Windows® XP in dit document geldt voor zowel voor Windows® XP
Professional, Windows
Edition. Ga naar het Brother Solutions Center (http://solutions.brother.com)
voor meer informatie over ondersteuning van Windows
Edition.
®
XP Professional x64 Edition en Windows® XP Home
®
XP Professional x64
Afdrukken
1
De Brother-printerdriver gebruiken
Een printerdriver is een programma dat gegevens in het door de computer gebruikte formaat omzet in het
formaat dat door een bepaalde printer kan worden gebruikt; dit is meestal een printeropdrachttaal of een page
description language (PDL).
De printerdrivers staan op de meegeleverde CD-ROM. Installeer de drivers eerst aan de hand van de
instructies in de installatiehandleiding. De meest recente printerdrivers kunt u tevens op het internet ophalen
bij het Brother Solutions Center:
http://solutions.brother.com
Printen onder Windows
De specifieke printerdriver voor Microsoft® Windows® 98/98SE/Me/2000 Professional/XPen Windows NT®
workstation 4.0 staan op de CD-ROM die bij uw Brother-apparaat is meegeleverd. Met ons
installatieprogramma kunt u deze software gemakkelijk op uw Windows®-systeem installeren. De driver
ondersteunt onze unieke compressiemode om sneller te kunnen printen in toepassingen van Windows
biedt u de mogelijkheid om verschillende printerparameters in te stellen, zoals besparend printen en speciaal
papierformaat.
®
®
en
Een document afdrukken
Zodra de machine gegevens ontvangt van uw computer, wordt het afdrukken gestart door papier uit de
papierlade te halen. Via de papierlade kunnen diverse papiersoorten en enveloppen worden ingevoerd. (Zie
de gebruikershandleiding voor informatie over de Papierlade en Aanbevolen papiersoorten.)
1
1 Selecteer de opdracht Afdrukken vanuit uw toepassing.
Als er ook andere printerdrivers op uw computer zijn geïnstalleerd, selecteert u in het afdrukmenu of het
menu met de printerinstellingen van uw toepassing Brother MFC-9420CN (XXX)* Printer als uw
printerdriver, waarna u op OK klikt om af te drukken.
*(Selecteer Brother MFC-9420CN Printer bij gebruik van een parallelle kabel of als u uw machine via
het netwerk aansluit. Selecteer Brother MFC-9420CN USB Printer bij gebruik van een USB-kabel.)
2 Uw computer stuurt de gegevens naar de machine.
Op het LCD-scherm wordt Ontvangst weergegeven.
3 Als alle gegevens zijn afgedrukt, keert het LCD-scherm weer terug naar de status van de machine.
Opmerking
In de door u gebruikte toepassing kunt u de gewenste papierafmetingen en afdrukstand instellen.
Als uw toepassing het door u gekozen papierformaat niet ondersteunt, selecteert u een afmeting die net even
iets groter is.
Daarna past u de breedte van de afdruk aan door in uw toepassing de rechter- en de linkerkantlijn opnieuw
in te stellen.
1 - 1
Afdrukken
Handmatig Duplex printen
De machine drukt eerst alle even pagina’s af op een zijde van het papier.
Daarna vraagt de Windows®-driver u (via een pop-up bericht) om het papier opnieuw te plaatsen. Voor u het
papier opnieuw plaatst, moet u het goed recht leggen, anders kan het papier vastlopen. Wij adviseren geen
extreem dun of dik papier te gebruiken.
Gelijktijdig afdrukken, scannen en faxen
Uw machine kan gegevens van uw computer afdrukken terwijl een fax in het geheugen wordt verzonden of
ontvangen, of terwijl er gegevens naar de computer worden gescand. Tijdens het afdrukken wordt het
versturen van de fax niet onderbroken.
Als de machine echter kopieert of een fax op papier ontvangt, onderbreekt de machine het afdrukken en gaat
ze daar pas weer mee verder nadat het kopiëren is voltooid of de hele fax is ontvangen.
Bedieningstoets voor de printer
Job Cancel
1
Druk op Job Cancel om de huidige afdruktaak te annuleren. Als het
LCD-scherm Meer gegevens weergeeft, wist u de gegevens die in
het geheugen zijn opgeslagen door te drukken op Job Cancel.
1 - 2
Afdrukken
Beveiligde afdruktoets
Beveiligde gegevens zijn beschermd met een wachtwoord. Alleen diegenen die het wachtwoord kennen,
kunnen de beveiligde gegevens afdrukken. De machine zal pas beveiligde gegevens afdrukken wanneer het
correcte wachtwoord is ingevoerd. Wanneer het document is geprint, worden de gegevens uit het geheugen
verwijderd. Om deze functie te gebruiken moet u uw wachtwoord instellen in het dialoogvenster van de
printerdriver. (Zie Opties apparaat op pagina 1-16 of Tabblad Accessoires op pagina 1-20.)
1 Druk op Secure Print.
Opmerking
Het LCD-scherm geeft Geen data! weer wanneer er geen beveiligde gegevens in het geheugen zijn
opgeslagen.
2 Druk op ▲ of ▼ om de gebruikersnaam te selecteren.
Druk op Menu/Set. Het LCD-scherm geeft de mogelijke taken weer.
3 Druk op ▲ of ▼ om de taak te selecteren.
Druk op Menu/Set. Het LCD-scherm vraagt u uw wachtwoord van 4 cijfers in te voeren.
1
4 Toets uw wachtwoord in met de toetsen van het bedieningspaneel.
Druk op Menu/Set.
5 Druk op ▲ of ▼ om Print te selecteren.
Druk op Menu/Set. De machine drukt de gegevens af.
—OF—
Wanneer u de beveiligde gegevens wilt verwijderen, drukt u op
Druk op Menu/Set.
Opmerking
■ Wanneer u de stroom uitzet, worden de beveiligde gegevens uit het geheugen gewist.
■ Wanneer u de beveiligde gegevens hebt afgedrukt, worden deze uit het geheugen gewist.
▲ of ▼ om Verwijder te selecteren.
1 - 3
Afdrukken
Ondersteuning van Printeremulaties
Standaard gebruikt de machine Brother Printing system voor Windows® voor het afdrukken. De machine
ondersteunt ook HP LaserJet (PCL 6) en de BR-Script 3 (PostScript®3™)-printeremulaties. Wanneer u
DOS-toepassingssoftware gebruikt, kunt u HP LaserJet (PCL 6) of BR-Script 3 (PostScript
gebruiken voor het afdrukken.
De emulatie selecteren
Uw machine zal printopdrachten ontvangen in een printer job language of door middel van emulatie.
Verschillende besturingssystemen en toepassingen sturen de afdrukopdrachten in verschillende talen. Uw
machine kan printopdrachten ontvangen door middel van vele soorten emulaties. Deze machine beschikt
over de functie Emulatie Automatisch Selecteren (Auto). Wanneer de machine gegevens ontvangt van de
PC, selecteert het apparaat automatisch de emulatiemodus. De functie Emulatie Automatisch Selecteren
(Auto) is als standaard fabrieksinstelling ingesteld.
U kunt de standaard emulatiemodus handmatig wijzigen op het bedieningspaneel.
®3™
)-emulatie
1 Druk op Menu/Set, 4, 1.
2 Druk op ▲ of ▼ om Auto, HP LaserJet of BR-Script 3 te selecteren.
1
Druk op Menu/Set.
3 Druk op Stop/Exit.
Opmerking
Wij adviseren u de functie emulatie met uw toepassingssoftware of netwerkserver in te stellen. Wanneer de
instelling niet goed werkt, dient u de gewenste emulatiemodus handmatig te selecteren met de knoppen op
het bedieningspaneel van de machine.
De lijst met interne fonts printen
U kunt een lijst printen met de interne (of residente) lettertypen van de machine, zodat u deze kunt bekijken
voordat u een lettertype selecteert.
1 Druk op Menu/Set, 4, 2, 1.
2 Druk op Colour Start of Mono Start. De machine drukt de lijst af.
3 Druk op Stop/Exit.
1 - 4
Afdrukken
De lijst met printerconfiguraties printen
U kunt een lijst printen met de huidige printerinstellingen.
1 Druk op Menu/Set, 4, 2, 2.
2 Druk op Colour Start of Mono Start. De machine print de instellingen.
3 Druk op Stop/Exit.
Testafdruk
Als u problemen hebt met de afdrukkwaliteit, kunt u een testafdruk maken.
1 Druk op Menu/Set, 4, 2, 3.
2 Druk op Colour Start of Mono Start.
3 Druk op Stop/Exit.
Opmerking
Als het probleem op de afdruk zichtbaar is, zie De afdrukkwaliteit verbeteren in de gebruikershandleiding.
1
Standaard printerinstellingen herstellen
U kunt de printerinstellingen van de machine opnieuw instellen op de standaardinstellingen. Lettertypen en
macro’s opgeslagen in het geheugen van de machine worden verwijderd.
1 Druk op Menu/Set, 4, 3.
2 Druk op 1 om de standaardinstellingen te herstellen.
—OF—
Druk op 2 om af te sluiten zonder wijzigingen.
3 Druk op Stop/Exit.
1 - 5
Afdrukken
Calibratie
De dichtheid van het uitgevoerde beeld kan voor iedere kleur variëren, afhankelijk van de temperatuur en
vochtigheid van de omgeving waarin de machine zich bevindt. Met calibratie kunt u de kleurdichtheid
verbeteren.
1 Druk op Menu/Set, 4, 4.
2 Druk op ▲ of ▼ om Calibreren te selecteren.
3 Druk op Menu/Set.
4 Druk op 1 om Ja te selecteren.
5 Druk op Stop/Exit.
U kunt de calibratieparameters terugstellen op de in de fabriek ingestelde parameters.
1 Druk op Menu/Set, 4, 4.
2 Druk op ▲ of ▼ om Reset te selecteren.
1
3 Druk op Menu/Set.
4 Druk op 1 om Ja te selecteren.
5 Druk op Stop/Exit.
Opmerking
Als er een foutmelding wordt gegeven, drukt u op Stop/Exit en probeert u het opnieuw. Voor meer informatie,
zie Problemen oplossen en routineonderhoud in de gebruikershandleiding.
1 - 6
Afdrukken
Status Monitor
Het hulpprogramma Statusvenster is een software tool die geconfigureerd kan worden om de status van
één of meer apparaten te monitoren, waardoor u onmiddellijk bericht ontvangt van storingen zoals
papierstoring of papier op.
De statuscontrole inschakelen
1 Klik op Brother MFC-9420CN (XXX)* Printer in de Start/Alle Programma's/Brother/MFL-Pro Suite
MFC-9420CN/Statusvenster op uw computer. Het venster Brother Statusvenster verschijnt.
*(Selecteer Brother MFC-9420CN Printer bij gebruik
van een parallelle kabel of als u uw machine via het
netwerk aansluit. Selecteer Brother MFC-9420CN USB Printer bij gebruik van een USB-kabel.)
2 Klik met de rechtermuisknop op het venster
Statusvenster en selecteer Status Monitor Laden met
Startup in het menu.
1
3 Klik met de rechtermuisknop op het venster
Statusvenster en selecteer Locatie; selecteer
vervolgens de manier waarop de statuscontrole op uw
computer wordt weergegeven—in de Taskbar, in de
Tasktray (Altijd), in de Tasktray (Indien Fout) of op de
Desktop.
Controle en weergave van de status van de machine
Het pictogram Statusvenster verandert van kleur al naargelang de status van de machine.
Een groen pictogram betekent dat het apparaat stand-by
staat.
Een geel pictogram betekent een waarschuwing.
Een rood pictogram geeft een afdrukfout aan.
Opmerking
■ U kunt de status van het apparaat altijd controleren door op het pictogram in de taakbalk te dubbelklikken
of Statusvenster in Start/Alle Programmas/Brother/MFL-Pro Suite MFC-9420CN op uw computer te
selecteren.
■ Voor meer informatie over het gebruik van de software Statusvenster klikt u met de rechtermuisknop op
het pictogram Statusvenster en kiest u Help.
1 - 7
Afdrukken
Instellingen van de printerdriver
Als u vanaf uw computer afdrukt, kunt u de volgende printerinstellingen wijzigen:
■ Papierformaat
■ Meerdere pag. afdrukken
■ Afdrukstand
■ Aantal
■ Soort papier
■ Kleur/Mono
■ Papierbron
■ Afdrukkwaliteit
■ Kleurenmodus
■ Duplex
1
■ Watermerk*
■ Schaal*
■ Afdruk beveiligen
■ Toner-bespaarstand
■ Snelle printerinstelling*
■ Statusvenster*
■ Beheerder (alleen voor gebruikers van Windows 98/98SE/Me)*
■ Afdrukinstellingen (alleen voor gebruikers van Windows XP/2000/NT)*
■ Datum & tijd afdrukken*
■ Kleurcalibratie*
*1
Deze instellingen zijn niet beschikbaar bij de BR-Script 3-driver.
1
1
1
1
1
1
1
1
De instellingen in het printerstuurprogramma openen
1 Selecteer Afdrukken in het Bestand menu in uw toepassingssoftware.
2 Selecteer Brother MFC-9420CN USB Printer (als u een USB-interface gebruikt, dan maakt USB deel
uit van de naam van de printerdriver)en klik op Eigenschappen of Voorkeursinstellingen. (Document
Default voor Windows NT
Opmerking
De manier waarop u toegang krijgt tot de instellingen van de printerdriver is afhankelijk van uw
besturingssysteem en softwaretoepassingen.
®
4.0). Het dialoogvenster Printer verschijnt.
1 - 8
Afdrukken
Functies in de Brother Native Driver
Tabblad Normaal
1
1
2
3
4
1 Selecteer de Papierformaat, Meerdere pag. afdrukken, Afdrukstand, het aantal kopieën en Soort
papier.
2 Selecteer de instelling Kleur/Mono. En de instelling Soort papier.
3 Selecteer de Papierbron (Eerste pagina en Andere pagina’s).
Opmerking
Om Andere pagina’s te selecteren, moet u de optionele Lade2 in het tabblad Accessoires selecteren. Voor
meer informatie, zie Tabblad Accessoires op pagina 1-20.
Met Automatisch selecteert de printerdriver automatisch een geschikte lade voor de instelling
Papierformaat.
4 Klik op de knop OK om de door u geselecteerde instellingen toe te passen.
Als u wilt terugkeren naar de standaardinstellingen, klikt u op de knop Standaard en vervolgens op de
knop OK.
1 - 9
Afdrukken
Papierformaat
In de keuzelijst selecteert u welk Papierformaat u gebruikt.
Meerdere pag. afdrukken
Met de selectie Meerdere pag. afdrukken kunt u het beeld van een pagina verkleinen, zodat er meerdere
pagina's op één vel papier worden afgedrukt, of het beeld juist vergroten om één pagina op meerdere vellen
papier af te drukken.
Bv. 4 op 1Bv. 1 op 2 × 2 pagina’s
Rand
Als u meerdere pagina's op één vel afdrukt met behulp van de functie Meerdere pag. afdrukken, kunt u
kiezen of u een rand, stippellijn of geen rand om elke pagina op het vel wilt afdrukken.
Afdrukstand
De functie Afdrukstand selecteert de stand waarin uw document zal worden afgedrukt (Staand of Liggend).
LiggendStaand
1
Aantal
Hiermee selecteert u hoeveel exemplaren moeten worden afgedrukt.
Sorteren
Als het selectievakje Sorteren is geselecteerd, wordt er een compleet exemplaar van uw document
afgedrukt, en wordt dit herhaald voor het aantal exemplaren dat u hebt geselecteerd. Als het selectievakje
Sorteren niet is geselecteerd, wordt voor alle exemplaren eerst de eerste pagina afgedrukt, voordat de
volgende pagina van het document wordt afgedrukt.
Vakje Sorteren geselecteerd Vakje Sorteren niet geselecteerd
1 - 10
Afdrukken
Soort papier
U kunt de volgende papiersoorten kiezen voor uw machine. Voor de beste afdrukkwaliteit selecteert u welke
papiersoort u wilt gebruiken.
Normaal papierDun papierDikker papierDik papier
TransparantenKringlooppapier
Opmerking
Selecteer Normaal papier of Kringlooppapier, wanneer u normaal papier of gerecycleerd papier gebruikt
(75 tot 90g/m2). Wanneer u dikker papier gebruikt, zowel voor normaal als gerecycleerd papier, enveloppen
of gestructureerd papier, selecteert u Dun papier of Dik papier. Selecteer voor OHP-transparanten
Transparanten.
