIET aan met natte
handen.
▪ Laat de unit NIET onbewaakt achter wanneer het
servicedeksel verwijderd is.
WAARSCHUWING
In de vaste bedrading moet een hoofdschakelaar of een ander middel om uit te schakelen worden voorzien als dit nog NIET in de fabriek werd voorzien; deze schakelaar MOET worden geïnstalleerd in de vaste bedrading en dient het contact van alle polen volledig te verbreken en te voldoen aan de vereisten van de overspanning-categorie­III-specificatie wanneer hij open staat.
WAARSCHUWING
▪ Gebruik ALLEEN koperdraden.
▪ Alle lokale bedrading moet voldoen aan de geldende
wetgeving.
▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het
product meegeleverd bedradingsschema worden uitgevoerd.
▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer
of ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact (kunnen) komen. Zorg dat er geen externe druk wordt uitgeoefend op de klemaansluitingen.
▪ Vergeet niet aarddraden te leggen. Aard de unit NIET
via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan een elektrische schok veroorzaken.
▪ Gebruik hiervoor een aparte voedingskring. Gebruik
NOOIT een elektrische voeding die met een ander toestel gedeeld wordt.
▪ Installeer zeker de vereiste zekeringen of
stroomonderbrekers.
▪ Plaats zeker een aardlekschakelaar. Anders bestaat
het gevaar dat iemand een elektrische schok krijgt of dat er brand ontstaat.
▪ Wanneer u de aardlekbeveiliging plaatst, controleer of
deze met de inverter compatibel is (bestand tegen hoogfrequente elektrische ruis), zodat de aardlekbeveiliging zich niet onnodig opent.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6
VRV IV Q+-reeks warmtepomp
RXYQQ8~20U7Y1B
4P546229-1 – 2018.09

2 Over de documentatie

VOORZICHTIG
Bij het aansluiten van de voedingskabel moet de aarding vóór de stroomvoerende draden worden aangesloten. Bij het losmaken van de voedingskabel moeten de stroomvoerende draden vóór de aarding worden losgemaakt. De lengte van de geleiders tussen de trekontlasting van de voedingskabel en de klemmenstrook moet zodanig zijn dat de stroomvoerende geleiders strak zitten vóór de aardingsgeleider voor het geval dat de voedingskabel wordt losgetrokken van de trekontlasting.
OPMERKING
Voorzorgsmaatregelen bij het leggen van voedingsbedrading:
▪ Sluit GEEN bedrading van verschillende diktes aan op
de klemmenstrook voor de voeding (speling in de voedingsbedrading kan abnormale hitte veroorzaken).
▪ Bij het aansluiten van bedrading met dezelfde dikte,
volgt u de aanwijzingen in de bovenstaande afbeelding.
▪ Gebruik de aangewezen voedingsdraad en sluit deze
stevig aan, borg ze vervolgens zodat er van buiten geen druk op het klemmenbord kan worden uitgeoefend.
▪ Gebruik een passende schroevendraaien voor het
vastdraaien van de schroeven van de klemmen. Met een schroevendraaier met kleine kop beschadigt u de schroefkop waardoor u de schroef niet goed meer vast kunt draaien.
▪ Als u de schroeven van de klemmen te vast draait kunt
u ze breken.
Leg de stroomtoevoerkabels op minstens 1 meter afstand van televisietoestellen en radio's om geen interferenties te hebben. Afhankelijk van de radiogolven volstaat een afstand van 1 meter soms niet.
WAARSCHUWING
▪ Controleer na het beëindigen van de elektriciteit of alle
elektrische onderdelen en aansluitklemmen in de elektriciteitskast veilig zijn aangesloten.
▪ Controleer of alle deksels dicht zijn vooraleer de unit
aan te zetten.
OPMERKING
Alleen van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft.
Als een fase zich na een tijdelijke black-out kan omkeren en de stroomtoevoer gaat aan en uit terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering. Door het systeem in omgekeerde fase te laten draaien, kunnen de compressor en andere onderdelen stuk gaan.
2 Over de documentatie

2.1 Over dit document

Bedoeld publiek
Erkende installateurs + eindgebruikers
INFORMATIE
Dit apparaat is bedoeld voor gebruik door expert of opgeleide gebruikers in winkels, lichte industrie en op boerderijen, of voor commercieel gebruik door niet­deskundigen.
Documentatieset
Dit document is een onderdeel van een documentatieset. De volledige set omvat:
Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid:
▪ Veiligheidsinstructies te lezen vóór de installatie
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing buitenunit:
▪ Instructies voor installatie en gebruik
▪ Formaat: Papier (in de doos van de buitenunit)
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker:
▪ De installatie voorbereiden, referentiegegevens,…
▪ Gedetailleerde stap per stap instructies en
achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik
▪ Formaat: Digitale bestanden op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/product-information/
Laatste herzieningen van de meegeleverde documentatie kunnen op de regionale Daikin-website of via uw dealer beschikbaar zijn.
De documentatie is oorspronkelijk in het Engels geschreven. Alle andere talen zijn vertalingen.
Technische gegevens
▪ Een deel van de recentste technische gegevens is beschikbaar
op de regionale Daikin-website (publiek toegankelijk).
▪ De volledige recentste technische gegevens zijn beschikbaar op
het Daikin-extranet (authenticatie vereist).
Bestek van de handleiding
Deze handleiding beschrijft de procedures voor het omgaan met, de installatie en de aansluiting van de VRV IV-warmtepompbuitenunits voor vervanging. Deze handleiding is opgesteld om een correct onderhoud van de unit mogelijk te maken en biedt hulp ingeval van problemen.
RXYQQ8~20U7Y1B VRV IV Q+-reeks warmtepomp 4P546229-1 – 2018.09
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
7

3 Over de doos

d
d
b
b
d
c
a
c
8~12 HP
14~20 HP
14~20 HP8~12 HP
a d
e
3P328191-1
BE SURE TO FILL OUT THE BLANKS, WHICH ARE NEEDED FOR AFTER-SALE SERVICES.
REQUEST FOR THE INDICATION OF INSTALLATION INFORMATION
1. RECORD OF INDOOR UNIT MODEL AND INSTALLATION SITE
2. RECORD FOR SETTINGS (CONTENTS SEE INSTALLATION MANUAL)
SETTING
40
30
10
2019
9
29
3938
28
8
1817
7
27
3736
26
6
1615
5
25
3534
23 24
4321
INSTALLATION
MODELNAME
No.
12 13 14
504948474645
6059585756
64636261
11
2221
333231
44434241
5554535251
SITE
INSTALLATION
MODELNAME
No.
SITE
INSTALLATION
MODELNAME
No.
SITE
INSTALLATION
MODELNAME
No.
SITE
INSTALLATION
MODELNAME
No.
SITE
INSTALLATION
MODELNAME
No.
SITE
INSTALLATION
MODELNAME
No.
SITE
3. RECORD OF INSTALLATION DATE
6. AFTER EQUIPPING, PLEASE PUT IT ON THE BACK SIDE OF THE FRONT PLATE.
DAY MONTH YEAR
4. MODEL NAME 5. MANUFACTURING NUMBER
VALUE
REMARK DATE SETTING VALUE REMARK DATE
3P328192-1
3. FOR DETAILS CONCERNING PIPING SELECTION AND CALCULATION OR HOW TO OPERATE THE LEAK DETECTION FUNCTION, PLEASE REFER TO THE INSTALLATION MANUAL.
2. RECORD OF ADDITIONAL REFRIGERANT CHARGE AMOUNT AND RESULT OF LEAK CHECK OPERATION
REQUEST FOR THE INDICATION OF ADDITIONAL REFRIGERANT CHARGING AND LEAK DETECTION OPERATION RESULT
BE SURE TO FILL OUT THE BLANKS, WHICH ARE NEEDED FOR AFTER-SALE SERVICES.
1. CALCULATION OF ADDITIONAL REFRIGERANT CHARGING AMOUNT
4. AFTER FILLING IN THIS TABLE, PLEASE PUT IT ON THE SWITCH BOX COVER.
(m) x 0.18(m) x 0.37
kg
OUTDOOR UNIT
(m) x 0.26
(m) x 0.12 (m) x 0.059
(m) x 0.022
ADDITIONAL CHARGING AMOUNT
TOTAL LENGTH OF LIQUID PIPE SIZE O22.2 x 0.37
TOTAL LENGTH OF LIQUID PIPE SIZE O19.1 x 0.26
TOTAL LENGTH OF LIQUID PIPE SIZE O15.9 x 0.18
TOTAL LENGTH OF LIQUID PIPE SIZE O12.7 x 0.12
TOTAL LENGTH OF LIQUID PIPE SIZE O9.5 x 0.059
TOTAL LENGTH OF LIQUID PIPE SIZE O6.4 x 0.022
105%< CR < 130%
50%< CR < 105%
50%< CR < 70% 70%< CR < 85% 85%< CR < 105% 105%< CR < 130%
8HP
Total indoor unit capacity connection ratio (CR)
10-12HP
14-16HP
18-20HP
2.0
1.5
1.5
1.2
1.5
1
1
0.7
1.0
0.5
0.5
0.3
0.5
0
0
0
1.0
0.5
0.5
0.5
0.5
0
0
0
Total indoor unit capacity when piping length <30m
Total indoor unit capacity when piping length >30m
kg
1.3
1.1
0.9
RYYQ18-20
RYYQ14-16
RYYQ8~12
kg
ONLY FOR RYYQ8~20 MODELS
DATE AMOUNT
CALCULATE THE ADDITIONAL REFRIGERANT CHARGING AMOUNT BASED ON THE FORMULA BELOW BEFORE CHARGING.
SHIPMENT (INDICATED ON THE MACHINE NAMEPLATE) AND THE ADDITIONAL AMOUNT SHOWN AS FOLLOWS :
WHEN RE-CHARGING TOTAL AMOUNT OF REFRIGERANT , CHARGE THE TOTAL OF THE AMOUNT CHARGED AT
RESULT LEAK CHECK
DATE AMOUNT RESULT LEAK CHECK
DATE AMOUNT RESULT LEAK CHECK
DATE AMOUNT RESULT LEAK CHECK
c
b
f g