Kleur/Mono
U kunt Full Colour, Mono, Zwart & Cyaan, Zwart & Magenta, en Zwart & Geel selecteren in de keuzelijst.
Full Colour
Wanneer uw document kleuren bevat en u het in kleur wilt afdrukken, dient u deze stand te selecteren.
Mono
Selecteer deze stand als uw document alleen tekst en/of voorwerpen in zwart of grijstinten bevat. Met de
stand Mono wordt de afdruksnelheid sneller dan in de kleurenmodus. Wanneer uw document kleuren bevat,
wordt uw document in 256 grijstinten afgedrukt door de stand Mono te selecteren.
1
Zwart & Cyaan
Selecteer deze stand wanneer u een document in kleur, in zwart of cyaan wilt afdrukken. Alle kleuren met
uitzondering van zwart worden in cyaan afgedrukt.
Zwart & Magenta
Selecteer deze stand wanneer u een document in kleur, in zwart of magenta wilt afdrukken. Alle kleuren met
uitzondering van zwart worden in magenta afgedrukt.
Zwart & Geel
Selecteer deze stand wanneer u een document in kleur, in zwart en geel wilt afdrukken. Alle kleuren met
uitzondering van zwart worden in geel afgedrukt.
Papierbron
U kunt Automatisch, Lade1, of Lade2 kiezen (Optie). U kunt aparte lades aangeven voor het afdrukken van
de eerste pagina en voor het afdrukken vanaf de tweede pagina.
1 - 11
Afdrukken
Tabblad Geavanceerd
12345
1
Klik op één van de volgende pictogrammen om de desbetreffende functie in te stellen:
1 Afdrukkwaliteit
2 Duplex
3 Watermerk
4 Pagina-instelling
5 Opties apparaat
Opmerking
Om terug te gaan naar de standaardinstellingen, klikt u op de knop Standaard.
1 - 12
Afdrukken
Afdrukkwaliteit
Afdrukkwaliteit
Hiermee kunt u de volgende afdrukkwaliteiten instellen:
Normaal
600 x 600 dpi. Aanbevolen stand voor normale afdrukken. Goede afdrukkwaliteit met redelijke
afdruksnelheid.
Fijn (2400 dpi klasse)
2400 dpi-klasse De fijnste afdrukstand. Gebruik deze stand als u precieze beelden zoals foto’s wilt afdrukken.
Omdat er meer afdrukgegevens dan in de normale stand zijn, zijn verwerkingstijd, gegevensoverdrachttijd en
afdruktijd langer.
Opmerking
De printsnelheid verandert afhankelijk van de door u gekozen instelling voor afdrukkwaliteit. Bij hogere
afdrukkwaliteit duurt het langer om af te drukken, terwijl bij lagere afdrukkwaliteit minder tijd voor afdrukken
nodig is.
1
Kleurenmodus
U kunt de stand Kleuraanpassing als volgt instellen:
Op monitor afstemmen (Aanbevolen)
De kleuren van alle elementen in het document worden aangepast, zodat deze het beste bij uw
kleurenscherm passen.
Levendig/Tekst
De kleuren van alle elementen worden aangepast zodat u een meer levendige kleur krijgt. Geschikt voor
grafische afbeeldingen en tekst
Auto
Het printerstuurprogramma selecteert de Kleurenmodus automatisch.
Grijstinten verbeteren
U kunt de kwaliteit van het beeld in grijze zones verbeteren door het selectievakje Grijstinten verbeteren
aan te vinken.
Zwarte tinten verbeteren
Wanneer een zwarte grafische afbeelding niet correct kan worden geprint, kiest u deze instelling.
1 - 13
Afdrukken
Duplex
De printerdriver ondersteunt handmatig duplex printen.
Handmatig tweezijdig afdrukken
Kruis het vakje Handmatig tweezijdig afdrukken aan. In
deze stand print de machine eerst alle pagina’s met even
nummers. Dan stopt de printerdriver en worden de instructies
weergegeven om het papier opnieuw te plaatsen. Wanneer u
op OK klikt, worden de oneven pagina’s geprint.
Soort duplex
U kunt Soort duplex selecteren. Voor iedere afdrukstand zijn
zes soorten duplex beschikbaar.
Aan linkerkant omslaan
Aan rechterkant omslaan
1
Aan bovenkant omslaan
Aan onderkant omslaan
Aan bovenkant omslaan (Niet ondersteboven)
Aan onderkant omslaan (Niet ondersteboven)
Inbindmarge
Kruis de optie Inbindmarge aan. U kunt de waarde van de inbindmarge invoeren in inch of millimeter
(0 - 8 inch) [0 – 203,2 mm].
1 - 14
Afdrukken
Watermerk
U kunt een logo of tekst als Watermerk op uw document
afdrukken. U kunt één van de voorgeprogrammeerde
watermerken selecteren of een zelf gemaakt bitmap-bestand
of tekst gebruiken.
Selecteer Watermerk gebruiken en selecteer vervolgens het
watermerk dat u wilt gebruiken.
Transparant
Selecteer Transparant om het watermerk op de achtergrond
van uw document af te drukken. Als deze optie niet is
geselecteerd, wordt het Watermerk over de tekst of het beeld
van uw document afgedrukt.
In contourtekst
(Windows® 2000/XP/Windows NT® 4.0)
Selecteer In contourtekst om alleen de contouren van het Watermerk af te drukken.
Watermerk afdrukken
1
Bij Watermerk afdrukken kunt u de volgende printopties selecteren:
■ Op alle pagina’s
■ Alleen op eerste pagina
■ Vanaf tweede pagina
■ Aangepast
Watermerk instellen
U kunt de grootte van het watermerk en de plaats op de
pagina wijzigen door het Watermerk te selecteren en op de
knop Bewerken te klikken. Als u een nieuw watermerk wilt
toevoegen, klikt u op de knop Nieuw, en selecteert u
vervolgens Tekst of Bitmap bij de optie Stijl van watermerk.
■ Titel
U kunt VERTROUWELIJK, AANTAL of CONCEPT
selecteren als standaardtitel, of een door u gewenste titel
in het veld invoeren.
■ Tekst van watermerk
Voer in het vak Tekst de tekst van uw watermerk in, en
selecteer vervolgens Lettertype, Grootte, Kleur (Rood / Groen / Blauw) en Stijl.
■ Watermerk bitmap
Voer de bestandsnaam en de locatie van de bitmap in het vak Bestand in, of selecteer Bladeren om de
locatie te zoeken. U kunt ook de schaal van het beeld opgeven.
■ Positie
Gebruik deze instelling als u de plaats van het Watermerk op de pagina wilt instellen.
1 - 15
Afdrukken
Pagina-instelling
Scaling
U kunt de afdrukgrootte van uw document wijzigen met de
functie Scaling.
■ Selecteer Uit als u het document wilt afdrukken zoals het
op uw scherm wordt weergegeven.
■ Vink Aanpassen aan papierformaat aan als uw
document een ongebruikelijk formaat heeft, of als u alleen
het standaardpapierformaat hebt.
■ Selecteer Vrij als u het formaat wilt wijzigen.
U kunt ook de functie In spiegelbeeld afdrukken of
Ondersteboven afdrukken voor het instellen van uw pagina
gebruiken.
1
Opties apparaat
Op dit tabblad kunt u de volgende soorten Printerfunctie
instellen:
■ Afdruk beveiligen
■ Toner-bespaarstand
■ Snelle printerinstelling
■ Statusvenster
■ Beheerder
®
(alleen voor gebruikers van Windows
■ Afdrukinstellingen
(alleen voor gebruikers van Windows
■ Datum & tijd afdrukken
■ Kleurcalibratie
Afdruk beveiligen
Beveiligde documenten zijn documenten die bij het verzenden naar de machine zijn beveiligd met een
wachtwoord. Alleen diegenen die het wachtwoord kennen, kunnen deze documenten afdrukken. Omdat de
documenten zijn beveiligd op de machine, moet u het wachtwoord invoeren op het bedieningspaneel van de
machine om deze documenten te printen.
98/98SE/Me)
®
XP/2000/NT®)
Een beveiligd document verzenden:
1 selecteer Afdruk beveiligen in het Printerfunctie menu en kruis Afdruk beveiligen aan.
2 Voer uw wachtwoord, gebruikersnaam en de naam van de taak in en klik op OK.
1 - 16
Afdrukken
3 U moet het beveiligde document afdrukken via het bedieningspaneel van de machine. (Zie Beveiligde
afdruktoets op pagina 1-3.)
Een beveiligd document verwijderen:
U moet het bedieningspaneel van de machine gebruiken om een beveiligd document te verwijderen. (Zie
Beveiligde afdruktoets op pagina 1-3.)
Toner-bespaarstand
Met deze functie kunt u toner besparen. Wanneer u de Toner-bespaarstand op Aan zet, zijn de afdrukken
lichter. De standaardinstelling is Uit.
Opmerking
Wij adviseren de Toner-bespaarstand niet voor het afdrukken van foto’s of beelden met grijstinten.
Snelle printerinstelling
Met de functie Snelle printerinstelling kunt u snel
driverinstellingen selecteren. Als u de instellingen wilt
bekijken, klikt u gewoon met de muis op het pictogram op
de taakbalk. Deze functie kan worden ingesteld op Aan of Uit
via Opties apparaat.
1
Statusvenster
Hiermee wordt de status van de machine (eventuele storingen van de machine) tijdens het afdrukken
weergegeven. De standaardinstelling voor de Statusvenster is uit. Als u de Statusvenster in wilt schakelen,
gaat u naar het tabblad Geavanceerd, selecteert u Opties apparaat en selecteert u daarna Statusvenster.
1 - 17
Afdrukken
Beheerder (alleen voor de gebruikers van Windows® 98/98SE/Me)
Met de functie van Beheerder kunnen de functies Kopiëren,
Schaal, Kleur/Mono en Watermerk worden vergrendeld en
met een wachtwoord worden beveiligd.
Opmerking
Noteer uw wachtwoord en bewaar het op een veilige plaats voor toekomstige referentie. Wanneer u uw
wachtwoord vergeet, hebt u geen toegang tot deze instellingen.
1
Afdrukinstellingen (alleen voor gebruikers van Windows® XP/2000/NT®)
Patronen verbeteren
Selecteer de optie Patronen verbeteren, als opvullingen en patronen bij het afdrukken afwijken van de
patronen en opvullingen die u op uw computer ziet.
Datum & tijd afdrukken
Als u de optie Datum & tijd afdrukken hebt ingeschakeld,
worden de datum en de tijd die uw computerklok aangeeft
automatisch op het document afgedrukt.
1 - 18
Afdrukken
Klik op de knop Instelling om Datum/Tijd Formaat, Positie
en Lettertype te wijzigen. Als u voor Datum en Tijd een
achtergrond wilt gebruiken, selecteert u Opaak. Wanneer
Opaak is geselecteerd, kunt u Kleur van de achtergrond voor
Datum en Tijd instellen door het percentage te wijzigen.
Opmerking
De Datum en Tijd die in het selectievakje worden weergegeven, tonen het formaat dat zal worden afgedrukt.
De Datum en Tijd die op uw document worden afgedrukt, zijn afkomstig van de instellingen van uw
computer.
Kleurcalibratie
1
De dichtheid van het uitgevoerde beeld kan voor iedere kleur
variëren, afhankelijk van de temperatuur en vochtigheid van de
omgeving waarin de machine zich bevindt. Met deze instelling
kunt u de kleurdichtheid verbeteren door de printerdriver de
kleurcalibratiegegevens, opgeslagen in uw machine, te laten
gebruiken.
Apparaatgegevens oproepen
Als u op deze knop klikt, probeert de printerdriver de
kleurcalibratiegegevens bij uw machine op te halen.
Calibratiegegevens gebruiken
Als het stuurprogramma de calibratiegegevens ontvangt,
wordt dit vakje automatisch aangekruist door het
stuurprogramma. Verwijder het controleteken, als u de
gegevens niet wilt gebruiken.
1 - 19
Afdrukken
Tabblad Accessoires
Wanneer u optionele eenheden installeert, kunt u deze toevoegen en de instellingen ervoor als volgt in het
tabblad Accessoires selecteren.
1
1
3
1
Beschikbare opties
U kunt handmatig extra opties en instellingen voor drivers toevoegen en verwijderen, voor gebruik van
de optionele accessoires die u aan uw machine kunt toevoegen.
2
Instelling papierbron
Deze functie dient ter herkenning van het papierformaat in iedere papierlade.
3
Autom.waarnemen
De functie Autom.waarnemen probeert alle geïnstalleerde optionele accessoires te vinden, om die
accessoires vervolgens in de printerdriver weer te geven. Wanneer u klikt op de knop
Autom.waarnemen , worden de op de machine geïnstalleerde opties weergegeven. U kunt handmatig
opties toevoegen of verwijderen.
Opmerking
De functie Autom.waarnemen is onder bepaalde omstandigheden van de printer niet beschikbaar.
2
1 - 20
Afdrukken
Tabblad Ondersteuning
Het tabblad Ondersteuning geeft informatie over de versie
en instellingen van de driver. Verder staan hier ook links naar
de website Brother Solutions Center en websites voor de
nieuwste drivers.
Klik op het tabblad Ondersteuning om het volgende scherm
weer te geven:
Brother Solutions Center
Het Brother Solutions Center is een website waar u
informatie vindt over uw Brother-product, zoals veelgestelde
vragen, gebruikershandleidingen, driver-updates en tips voor
het gebruik van uw machine.
Web Update
Web Update controleert de Brothers website op nieuwe
drivers, haalt deze automatisch op en houdt de printerdriver
op uw computer recent.
1
Instellingen afdrukken
U kunt een lijst printen met de huidige printerinstellingen.
Instelling controleren
Bij Instelling controleren staat een lijst van de huidige instellingen van uw driver.
1 - 21
Afdrukken
Functies in de BR-Script 3 (PostScript® 3™
taalemulatie)-printerdriver
Naast de Brother Native driver, wordt door Brother ook een BR-Script 3 (PostScript® 3™
taalemulatie)-printerdriver meegeleverd die Windows
Windows NT® 4.0 ondersteunt.
Installatie van de PS-driver
Als u de printerdriver reeds geïnstalleerd hebt volgens de instructies in de installatiehandleiding, plaats dan
de CD-ROM in het CD-ROM-station van uw PC, klik op MFL-Pro Suite installeren en volg de instructies op
het scherm. Wanneer het scherm Onderdelen selecteren verschijnt, vinkt u PS Printer Driver aan, en gaat
u vervolgens verder met het volgen van instructies op het scherm.
Als u de driver en de software nog niet geïnstalleerd hebt, plaats dan de CD-ROM in het CD-ROM-station
van uw PC, klik op MFL-Pro Suite installeren en volg de instructies op het scherm. Wanneer het scherm Setup Type verschijnt, selecteert u Aangepast en vinkt u de PS Printer Driver aan. Volg verder de
instructies op uw scherm.
Opmerking
Ga voor de meest recente drivers naar het Brother Solutions Center op http://solutions.brother.com
®
98/98SE/Me/2000 Professional/XP en
Tabblad Poorten
Selecteer de poort waarop uw machine is aangesloten of het
pad naar de netwerkmachine die u gebruikt.
1
1 - 22
Afdrukken
Tabblad Apparaatinstellingen
Selecteer de opties die u hebt geïnstalleerd door Installeerbare opties te selecteren.
1
1 - 23
Afdrukken
Tabblad Layout
Als u Windows NT® 4.0, Windows® 2000 of XP gebruikt, kunt
u toegang verkrijgen tot het tabblad Indeling door te klikken
op Voorkeursinstellingen in het Algemeen-tabblad van het
scherm Brother MFC-9420CN BR-Script3 Eigenschappen.
Met behulp van het tabblad Indeling kunt u verschillende
instellingen van de layout wijzigen, zoals Afdrukstand,
Paginavolgorde en Pagina’s per vel.
Tabblad Papier / Kwaliteit
Als u Windows NT® 4.0, Windows® 2000 of XP gebruikt, kunt
u toegang verkrijgen tot het tabblad Papier/Kwaliteit door te
klikken op Voorkeursinstellingen in het Algemeen-tabblad
van het scherm Brother MFC-9420CN BR-Script3
Eigenschappen.
1
Selecteer Papierinvoer en Kleur.
1 - 24
Afdrukken
Geavanceerde opties
Als u Windows NT® 4.0, Windows® 2000 of XP gebruikt, kunt
u toegang verkrijgen tot het tabblad Geavanceerde opties voor Brother MFC-9420CN BR-Script3 door te klikken op
de knop Geavanceerd... in het tabblad Indeling of
Papier/Kwaliteit.
1
Selecteer Papierformaat en Aantal afdrukken.
2
Stel de Image Color Management, Schaal in, evenals
de instellingen TrueType-lettertype.
3
U kunt de volgende instellingen wijzigen door de
instelling te selecteren in de lijst Printerfuncties:
■ Soort papier
■ Taak spoolen
■ Wachtwoord
■ Naam van taak
■ Afdrukkwaliteit
■ Toner-bespaarstand
■ Kleur/Mono
■ Gammacorrectie
■ Kleurenmodus
■ Grijstinten verbeteren
■ Zwarte tinten verbeteren
■ Halftoon Schermvergendeling
■ BR-Script Level
1
1
2
3
1 - 25
Scannen
2
De scanfuncties en de drivers kunnen variëren, afhankelijk van uw besturingssysteem. De machine gebruikt
een TWAIN-compatibele driver om vanuit uw toepassingen documenten te scannen.
®
■ Voor Windows
Er zijn twee scanners geïnstalleerd. Een TWAIN-compatibile scannerdriver (zie Een document scannen met
de TWAIN-driver. op pagina 2-1) en een Windows Imaging Acquisition (WIA)-driver (zie Een document
scannen met de WIA-driver (alleen voor Windows
één van de twee kiezen voor het scannen van documenten.
Opmerking
Voor ScanSoft®, PaperPort® 9.0SE en OmniPage® OCR, zie ScanSoft® PaperPort® 9.0SE en OmniPage®
OCR gebruiken op pagina 2-14.
Een document scannen met de TWAIN-driver.
TWAIN-compatibel
XP
®
XP) op pagina 2-8). Gebruikers van Windows® XP kunnen
2
De software voor Brother MFL-Pro Suite wordt geleverd met een TWAIN-compatibele scannerdriver.
TWAIN-drivers voldoen aan het algemene universele protocol voor communicatie tussen scanners en
softwaretoepassingen. Dit betekent dat u niet alleen beelden rechtstreeks kunt scannen naar de PaperPort®
9.0SE
andere softwaretoepassingen kunt scannen, mits deze toepassingen scannen met TWAIN ondersteunen.
Het betreft hier populaire programma’s zoals Adobe® PhotoShop®, Adobe® PageMaker®, CorelDraw® en
vele andere toepassingen.
-viewer die met uw machine werd meegeleverd, maar dat u beelden ook rechtstreeks naar honderden
2 - 1
Scannen
Toegang krijgen tot de scanner
1 Open de softwaretoepassing (ScanSoft
Opmerking
De instructies voor het scannen in deze handleiding hebben betrekking op ScanSoft® PaperPort® 9.0SE. Als
u naar een andere softwaretoepassing scant, kunnen de stappen variëren.
®
PaperPort® 9.0SE) om een document te scannen.
2 Klik op Bestand, en vervolgens op Scannen. Of selecteer de Scannen-knop. Het deelvenster Scannen
wordt aan de linkerkant van het scherm weergegeven.
3 Kies in de keuzelijst Scanner de scanner die u gebruikt.
Opmerking
Wanneer de machine is aangesloten via:
■ Bij gebruik van parallelle kabel Brother MFC-9420CN
■ Bij gebruik van USB-kabel Brother MFC-9420CN USB
■ Bij gebruik van LAN-kabel Brother MFC-9420CN LAN
®
Als u Windows
XP gebruikt, selecteert u TW-Brother MFC-9420CN, en niet WIA-Brother MFC-9420CN.
4 Klik op Scannen.
Het dialoogvenster kleur instellen verschijnt.
2
2 - 2
Scannen
Een document naar de PC scannen
U kunt een hele pagina scannen
—OF—
een gedeelte van de pagina scannen nadat u het document snel (vooraf) hebt gescand.
Een hele pagina scannen
1 Plaats het document met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer, of met de
bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
2 Pas in het scannervenster desgewenst de
volgende instellingen aan:
2
•Scan (Beeldtype) (1)
•Resolutie (2)
•Type scan (3)
•Helderheid (4)
•Contrast (5)
•Document grootte (6)
1
2
3
4
5
6
3 Klik op de knop Starten in het scannervenster.
®
Nadat het scannen is voltooid, klikt u op Annuleren om terug te keren naar het venster PaperPort
9.0SE.
Opmerking
Als u een documentformaat hebt gekozen, kunt u het scanvlak bijstellen door er met de linkermuisknop op te
klikken en het te verslepen. Dit is nodig wanneer u tijdens het scannen een deel van het beeld wilt trimmen.
(Zie Instellingen in het scannervenster op pagina 2-5.)
2 - 3
Scannen
Snel vooraf scannen om het te scannen gedeelte te trimmen
De knop Vooraf scannen wordt gebruikt om een voorbeeld van een beeld te bekijken, zodat u alle
ongewenste delen kunt trimmen. Wanneer u tevreden bent met het getoonde voorbeeld, klikt u op de knop
Starten in het scannervenster om het beeld te scannen.
1 Plaats het document met de bedrukte zijde naar boven in
de automatische documentinvoer, of met de bedrukte
zijde naar beneden op de glasplaat.
2
2 Selecteer de instellingen voor Scan (Beeldtype),
Resolutie, Type scan, Helderheid, Contrast en
Document grootte, zoals gewenst.
Scanvlak
3 Klik in het dialoogvenster kleur instellen op de Vooraf
scannen-knop.
Het hele document wordt naar de PC gescand en wordt in het scangebied weergegeven.
4 Om het deel dat u wilt scannen te selecteren, erop
klikken met de linkermuisknop en de pijl naar het
scanvlak slepen.
Scanvlak
Opmerking
Als u het beeld vergroot met de knop , dan kunt u de knop gebruiken om het beeld weer naar de
oorspronkelijke grootte terug te brengen.
5 Plaats het document terug in de ADF.
Opmerking
Wanneer u uw document in stap 1 op de glasplaat hebt geplaatst, moet u deze stap overslaan.
6 Klik op Starten.
®
Nu wordt alleen het geselecteerde deel van het document in het venster PaperPort
venster van uw softwaretoepassing) weergegeven.
7 Gebruik in het venster PaperPort
®
9.0SE de opties die beschikbaar zijn om het beeld te verfijnen.
9.0SE (of het
2 - 4
Scannen
Instellingen in het scannervenster
Scan (Type scan)
Selecteer het type uitgevoerde beeld in Foto, Web of Tekst. Resolutie en Type scan zal worden gewijzigd
voor iedere standaardinstelling.
De standaardinstellingen zijn als volgt:
BeeldtypeResolutieType scan
FotoSelecteer dit als u foto’s scant.300 x 300 dpi24-bitskleur
WebSelecteer dit als u het gescande beeld aan webpagina’s wilt
toevoegen.
TekstSelecteer dit als u tekstdocumenten scant.200 x 200 dpiZwart-wit
Resolutie
U kunt de scanresolutie wijzigen in de keuzelijst Resolutie. Hogere resoluties nemen meer geheugen in
beslag en vergen meer transfertijd, maar leveren een preciezer gescand beeld. In de onderstaande lijst wordt
aangegeven welke resoluties u kunt selecteren.
■ 100 x 100 dpi
■ 150 x 150 dpi
■ 200 x 200 dpi
■ 300 x 300 dpi
■ 400 x 400 dpi
■ 600 x 600 dpi
■ 1200 x 1200 dpi
■ 2400 x 2400 dpi
■ 4800 x 4800 dpi
■ 9600 x 9600 dpi
100 x 100 dpi24-bitskleur
2
2 - 5
Scannen
Type scan
Zwartwit:Stel het Scantype in op Zwartwit voor tekst of lijntekeningen.
Grijstinten:Stel het scantype in op Grijs (Foutdiffusie) of Ware grijstinten voor foto’s.
Kleuren:Stel dit in op:
256 kleuren, waarmee maximaal 256 kleuren worden gescand, of 24bit kleur waarmee
maximaal 16,8 miljoen kleuren worden gescand.
Hoewel het gebruik van 24bit kleur een beeld met de meest nauwkeurige
kleurreproductie oplevert, zal het beeldbestand ongeveer drie keer zo groot zijn als een
bestand dat met 256 kleuren wordt gecreëerd.
Helderheid
Stel de instelling voor helderheid bij (-50 tot 50) tot u het beste resultaat krijgt. De standaardwaarde is 0, wat
als ‘gemiddelde’ instelling wordt beschouwd.
U kunt de helderheid instellen door het schuifbalkje naar rechts of naar links te slepen om het beeld lichter of
donkerder te maken. U kunt ook een waarde voor de instelling in het vakje typen.
Als het gescande beeld te licht is, moet u voor de helderheid een lagere waarde opgeven en het document
nogmaals scannen. Als het gescande beeld te donker is, moet u voor de helderheid een hogere waarde
opgeven en het document nogmaals scannen.
Opmerking
De instelling Helderheid is alleen beschikbaar wanneer Zwartwit of Grijs (Foutdiffusie) of Ware grijstinten
is geselecteerd.
2
Contrast
U kunt het contrast verhogen of verlagen door het schuifbalkje naar links of rechts te slepen. Het verhogen
van het contrast benadrukt de donkere en heldere gedeelten van het beeld, terwijl het verlagen van het
contrast meer detail weergeeft in de grijze zones. U kunt ook een waarde voor de instelling in het vakje typen.
Opmerking
De instelling Contrast kan alleen worden afgesteld als u één van de instellingen voor de grijswaardenschaal
hebt geselecteerd. Ze is niet beschikbaar wanneer de instellingen Zwartwit en kleur als Type scan zijn
geselecteerd.
Als u foto's of andere beelden scant die u in een tekstverwerker of een andere grafische toepassing wilt
gebruiken, is het raadzaam om verschillende instellingen uit te proberen voor het contrast en de resolutie,
zodat u altijd het beste resultaat krijgt.
2 - 6
Scannen
Documentgrootte
Stel de grootte in op één van de volgende instellingen:
■ A4 210 x 297 mm
■ JIS B5 182 x 257 mm
■ Letter 8 1/2 x 11 in
■ Legal 8 1/2 x 14 in
■ A5 148 x 210 mm
■ Executive 7 1/4 x 10 1/2 in
■ Business Card
■ Photo 4 x 6 in.
■ Index Card 5 x 8 in.
■ Photo L 89 x 127 mm
■ Photo 2L 127 x 178 mm
■ Briefkaart 1.100 x 148 mm
■ Briefkaart 2 148 x 200 mm
■ Afwijkend (door de gebruiker gedefinieerd van 0,35 x 0,35 in. tot 8,5 x 14 in of 8,9 x 8,9 mm tot
215,9 x 355,6 mm)
2
Als u visitekaartjes wilt scannen, selecteert u de grootte voor visitekaartjes en legt u het visitekaartje midden
op de glasplaat, met de bedrukte zijde naar beneden.
Als u als formaat Afwijkend hebt geselecteerd, wordt het
dialoogvenster Afwijkend document grootte geopend.
Voer de Naam, Breedte en Hoogte van het document in.
U kunt “mm” of “inch” kiezen als eenheid voor breedte en
hoogte.
Opmerking
Het door u gespecificeerde papierformaat wordt op het
scherm weergegeven.
■ Breedte: toont de breedte van het scanvlak
■ Hoogte: toont de hoogte van het scanvlak
■ Data grootte: geeft bij benadering aan hoe groot de
gegevens in Bitmap-formaat zijn. De andere
bestandsformaten, zoals JPEG, hebben een andere
grootte.
2 - 7
Scannen
Een document scannen met de WIA-driver
(alleen voor Windows® XP)
WIA-compatibel
Windows® XP gebruikt Windows® Image Acquisition (WIA) voor het scannen van beelden vanaf de machine.
U kunt beelden rechtstreeks naar de PaperPort® 9.0SE-viewer scannen, die door Brother bij uw machine
werd geleverd, of u kunt beelden rechtstreeks naar andere softwaretoepassingen scannen als deze WIA of
TWAIN ondersteunen.
Toegang krijgen tot de scanner
1 Open uw softwaretoepassing voor het scannen van het document.
Opmerking
De instructies voor het scannen in deze handleiding hebben betrekking op ScanSoft® PaperPort® 9.0SE. De
stappen voor het scannen met andere toepassingen kunnen variëren.
2 Selecteer Scannen in het Bestand keuzemenu of selecteer de knop Scannen.
Het deelvenster Scannen wordt links op het scherm weergegeven.
3 Selecteer WIA-Brother MFC-9420CN in de Scanner keuzelijst.
Opmerking
■ Wanneer de machine is aangesloten via:
gebruik van parallelle kabel WIA-Brother MFC-9420CN
gebruik van USB-kabel WIA-Brother MFC-9420CN USB
gebruik van LAN-kabel WIA-Brother MFC-9420CN LAN
■ Als u TW-Brother MFC-9420CN kiest, gebruikt de machine de TWAIN-driver om te scannen.
2
4 Klik op Scannen.
Het dialoogvenster Scannen verschijnt:
2 - 8
Scannen
Een document naar de PC scannen
U kunt op twee manieren een hele pagina scannen. U kunt de ADF (automatische documentinvoer) of de
glasplaat gebruiken.
Wanneer u een deel van de pagina wilt scannen en vervolgens wilt trimmen nadat u het document snel vooraf
hebt gescand, plaatst u het document op de glasplaat (flatbed). (Zie Snel vooraf scannen om het te scannen gedeelte te trimmen via de glasplaat op pagina 2-10.)
Een document scannen met de ADF
1 Plaats het document met de bedrukte zijde naar boven in
de automatische documentinvoer.
2
2 Selecteer de Documentinvoer in de Papierinvoer
keuzelijst (1).
3 Selecteer het type afbeelding (2).
1
2
4 Selecteer de Paginaformaat in de keuzelijst (4).
3
4
5 Als u geavanceerde instellingen wenst te maken, klikt u
op De kwaliteit van de gescande foto aanpassen (3).
U kunt Helderheid, Contrast, Resolutie en Type
afbeelding selecteren in Geavanceerde
eigenschappen. Klik op de knop OK nadat u alle
instellingen hebt gekozen.
Opmerking
■ De hoogste resolutie die u kunt selecteren, is 1200 dpi.
■ Voor hogere resoluties dan 1200 dpi gebruikt u de Brother Scanner Utility. (Zie Brother Scanner Utility
(scannerhulpprogramma) op pagina 2-11.)
6 Klik op de knop Scannen in het scandialoogvenster om met scannen van uw document te beginnen.
2 - 9
Scannen
Snel vooraf scannen om het te scannen gedeelte te trimmen via de glasplaat
De knop Voorbeeld wordt gebruikt om een voorbeeld van een beeld te bekijken, zodat u alle ongewenste
delen kunt trimmen. Wanneer u tevreden bent met het getoonde voorbeeld, klikt u op de knop Scan in het
scannervenster om het beeld te scannen.
1 Leg het document met de bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
2 Selecteer Flatbed in de Papierinvoer keuzelijst (1).
2
3 Selecteer het type afbeelding (2).
4 Klik in het dialoogvenster Scannen op de knop
Voorbeeld. Het hele document wordt naar uw PC
gescand en verschijnt in het scanvlak.
5 Om het deel dat u wilt scannen te selecteren, erop
klikken met de linkermuisknop en de pijl naar het
scanvlak slepen.
6 Als u geavanceerde instellingen wenst te maken, klikt u
op De kwaliteit van de gescande foto aanpassen (3).
U kunt Helderheid, Contrast, Resolutie en Type
afbeelding selecteren in Geavanceerde
eigenschappen. Klik op de knop OK nadat u alle
instellingen hebt gekozen.
1
2
3
Scanvlak
Scanvlak
7 Klik op de knop Scannen in het scandialoogvenster om
met scannen van uw document te beginnen. Nu wordt
alleen het geselecteerde deel van het document in het
venster PaperPort
softwaretoepassing) weergegeven.