Voor de installateur

3 Over de doos

3.1 Overzicht: Over de doos

In dit hoofdstuk worden de stappen beschreven die u moet uitvoeren nadat de doos met de buitenunit ter plaatse is geleverd.
Het bevat informatie over:
▪ Uitpakken en behandeling van de buitenunit
▪ Accessoires van de unit verwijderen
▪ Transportbeveiliging verwijderen
Denk aan de volgende punten:
▪ De unit MOET bij de levering gecontroleerd worden op
beschadigingen. Elke vorm van beschadiging MOET onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur gemeld worden.
▪ Breng de verpakte unit zo dicht mogelijk bij de uiteindelijke
installatieplaats om beschadiging tijdens het transport te voorkomen.
▪ Neem de volgende punten in acht bij het omgaan met de unit:
Breekbaar, ga voorzichtig om met de unit.
Houd de unit recht om beschadiging van de compressor te voorkomen.
▪ Maak de weg waarlangs u de unit naar binnen zult brengen op
voorhand klaar.
▪ Hijs de unit bij voorkeur op met een kraan en 2 draagbanden van
minstens 8 m lang zoals hieronder afgebeeld. Gebruik altijd beschermstukken om te voorkomen dat de draagbanden de unit beschadigen. Houd ook rekening met het zwaartepunt van de unit.

3.2 De buitenunit uitpakken

Verwijder het verpakkingsmateriaal van de unit:
▪ Beschadig de unit niet wanneer u de krimpfolie met een cutter
verwijdert.
▪ Verwijder de 4 bouten waarmee de unit op de pallet bevestigd zit.
WAARSCHUWING
Scheur plastiekverpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, kinderen in het bijzonder, ermee kan spelen. Mogelijk risico: verstikking.

3.3 Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen

a Verpakkingsmateriaal
▪ Een vorkheftruck mag alleen worden gebruikt wanneer de unit op
de pallet blijft zoals hiervoor afgebeeld.
b Draagband c Opening d Beveiliging
OPMERKING
Gebruik een draagband van ≤20mm breed die het gewicht van de unit goed kan dragen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
8
Controleer of alle accessoires in de unit zitten.
RXYQQ8~20U7Y1B
VRV IV Q+-reeks warmtepomp
4P546229-1 – 2018.09

4 Over de units en opties

ID Øa
ID Øb
ID Øa
OD Øb
ID Øb
ID Øa
ID Øb
ID Øa
1
3 (12.3 N·m)
2
1
3 (12.3 N·m)
2
a b
14~20 HP8~12 HP
a Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
b Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
c Label hoeveelheid extra koelmiddel
d Informatiesticker installatie
e Label gefluoreerde broeikasgassen
f Meertalig label gefluoreerde broeikasgassen
g Zak met leidingaccessoires

3.4 Accessoireleidingen: Diameters

Accessoireleidingen (mm) HP Øa Øb
Gasleiding
▪ Aansluiting aan de voorkant
▪ Aansluiting aan de
onderkant
Vloeistofleiding
▪ Aansluiting aan de voorkant
▪ Aansluiting aan de
onderkant
8 25,4 19,1
10 22,2
12 28,6
14
16
18
20
8 9,5
10
12 9,5 12,7
14 12,7
16
18 12,7 15,9
20
4 Over de units en opties

4.1 Overzicht: Over de units en opties

Dit hoofdstuk bevat informatie over:
▪ Identificatie van de buitenunit
▪ De plaats van de buitenunit in de lay-out van het systeem
▪ Met welke binnenunits en opties de buitenunits kunnen worden
gecombineerd
▪ Welke buitenunits als autonome units moeten worden gebruikt, en
welke buitenunits kunnen worden gecombineerd

4.2 Identificatielabel: Buitenunit

Plaats

3.5 Transportbeveiliging verwijderen

Alleen voor 14~20 HP
OPMERKING
Als de unit wordt gebruikt zonder eerst de transportbeveiliging te verwijderen, kunnen er abnormale trillingen of geluiden worden geproduceerd.
De transportbeveiliging over de poot van de compressor die de unit beschermt tijdens het transport moet worden verwijderd. Ga te werk zoals afgebeeld en hierna beschreven.
1 Draai de bevestigingsmoer (a) een beetje los.
2 Verwijder de transportbeveiliging (b) zoals hierna afgebeeld.
3 Draai de bevestigingsmoer (a) opnieuw vast.
Modelidentificatie
Voorbeeld: R X Y Q Q 18 U7 Y1 B
Code Verklaring
R Buiten luchtgekoeld
X Warmtepomp (niet-continu verwarmen)
Y Alleen paarmodule
Q Koelmiddel R410A
Q Vervangingsfunctionaliteit
18 Capaciteitsklasse
U7 Modelreeks
Y1 Elektrische voeding
B Europese markt
(a) Voor de RXYQQ geldt er geen beperking op het gebruik
als multi-module.
(a)

4.3 Over de buitenunit

Deze montagehandleiding betreft het VRV IV, volledig door inverter aangedreven warmtepompsysteem voor vervangingsdoeleinden.
Afhankelijk van de situatie, kunnen de bestaande koelmiddelleidingen van een vorige installatie, of in sommige gevallen zelfs de binnenunits, worden hergebruikt.
Verkrijgbare modellen:
Model Beschrijving
RXYQQ8~20 Model met één unit.
RXYQQ22~42 Model met meerdere units (bestaande uit 2
of 3 RXYQQ* modules).
RXYQQ8~20U7Y1B VRV IV Q+-reeks warmtepomp 4P546229-1 – 2018.09
Welke functies beschikbaar zijn, hangt af van het type van de geselecteerde buitenunit. Dit wordt in deze montagehandleiding aangegeven. Sommige functies zijn exclusief voor bepaalde modellen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
9
4 Over de units en opties
a
e
c
d d
c
b
Deze units zijn bedoeld voor installatie buitenshuis voor warmtepomptoepassingen, waaronder lucht/luchttoepassingen.
De verwarmingscapaciteit van deze units (bij gebruik als enkelvoudige unit) gaat van 25 tot 63 kW en de koelcapaciteit van 22,4 tot 56 kW. Bij combinatie van meerdere units kan de verwarmingscapaciteit gaan tot 132kW en tot 118kW voor koelen.
De buitenunit is ontworpen om te verwarmen bij een omgevingstemperatuur van –20°CWB tot 15,5°C WB en te koelen bij een omgevingstemperatuur van –5°CDB tot 43°CDB.