®
9.0SE (of het venster van uw
2 - 10
Scannen
Brother Scanner Utility (scannerhulpprogramma)
Het Scanner Toepassing wordt gebruikt om de scannerdriver te configureren voor resoluties die hoger zijn
dan 1200 dpi en om het maximum papierformaat te wijzigen. Wanneer u Legal wil instellen als
standaardformaat, kunt u de instelling met dit hulpprogramma wijzigen. De nieuwe instellingen gelden pas
nadat u uw PC opnieuw heeft gestart.
Het hulpprogramma uitvoeren:
selecteer het Scanner Toepassing vanuit het menu
Start/Alle Programma
MFC-9420CN/Instellingen Scanner/Scanner Toepassing.
Opmerking
Als u het document scant met een resolutie die hoger is dan
1200 dpi, kan het bestand erg groot worden. Controleer of er
voldoende geheugen en ruimte op de harde schijf is voor het
bestand dat u gaat scannen. Als de computer niet voldoende
geheugen heeft of er niet voldoende vrije ruimte is op de
harde schijf, kan de computer blijven hangen en kunt u uw
bestand verliezen.
's/Brother/MFL-Pro Suite
2
2 - 11
Scannen
De scantoets gebruiken (voor gebruik van USB of parallelle
kabel)
Opmerking
Als u de scantoets in een netwerk gebruikt, zie De scantoets gebruiken op pagina 4-4.
Met de toets Scan op het bedieningspaneel kunt u
documenten naar uw tekstverwerker, grafische toepassing,
e-mailprogramma’s of een map op de computer scannen. Het
voordeel van de toets Scan is dat u kunt scannen zonder met
de muis te klikken, zoals het geval is bij scannen vanaf uw
computer.
Opmerking
U moet de machine eerst op uw Windows®-computer aansluiten en de juiste Brother-drivers voor uw versie
van Windows® installeren, pas dan kunt u de toets Scan op het bedieningspaneel gebruiken.
Voor meer informatie over het configureren van de ControlCenter2-knoppen, om de toepassing van uw keuze
te openen met de Scan-toets, zie ControlCenter2 op pagina 3-1.
Scannen naar e-mail
U kunt een document in zwart-wit of kleur als een bijlage naar uw e-mailprogramma scannen. U kunt de
configuratie voor het scannen wijzigen. (Zie E-mail op pagina 3-6.)
2
1 Plaats het document met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer, of met de
bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
2 Druk op Scan.
3 Druk op ▲ of ▼ om Scan n. e-mail te selecteren.
Druk op Menu/Set.
De machine zal het document scannen, een bijlage creëren en uw e-mailprogramma starten met een
nieuw e-mailbericht dat nog niet is geadresseerd.
2 - 12
Scannen
Scannen naar beeld
U kunt een afbeelding naar uw grafische toepassing scannen en deze vervolgens bekijken en bewerken. U
kunt de configuratie voor het scannen wijzigen. (Zie Image (voorbeeld: Microsoft Paint) op pagina 3-4.)
1 Plaats het document met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer, of met de
bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
2 Druk op Scan.
3 Druk op ▲ of ▼ om Scan naar beeld te selecteren.
Druk op Menu/Set.
De machine begint het document te scannen.
Scannen naar OCR
Als uw document uit tekst bestaat, kunt u deze automatisch door ScanSoft® Omnipage® OCR in een
bewerkbaar tekstbestand laten omzetten, waarna u de tekst in uw tekstverwerker kunt weergeven om deze
te bekijken en te bewerken. U kunt de configuratie voor het scannen wijzigen. (Zie OCR (Tekstverwerker) op
pagina 3-6.)
1 Plaats het document met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer, of met de
bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
2 Druk op Scan.
3 Druk op ▲ of ▼ om Scan naar OCR te selecteren.
2
Druk op Menu/Set.
De machine begint het document te scannen.
Scannen naar file
U kunt een document in zwart-wit of kleur naar uw computer scannen en dit als een bestand in de map van
uw keuze opslaan. Welk bestandstype en welke map worden gebruikt, is afhankelijk van de instellingen die
u hebt gekozen in het scherm Scannen naar bestand van ControlCenter2. (Zie Bestand op pagina 3-8.)
1 Plaats het document met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer, of met de
bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
2 Druk op Scan.
3 Druk op ▲ of ▼ om Scan naar file te selecteren.
Druk op Menu/Set.
De machine begint het document te scannen.
2 - 13
Scannen
ScanSoft® PaperPort® 9.0SE en OmniPage® OCR gebruiken
ScanSoft® PaperPort® 9.0SE voor Brother is een toepassing
voor het beheren van documenten. U kunt PaperPort® 9.0SE
gebruiken voor het weergeven van gescande documenten.
®
PaperPort
gebruiksvriendelijk beheersysteem voor het organiseren van
grafische afbeeldingen en tekstdocumenten. U kunt
documenten met verschillende bestandsformaten
combineren of “stapelen”, waarna u ze kunt afdrukken, faxen
of archiveren.
ScanSoft
ScanSoft
9.0SE heeft een geavanceerd, maar
®
PaperPort® 9.0SE kan via de programmagroep
®
PaperPort® 9.0SE worden geopend.
2
Dit hoofdstuk laat u alleen kennismaken met de basisfuncties van ScanSoft
Als u MFL-Pro Suite installeert, worden ook ScanSoft
OmniPage
®
OCR automatisch geïnstalleerd.
PaperPort® 9.0SE voor Brother en ScanSoft®
®
PaperPort® 9.0SE.
2 - 14
Scannen
Items bekijken
In ScanSoft® PaperPort® 9.0SE kunt u items op diverse manieren bekijken:
Bureaubladbeeld toont een miniatuurweergave van elk item
op een bureaublad of in een map.
Items in de geselecteerde map worden op het bureaublad van
PaperPort
9.0SE-items (MAX-bestanden) weergegeven, maar ook
andere items die niet in PaperPort® 9.0SE zijn gemaakt
(bestanden die in andere toepassingen zijn gemaakt).
Bij items die niet in PaperPort
pictogram dat aangeeft in welke toepassing het item was
gemaakt; een item dat niet in PaperPort® 9.0SE is gemaakt,
wordt weergegeven als een kleine rechthoekige
miniatuurweergave, het eigenlijke beeld wordt niet getoond.
®
9.0SE weergegeven. Er worden PaperPort
®
9.0SE zijn gemaakt, staat een
®
2
Het scherm bureaublad toont items
als miniaturen
Paginabeeld toont een close-up van een enkele pagina en u
®
kunt een PaperPort
9.0SE-item openen door erop te
dubbelklikken.
®
U kunt ook dubbelklikken op items die niet in PaperPort
9.0SE zijn gemaakt; deze worden geopend als er op uw
computer een toepassing is geïnstalleerd die het item kan
weergeven.
De paginaweergave toont elk item
als een volledige pagina
Uw items in mappen rangschikken
PaperPort® 9.0SE heeft een gebruiksvriendelijk beheersysteem voor het ordenen van uw items. Het
beheersysteem bestaat uit mappen en items die u kunt selecteren en op het scherm bureaublad kunt
bekijken. Een item kan in PaperPort
■ Mappen worden in de mapweergave in een hiërarchische structuur gerangschikt.
U gebruikt dit venster om mappen te selecteren en om items op het scherm bureaublad te bekijken.
■ U sleept een item gewoon naar een map en zet het daar neer.
Zodra de map is gemarkeerd, laat u de muisknop los. Het item wordt dan in die map opgeslagen.
■ Mappen kunnen worden “ingebed”
worden opgeslagen.
■ Als u op een map dubbelklikt, worden de items in die map (zowel MAX-bestanden van PaperPort
als andere bestanden die niet in PaperPort
■ Voor het beheren van de mappen en items die op het scherm bureaublad worden weergeven kunt u ook
®
Windows
Explorer gebruiken.
®
9.0SE zijn gemaakt of niet in PaperPort® 9.0SE:
—met andere woorden, binnen mappen kunnen andere mappen
®
9.0SE zijn gemaakt) op het bureaublad weergegeven.
®
9.0SE
2 - 15
Scannen
Snelle koppelingen naar andere toepassingen
ScanSoft® PaperPort® 9.0SE zal de meeste andere toepassingen op uw computer automatisch herkennen
en daar een koppeling voor maken.
Op de balk Verzenden Naar onderaan het scherm bureaublad staan pictogrammen van de toepassingen
waarnaar een snelkoppeling is gemaakt.
Als u een koppeling wilt gebruiken, sleept u een item naar één van de pictogrammen om de desbetreffende
toepassing op te starten. De balk Verzenden Naar wordt bijvoorbeeld gebruikt om een item te selecteren en
dit vervolgens te faxen.
Het volgende voorbeeld van een balk Zenden Naar toont diverse toepassingen met koppelingen naar
®
PaperPort
9.0SE.
Als PaperPort® 9.0SE één van de toepassingen op uw computer niet automatisch herkent, kunt u handmatig
een koppeling maken met behulp van de opdracht New Program Link....
(Raadpleeg de documentatie van PaperPort® 9.0SE op de CD-ROM voor meer informatie over het maken
van nieuwe koppelingen.)
Met ScanSoft® Omnipage® OCR kunt u tekst in een beeld omzetten in tekst die
u kunt bewerken
ScanSoft® PaperPort® 9.0SE kan de tekst op een ScanSoft® PaperPort® 9.0SE-item (wat eigenlijk een beeld
van de tekst is) snel omzetten in tekst die u met een tekstverwerker kunt bewerken.
®
PaperPort
bij PaperPort
9.0SE gebruikt de herkenningstoepassing voor optische tekens ScanSoft® OmniPage® OCR, die
®
9.0SE wordt geleverd.
2
—OF—
PaperPort® 9.0SE kan desgewenst het reeds op uw computer geïnstalleerde OCR-programma gebruiken. U
kunt het hele item converteren, of met gebruikmaking van de opdracht Tekst kopiëren kunt u ook slechts
een deel van de tekst selecteren en alleen dit deel converteren.
Door een item naar het pictogram van een tekstverwerker snelkoppeling te slepen en het op dit pictogram
®
neer te zetten, wordt de ingebouwde OCR-toepassing van PaperPort
opgestart. U kunt desgewenst ook uw
eigen OCR-toepassing gebruiken.
Items uit andere toepassingen importeren
U kunt items scannen, maar u kunt items ook op verschillende andere manieren naar PaperPort® 9.0SE
overbrengen en in PaperPort
■ Vanuit een andere toepassing, zoals Microsoft
■ Importbestanden die in andere bestandsformaten zijn opgeslagen, zoals Windows
Image File Format (TIFF).
®
9.0SE-bestanden (MAX-bestanden) omzetten:
®
Excel, printen naar het scherm bureaublad.
®
Bitmap (BMP) of Tag
2 - 16
Scannen
Items in andere formaten exporteren
U kunt PaperPort® 9.0SE-items in diverse populaire bestandsformaten exporteren of opslaan, bijvoorbeeld
BMP, JPEG, TIFF, PDF en zichzelf uitpakkende bestanden.
U kunt bijvoorbeeld een bestand voor een webpagina maken en dit als een JPEG-bestand exporteren.
Webpagina's gebruiken voor het weergeven van beelden vaak JPEG-bestanden.
Een beeldbestand exporteren
1 Selecteer de opdracht Opslaan als in het keuzemenu op het scherm van PaperPort
dialoogvenster Opslaan als ‘XXXXX’ wordt geopend.
®
9.0SE. Het
2 Selecteer het station en de directory waar u het bestand wilt opslaan.
3 Geef een nieuwe bestandsnaam op en kies het bestandstype of selecteer een naam in het tekstvak voor
de bestandsnaam. (U kunt door de mappen en bestandsnamen bladeren om een naam en locatie te
kiezen.)
4 Selecteer de knop Opslaan om uw bestand op te slaan, of Annuleren om terug te keren naar
PaperPort® 9.0SE zonder het bestand op te slaan.
PaperPort® 9.0SE en ScanSoft® OmniPage® OCR verwijderen
Voor Windows® 98/98SE/Me en Windows NT® 4.0
Selecteer Start, Instellingen, Configuratieschern, Software en het tabblad Installeren en verwijderen.
Selecteer PaperPort uit de lijst en klik op de knop Toevoegen/Verwijderen.
®
Voor Windows
2000 Professional:
2
Selecteer Start, Instellingen, Configuratieschern en Software.
Selecteer PaperPort uit de lijst en klik op de knop Wijzigen of Verwijderen.
®
Voor Windows
Selecteer Start, Configuratieschern, Software.
Selecteer PaperPort uit de lijst en klik op de knop Wijzigen of Verwijderen.
XP:
2 - 17
ControlCenter2
3
ControlCenter2 gebruiken
ControlCenter2 is een softwareprogramma waarmee u snel
en eenvoudig toegang hebt tot uw meest gebruikte
programma’s. Met ControlCenter2 worden deze
toepassingen automatisch geladen. ControlCenter2 heeft vijf
categorieën met functies:
1 Rechtstreeks scannen naar een bestand, e-mail, tekstverwerker of grafische toepassing van uw keuze.
2 U kunt programmeerbare scanknoppen configureren om aan de vereisten van uw eigen toepassing te
voldoen.
3 Toegang tot de kopieerfuncties via uw computer.
4 Toegang tot de “PC-Fax”-toepassingen op uw apparaat.
5 Open de instellingen om uw apparaat te configureren.
U kunt selecteren welke machine verbinding maakt met ControlCenter2 in de keuzelijst Model.
U kunt het configuratievenster voor elke functie ook openen door op de knop Configuratie te klikken.
Opmerking
Om een ander aangesloten model te kunnen kiezen uit de keuzelijst, is het nodig dat de MFL-Pro software
voor dat model op uw PC is geïnstalleerd.
3
3 - 1
ControlCenter2
Het automatisch laden deactiveren
Als u ControlCenter2 via het Startmenu hebt gestart, verschijnt het pictogram op de taakbalk. U kunt het
venster ControlCenter2 openen door te dubbelklikken op het pictogram .
Als u niet wilt dat ControlCenter2 automatisch wordt gestart als de computer wordt gestart;
1 klik met de rechtermuisknop op het pictogram ControlCenter2 in de taakbalk en
selecteer Voorkeuren.
2 Het voorkeurvenster van ControlCenter2 verschijnt;
deselecteer vervolgens het selectievakje Start het
ControlCenter op de computer startup.
3 Klik op OK om het venster te sluiten.
SCAN
Dit gedeelte bevat vier knoppen voor de toepassingen Scannen naar Afbeelding, Scannen naar OCR,
Scannen naar E-mail en Scannen naar Bestand.
■ Afbeelding (standaard: Microsoft Paint) — hiermee kunt u een pagina rechtstreeks naar een grafische
viewer/editor scannen. U kunt selecteren naar welke toepassing de scan wordt overgebracht,
bijvoorbeeld MS Paint, Corel PhotoPaint, Adobe PhotoShop of ieder ander soort grafisch
bewerkingsprogramma dat op uw computer is geïnstalleerd.
■ OCR (standaard: MS NotePad) — hiermee kunt een pagina of document scannen, de OCR-toepassing
automatisch starten en de tekst en alle soorten grafische beelden naar een tekstverwerker overbrengen.
U kunt selecteren naar welke tekstverwerker de scan wordt overgebracht, bijvoorbeeld WordPad, MS
Word, Word Perfect of een andere tekstverwerker die op uw computer is geïnstalleerd.
■ E-mail (standaard: uw standaard e-mailprogramma) — hiermee kunt u een pagina of document als
normale bijlage rechtstreeks naar een e-mailtoepassing scannen. U kunt het bestandstype en de resolutie
van de bijlage selecteren.
■ Bestand — hiermee kunt u rechtstreeks naar een bestand scannen en dit op een schijf opslaan. U kunt
het bestandstype en de map van bestemming wijzigen, indien nodig.
3
Met ControlCenter2 kunt u de hardware voor de toets Scan voor elke scanfunctie op uw machine
configureren. Selecteer de Bedieningsknop Apparaat in het configuratiemenu voor alle SCAN-knoppen.
CUSTOM SCAN
U kunt de knopnaam en instellingen voor elk van deze knoppen naar eigen wens aanpassen, door met de
rechtermuisknop te klikken op een knop en de configuratiemenu’s te volgen.