4.4 Systeemlay-out

OPMERKING
Het systeem mag niet worden ontworpen bij een temperatuur van minder dan –15°C.
INFORMATIE
Niet elke combinatie van binnenunits is toegelaten. Zie
"4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits" op pagina10 voor meer informatie.
Lijst van compatibele (niet-R410A) VRV DX-binnenunits: modelreeksen UITSLUITEND zoals in de onderstaande tabel. Neem contact op met uw dealer voor de juiste lokale instellingen van deze binnenunits.
Modelreeks Type
FXYBP_K7V19 Inbouw plafond
FXYSP_KA7V19
FXYMP_K7V19
FXYCP_K7V19 Uitblaas in 2 richtingen
plafondmontage
FXYFP_KB7V19 Uitblaas in 4 richtingen
plafondmontage
FXYHP_KVE9 Plafondophanging
FXYL(M)P_KV19 Vloermodel
FXYKP_KV19 Hoekcassette voor
plafondmontage
FXYAP_KV19 Muurmontage
Andere niet-R410A-binnenunits zijn NIET toegelaten.
INFORMATIE
Wanneer R410A VRV DX-binnenunits worden gecombineerd met nietR410A VRV DX-binnenunits wordt het systeem geblokkeerd. Dergelijke combinaties kunnen niet worden gebruikt. Alle VRV DX-binnenunits moeten ofwel van het nietR410A-type (zoals hiervoor aangegeven) of van het R410A-type zijn.
a VRV IV-warmtepomp buitenunit voor vervanging b Koelmiddelleiding c VRV directe-expansiebinnenunit (DX) d Gebruikersinterface (specifiek afhankelijk van het type
binnenunit)
e Keuzeschakelaar koelen/verwarmen op afstandsbediening

4.5 Units en opties combineren

4.5.1 Over combinaties van units en opties

OPMERKING
Raadpleeg de recentste technische data voor de VRV IV­warmtepomp voor vervanging om zeker te zijn dat uw systeeminstallatie (buitenunit+binnenunit(s)) zal werken.
Het VRV IV-warmtepompsysteem voor vervanging kan worden gecombineerd met verschillende types binnenunit en is uitsluitend bedoeld voor gebruik met R410A.
Een overzicht van de beschikbare units vindt u in de productcatalogus voor VRV IV.
Hierna vindt u een overzicht van de toegelaten combinaties van binnen- en buitenunits. Niet alle combinaties zijn toegelaten. De combinaties zijn onderworpen aan regels (combinatie tussen buiten­binnen, gebruik van één buitenunit, gebruik van meerdere buitenunits, combinaties tussen binnenunits, enz.) vermeld in de technische data.

4.5.2 Mogelijke combinaties van binnenunits

In het algemeen kunnen de volgende types binnenunit worden aangesloten op een VRV IV-warmtepompsysteem voor vervanging. Deze lijst is niet beperkend en hangt af van zowel de combinaties van de buitenunitmodellen als de binnenunitmodellen.
▪ VRV-binnenunits met directe expansie (DX) voor R410A en niet-
R410A.
▪ AHU (lucht/luchttoepassingen): EKEXV-set+EKEQ-box vereist,
afhankelijk van toepassing.

4.5.3 Mogelijke combinaties van buitenunits

Mogelijke autonome buitenunits
Niet-continu verwarmen
RXYQQ8
RXYQQ10
RXYQQ12
RXYQQ14
RXYQQ16
RXYQQ18
RXYQQ20
Mogelijke standaardcombinaties van buitenunits
INFORMATIE
Units van de U-reeks kunnen het koelmiddelcircuit niet delen met units van de T-reeks. Units van de U-reeks en van de T-reeks kunnen wel elektrisch worden aangesloten op F1/F2.
▪ RXYQQ22~42 bestaat uit 2 of 3 RXYQQ8~20-units.
▪ Alleen de combinaties in de onderstaande tabel zijn toegelaten.
RXYQQ22 = RXYQQ10 + 12
RXYQQ24 = RXYQQ8 + 16
RXYQQ26 = RXYQQ12 + 14
RXYQQ28 = RXYQQ12 + 16
RXYQQ30 = RXYQQ12 + 18
RXYQQ32 = RXYQQ16 + 16
RXYQQ34 = RXYQQ16 + 18
RXYQQ36 = RXYQQ16 + 20
RXYQQ38 = RXYQQ8 + 10 + 20
RXYQQ40 = RXYQQ10 + 12 + 18
RXYQQ42 = RXYQQ10 + 16 + 16
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
10
VRV IV Q+-reeks warmtepomp
RXYQQ8~20U7Y1B
4P546229-1 – 2018.09

5 Voorbereiding

4.5.4 Mogelijke opties voor de buitenunit

INFORMATIE
Zie de technische data voor de recentste optienamen.
Koelmiddelaftakset
Beschrijving Modelnaam
Refnet-verdeler KHRQ22M29H
KHRQ22M64H
KHRQ22M75H
Refnet-verbinding KHRQ22M20T
KHRQ22M29T9
KHRQ22M64T
KHRQ22M75T
Zie "5.3.3 Koelmiddelaftaksets selecteren" op pagina 16 voor de selectie van de optimale aftakset.
Leidingset voor meerdere aansluitingen van buitenunits
Aantal buitenunits Modelnaam
2 BHFQ22P1007
3 BHFQ22P1517
Keuzeschakelaar koelen/verwarmen
Om de koel- of verwarmfunctie van op een centrale plaats te regelen, kan de volgende optie worden aangesloten:
Beschrijving Modelnaam
Omschakelaar koelen/ verwarmen
Printplaat omschakelen koelen/ verwarmen
Met optionele montagekast voor de schakelaar
Adapter voor externe besturing (DTA104A61/62)
Voor specifieke werking met een externe input van een centrale besturing kan de externe besturingsadapter worden gebruikt. Instructies (groep of individueel) kunnen worden gegeven voor geluidsarme werking en werking met beperkt stroomverbruik.
Kabel PC-configurator (EKPCCAB)
Bij de inbedrijfstelling kunnen verschillende lokale instellingen worden ingesteld met behulp van een pc-interface. Voor deze optie is de EKPCCAB vereist; dit is een specifieke kabel voor communicatie met de buitenunit. De software van de gebruikersinterface is beschikbaar op http://www.daikineurope.com/
support-and-manuals/software-downloads/.
Verwarmingstapekit
Om de afvoeropeningen in een koud klimaat met een hoge vochtigheid vrij te houden, kunt u een set met een verwarmingslint installeren. In dat geval moet u ook de printplaatset voor de verwarmingstape installeren.
Beschrijving Modelnaam
Kit verwarmingslint voor 8~12 HP EKBPH012TA
Kit verwarmingslint voor 14~20HPEKBPH020TA
KRC19-26A
BRP2A81
KJB111A
Voor installatie-instructies, zie de montagehandleiding van de vraag­printplaat en het bijlageboek voor optionele apparatuur.
5 Voorbereiding

5.1 Overzicht: Voorbereiding

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u moet doen en wat u moet weten alvorens u ter plaatse gaat.
Het bevat informatie over:
▪ Installatieplaats voorbereiden
▪ Koelmiddelleiding voorbereiden
▪ Elektrische bedrading voorbereiden