3 - 2
ControlCenter2
KOPIE
Kopie — hiermee kunt u de PC en een printerdriver voor geavanceerde kopieerbewerkingen gebruiken. U
kunt de pagina op de machine scannen en de kopieën afdrukken met een van de functies van het
printerstuurprogramma voor de machine—OF—u kunt de kopieën naar een standaard
printerstuurprogramma verzenden dat op de computer is geïnstalleerd, ook netwerkprinters.
U kunt de gewenste instellingen op maximaal vier knoppen configureren.
PC-Fax
Deze knoppen zijn voor het verzenden en ontvangen van faxen met de toepassing Brother PC-Fax.
■ Zenden — hiermee kunt u een pagina of document scannen en het beeld automatisch met de
Brother-PC-Fax-software als een fax vanaf de PC verzenden. (Zie Faxen via de PC op pagina 6-1.)
■ Ontvangen — Als u op deze knop klikt, wordt de software van PC-Fax Ontvangen geactiveerd en worden
er faxgegevens ontvangen van uw Brother-machine. Als u de software voor PC-Fax Ontvangen start,
verandert deze knop in Bekijk Ontvangen om de viewer-toepassing te openen en de ontvangen faxen
te zien. Voordat u de functie PC-Fax Ontvangen gebruikt, moet u vanuit het menu op het
bedieningspaneel van de Brother-machine de optie PC-Fax Ontvangen selecteren. (Zie De functie PC-Fax Ontvangen van de machine inschakelen. op pagina 6-12.)
■ Adressenlijst — hiermee kunt u het adresboek voor Brother PC-Fax openen. (Zie Het Brother-adresboek
op pagina 6-5.)
■ Setup — hiermee kunt u de verzendinstellingen voor PC-Fax configureren. (Zie Het verzenden instellen
op pagina 6-2.)
3
Opmerking
Als de machine op een netwerk is aangesloten, kunt u de functie Ontvangen niet gebruiken.
APPARAATINSTELLINGEN
U kunt de instellingen van de machine configureren.
■ Remote Setup — hiermee kunt u het programma Remote Setup openen. (Zie Remote Setup op pagina
5-1.)
■ Quick-Dial — hiermee kunt u het venster Kiesgeheugen voor Remote Setup openen. (Zie Remote Setup
op pagina 5-1.)
■ Statusvenster — hiermee kunt u het hulpprogramma Status Monitor openen. (Zie Status Monitor op
pagina 1-7.)
Opmerking
Als de machine op een netwerk is aangesloten, kunt u de functies Remote Setup en Quick-Dial niet
gebruiken.
3 - 3
ControlCenter2
SCAN
Dit gedeelte bevat vier knoppen voor de toepassingen
Scannen naar Afbeelding, Scannen naar OCR, Scannen
naar E-mail en Scannen naar Bestand.
Tot deze vier selecties kan toegang worden gekregen vanuit
ControlCenter2 of via de scantoets op het bedieningspaneel
van de machine. De toepassing van bestemming, het
bestandstype en de scaninstellingen worden afzonderlijk
geconfigureerd door het kiezen van de tabbladen
Bedieningsknop Software of Bedieningsknop Apparaat in
het configuratievenster van ControlCenter2.
Image (voorbeeld: Microsoft Paint)
Met de functie Scannen naar Afbeelding kunt u een beeld
rechtstreeks naar uw grafische toepassing voor bewerking
van het beeld scannen. Als u de standaardinstellingen wilt
wijzigen, klikt u op de rechtermuisknop en selecteert u
Bedieningsknop Software of Bedieningsknop Apparaat.
3
Wanneer u een deel van de pagina wilt scannen en
vervolgens wilt trimmen nadat u het document snel vooraf
hebt gescand, kruist u het vakje Scannerinterface weergeven aan. Voor meer informatie over vooraf scannen,
zie Snel vooraf scannen om het te scannen gedeelte te trimmen op pagina 2-4.
U kunt de andere instellingen ook wijzigen.
3 - 4
ControlCenter2
Als u de toepassing van bestemming wilt wijzigen, selecteert
u de betreffende toepassing in de keuzelijst Doel Applicatie.
U kunt een toepassing aan de lijst toevoegen door op de knop
Toevoegen te klikken. Voer de Applicatienaam (max. 30
tekens) en de Applicatielocatie in. U kunt de locatie van de
toepassing ook vinden als u op de knop klikt. Kies het
Type Bestand in de keuzelijst.
U kunt toepassingen die u hebt toegevoegd, verwijderen door
de Applicatienaam te selecteren en te klikken op de knop Verwijderen.
Maak uw selecties in de desbetreffende keuzelijst om het
bestandstype of de scaninstellingen te veranderen.
Opmerking
De knoppen Toevoegen en Verwijderen zijn ook
beschikbaar voor Scannen naar E-mail en Scannen naar
OCR. Het venster kan afhankelijk van de functie variëren.
3
3 - 5
ControlCenter2
OCR (Tekstverwerker)
Scannen naar OCR converteert de gegevens van het
grafische beeld naar tekst die in een tekstverwerker kan
worden bewerkt. U kunt het standaard
tekstverwerkingsprogramma wijzigen.
Als u Scannen naar OCR wilt configureren, klik met de
rechtermuisknop op de knop en selecteer Bedieningsknop Software of Bedieningsknop Apparaat.
Als u de tekstverwerkingstoepassing wilt wijzigen, selecteert
u de juiste tekstverwerkingstoepassing in de keuzelijst Doel Applicatie. U kunt een toepassing aan de lijst toevoegen
door op de knop Toevoegen te klikken. U kunt een
toepassing verwijderen door op de knop Verwijderen te
klikken.
U kunt ook de andere instellingen voor deze selectie
configureren.
Wanneer u een deel van de pagina wilt scannen en vervolgens wilt trimmen nadat u het document snel vooraf
hebt gescand, kruist u het vakje Scannerinterface weergeven aan.
3
U kunt ook de andere instellingen voor deze selectie configureren Scannen naar OCR.
E-mail
Met Scannen naar E-mail kunt u een document naar uw
standaard e-mailprogramma scannen, zodat u de gescande
taak als bijlage kunt versturen. Om de standaard
e-mailtoepassing of het bestandstype van de bijlage te
wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op de knop en
selecteert u Bedieningsknop Software of Bedieningsknop Apparaat.
Om het e-mailprogramma te wijzigen, selecteert u het
gewenste e-mailprogramma in de keuzelijst E-mail Programma. U kunt een toepassing aan de lijst toevoegen
door op de knop Toevoegen te klikken. U kunt een
toepassing verwijderen door op de knop Verwijderen te
klikken.
Opmerking
Wanneer u ControlCenter2 voor de eerste keer opstart,
verschijnt er een standaardlijst met compatibile
e-mailtoepassingen in de keuzelijst. Als u bij ControlCenter2
problemen hebt met het gebruiken van een aangepaste
toepassing, zou u een toepassing uit deze lijst moeten kiezen.
U kunt ook de andere instellingen die worden gebruikt om bestandsbijlagen aan te maken, wijzigen.
Wanneer u een deel van de pagina wilt scannen en vervolgens wilt trimmen nadat u het document snel vooraf
hebt gescand, kruist u het vakje Scannerinterface weergeven aan.
3 - 6
ControlCenter2
Bestandsbijlagen
U kunt kiezen uit de volgende lijst met bestandstypen als bijlage bij uw e-mail of om in een map op te slaan.
Type Bestand — Selecteer in de keuzelijst in welk soort bestand de gescande beelden moeten worden
opgeslagen.
Windows Bitmap (*.bmp)
JPEG (*.jpg)
TIFF - Niet-gecomprimeerd (*.tif)
TIFF - Gecomprimeerd (*.tif)
TIFF Multi-page - Niet-gecomprimeerd (*.tif)
TIFF Multi-page - Gecomprimeerd (*.tif)
Portable Network Graphics (*.png)
PDF (*.pdf)
3
3 - 7
ControlCenter2
Bestand
Met de knop Scannen naar Bestand kunt u een beeld
scannen en dit als een bepaald bestandstype in een directory
op uw PC opslaan. Zo kunt u uw papieren documenten op
eenvoudige wijze archiveren. Klik met de rechtermuisknop op
de knop en selecteer Bedieningsknop Software of Bedieningsknop Apparaat om het bestandstype te
configureren en het bestand in een map op te slaan.
Selecteer het bestandstype voor het opgeslagen beeld door
uit de keuzelijst Type Bestand te selecteren. U kunt het
bestand opslaan in de standaardmap die wordt weergegeven
in het vak Bestemmingsfolder of u kunt een andere
map/directory selecteren door op de knop te klikken.
Om te tonen waar het gescande beeld is opgeslagen nadat
het scannen is beëindigd, het vakje Map weergeven
aankruisen. Om de bestemming van het gescande beeld
iedere keer te specificeren, het vakje Venster Opslaan als
weergeven aankruisen.
3
Wanneer u een deel van de pagina wilt scannen en vervolgens wilt trimmen nadat u het document snel vooraf
hebt gescand, kruist u het vakje Scannerinterface weergeven aan.
Opmerking
Voor de ondersteunde bestandstypen, zie Bestandsbijlagen op pagina 3-7.
3 - 8
ControlCenter2
CUSTOM SCAN
Er zijn vier knoppen waarmee u uw eigen voorkeuren en
configuratie kunt instellen voor uw type scannen.
Als u een knop wilt configureren, klikt u met de
rechtermuisknop op de knop, en het configuratievenster
verschijnt. U kunt kiezen uit vier soorten scanfuncties,
Scannen naar Afbeelding, Scannen naar OCR, Scannen
naar E-mail en Scannen naar Bestand.
Scannen naar Afbeelding: Met deze instelling kunt u een pagina rechtstreeks naar een grafische
viewer/editorsoftware scannen. U kunt elk type beeldbewerkingstoepassing op uw computer als toepassing
van bestemming selecteren.
Scannen naar OCR: Gescande documenten worden naar bewerkbare tekstbestanden omgezet. U kunt de
toepassing selecteren voor bewerkbare tekst.
Scannen naar E-mail: Gescande beelden worden als bijlage aan een e-mailbericht gekoppeld. Als u meer
dan één e-mailtoepassing op uw systeem hebt, kunt u kiezen welke e-mailtoepassing er moet worden
gebruikt. U kunt ook het bestandstype voor de bijlage selecteren en een lijst samenstellen van
e-mailadressen uit het adresboek van uw e-mailtoepassing, zodat u de bijlage sneller kunt verzenden.
Scannen naar Bestand: Met deze instelling kunt u een gescand beeld opslaan in een map op de harde schijf
van een lokale computer of netwerkcomputer. U kunt ook het bestandstype selecteren.
3
3 - 9
ControlCenter2
Een programmeerbare knop instellen
Als u een knop wilt configureren, klikt u met de rechtermuisknop op de knop, en het configuratievenster
verschijnt. Lees de onderstaande richtlijnen om de knop te configureren.
Scannen naar Afbeelding:
In het Algemeen-tabblad
U kunt een naam van maximaal 30 tekens invoeren in het
veld Naam voor Custom. Deze naam wordt de naam van de
knop.
Selecteer het type scan in het veld Scan Actie.
In het tabblad Instellingen
U kunt de instellingen Doel applicatie, Type Bestand,
Resolutie, Type Scan, Document Grootte, Helderheid en
Contrast selecteren.
3
Scannen naar OCR:
In het Algemeen-tabblad
U kunt een naam van maximaal 30 tekens invoeren in het
veld Naam voor Custom. Deze naam wordt de naam van de
knop.
Selecteer het type scan in het veld Scan Actie.
3 - 10
ControlCenter2
In het tabblad Instellingen
U kunt de instellingen Doel applicatie, Type Bestand,
OCR-taal, Resolutie, Type Scan, Document Grootte,
Helderheid en Contrast selecteren.
Scannen naar E-mail:
In het Algemeen-tabblad
U kunt een naam van maximaal 30 tekens invoeren in het
veld Naam voor Custom. Deze naam wordt de naam van de
knop.
3
Selecteer het type scan in het veld Scan Actie.
In het tabblad Instellingen
U kunt de instellingen E-mail Programma, Type Bestand,
Resolutie, Type Scan, Document Grootte, Helderheid en
Contrast selecteren.
3 - 11
ControlCenter2
Scannen naar Bestand:
In het Algemeen-tabblad
U kunt een naam van maximaal 30 tekens invoeren in het
veld Naam voor Custom. Deze naam wordt de naam van de
knop.
Selecteer het type scan in het veld Scan Actie.
In het tabblad Instellingen
Selecteer het bestandsformaat in de keuzelijst Type Bestand. U kunt het bestand verzenden naar de
standaardmap die wordt weergegeven in het vak
Bestemmingsfolder of u kunt een andere map selecteren
met de knop .
3
U kunt ook de instellingen Resolutie, Type Scan, Document
Grootte, Helderheid en Contrast selecteren.
Wanneer u een deel van de pagina wilt scannen en
vervolgens wilt trimmen nadat u het document snel vooraf
hebt gescand, kruist u het vakje Scannerinterface
weergeven aan.
3 - 12
ControlCenter2
KOPIE
De knoppen Kopie (1-4) kunnen worden aangepast zodat u
de functies in de Brother-printerdrivers voor geavanceerde
kopieerfuncties (zoals N-in-1-afdrukken) optimaal kunt
gebruiken.
Voordat u de knoppen Kopie kunt gebruiken, moet u eerst de
printerdriver configureren door met de rechtermuisknop te
klikken op de knop.
U kunt een naam van maximaal 30 tekens invoeren in het
veld Naam voor Kopie en de Kopieer Reden selecteren.
U kunt de te gebruiken instellingen Resolutie, Type Scan, Document Grootte, Helderheid en Contrast selecteren.
Wanneer u een deel van de pagina wilt scannen en
vervolgens wilt trimmen nadat u het document snel vooraf
hebt gescand, kruist u het vakje Scannerinterface
weergeven aan.
3
Voordat de configuratie van de knop Kopie voltooid is, moet
u de Naam Printer instellen. Klik vervolgens op de knop
Printer Opties om de instellingen van de printerdriver weer
te geven.
Opmerking
Het scherm Printer Opties is afhankelijk van het model
printer dat u hebt geselecteerd.
In het venster voor de instellingen van de printerdriver kunt u
de geavanceerde instellingen voor afdrukken selecteren.
Opmerking
De kopieerknoppen kunnen pas worden gebruikt nadat u ze
allemaal hebt geconfigureerd.
3 - 13
ControlCenter2
PC-Fax
In dit deel kunt u de software voor het verzenden of
ontvangen van een PC-Fax openen of het adresboek
bewerken door op de juiste knop te klikken.
Send
Met de knop Zenden kunt u een document scannen en het beeld automatisch vanaf de PC als een fax
versturen met de Brother PC-Fax-software. (Zie Faxen via de PC op pagina 6-1.)
Om de instellingen voor Zenden te wijzigen, klikt u met de
rechtermuisknop op de knop om het configuratievenster te
openen. U kunt de instellingen Resolutie, Type Scan,
Document grootte, Scannerinterface weergeven,
Helderheid en Contrast wijzigen.
3
Wanneer u een deel van de pagina wilt scannen en
vervolgens wilt trimmen nadat u het document snel vooraf
hebt gescand, kruist u het vakje Scannerinterface
weergeven aan.
3 - 14
ControlCenter2
Receive / View Ontvangen
Met de software Brother PC-Fax Ontvangen kunt u uw faxen op uw PC bekijken en opslaan. Het wordt
automatisch geïnstalleerd wanneer u de MFL-Pro Suite installeert.
Ontvangen — Als u op deze knop klikt, wordt de software PC-Fax Ontvangen geactiveerd en worden er
faxgegevens ontvangen van uw Brother-machine. Voordat u de functie PC-Fax Ontvangen gebruikt, moet u
vanuit het menu op het bedieningspaneel van de Brother-machine de optie PC-Fax Ontvangen selecteren.
(Zie De functie PC-Fax Ontvangen van de machine inschakelen. op pagina 6-12.)
Om de software PC-Fax Ontvangen te configureren, zie Uw PC instellen op pagina 6-13.
Opmerking
Als de machine op een netwerk is aangesloten, kunt u deze
functie niet gebruiken.
Als de software PC-Fax Ontvangen actief is, verschijnt de
Bekijk Ontvangen-knop om de viewer-toepassing te openen
(PaperPort
Opmerking
U kunt de software PC-Fax Ontvangen selecteren uit het startmenu. (Zie PC-Fax Ontvangen activeren op
pagina 6-13.)