5.2 Installatieplaats voorbereiden

5.2.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit geïnstalleerd wordt

▪ Voorzie voldoende ruimte rond de unit voor onderhoud en
luchtcirculatie.
▪ Controleer of de plaats waarop de unit moet komen, bestand is
tegen het gewicht en de trillingen van de unit.
▪ Zorg ervoor dat de zone goed geventileerd wordt. Blokkeer GEEN
ventilatieopeningen.
▪ Controleer of de unit horizontaal staat.
▪ Kies een plaats waar de unit zoveel mogelijk uit de regen staat.
▪ Kies de plaats voor de unit zodanig dat het door de unit
geproduceerde geluid niemand stoort en houd rekening met de wetgeving ter zake.
Installeer de unit NIET in een van de volgende plaatsen:
▪ In mogelijke explosieve omgevingen.
▪ In plaatsen met toestellen of machines die elektromagnetische
golven uitzenden. Elektromagnetische golven kunnen het besturingssysteem storen, waardoor de apparatuur slecht kan werken.
▪ In plaatsen met brandgevaar omwille van lekkende ontvlambare
gassen (zoals verdunners of benzine), koolstofvezels, ontvlambaar stof.
▪ In plaatsen waar corroderend gas (zoals zwaveligzuurgas)
geproduceerd wordt. Corrosie aan de koperleidingen of gesoldeerde onderdelen kan de oorzaak zijn dat koelmiddel gaat lekken.
▪ Plaatsen met nevels van mineraalolie, oliespray of dampen in de
lucht. Plastic onderdelen kunnen worden aangetast en van het toestel vallen of waterlekken veroorzaken.
OPMERKING
Dit is een klasse A-product. In een residentiële omgeving kan dit product radiostoringen veroorzaken, en dan moet de gebruiker de gepaste maatregelen treffen.
Zie ook: "5.2.2Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van
de buitenunit in koude klimaten"op pagina12.
Vraag-printplaat (EKRP1AHTA)
Om gebruik te kunnen maken van de energiebesparende besturing via digitale inputs moet u de vraag-printplaat installeren.
RXYQQ8~20U7Y1B VRV IV Q+-reeks warmtepomp 4P546229-1 – 2018.09
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
11
5 Voorbereiding
b
baa
c
df e
(mm)
1500
1500
1500
1000≥1000
1000≥1000
1000≥1000
e
b
c
a
a
b
c
d
c
d
OPMERKING
De in deze handleiding beschreven apparatuur kan elektronische ruis veroorzaken afkomstig van radiofrequentie-energie. De apparatuur voldoet aan specificaties die een redelijke bescherming moeten bieden tegen dergelijke interferentie. De garantie dat in een specifieke installatie geen interferentie zal optreden, kan echter niet worden gegeven.
Het is dan ook aan te raden de apparatuur en elektrische draden op een gepaste afstand van stereotoestellen, pc's, enz. te installeren.
a Pc of radio b Zekering c Aardlekbeveiliging d Gebruikersinterface e Binnenunit
f Buitenunit
In plaatsen met een slechte ontvangst, moet de afstand 3m of meer bedragen om elektromagnetische storingen van andere apparatuur te voorkomen en moeten de voedings- en transmissieleidingen in kabelbuizen liggen.
VOORZICHTIG
Toestel niet toegankelijk voor iedereen; installeer het op een beveiligde plaats die niet voor iedereen toegankelijk is.
Deze units, binnen- en buitenunit, zijn zowel geschikt voor commerciële als kleinindustriële toepassingen.
▪ Houd bij de installatie rekening met sterke wind, orkanen of
aardbevingen; bij een slechte installatie kan de unit omver vallen.
▪ Zorg ervoor dat ingeval van een waterlek, het water geen schade
kan veroorzaken aan de installatieruimte en de omgeving.
▪ Wanneer u de unit in een kleine ruimte installeert, moet u
maatregelen nemen om de concentratie aan koelmiddel onder de toegestane veiligheidslimiet te houden wanneer zich een koelmiddellek zou voordoen. Zie "Over voorzorgsmaatregelen
voor koelmiddellekken"op pagina13.
VOORZICHTIG
Een te hoge concentratie aan koelmiddel in een afgesloten ruimte kan een zuurstofgebrek veroorzaken.
▪ De luchtinlaat van de unit mag niet tegen de windrichting in gericht
zijn. Frontale wind belemmert de werking van de unit. Breng indien nodig een windscherm aan om de wind te blokkeren.
▪ Zorg dat de montageplaats geen waterschade kan oplopen door
een waterafvoer in de fundering te voorzien en te voorkomen dat in de constructie water komt te staan.
Installatie aan de kust. Zorg ervoor dat de buitenunit NIET rechtstreeks aan zeewind wordt blootgesteld. Dit om corrosie door het hoge zoutgehalte van de lucht te voorkomen (kan de levensduur van de unit verkorten).
Installeer de buitenunit uit rechtstreekse zeewind.
Voorbeeld: Achter het gebouw.
Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan rechtstreekse zeewind wordt blootgesteld.
▪ Hoogte van afscherming tegen wind≥1,5×hoogte van buitenunit
▪ Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de
vereisten inzake de serviceruimte.
a Zeewind b Gebouw c Buitenunit d Afscherming tegen wind
▪ Alle leidinglengten en afstanden zijn nageleefd (zie "5.3.4Over de
leidinglengte"op pagina16).

5.2.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van de buitenunit in koude klimaten

OPMERKING
Wanneer de unit wordt gebruikt bij lage buitentemperaturen, moet u op de volgende punten letten.
▪ Installeer een geleideplaat op de luchtzijde van de buitenunit om
blootstelling aan de wind en sneeuw te voorkomen:
In streken met heftige sneeuwval is het belangrijk om een installatieplaats te selecteren waar de sneeuw GEEN invloed heeft op de unit. Wanneer de sneeuw zijwaarts kan vallen, zorg ervoor dat de spoel van de warmtewisselaar NIET door de sneeuw gehinderd kan worden. Indien nodig, monteer een afdakje tegen de sneeuw en een voetstukje.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
12
VRV IV Q+-reeks warmtepomp
RXYQQ8~20U7Y1B
4P546229-1 – 2018.09
INFORMATIE
T
AO
(°C WB)
a b
20
15.5 15
10
5
0
–5
–10
–15
–20
10 15 20 25
27
30
T
AI
(°C DB)
b
a
Raadpleeg uw dealer voor instructies voor de installatie van de sneeuwbeschutting.
OPMERKING
Blokkeer de luchtstroom van de unit NIET wanneer u een sneeuwbeschutting installeert.
OPMERKING
Wanneer de unit bij een lage buitentemperatuur en een hoge vochtigheidsgraad wordt gebruikt, neem dan voorzorgsmaatregelen om de afvoeropeningen van de unit vrij te houden.
Verwarmen:
5 Voorbereiding

5.2.3 Voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken

Over voorzorgsmaatregelen voor koelmiddellekken
De installateur en systeemdeskundige moeten de veiligheid garanderen in geval van lekken in overeenstemming met de lokale reglementeringen en normen. Bij gebrek aan lokale reglementeringen, kunnen de volgende normen gelden.
Dit systeem werkt met R410A als koelmiddel. R410A is op zich een volledig veilig, niet-toxisch en niet-brandbaar koelmiddel. Niettemin moet de ruimte waarin het systeem wordt geïnstalleerd, groot genoeg zijn. Dit verzekert dat het maximale concentratiepeil van koelgas niet wordt overschreden, ingeval dat er een groot lek in het systeem zou ontstaan, overeenkomstig de lokale reglementeringen en normen ter zake.
Over het maximum concentratieniveau
De maximale hoeveelheid koelmiddel en de berekening van de maximale koelmiddelconcentratie zijn rechtstreeks gerelateerd aan de ruimte waarin personen verblijven en waarin het koelmiddel dus zou kunnen lekken.
De meeteenheid van de concentratie is kg/m3 (het gewicht in kg van het koelgas in een volume van 1m3 van de gebruikte ruimte).
De lokale reglementeringen en normen betreffende de maximaal toelaatbare concentratie moeten worden nageleefd.
Volgens de Europese Norm terzake is de maximaal toelaatbare concentratie van koelmiddel in een ruimte met mensen voor R410A beperkt tot 0,44kg/m3.
a Werkingsbereik verwarmen
b Werkingsbereik
TAI Binnentemperatuur
TAO Buitentemperatuur
Als de unit 5 dagen in deze omgeving met een hoge vochtigheidsgraad (>90%) moet werken, beveelt Daikin de installatie van de optionele kit met een verwarmingslint (EKBPH012TA of EKBPH020TA) aan om de afvoeropeningen vrij te houden.
RXYQQ8~20U7Y1B VRV IV Q+-reeks warmtepomp 4P546229-1 – 2018.09
a Richting van de koelmiddelstroom b Ruimte waarin zich een koelmiddellek heeft voorgedaan
(uitstromen van alle koelmiddel uit het systeem)
Let vooral op met plaatsen waar het koelgas kan blijven hangen, zoals kelderverdiepingen enz., omdat koelgas zwaarder is dan lucht.
Controle van het maximum concentratieniveau
Controleer het maximale concentratiepeil zoals beschreven in de onderstaande stappen 1 tot 4 en neem de nodige maatregelen om eraan te voldoen.
1 Bereken de hoeveelheid koelmiddel (kg) in elk systeem
afzonderlijk.
Formule A+B=C
A Hoeveelheid koelmiddel in een systeem met
B Hoeveelheid extra koelmiddel (lokaal
C Totale hoeveelheid koelmiddel (kg) in het
OPMERKING
Als één enkel koelmiddelsysteem in 2 volledig onafhankelijke koelsystemen is opgedeeld, dient u de hoeveelheid koelmiddel te gebruiken waarmee elk afzonderlijk systeem is gevuld.
één unit (hoeveelheid koelmiddel waarmee het systeem is gevuld voordat het de fabriek verlaat)
bijgevulde hoeveelheid koelmiddel)
systeem
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
13
5 Voorbereiding
a
b
2 Bereken het volume van de ruimte (m3) waar de binnenunit is
geïnstalleerd. Bereken in de volgende gevallen het volume van (D), (E) als één ruimte of als de kleinste ruimte.
D Als er geen kleinere opdelingen zijn van de ruimte:
E Als de ruimte opgedeeld is, maar een opening
aanwezig is tussen de ruimten die voldoende groot is om een vrije luchtcirculatie toe te laten.
a Opening tussen de ruimten. Als er een deur is, moet de afmeting van de openingen boven en onder de deur gelijkwaardig zijn aan 0,15% of meer van het vloeroppervlak.
b Ruimteopdeling
3 Bereken de koelmiddeldichtheid aan de hand van de resultaten
van de berekeningen in stap 1 en 2 hiervoor. Als het resultaat van de voorgaande berekening groter is dan de maximaal toelaatbare concentratie, moet een ventilatieopening naar de ruimte ernaast worden voorzien.
Formule F/G≤H
F Totaal volume koelmiddel in het
koelmiddelsysteem
G Volume (in m3) van de kleinste ruimte met
een binnenunit
H Maximale concentratie (kg/m3)
4 Bereken de koelmiddeldichtheid met het volume van de ruimte
waar de binnenunit is geïnstalleerd en de ruimte ernaast. Voorzie ventilatieopeningen in de deur van de ruimtes ernaast tot de koelmiddeldichtheid kleiner is dan de maximaal toelaatbare concentratie.