®
9.0SE).
3
Adresboek
Met de knop Adressenlijst kunt u contacten uit uw
adresboek configureren, toevoegen, aanpassen of
verwijderen. Als u op deze knop klikt, opent u het
adresboekvenster en kunt u de gegevens bewerken. (Zie Het Brother-adresboek op pagina 6-5.)
Instellen
Als u op de knop Setup klikt, kunt u de gebruikersinstellingen voor de PC-Fax-toepassing configureren.
(Zie Gebruikersinformatie instellen op pagina 6-1.)
3 - 15
ControlCenter2
APPARAATINSTELLINGEN
In dit deel kunt u de machine instellingen configureren door
op de knop te klikken.
Opmerking
Als de machine op een netwerk is aangesloten, kunt u de
functies Remote Setup en Quick-Dial niet gebruiken.
Remote Setup
Met de knop Remote Setup kunt u het venster van het
programma Remote Setup openen, om de menu-instellingen
te configureren.
3
Snelkiezen
Met de knop Quick-Dial kunt u het venster Kiesgeheugen
van het programma Remote Setup openen, zodat u de
kiesnummers eenvoudig kunt opnemen of wijzigen vanaf uw
PC naar de machine.
Status Monitor
Met de knop Statusvenster kunt u de status van één of meer apparaten monitoren, waardoor u onmiddellijk
bericht ontvangt van storingen zoals papierstoring of papier op. (Zie Status Monitor op pagina 1-7.)
3 - 16
Scannen in een netwerk
4
Om de machine te gebruiken als netwerkscanner moet de machine geconfigureerd zijn met een
TCP/IP-adres dat overeenkomt met uw netwerk. U kunt de instellingen vanaf het bedieningspaneel
configureren of wijzigen. (Raadpleeg de netwerkhandleiding op de CD-ROM.) Als u de machine geïnstalleerd
hebt volgens de instructies voor een netwerkgebruiker in de installatiehandleiding, dan zou de machine al
voor uw netwerk geconfigureerd moeten zijn.
Alvorens te scannen in een netwerk
Netwerklicentie
MFC-9420CN omvat een PC-licentie voor maximaal 5 gebruikers.
®
Deze licentie ondersteunt de installatie van de MFL-Pro Software Suite inclusief ScanSoft
op maximaal 5 pc’s voor gebruik in een netwerk.
®
Wanneer u meer dan 5 pc’s met ScanSoft
met een pc-licentieovereenkomst voor maximaal 5 extra gebruikers. Neem contact op met het verkooppunt
van Brother om een pakket met een licentieovereenkomst NL-5 te kopen.
PaperPort® 9.0SE wilt gebruiken, koop dan NL-5; dit is een pakket
PaperPort® 9.0SE
4
Opmerking
■ Er kunnen maximaal 25 gebruikers op een machine binnen een netwerk zijn aangesloten. Wanneer er
bijvoorbeeld 30 gebruikers een verbinding proberen te maken, worden er 5 niet weergegeven op het
LCD-scherm.
®
■ Als u wilt scannen via het het netwerk met Windows
programma voor scannen via het netwerk van de instelling van de Firewall zijn uitgesloten. Ga naar het
Solutions Center (http://solutions.brother.com) voor meer informatie.
■ Netwerkscannen wordt niet ondersteund in Windows NT
XP dat beveiligd is met Firewall-software, moet het
®
.
4 - 1
Scannen in een netwerk
Scannen in een netwerk configureren
Wanneer u de machine wilt wijzigen die bij het installeren van MFL-Pro Suite op de PC is geregistreerd, volgt
u onderstaande stappen.
1 Voor Windows
Selecteer in het Start-menu Configuratiescherm,
Printers en faxapparaten, Scanners en camera’s (of
Configuratiescherm, Scanners en camera’s).
Voor Windows
Selecteer in het Start-menu Configuratiescherm,
Scanners en camera’s.
®
XP
®
98/98SE/Me/2000
2 Klik met de rechtermuisknop op de scanner en selecteer
Eigenschappen zodat het dialoogvenster met de
eigenschappen netwerkscanner verschijnt.
3 Klik op het tabblad Network instellingen in het
dialoogvenster en selecteer een methode om de
machine te specificeren als netwerkscanner voor uw PC.
4
Specificeer uw machine per adres
Voer het IP-adres van de machine in het veld IP adres
in. Klik op Toepassen en vervolgens op OK.
—OF—
Specificeer uw machine per naam
Voer de naam van het machineknooppunt in het veld
Naam van knooppunt in (o f klIk o p Bladeren, selecteer
het apparaat dat u wilt gebruiken, en klik op OK). Klik op
Toepassen en vervolgens op OK.
4 - 2
Scannen in een netwerk
4 Klik op het tabblad Scan naar Knop in het
dialoogvenster en voer de naam van uw PC in het veld
Display naam in. Het LCD-scherm van de machine
geeft de naam weer die u hier invoert. De
standaardinstelling is de naam van uw PC. U kunt hier
een andere naam invoeren.
5 U kunt het ontvangen van ongewenste documenten
vermijden door een PIN-code van 4 cijfers in te stellen.
Voer uw PIN-code in, in het veld Pin code en Voer de Pin code opnieuw in. Als u gegevens naar een pc wilt
versturen die is beveiligd met een PIN-code, vraagt het
LCD-scherm de PIN-code in te voeren voordat het
document gescand en naar de machine verzonden kan
worden. (Zie De scantoets gebruiken op pagina 4-4 tot
en met 4-7.)
4
4 - 3
Scannen in een netwerk
De scantoets gebruiken
Scannen naar e-mail (pc)
Wanneer u Scannen naar e-mail (PC) selecteert, wordt uw document gescand en direct naar de PC
verzonden die u in het netwerk hebt ingesteld. ControlCenter2 activeert de standaard e-mailtoepassing op
de ingestelde PC zodat het document naar de geadresseerde kan worden verzonden. U kunt een zwart-wit(of kleurendocument) scannen. Dit wordt dan vanaf de PC als bijlage verzonden bij het e-mailbericht. U kunt
de configuratie voor het scannen wijzigen. (Zie E-mail op pagina 3-6.)
1 Plaats het document met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer, of met de
bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
2 Druk op Scan.
3 Druk op ▲ of ▼ om Scan n. e-mail te selecteren.
Druk op Menu/Set.
4 Druk op ▲ of ▼ om PC te selecteren.
Druk op Menu/Set.
5 Druk op ▲ of ▼ om de PC te selecteren die u wilt gebruiken voor het e-mailen van uw document.
Druk op Menu/Set.
Wanneer het LCD-scherm u vraagt een PIN-code in te voeren, voert u op het bedieningspaneel de 4
cijfers van de PIN-code voor de betreffende PC in.
Druk op Menu/Set.
4
De machine begint het document te scannen.
4 - 4
Scannen in een netwerk
Scannen naar e-mail (e-mailserver)
Wanneer u Scan naar e-mail (e-mailserver) selecteert, kunt u een zwart/wit document of kleurendocument
scannen en direct naar een e-mailadres verzenden vanaf de machine. U kunt PDF of TIFF kiezen voor
zwart-wit en PDF of JPEG voor kleur.
Opmerking
Voor Scan naar e-mail (e-mailserver) is ondersteuning van een SMTP/POP3 mailserver vereist (Raadpleeg
de netwerkhandleiding op de CD-ROM.)
1 Plaats het document met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer, of met de
bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
2 Druk op Scan.
3 Druk op ▲ of ▼ om Scan n. e-mail te selecteren.
Druk op Menu/Set.
4 Druk op ▲ of ▼ om E-mail server te selecteren.
4
Druk op Menu/Set.
5 Druk op ▲ of ▼ om Verander kwal. te selecteren.
Druk op Menu/Set.
—OF—
Als u geen instellingen hoeft te wijzigen, drukt u op
Druk op Menu/Set en ga vervolgens naar Stap 9.
▲ of ▼ om Geef adres te selecteren.
6 Druk op ▲ of ▼ om 150dpi 16kl, 300dpi 16kl, 600dpi 16kl, 200 dpi ZW/W of
200x100 dpi z/w te selecteren.
Druk op Menu/Set.
Als u 150dpi 16kl, 300dpi 16kl of 600dpi 16kl selecteert, ga dan naar Stap 7.
—OF—
Als u 200 dpi ZW/W of 200x100 dpi z/w selecteert, ga dan naar Stap 8.
7 Druk op ▲ of ▼ om PDF of JPEG te selecteren.
Druk op Menu/Set en ga naar Stap 9.
8 Druk op ▲ of ▼ om PDF of TIFF te selecteren.
Druk op Menu/Set en ga naar Stap 9.
9 U wordt gevraagd een adres in te voeren. Voer e-mailadres van de tegenpartij in met de kiestoetsen of
gebruik een tiptoets of een snelkiesnummer.
Druk op Colour Start of Mono Start.
De machine begint het document te scannen.
4 - 5
Scannen in een netwerk
Scannen naar beeld
Wanneer u Scannen naar beeld selecteert, wordt uw document gescand en direct naar de PC verzonden die
u in het netwerk hebt ingesteld. ControlCenter2 activeert de standaard grafische toepassing op de
aangewezen PC. U kunt de configuratie voor het scannen wijzigen. (Zie Image (voorbeeld: Microsoft Paint)
op pagina 3-4.)
1 Plaats het document met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer, of met de
bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
2 Druk op Scan.
3 Druk op ▲ of ▼ om Scan naar beeld te selecteren.
Druk op Menu/Set.
4 Druk op ▲ of ▼ om de PC te selecteren waarnaar u wilt verzenden.
Druk op Menu/Set.
Wanneer het LCD-scherm u vraagt een PIN-code in te voeren, voert u op het bedieningspaneel de 4
cijfers van de PIN-code voor de betreffende PC in.
4
Druk op Menu/Set.
De machine begint het document te scannen.
Scannen naar OCR
Wanneer u Scannen naar OCR selecteert, wordt uw document gescand en direct naar de PC verzonden die
u in het netwerk hebt ingesteld. ControlCenter2 activeert ScanSoft® OmniPage® OCR en converteert uw
document naar tekst. Deze kunt u dan weergeven en bewerken in een tekstverwerkingtoepassing op de
aangewezen PC. U kunt de configuratie voor het scannen wijzigen. (Zie OCR (Tekstverwerker) op pagina
3-6.)
1 Plaats het document met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer, of met de
bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
2 Druk op Scan.
3 Druk op ▲ of ▼ om Scan naar OCR te selecteren.
Druk op Menu/Set.
4 Druk op ▲ of ▼ om de PC te selecteren waarnaar u wilt verzenden.
Druk op Menu/Set.
Wanneer het LCD-scherm u vraagt een PIN-code in te voeren, voert u op het bedieningspaneel de 4
cijfers van de PIN-code voor de betreffende PC in.
Druk op Menu/Set.
De machine begint het document te scannen.
4 - 6
Scannen in een netwerk
Scannen naar bestand
Wanneer u scannen naar bestand selecteert, kunt u een document in zwart-wit (of kleur) scannen en direct
naar een PC in het netwerk verzenden. Het bestand wordt opgeslagen in de map en in het bestandsformaat
dat u hebt geconfigureerd in ControlCenter2 op de aangewezen PC. U kunt de configuratie voor het scannen
wijzigen. (Zie Bestand op pagina 3-8.)
1 Plaats het document met de bedrukte zijde naar boven in de automatische documentinvoer, of met de
bedrukte zijde naar beneden op de glasplaat.
2 Druk op Scan.
3 Druk op ▲ of ▼ om Scan naar file te selecteren.
Druk op Menu/Set.
4 Druk op ▲ of ▼ om de PC te selecteren waarnaar u wilt verzenden.
Druk op Menu/Set.
Wanneer het LCD-scherm u vraagt een PIN-code in te voeren, voert u op het bedieningspaneel de 4
cijfers van de PIN-code voor de betreffende PC in.
4
Druk op Menu/Set.
De machine begint het document te scannen.
Opmerking
Er kunnen maximaal 25 gebruikers op een machine binnen een netwerk zijn aangesloten. Wanneer er
bijvoorbeeld 30 gebruikers tegelijk een verbinding proberen te maken, worden er 5 niet weergegeven op het
LCD-scherm.
4 - 7
Remote Setup
5
Remote Setup
Met behulp van de toepassing Remote Setup kunt u
verscheidene MFC-instellingen configureren vanaf een
Windows
de instellingen van de machine automatisch overgebracht
naar uw PC en weergegeven op uw computerscherm. Als u
de instellingen wijzigt, kunt u deze direct naar de machine
overbrengen.
U kunt de toepassing Remote Setup niet gebruiken wanneer
de machine via een netwerk is aangesloten. (Raadpleeg de
netwerkhandleiding.)
Selecteer in het Start-menu Alle Programma's, Brother,
MFL-Pro Suite MFC-9420CN, Remote Setup en vervolgens
MFC-9420CN of MFC-9420CN USB.
■ OK
Als u op OK klikt, worden de nieuwe instellingen naar de machine overgebracht. Als er een foutmelding wordt
gegeven, wordt het programma Remote Setup afgesloten, waarna u de correcte gegevens opnieuw moet
invoeren en op OK moet klikken.
■ Afbreken
Met de knop Afbreken wordt de toepassing Remote Setup afgesloten zonder dat de nieuwe instellingen aan
de machine worden doorgegeven.
■ Toepassen
Als u op de knop Toepassen klikt, worden de nieuwe instellingen aan de machine doorgegeven zonder dat
de toepassing Remote Setup wordt afgesloten, zodat u nog andere wijzigingen kunt aanbrengen.
■ Afdrukken
Met de knop Afdrukken kunnen de geselecteerde items op de machine worden afgedrukt. U kunt echter pas
afdrukken nadat de nieuwe instellingen van Remote Setup aan de machine zijn doorgegeven. Klik op de knop
Toepassen om de nieuwe gegevens naar de machine over te brengen. Daarna kunt u op de knop Afdrukken
klikken om een actuele afdruk te krijgen.
■ Exporteren
Klik op de knop Exporteren om de huidige instellingen in een bestand op te slaan.
■ Importeren
Klik op de knop Importeren om de instellingen in het opgeslagen bestand op het scherm Remote Setup te
lezen.
®
-toepassing. Als u deze toepassing opent, worden
Opmerking
5
Opmerking
■ U kunt de knoppen Exporteren en Importeren gebruiken om diverse sets instellingen voor uw machine
op te slaan en te gebruiken.
■ Om al uw instellingen op te slaan, markeert u MFC-9420CN bovenaan de lijst met instellingen, en klikt u
vervolgens op Exporteren.
■ Om één enkele instelling of een groep instellingen op te slaan, markeert u iedere instelling of functienaam
(bijvoorbeeld Fax markeren om alle faxinstellingen te markeren) in de lijst met instellingen en klikt u
vervolgens op Exporteren.
5 - 1
Brother PC-Fax software
6
Faxen via de PC
Met Brother PC-Fax kunt u vanaf uw PC toepassingen en documentbestanden als standaardfax verzenden.
U maakt een bestand op uw PC dat u als een fax vanaf de PC kunt verzenden. U kunt bovendien een
voorblad met opmerkingen toevoegen. U hoeft alleen de ontvangende partijen in te voeren als leden of
groepen in uw PC-Fax-adresboek, of u voert het adres of faxnummer van de contactpersoon in de
gebruikersinterface in. U kunt dan de zoekfunctie gebruiken om snel de namen in het adresboek te zoeken
en daar een fax naartoe te sturen.
Opmerking
■ Het maximum aantal faxen dat als “groepsverzending” verstuurd kan worden met PC-Fax is 50
faxnummers.
®
■ Als u Windows
systeembeheerder.
■ PC-Fax kan alleen met zwart-wit worden gebruikt.
■ Ga voor de meest recente informatie en updates betreffende Brother PC-Fax naar
http://solutions.brother.com
XP, Windows® 2000 Professional of Windows NT® gebruikt, moet u zich aanmelden als
Gebruikersinformatie instellen
1 Selecteer in het Start-menu Alle Programma's,
Brother, MFL-Pro Suite MFC-9420CN, PC-FAX
verzenden, en selecteer vervolgens PC-FAX Setup.
6
Het dialoogvenster Brother PC-FAX Setup verschijnt:
2 U moet deze informatie invoeren om de koptekst en het
voorblad van de fax te maken.