5.3 De koelmiddelleidingen voorbereiden

5.3.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen

OPMERKING
Voor R410A-koelmiddel moeten strikte voorzorgsmaatregelen worden genomen om het systeem schoon, droog en afgedicht te houden.
▪ Schoon en droog: voorkom dat vreemd materiaal (zoals
minerale olie of vocht) in het systeem terechtkomt.
▪ Afgedicht: R410A bevat geen chloor en is niet
schadelijk voor de ozonlaag die de aarde tegen schadelijke ultraviolette straling beschermt. Eventueel vrijgekomen R410A kan bijdragen aan het broeikaseffect. Om deze reden verdient de afdichting van de installatie bijzondere aandacht.
OPMERKING
De leidingen en andere drukvoerende delen moeten geschikt zijn voor koelmiddel. Gebruik met fosforzuur gedeoxideerde, naadloze koperen leidingen voor koelmiddel.
▪ Gebruik enkel met fosforzuur gedeoxideerd naadloos koper.
▪ Vreemde stoffen in de leidingen, waaronder oliën die tijdens de
fabricage worden gebruikt, mogen niet meer dan 30 mg/10 m bedragen.
▪ Hardingsgraad: gebruik leidingen van gehard staal in functie van
de leidingdiameter zoals aangegeven in de onderstaande tabel.
Ø leiding Hardheidsgraad van leidingmateriaal
≤15,9mm O (gegloeid)
≥19,1mm 1/2H (halfhard)
▪ Alle leidinglengten en afstanden zijn nageleefd (zie "5.3.4Over de
leidinglengte"op pagina16).
OPMERKING
Wanneer bestaande lokale leidingen worden hergebruikt, moet de ontwerpdruk van de leidingen 33bar (3,3MPa) of meer zijn.
OPMERKING
Controleer ook of de bestaande lokale leidingen (ook de aftakleidingen) compatibel zijn met de unit op het vlak van materiaal en dikte en of de leidingen en de aftakleidingen niet aangetast zijn. Als de bestaande lokale leidingen niet voldoen aan de voorgaande voorwaarden, moeten ze worden vervangen door lokale leidingen die wel aan de voorwaarden voldoen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
14
OPMERKING
Controleer of er zich in het verleden geen storingen van de compressor of gelijkaardige problemen hebben voorgedaan omdat dit tot problemen met de leidingen zou kunnen leiden. Als dergelijke problemen bekend zijn, controleer dan of de juiste reparaties zijn uitgevoerd, en indien dit niet het geval is, voer deze reparaties dan uit.
INFORMATIE
De RXYQQ-unit beperkt de druk op de lokale leidingen tot 33bar. In de buitenunit bedraagt de ontwerpdruk 40bar.

5.3.2 Leidingmaat selecteren

Bepaal de juiste maat aan de hand van de volgende tabellen en de afbeelding (alleen als referentie).
RXYQQ8~20U7Y1B
VRV IV Q+-reeks warmtepomp
4P546229-1 – 2018.09
5 Voorbereiding
A
B B B
C
D
E
x
y
b
a
1 2 3 4
c
a
e
b
c
d
E: Leidingen tussen koelmiddelaftakset en binnenunit
De leidingdiameter voor directe aansluiting op de binnenunit moet dezelfde zijn als de diameter voor de aansluitleiding van de binnenunit.
1~4 VRVDX-binnenunit
a,b,c Binnenaftakkit
x,y Kit voor aansluiting van meerdere buitenunits
A, B, C: Leiding tussen buitenunit en (eerste) koelmiddelaftakset
Kies uit de volgende tabel volgens het type van de totale capaciteit van de stroomafwaarts aangesloten buitenunits.
Type capaciteit buitenunit
(HP)
8 19,1 28,6 9,5 15,9
10 22,2 9,5
12~16 28,6 34,9 12,7
18~22 28,6 15,9 19,1
24 34,9 41,3 15,9
26~34 34,9 19,1 22,2
36~42 41,3 54,1 19,1
D: Leiding tussen koelmiddelaftaksets
Kies uit de volgende tabel volgens het type van de totale capaciteit van de stroomafwaarts aangesloten binnenunits. De diameter van de aansluitleiding mag niet groter zijn dan die van de koelmiddelleiding die is bepaald door de algemene modelnaam van het systeem.
Capaciteitsi
ndex
binnenunit
<150 15,9 19,1 9,5 12,7
150≤x<200 19,1 25,4
200≤x<290 22,2 28,6 15,9
290≤x<420 28,6
420≤x<640 15,9 19,1
640≤x<920 34,9 54,1 19,1 22,2
≥920 41,3
(a) Ø25,4 van toepassing wanneer 290≤x≤420, indien lokaal
Voorbeeld:
▪ Stroomafwaartse capaciteit voor E=capaciteitsindex van unit 1
▪ Stroomafwaartse capaciteit voor D=capaciteitsindex van unit
1+capaciteitsindex van unit 2
RXYQQ8~20U7Y1B VRV IV Q+-reeks warmtepomp 4P546229-1 – 2018.09
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
Standaard Max. Standaard Max.
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
Standaard Max. Standaard Max.
(a)
beschikbaar.
34,9 12,7
Capaciteitsi
ndex
binnenunit
Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
Standaard Max. Standaard Max.
15~50 12,7 15,9 6,4 9,5
63, 80 15,9 19,1 9,5 12,7
100~140 25,4
200 19,1 28,6
250 22,2
▪ Wanneer de equivalente leidinglengte tussen de buiten- en de
binnenunits 90 m of meer bedraagt, moeten dikkere hoofdleidingen (zowel gaszijdig als vloeistofzijdig) worden gebruikt. Afhankelijk van de lengte van de leiding kan de capaciteit afnemen. Maar zelfs in een dergelijk geval moet de maat van de hoofdleidingen worden vergroot. Meer specificaties vindt u in de technische data.
a Buitenunit b Hoofdleidingen c Vergroot bij een equivalente leidinglengte van ≥90m d Eerste koelmiddelaftakkit e Binnenunit
Vergroot
HP-klasse Leidingmaat (buitendiameter) (mm)
Gasleiding Vloeistofleiding
8 19,1 → 22,2 9,5 → 12,7
10 22,2 → 25,4
12+14 28,6
16 28,6 → 31,8
(a)
(b)
(a)
12,7 → 15,9
18~22 15,9 → 19,1
24 34,9
26~34 34,9 → 38,1
36~42 41,3
(a) Als de maat van de vergroting NIET beschikbaar is, dan
moet u de standaardmaat gebruiken. Andere combinaties dan hiervoor aangegeven zijn verboden. Maar zelfs bij gebruik van de standaardmaat mag de equivalente leidinglengte meer dan 90m bedragen.
(b) Een grotere leidingmaat is niet toegelaten.
(b)
(a)
(b)
19,1 → 22,2
▪ De wanddikte van de koelmiddelleidingen moet voldoen aan de
geldende wetgeving. De minimale wanddikte voor leidingen voor R410A moet overeenstemmen met de waarden in de onderstaande tabel.
Leidingdiameter (mm) Minimale dikte t (mm)
6,4 0,4
9,5 0,5
12,7 0,7
15,9 0,9
19,1 0,6
(a)
22,2 0,6
28,6 0,8
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
15
5 Voorbereiding
a
A
h i j k l m n
B C D E F G
p
b c d e f
1 2 3 4 5 6 7
8
g
H1
H2
a
b
c d e f
i
k
j
g h
A B
1 2 3 4 5 6
7 8
H1
H2
Leidingdiameter (mm) Minimale dikte t (mm)
31,8 0,9
34,9 1,0
38,1+41,3 1,1
(a) Bij gegloeide hardingsgraad van 1.
De koelmiddelleidingen en aftakkingen moeten voldoen aan een ontwerpdruk van 33 bar (3,3 MPa). Als dit NIET kan worden bevestigd, gebruik dan de in dit hoofdstuk beschreven koelmiddelaftakking.
Vergewis u ervan dat de leidingdikte voldoet aan de vereiste minimumdikte.
▪ Wanneer de vereiste leidingdiameters (inch-maten) niet
verkrijgbaar zijn, mag u ook andere diameters (mm-maten) gebruiken; houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Neem de leidingdiameter die het dichtst bij de gevraagde
diameter ligt.
▪ Gebruik de gepaste adapterstukken voor de overgang van
leidingen met inch-maten naar leidingen met mm-maten (lokaal te voorzien).
▪ Wijzig de berekening voor extra koelmiddel zoals beschreven in
"6.7.3 Bepalen hoeveel koelmiddel bijgevuld moet worden" op pagina27.