3 Klik op OK om de Gebruikersinformatie op te slaan.
Opmerking
U kunt de gebruikersinformatie openen in het dialoogvenster
FAX Zenden door op te klikken.
(Zie Bestand verzenden als PC-Fax met faxstijl-gebruikersinterface op pagina 6-10.)
6 - 1
Brother PC-Fax software
Het verzenden instellen
Klik op het tabblad Verzenden in het dialoogvenster Brother
PC-FAX Setup.
Buitenlijn toegang:
Als u een nummer moet invoeren om toegang te krijgen tot
een buitenlijn, moet u dit nummer hier invoeren. Dit nummer
is soms nodig voor een lokaal PBX-telefoonsysteem (als u
bijvoorbeeld het cijfer 9 moet kiezen om in uw kantoor
toegang te krijgen tot een buitenlijn.).
Kop opnemen
Als u helemaal boven aan uw faxbericht een regel met
koptekst wenst af te drukken, selecteert u dit vakje.
Gebruikers interface
De gebruiker kan kiezen tussen twee gebruikersinterfaces.
Als u de gebruikersinterface wilt wijzigen, selecteert u de gewenste instelling.
U kunt de E-mail stijl of de Faxstijl stijl kiezen.
E-mail stijl
6
Faxstijl
6 - 2
Brother PC-Fax software
Adresboek
Als Outlook® Express op uw PC is geïnstalleerd, kunt u
selecteren welk adresboek moet worden gebruikt voor het
versturen van een PC-Fax, het Brother-adresboek of
Outlook
Voer voor het adresboekbestand het pad en de
bestandsnaam in van de database waarin de
adresboekinformatie staat
—OF—
Gebruik de knop Bladeren om de gewenste database te
zoeken.
Als u Outlook
Outlook® Express gebruiken als u in het verzendvenster op
de knop adresboek klikt.
®
Express via het tabblad Adresboek.
®
Express selecteert, kunt u het adresboek van
6
6 - 3
Brother PC-Fax software
Een voorblad instellen
Klik in het dialoogvenster PC-Fax op om toegang te krijgen tot het instelscherm PC-Fax Voorblad.
Het dialoogvenster Brother PC-FAX Voorblad Setup
verschijnt.
6
Informatie voor het voorblad invoeren
Aan:
Formulier
Opmerking
Typ de opmerking die op het voorblad moet worden afgedrukt.
Formulier
Selecteer het gewenste formaat voor het voorblad.
Importeer BMP bestand
Op het voorblad kunt u een bitmap-bestand, zoals uw bedrijfslogo, invoegen.
Selecteer het BMP-bestand met behulp van de bladerknop en selecteer vervolgens de gewenste uitlijning.
Tel het Voorblad
Als het vakje Voorblad Tellen is geselecteerd, wordt het voorblad in de paginanummering opgenomen. Als
dit vakje niet is geselecteerd, wordt het voorblad niet meegeteld.
Opmerking
Als u een fax naar meerdere personen verzendt, worden de gegevens van de geadresseerden niet op het
voorblad afgedrukt.
6 - 4
Brother PC-Fax software
Snelkiezen instellen
Klik op het tabblad Snelkies in het dialoogvenster Brother
PC-FAX Setup. (Deze functie is alleen beschikbaar als u de
gebruikersinterface Faxstijl hebt geselecteerd.)
Onder de tien Snelkies-toetsen kunt u namen of groepen
registreren.
Een adres registreren op een snelkieslocatie:
1 Klik op de Snelkies-locatie die u wilt programmeren.
2 Klik op de naam of de groep die u onder de
Snelkies-locatie wilt opslaan.
3 Klik op Toevoegen >> om de informatie op te slaan.
Een snelkieslocatie wissen:
6
1 Klik op de Snelkies-locatie die u wilt verwijderen.
2 Klik op Wissen om de informatie te wissen.
Het Brother-adresboek
Selecteer in het Start-menu Alle Programma's, Brother, MFL-Pro Suite MFC-9420CN, PC-FAX
verzenden, en klik vervolgens op PC-FAX Adresboek.
Het dialoogvenster Brother Adresboek verschijnt:
6 - 5
Brother PC-Fax software
Iemand in het adresboek opnemen
In het dialoogvenster Brother Adresboek kunt u informatie over namen en groepen toevoegen, bewerken
of verwijderen.
1 Klik in het dialoogvenster Adresboek op het pictogram om iemand toe te voegen.
Het dialoogvenster Brother Adresboek Leden Setup
verschijnt:
2 Voer in dit dialoogvenster voor de naaminstelling de
gegevens van de betreffende persoon in. Naam is een
verplicht veld. Klik op OK om de informatie op te slaan.
Nummergroepen voor het groepsverzenden instellen
Als u op de PC regelmatig dezelfde fax naar verscheidene mensen verzendt, kunt u hun gegevens
combineren tot een groep.
1 Klik in het dialoogvenster Brother Adresboek op het pictogram om een groep te maken.
Het dialoogvenster Brother Adresboek Groepen
Setup verschijnt:
6
2 Typ de naam voor de nieuwe groep in het veld
Groepsnaam.
3 Selecteer uit de lijst Beschikbare Namen ieder lid dat u
wilt opnemen in de groep, en klik op Toevoegen >>.
De leden die u aan de groep toevoegt, worden
toegevoegd in het vak Groepsleden.
4 Als alle leden aan de groep zijn toegevoegd, klikt u op
OK.
Opmerking
Het maximum aantal faxen dat als “groepsverzending” verstuurd kan worden met PC-Fax is 50 nummers.
6 - 6
Brother PC-Fax software
Gegevens van groepsleden bewerken
1 Selecteer het lid of de groep die u wilt bewerken.
2 Klik op het pictogram Bewerken.
3 Wijzig de gegevens van het lid of de groep.
4 Klik op OK om uw wijzigingen op te slaan.
Een naam of een groep verwijderen
1 Selecteer de naam of de groep die u wilt verwijderen.
2 Klik op het pictogram Verwijderen.
3 Wanneer het Bevestig item verwijderen dialoogvenster verschijnt, klikt u op OK.
6
6 - 7
Brother PC-Fax software
Het adresboek exporteren
U kunt het volledige adresboek als een ASCII-tekstbestand (*.csv) exporteren. U kunt voor bepaalde leden
ook een Vcard selecteren en maken, die bij alle uitgaande e-mail van de verzender zal worden gevoegd. (Een
Vcard is een elektronisch visitekaartje waarop de contactinformatie van de afzender staat.)
Het volledige, huidige adresboek exporteren:
Opmerking
Als u een Vcard maakt, moet u eerst de naam selecteren.
Als u in stap 1 Vcard selecteert, wordt Opslaan als type: Visitekaartje (*.vcf).
1 Selecteer in het adresboek Bestand, zet de muisaanwijzer op Exporteren, en klik vervolgens op Tekst.
—OF—
Klik op Visitekaartje en ga naar Stap 5.
2 Selecteer in de kolom Beschikbare items de
gegevensvelden die u wilt exporteren en klik vervolgens
op Toevoegen>>.
6
Opmerking
Selecteer de items in de volgorde waarin ze moeten worden
weergegeven.
3 Als u exporteert naar een ASCII-bestand, selecteert u
Deelteken - Tab of Komma. Hierbij wordt een Tab of
Komma ingevoegd om de gegevensvelden van elkaar te
scheiden.
4 Selecteer OK om de gegevens op te slaan.
5 Typ de naam voor het bestand en selecteer vervolgens
Opslaan.
6 - 8
Brother PC-Fax software
In het adresboek importeren
U kunt ASCII-tekstbestanden (*.csv) of Vcards (elektronische visitekaartjes) in uw adresboek importeren.
Een ASCII-tekstbestand importeren:
1 Selecteer in het adresboek Bestand, zet de muisaanwijzer op Importeren, en klik vervolgens op Tekst.
—OF—
Klik op Visitekaartje en ga naar Stap 5.
2 Selecteer in de kolom Beschikbare items de
gegevensvelden die u wilt importeren en klik vervolgens
op Toevoegen>>.
Opmerking
Selecteer de velden uit deze lijst in dezelfde volgorde als
waarin ze worden vermeld in het tekstbestand dat voor het
importeren wordt gebruikt.
6
3 Selecteer welk scheidingsteken moet worden gebruikt:
Deelteken - Tab of Komma, afhankelijk van het
bestandsformaat dat u gaat importeren.
4 Klik op OK om de gegevens te importeren.
5 Typ de naam voor het bestand en selecteer vervolgens
Openen.
Opmerking
Indien u in stap 1 een tekstbestand hebt geselecteerd, is het
Bestandstypen: Tekstbestanden (*.csv).
6 - 9
Brother PC-Fax software
Bestand verzenden als PC-Fax met faxstijl-gebruikersinterface
1 Maak een bestand in Word, Excel, Paint, Draw of een andere toepassing op uw PC.
2 Selecteer Afdrukken in het Bestand menu.
Het dialoogvenster Afdrukken verschijnt:
3 Selecteer Brother PC-FAX als uw printer en klik
vervolgens op Afdrukken. De faxstijl-interface
verschijnt, als dit niet het geval is, vinkt u de instelling
voor de gebruikersinterface zoals beschreven op pagina
6-2 in. (Zie Het verzenden instellen op pagina 6-2.)
6
4 Voer het faxnummer in. Volg hiervoor één van de volgende methoden:
•Gebruik de kiestoetsen om het nummer in te voeren.
•Klik op één van de 10 Snelkies knoppen.
•Klik op de knop Adresboek en selecteer vervolgens een lid of een groep uit het adresboek.
Opmerking
Als u een fout hebt gemaakt, kunt u alle gegevens wissen met de knop Wissen.
5 Als u ook een voorblad wilt verzenden, klikt u op Voorblad Aan, en vervolgens op het pictogram
Voorblad om de informatie op het voorblad in te vullen of te bewerken.
6 Klik op Start (O) om de fax te versturen.
Opmerking
Als u de verzending wilt annuleren klikt u op Stop (X).
Herkiezen
Als u een nummer opnieuw wilt kiezen, klikt u op Herkiezen (R) om door de laatste vijf faxnummers te
bladeren, waarna u op Start (O) klikt.
6 - 10
Brother PC-Fax software
Bestand verzenden als PC-Fax met interface in e-mailstijl
1 Maak een bestand in Word, Excel, Paint, Draw of een andere toepassing op uw PC.
2 Selecteer Afdrukken in het Bestand menu.
Het dialoogvenster Afdrukken verschijnt:
3 Selecteer Brother PC-FAX als uw printer en klik vervolgens op Afdrukken.
De gebruikersinterface in e-mailstijl verschijnt, als dit niet
het geval is, vinkt u de instelling voor de
gebruikersinterface zoals beschreven op pagina 6-2 aan.
(Zie Het verzenden instellen op pagina 6-2.)
6
4 Typ in het veld Aan: het faxnummer van de geadresseerde. U kunt de faxnummers ook in het adresboek
selecteren door op de knop Aan: te klikken. Als u een foutief nummer hebt ingevoerd, klikt u op de knop
Verwijderen om alle ingevoerde gegevens te verwijderen.
5 Als u een voorblad wilt meezenden, klikt u op het selectievakje Voorblad Aan.
Opmerking
U kunt ook op het pictogram klikken om een voorblad te maken of te bewerken.
6 Als u alle gegevens hebt ingevuld en de fax wilt verzenden, klikt u op het pictogram Zenden .
7 Als u de verzending wilt annuleren klikt u op het pictogram Annuleren .
6 - 11
Brother PC-Fax software
PC-Fax Ontvangen (ook wanneer de PC is uitgeschakeld)
Met de software Brother PC-Fax Ontvangen kunt u uw faxen op uw PC bekijken en opslaan. Het wordt
automatisch geïnstalleerd wanneer u de MFL-Pro Suite installeert.
Wanneer deze functie is ingeschakeld, ontvangt uw machine faxen in het geheugen. Als de fax eenmaal
ontvangen is, wordt deze automatisch naar uw PC verzonden.
Zelfs als u uw PC heeft uitgeschakeld (bv. ‘s avonds of in het weekend), ontvangt uw machine uw faxen en
worden deze in het geheugen opgeslagen. Op het LCD-scherm wordt het aantal ontvangen, opgeslagen
faxen weergegeven, bv. PCfaxbericht:001.
Als u uw PC opstart en de software PC-Fax Ontvangen is actief, dan verstuurt uw machine uw faxen
automatisch naar uw PC.
Om de software PC-Fax Ontvangen te activeren, als volgt handelen.
■ De functie PC-Fax Ontvangen in het menu van de machine inschakelen.
■ De software Brother PC-Fax Ontvangen op uw PC uitvoeren. (Wij adviseren u het vakje Voeg toe aan
map Opstarten te selecteren, zodat de software automatisch wordt uitgevoerd en alle faxen kan
versturen bij het opstarten van de PC.)
Opmerking
■ PC-Fax Ontvangen is uitsluitend beschikbaar wanneer u de USB- of parallelle aansluiting gebruikt, niet
met de netwerk(LAN)-aansluiting.
®
■ Als u Windows
systeembeheerder.
■ PC-Fax kan alleen met zwart-wit worden gebruikt.
XP, Windows® 2000 Professional of Windows NT® gebruikt, moet u zich aanmelden als
6
De functie PC-Fax Ontvangen van de machine inschakelen.
1 Druk op Menu/Set, 2, 5, 1.
2 Druk op ▲ of ▼ om Ontvang PC Fax te selecteren.
Druk op
Menu/Set.
3 Druk op ▲ of ▼ om Backup Print:Aan of Backup Print:Uit te selecteren.
Druk op
Menu/Set.
4 Druk op Stop/Exit.
Opmerking
Als u Backup Print:Aan selecteert, drukt de machine de fax af zodat u een kopie hebt mocht de stroom
bijvoorbeeld uitvallen voordat de fax naar de PC is gestuurd. De faxberichten automatisch uit het geheugen
van uw machine gewist nadat ze met succes zijn afgedrukt en verzonden naar uw PC. Wanneer
reserveafdruk uit staat, worden uw faxberichten automatisch uit het geheugen van uw machine gewist nadat
ze met succes zijn verzonden naar uw PC.
6 - 12
Brother PC-Fax software
PC-Fax Ontvangen activeren
Selecteer in het Start-menu Alle Programma's, Brother, MFL-Pro Suite MFC-9420CN, PC-FAX
Ontvangst, en selecteer vervolgens MFC-9420CN of MFC-9420CN USB.
®
Het pictogram PC-Fax wordt op de taakbalk weergegeven voor deze Windows
-sessie.
Uw PC instellen
1 Klik met de rechtermuisknop op het pictogram PC-Fax in de taakbalk en klik
vervolgens op PC-Fax RX Setup.
2 Het dialoogvenster voor het instellen van PC-Fax RX
wordt weergegeven:
3 Klik in Bestand opslaan als op de knop Bladeren indien
u het pad voor het opslaan van PC-Fax-bestanden wilt
wijzigen.
4 Selecteer in Bestandsformaat.tif of .max om te
selecteren in welk formaat het ontvangen document
wordt opgeslagen. Het standaardformaat is .tif.
6
5 Indien u dat wenst, kunt u het vakje Speel een wave
bestand af bij fax ontvangst aankruisen, en vervolgens
het pad voor het wave-bestand aangeven.
6 Om PC FAX automatisch in te stellen voor ontvangen bij
het starten van Windows®, selecteert u het selectievakje Voeg toe aan map Opstarten.
Nieuwe PC-Fax-berichten bekijken
Iedere keer als de PC een PC-Fax ontvangt, wisselt het pictogram tussen en .
Als de fax is ontvangen, verandert het pictogram in .
verandert in als de ontvangen fax is bekeken.
Dubbelklik op alle nieuwe faxberichten die u wilt openen en bekijken.
Opmerking
De titel van uw ongelezen PC-bericht is de datum en tijd, tot u een eigen bestandsnaam invoert.
Bijvoorbeeld “Fax 2-20-2002 16:40:21.tif”
6 - 13
Sectie II
®
Apple
7 Printen en faxen
8 Scannen
9 ControlCenter2 (Voor Mac OS® X 10.2.4 of recenter)
10 Scannen via het netwerk (Voor Mac OS® X 10.2.4 of recenter)
11 MFC Remote Setup (Voor Mac OS® X 10.2.4 of recenter)
Macintosh
®
Printen en faxen
7
Uw Apple® Macintosh® met USB instellen
Opmerking
Voor aansluiting van de machine op uw Macintosh® hebt u een USB-kabel nodig die niet langer is dan
2 meter.