5.3.3 Koelmiddelaftaksets selecteren

Koelmiddel-refnets
Voor een voorbeeld met leidingen, zie "5.3.2 Leidingmaat
selecteren"op pagina14.
▪ Wanneer als eerste aftakking vanaf de kant van de buitenunit een
refnet-verbinding wordt gebruikt, kunt u deze kiezen uit de volgende tabel volgens de capaciteit van de buitenunit (voorbeeld: refnet-verbinding a).
Type capaciteit buitenunit (HP) 2 leidingen
8~10 KHRQ22M29T9
12~22 KHRQ22M64T
24~42 KHRQ22M75T
▪ Kies voor andere refnet-verbindingen dan de eerste aftakking
(bijvoorbeeld refnet-verbinding b) het juiste model aftakkit op basis van de totale capaciteitsindex van alle binnenunits die na de eerste koelmiddelaftakking zijn aangesloten.
Capaciteitsindex binnenunit 2 leidingen
<200 KHRQ22M20T
200≤x<290 KHRQ22M29T9
290≤x<640 KHRQ22M64T
≥640 KHRQ22M75T
▪ Kies uit de volgende tabel volgens de totale capaciteit van alle
onder de refnet-verdeler aangesloten binnenunits.
▪ Keuze van een leidingset voor aansluiting van meerdere
buitenunits (vereist bij een capaciteit van 22 pk of meer). Kies uit de volgende tabel volgens het aantal buitenunits.
Aantal buitenunits Naam aftakset
2 BHFQ22P1007
3 BHFQ22P1517
INFORMATIE
Verloopstukken of T-stukken zijn lokaal te voorzien.
OPMERKING
Koelmiddelaftaksets kunnen alleen worden gebruikt met R410A.

5.3.4 Over de leidinglengte

Zorg ervoor dat u bij de installatie van de leidingen binnen de maximaal toegestane leidinglengte blijft. Dit geldt ook voor het hoogteverschil en de leidinglengte na de aftakking zoals hierna aangegeven.
Definities
Term Definitie
Reële leidinglengte Leidinglengte tussen buitenunit
(a)
en
binnenunits.
Equivalente leidinglengte
(b)
Leidinglengte tussen buitenunit binnenunits.
Totale leidinglengte Totale leidinglengte van de buitenunit
(a)
en
(a)
naar alle binnenunits.
H1 Hoogteverschil tussen buiten- en
binnenunits.
H2 Hoogteverschil tussen binnen- en
binnenunits.
H3 Hoogteverschil tussen buiten- en
buitenunits.
(a) Als de systeemcapaciteit >20HP is, meet dan opnieuw "de
eerste buitenaftakking gezien vanuit de binnenunit".
(b) Neem een equivalente leidinglengte van refnet-
verbinding=0,5m en refnet-verdeler=1m (voor berekeningsdoeleinden van equivalente leidinglengte, niet voor berekeningen van de koelmiddelvulling).

5.3.5 Leidinglengte: Alleen VRV DX

Voor systeem met alleen VRVDX-binnenunits:
Systeemsetup
Voorbeeld Beschrijving
Voorbeeld 1,1
Eén buitenunit
Aftakking met refnet­verbinding
Capaciteitsindex binnenunit 2 leidingen
<200 KHRQ22M29H
200≤x<290
290≤x<640 KHRQ22M64H
≥640 KHRQ22M75H
(a) Als de leidingmaat boven de refnet-verdeler Ø34,9 of
INFORMATIE
Op een verdeler kunnen maximum 8 aftakkingen worden aangesloten.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
16
groter is, is KHRQ22M75H vereist.
Voorbeeld 1,2
(a)
Eén buitenunit
Aftakking met refnet­verbinding en refnet­verdeler
VRV IV Q+-reeks warmtepomp
RXYQQ8~20U7Y1B
4P546229-1 – 2018.09
5 Voorbereiding
a
c
b d e fig h
1 2 3 4 5 6 7
8
H1
H2
a
A
h i j k l m n
B C D E F G
p
b c d e f
1 2 3 4 5 6 7
8
g
t
u
r
s
H1
H2
a
j k
b
1 2 3 4 5 6
7 8
c d e f g h
t
u
r
s
BA
H1
H3
H2
a
b
1 2 3 4 5 6 7
8
c d e f g h i
t
u
r
s
H1
H3
H2
r s
u
t
a
A
h i j k l m n
B C D E F G
p
b c d e f
1 2 3 4 5 6 7
8
g
H1
H2
1
2 3
Voorbeeld Beschrijving
Voorbeeld 1,3
Eén buitenunit
Aftakking met refnet­verdeler
Voorbeeld 2,1
Meerdere buitenunits
Aftakking met refnet­verbinding
Voorbeeld 2,2
Meerdere buitenunits
Aftakking met refnet­verbinding en refnet­verdeler
Voorbeeld 2,3
Meerdere buitenunits
Aftakking met refnet­verdeler
Voorbeeld 3
Met standaard multi­layout
Totale leidinglengte
300m
Voorbeeld 1,1
▪ a+b+c+d+e+f+g+h+i+j+k+l+m+n+p≤300m
Voorbeeld 2,1
▪ a+b+c+d+e+f+g+h+i+j+k+l+m+n+p≤300m
▪ Tussen buitenaftakking en buitenunit (alleen bij installatie met
meerdere buitenunits)
Reële leidinglengte
10m
Voorbeeld 3
▪ r, s, t≤10m; u≤5m
Equivalente
13m
lengte
Maximaal toegestaan hoogteverschil
H1 ≤50m (40m) (als buitenunit lager staat dan binnenunits)
H2 ≤15m
H3 ≤5m
Maximaal toegestane lengte na aftakking
Leidinglengte vanaf de eerste koelmiddelaftakset tot de binnenunit ≤40 m.
Voorbeeld 1.1: unit 8: b+c+d+e+f+g+p≤40m
Voorbeeld 1.2: unit 6: b+h≤40m, unit 8: i+k≤40m
Voorbeeld 1.3: unit 8: i≤40m
Een verlenging is wel mogelijk als alle onderstaande voorwaarden vervuld zijn. In dit geval kan de beperking worden uitgebreid tot 90m.
Binnenunit Refnet-verbinding Refnet-verdeler Leidingkit voor meerdere aansluitingen van buitenunits
Maximaal toegestane lengte
▪ Tussen buiten- en binnenunits
Reële leidinglengte
120m
Voorbeeld 1,1
▪ unit8: a+b+c+d+e+f+g+p≤120m
Voorbeeld 1,2
▪ unit6: a+b+h≤120m
▪ unit8: a+i+k≤120m
Voorbeeld 1,3
▪ unit8: a+i≤120m
Voorbeeld 2,1
▪ unit8: a+b+c+d+e+f+g+p≤120m
Equivalente
150m
lengte
1 Buitenunits 2 Refnet-verbindingen (A~G) 3 Binnenunit (1~8)
Voorwaarden:
a De leidinglengte tussen alle binnenunits tot de dichtstbijzijnde
aftakset is ≤40m.
Voorbeeld: h, i, j … p≤40m
b De diameter van de gas- en vloeistofleidingen moet worden
vergroot als de leidinglengte tussen de eerste aftakset en de verst gelegen binnenunit meer dan 40m bedraagt.
Als de grotere diameter groter is dan die van de hoofdleiding, moet u voor deze laatste ook een grotere diameter nemen.
Vergroot de diameter als volgt:
9,5 → 12,7; 12,7 → 15,9; 15,9 → 19,1; 19,1 → 22,2; 22,2 → 25,4
(a)
; 28,6 → 31,8
(a)
; 34,9 → 38,1
(a)
(a) Als de maat van de vergroting NIET beschikbaar is, dan moet u de standaardmaat gebruiken. Andere combinaties dan hiervoor aangegeven zijn verboden. Maar zelfs bij gebruik van de standaardmaat mag de maximaal toegestane lengte na de eerste aftakking worden vergroot als aan alle andere voorwaarden is voldaan.
Voorbeeld: unit8: b+c+d+e+f+g+p≤90m en b+c+d+e+f +g>40m; vergroot de leidingmaat van b, c, d, e, f, g.
RXYQQ8~20U7Y1B VRV IV Q+-reeks warmtepomp 4P546229-1 – 2018.09
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
17
5 Voorbereiding
a b
b
a b
a
a b
a b
b
a
a
a
b b b
a
b b b
a
b
a
b
a
b
a
a
a
≥200 mm
a
b
≤2 m
a
≤2 m ≤2 m
≥200 mm
≥200 mm
b
>2 m >2 m
A B C
a b c
c Wanneer de diameter is vergroot (stapb), moet de leidinglengte
als dubbel worden geteld (behalve voor de hoofdleiding en de leidingen die niet vergroot zijn).
De totale leidinglengte moet binnen de beperkingen blijven (zie tabel hiervoor).
Voorbeeld: a+b×2+c×2+d×2+e×2+f×2+g×2+h+i+j+k+l+m+n +p≤300m.
d Het verschil in leidinglengte tussen de dichtstbij gelegen
binnenunit (vanaf de eerste aftakking) tot de buitenunit en de verst gelegen binnenunit tot de buitenunit is ≤40m.
Voorbeeld: Verste binnenunit 8. Dichtstbijzijnde binnenunit 1 → (a+b+c+d+e+f+g+p)–(a+h)≤40m.

5.3.6 Meerdere buitenunits: Mogelijke lay-outs

▪ De leidingen tussen de buitenunits moeten waterpas of licht
oplopend worden aangelegd om te voorkomen dat olie in de leidingen blijft staan.
Patroon 1
Patroon 2
b Olie hoopt zich op bij de verstgelegen buitenunit wanneer
het systeem stopt
X Niet toegelaten
O Toegelaten
▪ Als de leidinglengte tussen de buitenunits langer dan 2m is, moet
de gasleiding 200mm of meer oplopen binnen een lengte van 2m vanaf de set.
Als Dan
≤2m
>2m
a Naar binnenunit
b Leiding tussen buitenunits
OPMERKING
Bij een systeem met meerdere buitenunits gelden voor de installatie beperkingen op de volgorde van de aansluitingen van de koelmiddelleiding tussen buitenunits. Installeer volgens de volgende beperkingen. De capaciteit van buitenunits A, B, en C moet voldoen aan de volgende beperkingen: A≥B≥C.
a Naar binnenunit b Leiding tussen buitenunits
X Niet toegelaten (olie blijft achter in de leiding)
O Toegelaten
▪ Sluit de afsluiter en de leiding tussen buitenunits altijd aan zoals in
de 4 juiste mogelijkheden van de onderstaande afbeelding om te voorkomen dat olie bij de verstgelegen buitenunit blijft staan.
a Naar binnenunits
b Leidingkit voor aansluiting van meerdere buitenunits
(eerste aftakking)
c Leidingkit voor aansluiting van meerdere buitenunits (tweede aftakking)

5.4 De elektrische bedrading voorbereiden

5.4.1 Over het voorbereiden van de elektrische bedrading

INFORMATIE
Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten in hoofdstuk “Algemene veiligheidsmaatregelen”.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
18
a Naar binnenunit
VRV IV Q+-reeks warmtepomp
RXYQQ8~20U7Y1B
4P546229-1 – 2018.09
5 Voorbereiding
WAARSCHUWING
▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde
nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken.
▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via
een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.
▪ Plaats de vereiste zekeringen of stroomonderbrekers.
▪ Bevestig de elektrische bedrading met kabelbinders,
zodat deze NIET in contact kan komen met scherpe randen of buizen, vooral langs de hogedrukzijde.
▪ Gebruik GEEN draden met tape, geen gevlochten
geleiders, geen verlengkabels en geen aansluitingen van een sterinstallatie. Deze kunnen zorgen voor oververhitting of elektrische schokken of brand veroorzaken.
▪ Installeer GEEN fasecompensatiecondensator, omdat
deze unit een inverter bevat. Een fasecompensatiecondensator vermindert de prestaties en kan ongevallen veroorzaken.
WAARSCHUWING
▪ Al de bedrading MOET door een erkende elektricien
uitgevoerd worden en MOET voldoen aan de geldende wetgeving.
▪ Maak elektrische verbindingen op de bevestigde
bedrading.
▪ Alle op de site geleverde componenten en alle
elektrische constructies MOETEN voldoen aan de geldende wetgeving.
WAARSCHUWING
Gebruik ALTIJD een meeraderige kabel als stroomtoevoerkabel.

5.4.2 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit

Deze apparatuur is conform met:
▪ Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000‑3‑11 op
voorwaarde dat de systeemimpedantie Z aan Z
is op het interfacepunt tussen de voeding van de
max
gebruiker en het openbare systeem.
▪ EN/IEC 61000‑3‑11 = Europese/Internationale Technische
Norm die de beperkingen vastlegt voor spanningsveranderingen, spanningsschommelingen en flikkeren in openbare laagspanningssystemen voor apparatuur met een nominale stroom ≤75A.
▪ Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de installateur of
gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen, indien nodig in overleg met de distributienetwerkbeheerder, dat de apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met een systeemimpedantie Z
kleiner dan of gelijk aan Z
sys
▪ Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000‑3‑12 op
voorwaarde dat de systeemimpedantie Ssc groter dan of gelijk aan Ssc is op het interfacepunt tussen de voeding van de gebruiker en het openbare systeem.
▪ EN/IEC 61000‑3‑12 = Europese/internationale technische norm
die de grenzen vastlegt inzake harmonische stromen geproduceerd door apparatuur aangesloten op openbare laagspanningssystemen met een ingangsstroom >16 A en ≤75A per fase.
▪ Het behoort tot de verantwoordelijkheid van de installateur of de
gebruiker van de apparatuur om ervoor te zorgen, indien nodig in overleg met de distributienetwerkbeheerder, dat de
kleiner dan of gelijk
sys
.
max
apparatuur alleen wordt aangesloten op een voeding met een kortsluitvermogen Ssc dat groter dan of gelijk is aan de minimum Ssc-waarde.
Model Z
(Ω) Minimum Ssc-
max
waarde (kVA)
RXYQQ8 4050
RXYQQ10 5535
RXYQQ12 6038
RXYQQ14 6793
RXYQQ16 7547
RXYQQ18 8805
RXYQQ20 9812
RXYQQ22 11573
RXYQQ24 11597
RXYQQ26 12831
RXYQQ28 13585
RXYQQ30 14843
RXYQQ32 15094
RXYQQ34 16352
RXYQQ36 17359
RXYQQ38 19397
RXYQQ40 20378
RXYQQ42 20629
INFORMATIE
Multi-units zijn standaardcombinaties.