Sluit de machine niet aan op een USB-poort op een toetsenbord of een USB-hub zonder voeding.
Welke functies door de machine worden ondersteund, is afhankelijk van het besturingssysteem dat u
gebruikt. Het onderstaande schema geeft een overzicht van de functies die worden ondersteund.
7
FunctieMac OS
9.1 tot 9.210.2.4 of recenter*
AfdrukkenJaJa
Scannen (TWAIN)JaJa
ControlCenter2*
Faxen via de PCJaJa
Remote SetupNeeJa
1
Voor meer informatie over ControlCenter2, zie ControlCenter2 gebruiken (voor Mac OS® X 10.2.4 of
*
recenter) op pagina 9-1.
2
Bij gebruik van Mac OS® X 10.2.0 tot 10.2.3, moet u upgraden naar Mac OS® X 10.2.4 of recenter. (ga
*
voor de meest recente informatie voor Mac OS® X naar: http://solutions.brother.com)
1
®
NeeJa
Mac OS® X
2
7 - 1
Printen en faxen
Bedieningstoets voor de printer
Job Cancel
Druk op Job Cancel om de huidige afdruktaak te annuleren. Als het
LCD-scherm Meer gegevens weergeeft, wist u de gegevens die in
het geheugen zijn opgeslagen door te drukken op Job Cancel.
Beveiligde afdruktoets
Beveiligde gegevens zijn beschermd met een wachtwoord. Alleen diegenen die het wachtwoord kennen,
kunnen de gegevens afdrukken. De machine zal pas beveiligde gegevens afdrukken wanneer het correcte
wachtwoord is ingevoerd. Wanneer het document is geprint, worden de gegevens uit het geheugen
verwijderd. Om deze functie te gebruiken moet u uw wachtwoord instellen in het dialoogvenster van de
printerdriver. (Voor gebruikers van Mac OS
Mac OS® 9.1-9.2, zie Afdruk beveiligen op pagina 7-12.)
®
X, zie Afdruk beveiligen op pagina 7-12, voor gebruikers van
1 Druk op Secure Print.
Opmerking
Het LCD-scherm geeft Geen data! weer wanneer er geen beveiligde gegevens in het geheugen zijn
opgeslagen.
2 Druk op ▲ of ▼ om de gebruikersnaam te selecteren.
7
Druk op Menu/Set. Het LCD-scherm geeft de mogelijke taken weer.
3 Druk op ▲ of ▼ om de taak te selecteren.
Druk op Menu/Set. Het LCD-scherm vraagt u uw wachtwoord van 4 cijfers in te voeren.
4 Toets uw wachtwoord in met de toetsen van het bedieningspaneel.
Druk op Menu/Set.
5 Druk op ▲ of ▼ om Print te selecteren.
Druk op Menu/Set. De machine drukt de gegevens af.
—OF—
Wanneer u de beveiligde gegevens wilt verwijderen, drukt u op
Druk op Menu/Set.
▲ of ▼ om Verwijder te selecteren.
6 Druk op Stop/Exit.
7 - 2
Printen en faxen
Ondersteuning van Printeremulaties
Standaard gebruikt de machine Brother Printing system voor Macintosh® voor het afdrukken. De machine
ondersteunt ook de BR-Script 3 (PostScript®3™)-printeremulaties. Om de BR-Script 3-printerdriver met een
USB-kabel te gebruiken, moet u de Emulatie op BR-Script 3 instellen door het bedieningspaneel te
gebruiken voordat u de USB-kabel aansluit. (Zie De BR-Script 3 (PostScriptgebruiken op pagina 7-15.)
De emulatie selecteren
Uw machine zal printopdrachten ontvangen in een printer job language of door middel van emulatie.
Verschillende besturingssystemen en toepassingen sturen de afdrukopdrachten in verschillende talen. Uw
machine kan printopdrachten ontvangen door middel van vele soorten emulaties. Deze machine beschikt
over de functie Emulatie Automatisch Selecteren (Auto). Wanneer de machine gegevens ontvangt van de
Macintosh, selecteert het apparaat automatisch de emulatiemodus. De functie Emulatie Automatisch
Selecteren (Auto) is als standaard fabrieksinstelling ingesteld.
U kunt de standaard emulatiemodus handmatig wijzigen op het bedieningspaneel.
® 3™
taalemulatie)-printerdriver
1 Druk op Menu/Set, 4, 1.
2 Druk op ▲ of ▼ om Auto, HP LaserJet of BR-Script 3 te selecteren.
7
Druk op Menu/Set.
3 Druk op Stop/Exit.
Opmerking
Wij adviseren u de functie emulatie met uw toepassingssoftware of netwerkserver in te stellen. Wanneer de
instelling niet goed werkt, dient u de gewenste emulatiemodus handmatig te selecteren met de knoppen op
het bedieningspaneel van de machine.
De lijst met interne fonts printen
U kunt een lijst printen met de interne (of residente) lettertypen van de machine, zodat u deze kunt bekijken
voordat u een lettertype selecteert.
1 Druk op Menu/Set, 4, 2, 1.
2 Druk op Colour Start of Mono Start. De machine drukt de lijst af.
3 Druk op Stop/Exit.
7 - 3
Printen en faxen
De lijst met printerconfiguraties printen
U kunt een lijst printen met de huidige printerinstellingen.
1 Druk op Menu/Set, 4, 2, 2.
2 Druk op Colour Start of Mono Start. De machine print de instellingen.
3 Druk op Stop/Exit.
Testafdruk
Als u problemen hebt met de afdrukkwaliteit, kunt u een testafdruk maken.
1 Druk op Menu/Set, 4, 2, 3.
2 Druk op Colour Start of Mono Start.
3 Druk op Stop/Exit.
Opmerking
Als het probleem op de afdruk zichtbaar is, zie De afdrukkwaliteit verbeteren in de gebruikershandleiding.
7
Standaard printerinstellingen herstellen
U kunt de printerinstellingen van de machine opnieuw instellen op de standaardinstellingen. Lettertypen en
macro’s opgeslagen in het geheugen van de machine worden verwijderd.
1 Druk op Menu/Set, 4, 3.
2 Druk op 1 om de standaardinstellingen te herstellen.
—OF—
Druk op 2 om af te sluiten zonder wijzigingen.
3 Druk op Stop/Exit.
7 - 4
Printen en faxen
Calibratie
De dichtheid van het uitgevoerde beeld kan voor iedere kleur variëren, afhankelijk van de omgeving waarin
de machine zich bevindt, zoals de temperatuur en vochtigheid. Met calibratie kunt u de kleurdichtheid
verbeteren.
1 Druk op Menu/Set, 4, 4.
2 Druk op ▲ of ▼ om Calibreren te selecteren.
3 Druk op Menu/Set.
4 Druk op 1 om Ja te selecteren.
5 Druk op Stop/Exit.
U kunt de calibratieparameters terugstellen op de in de fabriek ingestelde parameters.
1 Druk op Menu/Set, 4, 4.
2 Druk op ▲ of ▼ om Reset te selecteren.
7
3 Druk op Menu/Set.
4 Druk op 1 om Ja te selecteren.
5 Druk op Stop/Exit.
Opmerking
Als er een foutmelding wordt gegeven, drukt u op Stop/Exit en probeert u het opnieuw. Voor meer informatie,
zie Problemen oplossen en routineonderhoud in de gebruikershandleiding.
7 - 5
Printen en faxen
Status Monitor
Het hulpprogramma Statusvenster is een software tool die geconfigureerd kan worden om de status van de
machine te monitoren, waardoor u op vooraf ingestelde intervallen foutmeldingen kunt bekijken zoals papier
op of papier vastgelopen. U kunt ook toegang verkrijgen tot de instelling van het Web Based Management
en Kleurcalibratie. Voordat u de tool kunt gebruiken, dient u uw machine te kiezen in het model pop-up
menu in ControlCenter2.
U kunt de status van het apparaat controleren door te klikken op het pictogram Statusvenster in het tabblad
INSTELLINGEN APPARAAT van ControlCenter2 (zie Status Monitor op pagina 9-15) of door Brother
Statusvenster te kiezen in Macintosh HD/Library/Printers/Brother/Utilities.
De status van de machine updaten.
Als u de meest recente status van de machine wilt ontvangen
terwijl het venster Statusvenster is geopend, klikt u op de
update-knop.
U kunt instellen met welk interval de software de
statusinformatie van de machine bijwerkt. Ga naar de
menubalk, Brother Statusvenster en kies Preferences.
7
Het venster weergeven of verbergen
Na het opstarten van de Statusvenster, kunt u het venster
verbergen of weergeven. Om het venster te verbergen, gaat u
naar de menubalk, Brother Statusvenster en kiest u Hide Status Monitor. Om het venster weer te geven, klikt u op het
pictogram Statusvenster in de dock of op de Statusvenster
in het tabblad INSTELLINGEN APPARAAT van
ControlCenter2.
Het venster afsluiten
Ga naar de menubalk en kies Stop.
Web Based Management
U kunt eenvoudig toegang verkrijgen tot Web Based Management System door te klikken op het pictogram
van de machine op het scherm Statusvenster. Voor meer informatie over Web Based Management System,
zie Hoofdstuk 7 Web Based Management van de netwerkhandleiding op de CD-ROM.
Kleurcalibratie
Met deze instelling kunt u de kleurdichtheid verbeteren door de printerdriver de kleurcalibratiegegevens,
opgeslagen in uw machine, te laten gebruiken.
Apparaatgegevens oproepen
Ga naar de menubalk, Kleurcalibratie en kies Apparaatgegevens oproepen. De printerdriver probeert de
kleurcalibratiegegevens bij uw machine op te roepen.
7 - 6
Printen en faxen
De Brother Color Driver (Mac OS® X) gebruiken
De opties voor de pagina-instelling selecteren
1 Klik in uw toepassingssoftware, bijvoorbeeld TextEdit, op
het menu Archief en selecteer Pagina-instelling.
Controleer of MFC-9420CN is geselecteerd in het Stel in
voor pop-up menu. U kunt de instellingen voor
Papierformaat, Richting en Vergroot/verklein
wijzigen; klik vervolgens op OK.
2 Klik in uw toepassingssoftware, bijvoorbeeld TextEdit, op
het menu Archief en selecteer Druk af. Klik op Druk af
om het afdrukken te starten.
7
7 - 7
Printen en faxen
Speciale instellingen
Afdrukinstellingen
U kunt de instellingen wijzigen door de instelling te selecteren
in de lijst met Afdrukinstellingen.
Normaal
■ Soort papier
■ Kleur/Mono
■ In spiegelbeeld afdrukken
■ Toner-bespaarstand
Geavanceerd
■ Afdrukkwaliteit
■ Kleurenmodus
■ Grijstinten verbeteren
■ Zwarte tinten verbeteren
7
7 - 8
Printen en faxen
Normaal
Soort papier
U kunt de volgende papiersoorten kiezen voor uw machine.
Voor de beste afdrukkwaliteit selecteert u welke papiersoort u
wilt gebruiken.
Normaal papierDun papierDik papierDikker papier
7
TransparantenKringlooppapier
Opmerking
Selecteer Normaal papier of Kringlooppapier, wanneer u normaal papier of gerecycleerd papier gebruikt
(75 tot 90g/m2). Wanneer u dikker papier gebruikt, zowel voor normaal als gerecycleerd papier, enveloppen
of gestructureerd papier, selecteert u Dik papier of Dikker papier. Selecteer voor OHP-transparanten
Transparanten.
Kleur/Mono
U kunt Full Colour, Mono, Zwart & Cyaan, Zwart & Magenta, en Zwart & Geel selecteren in de keuzelijst.
Full Colour
Wanneer uw document kleuren bevat en u het in kleur wilt afdrukken, dient u deze stand te selecteren.
Mono
Selecteer deze stand als uw document alleen tekst en/of voorwerpen in zwart of grijstinten bevat. Met de
stand Mono wordt de afdruksnelheid sneller dan in de kleurenmodus. Wanneer uw document kleuren bevat,
wordt uw document in 256 grijstinten afgedrukt door de stand Mono te selecteren.
Zwart & Cyaan
Selecteer deze stand wanneer u een document in kleur, in zwart of cyaan wilt afdrukken. Alle kleuren met
uitzondering van zwart worden in cyaan afgedrukt.
7 - 9
Printen en faxen
Zwart & Magenta
Selecteer deze stand wanneer u een document in kleur, in zwart of magenta wilt afdrukken. Alle kleuren met
uitzondering van zwart worden in magenta afgedrukt.
Zwart & Geel
Selecteer deze stand wanneer u een document in kleur, in zwart en geel wilt afdrukken. Alle kleuren met
uitzondering van zwart worden in geel afgedrukt.
In spiegelbeeld afdrukken
Selecteer In spiegelbeeld afdrukken als u de gegevens van links naar rechts wilt omkeren.
Toner-bespaarstand
Met deze functie kunt u toner besparen. Wanneer u Toner-bespaarstand op Aan zet, zijn de afdrukken
lichter. De standaardinstelling is Uit.
Opmerking
Wij adviseren de Toner-bespaarstand niet voor het afdrukken van foto’s of beelden met grijstinten.
7
7 - 10
Printen en faxen
Geavanceerd
Afdrukkwaliteit
Hiermee kunt u de volgende afdrukkwaliteiten instellen.
Normaal
600 x 600 dpi. Aanbevolen stand voor normale afdrukken.
Goede afdrukkwaliteit met redelijke afdruksnelheid.
Fijn
2400 dpi-klasse De fijnste afdrukstand. Gebruik deze stand als
u precieze beelden zoals foto’s wilt afdrukken. Omdat er meer
afdrukgegevens dan in de normale stand zijn, zijn
verwerkingstijd, gegevensoverdrachttijd en afdruktijd langer.
Opmerking
De printsnelheid verandert afhankelijk van de door u gekozen instelling voor afdrukkwaliteit. Bij hogere
afdrukkwaliteit duurt het langer om af te drukken, terwijl bij lagere afdrukkwaliteit minder tijd voor afdrukken
nodig is.
7
Kleurenmodus
U kunt de Kleurenmodus als volgt instellen:
Op monitor afstemmen
De kleuren van alle elementen in het document worden aangepast, zodat deze het beste bij uw
kleurenscherm passen.
Levendig/Tekst
De kleuren van alle elementen worden aangepast zodat u een meer levendige kleur krijgt. Geschikt voor
grafische afbeeldingen en tekst
Grijstinten verbeteren
U kunt de kwaliteit van het beeld in grijze zones verbeteren door het selectievakje Grijstinten verbeteren
aan te vinken.
Zwarte tinten verbeteren
Wanneer een zwarte grafische afbeelding niet correct kan worden geprint, kiest u deze instelling.
7 - 11
Printen en faxen
Lay-out
Stel de Pagina’s per vel, Lay-outrichting in, evenals de
instelling Rand.
Pagina’s per vel: Selecteer hoeveel pagina’s op iedere zijde
van het papier verschijnen.
Lay-outrichting: Wanneer u de pagina’s per vel specificeert,
kunt u ook de richting van de layout specificeren.
Rand: Als u een rand wilt toevoegen, gebruik dan deze functie.
Afdruk beveiligen
Beveiligde documenten zijn documenten die bij het verzenden naar de machine zijn beveiligd met een
wachtwoord. Alleen diegenen die het wachtwoord kennen, kunnen deze documenten afdrukken. Omdat de
documenten zijn beveiligd op de machine, moet u het wachtwoord invoeren op het bedieningspaneel van de
machine om deze documenten te printen.
Een beveiligd document verzenden:
7
1 Selecteer Afdruk beveiligen en kruis Afdruk beveiligen aan.
2 Voer uw wachtwoord, gebruikersnaam en de naam van de taak in en klik op OK.
3 U moet het beveiligde document afdrukken via het bedieningspaneel van de machine. (Zie Beveiligde
afdruktoets op pagina 7-2.)
Een beveiligd document verwijderen:
U moet het bedieningspaneel van de machine gebruiken om een beveiligd document te verwijderen. (Zie
Beveiligde afdruktoets op pagina 7-2.)
7 - 12
Loading...
+ hidden pages
You need points to download manuals.
1 point = 1 manual.
You can buy points or you can get point for every manual you upload.