5.4.3 Vereisten voor beveiligingen

De voeding moet worden beveiligd met behulp van de vereiste beveiligingen, met name een hoofdschakelaar, een trage zekering op elke fase en een aardlekbeveiliging volgens de geldende wetgeving.
Voor standaardcombinaties
De keuze en maat van de bedrading moet gebeuren conform de geldende wetgeving op basis van de informatie in de onderstaande tabel.
INFORMATIE
Multi-units zijn standaardcombinaties.
Model Minimum
circuitampère
RXYQQ8 16,1A 20A
RXYQQ10 22,0A 25A
RXYQQ12 24,0A 32A
RXYQQ14 27,0A 32A
RXYQQ16 31,0A 40A
RXYQQ18 35,0A 40A
RXYQQ20 39,0A 50A
RXYQQ22 46,0A 63A
RXYQQ24 46,0A 63A
RXYQQ26 51,0A 63A
RXYQQ28 55,0A 63A
RXYQQ30 59,0A 80A
RXYQQ32 62,0A 80A
RXYQQ34 66,0A 80A
RXYQQ36 70,0A 80A
RXYQQ38 76,0A 100A
Aanbevolen
zekeringen
RXYQQ8~20U7Y1B VRV IV Q+-reeks warmtepomp 4P546229-1 – 2018.09
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
19

6 Installatie

14×14×
8~12 HP 14~20 HP
8~12 HP
SW8
14~20 HP
SW8
Model Minimum
circuitampère
RXYQQ40 81,0A 100A
RXYQQ42 84,0A 100A
Voor alle modellen:
▪ Fase en frequentie: 3N~50Hz
▪ Spanning: 380~415V
▪ Doorsnede transmissiekabels: 0,75~1,25mm2, maximum lengte is
1000m. Als de totale transmissiebedrading buiten deze waarden valt, kan het een communicatiestoring veroorzaken.
Voor andere combinaties dan de standaard
Bereken de aanbevolen capaciteit van de zekering.
Formule Tel de minimum circuitampère van elke gebruikte unit
op (zie de tabel hiervoor), vermenigvuldig het resultaat met 1,1 en selecteer de volgende hogere aanbevolen capaciteit van de zekeringen.
Voorbeeld Combinatie van de RXYQQ30 met behulp van de
RXYQQ8, RXYQQ10, en RXYQQ12.
▪ Minimum circuitampère van de RXYQQ8=16.1A
▪ Minimum circuitampère van de RXYQQ10=22.0A
▪ Minimum circuitampère van de RXYQQ12=24.0A
Hieruit volgt dat de minimum circuitampère van de RXYQQ30=16,1+22,0+24,0=62,1A
Vermenigvuldig het bovenstaande resultaat met 1,1 (62,1A×1,1)=68,3A, zodat de aanbevolen capaciteit van de zekering 80A is.
Aanbevolen
zekeringen
Wanneer de voorpanelen open zijn, is de elektrische componentenkast toegankelijk. Zie "6.2.2 Elektrische
componentenkast van de buitenunit openen"op pagina20.
Voor servicewerkzaamheden is toegang tot de drukknoppen op de hoofdprintplaat vereist. Het deksel van de elektrische componentenkast moet niet worden geopend om toegang te krijgen tot deze drukknoppen. Zie "7.2.3Toegang tot de componenten voor
lokale instellingen"op pagina38.

6.2.2 Elektrische componentenkast van de buitenunit openen

OPMERKING
Forceer het deksel van de elektronische componentenkast NIET wanneer u het opent. Anders kunt u het deksel vervormen, waardoor er water in de kast kan binnendringen en de apparatuur onklaar geraakt.
OPMERKING
Gebruik in geval van stroomonderbrekers met activering door reststroom alleen die van het snelle type met een nominale stroomsterkte van 300 mA.
6 Installatie

6.1 Overzicht: Installatie

In dit hoofdstuk wordt beschreven wat u ter plaatse moet doen en weten om het systeem te installeren.
Typische werkstroom
Een typische installatie bestaat uit de volgende stappen:
1 Units openen
2 Buitenunit monteren
3 Koelmiddelleiding aansluiten
4 Koelmiddelleiding controleren
5 Koelmiddelleiding isoleren
6 Koelmiddel bijvullen
7 Elektrische bedrading aansluiten

6.2 De units openen

6.2.1 De buitenunit openen

GEVAAR: GEVAAR VOOR ELEKTROCUTIE
GEVAAR: RISICO OM ZICH TE VERBRANDEN
Open de voorpanelen als volgt voor toegang tot de unit:
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
20
VRV IV Q+-reeks warmtepomp
RXYQQ8~20U7Y1B
4P546229-1 – 2018.09
6 Installatie
a b
c d
e
≥100 mm
≥100 mm
*
729
≤613
≥929
AB
AA
a
(mm)
20 mm
a
OPMERKING
Let er bij het sluiten van het deksel van de elektronische componentenkast op dat de afdichting onderaan de achterkant van het deksel NIET vast komt te zitten en naar binnen wordt geplooid.
a Deksel elektrische componentenkast
b Voorkant
c Klemmenstrook voeding
d Afdichtingsmateriaal
e Vocht en vuil kan binnendringen
X Niet toegelaten
O Toegelaten

6.3 De buitenunit monteren

6.3.1 De installatiestructuur voorzien

Zorg ervoor dat de unit waterpas staat op een voldoende stevige ondergrond om trillingen en lawaai te voorkomen.
OPMERKING
▪ Ondersteun NIET alleen de hoeken van de unit
wanneer de installatiehoogte moet worden verhoogd.
▪ Steunen onder de unit moeten minstens 100mm breed
zijn.
▪ Maak de unit vast met behulp van de vier M12-funderingsbouten.
De beste manier is om de funderingsbouten in te schroeven tot ze nog 20 mm boven het oppervlak van de fundering uitsteken.
OPMERKING
▪ Voorzie een waterafvoerkanaal rond de fundering om
overtollig water rond de unit af te voeren. Bij verwarmen bij buitentemperaturen onder nul zal het afgevoerde water van de buitenunit bevriezen. Als u geen maatregelen neemt voor de afvoer van het water, kan het heel glad worden rondom de unit.
▪ Wanneer u de unit in een corrosieve omgeving
installeert, moet u een moer met een plastic vulring (a) gebruiken om de moer te beschermen tegen roest.

6.4 Koelmiddelleidingen aansluiten

6.4.1 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen

OPMERKING
Controleer of de installatie van de koelmiddelleidingen voldoet aan de geldende wetgeving. In Europa geldt EN378 als de van toepassing zijnde norm.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de lokale leidingen en aansluitingen NIET worden belast.
X Niet toegelaten O Toegelaten (* = voorkeurinstallatie)
▪ De hoogte van de fundering moet minstens 150 mm vanaf de
vloer zijn. In gebieden waar veel sneeuw valt moet de unit hoger worden geïnstalleerd, afhankelijk van de installatieplaats en de omstandigheden.
▪ De voorkeurinstallatie is op een stevige lange fundering (stalen
balkframe of beton). De fundering moet groter zijn dan het in het grijs aangegeven deel.
Minimumfundering
a Ankerpunt (4×)
HP AA AB
8~12 766 992
14~20 1076 1302
RXYQQ8~20U7Y1B VRV IV Q+-reeks warmtepomp 4P546229-1 – 2018.09
WAARSCHUWING
Zet, tijdens testen, het product NOOIT onder een druk hoger dan de maximaal toegestane druk (vermeld op het naamplaatje van de unit).
WAARSCHUWING
Neem voldoende maatregelen wanneer koelmiddel zou lekken. Ventileer onmiddellijk de zone wanneer koelgas lekt. Mogelijke risico's:
▪ Te hoge koelmiddelconcentraties in een gesloten
ruimte kunnen leiden tot een gebrek aan zuurstof.
▪ Als koelgas in contact komt met vuur, kan giftig gas
ontstaan.
WAARSCHUWING
Tap het koelmiddel ALTIJD af. Laat het NIET rechtstreeks vrij in de omgeving. Gebruik een vacuümpomp om de installatie leeg te pompen.
▪ Gebruik enkel met fosforzuur gedeoxideerd naadloos koper.
OPMERKING
Controleer of er geen gaslekken zijn als u alle leidingen heeft aangesloten. Gebruik stikstof om een gaslektest uit te voeren.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
21
Loading...
+ 47 hidden pages